WASCABI - magazine 2022: Paraat voor de cultuurstrijd

Page 1

6


PARAAT VOOR DE CULTUURSTRIJD

JOACHIM POHLMANN SCHRIJVER EN IDEALIST Joachim Pohlmann. Auteur. Zo staat het op de website van uitgeverij Pelckmans. Pohlmann schreef twee romans – Altijd iets (2012) en Een Unie van het eigen (2016). Zijn derde verschijnt dit jaar.

“Die drang om te schrijven heb ik al mijn hele leven. Ook zonder lezers zou ik het doen. Ik schrijf ideeënromans – (droog) een groot publiek zal ik dus niet aanspreken. Mijn nieuwe roman speelt zich af tegen de achtergrond van de Algerijnse oorlog. Eigenlijk wilde ik een ander boek schrijven, over een oud-politicus die in zijn Toscaanse villa zijn leven overschouwt. Ik had verhaaltechnisch een verteller nodig, een oudere opzichter, en ik had van hem een pied noir gemaakt, een Frans-

Dat Wikipedia niet altijd grossiert in wie bepalend is, blijkt uit het feit dat Joachim Pohlmann geen eigen pagina heeft. Want de huisideoloog van N-VA en de zelfverklaarde politieke junkie zit al lang mee aan de knoppen van zijn partij. Sinds 2019 is hij de kabinetschef van minister van Cultuur Jan Jambon. Hij wil zijn stempel drukken op het Vlaamse cultuurbeleid de komende jaren en moet daarvoor samenwerken met een sector die hij in het verleden geregeld schoffeerde. Hoe vergaat het deze schrijverkabinetschef, aan het begin van een jaar waarin zowel het decreet SociaalCultureel Volwassenenwerk als het decreet Amateurkunsten onder handen wordt genomen?

man die in Algerije geboren en opgegroeid was. Pieds noirs hebben me altijd gefascineerd omwille van Albert Camus, ook een pied noir. Toen hem ooit gevraagd werd naar de Algerijnse onafhankelijkheid en het Franse kolonialisme zei hij: ‘Als ik moet kiezen tussen mijn moeder en rechtvaardigheid, kies ik mijn moeder.’ Een complex en begrijpelijk en quasi onuitlegbaar standpunt. Die figuur van de opzichter werd steeds dominanter in mijn verhaal en hij is uiteindelijk het hoofdpersonage

geworden in een nieuw boek. Dat van de politicus heb ik opzijgeschoven.” U hebt vroeger al verteld over uw ouders, soixantehuitards van wie de zoon hun ideeën afwijst. Hebt u moeten kiezen tussen uw moeder en uw principes? “Mijn ouders waren redelijk ruimdenkend. Ik zette me af tegen hun ideeën door het andere extreem te kiezen. Misschien te extreem, maar dat is eigen

7


aan die leeftijd. Ze zagen me evolueren in een richting die zij misschien niet wensten. Maar ik heb nooit moeten kiezen tussen mijn moeder of mijn principes. Bij Camus was er wel een enorme spanning tussen wat bon ton én correct was, en zijn familie, zijn achtergrond, zijn identiteit. Moeten kiezen tussen die twee, dat is dramatisch.” In uw boekenkast staat ook Il Principe van Machiavelli. U noemde hem ooit een “politiek beest”, iemand voor wie politiek een verslaving is, “een dwingende behoefte”. Hoe zit dat bij Joachim Pohlmann, die op zijn twaalfde een eigen politieke partij oprichtte? “Je stapt niet in de politiek met het idee dat je er verslaafd aan gaat worden. Maar ik had al van jongs af een fascinatie en een interesse voor dat spel, voor die dialectiek. Je begint eraan met een engagement, maar je geraakt onderweg verslaafd aan een manier van leven, een manier van denken, van omgaan met macht.” Is het de fascinatie voor het politieke systeem – op knopjes duwen en zien wat er gebeurt? “Nee, het gaat me om hoe ideeën werken. Ik ben een Idealist. Ik geloof dat alles eerst een idee is, dat pas later verwezenlijkt wordt in materie. De sociale zekerheid bijvoorbeeld is niet godgegeven, ze is ook niet zo-

8

maar het gevolg van historische evoluties. Ooit formuleerde iemand de idee dat we welvaart moeten herverdelen. Haal die idee onder de welvaartsstaat weg en de constructie stuikt ineen. Ideeën bepalen de werkelijkheid. Dat heb ik altijd een fascinerende gedachte gevonden.”

JOACHIM POHLMANN BELEIDSMAKER Na zijn passage op de studiedienst van N-VA en nadien als woordvoerder van de partij, begon Joachim Pohlmann in 2019 als kabinetschef voor Cultuur op het kabinet van Jan Jambon. Is de evolutie van partijwoordvoerder naar kabinetschef er één van ideoloog naar technicus? “Die techniciteit is een verademing. Als woordvoerder was ik bezig met de waan van de dag, en tegen het eind van mijn opdracht de waan van het uur. Je holt voortdurend tweets achterna in een opgefokt circus dat nog maar weinig met inhoud te maken heeft. De meest complexe kwesties worden via een tweet de wereld in geslingerd en dan moet je meteen reageren. Geen tijd voor afstand, voor reflectie, want een half uur later is er al de volgende waan. Daarom ben ik gestopt. Deze baan gaat niet zo breed als die van woordvoerder. Toen was ik het ene moment bezig

“De subsidieverhoging voor de amateurkunsten is een voorzet van wat we van plan zijn, van onze intentie om waardering te tonen” met de index en het volgende met het aantal ziekenhuisbedden. Maar ik bleef altijd aan de oppervlakte. Nu kan ik in de diepte duiken.” Cultuur is een politiek slagveld, zei u ooit. “Cultuur in de brede betekenis. Ik ben antropoloog en de antropologische definitie van cultuur is alles wat door de mens gemaakt is. Cultuur is altijd in beweging. Het is een voortdurende strijd om welke ideeën een cultuur bepalen. Onze cultuur bestaat uit drie grote tradities waar wij allen deel van uitmaken en die botsen: de klassieke traditie, de moderne traditie en de postmoderne traditie. De laatste decennia is dit conflict op de spits gedreven. Technologie speelt daar een grote rol in, zoals technologische innovatie in communicatie altijd sociale conflicten aanscherpt. Dat gaat op een bepaald moment naar een evenwicht. Maar dat kan nog wel even duren, al zie je al wel opiniemakers die dat opgehitste klimaat proberen te overstijgen, die opnieuw tijd nemen voor reflectie.”


Cultuur behoort tot het pakket van de minister-president. Dit kan zowel voor- als nadelen hebben. Wat weegt voor u door? “Tijdens besluitvorming wordt de groep rond de tafel steeds kleiner. Als Cultuur bij de minister-president zit, blijft ze altijd mee aanschuiven. Het feit dat er nu niet bespaard wordt op Cultuur – ik vraag me af of dat ook het geval zou geweest zijn als Cultuur niet bij de ministerpresident had gezeten. Het grote nadeel is dat de bevoegdheid Cultuur niet de eerste bevoegdheid van de minister is, dat is minister-president zijn. En dat leidt soms tot frustraties omdat we niet altijd voluit kunnen communiceren. Maar de voordelen wegen op tegen de nadelen.” Is het een evidentie dat Cultuur bij de minister-president zit, of een toevalligheid? “Het is een bewuste keuze om Cultuur bij de minister-president te plaatsen. Cultuur is een van de belangrijkste bevoegdheden. Cultuur is bepalend als broedplaats van ideeën. Die ideeën hebben consequenties, vaak pas op de langere termijn, misschien pas over honderd jaar, maar ze worden nu ontwikkeld. Daarom is Cultuur zo belangrijk.” Het sociaal-cultureel volwassenenwerk hoort in Vlaanderen ook bij Cultuur, terwijl dat in het buitenland onder domeinen als Onderwijs, Welzijn of

andere zit. Is dat voor u een meerwaarde, is het logisch ook, dat het onder het cultuurbeleid valt? “Het is historisch zo gegroeid. Voor sommige organisaties is het vanzelfsprekend, voor andere vraag je je soms af of wat ze doen niet meer neigt naar Onderwijs, Welzijn of Leefmilieu. Daar zit een spanning op, maar als je ze onderbrengt in die andere domeinen, dan versnippert dat sociaal-cultureel werk volledig. Je zit inderdaad met zeer uiteenlopende organisaties die je in één decreet moet vatten en dat maakt het beleidsmatig niet makkelijk. Maar er is wel een gemene deler: mensen bij elkaar brengen, sociale banden smeden, het gemeenschapsvormende.” Als beleidsmaker is er ook het spel van samenwerken met de administratie. Het departement Cultuur onderging zelf een grondige hervorming de afgelopen jaren. Hoe zijn uw ervaringen? “Zeer positief. Ik kan niet zeggen dat daar grote spanningen zijn. Ik ervaar de Vlaamse ambtenaren als loyale, consciëntieuze mensen die hun job doen en daar fier op zijn. Het is geen

groot departement en ze moeten besparen zoals iedereen. Er is misschien wel te veel werk voor de schouders die het moeten dragen. Dat zet extra spanning op een organisatie.” Waar eindigt dat, een organisatie die steeds kleiner wordt en werk dat steeds zwaarder wordt? “Dat is niet alleen voor Cultuur zo. Maar het departement zit nu wel op zijn tandvlees. We ondervangen dat, met digitalisering, met efficiëntie-oefeningen, met nadenken over welke onze kerntaken zijn. Je kan niet alles doen. Dat moet de politiek kunnen erkennen en dat moeten mensen kunnen aanvaarden. Als je alles wil oplossen, eindig je met zo’n enorm overheidsapparaat dat het leven onleefbaar wordt.” Het beleid ontwikkelt zich ook in een samenspel met steunpunten en sectorfederaties. Welke ervaringen hebt u met hen? “Ik heb met sommige veel contact, met andere veel minder. In het regeerakkoord is er sprake van een efficiëntie-oefening in de bovenbouw en dat is nodig. Het is nu heel disparaat, we moeten dat stroomlijnen.”

“Cultuur is bepalend als broedplaats van ideeën. En die ideeën hebben consequenties, vaak pas op de langere termijn. Daarom is Cultuur zo belangrijk” 9


Is het de bedoeling om daar deze legislatuur nog een systeemverandering door te voeren? Of wil u vooral stroomlijnen via de beheersovereenkomst? “Het staat met een vaag zinnetje in het regeerakkoord, het zal ook terugkomen in de spending reviews. Ik denk dat we eerst goed moeten nadenken. Wat is de efficiëntste manier om dat te organiseren? Wat is essentieel? Je wil geen wildgroei aan bovenbouworganisaties. Dat is ook een oefening in zelfreflectie voor de bovenbouw. Wat doen we zelf, wat doet een ander, wat doet het departement? Jullie doen ook taken die misschien niet tot jullie kerntaken behoren. En uiteindelijk besteed je soms meer tijd aan die bijkomende taken dan aan de kernopdracht. Waar zit dan nog de efficiëntiewinst?”

JOACHIM POHLMANN CULTUURBESTORMER Persoonlijke ervaringen heeft Joachim Pohlmann niet met het sociaal-cultureel volwassenenwerk. “Ik ben geen ‘mensenmens’. Ik ben een participerende buitenstaander.” Met de amateurkunsten des te meer, al krijgt hij de kriebels van die term. “In onze functionalistische samenleving hebben we alles

10

in vakjes geduwd. Dus heb je de professionele kunsten en de amateurkunsten. Maar dat onderscheid is zo flou. Ik schrijf. Dat is niet mijn broodwinning, gelukkig maar (lacht). Maar dat is een bewuste keuze, omdat ik een onafhankelijkheid heb die ik niet zou hebben als ik voor de publicatie en dus mijn inkomen zou afhangen van een uitgever. Ik schrijf omdat ik daar genot in schep, maar ik beschouw mezelf niet als een amateur. Aan ‘amateur’ kleeft een pejoratieve bijklank en schrijven is me daarvoor te waardevol. Veel amateurkunstenaars beschouwen zichzelf niet als een amateur. Ze hebben tijd en geld en passie geïnvesteerd om in hun kunst een vaak hoog niveau te behalen. Ze willen daar erkenning voor. Wel, ze hebben gelijk.” Je zou amateurkunsten zelfs kunnen zien als de motor van het kunstenbeleid, omdat zij continu dwarsverbanden organiseren. Veel amateurkunstenorganisaties werken bijvoorbeeld nauw samen met het deeltijds kunstonderwijs. VI.BE ontwikkelde met het DKO de DJ-opleiding, tijdens de lockdown werkte BREEDBEELD lesmappen over digitale fotografie en media uit voor het regulier onderwijs. “Er moet ook gekeken worden naar de interactie tussen dat veld van mensen die niet beroepsmatig met kunsten be-

zig zijn, en de professionele kunsten. In dat onderscheid zit soms een soort dedain, alsof dit gescheiden werelden zijn en het lijkt wel of we in dat idee berusten. Louis-Paul Boon schreef overdag als journalist societystukjes voor de krant en ’s avonds schreef hij zijn romans. Zo heeft hij De Kapellekesbaan/Zomer te Ter-Muren geschreven. Volgens onze definitie was Boon – voor hij van zijn pen kon leven – een amateurkunstenaar. Dat slaat nergens op.”

Amateurkunstenorganisaties beginnen het jaar met een belangrijke aanvulling op hun werkingssubsidies. Dit jaar wordt ook het decreet na 21 jaar aangepakt. Blijven de amateurkunsten een vrijetijdsniche, zoals in het oude decreet, of komen ze veel centraler te staan in het kunst- en cultuurbeleid, zoals Vlaams parlementslid Marius Meremans (N-VA) in zijn conceptnota stelt, en wij dat ook doen in onze Richtingaanwijzers? “In het cultuurbeleid moet je een sector, een onderdeel van de samenleving dat voortdurend in beweging is, vastzetten in relatief starre decreten. Ik wil graag open decreten schrijven waarin heel veel mogelijk is. Maar dat kan je niet hard maken. Want dan komen de mensen van het departement – terecht – aan mij vragen hoe dat beoordeeld moet worden,


“Er moet een besef zijn dat je deel uitmaakt van die bredere Vlaamse samenleving. En dat is meer dan ‘gewerkt met andere groepen’ afvinken op je subsidieformulier”

en welke kaders er zijn, en hoe ze dat in reglementen moeten gieten, en welke instructies ze moeten meegeven aan de commissies. En als je daar op antwoordt, dan moet je dat vastleggen in een decreet want dat moet een rechtsgrond hebben. En we zijn vertrokken. Ik denk niet dat het de bedoeling was 21 jaar geleden om zoveel hokjes te creëren. Maar het is wel gebeurd. Ik wil in elk geval ambitieus zijn.”

We zijn het er over eens dat er een apart decreet moet blijven, omdat de amateurkunsten een specifieke sector in het cultuurlandschap zijn, diverser en complexer dan wat het Kunstendecreet beoogt. “Het Kunstendecreet regelt ook veel organisatorische zaken. Als we subsidiëren, moeten we een omkadering vragen en fair pay, jaarplannen en begrotingen. Een kunstenaar in bijberoep begint daar niet aan. Voor dat pad moet je professionaliseren,

niet alleen in de artistieke maar ook in de zakelijke betekenis. En niet iedereen moet een boîte van veertig medewerkers uitbouwen. We willen in elk geval de amateurkunsten een stuk centraler stellen, talentontwikkeling alle kansen geven en de rol versterken van organisaties die van belang zijn. De subsidieverhoging is een voorzet van wat we van plan zijn, van onze intentie om waardering voor de amateurkunsten te tonen.”

11


Wie is Joachim Pohlmann?

De Brede Vlaamse Heroverweging dan, de grootschalige oefening van de Vlaamse regering om beleid en begroting te screenen op hun doelmatigheid. De (eerste) rapporten zijn in september publiek gemaakt. In de jaarlijkse Beleids- en Begrotingstoelichting (BBT) lijken daar niet echt conclusies uit te zijn getrokken.

“De twee zijn niet gekoppeld. De BBT is het beleidsplan voor volgend jaar, die Brede Vlaamse Heroverweging is een reflectieoefening, die nu moet besproken worden in de Commissie. We moeten dat nog verder onderzoeken. Dat nu al integreren in de BBT is het paard achter de kar spannen. We moeten ons eerst afvragen wat we allemaal wel en niet moeten doen en waarom. Conclusies heb ik nog niet. Wel zie ik al een aantal zaken die we van naderbij moeten bekijken, zoals de bovenbouw. We moeten kijken hoe dat beter in elkaar kan klikken. Hoe we de keten zelf – sociaal-cultureel werk, lokaal en bovenlokaal – stroomlijnen.” In het Participatiedecreet is de projectenregeling uitgedoofd. Hebt u het gevoel dat de aandacht voor inclusie en kansengroepen wat aan het wegebben is bij de goedkeuring van projecten?

12

“Ik betwijfel dat. Toen het Participatiedecreet er kwam, was er nog niks. De deelname van kansengroepen en andere gemeenschappen aan cultuurbeleid en -beleving is een belangrijk punt, en het Participatiedecreet heeft dit thema in gang getrokken. Veel andere decreten zijn dat gaan opnemen. Dat is het succes van het Participatiedecreet. En dan is de vraag wat we doen met dat decreet, en hoe zich dat nog verhoudt tot die andere decreten. Al die decreten zullen dit jaar een tijdje een parallel hervormingstraject lopen, want als je aan het ene sleutelt moet je dat ook aan de andere doen, ze zijn communicerende vaten.” Het decreet Sociaal-cultureel Volwassenenwerk wordt opnieuw onder handen genomen, maar organisaties zijn in 2021 ook al gestart met een nieuwe beleidsperiode. Gaan ze daar wat van merken? “Ze zullen aan het debat erover wel merken dat aan het decreet gesleuteld wordt. Maar of een nieuw decreet rechtstreeks invloed zal hebben op hun werking? Dat denk ik niet. Onrechtstreeks wel. Dat zag je ook toen we in 2019 de hervorming voorstelden die bevroren werd door de ideologische alarmbelprocedure.”

1981 geboren

1999–2003 master in de politieke wetenschappen (KU Leuven)

Over de aankondiging van een subsidiestop voor organisaties die zich zouden terugplooien op etnische afkomst en segregatie bevorderen? “Je zag toen dat bepaalde organisaties zich proactief aanpasten. Het kan zijn dat organisaties zich ook al proactief gaan opstellen in functie van het nieuwe decreet. Maar het is niet zo dat ze zich daar nu al aan moeten conformeren. Organisaties hebben zich geënt op het ‘oude nieuwe’ decreet, en ze moeten op die basis beoordeeld worden. Je mag geen willekeur organiseren.” De organisaties waar u naar verwijst, degene die zich zouden terugplooien op de eigen gemeenschap, zijn beoordeeld door visitatiecommissies. In het decreet Sociaal-cultureel Volwassenenwerk is een van de beoordelingselementen werken met de brede Vlaamse samenleving. Is die zin in het regeerakkoord, over terugplooiing op zichzelf, dan wel van toepassing op deze organisaties, als zij daar op beoordeeld zijn en groen licht hebben gekregen? “Ik betwijfel of dat bij alle organisaties het geval is. Er zijn organisaties die nog werk te leveren hebben.”


2003-2005 master in de antropologie (KU Leuven)

2006-2013 medewerker studiedienst N-VA

2013-2019 partijwoordvoerder N-VA

2019- … kabinetschef

Cultuur minister-president Jan Jambon

Blijkt dat uit evaluaties en beoordelingen? “Dat blijkt uit ervaringen met dergelijke organisaties. Wij vragen niet het onmogelijke. Er moet een besef zijn dat je deel uitmaakt van die bredere Vlaamse samenleving. En dat moet om meer gaan dan ‘gewerkt met andere groepen’ afvinken op je subsidieformulier. Dat werkt overigens in de twee richtingen. Onlangs had ik op het kabinet nog een sociaal-culturele organisatie die het gevoel had dat ze vaak alleen uitgenodigd werd om een gekleurd tintje te geven, zodat de uitnodigende organisatie in kwestie dat kon afvinken. Het mag niet enkel ticking the box zijn om aan de subsidievoorwaarden te voldoen, het moet body hebben. En daar maak ik me zorgen over. Terecht of onterecht.”

Houdt van: politiek, schrijven en boksen

Zijn er uitgangspunten in het huidige decreet Sociaal-cultureel Volwassenenwerk die u zeker wil behouden of versterken? “Het gemeenschapsvormende element, de sociale cohesie, dat is het belangrijkste. Je merkt dat een aantal dingen in het ‘oude nieuwe’ decreet moeten verfijnd worden, we moeten nu de kans grijpen om daar op voort te werken. En zoals al beloofd, zullen we de tijd nemen om over de decreetsaanpassingen ook met jullie in gesprek te gaan.”

“Ik hou van de dualiteit van boksen” “Ik boks niet meer, ik heb het sinds corona niet meer opgepikt. Twee keer per week deed ik mee aan de collectieve training in een boksclub in Borgerhout. Boksen is fascinerend, het is een heel oude sport. In de Ilias is er al een bokswedstrijd om de goden te eren. Er hangt zo’n duale sfeer rond boksen. Het is een sport met veel eer, met een gedragscode. In onze club werd dat hard nageleefd. Het is anderzijds een zeer volkse sport. In Borgerhout kwamen daar jongens uit de buurt, en dat is heel anders dan de hooggestemde gentlemen-idealen die aan boksen gekoppeld worden. Je komt met hen in contact op een andere manier. De trainer eiste discipline. Niet vechten op straat. Geen buitenwipper worden, omdat je dan met foute figuren in contact kan komen. Hij was daar strikt in. Hij wist dat de club een rol speelde voor de buurt door die jongens van straat te houden, iets te leren, een doel te geven. Hij was niet alleen coach. Hij was ook sociaal werker – al zal hij dat nooit willen horen.”

13


REFLECTIE

LEEN LACONTE Directeur Overleg Kunstenorganisaties (oKo) Het kunstendecreet en bijbehorende procedures zijn net hervormd. Waaraan merk je de invloed van de argumentatie achter het herijkingstraject? Wat vind je positief en wat is kwalijk? Dit is een “slank” decreet. Cruciale elementen voor het kunstenbeleid, zoals beoordeling of budgetverdeling, werden gedelegeerd naar het uitvoeringsbesluit van de Vlaamse regering of naar draaiboeken van de administratie. De wetgevende macht gaf hier, met flexibiliteit als legitimatie, alvast formeel een blanco cheque aan de uitvoerende macht en haar administratie. En cours de route is er alsnog veel overleg geweest, maar vaak begrijpen we pas de impact van leidende principes als het plan voor uitvoering duidelijk wordt. En dan is fundamentele kritiek niet meer mogelijk. De toegang tot de beurzen is erg beperkt. Beurzen dreigen zo een inefficiënt instrument te worden. De manier waarop het nieuwe decreet het beurzensysteem fundamenteel her-

14

tekent, vergroot wellicht het gevoel bij beslissingsnemers dat ze op basis van dit decreet “gelegitimeerde” beslissingen kunnen nemen. En het zorgt zeker voor planlastvermindering voor de administratie, wat op zich een goede zaak is. Maar de garantie dat de steun terechtkomt op de plek, op de manier, op het moment en met de grootteorde die in de praktijk nodig is, is door deze artificiële formattering sterk gereduceerd.

Het valt niet echt te bewijzen dat de herijking van de cultuurdecreten aan de basis ligt van de formattering van de beurzen, het kan evengoed gedreven zijn door een zorg voor een steeds kleiner budget. De zoektocht naar efficiëntie en doelmatigheid van de administratieve kaders zou geen inhoudelijke impact op het werkveld mogen

hebben. De administratie verzekert ons dat dat niet het doel was. Maar het mag geen omkering van zaken worden: het Vlaamse kunstenveld barst van professioneel artistiek talent. Procedures zo gaan regelen dat “de vele goede aanvragen” niet meer ter tafel komen, is niet de weg vooruit. Corona heeft het veld verzwakt. Na de crisis zal de sector toe zijn aan heropbouw én aan transformatie. Het zal jaren duren. Nieuwe recepten zullen nodig zijn. Met andere soorten beleidsondersteuning. Maar het ‘nieuwe’ Kunstendecreet is gebouwd op richtinggevende principes, beleidsmechanismes en systeemoplossingen uit precoronatijd. Het is dan ook maar zeer de vraag of ze zullen werken.


MARION DEBRUYNE Voorzitter van de stuurgroep van de Vlaamse Brede Heroverweging

REFLECTIE

De Vlaamse Brede Heroverweging (VBH) beoogt een grondige doorlichting van alle uitgavenposten en waar relevant kostendekkingsgraden in de Vlaamse begroting. De bedoeling is om tot onderbouwde aanbevelingen te komen in het kader van ‘evidence based policy’. Een brede heroverweging of een diepergaande spending review is idealiter een oefening waarbij ambtenaren (met grondige kennis van het terrein) en externe experten samenwerken om bestaand beleid zo objectief mogelijk, onderbouwd en kritisch te evalueren. Voor elk beleidsdomein werd een projectgroep

verantwoordelijk gesteld voor de opvolging en de uitvoering. Een overkoepelende stuurgroep werd belast met het overzicht over het gehele proces van de VBH. De verdienste van deze eerste editie van de VBH is in eerste instantie de onderbouwde analyse en de beleidssporen die eruit naar voren komen. Aangezien niet alle beleidsdomeinen dezelfde maturiteit hebben op het gebied van beleidsevaluatie, zijn bijkomende investeringen vereist in essentiële prestatie-informatie (zoals relevante data in het kader van benchmarking, relevante indicatoren of systematische evaluaties van de uitgaven),

zodat het effectief mogelijk is om een onderbouwde oefening uit te werken. De Vlaamse Brede Heroverweging mag geen eendagsvlieg zijn, maar ze moet leiden tot een structurele verankering van de beleidsevaluaties en de uitgaventoets in het beleids- en begrotingsproces. Ook in tijden waarin er niet bespaard moet worden, zijn heroverwegingen zinvol. Zowel een brede heroverweging als diepgaande uitgaventoetsingen sluiten dan ook best aan bij beleidsevaluatieagenda’s.

15


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.