25 jaar Fontys Jubileumboek

Page 1

TOEN NU STRAKS

1


25JAAR jaar FONTYS Fontys 25

De geboorte van Fontys op 1 september 1996. 2


In september 1996 zag Fontys – als onderdeel van een fusiegolf in het hoger onderwijs – het levenslicht. Een kwart eeuw later blikken we terug, kijken vooruit, maken de stand van zaken op. We gingen op zoek naar verhalen die vijfentwintig jaar Fontys kleuren. Als een middelgrote stad met zo’n vijftigduizend inwoners (denk aan Waalwijk of Weert) beleven alle bewoners die gemeente op hun eigen manier. Er zijn bestuurders, wijkbewoners, verenigingsleden, de straten worden geveegd, het gras gemaaid, zieken verzorgd, er is een stadsfeest, er overlijden inwoners, er komen winkels bij, ondernemingen gaan failliet, stadsspelden worden uitgereikt, de toneelvereniging houdt een voorstelling en een sportclub wordt kampioen. De stedelingen hebben goede voornemens, hebben te maken met beleidsdoelen en meerjarenplannen, nemen innovatieve besluiten of werken aan probleemoplossingen. Vaak lukt dat, soms ook niet. In dit jubileumboek bezien we Fontys als zo’n van activiteiten gonzende stad. We gingen op zoek naar de verhalen die ‘onze’ samenleving voortbracht. We riepen – voor de zomervakantie van 2021 – op om met ons lief en leed te delen, bijzondere verhalen, spannende gebeurtenissen. Iedereen ervaart Fontys immers op een eigen manier. De volgende bladzijden vormen een weerslag van de reacties op die oproep. Dit boek is dus geen historische reconstructie. De ultieme geschiedenis van Fontys bestaat immers niet. Of het moet zijn dat de cultuur van iedere organisatie, ieder bedrijf en iedere stad bestaat bij de honderden individuele geschiedenissen van de inwoners. We brachten verhalen samen onder zeven thema’s, ondersteund door een tijdlijn en aangevuld met zes toekomstverwachtingen en vier interviews met bestuurders. Zomaar een dwarsdoorsnede van Fontysstad.

3


MYSTERIEUZE ZAKEN Onderwijs is een vak van plannen, organiseren, roosteren en in de toekomst kijken. Maar niet alles is beheersbaar. Heel soms staan we met de ogen te knipperen, zijn we flabbergasted, verrast of overvallen door onverwachte gebeurtenissen. Ofwel: de mysterieuze zaken die ons bestaan kruiden.

4


MYSTERIEUZE ZAKEN

Strafkamp op Antarctica Sommige anekdotes gaan een eigen leven leiden. Zo wist docent en afstudeerbegeleider Harrie Bronneberg (destijds Elektrotechniek) zich te herinneren dat er in 1996 een student was afgestudeerd met een project op de Zuidpool, ofwel Antarctica. Dat is op zich al heel bijzonder, maar deze student zou tijdens zijn verblijf aldaar ook nog een diplomatieke rel hebben veroorzaakt met zijn stellige uitspraken over de Amerikaanse president, waarna hij tijdelijk naar een ‘strafkamp’ zou zijn verbannen. Omdat Bronneberg zich de naam van de betreffende student niet meer herinnerde, dook hij in de geschiedenis. De afstudeerbegeleider ontdekte dat het om Roger Palmen ging, een succesvolle IT-consultant van inmiddels 46 jaar oud. Om voor eens en voor altijd uit te vinden wat er precies is gebeurd op Antarctica, zetten we de oud-afstudeerbegeleider en oud-stagiaire bij elkaar. Grappig detail: Palmen was zich tot voor kort niet bewust van alle ophef die hij in 1996 heeft veroorzaakt.

Pinguïn Roger Palmen ontwierp voor zijn eerste stage voor het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO) een autonoom meetsysteem dat vier jaar lang zonder stopcontact en in arctische omstandigheden gegevens kon verzamelen. Die stage verliep zo goed dat hij ook voor het vervolg van de opdracht in aanmerking kwam: het assembleren, installeren en testen van de installatie op Antarctica. Afstudeercoördinator Bronneberg kreeg het verzoek om Palmen bij hetzelfde instituut te laten afstuderen. Bronneberg: ‘Normaal deden we dat niet, maar dit was zo bijzonder dat ik een uitzondering heb gemaakt. De voorwaarde was dat hij op de Zuidpool een grote Fontyssticker op een prominente plaats zou achterlaten en daarvan foto’s naar Nederland zou sturen.’ Lachend: ‘Dat was onze manier om bij te dragen aan de geldverslindende campagne die Fontys destijds voerde om de nieuwe naam onder de aandacht te brengen.’ Met een knipoog: ‘Wellicht hoopten we dat een pinguïn zich voor onze opleiding zou aanmelden.’ Na een voorbereidende training bij de British Antarctic Survey vertrok Palmen, 21 jaar jong, met een tussenstop op de Falklandeilanden, naar Antarctica. Hij zat er van 27 december 1996 tot midden maart 1997 en verbleef voornamelijk op de basis Rothera, onder Brits bewind. Daar verbleven zo’n honderd mensen, van loodgieters tot onderzoekers tot piloten. Palmen: ‘Het was in de Antarctische zomer. Als de zon schijnt en er geen wind is, kun je er in een korte broek en shirt tussen de pinguïns lopen.’

Extreme standpunten Zijn afstudeeronderzoek verliep voorspoedig. Later zou het onderzoek zelfs nog genomineerd worden voor een prijs. Inhoudelijk zat het dus wel goed. Bovendien beleefde Palmen de tijd van zijn leven. Maar wat ging er mis? ‘Ik was jong en eigenwijs en had de neiging om de grenzen op te zoeken. Als ik een mening had, dan wilde ik altijd vanuit extreme standpunten bekijken of mijn mening klopte. De Britse cultuur is ‘beating

5


Roger Palmen met Fontyssticker op Antarctica.

around the bush’ er werd nooit gezegd wat er aan de hand was. Het was in de jaren na de Golfoorlog en Bush. Ik weet nog wel dat ik een discussie had in de kroeg op de basis en dat er Amerikanen bij waren. Ik heb geen idee wat ik precies heb gezegd, maar blijkbaar werd het als ongepast ervaren.’ Na lang nadenken weet ook de stageverlener van destijds, Ad Huiskes van NIOO, weer wat er gebeurde. ‘Tijdens een bezoek van een aantal Amerikanen vertelde Roger wat hij vond van de Amerikaanse president. Dat was erg pijnlijk en met name de Engelsen, beleefd als ze zijn, namen dit hoog op. Toen Roger een week niet mee hoefde naar Anchorage Island, besloten de Engelsen dat ze hem geen week wilden laten loslopen op Rothera en werd hij ingedeeld bij de ploeg die naar Fossil Bluff (een Britse zomerbasis) ging. Fossil Bluff, prachtig gelegen op ongeveer 500 kilometer zuidelijk van Rothera, is voornamelijk bedoeld om als tussenstop te dienen voor vliegtuigen om bijgetankt te worden voor hun reizen naar verdere bestemmingen op het continent. Dat bijtanken gebeurt vanuit veertig gallon drums (de bekende olievaten) met een handpomp. Het heen en weer slepen van de oliedrums naar het vliegtuig is een behoorlijk zwaar karwei. Vaak gebruikte de base commander van Rothera dit corvee voor mensen die hij even niet wilde zien.’

De vleugels schudden Aha, daar hebben we het ‘strafkamp’ dat Bronneberg zich herinnert. Palmen echter, had een geheel andere ervaring. ‘Ik had vooraf gepolst of ik ook op andere plekken op Antarctica mocht rondkijken dus dat uitstapje naar Fossil Bluff kwam op mij juist over als een inwilliging van mijn verzoek. Blijkbaar vielen deze twee zaken samen. We zaten met z’n drieën in een klein hutje in ‘the middle of nowhere’. In een cirkel van vijfhonderd kilometer om ons heen, was er helemaal niets. Ik vond het geweldig. Ik zal nooit vergeten dat een piloot tegen me zei “can you wiggle my wings”. Ik dacht wat zegt hij nu toch? Maar het had ermee te maken dat de skies waarop het vliegtuig landt, soms vastvroren, waardoor het niet zeker was of ze bij het opstijgen goed zouden loskomen. Dan moest je helpen door op de oliedrums te gaan staan en aan de vleugels te schudden, zodat hij goed kon wegvliegen.’ Bronneberg schampert: ‘Dat was zeker in de tijd voor de Arbowetgeving.’ Het wonderlijke is dat de Britten volgens Palmen nooit met hem hebben gedeeld wat er achter zijn ‘verbanning’ zat. Lachend: ‘Hoewel, misschien hebben ze het op zo’n typische indirecte Britse manier gezegd en drong het niet tot me door.’ Bronneberg kreeg wel bericht. ‘Maar de stagebegeleider mocht helaas niet op stagebezoek komen om hem bij te staan.’ Palmen terugkijkend: ’Ik vind het vooral grappig dat dit is gebeurd. Dit gaat over de jonge en onstuimige student die ik was. Fouten maken mag, als je er maar van leert. Ik werk sindsdien zonder problemen met mensen uit allerlei landen en culturen. Bovendien heb ik anderhalf jaar in Engeland gewerkt, toen hebben ze me niet ‘weggestuurd’.’

6


MYSTERIEUZE ZAKEN

Een wereldster in Tilburg De Amerikaanse soulzanger John Legend is een wereldster. Hij begon zijn carrière als tekstschrijver en producer en brak vervolgens zelf door als zanger. Er gingen miljoenen exemplaren van zijn muziek over de toonbank en hij stond wereldwijd hoog in de hitlijsten. Legend werkte samen met andere wereldsterren zoals Kanye West, Black Eyed Peas en Alicia Keys, en stond overal voor volle zalen. Hoe komt het dat deze wereldster op een druilerige schooldag in 2013 een exclusief optreden verzorgde voor vierhonderd studenten van Fontys Academy for Creative Industries in Tilburg? Docent Raymond van Brussel kan het ons vertellen. Voordat Van Brussel als docent ging werken voor de opleiding International Event, Music & Entertainment Studies (IEMES) was hij jarenlang promotor bij platenlabel Sony Music. Als er een artiest naar Nederland kwam om een nieuw album te promoten ging Van Brussel ermee op pad. Het was dus niet zo heel gek dat het platenlabel hem benaderde toen ze een vernieuwende manier zochten om het nieuwe album van John Legend onder de aandacht te brengen. Van Brussel: ‘Legend zou maar één dag in Nederland zijn. ’s Avonds was hij te gast bij De Wereld Draait Door en voor de middag zochten ze een bijzondere invulling en daarom polsten ze mij of John Legend bij ons langs zou kunnen komen om vragen van studenten te beantwoorden. In ruil daarvoor zouden alle aanwezigen erover moeten twitteren met #askLegend. En o ja, de zanger wilde best een paar liedjes van zijn nieuwe album spelen.’ Van Brussel zei dat hij eerst even met zijn directeur moest overleggen, want vanuit zijn ervaring wist hij dat zo’n bezoek nogal wat impact zou hebben op de organisatie. ‘Onze directeur kende John Legend nog niet, maar toen ik hem duidelijk maakte met wie we te maken hadden, was hij snel overtuigd. Hij zei: “Als dit zo’n wereldster is, dan is het ontzettend leerzaam voor onze studenten om te ervaren hoe zo’n circus werkt. Dat is tenslotte de wereld waarin ze straks gaan werken.”’

Piano van een ton Van Brussel en zijn collega Pieternel Brughuis konden dus beginnen met de organisatie. ‘Je moet weten dat je in zo’n geval als school niet veel meer te vertellen hebt over de gang van zaken. Het protocol van Sony moest worden gevolgd.’ Ze kwamen langs om alles door te lopen: het geluid, de verlichting, de kleedkamer, de douche en de piano waarop Legend zou spelen. Van Brussel: ‘Die piano was een gehuurde vleugel ter waarde van een ton. De eigenaar van het bedrijf was zo bezorgd dat er iets mee zou gebeuren, met al die studenten in de buurt, dat hij de vleugel geen moment alleen durfde te laten. We hebben gehoord dat hij zelfs toestemming heeft gehad om bij de vleugel te slapen.’ Met het gebouwenbeheer namen ze de aankomst- en vertrekroute, de vluchtroutes, EHBO en de beveiliging door. Inmiddels was de komst van Legend uitgelekt naar de media en bestond er angst dat er onuitgenodigde fans op af zouden komen. Daarom werd er extra beveiliging ingehuurd.

John Legend bij Fontys in Tilburg. 7


Journalist Leon Verdonschot interviewt John Legend bij Fontys in Tilburg.

Protocol De vierhonderd kaartjes werden via een speciale selectieprocedure beschikbaar gesteld en waren in mum van tijd weg. Op 4 oktober 2013 stond er al uren voor aanvang van het optreden een rij studenten te wachten totdat ze eindelijk werden binnengelaten. Het gebouw van Fontys ACI was vooraf leeggeveegd. Daarover werd trouwens flink gemopperd door enkele medewerkers die gewoon hun werk wilden doen, maar ook dat hoorde bij het protocol. Van Brussel: ‘Het klinkt misschien overdreven of flauw, maar veel mensen kunnen zich niet voorstellen hoe het is voor iemand die altijd in de belangstelling staat. Legend moest rustig zijn soundcheck kunnen doen, zonder angst voor een illegale opname en zonder aangeklampt te worden.’

Personal assistent De wereldster landde in de ochtend vanuit Italië op Schiphol, werd in een geblindeerde auto gezet en tot aan de deur van Fontys ACI gereden. Van Brussel: ‘Hij heeft zeker te weten, helemaal niks van Tilburg gezien.’ Twee studenten kregen de eervolle taak om als personal assistent te fungeren. Van Brussel: ‘Dat houdt in dat je regeldingen doet. Eten halen, viltstiften zoeken, de geluidsman ophalen, dat soort zaken. De studenten ontdekten dat een artiest ook maar een gewoon mens is dat zijn werk zo goed mogelijk wil doen. En dat de manager zich veel drukker over alles maakt dan de artiest zelf. Dat was voor hen een leerzame ervaring.’ ‘An hour with John Legend’ begon om 14.30 uur. Legend werd geïnterviewd, beantwoordde vragen en speelde vier liedjes waaronder ‘All of me’ dat later een van zijn grootste hits werd. Iedereen hing aan zijn lippen. Van Brussel: ‘Onze studenten stelden goede inhoudelijke vragen. Je merkte aan John Legend dat hij het tof vond, want hij gaf heel uitgebreid antwoord. We konden trots zijn op onze studenten.’

Verstopt Vindingrijk waren die studenten ook, want twee van hen die geen kaartje hadden weten te bemachtigen hadden zich vooraf verstopt in het gebouw. Ze waren in een houten bank gekropen, maar durfden er daarna niet meer uit te komen, waardoor ze alles hadden gemist. Van Brussel: ‘Ze hadden wel veel lol gehad, maar natuurlijk zijn ze daarna nog streng toegesproken door de directeur, want als ze betrapt waren, hadden wij problemen gehad. Hun gedrag was verre van professioneel.’ Al met al was de wereldster maar drie uur bij Fontys. Van Brussel: ‘Het was een hele hoop heisa, maar onze studenten hadden er echt iets aan. En ook de nieuwswaarde was groot, we kregen veel aandacht van de media.’ De opleiding kreeg er misschien wel meer studenten door. Van Brussel lacht: ‘We hebben in de jaren daarna vaak nog grappen gemaakt tegen nieuwe studenten. Weet je het zeker?, want dit jaar komt John Legend niet.’

8


MYSTERIEUZE ZAKEN

Herman Brood op zolder Tijdens het opruimen van zijn zolder vond Fons Potters, wethouder in Vught, een portretje van hemzelf, een authentiek kunstwerkje van Herman Brood. Hoe kwam dat in vredesnaam op zijn zolder terecht? Het antwoord is te vinden op de site van Omroep Brabant. Fons Potters volgde zijn opleiding aan Fontys Hogeschool Journalistiek in Tilburg. In 1996 werd de school getrakteerd op een bezoek van Herman Brood, Nederlands meest roemruchte muzikant. Seks, drugs en rock-’n-roll waren Herman Brood op zijn lijf geschreven. Voor een stel studentes van de hogeschool Journalistiek was hij daarom een gewild interviewobject. Ze gingen naar Amsterdam om hem te spreken. Dat Brood zeer gecharmeerd was van de jonge studentes stak hij niet onder stoelen of banken. Toen ze hem vervolgens vroegen om langs te komen bij hun opleiding in Tilburg, deed hij dat graag.

Inlijsten In het gebouw van Journalistiek maakte de rockster/kunstenaar een enorme muurschildering, daarna ging hij met de leden van de studentenraad uit eten. Potters was lid van die studentenraad. Hij vertelde aan Omroep Brabant: ‘We zaten in l’Industrie aan de Heuvelring in Tilburg. Ik weet nog dat Herman Brood erg afwezig was tijdens het eten, hij krabbelde op bierviltjes. Hij heeft zo’n portret niet alleen van mij gemaakt. Ook andere studenten hebben zo’n tekening gekregen.’ Op de markt leveren schetsen van de inmiddels overleden Brood een paar honderd euro op. Maar Potters dacht er niet aan om zijn kunstwerkje te verkopen. ‘Nee, ik ga het viltje inlijsten. Ik denk dat ik ‘m dan op het toilet hang.’ De muurschildering van Herman Brood in het gebouw van Fontys Hogeschool Journalistiek.

9


Fontysvlag op een Himalayatop Veel mensen denken dat de onthulling van de nieuwe naam Fontys geschiedde tijdens een conferentie in conferentiecentrum De Ruwenberg in St. Michielsgestel, maar eigenlijk klopt dat niet. De Fontysvlag wapperde namelijk net iets eerder op 6.100 meter hoogte in het Annapurnamassief in de Himalaya Docent en klimmer Toon Geerts had de vlag namelijk hoogstpersoonlijk mee naar boven genomen. Hoe jammer is het dan als de vooraf bestelde foto bij terugkomst nergens wordt gepubliceerd? Toon Geerts was al 51 toen zijn droom eindelijk uitkwam. Na lang voorrang te hebben gegeven aan zijn gezin en werk, was het tijd voor hemzelf. ‘Het was een grote wens van me om in de Himalaya te gaan klimmen. Vanaf mijn jeugd las ik alles wat los en vast zat over de hoogste bergketen ter wereld. Maar in de zomervakantie heerst in die regio de grote moesson, rond Kerstmis de kleine moesson en in beide periodes is klimmen uitgesloten.’ Geerts was werkzaam als docent digitaal ontwerpen bij de studierichting Elektrotechniek en had aan de studierichtingsleider al meer dan eens gevraagd óf, en hoe, het mogelijk zou kunnen zijn om zijn droomexpeditie daadwerkelijk uit te voeren. ‘Om een Himalayatop voor mij mogelijk te maken, zou ik in het najaar twee maanden afwezig zijn, dat is natuurlijk lastig op een school. Uiteindelijk gingen de studierichtingsleider en de directeur akkoord. Aardige collega’s namen mijn lessen over en zo kon het gebeuren dat ik in het najaar van 1996 bepakt en bezakt naar Nepal afreisde.’

Bijzonder verzoek Veertien dagen voor zijn vertrek vroeg zijn directeur of hij langs wilde komen. Er was namelijk een bijzonder verzoek binnengekomen en de vraag was of Geerts dat zou willen inwilligen. Tijdens zijn verblijf in de Himalaya zou namelijk de nieuwe naam ‘Fontys’ officieel worden onthuld. Wat zou het mooi zijn als hij op de dag van de naamonthulling een foto zou maken in het Himalayamassief van hemzelf met een vlag met daarop de nieuwe naam en het nieuwe logo. Geerts: ‘Natuurlijk was ik daartoe bereid en zo kon het gebeuren dat mij, strikt onder embargo, een spiksplinternieuwe Fontysvlag ter beschikking werd gesteld.’

Fontysvlag De vlag woog 370 gram. ‘Dat lijkt voor niet-klimmers niet zwaar, maar 370 gram extra gewicht in je rugzak is een pittige extra belasting op zes kilometer hoogte.’ Natuurlijk maakte Geerts er geen probleem van, hij deed het graag voor de goede zaak. ‘Zoals afgesproken heb ik die foto op de juiste dag gemaakt tijdens een voorklim op 6.100 meter hoogte. In de storm die daar woedde, zie je mij samen met berggids Quirein de vlag vasthouden met op de achtergrond twee achtkilometertoppen van het Annapurnamassief.’

10


Ongeluk Enkele dagen later bereikte Geerts het doel van zijn expeditie, een top van 6.800 meter. Dat maakte van de reis een groot succes, maar Geerts maakte ook iets vreselijks mee. Voor zijn ogen zag hij drie personen van een klimmersbrug vallen en in een gletsjerspleet verdwijnen. Samen met zijn sherpa daalde hij al abseilend af om de klimmers te helpen. Ze troffen twee doden en een zwaargewonde man aan. Geerts: ‘Samen met de zwaargewonde man wachtte ik uren op hulp. Ik weet niet of hij het overleefd heeft, maar ik heb er later nog vaak nachtmerries over gehad.’ De foto’s met de Fontysvlag heeft hij bij terugkomst netjes afgegeven. ‘Tot mijn verbazing werden ze nergens gepubliceerd. Er is me nooit een reden voor gegeven.’ Geerts was teleurgesteld en voelde zich opgelaten, maar vond het ook weer geen ramp. ‘Het ging me vooral om mijn ervaring in de Himalaya. Ik ben blij dat ik een aardige werkgever en collega’s had die mij buiten de schoolvakanties in de gelegenheid stelden om zo’n avontuur te beleven.’

Toon Geerts (rechts) onthult de naam Fontys op 6100 meter hoogte in de Himalaya. 11


Mark de Graaf

‘Toetsen zijn overbodig. Diploma’s ook.’

12


INTERVIEW MARK DE GRAAF

Mark de Graaf is lector Interaction Design bij Fontys Hogeschool ICT en werkt sinds zes jaar bij Fontys. Hij onderzoekt de relatie tussen de mens en de complexe hoogtechnologische wereld waarin we leven. Over 25 jaar is hij 81. Hoe kijkt hij naar Fontys in de komende kwart eeuw?

‘Stel, je hebt een klein ICT-bedrijf en je zoekt een medewerker. Wie kies je dan? Iemand die een interne opleiding bij Google in Zurich heeft gevolgd, of een afgestudeerde van Fontys? Ik vermoed dat veel mensen voor de eerste optie zullen kiezen. Het monopolie op opleiden dat onderwijsinstellingen als Fontys nu hebben, zal verdwijnen. We zullen een andere rol moeten vinden. Onze kracht is dat wij veel disciplines bij elkaar kunnen brengen en zo complexe maatschappelijke vraagstukken kunnen oplossen. In de toekomst gaan we transdisciplinair werken. We kruipen als het ware in de huid van de ander en werken daardoor beter samen. Het sociale aspect van leren wordt nog belangrijker. De rol van kennis verandert. Je hoeft niet alles te weten, maar je hebt wel kennis nodig om te begrijpen hoe je nieuwe kennis kunt ontsluiten. De docent heeft een coachende rol en wordt ondersteund door virtuele assistenten die ‘stealth’ beoordelen. Toetsen zijn overbodig. Diploma’s ook. Fontys is dan hopelijk wel een partij die een maat kan geven aan de ontwikkeling van mensen gedurende hun lerende leven. Gebouwen worden ontmoetingsplekken. We maken gebruik van augmented reality (een digitale laag over de werkelijkheid) waardoor je al wandelend over de campus kennis kunt delen. Talentgericht werken wordt het uitgangspunt. Wat dat kan opleveren zien we nu al, Boyan Slat heeft van zijn vwoprofielwerkstuk een project gemaakt dat nu daadwerkelijk de plastic soep kan aanpakken. Grenzen tussen leren en werken vallen weg. Je werkt samen met het werkveld in een kenniscentrum waar je onderzoekt, innoveert en leert. Dat doe je ook nog als je 47 of 72 bent. Het studeren bij Fontys zoals we dat nu kennen is slechts een etappe in een lange reis waarin je altijd blijft leren. En Fontys kan in alle stadia van die reis een rol spelen.’

13


‘96 Uitleg Fontyslogo Om de integratie tussen de verschillende hogescholen meer vorm te geven, is in 1996 een nieuwe naam vastgesteld: Fontys (spreek uit Fontis). Fontys vindt haar oorsprong in het Latijnse woord bron en staat voor bron van kennis, ontwikkeling, vernieuwing en dynamiek. Na de naam komt het beeldmerk met de vliegende vis. Het ontwerpbureau 2D3D zegt het volgende hierover: ‘Buitengewoon. Zo mogen we de vliegende vis wel noemen met zijn bijzondere eigenschappen. Niet alleen voelt dit wezen zich als een vis in het water, maar het steekt ook boven zijn soortgenoten uit door af en toe het luchtruim te kiezen. Dat geeft het een exclusief en bijzonder karakter. Aan de ‘Fontys’ kunnen bovendien mythische krachten toegeschreven worden, want zijn vleugels zijn meer dan bovenmaatse vinnen.’

‘96 Geboorte van Fontys op 1 september 1996 Het hoger beroepsonderwijs in Nederland is in beweging. Ten dele noodgedwongen onder invloed van externe factoren. Maar ook door een veranderende onderwijskundige visie. De inzet van informatieen communicatietechnologie is daarbij niet meer weg te denken. De autonome instellingen die tot in het begin van het jaar 1996 onder een gezamenlijk bestuur samenwerken als de Stichting Hoger Onderwijs Zuid-Nederland (HOZN), realiseren zich dat terdege. Ook beseffen zij dat ze zonder nauwere samenwerking de uitdagingen die het hoger beroepsonderwijs hen stelt, niet optimaal aankunnen. Door dit besef krijgt in 1996 een nieuwe organisatie voor hoger beroepsonderwijs vorm: Fontys. Het doel van de nieuwe organisatie is de voordelen van een grote organisatie en die van een meer kleinschalige ‘thuisbasis’ met elkaar te combineren.

14


TIJDLIJN 25 JAAR FONTYS

‘96 Studenten versus leiderschap De inzet van nieuwe media bij het onderwijsproces raakt binnen Fontys steeds meer ingeburgerd. Fontys is er klaar voor om die kwaliteit te leveren in een toenemend financieel spanningsveld. Een en ander betekent niet dat ‘wij onze studenten doodknuffelen met een overmaat aan begeleiding, maar we omringen hen met begeleiding op maat die de zelfstandige ontwikkeling bevordert’, aldus Jan Thomeer, lid van de raad van bestuur. Kwaliteit voor studenten veronderstelt ook het behouden en verbeteren van de kwaliteit van het management, passend binnen het veranderende onderwijs.

‘96 Personeelsbeleid

gericht op flexibiliteit

Het personeelsbeleid van Fontys is gericht op vergroting van de flexibiliteit. Daarnaast gaat het om het meetbaar maken van de bijdragen van medewerkers en het vergroten van hun inzetbaarheid in het onderwijs, het toepassingsgericht onderzoek, het verwerven van opdrachten en subsidies en het uitvoeren van werkzaamheden voor derden.

15


‘97 Onderwijsparadigma De ruwbouw van de Fontysorganisatie is klaar. Nu richt de aandacht zich meer op het onderwijs van de toekomst. Daarbij gaat het om het nieuwe onderwijsparadigma ‘van hoger onderwijs naar hoger leren’, waarin de onderwijsvrager tegemoet wordt getreden als volwassen klant die zich ontwikkelt tot een zelfstandig lerende, breed en blijvend inzetbare beroepsbeoefenaar.

‘96 Opening Kunstcluster Op 10 december 1996 wordt door koningin Beatrix de eerste fase van het Kunstcluster geopend, waarvan ook de Concertzaal een belangrijk onderdeel is. Vier opleidingen die door de stad verspreid zijn, vinden hier onderdak: de Dansacademie, het Brabants Conservatorium, de Academie voor Beeldende Vorming en de Academie voor Architectuur en Stedenbouw. De Academie voor Drama, de Rockacademie en de Academy for Circus & Performance Art worden later toegevoegd. Het Kunstcluster is ontworpen door professor Jo Coenen en is een initiatief van burgemeester Gerrit Brokx, met als doel Tilburg een nieuwe culturele impuls en aantrekkingskracht te geven.

16


TIJDLIJN 25 JAAR FONTYS

‘97 People Soft ‘97

Strategisch beleid 1997-2000 Fontys hanteert de volgende strategische speerpunten

• een actieve opstelling van Fontys over de grenzen van

het hbo-systeem, zowel aan de mbo- als aan de wo-kant

• een nieuwe basisvisie als reactie op de informatie- en multimediarevolutie

• een stimulerende rol bij het uitbouwen van de specifieke en steeds meer erkende vaardigheden van de hbo-er

In 1997 wordt gekozen voor de invoering van een nieuw Fontysbreed informatiesysteem People Soft. Het gaat om een geïntegreerd ‘Enterprise Resource Planning System’ en bestaat uit een financieel gedeelte, een personeels- en een studentendeel. In 1998 wordt gestart met de implementatie van de basisregistratie van personeelsgegevens. Hiermee is Fontys de eerste in Europa.

• een omzetverhoging van de marktgerichte activiteiten • een toenemende maatschappelijke verantwoordelijkheid • een toenemende noodzaak tot kostenreductie, afrekenbaarheid en resultaatverantwoordelijkheid

• een vergroting van flexibiliteit en meetbaarheid in het personeelsbeleid en meer ruimte voor

zelfverwerkelijking, teamgeest en verantwoordelijkheid

‘97 Emancipatie In 1997 wordt de Fontys emancipatiecommissie opgericht als opvolger van de emancipatiecommissie van de Hogeschool Eindhoven en de Klankbordgroep Emancipatie. In deze commissie zitten vertegenwoordigers van alle faculteiten en diensten. Een lid van de raad van bestuur is voorzitter. De emancipatiecommissie richt zich op alle personeelsleden en studenten. Primair ligt de aandacht op de verhouding man/vrouw. De commissie geeft gevraagd en ongevraagd advies aan de raad van bestuur, de directies van faculteiten, gemeenschappelijke diensten en inspraakorganen. Ook initieert en stuurt zij intern onderzoek over emancipatie.

17


‘97 Huisvesting Venlo De opleidingen in Venlo zijn geconcentreerd op het complex Wylderbeek aan de Hulsterweg. Uitzondering vormen de Venlose laboratoriumopleidingen aan de Drie Decembersingel in Blerick. Hier zit ook de laboratoriumopleiding van de Stichting Beroepsonderwijs NoordLimburg. Zij zijn tot 31 december 2000 medegebruiker. Het pand is te groot voor de laboratoriumopleidingen van Venlo. Daarom start een onderzoek naar herhuisvesting op het complex Wylderbeek en wordt het pand in Blerick verkocht.

‘97 Personeelsblad Fontyscope In het najaar van 1997 besluit de raad van bestuur een blad speciaal voor Fontysmedewerkers uit te geven: Fontyscope. Het wordt een belangrijke pijler van de interne communicatie. Doel is de medewerkers van Fontys zakelijk en genuanceerd te informeren over beleid, organisatorische en sociale aangelegenheden en de visie op de toekomst. Doel is ook zicht te geven op de grote diversiteit aan, vaak innovatieve, activiteiten binnen Fontys. Het blad vergroot de betrokkenheid, goede verhoudingen en kennisuitwisseling tussen medewerkers en tussen management en medewerkers. Fontyscope is een magazine op A-4 formaat en verschijnt zes keer per jaar.

18


TIJDLIJN 25 JAAR FONTYS

‘97 Opening gebouwen R4 en R5 in

Eindhoven

Deze gebouwen zijn geopend door minister Zalm van Financiën. Hij verricht de opening door een spectaculaire lasershow in werking te zetten. Het nieuwe multifunctionele gebouw R5 heeft niet alleen moderne onderwijslokalen en een nieuw studielandschap met de allernieuwste multimedia-werkplekken, maar ook een prachtige aula voor onder meer congressen en bijeenkomsten.

‘98

Operatie Winterlied 1998 is voor Fontys het jaar van de waarheid. De inrichting van de organisatie is af, maar moet nu kritisch beoordeeld worden. De conclusie luidt dat Fontys haar organisatie en resultaten kan verbeteren door meer naar de markt te kijken. Dat vereist wel een efficiëntere inrichting van de organisatie en een cultuuromslag in denken en doen. Daarom introduceert het management operatie ‘Winterlied’: terug naar de essentie – ‘Back to basics’. Een platter organisatiemodel met meer aandacht voor het primaire proces. Dus anders groeperen en Fontys als grensverleggende en innovatieve organisatie versterken. Vergroting van aandacht voor de

‘98 Rockacademie Met de Stichting Rock Academie Nederland wordt een strategische alliantie aangegaan voor de oprichting van een Rockacademie.

kerntaak is belangrijk om de dreigende spiraal van bezuinigingen het hoofd te bieden. Uiteindelijk doel is een efficiëntere organisatie en werkwijze. Daaraan wordt gewerkt door:

• verkleining van de afstand basis-bestuur • vergroting van resultaatverantwoordelijkheid voor alle managers en onderwijsteams

• kostenbesparing en inkomstenvergroting

19


‘98 Firstnet en Vespucci Informatie- en communicatietechnologie blijft ook in 1998 een belangrijk gegeven voor onderwijsvernieuwing, met name binnen de projecten

‘98 Fontys Interesse Test

Firstnet en Vespucci.

‘98 Fontys Mobiliteitscentrum

Het Fontys Loopbaancentrum

In het kader van Winterlied krijgt

introduceert de Fontys

het Fontys Mobiliteitscentrum

Interesse Test (FIT) waarmee

de opdracht om de mobiliteit

de potentiële student inzicht

onder het personeel te verhogen

krijgt in de aansluiting van

en medewerkers eventueel te

opleidingen bij zijn/haar

herplaatsen.

interessegebied.

‘98 Faculteiten verdwijnen In het kader van operatie Winterlied wordt in 1998 de vorming van een tweelagenstructuur in gang gezet. De faculteiten zullen verdwijnen. Voor onderwijs en marktgerichte taken wordt een dertigtal instituten gevormd. Daarnaast brengt Fontys de beheersmatige en onderwijsfacilitaire ondersteuning in één organisatie onder.

20


TIJDLIJN 25 JAAR FONTYS

‘99 Emancipatie en diversiteit De Fontys emancipatiecommissie start in 1999 met een notitie aan de raad van bestuur over Emancipatie en Winterlied, waarin met nadruk wordt gesteld dat Winterlied kansen biedt, gelijke kansen voor iedereen in een organisatie- en arbeidsklimaat waarin werk, zorgtaken en maatschappelijke participatie met elkaar gecombineerd worden. Op het gebied van emancipatie worden in 1999 veel activiteiten ontplooid: de jaarlijkse studiemiddag ter gelegenheid van de Internationale Vrouwendag, de uitreiking van de emancipatiewisseltrofee en een aanmoedigingsprijs voor het bereiken van een zo groot mogelijke diversiteit binnen het personeelsbestand, alsmede bijeenkomsten van het vrouwennetwerk. 1999 wordt afgesloten met een voorstel voor een Fontys emancipatiecommissie nieuwe stijl.

‘00 Millenniumwisseling

‘00 Eerste uitstapje

De millenniumwisseling in 2000 verloopt

gepensioneerden

ook voor Fontys zonder noemenswaardige

Op initiatief van het bestuurssecretariaat

problemen.

wordt op 30 augustus 2000 het eerste uitstapje voor gepensioneerden georganiseerd. Een bus met 66 personen doet een rondje Brabant: koffie drinken in het Ibis hotel in Tilburg, daarna naar de kaasboerderij in Drunen, het Noord Brabants Museum in Den Bosch en dineren in motel Van der Valk in Vught. Het aantal deelnemers aan de uitstapjes zal in de jaren daarna flink toenemen.

21


‘WE WAREN BEVLOGEN EN WILDEN HET HBO VERHEFFEN’ Norbert Verbraak 22


NORBERT VERBRAAK

BESTUURSVOORZITTER 1996 - 2008

Als je de ambitie hebt om groot te groeien, is samengaan een van de opties. Fontys is het gevolg van een aantal fusies. Norbert Verbraak werd bestuursvoorzitter in 1996. Hij neemt ons mee terug in de tijd. ‘In 1986 werd de Wet op het hoger beroepsonderwijs ingevoerd waardoor het hbo, naast het wetenschappelijk onderwijs, een volwaardige vorm van hoger onderwijs werd. Daarop ontstond een fusiegolf. Rond 1989 werd het opnieuw onrustig in hbo-land; de hogescholen waren gevormd, maar ze waren geen van allen echt af. Ik werkte toen als collegelid bij de Katholieke Leergangen in Tilburg en we wilden groeien. Eerst gingen we praten met de voorloper van Avans, maar die gesprekken liepen niet echt lekker. Dat was anders bij Hogeschool Eindhoven, waar we heel complementair mee bleken te zijn qua opleidingsaanbod. De Pedagogisch Technische Hogeschool sloot ook aan en we gingen over tot een zogenaamde ‘vederlichte’ fusie, dat betekende dat we alleen bestuurlijk zouden samengaan. Daarop ontstond Hoger Onderwijs Zuid-Nederland (HOZN), de voorloper van Fontys. Er zaten maar liefst acht mensen

Norbert Verbraak Bestuursvoorzitter 1996 tot 2008

in de raad van bestuur en daarom hadden we een jaarlijks roulerende voorzitter. Dat was niet zo efficiënt. In een cultuurrapport werden we destijds een archipel van verschillende eilandjes genoemd.’

TWEE VECHTEN OM EEN BEEN Verbraak schreef in 1993 een masterplan met het idee om één raad van bestuur te maken. ‘Volgens dat plan zouden we in naam één hogeschool vormen, maar omdat de BRIN-nummers waren toegekend aan de afzonderlijke hogescholen was het bekostigingstechnisch handiger als de hogescholen apart bleven. Wel kwamen er faculteiten met faculteitsdirecties en een facilitair bedrijf.’ Hogeschool Venlo en de Pedagogische Hogeschool Hemelrijken sloten zich aan, en in 1996 stond de vorming van Fontys Hogescholen op de rol. Verbraak: ‘De strijd om het voorzitterschap barstte los. Het was een typisch geval van twee honden vechten om een been en de derde gaat er mee heen. Die derde was ik, niemand had vooraf gedacht dat

23


ik bestuursvoorzitter zou worden en ik zelf was ook verrast, maar als schrijver van het masterplan was ik neutraal, had ik geen persoonlijk belang en daardoor kon ik de impasse doorbreken.’

VIS VLIEGT UIT DE BRON Waar komt de naam Fontys eigenlijk vandaan? Verbraak: ‘Het eerste wat in 1996 op de rol stond, was het bedenken van een naam voor de samengevoegde hogescholen. Maar hoe moet je zo’n samensmelting eigenlijk noemen? We haalden er een professioneel bedrijf bij dat verstand had van merknamen. Zij gingen met onze stakeholders praten en kwamen tot de conclusie dat er altijd iemand zich tekort gedaan zou kunnen voelen bij een concrete naam die verbonden is aan de geschiedenis, een persoon of landstreek. Daarom adviseerden ze ons om een abstracte naam te nemen. Die zou vanzelf onze identiteit worden. We kregen een lijstje met twintig namen, waarvan er twee overbleven. Een calamiteitencheck wees uit dat de andere naam gekoppeld kon worden aan een mythologische figuur die zelfmoord had gepleegd. Dat was dus geen optie. De overgebleven naam Fontis vonden we mooi, maar leek te veel op bank/verzekeraar Fortis. Om ons daarvan te onderscheiden schreven we de naam met een -y-. Later merkten we dat Fontys vaak als Fontijs wordt uitgesproken. Ook ontdekten we dat Fontys in Friesland voor zacht ijs staat, maar omdat we niet in Friesland zitten, is dat nooit een ramp geworden. Bovendien betekent Fons in het Latijn bron en daarmee hadden we ook een mooi verhaal voor de bisschop die zich zorgen maakte dat we van kleur verschoten. In het beeldmerk zie je een vis die aan de bron ontspringt. De vis vliegt eruit. Fontys is de bron. De student is de vis. Ofwel: de student leert bij Fontys een beroep en kan daarna uitvliegen, de wijde wereld in.’

SCHAAKTOERNOOI De nieuwe naam werd gelanceerd met een schaaktoernooi. De deelnemers waren zeker niet de minsten: Anatoli Karpov, Garri Kasparov, Judit Polgár en Loek van Wely. Verbraak: ‘We zagen het Fontys Schaaktoernooi als een marketingtool om drie jaar lang onze nieuwe naam onder de aandacht te brengen. Dat lukte, zelfs op Vuurland en in Siberië hadden ze van Fontys gehoord.’

VASTLOPENDE SYSTEMEN Bij het ontstaan van Fontys in 1996 was er behoefte om de administratieve systemen aan te pakken. ‘Er waren drie financiële systemen en drie P&O systemen. Die aanpakken was heel urgent. Vervolgens beleefden we een nachtmerrie toen ons nieuwe studentsysteem compleet vastliep in de inschrijfmaanden. Uiteindelijk kwam het goed, maar het was wel pionieren in die beginperiode.’

WINTERLIED Rond de millenniumwisseling volgde Winterlied. Een mooie naam voor een reorganisatie. Verbraak reageert verbaasd: ‘Hoezo mooi? Winterlied klinkt toch niet al te vrolijk?’ De tussenlaag van de faculteiten werd opgeheven, de diensten werden gecentraliseerd in het facilitair bedrijf en de hogescholen kregen meer autonomie. Verbraak: ‘We moesten efficiënter gaan werken, daardoor werden sommige mensen overtollig. Op een paar plekken moesten medewerkers solliciteren op hun eigen baan. Of in een andere stad gaan werken. Het was een heftige operatie en periode.’

24


NORBERT VERBRAAK

BESTUURSVOORZITTER 1996 - 2008

GEDURFD PROJECT Omstreeks 2003/2004 werd gestart met een Fontysbreed onderwijsvernieuwingsproject. Het project ontleende haar naam aan de Ginkgo Biloba, een inmiddels bedreigde Japanse notenboom met tweelobbige bladeren. Die bladeren waren de inspiratie voor een ambitieus project dat enerzijds een major-minorstructuur en anderzijds ‘het nieuwe leren’ moest introduceren in het hbo. Verbraak: ‘Het klassikaal onderwijs maakte plaats voor digitale hulpmiddelen, zelfredzaamheid en het vervaardigen van producten. Het was een gedurfd project. Bij alles wat je verandert, heb je tegenstanders en als je alles tegelijk aanpakt zijn er nog meer mensen met bedenkingen. De gedachte erachter was idealistisch, maar de uitvoering was complex. De kinderziektes moesten eruit, een deel is teruggedraaid, maar de goede dingen bleven over.’

LECTOREN Enthousiast vertelt Verbraak over het volgende plan dat werd geboren. ‘In Nederland en in een paar andere landen hebben we het binair stelsel, waarin universiteit en hoger beroepsonderwijs gescheiden zijn. Om onze plaats in het hoger onderwijs te verdienen, moesten we ons onderwijs meer inhoud geven door middel van onderzoek. Daarom hebben we een programma opgezet met lectoren, kenniskringen en promovendi. We kregen veel kritiek van universiteiten, maar de gedachte was dat onderzoek ons onderwijs zou verbeteren. Om het officieel te maken, bedachten wij zaken eromheen: een lectorenconvent, de oratie, een penning. Daarmee wilden we zichtbaar maken dat dit onze koers was. We waren bevlogen en wilden het hoger beroepsonderwijs verheffen. Zo brachten we bijvoorbeeld ook het vak filosofie terug, omdat we dat belangrijk vonden voor de vorming van onze studenten. Ik ben benieuwd of dat vak nu nog gegeven wordt.’ Het antwoord op die laatste vraag is overigens ‘ja’, er is nog steeds een minor filosofie en ethiek bij Fontys.

PIONIEREN MET NIEUWE OPLEIDINGEN Op het gebied van nieuwe opleidingen was Fontys ook vaak pionier. Zo waren we samen met twee andere hogescholen de eerste met de opleiding Toegepaste Psychologie. Verbraak: ‘Je ziet dat er bij bepaalde vakgebieden geen tussenlaag is. De universiteiten zijn erg op wetenschap georiënteerd, terwijl er in de praktijk behoefte is aan een tussenniveau. Dat was een kans voor ons.’ Ook de opleiding International Lifestyle Studies was uniek in Nederland en kwam pas tot stand na volhardend aanhouden. Voor de Rockacademie lag het initiatief buiten Fontys. Verbraak: ‘We werden benaderd door Bertus Borgers en Gerard Boontjes die later directeur werden. Hun idee viel bij ons in vruchtbare aarde. Wij stonden open voor een experiment, hoewel ons eigen conservatorium in het begin nog wat kritisch was over de Rockacademie.’

KENNIS VAN NU Wat zou Verbraak met de kennis van nu, destijds anders hebben gedaan? Hij hoeft niet lang na te denken: ‘Ik zou het Bilobaproject slanker hebben gemaakt. Dat was te ambitieus. En voor mij persoonlijk was de combinatie van het voorzitterschap van Fontys en de HBO-raad te druk. Je moet ook jezelf managen. Mijn vrouw was ziek, daar had ik mijn aandacht voor nodig. Bovendien ben je niet onmisbaar als voorzitter. Ik heb drie periodes van vier jaar gehad. Op een gegeven moment kom je je eigen oplossing tegen als probleem. Dan is het tijd om te gaan.’

25


Eigengereide EIGENGEREIDE plannen PLANNEN Zet twee onderwijsmensen in een lokaal en ze gaan subiet plannen maken. Nogal eens blijft het bij creatieve invallen. Maar soms ontluikt zo’n kiem en verwordt tot een nooit verwachte mooie bloem. Die plannen passen niet altijd in het grote onderwijsgeheel. Maar who cares, zolang ze maar bijdragen aan het onderwijsplezier van studenten en docenten en een beoogd effect hebben. Eigengereide plannen.

26


EIGENGEREIDE PLANNEN

Knuppel in het hoenderhok van het hoger onderwijs Als Cees Ladage vertelt over mei 2005, beginnen zijn ogen te glimmen. Met onverminderde pret verhaalt hij over de knuppel die Fontys in het hoenderhok van het hoger onderwijs gooide. Al heeft de kwestie – terugkijkend – ook een schaduwkant. Maar eerst die pret. De paginagrote advertentie die Fontys die maand in diverse dagbladen liet plaatsen, was dan ook opmerkelijk. Fontys bood plaats aan dertig promovendi. Binnen vier jaar zouden kandidaten kunnen promoveren en gelijktijdig bij Fontys werken. Het promotietraject was op dat moment voorbehouden aan de universiteiten. En die reageerden merendeels woest. Cees Ladage gaf destijds leiding aan de Graduate School van Fontys. Hij was verantwoordelijk voor het plan dat ‘de veren van het hoger onderwijs zou opschudden’. De aanleiding was de start van de bachelormasterstructuur in het hoger onderwijs in 2002. Hogescholen mochten masters aanbieden maar moesten die zelf financieren, behoudens uitzonderingen als een eerstegraads lerarenopleiding. ‘Fontys was toen gewoon een bachelorfabriek. Met bestuurder Jan Houben, portefeuillehouder personeel, bedachten we: we hebben ook lectoren. Dat zijn gewoon hbo-professoren. En wat doen professoren? Die leiden op tot promotie.’ Praktisch voordeel zou zijn dat Fontys op die manier zelf jong onderwijskader kon opleiden. Het promotietraject diende in samenwerking met meewerkende universiteiten te gebeuren. Die dan weer als voordeel hadden dat ze de financiering voor een promovendus konden opstrijken, zonder er al te veel energie aan kwijt te zijn.

Nooit weerstand Norbert Verbraak, voorzitter van de raad van bestuur, stond er aanvankelijk wat gereserveerd tegenover, herinnert Ladage zich. Maar hij omarmde het plan uiteindelijk. ‘We wisten wel hoe gevoelig dat lag bij universiteiten en hbo-instellingen, maar hadden het idee: niet geschoten is altijd mis. De raad van bestuur ging er vol voor. Ik heb intern nooit weerstand gevoeld.’ ‘De dag dat die advertentie in de kranten stond, was voor de buitenwereld echt een dreun. Ik denk dat alle colleges van universiteiten en hogescholen in spoedzitting bij elkaar zijn gekomen. Ik werd door de collegevoorzitter van Utrecht (oud-staatssecretaris Yvonne van Rooy, red.) gebeld en gekapitteld. De Volkskrant hing aan de lijn. Natuurlijk zagen we dat wel aankomen. Maar als je van tevoren gaat praten, ben je al in het schuttersputje onder geschoffeld, voordat je je kop boven het maaiveld kon uitsteken. Eerst dachten ze: laten we maar zien wat er gebeurt. Maar toen er hier vijftig mensen solliciteerden, schrokken ze.’

27


‘Fontys opent aanval op universiteiten’, kopte de Volkskrant in juni van dat jaar. De krant stelde vast dat de hogeschool de status van universiteit poogde te bemachtigen. Cees Ladage is er achteraf helder over. Wat hem betreft had alles moeten leiden tot het recht van hogescholen om zelf de doctorstitel te verlenen, het zogenoemde ‘ius promovendi’, promotierecht. ‘Maar dat zeiden we er destijds niet bij. We redeneerden: als we dat doen, is meteen alles verloren.’ In de plannen zou het verlenen van de doctorstitel vooralsnog door meewerkende universiteiten gebeuren.

Geen nieuwe rondes De aanvankelijke verontwaardiging bij de universiteiten, bleek in de praktijk nogal mee te vallen, aldus Ladage. ‘Benoorden de grote rivieren waren alle universiteiten tegen. In dit gebied was alleen Tilburg rabiaat tegenstander. De Universiteit van Maastricht zei: laat die promovendi maar komen! In Leuven, Nijmegen en Eindhoven dezelfde houding.’ De vijftig sollicitanten werden allemaal aangenomen. Daarna volgde nog een tweede, kleinere ronde. Maar daar bleef het bij. Wisselingen in de raad van bestuur zorgden ervoor dat er geen nieuwe rondes kwamen. Wellicht mede ingegeven door het feit dat de HBO-raad niet overliep van enthousiasme. Cees Ladage ging rond die tijd met pensioen en zag met lede ogen aan dat het luidruchtige initiatief een stille dood stierf. Hoe het die vijftig eerste promovendi verging, is volgens hem nooit gemonitord. Een van die vijftig, Malou Willemars, verliet – vanwege de reisafstand tussen haar woonplaats en Tilburg – vorig jaar Fontys. Zij herinnert zich de promotietijd als ‘heerlijk’, maar nogal onoverzichtelijk. De nieuwe garde moest vooral heel veel zelf uitzoeken en regelen. En ook zij heeft de indruk dat nooit is geëvalueerd hoe het die vijftig is vergaan. Vormden zij inderdaad het nieuwe onderwijskader?

Te vroeg Ladage: ‘Met een beetje bestuurlijke durf, had het best een kans op succes gehad. Dat is geen verwijt, maar een constatering. Ik vind het een gemiste kans. Terugkijkend waren we gewoon te vroeg. Ik vind: als je een instituut voor hoger onderwijs bent, dan moet je een parallel zijn van de universiteit, inclusief het verstrekken van de doctorstitel. Het hbo heeft de potentie om dat te doen.’ Of: om een vergelijking van Fontys met een middelgrote stad te trekken: ‘Het opleiden van het eigen topkader, de elite, moet je niet overlaten aan het bestuur van een naburige stad, dat met afgunst kijkt naar Fontys City. Het stadsbestuur zou de uitdaging tot ‘eigen meesterschap’, het internationaal erkende ‘ius promovendi’, dienen op te pakken. Die kans op eigen meesterschap is nog niet verkeken, want de potentie en de pretentie van Fontys City in onderwijs en onderzoek zijn groot en toetsbaar.’

28


EIGENGEREIDE PLANNEN

Verschillende koninkrijkjes in zakelijke dienstverlening Als je organisatie bestaat uit zelfstandige instituten met bijbehorende eigen ideeën, loop je het risico dat er op verschillende plekken hetzelfde wiel wordt uitgevonden. Geert Mantingh besteedde een groot deel van zijn Fontyscarrière aan het verbinden van het bedrijfsleven aan Fontys en maakte bijzondere dingen mee. ‘De markt ziet Fontys als één organisatie waarvan ze een product afnemen. Intern hebben we te maken met hogescholen met een eigen identiteit. Enerzijds zorgt dat ervoor dat studenten zich thuisvoelen bij hun opleiding, anderzijds zie je het verschijnsel dat instituten zonder onderling overleg een commercieel aanbod voor de zakelijke markt aanbieden. Zo ontdekte ik ooit dat er op vier verschillende plekken een NIMAcursus werd gegeven tegen verschillende tarieven. Dat is niet efficiënt en ook niet klantvriendelijk. Ik was aanspreekpunt voor de zakelijke markt en werd gebeld door klanten die klaagden over het prijsverschil. Dat was echt niet goed uit te leggen.’

Kleine stapjes Mantingh is sinds 2009 met pensioen en is nu met andere dingen bezig, maar gevraagd naar anekdotes komen de voorbeelden snel naar boven. ‘We hadden eerst Marktnet en later vanaf 2005 Fontys Extens voor de zakelijke dienstverlening. We probeerden het totale commerciële aanbod van Fontys een gezicht te geven, maar daarbij werden we gedwarsboomd door een aantal directeuren, want het raakte hun identiteit en winkel. Je moet het zo zien: directeuren waren in die tijd baas van hun eigen koninkrijkje. Als het probleem werd uitgelegd, begrepen de hogescholen het meestal wel. Zodoende gingen we met kleine stapjes vooruit. Zo werkte dat in het onderwijs, vallen en weer opstaan.’

29


Telefoon niet opgenomen Nog een voorbeeld. Mantingh verzamelde voor de zakelijke dienstverleningstak ‘Fontys Extens’ alle folders met zakelijk aanbod van Fontys en ging de vernoemde telefoonnummers bellen. ‘Bij zeventig procent van die nummers werd nooit opgenomen. Twintig procent zei: we bellen terug, maar dat gebeurde niet. Tien procent belde wel terug. En er was ook een nummer met een bandje waarop gemeld werd dat we zomervakantie hadden, maar toen was het al winter.’

Frits Philips Het stimuleren van ondernemerschap is een andere rode draad in de carrière van Geert Mantingh. In het Fabrikantenprogramma werden studenten in contact gebracht met ondernemers uit de maakindustrie. Het doel was de jonge ondernemers een netwerk bieden en op weg helpen. Frits Philips zelf was graag bereid aanwezig te zijn bij het startschot van het Fabrikantenprogramma in 1996. Mantingh: ‘Hij was heel enthousiast over het zelfstandig ondernemerschap van studenten. Zo enthousiast dat hij tijdens de openingsbijeenkomst alle bobo’s straal voorbij liep, alleen met de deelnemende studenten sprak en meteen daarna weer vertrok. Het officiële gedeelte had hij helemaal gemist.’

Ondernemer zonder marketingopleiding Om de veertien dagen was er een Fabrikantencafé op het bedrijf bij een ondernemer. Mantingh: ‘Elke ondernemer heeft een goed verhaal. Waarom hij met het bedrijf gestart is of waarom hij het bedrijf heeft overgenomen. Hoe bereik je een voorsprong in de markt en hoe hou je die vast? En wat vaak in al het enthousiasme vergeten wordt: hoe krijg je het product bij de klant? We gingen in op de valkuilen van het starten van een bedrijf met een paar vrienden, wat bij studenten vaak voorkomt. Ook een vast item was marketing. Van de honderd bedrijven die we bezocht hebben had niet één ondernemer een marketingopleiding gevolgd. We kwamen erachter dat marketing voor onze industriële ondernemers geen vak is, maar een eigenschap. Het draait om relatiemanagement en vertrouwen.’

30


EIGENGEREIDE PLANNEN

Het ‘Kremlin’ van de onderwijsvernieuwing Biloba was de diepst ingrijpende onderwijshervorming in de geschiedenis van Fontys. Cor Creemers gaf vanaf 2005 vier jaar leiding aan het ‘Bureau Biloba’. Enerzijds kijkt de voormalig docent onderwijskunde trots terug op wat bereikt is. Maar ook met gemengde gevoelens over de haast en de top-downbenadering. Het plan stuitte op verzet bij opleidingen en in de wandelgangen heette Bureau Biloba al gauw het ‘Kremlin’ van Fontys. Creemers: ‘Toen hadden we moeten zien dat het allemaal niet haalbaar was’. Cor Creemers wil vooral benadrukken dat hij het overgrote deel van het veelomvattende Biloba-plan altijd omarmde. Hij vindt zichzelf een onderwijsvernieuwer en Biloba moest voor vernieuwende elementen in het onderwijs zorgen: competentiegestuurd onderwijs, portfolioopbouw, formatieve en summatieve toetsen, digitalisering en studieloopbaanbegeleiding. Allemaal elementen die vandaag de dag nog terug te vinden zijn in het Fontysonderwijs. Maar bij de vijfde ‘pijler’ (tweede lob) van Biloba ging het mis. Het plan: iedere opleiding moest een jaar van de hoofdopleiding – de major – ‘inleveren’, daarvoor Het Biloba-team met v.l.n.r. Cor Creemers, Fons Dehing, in de plaats konden studenten twee minoren van Elly Teune, Norbert Verbraak, Anton Neggers, Jan Houben, ieder een half jaar kiezen. Het doel: toekomstige Ad Paulissen, Leny Scheepers. beroepsbeoefenaren over de grenzen van hun eigen vakgebied laten kijken. Het stuitte op fel verzet bij sommige hogescholen – de lerarenopleiding in Tilburg en de sporthogeschool voorop – die niet zomaar een jaar uit hun opleiding konden missen. Creemers: ‘Nadeel van Biloba was dat de discussie wel heel erg ging over die minoren. Daar zat de weeffout in. Maar er was ook dat tweede deel. Alle andere vernieuwingen sneeuwden onder in het debat rond de minoren.’

Een laatste kunstje In 2005 werd Cor Creemers gevraagd of hij de kar van onderwijsvernieuwing onder de naam ‘Biloba’ wilde trekken. Een commissie uit het Fontysberaad onder leiding van Norbert Verbraak, had de contouren van Biloba ontwikkeld en de naam bedacht. Creemers, op dat moment directeur van Fontys Pabo, zei tot verrassing van velen meteen ‘ja’. Hoewel hij het naar zijn zin had bij de pabo, er rustig zijn pensioen had kunnen halen, lonkte wat hij zelf noemt ‘een laatste kunstje’. Achteraf, concludeert Creemers, zei hij

31


misschien zelfs wel te snel ‘ja’. Hij had bedenkingen bij de haalbaarheid van twee minoren. Terugkijkend had hij misschien op dat moment zijn twijfels harder moeten uiten. ‘Ik geloofde in Biloba, ik was ook een idealist. De principes die erin zaten, dat waren allemaal principes die ik voluit steunde. Maar ik had één bedenking. Die heb ik te weinig uitgesproken en daar heb ik enorm spijt van. Ik was destijds een voorstander van één minor en ik heb dat ook bepleit, maar dat pleit verloren. Ik had toen al ‘ja’ gezegd. Er zat een stuurgroep bij die zei: “Als het maar één minor wordt, hoeven we er ook niet zoveel geld aan uit te geven.” Het bureau was inmiddels ingericht. Ik was money-driven genoeg om me daardoor te laten overtuigen.’ Creemers stuitte daarbij op een ‘nogal betrokken’ voorzitter van de stuurgroep. ‘Achteraf heb ik bij Biloba naast profijt ook nogal last gehad van Norbert Verbraak. Hij was geen makkelijke man. Ik ben dat gaan zien op het moment dat hij afscheid nam. Hij heeft drie dochters. Een van die dochters vertelde bij dat afscheid dat ze ooit een keer in het water was gevallen, haar vader sprong haar meteen na, terwijl ze gewoon kon zwemmen. De prijs van te betrokken zijn. Ik herkende het meteen, ik dacht: dit is zo raak. Ik kwam van organisaties waar ik autonomie heel belangrijk vond. Gaat het vandaag niet, dan komt het morgen wel. Sterk op vertrouwen werken, zelfsturende teams inrichten. Norbert was een beetje een militaire man. Die betrokkenheid leidde tot spanningen die de zaak niet altijd goed deden.’

Bonus Creemers vermoedt dat hij gevraagd werd omdat hij het imago had van een ‘fixer’, iemand die dingen voor elkaar kon krijgen met een zachte hand. ‘Als ik ergens kwam, groeiden de studentenaantallen als kool. Maar dat was toeval. Ik had in die tijd een collega die zei: “Als je ooit aandelen gaat kopen, moet je zeggen welke dat zijn, die zullen dan wel goed zijn.” Ik had de wind mee, maar wist ook wel waar de wind zat.’ Cor Creemers kreeg als opdracht om Biloba binnen de termijn dat Norbert Verbraak er nog was, te implementeren in alle organisaties. ‘Norbert zei tegen me: “Je bent mijn belangrijkste troef, want mijn bonus hangt van jou af.” Achteraf denk ik dat hij gedacht moet hebben: mijn opvolger zal waarschijnlijk niet zo enthousiast zijn als ik. Dus moet ik het nu realiseren. Hij had haast. Het moest allemaal binnen de fase die hij bedacht had.’

‘ Ik had de wind mee, maar wist ook wel waar de wind zat.’

Over wat de motieven van Norbert Verbraak waren, heeft Cor Creemers wel een idee. ‘Hij wilde dat de hbo-instellingen gelijkwaardig zouden worden aan de universiteiten. De eerste voorlichting die we kregen was van de Universiteit van Twente, die met die minoren begon. Hij was overigens veel meer gefocust op de major/minor-structuur dan op die onderwijskundige vernieuwing. Biloba was voor Norbert eigenlijk maar één blad. Daar had hij wel een goede kijk op, maar hij was vooral ook gedreven door wat de universiteiten, ook in het buitenland, al deden.’ ‘Daarnaast had hij volgens mij ook een persoonlijk motief. Een van zijn dochters zat toen op de logopedieopleiding. Hij vond die opleiding veel te veel naar binnen gekeerd. Dat zijn dochter ook een drijfveer was, heeft hij misschien wel vier, vijf keer aangehaald. Dat trok die opleiding zich enorm aan. Dan zie je: als de betrokkenheid te hoog is, kan dat ontzettend vervelend zijn.’

32


EIGENGEREIDE PLANNEN

Bureau Biloba ging in 2005 van start met een budget van tegen de twee miljoen euro. ‘Daar kon je heel veel mee doen. Het eerste jaar hebben we dat – naast de kosten van het bureau - vooral ingezet om directeuren te verleiden. Die waren zeer gevoelig voor incentives die we konden uitdelen. Het tweede jaar was het topjaar. We hebben toen vooral ingezet op scholing. Zo’n training werd afgesloten met een soort feestje, deelnemers kregen een Biloba-ambassadeur-button opgespeld. Dat werd door tegenstanders meteen aangegrepen om te zeggen: het wordt nu wel heel erg een soort religieuze cultus. Zoiets ontstaat dan. Nu lach je erom, het opspelden van die speldjes.’

Heidag De bestuurlijke dadendrang leidde er in het eerste Bilobajaar zelfs toe dat niet meewerkende opleidingen ‘straf’ kregen in de vorm van een financiële korting. Zoals de Sporthogeschool ondervond. Een jaar later had het college van bestuur daar eigenlijk alweer spijt van, het was niet de manier om loyaliteit ‘te kopen’. Een breekpunt was volgens Cor Creemers een ‘heidag’ in Leuven van een Fontysberaad in het derde jaar van Biloba. ‘Daar is de opstand begonnen, onder leiding van Ans Buys (zie haar visie op Biloba elders in dit hoofdstuk, red.). Daar was in de pauze Norbert de enige met mijn club die antwoorden formuleerde voor de weerstanden die er waren. Je voelde daar dat er in het bestuur een tweedeling kwam. Norbert stond toen heel erg alleen. Leuven was voor mij de breuk, toen dacht ik: nu halen we de doelstelling niet. We zetten wel iets neer, maar dat is voor de bühne… als er een nieuwe bestuurder komt, die veegt dat gewoon van tafel. Dat voelde je al aan.’ Dat dat inderdaad gebeurde, doet Cor Creemers nog steeds pijn. Dan doelt hij vooral op de manier waarop dat ging. ‘Ik heb destijds een gesprek gehad met Marcel Wintels en gezegd: ik zou het niet helemaal van tafel vegen, maar veel meer terugbrengen naar de instituten. Dat centraal gestuurde is niet meer van deze tijd. Je kunt dat ook niet volhouden, want je moet steeds driestere maatregelen nemen om ze allemaal in het hok te houden. Ik heb me destijds enorm geërgerd aan hoe Wintels omging met Biloba. Hoe hij alle energie die daarin was gestoken, badinerend aan de kant schoof. De eerste twee jaren van Wintels hebben me echt pijn gedaan. Ik was met pensioen, maar hoorde nog wel hoe het verder ging.’

Troostrijk Cor Creemers noemt het ‘troostrijk’ dat – achteraf – Biloba toch meer impact op het onderwijs had, dan de discussie rond de minoren destijds deed vermoeden. ‘Als er ergens een onderwijsorganisatie een grote koerswijziging overweegt, zou ik zeggen: betrek de professional er heel erg sterk bij. En probeer ook de deur open te laten voor mensen die het niet zien zitten. Weerstand is op zich goed, maar kan ook leiden tot eroderen van het hele concept. En neem de tijd. Ik snapte Norbert Verbraak wel… Die wilde het voor elkaar krijgen voor-ie wegging. De professional, de man of vrouw die het moeten doen, dat zijn eigenlijk de belangrijkste schakels in zo’n proces. Ik heb geleerd: als het echt knaagt – die twee minoren – dan moet je daar ook langer de tijd voor nemen. Loyaliteit is mooi, maar er zitten ook gevaren aan. Je hebt dan de neiging om kritische vragen op een tweede plan te zetten.’

33


‘ Ik dacht: dat gaan we dus niet doen’ Vraag Fontysmedewerkers die al wat langer meelopen naar hoogte- en dieptepunten en het woord ‘Biloba’ valt snel. Nu, bijna twintig jaar na die onderwijsvernieuwing, lopen de meningen nog steeds uiteen. Was het nou een succes of niet? Ans Buys, oud-directeur van Fontys Lerarenopleiding Tilburg (FLOT) kijkt genuanceerd terug. Maar gruwde van het plan voor een dubbele minor. ‘Ik dacht: dat gaan we dus niet doen.’ Biloba was een veelomvattende onderwijsvernieuwing die rond 2003 vanuit de raad van bestuur in gang werd gezet. Onder de noemer ‘het nieuwe leren’ werd competentiegestuurd onderwijs geïntroduceerd met studieloopbaanbegeleiding en assessments. Bovendien moest een curriculum worden gesplitst in een minorperiode (twee minoren) van een jaar en een major van drie jaar. Aan die splitsing ontleende het programma de naam Biloba: een Japanse boom met een tweelobbig blad: een groot deel (de major) en een kleiner stukje (de minoren). Ans Buys had als FLOT-directeur vooral moeite met die minoren. In een tijd waarin de kwaliteit van lerarenopleidingen toch al het mikpunt was van een maatschappelijk debat, dreigde er zomaar een jaar uit haar opleiding te worden gezaagd. ‘Wij kregen leerlingen binnen van havo 5 en die moesten we in vier jaar beroepsbekwaam maken. Vakinhoud bijbrengen, didactiek, pedagogiek. Bovendien moesten ze stagelopen. Als je daar een jaar afhaalt… Bovendien waren er op dat moment landelijk kritische geluiden. Enerzijds zei men: de jonge generatie beheerst het vak niet. Ze weten bij wijze van spreken nog niet eens wanneer de Tweede Wereldoorlog was. En anderzijds: jullie leiden mensen op tot het algemeen vormend onderwijs, terwijl het grootste deel van je studenten in het beroepsonderwijs terechtkomt. Dus we moesten in die vier jaar al sterker inzetten op de beheersing van het vak, we moesten ze breder opleiden. En dan gaan ze een jaar bij de opleiding weghalen… Ik dacht: dit gaan we dus niet doen.’

Gewoon boos Ans Buys weet nog dat ze echt boos was over het plan. ‘Ik heb een keer bij een Fontysberaad gezegd: “Als ik een zoon of dochter had en die zou naar de lerarenopleiding willen, dan zou ik zeggen: ga alsjeblieft niet naar Fontys. Want dan kom je echt veel tekort.” Dat werd me natuurlijk niet in dank afgenomen. Ik merkte dat ik gewoon boos was: wat zijn jullie nou voor een stelletje idioten, je haalt me binnen om de relatie met het werkveld beter te maken en dan knip je een jaar uit mijn opleiding. Dat ga ik dus niet met applaus begroeten.’

34


EIGENGEREIDE PLANNEN

Buys – toen rector van het Sint-Janslyceum in Den Bosch – werd in 2002 door Jan Houben gevraagd of ze directeur van FLOT wilde worden. Vooral de relatie met het werkveld behoefde een impuls, Buys kon daarvoor zorgen met haar onderwijservaring. Na 12,5 jaar rector te zijn geweest, vond ze het een mooi moment voor een overstap. Ze bleef tot haar pensionering in 2014 bij Fontys. Geconfronteerd met het minorenplan, bedacht ze de raad van advies uit het werkveld naar voren te schuiven. ‘En we zinden op de vraag of we iets anders konden bedenken. Docenten waren blij dat ik met hen mee in het verweer ging. En niet, zoals sommige directeuren in die tijd: alles wat van boven kwam, uitvoeren. Ik had maar één belang: de allerbeste leraren van Nederland opleiden. Iemand zei destijds tegen me: “Dan moet je ontslag nemen”. Ik zei: nee, dat ga ik niet doen, ik ga kijken of ik hier iets aan kan veranderen. Toen hebben we het uiteindelijk voor elkaar gekregen om een minor ‘innovatief beroepsonderwijs’ te ontwikkelen.’

Een list Volgens Biloba mochten studenten zelf minoren ‘shoppen’. Bij FLOT bedachten ze een list. Buys vertelt lachend: ‘Dat noemden we in eerste instantie een ‘verplichte keuzeminor’. We zeiden: iedereen die geen ervaring heeft in het beroepsonderwijs, moet deze minor volgen. Het heeft uiteindelijk wat kruim gekost. Ik weet nog dat ik terugkreeg van de directeur van Biloba, dat de start van Biloba heel lastig was, “want dat meisje uit Tilburg lag steeds dwars”.’ Ans Buys voelde zich gesterkt doordat FLOT alle zaken op orde had: de relatie met het werkveld was hersteld, de opleiding schreef zwarte cijfers en studenten en docenten waren tevreden. Dan is het iets makkelijker om weerstand te blijven bieden. ‘Ik voelde me heel zeker. Ik had ervaring als rector, ik had goede contacten in het werkveld. Ik dacht: ik pleit niet voor mezelf, ik pleit voor de best mogelijke leraar. Het hielp ook wel dat er een grote raad van bestuur was, die het ook niet altijd met elkaar eens was. Dus af en toe ging je eens naar die en dan ging je weer eens naar die. Uiteindelijk kreeg ik de ruimte om een eigen koers te kiezen. Maar Biloba was natuurlijk toch wel het kindje van Norbert Verbraak. Goed nadenken over hoe je ict kunt inzetten, competentiegericht werken, breder kijken dan je eigen onderwijsveld, allemaal prima. Alleen die twee minoren… En als ik dan echt denk: over mijn lijk, dan zet ik ook alles in om te voorkomen dat het gebeurt.’ Moeite had ze ook met de centrale aansturing van de onderwijsplannen. ‘Ik geloof er niet in dat als je in het onderwijs iets wilt veranderen, dat je dan zo’n heel bureau optuigt met onderwijskundigen die dan gaan bedenken wat mensen die met de poten in de klei staan, moeten gaan doen. Mensen die bijvoorbeeld uit de journalistiek komen hebben toch net weer een iets andere bril op dan mensen die in het onderwijs werken. Laat vooral de kleur van dat beroep terugkomen. Als je het hebt over Fontys als stad: ieder winkeltje heeft zijn eigen sfeer en kleur. Ben daar vooral zuinig op en geef mensen de kans om te stralen en om dat te laten zien.’

35


De dubbele minor werd na het vertrek van Norbert Verbraak door Marcel Wintels teruggebracht tot een enkele minor. En Wintels sneed in de uit de kluiten gegroeide centrale organisatie. ‘Al die ondersteunende diensten daar moesten wij best veel geld aan afdragen… Als ik denk aan kwaliteitszorg, wat een mensen daar wel niet zaten. De interne vooraccreditatie was een nog groter circus dan de echte accreditatie. Dat heeft Marcel Wintels goed gedaan: kijken wat echt een meerwaarde heeft en wat je beter op instituutsniveau kunt regelen.’

Etiketje Ans Buys voelde zich al die jaren vooral lid van de FLOT-familie, minder van de Fontysfamilie. ‘Er is misschien ook niet echt een Fontyscultuur, omdat Fontys is ontstaan uit allemaal losse, al lang bestaande opleidingen met een eigen cultuur. Die werden dan verbonden door dat etiketje ‘Fontys’ erop, maar het blijft natuurlijk de lerarenopleiding in Tilburg of de pabo in Veghel of de opleiding journalistiek in Tilburg.’ Ze wil er geen enkel misverstand over laten bestaan: ze had het geweldig naar haar zin bij FLOT. ‘Ik vond Fontys een soort kroon op mijn werk. Ik ben een boerendochter, in ons dorp gingen twee meisjes naar de mulo en de rest ging naar de huishoudschool. Mijn ouders kenden het woord emancipatie niet, maar zeiden: “Ge magt leren wâ ge wilt, als ge oe best mâr doet”. Uiteindelijk dan directeur van een lerarenopleiding worden. Ik ben ook wel eens gevraagd of ik de landelijke politiek in wilde. Maar ik ben niet gebakken voor de politiek. Ik vond m’n werk hartstikke leuk en de politiek leek me geen fijne omgeving om in te werken.’

36


EIGENGEREIDE PLANNEN

Plusprogramma Jan de Leeuw en Thijs Kemmeren zeggen het bijna in koor: het ‘Honours Programme’ dat ze voor SPECO (Sport en Economie) en de Johan Cruyff Academy van Fontys Economische Hogeschool Tilburg ontwikkelden is ‘met afstand’ het leukste dat ze gedurende vele jaren in het onderwijs deden. Van 2007 tot 2016 konden studenten een extra studiepakket volgen. Tegen de stroom in werd het een bijkans legendarische onderwijsactiviteit. Bij wie aan tafel zit met de twee oud-SPECO-docenten, duizelt het al snel van de tientallen namen uit de sportwereld die het duo moeiteloos de revue laat passeren. Allemaal gasten tijdens een van de weken die samen het ‘plus-programma’ vormden. De Leeuw en Kemmeren hebben inmiddels een dik digitaal adressenboekje, als getuige van een fors netwerk. Maar eerst dat begin. Thijs Kemmeren, gymleraar en historicus: ‘Fontys kent tal van hoogtepunten, maar er waren ook momenten waarop ik dacht: hoe bedenken ze het! We moesten in een bepaalde periode in een zo kort mogelijke tijd met zo min mogelijk mensen, zoveel mogelijk studenten proberen te laten afstuderen. Een van de dingen die men toen bedacht: laten we studenten die achterstanden hebben wat extra mogelijkheden geven om hun tentamens te halen. Toen ik dat hoorde, zei ik: verdomme! Want wat je nou doet is de beste studenten die we hebben, naar huis sturen! Da’s niet goed. Ik heb bij Jan aangeklopt en gezegd: kunnen we niet een bijzonder programma maken voor die goede studenten?’

Overtuigingskracht Dus begon het duo te puzzelen. Maar vooral ook: bij het management te lobbyen. Kemmeren: ‘Ik heb toen de blaren op mijn tong moeten praten. Want het ging geld kosten en formatieruimte. We hebben een goed netwerk en we dachten: we laten bijvoorbeeld ex-studenten die zich goed ontwikkeld hebben na hun studie, binnenvliegen, om hen een mooi verhaal te laten houden.’ Toestemming en een budgetje kwam er. Kemmeren: ‘Misschien is onze overtuigingskracht voldoende geweest. We hadden echt heel goede argumenten om de beste studenten niet naar huis te sturen of vakken te laten vullen bij Albert Heijn.’ Het duo spijkerde een programma in elkaar van vier themaweken. Die vier thema’s kwamen iedere twee jaar langs. Ieder jaar prijkten er twee themaweken op het rooster. De Leeuw: ‘Elk jaar boden we parallel aan de Jan de Leeuw (links) en Thijs Kemmeren (rechts) met tussen hen in gast Thijs Slegers (manager perszaken van PSV). 37


tentamenweken in mei en in het najaar een ‘Special Programme’ van een week aan. Dat mocht toen nog geen ‘Honours Programme’ heten, want Fontys had zelf ook plannen in die richting.’ Studenten die weinig achterstanden hadden, mochten meedoen. Er waren studiepunten te verdienen en bij het afstuderen kregen deelnemers bij de diploma-uitreiking in het Willem II-stadion een extra certificaat ‘Honours Programme’. De vier thema’s van het programma waren: ‘Sport en de sportwereld’, ‘Sport en internationalisering’, ‘Sport en samenleving’ en ‘Sport en media’. Kemmeren: ‘Het waren onderwerpen waarvan wij vonden dat die passen bij mensen die in de sportwereld een functie zouden krijgen. We vonden het belangrijk dat we een programma ontwikkelden waarbij studenten iets meer kregen dan ‘zo snel mogelijk in zo weinig mogelijk tijd zoveel mogelijk studenten door een opleiding heen jagen’.’

Grootste succes Het initiatief moest langzaam groeien. Bij de eerste editie meldden zich zo’n tien tot vijftien studenten. Maar dat liep al snel op. Kemmeren: ‘Uiteindelijk werden het er twintig, dertig. We hebben er wel eens veertig, vijftig gehad. Het was het grootste succes dat wij ooit hebben gehad.’ Een themaweek bestond uit twee dagen ‘in huis’, waarbij een waaier aan gastsprekers langskwam. De derde dag was buiten de deur. De Leeuw: ‘We zijn in het kader van ‘Sport en internationalisering’ een paar keer naar het Sportimonium, het Olympisch museum in België, geweest. Gingen we met de bus heen en dan hadden we daar een programma. We hadden ook iedere cyclus wel een bezoek aan het Olympisch Stadion. Dan kwamen bijvoorbeeld sporthistoricus Jurryt van de Vooren als spreker en sportwethouder Eric van der Burg van Amsterdam, die is nu voorzitter van de Atletiekunie.’ Daarnaast kregen deelnemers opdrachten. Kemmeren: ‘Bij sport en media lag het voor de hand om ze ergens een tekst over te laten maken. Er zat nadrukkelijk een bildungsgedachte achter het programma. Dat betekende dat we studenten ook meer van sociale wetenschappen en geesteswetenschappen mee wilden geven. Een wat ruimere maatschappelijke insteek.’

38


EIGENGEREIDE PLANNEN

Dan komen de twee te spreken over de gasten die in de loop der jaren langskwamen. Een niet ophoudende stroom namen volgt. Kemmeren: ‘Bert Nederlof… die kwam nota bene helemaal van Texel. Hij kon er pas na 13.00 uur zijn, want moest eerst over met de boot… We hadden sportjournalisten, Willem Vissers, John Volkers, Guus van Holland, mensen uit de sportwetenschap. Maar ook topsporters als zwemmer Johan Kenkhuis. Die heeft een verhaal verteld over sport en diversiteit. Een van de hoogtepunten was oudvolleyballer Guido Görtzen. Die was lid van het gouden volleybalteam van Atlanta 1996, werd destijds gepest door teamgenoten, hield bij ons een geweldig verhaal.’ De Leeuw: ‘Ik heb een keer uitgerekend dat we in die tien jaar meer dan honderd gasten hebben gehad. Dat was ook goed voor de opleiding. Ons netwerk werd veel groter.’ En, toegegeven, de twee initiatiefnemers beleefden er ook zelf lol aan. De Leeuw: ‘Voor ons was het ook feest! Want we kregen een aantal geweldige sprekers.’ Kemmeren: ‘En we gaven er ook zelf inleidingen bij. Ik ben sporthistoricus, dus allicht!!’

Zuur

‘ Het waren onderwerpen waarvan wij vonden dat die passen bij mensen die in de sportwereld een functie zouden krijgen.’

De pret mocht tien jaar duren. Als de vraag op tafel komt waarom het programma uiteindelijk in 2016 stopte, worden de twee oud-docenten (beiden inmiddels met pensioen), voorzichtig. Kemmeren: ‘Ja, dat was na mijn tijd. Ik ben in 2015 met pensioen gegaan.’ De Leeuw: ‘Het was uiteindelijk een financiële kwestie. Er moest bezuinigd worden, er was minder budget. Toen konden we dat programma niet meer maken en is het gestopt.’ Kemmeren: ‘Dat heeft dan ook met serieus nemen te maken. We hebben er persoonlijk heel veel plezier aan gehad. Maar ik denk de studenten ook. En ook de mensen die bij ons de verhalen kwamen vertellen.’ De Leeuw: ‘Ja, dat was zuur. Wij waren allebei al weg. Ik heb 32 jaar bij Fontys gewerkt. Eerst een jaar of vijf, zes bij de lerarenopleiding. Ik werkte daar bij de afdeling theologie/levensbeschouwing. Daarna heb ik bijna dertig jaar bij SPECO en de Johan Cruyff Academy gewerkt. Ik heb het ‘Honours Programme’ met afstand het leukste gevonden. Het sloot aan bij mijn eigen belangstelling.’

39


Maud Donga

‘We gaan in de toekomst meer van elkaar leren.’

40


INTERVIEW MAUD DONGA

Maud Donga is expertcoach trendonderzoek, projectcoach en instroomcoördinator bij de opleiding Trend Research & Concept Creation in Lifestyle bij Fontys Academy for the Creative Economy en docent bij de minor Trendwatching. Over 25 jaar is ze 58. Wat gaat er volgens haar gebeuren in de komende kwart eeuw?

‘Op het voortgezet onderwijs is vrijwel niets veranderd sinds ik er zat. Het is nog steeds traditioneel onderwijs met een moeder- of vaderfiguur voor de klas die de kinderen aanstuurt. Als de leerlingen aan het hbo beginnen, zijn ze niet zelfsturend. We moeten de komende jaren werken aan een brug van voortgezet onderwijs naar hbo. In het hbo kijken we meer naar de mens en naar bewegingen in de maatschappij. Ik hoop dat het voortgezet onderwijs meer aandacht gaat besteden aan het reflecterende vermogen van leerlingen, zodat we over een jaar of tien meer zelfbewuste studenten met intrinsieke motivatie mogen ontvangen. Ik hoop dat technologische ontwikkelingen en het humane in de toekomst hand in hand gaan. Het contact, de verbinding en het fysieke samenzijn is wat ons mens maakt. We gaan in de toekomst meer van elkaar leren. Fontys wordt een kennisinstelling, een plek waar je kennis vergaart en vooral een plek waar je die kennis met elkaar deelt. De betrouwbaarheid van informatie baart me zorgen, het gaat snel met de ontwikkeling van nepnieuws en deepfakes. Ik ben benieuwd hoe we hier mee omgaan en hoe we dit gaan toetsen, want de tijd dat er maar één waarheid was, is voorbij. Beroepen gaan veranderen, wellicht worden het rollen. Het is belangrijk om future proof vaardigheden te ontwikkelen, we moeten ons oriënteren op wat onze studenten nodig hebben. Mensen zullen ook veranderen. De kinderen die nu opgroeien krijgen andere normen en waarden mee dan wij hebben meegekregen. Je ziet nu bijvoorbeeld het verschijnsel ‘curlingouders’ die alle obstakels voor hun kind wegnemen, dat heeft effect op de toekomst. Laten we hopen op een zelfstandigere generatie.’

41


Grootste successen GROOTSTE SUCCESSEN Trots is een vreemde eigenschap. Aan Winston Churchill wordt de uitspraak toegeschreven: ‘Trotse mensen verdwalen liever dan de weg te vragen’. In die betekenis kan trots hinderlijk zijn. Negatief zelfs. Tegen hoogmoed aan. Maar er is ook die positieve kant van trots: het met voldoening terugkijken op uitmuntende prestaties. Op de grootste successen.

42


GROOTSTE SUCCESSEN

Oud-student Duncan wint Eurovisie Songfestival Succes zit in kleine en in grote dingen. Het zit in studenten die, soms met vallen en opstaan, hun opleiding succesvol afronden en in medewerkers die nieuwe inzichten integreren in hun werk. Succesvol zijn ook de (oud-)studenten die achter de schermen werken of die in grote orkesten spelen. Sommige successen zijn echter zichtbaar in de media. Bij Fontys hebben we veel beroemde oud-studenten. Enkele voorbeelden: singer/songwriters Danny Vera, Duncan Laurence, Jacqueline Govaerts, Floor Jansen en Sjoerd de Buck (Joe Buck), drummer Jimmy van den Nieuwenhuizen, acteurs Theo Maassen en Monic Hendrickx, beeldend kunstenaar Tim Breukers, operazangeres Fientje Hoogstad, presentatrice Yvon Jaspers, choreograaf Katja Heitmann en de musicalsterren Celinde Schoenmaker en Freek Bartels. Toen Rockacademie-alumnus Duncan Laurence in 2019 ogenschijnlijk vanuit het niets het Eurovisie Songfestival won en liefdevol over zijn opleiding sprak, barstte er een mediacircus van ongekende proportie los. Alle grote dagbladen, tv- en radiostations en regionale media wilden alles over Duncan en zijn opleiding weten. Marketing- en communicatieadviseur Mariëlle Hulshoff maakte het van nabij mee. Ze is de nuchterheid zelve: ‘Wij leiden onze studenten op als ondernemers. Duncan heeft meegedaan aan talentenjachten om zijn netwerk uit te breiden en zijn naamsbekendheid te vergroten. Dat heeft hij heel goed en slim gedaan. Uiteindelijk ging alles rollen voor hem, met dit succes als resultaat.’

Positieve vibe In 2018 was Duncan genomineerd voor de Jacques de Leeuw Prijs van Fontys Hogeschool voor de Kunsten. Een jaar met veel getalenteerde genomineerden. Die prijs won Duncan niet. You can’t win them all. Toen hij daarna werd uitgekozen om Nederland te vertegenwoordigen op het songfestival kwam er een positieve vibe op gang. Hulshoff: ‘Iedereen had het erover en in de media werd hij meestal in één adem met de Rockacademie genoemd. Duncan was erg lovend over zijn opleiding en de sfeer bij ons op school. Er ontstond bij ons, maar ook in de buitenwereld, een sterk ‘wij-zijn-voor-Duncan-gevoel’. Uiteindelijk hebben wij met z’n allen, (oud-)studenten, collega’s en een rijtje vips, op een groot scherm in de stad naar het songfestival gekeken. Daar was bijvoorbeeld OCW-minister Ingrid van Engelshoven ook bij aanwezig. Dat was onze avond. Wij voelden ons één grote familie en waren supertrots op Duncan en op Rockacademie.’

Mediastorm Met de mediastorm rondom Duncan wisten ze wel raad bij Fontys Hogeschool voor de Kunsten. Hulshoff. ‘We zijn wel wat gewend. Ook onze studenten kijken niet op van een cameraploeg, ze lopen er gemakkelijk omheen, laten zich niet van de wijs brengen en staan met hun voeten op de grond. Er ontstond trouwens wel een Duncan-effect: door zijn overwinning kregen we een nieuwe toestroom aan singer-songwriters.’

43


Een geheimgehouden werkbezoek Het is die dinsdagmorgen de 26e november 2019 een winderige, maar droge herfstochtend in Venlo-Zuid. Buiten, op de Fontyscampus, staat een groep van vier strak geklede mannen in gespannen afwachting. Tot tegen half tien die ochtend vanuit de Tegelseweg een donkerblauwe Audi A8L met het kenteken AA-86 het Fontysterrein opdraait. Buiten het welkomstcomité weet eigenlijk helemaal niemand van het verrassende werkbezoek van de koning aan het lectoraat van Vincent Pijnenburg. Die ochtend zal er weinig les worden gegeven, het gerucht dat de majesteit in het gebouw is, gaat als een strovuur door de Fontysgebouwen.

44


GROOTSTE SUCCESSEN

Eigenlijk komt koning Willem Alexander mee als ‘gast’ van Raymond Knops. De staatssecretaris (Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties, BZK) is tijdelijk vervanger van minister Kajsa Ollongren, die herstelt van een operatie. Bewindslieden nemen eenmaal in een kabinetsperiode de koning mee naar een van hun beleidsterreinen. Knops – zelf afkomstig uit het Noord-Limburgse Horst aan de Maas – beheert de portefeuille Duits-Nederlandse samenwerking en komt daardoor uit bij het lectoraat Cross-Border Business Development van lector Vincent Pijnenburg. Die laatste herinnert zich dat hij dringend werd uitgenodigd voor een gesprek met het ministerie van BZK in de herfstvakantie van dat jaar. Lastig, Pijnenburg was immers net vader geworden van een dochter en zat nog in het staartje van zijn verlof. Maar gezien het ‘urgente’ karakter van de bespreking, haastte hij zich die 16e oktober 2019 om 11 uur in de ochtend naar een vrijwel verlaten Fontyscampus. ‘Er was iemand van het Kabinet van de Koning, de Rijksvoorlichtingsdienst en nog een paar aanpalende organisaties. Toen werd er pas gezegd: “Luister, Vincent, niet alleen de minister komt, maar hij neemt iemand mee.”’ ‘Het verzoek was heel concreet: we komen graag met de koning langs vanwege de inhoud. Dus geen lintje doorknippen. Het zou gaan om een echt inhoudelijk gesprek over Duits-Nederlandse samenwerking. Daar blinken wij bij Fontys in uit.’

45


Snelkookpan Vanaf dat moment belandde Pijnenburg in wat hij zelf een ‘snelkookpantraject’ noemt. Binnen een maand moest het bezoek worden voorbereid. En: het was de bedoeling dat dat niet algemeen bekend zou worden, om volksoplopen en journalistenscrums te voorkomen. Pijnenburg lichtte zijn directeur Bram ten Kate (Fontys International Business School) in. Een secretaresse werd eveneens op de hoogte gebracht. En dat was het. Buiten het trio zou voorlopig niemand te weten komen wat er werd uitgebroed. Dat de minister zou komen was wel algemeen bekend. Dat zorgde er ook voor dat genodigden – zakenmensen, studenten – hun agenda vrijmaakten. Nou ja, niemand. Zowel Vincent Pijnenburg als Bram ten Kate vertelden hun respectievelijke partners hun ‘geheim’. In de wetenschap dat die het niet verder zouden verklappen. Het college van bestuur van Fontys werd op de hoogte gebracht. Maar wel met de mededeling dat het hier een werkbezoek betrof. Ofwel: bestuurders waren even niet welkom. Bram ten Kate: ‘Het mooiste was nog wel: het bezoek was op de dag van de accreditatie van onze grootste opleiding. Accreditatiedagen zijn altijd feestjes, maar ook wel spannende feestjes. Het is dan wel mooi om even te laten zien wat wij allemaal in huis hebben. Wij trekken eigenlijk alleen maar regionale studenten, het grootste deel heeft een Duits paspoort. Het is ontzettend belangrijk voor de Nederlandse economie, voor Limburg, voor deze regio, dat we aan grensoverschrijdende samenwerking doen. Dat is nou precies het onderzoeksgebied van Vincent Pijnenburg. Ik zie het als een bevestiging van hoe belangrijk dat is, dat de koning op de campus komt.’

Verbaasd Op de dag van de accreditatie kwamen vijf mensen van de beveiliging alle ruimtes die de koning zou bezoeken, checken. En dus ook de lokalen waar de accreditatiecommissie zat. Ten Kate: ‘Die commissieleden dachten: wat doen die mannen hier? Toen heb ik ze in vertrouwen genomen: jullie zijn vandaag niet onze enige gast, over een halfuur komt ook de koning nog langs. Die keken echt zo verbaasd… Dat was wel mooi.’

46


GROOTSTE SUCCESSEN

‘We hebben het goed geheim weten te houden. Tot het moment dat de koning uit z’n auto stapte.’ Pijnenburg: ‘Ook de gespreksdeelnemers, ondernemers uit de regio, wisten tot die ochtend niet dat ze met de koning in gesprek zouden gaan. Ze kregen een halfuur vooraf een korte briefing: weet dat over een halfuur de koning aanschuift, wees dus niet verrast. Studenten speelden een geweldige rol. Bij alle gespreksrondes lieten we hen aan het woord. Voor mij was het spannend, maar je kunt je voorstellen hoe spannend het voor hen geweest moet zijn.’ Dat leverde overigens een opmerkelijk tafereel op. De Duitse studenten wilden graag laten zien hoe goed ze het Nederlands machtig zijn en spraken dus die taal tegen de koning. Die antwoordde op zijn beurt de studenten in het Duits, de taal van zijn vader. Waren er die ochtend aanvankelijk nog lessen gaande, het bericht dat er koninklijk bezoek gaande was, verspreidde zich als een vuurtje door het schoolgebouw en op social media. Pijnenburg: ‘Ik denk dat er die ochtend weinig lessen hebben plaatsgevonden. Als we ons van ruimte A naar ruimte B verplaatsten, liepen we echt door een soort van erehaag van studenten.’

Trots Terugkijkend noemt de lector het bezoek ‘overweldigend’. ‘Ik werd een paar dagen geleefd. We keken mekaar achteraf aan van: Dat hebben we toch goed gedaan! Als het dan lukt om het geheim te houden, te zorgen dat het allemaal loopt… Dat het een werkbezoek is zonder poespas. Dat is allemaal gelukt. We hebben de breedte van de campus kunnen laten zien.’ En wat de opleiding er uiteindelijk aan overhield? Directeur Bram ten Kate: ‘Ik denk dat mensen hier trots zijn op wat we doen. Dat heeft dat bezoek ook gebracht. In het begin was er veel verbazing dat er een Audi 8 voor het gebouw stopte. Toen-ie twee uur later wegging, stond echt de hele hal vol studenten.’

47


Erasmus Mundus bij Fontys OSO Een blik over de landsgrenzen verruimt ook de professionele kijk. Dat ondervonden Jacqueline van Swet en Thieu Dollevoet toen ze in 2005 met het Opleidingscentrum voor Speciale Onderwijszorg (OSO) van Fontys in een internationaal samenwerkingsprogramma, Erasmus Mundus, stapten met een Britse en Tsjechische universiteit. Vijf jaar lang trok het mastertraject studenten uit alle werelddelen. Vijf jaar trokken Dollevoet en Van Swet ook intensief op met hun ‘counterparts’. Het OSO-duo kijkt er met warmte op terug. ‘Interculturele communicatie’, noemt Thieu Dollevoet het. Hij heeft het over de hindernissen, misverstanden, het wederzijds begrip en onbegrip, maar ook plotselinge inzichten en leermomenten die samenwerken met een internationale groep met zich meebrengt. Jacqueline van Swet concludeert terugkijkend dat ze zelfs nog meer hadden kunnen leren van de deelnemende studenten. ‘Ik had in het begin al heel veel moeite om hun verhalen te snappen, hun context te snappen. Er waren achteraf gezien natuurlijk duizenden dingen die wij van hen hadden kunnen leren.’

Een klik Maar eerst naar het begin: een klik. Zoals veel internationale programma’s uiteindelijk werken, omdat initiatief-nemers het goed met elkaar kunnen vinden. Het Utrechtse Seminarium voor Orthopedagogiek (Hogeschool Utrecht), een ‘concullega’ van OSO, had al een samenwerkingsprogramma met de Britse University of Roehampton (Londen). Tot ze daar mee stopten. Dollevoet: ‘Via via vernamen we dat. Ik dacht: wacht even, we moeten de concurrentie tussen de opleidingen wel scherp houden. We hadden vooral met Utrecht hele sterke concurrentie. Zo is het overigens nog steeds. Chris Lloyd was de ‘dean’ van de School of Education van Roehampton. Zij kwam een aantal keer per jaar naar Nederland. Op een gegeven moment heb ik een afspraak met haar gemaakt in Amsterdam.’ Vanaf dat moment was er die ‘klik’ en ging de internationale bal rollen. De eerste samenwerking betrof een mastertraject voor OSO-medewerkers en andere onderwijsprofessionals. Die konden uiteindelijk een master-degree van Roehampton ontvangen. Van Swet: ‘Wij waren op dat moment een zeer bloeiend instituut. De studenten klotsten tegen de plinten. Onze studenten waren onderwijzers, leraren die al in het veld werkten. Die kwamen bij ons voor een voortgezette opleiding en later een deeltijdmaster.’ Dollevoet: ‘Toen ik in 1976 begon bij OSO, hadden we 450 studenten. Rond 2000 hadden we er 4.500. Toen waren we verreweg het grootste instituut binnen Fontys.’ Van Swet: ‘Er was een enorme spirit, ook onder collega’s. Gedreven mensen voor die speciale onderwijszorg. Voor kinderen met autisme, ADHD, dyslexie, gedragsproblemen.’

48


GROOTSTE SUCCESSEN

Formeel Dollevoet ontmoette zijn Roehampton-collega Chris Lloyd in Amsterdam en herinnert zich dat ze het snel eens waren. ‘Afspraken maakten we in een kwartier tijd. Vertrouwen over en weer, inspirerend, daadkrachtig.’ Van Swet: ‘Maar het is allemaal wel heel formeel in Engeland, alles moest goed worden vastgelegd. Chris was wel iemand die op de juiste plaatsen invloed had.’ Samen bouwden OSO en Roehampton een aantal jaren ervaring op in het samenwerken binnen de masteropleiding. Toen diende zich de mogelijkheid aan om de Erasmus Mundus van de grond te tillen, een door de Europese Commissie geïnitieerd samenwerkingsprogramma tussen universiteiten. Maar voor een Erasmus Mundus-subsidie moesten er minstens drie partners samenwerken. Op het allerlaatste moment haakte een Noorse universiteit af. Dollevoet: ‘Toen zei Chris: Ik heb pas op een congres iemand getroffen van de Karelsuniversiteit in Praag, de oudste universiteit van Europa.’ Zij had daar eigenlijk best een aardige klik mee.’ En dus zat OSO als hbo-master tussen twee universiteiten. Niet helemaal zoals de Europese Commissie het had bedacht. Maar wellicht uit onwennigheid bij de commissie werden de plannen goedgekeurd (Van Swet: ‘Zo zijn we er eigenlijk tussendoor geglipt’.) en kon de vijfjarige samenwerking van start. Het plan: jaarlijks vijfentwintig onderwijsmensen uit de hele wereld in een programma van één jaar naar een ‘master of arts’ met als thema inclusief onderwijs helpen. De vijfentwintig zouden als groep optrekken. Van Swet: ‘De Europese Commissie wilde de stroom studenten die vooral naar de VS en Australië gingen, naar Europa zien te krijgen. En ze hadden als doel dat de universiteiten in Europa gingen samenwerken. Voor ons was het leuk, het gaf een interessante internationale dimensie, we zouden leren van Roehampton en Praag. We hadden ook wel een moreel doel, een maatschappelijk doel. Wij vonden dat we de anderen wat te bieden hadden op het gebied van speciale onderwijszorg.’

Bruine barakken Na aankondiging van het programma door de Europese Commissie ontvingen de drie initiatiefnemers meer dan honderd aanmeldingen. Daar moesten ze er uiteindelijk 25 uit kiezen en die moesten uit een waaier aan landen en werelddelen komen. De deelnemers startten op 1 september 2005 met een programma van twee weken in Londen. Britse studenten waren op dat moment nog niet aan het studeren, dus was er woonruimte bij Roehampton. Daarna ging de groep een halfjaar naar Tilburg.

49


Jacqueline van Swet: ‘Want Nederland is goedkoop. En wij zeiden: dat kunnen we allemaal wel regelen, dat doen wij wel eventjes. Maar dat bleek toch ietsje ingewikkelder. Op Stappegoor waren er toen nog een soort van asielzoekershuizen achter de parkeerplaats. Van die bruine barakken. Daar konden de studenten dan in. Na half maart gingen ze twee weken naar Praag. Daar konden ze ze niet langer hebben. Praag was van de drie partners misschien het minst flexibel in dat soort dingen. Maar wij accepteerden dat. Dat is in internationaal werk nu eenmaal zo.’ Het programma draaide vijf jaar, met ieder jaar een ‘verse’ groep deelnemers uit alle hoeken van de aarde. Tot een verlenging kwam het niet. De bedoeling was dat er vanaf dat moment een gezamenlijke mastertitel aan de studenten geboden kon worden. De beoordelingscommissie die het programma moest accrediteren, vond dat een hogeschool niets in een universitair programma te zoeken had. En daarmee kwam er een einde aan een intensief programma. Jammer natuurlijk, maar Jacqueline van Swet zag er ook wel weer een positief element in: ze snakten bij OSO naar adem. ‘Erasmus Mundus kostte enorm veel tijd en energie. Wij waren behoorlijk boos. Ook bij Fontys hebben ze toen echt hun best gedaan. Maar het programma was voor universiteiten en het hbo mocht niet meedoen.’

Pamperen Wat bij zowel Dollevoet als Van Swet achteraf overheerst, is het gevoel dat ze er vreselijk veel van geleerd hebben. Van Swet: ‘Ik kom uit Rotterdam, mijn vader was zakenman. Ik ben vrij direct. En dat vond ik eigenlijk ook altijd wel een goeie eigenschap. Tot dan toe. Mensen vonden mij wel aardig hoor, maar internationaal gezien is dat lang niet altijd zo’n goede eigenschap, dat directe. Wat ik ook wel heb geleerd is dat buitenlanders met een veel frissere blik naar ons onderwijs keken. Deelnemers bezochten scholen en kwamen terug met de vaststelling: “Jullie pamperen die kinderen zo enorm”. We kregen daardoor ook een andere blik op ons eigen onderwijs. Ons onderwijssysteem is enorm gesegregeerd in hokjes. Chris Lloyd zei altijd al: als ik met het vliegtuig boven Nederland aankom, dan zie je het al: al die vakjes. Door die vragen van de internationale studenten ga je anders over je eigen systeem denken.’ Moeite was er soms om van die vijfentwintig deelnemers uit landen met totaal afwijkende culturen, een homogene groep te smeden. Er ontstonden nogal eens ruzies. Van Swet: ‘Ze zaten dus samen in die huizen. Dan zit er iemand uit India met iemand uit Afrika. Die Indiërs rochelen ’s morgens… Vervolgens moeten mannen en vrouwen hetzelfde toilet gebruiken… Dan krijg je problemen op je af waarvan je vooraf niet had kunnen bedenken dat die er zouden kunnen zijn. Ik ben psycholoog en vond het ook wel interessant, ik deed regelmatig groepsgesprekken met de hele groep. We gingen dan niet over huiselijke dingen met ze praten. Ik stuurde op: we zijn hier om een master te halen. Die focus heeft me veel steun gegeven. Maar er waren soms heftige dingen tussen mensen. Ik weet dat ik ’s nachts een keer gebeld ben. De avond voor ze naar Praag gingen was er een enorme ruzie in die groep. Iemand wilde niet meer door. Het ging volgens mij over kleding. Afrikaanse of Caribische vrouwen die zich uitdagender kleedden en de Indiërs namen daar dan enorme aanstoot aan. Huisvesting was een heel lastig punt. Dat is ook cultuurgebonden. Er was onder de deelnemers veel gemopper over.’

50


GROOTSTE SUCCESSEN

En ook in de samenwerking met de partneruniversiteiten speelde de ‘interculturele communicatie’ een rol. Zo klaagden deelnemers dat ze slecht antwoord kregen op e-mails aan de coördinator in Praag. Van Swet: ‘Later werd in een groepsdiscussie over Tsjechische cultuur en geschiedenis in Praag verteld dat dat daar nogal gebruikelijk is. Een oud-diplomate vertelde: “We hebben door onze geschiedenis geleerd om nooit antwoord te geven. Want je kon toch nooit plannen.” Antwoord geven vonden ze sowieso griezelig. Want dan ligt het maar vast. De Tsjechische collega’s waren in het begin in vergaderingen ook iets afwachtender.’

Een betere wereld Na vijf jaar hield Erasmus Mundus dus op. Het weerhield OSO er niet van om een ‘professional doctorate’ – een doctoraal programma vanuit de werksituatie – op te zetten in samenwerking met Roehampton. Jacqueline van Swet volgt oud-deelnemers aan het Mundusprogramma nog altijd op social media. Sterker: ze bezocht enkele deelnemers in hun moederland: Nepal, China, Bhutan, India. ‘Dan zie je dat dat programma voor de deelnemers een enorme impact heeft gehad.’ Jacqueline van Swet is sinds twee jaar met pensioen nadat ze sinds 1994 bij Fontys werkte, het laatst als lector. Thieu Dollevoet werkte 36 jaar bij Fontys en voorgangers. Hij was tot 2010 in dienst, ging daarna met pensioen, maar werkte naar eigen zeggen nog twee jaar ‘voor noppes’ door aan allerlei projecten. Van Swet: ‘Je hebt volgens mij als leraar ook de taak om bij te dragen aan een betere wereld. Die blik zie ik weinig bij studenten in hun toetswerkstukken en dat moet je als docent toch een beetje voorleven. Over internationalisering: er zijn vele wegen die naar Rome leiden. Dit was maar één programma. Het hoeft niet deze vorm te hebben. Er zijn ook nu bij Fontys vast heel veel mooie internationale projecten. Maar de internationale en maatschappelijk betrokken blik moet wel in ieders genen zitten.’ Dollevoet: ‘Het was een combinatie van plezier en leren. Internationale contacten hebben ook nieuwsgierig gemaakt. En nieuwsgierigheid is de beste remedie om gezond te blijven.’

51


Marco van Lier

‘Studeren wordt een learning journey.’

52


INTERVIEW MARCO VAN LIER

Marco van Lier is docent/coach en duurzaamheidscoördinator bij Fontys International Business School in Venlo. Over 25 jaar is hij 68. Wat voor ontwikkelingen verwacht hij de komende kwart eeuw?

‘Fontys probeert zich aan te passen aan de veranderende maatschappij. Leven lang leren, flexibel onderwijs, curriculumvernieuwing, praktijkgericht onderzoek, het gebeurt allemaal al. Tegelijkertijd vormt het diploma voor veel studenten het voornaamste bestaansrecht van de opleiding, waarmee ze vooral kunnen aantonen daar slim genoeg voor te zijn. In de toekomst verwacht ik minder focus op de fulltime bachelors en een meer flexibel en open systeem waarbij ook buitenstaanders kennis en vaardigheden kunnen opdoen. Andersom geldt dat onze studenten ook meer buiten de poorten zullen komen. Er komt meer ruimte voor individuele ontwikkeling. Studeren wordt een ‘learning journey’. Maar eigenlijk weet ik niet zeker of Fontys nog wel bestaat over 25 jaar. 50 jaar geleden zagen we de ontwikkeling van internet, smartphone en computer ook niet aankomen. Het ontwikkeltempo is inmiddels meer dan verdubbeld. Het zou naïef zijn ervan uit te gaan dat er geen ingrijpende veranderingen meer komen. Misschien wordt er iets bedacht waardoor onderwijs grotendeels overbodig wordt. Misschien bestaat er over tien jaar al “iets” dat kennis naar je hersenen kan sturen. En dan is de school misschien vooral een ontmoetingsplek waar mensen samenkomen en samenwerken. Een pessimistische gedachte: bestaat de mensheid over 25 jaar nog wel? Ik vrees voor een ecologische crisis als we zo doorgaan. We moeten duurzaamheid niet meer als apart onderwerp zien, maar in het dna van Fontys zien te verankeren en de traditionele modellen van welvaart ter discussie durven te stellen. Circulariteit lijkt de toekomst te hebben, hoewel praktische bezwaren en korte-termijn-denken het vaak lastig maken. Helaas kun je niet alles circulair maken: afval helemaal elimineren lukt niet en je hebt energie en transport nodig. De oplossing kan ik samenvatten met het woord “minder” ofwel minder kopen, minder vliegen, minder uit China halen, minder vlees eten, enzovoorts. Onze westerse ecologische footprint is veel te groot. Laten we die echt proberen te verkleinen.’

53


‘02 Fontyslabel en managementcontracten Fontysinstituten dienen te voldoen aan de eisen van het Fontyslabel. Dit label staat garant voor onderwijskwaliteit. De instituten moeten voldoen aan duidelijk omschreven criteria binnen zeven vastgestelde resultaatgebieden: kwaliteit, studie/studenten, marketing, ontwikkeling, personeel, samenwerking en financieel. De instituutsdirecteuren hebben een integrale verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de taken binnen deze resultaatgebieden en de hiervoor beschikbare middelen. De beschikbare middelen en de geplande activiteiten binnen een resultaatgebied worden in managementcontracten vastgelegd. De instituten zijn redelijk autonoom in de wijze waarop de uitvoering van de afspraken wordt gerealiseerd. Zij leggen hierover periodiek verantwoording af in managementrapportages. De directeuren hebben ruimte om eigen

‘01 Onderwijsvisie Tijdens het Fontysberaad in het najaar van 2001 wordt de visie op onderwijs gepresenteerd. Deze houdt in dat Fontys als een van de grootste hbo-instellingen van Nederland voor iedereen die hoger onderwijs wil en kan volgen een passende opleiding heeft. Fontys is een learning community; een open organisatie, waarin in wisselwerking met de omgeving, maar ook van elkaar geleerd wordt. Fontys is een kennispoort, een knooppunt van theoretische kennis en ervaringen uit de beroepenwereld. Theorie en praktijk vormen elkaars noodzakelijk aanvulling. De opleiding legt de basis voor een levenslang leerproces. Leven is ook beleven. Het is een boeiend proces dat plezier en voldoening biedt; het beïnvloedt gedrag en ideeën en vormt kennis en opinies. De Fontysstudent en –cursist formuleert zijn eigen leervragen, organiseert zijn eigen leerroute en stelt met docenten als consultants zijn eigen portfolio samen. De student is zo ontwerper en uitvoerder van zijn eigen opleiding.

54

keuzes te maken binnen de kaders van de Fontysstrategie.


‘02 Talent Ontwikkelingsprogramma Het Talent Ontwikkelingsprogramma (TOP) start in 2002. Het biedt geselecteerde medewerkers de mogelijkheid te werken aan de eigen ontwikkeling en profilering.

‘02

Beroepskolom Aansluiting in de beroepskolom vmbo-mbo-hbo- is ook in 2002 een belangrijk thema. Zo biedt Fontys ondersteuning aan vmboscholen en mbo-instellingen bij de verbetering van de aansluiting en het vergroten van de doorstroom. Het aansluitingscentrum richt zich op de verbetering van de aansluiting van de eigen hboopleidingen op de mbo-vooropleidingen. De additionele middelen van de overheid worden voornamelijk decentraal ingezet voor verbetering van de loopbaanoriëntatie, loopbaanbegeleiding en het ontwikkelen van doorlopende leerwegen. Een begin wordt gemaakt met de ontwikkeling van een herkenbare beroepsdidaktiek en er is aandacht voor de versterking van de positie van Fontys in de regionale kennisinfrastructuur. Het aansluitingscentrum fungeert als kwartiermaker om grootschalige projecten uit te voeren in het kader van de doorstroomagenda 2003-2005. Contacten worden gelegd met toeleverende ROC’s in de regio Zuid-Nederland. Ook worden initiatieven genomen om binnen Fontys studieuitval te reduceren en doorstroom te bevorderen. Samen met de ROC’s worden plannen ontwikkeld om te komen tot hbo-competentiewijzers voor mbo-leerlingen met doorstroomcapaciteit naar het hbo.

‘02 E-learning Het implementeren van de leeromgeving N@tschool staat in deze programmalijn centraal. Hogescholen kunnen met N@tschool kennismaken; vervolgens kunnen zij binnen deze leeromgeving inschrijven op pilotprojecten over leerroutemanagement, toetsing en evaluatie en digitaal portfolio. De meeste Fontysinstituten werken aan de integratie van N@tschool in de leer-en onderwijsprocessen. Door een verkregen brede licentie voor N@tschool is de inzet van deze leeromgeving voor alle studenten en cursisten van Fontys mogelijk.

55


‘02 Nieuwbouw Sittard, Mgr. Claessenstraat Medio april 2002 wordt in Sittard een nieuw onderwijsgebouw in gebruik genomen. De architecten realiseren een transparant gebouw dat voor multifunctioneel gebruik ingezet kan worden. Het biedt huisvesting aan Fontys Lerarenopleiding Sittard, Fontys PABO Limburg, Fontys Sporthogeschool, Fontys Hogeschool Personeel en Arbeid, Fontys Hogeschool Theologie en Levensbeschouwing, Fontys Hogeschool Pedagogiek, Fontys Hogeschool Sociaal Werk en Fontys Opleidingscentrum Speciale Onderwijszorg. Daarnaast wordt onderdak geboden aan de regionale onderwijsbegeleidingsdienst, Consent. Het gebouw heeft een modern studielandschap met daarbij behorende ICT-voorzieningen en voldoende ruimte om in projectgroepen te werken. Het onderwijzend personeel maakt gebruik van flexplekken, waardoor de bezettingsgraad van de werkplekken sterk verhoogd wordt. Al voor de ingebruikname van de nieuwbouw, zijn de panden aan de Beukeboomweg en de Oude Markt in Sittard verkocht.

‘02 Arbobeleid Intern onderzoek naar de stand van zaken van de arbozorg wijst uit dat de arbozorg zich binnen de organisatie nog beperkt tot een aantal aspecten en meer geïntegreerd dient te worden in de bedrijfsvoering. In 2002 worden de volgende activiteiten uitgevoerd ter bevordering van een gezonde werkomgeving en voorkoming van ziekteverzuim:

• risico-inventarisatie • voorlichtingspakket RSI-preventie • bedrijfshulpverlening

56


‘03 Fontys Graduate School In september 2003 wordt de bachelormasterstructuur ingevoerd in het hoger onderwijs. De coördinatie van de masteropleidingen wordt opgedragen aan de Fontys Graduate School.

‘02

Opwaardering Mollergebouw en ontwikkelingen Stappegoor In 2002 wordt gestart met een gedeeltelijke opwaardering van het Mollergebouw. De grootste problemen met dit gebouw zijn de onduidelijke entree, de onoverzichtelijke gangenstructuur en de klimatisering. Voortzetting van de renovatie is gewenst, waarbij tevens een vleugel ingericht wordt als ‘Market Place’ voor de hele campus Stappegoor. Na renovatie van het Mollergebouw zal het Van der Grintengebouw op Stappegoor worden gesloopt. Op termijn kan op deze plek nieuwbouw voor Fontys Hogeschool Journalistiek en Fontys Hogeschool voor Personeel en Arbeid komen, zodat verdere

‘03 Ontstaan/oprichting

Juridische Hogeschool

Fontys richt in samenwerking met Avans Hogeschool de Juridische Hogeschool Tilburg-Den Bosch op. Deze opleiding start in september in Tilburg met een bacheloropleiding voor hbo-juristen.

concentratie van Fontysopleidingen gerealiseerd wordt.

57


‘04 Fontys label – The learning community Volgens de eisen van het Fontyslabel levert een instituut de vereiste kwaliteit wanneer:

• zijn bacheloropleidingen geaccrediteerd worden door het Nederlands-Vlaams Accreditatie Orgaan (NVAO) en bij visitaties voldoende scoren

• het instituut een integraal systeem heeft voor kwaliteitszorg, een systeem van klachtenregistratie en -behandeling en verbeterprogramma’s opstelt

• studenten het instituut een voldoende geven en het in de Keuzegids Hoger Onderwijs en Elsevier niet behoort tot het onderste segment van 25%

• zakelijke dienstverlening een positieve bijdrage levert aan het regulier onderwijs • medewerkers niet alleen onderwijs verzorgen maar ook deelnemen aan toepassingsgericht onderzoek en hierover publiceren

Majors en minors moeten voldoen aan de interne NVAO-kaders. Daardoor neemt het belang van kwaliteitsborging op instellingsniveau toe en is ook de interne goedkeuringsprocedure van de major-minorkeuze van groot belang.

‘04 Start Biloba Het strategische beleid concentreert zich in 2004 op een ingrijpende onderwijsinnovatie binnen alle opleidingen. Het projectontwerp wordt in juni vastgesteld. In het Biloba-programma worden de onderwijsorganisatie en -inrichting vernieuwd door twee samenhangende doelen: structuurvernieuwing in het kader van de bachelor-masterwetgeving volgens het major-minormodel, en transformatie van de onderwijsleerprocessen, waarin ict op optimale wijze is geïntegreerd. Deze transformatie beoogt de systematische invoering van competentiegestuurd en vraaggericht onderwijs. Dit concept wil behalve kennis ook het vermogen die kennis toe te passen centraal stellen. De invoering van het major-minormodel vergroot de studiekeuzemogelijkheden en flexibiliteit sterk door een breed studieaanbod binnen het eigen of een ander Fontysinstituut. De student kan een eigen leertraject volgen op basis van individuele leervragen. Door deze uitbreiding van studiemogelijkheden verwacht Fontys haar marktpositie te consolideren.

58


‘04 Kerntaak onderzoek Het landelijke innovatieplatform lanceert in 2004 een groot aantal beleidsinitiatieven waarvan er verschillende relevant zijn voor het hoger onderwijs. De rode draad daarin is dat het hbo zijn onderzoekstaak als kerntaak beschouwt en de kenniscirculatie met het bedrijfsleven organiseert. De inrichting van lectoraten en kenniskringen is een belangrijk initiatief om stappen in deze richting te zetten. Daarnaast is het noodzakelijk nieuw beleid te ontwikkelen voor de positionering van onderzoeksactiviteiten en kennisontsluiting. Fontys kiest voor beroepsinnovatie als onderzoeksdoel en wil op dat gebied de samenwerking met bedrijven en instellingen uitbreiden en intensiveren. Er wordt gestreefd naar versterking van de interactie tussen onderzoek en onderwijs, bijvoorbeeld in projectonderwijs, dualisering van onderwijs, stageen afstudeeronderzoek. Vanuit het personeelsbeleid wordt gewerkt aan de versterking van de gewenste positie van Fontys in kenniscirculatie en onderzoek, zowel door de ontwikkeling van daarvoor benodigde competenties als in het aannamebeleid.

‘04

Stipendiumfonds De raad van bestuur biedt de Fontysinstituten en het Fontys Facilitair Bedrijf financiële ondersteuning bij toepassingsgericht onderzoek, promotie of specifieke

‘04 Personeelsbeleid Het personeelsbeleid en de uitvoering daarvan – het personeelsmanagement – is ontwikkelingsgericht. Voor een organisatie met

scholing. Doelen hiervan zijn:

als motto ‘idealisme in learning communities’ is

• vergroten van de professionele ontwikkeling van

het strategisch plan van Fontys kan de centrale

individuele medewerkers, vooral op onderzoeksterrein;

• verwerven van in strategisch opzicht essentiële en ontbrekende kennis;

• bevorderen van kenniscirculatie door publicaties; • inspelen op het nationale en internationale

dat een logische en noodzakelijke keuze. Vrij naar doelstelling van het personeelsbeleid omschreven worden als ‘het ontwikkelen van talenten.’ Fontys geeft deze doelstelling al een aantal jaren vorm door de invoering van nieuwe instrumenten gebaseerd op competentiemanagement.

ontwikkelingsperspectief.

59


‘05 Start renovatie campus Wylderbeek in Venlo In 2005 start de renovatie van de campus Wylderbeek in Venlo, die doorloopt in 2006. De campus heeft drie gebouwen waarin Fontys Technische Hogeschool, Fontys Internationale Hogeschool Economie, Fontys Hogeschool voor Bedrijfskunde en Logistiek en Fontys Pabo Limburg gehuisvest zijn. De gebouwen voldoen niet meer aan de eisen van deze tijd, een goede wisselwerking tussen werken en leren komt onvoldoende tot uitdrukking. Volgens de Fontysvisie op onderwijshuisvesting is een nieuw ontwerp gemaakt. Daarin wordt ernaar gestreefd zoveel mogelijk activiteiten onder te brengen in twee gebouwen. Het derde oudere kloostergebouw komt voor het grootste deel leeg te staan. Naar een alternatieve bestemming voor dit gebouw wordt gezocht.

‘04 Talent Ontwikkelingsprogramma In 2004 start weer een groep met het eerste niveau van het programma (TOP I). Er zijn twee groepen geselecteerd die in 2005 starten. Het totaal aantal medewerkers dat aan het eerste niveau van het TOP-programma deelneemt (gestart in 2002) bedraagt 126, waarvan 49 vrouwen en 77 mannen. Ook dit jaar blijkt tijdens de eindpresentatie de grote toegevoegde waarde van het leren kennen van de breedte van de Fontysorganisatie en het krijgen van een interessant netwerk binnen Fontys. Voor het tweede niveau van het programma (TOP-II) geldt een strenge selectie ondersteund door een assessment. In 2003 zijn elf medewerkers geselecteerd en in 2004 zijn er drie medewerkers bij gekomen. TOP II kenmerkt zich door een individueel ontwikkelingstraject gestuurd door een persoonlijk ontwikkelingsplan dat door de raad van bestuur is bekrachtigd. Men is verplicht enige tijd werkzaamheden te verrichten buiten het eigen instituut. De veertien deelnemers (zeven vrouwen en zeven mannen) ervaren dat als uitdagend.

60


‘07 Start Associate degrees In 2008 verwacht Fontys een Associate degree te starten in het educatieve domein. Er worden aanvragen gedaan om in 2010 meer Associate degrees uit te gaan voeren.

‘07 Verantwoordelijkheden Fontys Graduate School De Fontys Graduate School is verantwoordelijk voor:

• onderzoek: wetenschaps- en onderzoeksbeleid binnen Fontys • lectoraten en kenniskringen: organisatie van wetenschaps- en onderzoeksoverleg en de positionering van de lectoraten

• promotietrajecten: het ondersteunen van promovendi met bijbehorende opleidingsprogramma’s

• masteropleidingen: planning en kwaliteit masteropleidingen ‘06

Werkschrift Er wordt een start gemaakt met het herijken van

‘07 Voorzieningen op het

gebied van topsport

de missie van Fontys. Kwaliteitsverbetering is het

Fontys is met zo’n 75 hbo-trajecten

centrale thema van de nieuwe strategie. Elementen als

deelnemer aan Olympus, Instituut voor

participatie, innovatie en ondernemerschap worden

Topsport en Studie. In dit platform

belangrijker. Een eerste discussiepamflet ‘Kwaliteit

bundelen opleidingsinstituten en andere

in de learning community’ wordt in de vorm van een

partijen hun krachten en maken zich

werkschrift onder alle Fontysmedewerkers verspreid. Op

gezamenlijk sterk voor een ideale sport-,

basis hiervan volgen intern een reeks gesprekken. Verder

leer- en leefomgeving.

zal de strategie mede bepaald worden door de dialoog met belanghebbenden op regionaal en nationaal niveau.

61


Marcel Wintels

‘ JE MOET DOEN WAAR JE

Marcel Wintels Bestuursvoorzitter van 2008 tot 2014

62


MARCEL WINTELS

BESTUURSVOORZITTER 2008 - 2014

GOED IN BENT’ ‘Fontys bestaat niet uit één vis, maar uit een school van vissen. Ze zwemmen allemaal in dezelfde richting, maar soms wijken ze iets af.’ Zo ziet bestuursvoorzitter Marcel Wintels de hogeschool waarvan hij van 2008 tot 2014 bestuursvoorzitter was. Wintels startte zijn baan bij Fontys Hogescholen met een bezoek aan alle instituten en diensten. ‘Ik merkte dat er problemen waren op inhoud, financiën en cultuur. Ik vond het belangrijk om de verantwoordelijkheid voor het onderwijs terug te leggen waar het hoorde: bij de instituten zelf. Er was een dynamiek ontstaan dat een instituut extra geld kreeg als het slecht ging. Dat werkte niet. Voortaan kregen instituten een eigen budget op basis van studentaantallen en moesten ze zelf hun broek ophouden. Het enige wat ik terugvroeg was een sluitende exploitatie, goede kwaliteit en tevreden studenten.’

EIGENAARSCHAP Wintels gaf het eigenaarschap terug aan de instituten. De Juridische Hogeschool Avans-Fontys was voor hem hét voorbeeld dat eigenaarschap het verschil maakt. ‘Zij kregen bij hun oprichting een status aparte, konden vervolgens hun goddelijke eigen gang gaan en waren daar ongelooflijk goed in. ZeHouterman werden Joep hoogwaardig geaccrediteerd en hadden zeer tevreden studenten. Dat sterkte mij in het idee dat mensen, als ze

Bestuursvoorzitter van 2020 tot heden. Bestuurslid vanaf 2018

verantwoordelijkheid krijgen, hun uiterste best doen en ernaar streven om de beste te zijn.’

STUDENTTEVREDENHEID

Studenttevredenheid is volgens Wintels de belangrijkste indicator van de kwaliteit van het onderwijs. ‘Sommige mensen geloven dat studenten pas tevreden zijn als ze goede cijfers halen, maar ik heb de overtuiging dat het gaat om een kloppend rooster, inspirerend en goed onderwijs, een goed contact met docenten, op tijd nagekeken toetsen, een schone omgeving en een aangename cultuur. Dat zijn allemaal zaken die je concreet kunt aanpakken.’ 63


De bestuursvoorzitter leerde dat Fontys alleen voor bestuurders groot is. ‘Voor een student is Fontys zijn directe omgeving: een gang, de kantine, de parkeerplaats, niets meer of minder dan dat. Ik weet nog dat politicus Emile Roemer hier was en hij aan een student vroeg: “Voel jij je wel senang in zo’n grote organisatie?” De student antwoordde verbaasd: “Hoezo groot? Ik ken iedereen hier.”’

A-MERK OF B-MERK? Een ambitieus project met hbo-promovendi werd beëindigd in zijn bestuursperiode. ‘Praktijkgericht onderzoek en lectoraten verrijken het onderwijs en hebben aantoonbare meerwaarde voor het hbo, maar waarom wil je promovendi in het hbo? Dromen en ambities zijn mooi, maar je moet doen waar je goed in bent. Ik ben van de focus, prioriteit en consistentie. Ik snap niet dat je een B-merk universiteit probeert te zijn, terwijl je een A-merk hogeschool kunt zijn en duizenden studenten naar een prachtige loopbaan kunt begeleiden. Bovendien werden de promotieplaatsen niet gefinancierd en als je de middelen niet krijgt, dan sterft het vanzelf uit.’

MEUBELBOULEVARD Een andere verschijningsvorm die onder het bewind van Wintels niet floreerde, was de associate degree (ad), de tweejarige hboopleiding, waarvan er in de jaren voor zijn aantreden redelijk wat waren gestart. Wintels: ‘Die werden gekscherend een half hbo-diploma genoemd. Let wel: ik ben voorstander van een modulair uitstroomniveau, in die zin snap ik de tussenstap, maar ik vind dat een ad eerder thuishoort op het mbo dan op het hbo. Als je alles maar aanbiedt, word je de meubelboulevard van het onderwijs, leuk om doorheen te lopen, maar uiteindelijk kies je toch gewoon jouw type meubel. Een hogeschool moet

‘ Ik vond het belangrijk om de verantwoordelijkheid voor het onderwijs terug te leggen waar het hoorde: bij de instituten zelf.’

herkenbaar blijven op volwaardig hbo-niveau.’

KANTELPUNT Wintels bracht ingrijpende veranderingen die niet iedereen onberoerd lieten. Hij kreeg het er zelf soms ook een beetje benauwd van. ‘Dat gebeurde op het kantelpunt tussen afscheid nemen van wat er was, naar de vernieuwing. Je weet dat je sommige mensen verdriet doet. Je laat ze een onzekere toekomst ingaan terwijl het succes van je keuzes nog moet blijken, want het was nog maar de vraag of de maatregelen zich inderdaad gingen vertalen in successen en een hogere studenttevredenheid. Gelukkig pakte het goed uit.’ Beter een mislukking, dan iets niet doen, vindt Wintels. Dat geldt niet alleen voor hemzelf, maar voor de hele organisatie. ‘Het is goed als een organisatie mensen aanzet tot creatief denken en durven doen. Er moet energie zijn, mensen moeten kansen krijgen. Je leert van fouten maken. Je doet tien dingen, zeven gaan goed. Dat is organisch ontdekken en het geeft voortschrijdend inzicht.’

64


MARCEL WINTELS

BESTUURSVOORZITTER 2008 - 2014

TEAMVORMING Tijdens zijn bestuursperiode voelde hij zich enorm gesteund door de samenwerking met de andere bestuursleden Nienke Meijer en Wilma de Koning. ‘We werkten zo hard. Schouder aan schouder. Het was een gouden samenwerking. Ik denk dat onze collega’s voelden dat ons team echt stond.’ Die teamvorming zette zich door in het Fontysberaad met de directeuren. ‘Dat betekende veel voor me.’ Ook de hardloopwedstrijden met Fontysteams waren voor hem voorbeelden van teamspirit. ‘Het was mooi om samen met al die collega’s in onze paarse Fontysshirts mee te rennen. Sport geeft gemeenschappelijkheid. Daar ben je jezelf. Zwetend, stinkend, kapot, een beetje onderlinge competitie is ook leuk. Daarna een biertje erbij. Je liep met collega’s waar je elke dag mee werkte en ging elkaar voor de lol uitdagen wie de beste was. In mijn - vervormde - herinnering won ik van Piet van Ierland (destijds directeur Marketing & Communicatie), maar het kan goed zijn dat hij daar heel anders over denkt...’

SPORTHOGESCHOOL Een memorabel moment was de verhuizing van de Sporthogeschool in 2012 naar Eindhoven, maar wellicht gold dat alleen voor de gemeente en bewoners van Eindhoven, want in Tilburg en in Sittard werd flink gerouwd om het verlies van de school. Ook vielen er in de media harde woorden vanwege het vertrek. Wintels: ‘Ik sta nog steeds achter de beslissing om die scholen efficiënt samen te voegen in een prachtig, nieuw gebouw, maar het bracht wel veel teweeg. Zelfs mijn eigen vrouw (oud-ALO-student in Tilburg) was destijds boos op me.’

MET DE KENNIS VAN NU Marcel Wintels kijkt nog steeds met veel trots naar Fontys en hoe de studenten zich bewegen in de maatschappij. ‘Fontys is een prachtige, lerende organisatie die zich met nieuwe inzichten kwetsbaar durft op te stellen. Ik heb er een fantastische, intense tijd gehad.’ Is er iets dat hij achteraf gezien anders zou hebben gedaan? ‘Jawel. Ik denk dat sommige mensen last hadden van mijn drive en prestatiedrang. Ik was nooit tevreden, het kon altijd beter en sneller. Soms had ik in mijn ongeduld minder begrip voor mensen. Ik weet nu dat je gras niet harder laat groeien door eraan te trekken. Het is beter om ruimte en verandertijd te geven. Daar ben ik - hoop ik - ietsje beter in geworden.’

65


OM NOOIT MEER TE VERGETEN Het menselijk geheugen is wonderbaarlijk selectief. Veel van wat we dagelijks beleven vergeten we helemaal of bijna. Andere voorvallen staan een leven lang in ons brein geëtst. Wie terugdenkt aan de eigen schooltijd of vroege jeugd, zal een paar beelden of momenten kunnen reproduceren. Acht gebeurtenissen om nooit te vergeten.

66


OM NOOIT MEER TE VERGETEN

Daniël haalde alles uit het leven Mensen komen en gaan. De vertrekkers hebben meestal een goede reden: ze zijn afgestudeerd, hebben een nieuwe baan of gaan met pensioen. Maar soms is het afscheid heel abrupt en ongewenst. In de afgelopen 25 jaar verloren we bij Fontys honderden mensen door ziekte, ongeval of zelfdoding. Ook zij horen bij het verhaal over Fontys. Zodat we ze nooit zullen vergeten. Het is de grootste nachtmerrie van iedere ouder: je kind verliezen. Het overkwam de ouders van Daniël van Bokhoven, vierdejaarsstudent journalistiek. Daniël werd ziek nadat hij als begeleider was meegegaan met het introductiekamp van de eerstejaarsstudenten. Moeder Yvonne vertelt: ‘Hij was moe. Wij dachten dat hij gewoon een nacht goed moest slapen. In eerste instantie leek dat ook het geval te zijn, maar daarna werd hij ineens doodziek.’ Daniël werd opgenomen in het ziekenhuis en daar bleek dat hij de levensgevaarlijke infectieziekte meningokokken W had opgelopen.

Voetbal Vanaf zijn achtste wist Daniël al dat hij later zou gaan schrijven over voetbal. Toen hij veertien was schreef hij al stukjes voor voetbalwebsites. Hij stroomde in bij de opleiding journalistiek in Tilburg en voelde zich daar helemaal op zijn plek. Zijn moeder legt uit: ‘Het was klein, iedereen kende elkaar. Dat vond hij prettig.’ Zijn liefde voor voetbal werd slim geïntegreerd in zijn studie: Daniël maakte voetbalpodcasts, richtte een studenten-voetbalteam op en zou als afstudeerproject een boek gaan schrijven over Jan Poortvliet van PSV. Zelfs zijn studieloopbaan-begeleider was een voetbalfan.’

Meningokokken Hij genoot. Elke dag reisde hij heen en weer vanuit Eindhoven, als er een feestje was bleef hij slapen in Tilburg. Vanaf het derde studiejaar werd hij intropapa, ofwel begeleider van de eerstejaarsstudenten. Yvonne lacht: ‘Dat beviel hem goed, maar hij zocht wel altijd het gemakkelijkste werk uit, zoals als begeleider meefietsen met een groep. Hij kon nog niet eens een band plakken, als dat gebeurde moest Daniël van Bokhoven

67


hij de conciërge bellen.’ Het vierde jaar ging hij vanzelfsprekend ook weer mee met de introductie. Yvonne: ‘Daniël en ik appten elke dag met elkaar. Hij had het prima naar zijn zin op het kamp en ging ook nog naar Purple, het afsluitende festival.’ Daarna werd Daniël ziek. Zijn ouders dachten aan buikgriep, de koorts liep snel op. Via de huisartsenpost kwam hij op de intensive care van het ziekenhuis terecht, waar uiteindelijk de diagnose meningokokken W werd gesteld. Een zeer besmettelijke ziekte. Terwijl Daniëls toestand verslechterde en hij in slaap werd gebracht, brak in de buitenwereld paniek uit.

Onrust Yvonne: ‘In zijn telefoon vonden we de contactgegevens van school. Vervolgens hebben we zijn studieloopbaan-begeleider geïnformeerd. Toen ging de bal rollen. Iedereen die contact met Daniël had gehad, moest worden getraceerd en kreeg indien gewenst een vaccinatie aangeboden. Er ontstond onder studenten en hun ouders veel onrust over de besmettelijkheid van de ziekte. De GGD organiseerde een bijeenkomst op school waar goed werd uitgelegd waar iedereen op moest letten. Gelukkig is er na Daniël niemand meer besmet geraakt.’

Bokkie Op 30 augustus 2018 overleed Daniël, na vijf dagen ziekte. De uitvaart was in het PSV-stadion, er waren zeshonderd mensen aanwezig, waaronder veel medestudenten en docenten. Yvonne: ‘Wij hebben veel steun gehad aan zijn school. Zelfs nu app ik nog weleens met zijn studieloopbaanbegeleider. Zijn vrienden herdenken hem op zijn overlijdensdag. Op zijn school in de aula staat een beeldje ‘bokkie’, want zo werd hij genoemd door zijn vrienden, dat de school speciaal voor hem heeft laten maken door een kunstenares. Daniël zal niet vergeten worden. Ze hebben ons al beloofd dat ze ‘bokkie’ meenemen naar het nieuwe gebouw als de opleiding straks gaat verhuizen.’

Vaccinatiecampagne Een beetje wrang is het wel, maar op de dag van Daniëls uitvaart startte de landelijke vaccinatiecampagne voor jongeren. In 2018 zijn er achttien jongeren overleden aan de ziekte. Yvonne, haar man en dochter missen hun lieve, vrolijke zoon en broer nog elke dag, toch kunnen ze niet anders dan constateren dat Daniël een mooi leven heeft gehad. ‘Natuurlijk hadden wij hem een veel langer leven gegund, maar hij heeft er alles uitgehaald wat erin zat.’

Het herdenkingshoekje voor Daniël.

68


OM NOOIT MEER TE VERGETEN

Een eerbetoon voor een omgekomen collega De vliegramp met de MH17 op donderdag 17 juli in 2014 had grote impact op Fontys. Bij deze vreselijke gebeurtenis kwamen onze collega Geert Timmers (FEHT) en de studenten Janneke Nelissen (FLOS), Leon Wels (MER) en Brett Wals (TNW) om het leven. Dit verhaal gaat over Geert Timmers, docent commerciële economie bij Fontys. Hij was samen met zijn vrouw Hanny onderweg naar Indonesië voor een fietsvakantie toen het fatale voorval plaatsvond. Wim Wilms heeft lang met Timmers samengewerkt. ‘Mijn eerste ontmoeting met hem was in de herfst van 2003, toen ik me oriënteerde op een baan in het hbo. Geert was gemakkelijk benaderbaar, nam de tijd voor me en gaf me advies als ik daarom vroeg. Uiteindelijk startte ik in september 2005 als docent bij Fontys in Eindhoven.’ Vooral tijdens het eerste jaar ging Wilms regelmatig bij zijn collega te rade voor advies. ‘Hij stond altijd voor me klaar en heeft me in het begin vaak geholpen door me juist af te remmen: Je wilt te veel, doe maar rustig. Zorg er eerst voor dat je routine krijgt en ga pas daarna nieuwe projecten opzetten, was het advies. Geert had de gave om je prestaties te (laten) leveren en tegelijkertijd de rust te bewaren. Daarom was hij ook een groot voorstander van slimme oplossingen. Het staat me bij dat hij eens zei: Je doet alles goed, alleen zou je meer dingen kunnen uitbesteden aan studenten, maak het jezelf nou gemakkelijk.’

Maatje Timmers was volgens Wilms heel handig in zaken voor elkaar te krijgen, ook als anderen het niet met hem eens waren. ‘Hij ontweek tegenstellingen vaak door er niet op in te gaan. In plaats daarvan gaf hij de ander een tactisch compliment, door te herhalen wat deze had gezegd en dan een link te leggen met zijn eigen idee. Inhoudelijk klopte het niet altijd, maar door te complimenteren wist hij een sfeer van samenwerking te creëren en vielen obstakels vanzelf weg.’ De collegadocenten deelden lang dezelfde kamer. ‘Hij begroette me vaak gemaakt oubollig: ‘en… hoe is het met Wim?’ Maar de samenwerking groeide uit tot een echte vriendschap. Ik vertrouwde hem volledig en volgens mij was dat wederzijds. Geert was meer dan een collega, hij werd mijn maatje.’

69


AUTUMN 2020

Geert Timmers Export Award Toen Timmers voor Fontys in Tilburg ging werken, nam Wilms in Eindhoven het exportsemester van hem over. Na het tragische overlijden van zijn collega bedacht Wilms een mooi eerbetoon: de Geert Timmers Export Award. Deze prijs wordt vanaf 2015 uitgereikt aan het studentenprojectteam dat het beste exportplan heeft gemaakt voor een bedrijf. Een belangrijke voorwaarde voor deelname is dat de studenten hun marktonderzoek in het buitenland hebben uitgevoerd. Wilms: ‘Dat sluit aan bij zijn favoriete kreet voor studenten: ‘Buiten spelen! Hij vond het heel belangrijk dat studenten internationale ervaring opdeden. Ook in 2021 ontving een groep studenten die tijdens het exportsemester het beste internationale marktonderzoek hadden uitgevoerd de prijs van duizend euro, beschikbaar gesteld door marktonderzoeksbureau Markteffect.

Glimmend van trots De drie kinderen van Timmers zijn blij met dit eerbetoon. Dochter Jolanda reageerde als volgt op de aankondiging van de prijs: ‘Wat zou hij dit initiatief gesteund hebben: op een positieve manier studenten stimuleren. Dat het voor studenten is, maakt het extra mooi want voor hen deed hij dit. Volgens mij zit hij glimmend van trots op zijn wolkje te kijken naar hoe er toch nog positieve dingen uit deze absurde situatie komen.’

De winnaars van de Geert Timmers Export Award 2021. 70


OM NOOIT MEER TE VERGETEN

Een zoektocht naar onderwijsvrijheid Hemelsbreed bedraagt de afstand tussen Gent en Tilburg slechts 110 kilometer. Maar de professionele kloof is veel groter, ondervond Wilfried Vanneste in 1980. Hoewel hij zich ‘hier’ al rap Nederlander voelde, stond hij in het begin als docent aan de – toen nog – Katholieke Leergangen - behoorlijk met zijn ogen te knipperen. Uiteindelijk vond hij de vrijheid in het onderwijs die hij in Vlaanderen niet kon vinden. Waarom zou een Vlaamse docent in Nederland willen werken? Wilfried Vanneste is er helder over: Vlaanderen was te gepolitiseerd, te verzuild, hij merkte dat hij tussen wal en schip dreigde te raken. Na zijn studie sociale pedagogiek aan de Universiteit van Leuven, werkte hij in het opbouwwerk in Gent Zeehaven, een achterstandsgebied. Toen de geldstromen voor dat project dreigden op te drogen, moest hij nadenken over z’n toekomst. ‘Ik kwam uit een katholiek milieu, was in Vlaanderen bezig met pluralistisch onderwijs. Wat je in Nederland openbaar onderwijs zou noemen. Het openbaar onderwijs was in socialistische handen. Overstappen van de ene naar de andere zuil kon helemaal niet. Ik maakte er weinig kans. In het katholieke onderwijs was ik een dissident en voor het openbaar onderwijs was ik iemand die van het katholiek onderwijs kwam. Er was geen toekomst. Ik heb toen voor mijn gezin gekozen.’

Noodgebouwen Hij zag in april 1980 in de Vlaamse krant De Standaard een advertentie van de Katholieke Leergangen waarin een onderwijskundige werd gezocht voor de vakgroep Frans. ‘Ik heb achteraf begrepen dat die vacature al een jaar open stond. Want ofwel ging de afdeling onderwijskunde niet akkoord met kandidaten, ofwel ging de afdeling Frans niet akkoord. Ze konden in Nederland niemand vinden en zochten dus in Vlaanderen.’ Al een paar dagen na zijn sollicitatie kreeg hij een uitnodiging voor een gesprek in Tilburg. ‘Aan de Sportweg, daar stonden toen noodgebouwen. Als het er regende stond je met je voeten in het water. Het gesprek ging goed. Er zaten ook studenten bij die mee mochten beoordelen. Dat was opvallend. Voor ons in Vlaanderen was dat een ideaal. Bij de instituutsraad van de Universiteit van Leuven, mochten we hoogstens observeren.’ Weer enkele dagen later ontving Vanneste een brief. Hij zou voor de functie worden ‘voorgedragen’. ‘Ik wist totaal niet wat dat betekende. Ik dacht wel: ik zit in de tweede ronde en er komt een tweede gesprek, er stond ook inderdaad een afspraak in. Dat bleek achteraf administratief om de formaliteiten in orde te brengen. Ik had er zin in. Studenten bij zo’n procedure betrekken, dat sprak me aan.’

71


Nog voor hij goed en wel aan het werk ging, viel Wilfried Vanneste al in de eerste verbazing. Hij werd – nota bene op 1 mei, een vrije dag in België – als toekomstig docent uitgenodigd voor een vergadering van de onderwijskundigen. ‘Daar werd ik keurig voorgesteld als toekomstige collega voor Frans. Dat bleek bij iedereen een opluchting, want er was al een jaar niemand. Maar dat wist ik toen nog helemaal niet. In die vergadering was meteen een hoogoplopende discussie tussen twee latere collega’s. Ik dacht: als dit de sfeer is, die maken elkaar hier af! Maar zodra de vergadering was afgelopen, liepen die twee vrolijk pratend de vergadering uit. Ik was helemaal niet gewend aan die directheid maar ben er wel vrij snel aan gewend. Toen ik het eenmaal doorhad, kon ik het ook wel hanteren. En eigenlijk vond ik het ook wel leuk, dat mensen zo direct konden zijn, zonder dat het persoonlijke gevolgen had.’

Achterstand Hij herinnert zich dat hij in het begin flink moest aanpoten om vakmatig bij te zijn. De oorzaak: de Belgische universiteit. ‘We hadden een systeem van twee jaar kandidatuur (algemeen) en twee jaar licentie (specialisatie). Het Franse systeem eigenlijk. In die kandidatuur zaten vakken als filosofie, psychologie, zelfs biologie en erfelijkheidsleer. Het gevolg was dat ik in Nederland op gespecialiseerde onderwerpen hard moest aanpoten om bij te komen. Op die terreinen had ik een achterstand. Maar dat ging eigenlijk vrij snel weg. Ik had toen contacten met de Universiteit van Antwerpen en bezocht er studiedagen zodat ik mij kon oriënteren op ontwikkelingen in het vak didactiek voor Frans. Na een paar jaar was ik daar helemaal in ingewerkt.’ Het werken met de iets vrijere studenten in Nederland ervoer Vanneste als een bevrijding. ‘Al moet je de verschillen tussen Vlaamse en Nederlandse studenten ook weer niet overdrijven.’ Hij had al snel het gevoel op z’n plaats te zijn. ‘Ik kon makkelijk met studenten praten. Ik deed ook andere dingen naast het onderwijs: een cabaretgroepje, toneelgroepje met de studenten Frans. In die tijd – maar ook nu – was ik sociaal geëngageerd. Ik ben nog naar die betoging in Den Haag geweest tegen atoomraketten.’

72


OM NOOIT MEER TE VERGETEN

Niet dat alles rimpelloos verliep. Hij kon zich wel eens ergeren aan de steeds maar weer terugkerende Belgengrappen. ‘Als je in het oude Mollergebouw ’s avonds – we hadden toen deeltijd – naar huis wilde bellen (Vanneste woonde in Baarle Hertog, in België, red.) als het bijvoorbeeld wat later werd, moest je een telefoonnummer aanvragen bij een conciërge. Die moest je dan doorverbinden. Dan kreeg je steevast iets te horen als: “We krijgen geen directe verbinding, er staat in België ergens iemand met z’n voet op de lijn”. Ik vond het in het begin wel vervelend. Dan dacht je: toch niet opnieuw! De ene conciërge deed dat wat speelser dan de andere. Maar op een gegeven moment durfde ik zelfs niet meer te bellen.’ Hij moest ook nogal wennen aan het gebruik van de vele afkortingen in het onderwijs. ‘Bij die allereerste vergadering… allerlei afkortingen als MIR, Moller Instituuts Raad. Op een gegeven moment durfde ik ook niet meer te vragen: wat bedoel je nu met KPC? Dat bleek het Katholiek Pedagogisch Centrum in Den Bosch. Toen heb ik in de vergadering maar eens gevraagd of er geen LVA bestond. ‘Wat bedoel je?’ Lijst Van Afkortingen! Toen kwam de boodschap aan. Ik doe het veel meer op die voorzichtige manier, minder direct.’

Waar of vals? Vanneste liep ook wel tegen taalmisverstanden op. Neem de meerkeuzentoetsen. Hij was gewend aan een systeem op de universiteit in Leuven waar stellingen ‘vrais’ of ‘faut’ waren. ‘Wij vertaalden dat altijd in ‘waar’ of ‘vals’. Ik heb een aantal jaren gewerkt met de keuzes ‘waar’ of ‘vals’ en de studenten hadden daar geen enkel probleem mee. Tot een collega me zei: dat is geen goed taalgebruik, wij gebruiken ‘juist’ of ‘onjuist’.’ En hij verbaasde zich nogal eens over wat hij het ‘geregel’ noemt. ‘Je bent bezig, bereidt je lessen voor en dan krijg je op een bepaald ogenblik van een hogere, de mededeling: “Je hebt nog uren open staan”. Maar ik werkte mezelf te pletter, zat al aan de vijftig uren per week, klachten thuis… Dus ik had heel veel buiten mijn workload – ook een woord dat ik hier heb geleerd. Ik had het niet zo met dat administratieve.’ Wilfried Vanneste voelde zich al snel Nederlander en bleef. ‘Omdat ik het leuk vond. Het klimaat was goed om de dingen te doen die je graag deed. Ik moest in Vlaanderen echt vechten om wat meer openheid te krijgen, hier viel dat weg. Ik kon een aantal dingen realiseren zonder dat ik ze eerst moest bevechten.’ Een van die mogelijkheden was zijn voorliefde voor cabaret, musical en teksten in het algemeen. ‘Met de verhuizing van het Mollerinstituut in 1986 naar Stappegoor maakten we met studenten een musical. Ik had iets geschreven rond de vredesbeweging. Dat is toen opgevoerd bij de opening van het nieuwe gebouw. Door het cabaret en de musical had ik veel contact met de studenten. Als je dan een tijdje met elkaar aan het repeteren bent, komen de verhalen los. Dan ben je niet meer de docent.’

73


Rigide Hij ging met pensioen in de tijd van de invoering van Biloba, de onderwijsvernieuwing van Fontys. ‘Dat vond ik een moeilijke fase, ze gingen net over op competentiegericht onderwijs. Een paar groepen die nog in het oude systeem zaten, voelden zich echt verwaarloosd. Toen heb ik het voor die studenten opgenomen. Dat was niet tegen het competentiegerichte onderwijs, maar men verloor wel eens een paar dingen uit het oog. De didactische vernieuwing ging volgens mij ten koste van de kijk op de studenten. Biloba dat vond ik wel Nederlands. Dat men zo strak een systeem ging invoeren. Bijna zo rigide, dat er te weinig oog is voor de menselijke maat. Dan bedoel ik niet alleen de studenten, maar ook de docenten. Want dan gaat al je energie naar het bijbenen van die vernieuwing… dan verlies je wel eens de studenten uit het oog.’ In 2008 ging hij met pensioen. Tot op de dag van vandaag houdt hij zijn vak bij en heeft hij nog contact met enkele oud-collega’s. ‘Maar de meesten die er waren toen ik begon, zijn er nu niet meer. Ik heb altijd enorm graag in Tilburg gewerkt. Ik heb mij persoonlijk kunnen ontplooien op een manier die ik in België nooit had gekund. Onderwijsvrijheid ervaren.’ Terug naar Vlaanderen overwoog hij nooit. Zijn huwelijk strandde omdat Vanneste ontdekte gevoelens voor mannen te hebben. ‘Die relatie zou moeilijk zijn geweest in Vlaanderen, ook in het onderwijs. Ik heb me op dat vlak in Nederland erg gesteund gevoeld. Ik heb mijn aard veel te lang achterwege gelaten. Uiteindelijk zijn we achttien jaar samen gelukkig geweest (zijn partner overleed vorig jaar, red.). Als ik in Vlaanderen had geleefd, had dat niet gekund. De contacten met mijn familie zijn daardoor ook stukgegaan. Als ik nu nog in Vlaanderen had gewoond, was ik totaal geïsoleerd geraakt. Hier heb ik dat niet. Ik voel me nu veel meer Nederlander dan Vlaming.’ Zo direct als hij die Nederlanders ervoer in zijn allereerste vergadering, is Vanneste zelf nooit geworden. ‘Dat is denk ik ook mijn aard. Ik ben wel in die richting opgeschoven. Maar ik ga niet zo snel ergens direct tegenin. Ik probeer het meestal wat voorzichtiger.’

74


OM NOOIT MEER TE VERGETEN

Diner in het lesprogramma Fontysopleidingen zitten barstensvol zinvolle en diepgravende leerstof. Maar hoe je je moet gedragen tijdens een galadiner, staat eigenlijk nergens op het lesprogramma, bedachten Thijs Kemmeren en Jan de Leeuw van SPECO (Sport en Economie) en de Johan Cruyff Academy van Fontys Economische Hogeschool Tilburg. Dus organiseerden zij vanaf 2003 jaarlijks voor derdejaars studenten een ‘etiquettediner’. Het werd een legendarisch begrip, waarbij deelnemende studenten zelfs de obers de les lazen. Die allereerste keer, herinnert Jan de Leeuw zich, meldde zich nog een student in korte broek en op klompen bij het officiële diner. Maar allengs begrepen studenten beter wat er van hen verwacht werd en kwamen de dames uiteindelijk in sjieke galakleding en werden voorgereden in mooie auto’s.

Kop en staart Thijs Kemmeren bedacht het. ‘Ik werd teamvoorzitter in het derde studiejaar en vond: een studiejaar moet een kop en een staart hebben. Je moet met iets moois beginnen, maar je moet het ook een beetje leuk afronden. En wat is er nou leuker dan af te ronden met een gezamenlijk dinertje.’ Er moest flink gepraat worden om geld van de opleiding te krijgen. Kemmeren: ‘Het kostte wel wat, maar studenten moesten zelf ook bijdragen. We bedachten: het moet niet los staan. We kunnen dat diner omkleden met lessen over: hoe beweeg je je nou eigenlijk in verschillende werelden? De eerste keer gingen we naar hotel-restaurant Mercure op De Heuvel. Dat werd een geweldig succes.’ De Leeuw: ‘We hadden studenten commerciële economie. In die sector heb je wel eens een zakendiner. Wij vonden het belangrijk dat ze weten wat de codes zijn. We maakten het ook onderdeel van het vak ethiek.’

Mooie auto Studenten bestudeerden vooraf een boekje over etiquette en ontvingen een nette uitnodiging voor het diner. Ze betaalden 12,50 euro en kregen daar een viergangendiner voor terug. Dresscode: tenue de ville. Thijs Kemmeren herinnert zich sommige reacties nog. ‘Wat is dat nou toch weer? We hadden die avond een entertainer met een quiz over etiquette. Die praatte die avond aan elkaar. Dertig, veertig studenten per keer, van zes tot tien uur ‘s avonds. Ieder jaar zo’n tweehonderd studenten bij elkaar. En de hele hogeschool ging op een gegeven moment meedoen. Tenue de ville… De eerste jaren was het wat moeizaam, de acceptatie, maar na een paar jaar kwam dat goed. Meiden kwamen dan in gala aanzetten. Lieten zich in een mooie auto voorrijden. Mercure was geen toprestaurant, maar wel leuk. Daar lieten ze dan oproepkrachten bedienen. Er waren studenten bij die Jan z’n college goed hadden gevolgd, die gaven geregeld feedback op de bediening. Dat glas staat verkeerd. Verkeerde kant uitserveren en zo. Het mooie was dat op die manier het management en het personeel er ook wat bijleerden. Er ging ook wel eens een collega mee die geen stropdas droeg. Die kreeg dat dan te horen van de studenten.’ De Leeuw: ‘Het is altijd goed gegaan. Wel werd er soms aardig wat gedronken. Achteraf. Door studenten die na afloop met elkaar naar de stad gingen.’ Of het etiquettediner nog bestaat? Jan de Leeuw: ‘Het etiquettediner is doorgegaan, maar corona heeft ervoor gezorgd dat het een tijdje stil lag’.

75


Vijfentwintig jaar eten Zolang Fontys bestaat, zolang ook bestaat het eetclubje van vier oud-collega’s van Fontys Hogeschool Sociale Studies. Al een kwart eeuw lang schuiven ze zo’n viermaal per jaar bij een van de vier thuis hun benen onder de eettafel. En er blijken bij Sociale Studies wel meer buitenschoolse clubjes actief te zijn. Het liefst hadden ze met z’n vieren, de hele eetclub, hun verhaal verteld. Om praktische redenen lukte dat niet. Dus nemen Hinke Wijnja en Thea van der Steeg de honneurs waar. Want ze realiseren zich dat die bijna honderd etentjes die ze inmiddels achter de kiezen moeten hebben, best bijzonder zijn. Al kwam tijdens corona en ziekte van een van hen, het laatste jaar de klad er een beetje in. Bijzonder, niet zozeer vanwege het eten. Wel voor de kameraadschap, de belangstelling voor elkaar, de liefde en de onderlinge verbondenheid. Al stapte Thea van der Steeg pas zo’n tien jaar geleden in. Daarover straks meer. Eerst dat begin. Sociale Studies bestond nog niet en heette Fontys Sociaal Pedagogische Hulpverlening (SPH). Wijnja: ‘Het eetgroepje ontstond omdat een van ons vieren het persoonlijk behoorlijk zwaar had. Ik geloof dat ik degene was die zei: zullen we iets samendoen ofzo? Achteraf denk ik: als je in de put zit is dat misschien helemaal niet zo’n goed voorstel, maar het hielp wel in die zin dat je iemand het gevoel geeft niet alleen te zijn.’

Leesbrillen Het plan was aanvankelijk om steeds in een E(Examen)-week, dus viermaal per jaar, een restaurant te bezoeken. Maar het slechte gehoor van Wijnja, van huis uit psychologe, stond gesprekken in de weg. ‘We zaten in een wok-restaurant. Toen dacht ik: wat doen we hier, dit gaan we anders doen!’ Bovendien bleken de menukaarten steeds moeilijker te lezen door kaarslicht, moesten er leesbrillen aan te pas komen, een nogal hilarisch ritueel. Sindsdien is beurtelings een van de woonhuizen plaats van samenkomst. Van der Steeg: ‘Meestal doet de een het voorgerecht, een ander het nagerecht. We gaan niet turven ofzo, iedereen roept wat-ie doet. Ik ben zelf ook wel voor dat ad-hoc. Niet alles vooraf vastleggen.’ Al die jaren vond er maar één mutatie plaats in de samenstelling van het eetkwartet toen één van de leden overleed. Wijnja: ‘Een tijdje daarna vroeg Thea heel dapper of ze erbij mocht. Dat verzoek kwam precies op een moment dat we na het overlijden van

De eetclub in zitting bijeen. 76


OM NOOIT MEER TE VERGETEN

die collega ook even niet zo goed wisten hoe verder te gaan. Thea’s verzoek kwam op het goede moment, het hielp ons uit een impasse.’ Van der Steeg: ‘Ik dacht: ik vraag het gewoon en je moet ook zeggen wanneer het niet past. Ik kon goed met Hinke en Carmen en Ellen opschieten. Maar ik vond het ook wel moeilijk om te vragen omdat er iemand was overleden.’ Inmiddels zijn alle eters met pensioen. Al doet pedagoog Thea van der Steeg nog ‘wat klusjes’ voor Fontys. ‘Het begeleiden van langstudeerders en praktijk en onderzoek in het tweede jaar.’ De tafelconversatie gaat doorgaans over een waaier aan onderwerpen: familie, de maatschappij en - onontkoombaar - was het werk ook regelmatig onderwerp van gesprek. Wijnja: ‘Want we hebben natuurlijk wel een link met Fontys’. Toon en gespreksonderwerpen verschilden nogal eens. ‘We hebben ons de laatste keer tranen met tuiten gelachen, ik weet al niet eens meer waarom. Maar bij dezelfde bijeenkomst vertelde iemand iets heel pijnlijks uit haar jeugd, wat haar weer te binnen was geschoten. Het kan dus allebei.’

Individualistischer Hoe ze het zo lang met elkaar uithouden? Wijnja: ‘Interesse in elkaar, denk ik.’ Van der Steeg: ‘En de verbinding. De liefde voor elkaar.’ Wijnja: ‘Betrokkenheid. We kennen bij wijze van spreken elkaars kinderen, elkaars geschiedenis.’ Vijfentwintig jaar werd lief en leed besproken tijdens de eetsessies. De gezamenlijke boosheid toen een interimmanager collega’s het leven zuur maakte en beschadigde, hoewel de vier eters zelf de dans ontsprongen. Het verdriet ook toen een nog jonge collega plotseling op het werk overleed. Wijnja: ‘Ik denk dat er weinig mensen onder de collega’s geweten hebben dat wij dat clubje hadden. Er zijn er ook wel meer. Ik weet dat er ook een mannenclubje is.’ Of ‘clubjes’ typerend zijn voor Sociale Studies, waar je mag verwachten dat collega’s zich wat meer om elkaar bekommeren, weten ze niet. Al stellen ze vast dat de cultuur ‘individualistischer’ is geworden. In de tijd van SPH was er meer onderlinge verbondenheid. Wijnja: ‘Wat ik bij SPH heel fijn vond is dat daar nooit geroddeld werd. Er was voor iedereen respect voor de manier waarop je je werk deed. Er werd niemand buitengesloten door het collectief.’ En, vertelt Wijnja, er is de wandelclub. Een groep die tien jaar geleden ontstond na het overlijden van Angeliek, de voorgangster van Thea in de eetclub. ‘Ze was lang ziek. Toen ontstond het idee: met een aantal mensen willen we wel contact houden, ook als ze er niet meer werken. Wie mee wilde wandelen, kon mee. Op een bepaald moment hebben we wel gezegd: de groep moet niet te groot worden. De laatste keer wandelden we met z’n zessen. We hebben drie voorlopers, waar ik bij hoor. Die zetten zo’n beetje om de twee maanden een wandeling uit. Ondertussen is vrijwel iedereen met pensioen. Tijdens het lopen praten we soms over privédingen, maar ook over maatschappelijke kwesties. Er is geen ballotage. Gewoon de behoefte om een aantal mensen te blijven zien, het wandelen is dan een vorm.’

77


De beste (over)stap ever Cindy de Bot zegt het bijkans verontschuldigend: ‘Niet een heel spannend verhaal misschien, maar voor mij wel een Fontysverhaal om nooit meer te vergeten’. Als 19-jarige studente maakte ze in 1998 de overstap van de Hogeschool West-Brabant in Breda naar Fontys Verpleegkunde in Eindhoven. ‘De beste stap ever’, zegt ze terugkijkend. Ze maakte vrienden voor het leven en liep twee stages in het buitenland. Met de opleiding waar ze als verse eerstejaars verpleegkunde van start ging, was op zich niets mis. Maar de Hogeschool West-Brabant was net overgestapt op Probleemgestuurd Onderwijs (PGO). ‘Het liep er allemaal wat stroever’, herinnert De Bot zich. Bij Fontys was al meer ervaring met die onderwijsvorm. Bovendien bood Fontys meer mogelijkheden om in het buitenland stage te lopen. Vooral dat laatste trok haar. En, voegt ze toe, Eindhoven was verder weg van haar woonplaats Nispen (bij Roosendaal). Ze wilde op kamers wonen en de overstap naar een studie in Eindhoven zorgde daarvoor. De Bot stapte in het tweede jaar in een groep die al een jaar bijeen was. Maar dat vormde geen enkel beletsel. Ze werd er soepel opgenomen, maakte snel vrienden en ervoer korte lijnen naar de docenten. Haar eerste stage ging nog naar Antwerpen, maar voor haar afstudeerstage wilde ze verder weg. Via bemiddeling van de opleiding belandde ze bij DutchCare in Melbourne, seniorenzorg voor geëmigreerde Nederlanders. De afdelingen luisteren er naar namen als ‘Avondrust Lodge’, ‘Margriet Manor’ en ‘Overbeek Lodge’. De Bot: ‘Emigranten die begonnen te dementeren, gingen terug naar hun roots en spraken weer Nederlands. Dus hadden ze daar behoefte aan verplegend personeel dat Nederlands met hen kon praten.’

Definitief in de kast De Bot was de eerste studente van de Eindhovense opleiding die twintig weken naar Australië ging voor haar stage. Het had niet veel gescheeld, of ze was er gebleven of had zich er later alsnog gevestigd. Maar ze wilde na haar hbo-studie naar de universiteit in Maastricht voor de opleiding Gezondheidswetenschappen, Health Promotion and Education. Na die studie was er steeds een omstandigheid die ervoor zorgde dat ze toch maar hier bleef. In 2006 besloot ze met haar man om de emigratieplannen definitief in de kast te zetten. ‘Maar ik heb wel mijn hart verloren aan dat land.’ Ze promoveerde, maakte carrière en belandde zeven jaar geleden toch weer in het onderwijs, nu als docent verpleegkunde en senior-onderzoeker bij Avans. Ze probeert daar eenzelfde omgang met studenten te hebben die ze als student met Fontysdocenten had. ‘Destijds zaten studenten en docenten op hetzelfde level. Je kon een goed gesprek voeren, er was ruimte voor grappen en lolletjes. Maar de docenten zetten de lijnen van het onderwijs wel scherp neer. Ik probeer nu zelf ook meer als coach te werken. Daarbij is enerzijds gelijkwaardigheid belangrijk, maar ook de wetenschap dat je niet elkaars beste vriend of vriendin bent.’ Vriendinnen hield ze wel over aan het groepje dat haar twintig jaar geleden warm opnam. Twee ervan ziet of spreekt ze nog regelmatig, ongeveer eens per kwartaal.

78


OM NOOIT MEER TE VERGETEN

Leven en dood Terugkijkend ervoer ze de opleiding niet als heel erg zwaar. Al werden studenten soms wel heel rauw geconfronteerd met levenslessen. ‘Tijdens stages kwam je jezelf wel eens tegen. Het gaat toch ook om leven en dood, terwijl je zelf nog erg jong bent. Maar ik vind mijn studietijd in Eindhoven een van de leukste periodes in mijn leven.’ Zelf heeft ze twee kinderen, van elf en dertien jaar. Een studiekeuze is nu nog niet aan de orde, maar als dat over een paar jaar wel het geval is, mogen haar kinderen snel op kamers en een stage uitzoeken in een ver land. ‘Ik zal dat ook stimuleren. En ik zal dan meekijken of de studie die ze kiezen echt hun interesse heeft.’ Ze beziet Fontys nu vanuit haar werkplek bij Avans. In haar vakgebied valt het De Bot op dat Fontys heel alert meegaat met ontwikkelingen in het werkveld. En haar oude opleiding is iets verder in het organiseren en uitvoeren van verpleegkundig praktijkgericht onderzoek. Had ze zelf niet voor haar oude hogeschool willen werken? De Bot herinnert zich dat ze ooit die kans had. Ze solliciteerde jaren geleden bij zowel Fontys als Avans en kon bij beide hogescholen op gesprek komen. De reisafstand van haar woonplaats Wouw gaf de doorslag. ‘Wij willen niet weg uit deze omgeving en als ik naar Eindhoven zou reizen, zou ik iedere dag in de file staan.’

Een kletsnat introkamp Honderdvijftig klappertandende studenten met diarree en darmklachten, opeengepakt in klamme barakken met slechts twee werkende toiletten. Het lijkt bijkans een scène uit een oorlogsfilm, maar in werkelijkheid beschrijft Antoinette Geerts hier het introductiekamp van de opleiding Fontys Sociaal Pedagogische Hulpverlening (SPH). Een kamp ‘om nooit meer te vergeten’. Het moet een kleine kwart eeuw geleden zijn geweest, in de vroege begintijd van Fontys. SPH bestond nog maar een jaar en zat tijdelijk in een Philipsgebouw in Eindhoven. Antoinette Geerts begon er aan haar nieuwe studie, met in de allereerste week, van woensdag tot vrijdag, het door vierdejaarsstudenten georganiseerde introductiekamp. De aftrap was een fietspuzzeltocht naar het kamp. Dat begon al onhandig voor Geerts. Ze woonde in Veghel. Het beste nam ze de bus naar Eindhoven en huurde ze daar op het station een fiets. Maar het regende die dag. Wat heet: het hemelwater stroomde onophoudelijk met bakken uit de lucht en geselde de dappere eerstejaars. Geerts: ‘Die fietstocht was dus inclusief bagage als slaapzak en tas met kleding’. Het gevolg laat zich raden: bagage en studenten regenden nat tot op de draad tijdens een fietstocht die uiteindelijk maar liefst drie uur zou duren, door bos, langs vennen en over de hei. ‘Het pad over de hei was zo modderig, dat we daar helemaal niet konden fietsen, we moesten er een stuk door de blubber lopen.’ Het groepje van zes studenten van Geerts overwoog er de brui aan te geven, maar hoe dan? Ze kenden de bestemming niet, hadden geen telefoonnummer van de leiding. Sterker: mobiele telefoons waren er toen nog niet echt. Mopperend en verkleumd maalden ze door. Tot de eindbestemming eindelijk werd bereikt.

79


Hetzelfde schuitje Wie gedacht zou hebben dat daar een dampende pan snert of een loeihete kop thee stond te wachten, kwam bedrogen uit. Eerst moesten de slaapvertrekken worden ingeruimd. Maar ja, alles was nat. ‘En die barakken waren van zichzelf ook al niet erg warm en nogal vochtig. We hingen alle kleren wel uit, maar dat wilde helemaal niet drogen.’ En toen was daar eindelijk thee en koffie. En begon het spelletjesdeel van het programma. ‘Iedereen zat in hetzelfde schuitje, de activiteiten waren leuk, maar we waren allemaal nog steeds nat. De meesten hadden zich wel omgekleed, maar de kleding die uit de tassen kwam, was niet echt droog te noemen.’ Op dat moment konden Geerts en haar medestudenten nog niet vermoeden dat de grootste ellende nog moest komen. Hongerig vielen ze die avond aan op de door de mensa in Eindhoven voorbereide macaroni. Waarvan de schalen zo groot waren, dat die niet in de koeling pasten. En dus stond het eten urenlang in de keuken in de buurt van een kachel te wachten op de hongerige magen. ‘Het smaakte slecht’, herinnert Geerts zich. ‘Er zat een vreemd bijsmaakje aan. Iedereen mopperde op het eten, maar we hadden honger. Zelf woonde ik toen al op kamers en ik was gewend om zelf te koken. Maar de meeste studenten woonden nog thuis, die waren niet veel gewend.’

Verstopt toilet Het duurde niet heel erg lang, of het gerommel van de darmen begon. ‘Vanaf ongeveer acht uur kreeg zo’n beetje de helft van de groep en de helft van de begeleiding darmproblemen, buikkramp en diarree.’ De gang naar het toilet kwam er flink in. ‘Ik had toen nog nergens last van. Wel had ik het nog steeds erg koud. Die barakken waren niet goed warm te stoken.’ Antoinette Geerts herinnert zich die eerste nacht als ‘een hel’. ‘Steeds meer mensen kregen last. De volgende ochtend bleek zo’n beetje driekwart van de studenten ziek. Maar ik nog steeds niet. Eén van de drie toiletten was ook inmiddels helemaal verstopt en liep over. Niemand had zin om dat op te ruimen.’ De leiding vervolgde het introductiekamp echter onverstoorbaar, terwijl de eerste ouders op die tweede dag hun zieke kinderen kwamen afhalen. ‘Het programma werd wel iets aangepast, want de groepjes werden te klein. Achteraf denk ik dat ze toen hadden moeten stoppen.’ Maar dat gebeurde niet. Sterker: die middag van de tweede dag arriveerden er weer keurig schalen met eten. Die weer in de keuken werden neergezet. Aardappels, doperwten en een gehaktbal, herinnert Geerts zich na bijna een kwart eeuw nog steeds. Terwijl het hele gebouw naar het riool stonk, nadat inmiddels gepoogd was het niet functionerende toilet weer te ontstoppen. Iedereen die nog niet ziek was, ging nu ook voor de bijl. Het hele kamp had voedselvergiftiging. Ook Antoinette Geerts moest eraan geloven. ‘Ik werd ‘s nachts ziek. Iedereen was de volgende dag blij om naar huis te mogen, want we besloten om na het ontbijt op te ruimen. Het programma zou eigenlijk tot vier uur ‘s middags doorgaan, maar dat had niet veel zin.’

80


OM NOOIT MEER TE VERGETEN

Een aantal deelnemers was zo ziek dat de kampleiding in allerhaast een busje regelde om hen weg te brengen. Antoinette Geerts hoorde nog tot de minder zieken. ‘Als je nog enigszins kon moest je zelf terugfietsen.’ Geluk bij een ongeluk: het weer was inmiddels opgeklaard. En waar de puzzeltocht op woensdag nog drie uur duurde, bleek het kamp op maar een halfuurtje fietsen van de hogeschool te zijn. ‘Ik moest toen nog die fiets terugbrengen en inleveren op het station. Maar die zat helemaal onder de modder. Toen heb ik op het station met wc-papier geprobeerd de fiets weer een beetje toonbaar te krijgen. Al vroeg de verhuurder wel: “Wat heb jij gedaan?”’

Slappe thee Geerts besloot naar haar ouders in Den Bosch te gaan. ‘Uiteindelijk stond ik daar als een dood vogeltje met stinkende tassen op de stoep. Ze hadden wel verwacht dat ik moe thuis zou komen, maar niet dat ik zo ziek zou zijn. Dat weekend heb ik met slappe thee en beschuiten doorgebracht. Pas op maandag zagen we elkaar weer. Ik had niet de indruk dat de school wist wat er die dagen gebeurd was. Toen ik zelf in het vierde jaar zat organiseerde de school het kamp zelf. Ze hadden er blijkbaar van geleerd. En er kwam ook geen eten meer van de mensa.’ Ondanks alle ontberingen kijkt Geerts met plezier terug op het onvergetelijke kamp. Maar als ze de keus zou krijgen om het over te doen, zou ze toch echt bedanken. ‘Ik denk dat die ervaring bij de eerstejaars voor een band heeft gezorgd. Uiteindelijk hadden we toch wel veel lol.’ Ze had ooit nog een paar foto’s van het rampenkamp, maar die gingen bij een brand verloren. ‘Het was van voor de mobiele telefoon, toen maakten mensen niet veel foto’s.’

‘ Uiteindelijk stond ik daar als een dood vogeltje met stinkende tassen op de stoep.’

De opleiding maakte ze – met wat hobbels – af. ‘Ik vond het uiteindelijk een leuke opleiding al heb ik er ook wel ellende gehad. Maar ik ben blij dat ik die opleiding heb gedaan. Nu werk ik sinds vijf jaar als jeugdconsulent, ik kom in actie als een gezin opvoedproblemen heeft. Daarvoor was ik twintig jaar groepsleider op een internaat met verstandelijk beperkte jongeren met gedragsproblemen, ik ging daar weg toen ik knieproblemen kreeg.’ Als moeder van drie kinderen laat ze haar kroost met een gerust hart op kampen gaan. ‘Maar de eerste keer dat mijn dochter op kamp ging moest ik meteen weer terugdenken aan die eigen ervaring. Ik zei tegen mijn dochter: het kan nooit zo erg zijn als het kamp van je moeder.’

81


Practical joker Bijna iedere Fontysmedewerker in Eindhoven kent Jo van Buul als de vriendelijk glimlachende man die de brieven en pakketten verspreidt in de Fontysgebouwen. Die glimlach komt vast voort uit alle binnenpretjes die hij heeft, want de postkamermedewerker houdt wel van een practical joke. Zo vond hij tijdens een opruimactie op de vierde verdieping van gebouw R1 - de enige gang waar destijds tapijt lag - hét beroemde vierkante hoedje dat bestuursvoorzitter Norbert Verbraak soms droeg tijdens speciale gelegenheden. Van Buul nam het hoedje mee naar huis en droeg het tijdens de viering van zijn 25-jarig dienstjubileum, dat was tenslotte ook een speciale gelegenheid. De grap viel niet in goede aarde. ‘Mijn leidinggevende gaf me tijdens mijn feest al op mijn kop omdat ik het had moeten weggooien. Maar dat vond ik kapitaalvernietiging en daar werk ik niet aan mee.’

Pipopak In die periode had iemand met weinig stijl- en kleurgevoel een kostuum ontworpen voor alle medewerkers van de Facilitaire Dienst. Van Buul: ‘Het was net een pipopak, dat bestond uit een paarse broek, gele blouse, paars gilet en paarse stropdas. We hebben er tegen geprotesteerd, maar daar werd niet naar geluisterd. Uiteindelijk hebben we dat pak vijf jaar lang moeten dragen.’ Tijdens carnaval bouwde Van Buul zijn postkar eens om tot carnavalswagen. ‘Meer laagen dan klaagen’, was het motto dat hij aan de kar bevestigde. Hij kreeg er de complimenten voor van de toenmalige bestuursvoorzitter Marcel Wintels. Van Buul: ‘Ik was al het geklaag in de organisatie een beetje beu en dit was mijn reactie daarop. Zelf vond ik toen alles best, maar ik begrijp ook wel dat het anders is als bepaalde maatregelen je persoonlijk raken.’ Hij vindt het vooral belangrijk dat het gezellig is op het werk. ‘Vroeger zaten we tijdens de pauzes met zijn allen aan tafel, praatten we over voetbal en gingen we kaarten en darten. Op vrijdag om vier uur hadden we bier en worst. Dat kochten we van de opbrengst van het oud papier. We kregen 25 cent per kilo.’

Geheim wapen Je kunt Van Buul alles vragen. Zo was hij eens kerstman voor de economische opleidingen. ‘Dat was keileuk. Ik kwam binnen en riep Jojo – ik heet tenslotte Jo – en liet vervolgens iedereen op mijn knie zitten om een liedje te zingen. De conciërges zeiden daarna tegen mij dat de kerstman een of andere mafkees was die net zo gek was als ik. Ze hadden niet in de gaten dat ik het was geweest en toen ik het ze daarna vertelde, geloofden ze het nog steeds niet.’ Als een collega een jubileum of ander feest viert, staat Van Buul meteen klaar om een voordracht te houden. Vaak is dat een liedje of een sketch, want hij houdt niet van langdradige speeches. Van Buul wordt door zijn collega’s ook ingezet als geheim wapen. ‘Als men iemand iets op ludieke wijze duidelijk wilde maken, nemen ze contact met mij op. Een voorbeeld: Een leidinggevende kreeg bij haar afscheid een liedje en een bos rozen met stevige doornen.

82


OM NOOIT MEER TE VERGETEN

Toen een directe collega met pensioen ging, werd Van Buul verboden om iets te doen. ‘Dat respecteer ik dan, maar het lukte me niet om helemaal niets te doen. Mijn collega was PSV-fan. Ik ben van Ajax. Daarom ben ik op zijn afscheid met een volle tas en in Ajax-shirt, -sjaal en -pet naast hem gaan zitten en heb ik tegen hem gezegd: “De rest komt zo.” Had je zijn gezicht moeten zien.’ Van Buul weet ook wel dat niet iedereen zijn grappen waardeert. ‘Soms schop je tegen het zere been, maar als je niets doet, wordt het een saaie boel. Het gaat erom dat je het met respect doet.’

Alles met spoed De laatste jaren is zijn werkplezier wat afgenomen. ‘Wij begonnen in 2000 met vier mensen op de postkamer, de laatste tien jaar waren we met tweeën, nu ben ik alleen over, met wat hulp van tijdelijke krachten. Er is minder post, maar er zijn meer pakketten en overal horen bonnen bij. Ook bij het rondbrengen van tentamens hoort een tijdrovend administratief proces. Het is veel werk. Alles moet met spoed. PostNL is niet meer zo betrouwbaar als vroeger, dat maakt het lastig.’ Zijn pauzes brengt hij nog steeds door met zijn collega’s van de facilitaire dienst, maar steeds vaker zitten de mensen volgens hem alleen maar op hun telefoon te kijken. Dat vindt hij jammer. Toch ziet Van Buul nog steeds de positieve kant. ‘Ik ken heel veel mensen en overal waar ik kom kan ik een praatje maken. Dat houdt het leuk.’

Jo van Buul bouwde zijn postkar om tot carnavalswagen. 83


Corrie Priems

‘Inclusie en differentiatie worden steeds belangrijker.’

84


INTERVIEW CORRIE PRIEMS

Corrie Priems is projectleider van de pilot ‘Pabo jonge kind specialist’ in Den Bosch en Sittard en heeft onlangs haar 25-jarig jubileum bij Fontys gevierd. Ze gaat bijna met pensioen, over 25 jaar is zij 87. Hoe kijkt zij naar haar vakgebied in de komende kwart eeuw?

‘Voor mijn gevoel zitten we op een kantelpunt. We hebben in het verleden lang gewerkt vanuit de gedachte dat wij als opleiders het beste weten wat professionals nodig hebben in de praktijk, maar dat is nu toch echt voorbij. We ontwikkelen ons naar een grote professionele leergemeenschap waarin opleiding en praktijk echt samengaan. Het kind staat daarin écht centraal. In zo’n gemeenschap zitten kinderopvang, basisschool, buurthuis en andere disciplines, zoals een fysiotherapeut, achter één voordeur. Dat kennen we nu ook al, maar in de toekomst gaan we nog beter samenwerken. Op verschillende plekken ontstaan er interprofessionele teams die samen verantwoordelijk zijn voor kinderen. Ze hebben een gedeelde basis en toch verschillende expertises. Een groot voordeel: professionals kunnen op meer plaatsen worden ingezet en daardoor zijn er minder problemen met de personele inzet. Ook de opleidingen gaan veranderen. Deze transitie is al ingezet door middel van pilottrajecten. Studenten die al weten wat ze willen, kunnen zich meteen specialiseren, bijvoorbeeld in het werken met jonge kinderen of met tieners. Mogelijk komt er een brede propedeuse waar studenten rustig kunnen ontdekken waar hun passie ligt, zodat ze uiteindelijk een bewuste keuze kunnen maken. Inclusie en differentiatie worden steeds belangrijker. Er is meer aandacht nodig voor de persoonlijke ontwikkeling van onze studenten. Ik zie een toename van problematieken (special needs, psychische problemen, moeilijke thuissituatie) en verwacht dat we steeds meer individuele coaching aan studenten gaan geven. Die coaching is ook belangrijk om studenten goed voor te bereiden op de eisen van het werkveld. Het is essentieel dat ze zichzelf heel goed leren kennen, zodat ze kunnen aangeven wat ze nodig hebben om een goede leraar te worden.’

85


Spannende SPANNENDE gebeurtenissen GEBEURTENISSEN Het menselijke brein houdt wel van een beetje suspense, blijkens de immer hoge kijkcijfers van krimi’s, whodunnits, detectives, misdaaddrama’s, thrillers of horrorfilms. Het leven zit immers vol surprises en je weet maar nooit wie of wat er ’s nachts achter je aansluipt. In het onderwijs springen onverwachte wendingen eruit omdat ze afwijken van het alledaagse en daardoor in ons geheugen beklijven. Vijf spannende gebeurtenissen.

86


SPANNENDE GEBEURTENISSEN

Nachtmerrie op de Purplecamping De kennismakingsperiode bij Fontys is intensief. In de eerste plaats natuurlijk voor de eerstejaarsstudenten zelf, maar ook voor de begeleidende ouderejaars (de papa’s en de mama’s) en de organiserende comités. Eva Jans was van 2010 tot 2016 projectleider van de gezamenlijke introductie van Fontys. In 2014 kreeg ze te maken met een nachtmerriescenario. ‘Tijdens de introductie zit je 24 uur per dag op elkaars lip. Het is vermoeiend en stressvol en je moet soms hele nachten wakker blijven om de boel in de gaten te houden. In zo’n situatie word je vanzelf een hechte club,’ vertelt Eva Jans, werkzaam bij dienst Marketing en Communicatie. Ze heeft goede vrienden overgehouden aan de periode waarin ze betrokken was bij de introductie. In 2012 had de intro voor het eerst een meerdaags programma, Purple genaamd. Jans: ‘Omdat het programma al vroeg zou starten, wilden we iedereen al vroeg in de ochtend in Eindhoven hebben. Het regelen van een overnachting lag voor de hand. De evenementenlocatie die we op het oog hadden, had daar echter geen vergunning voor dus er moest een andere oplossing worden gezocht. We dachten: waarom maken we geen camping, want dat zou uniek zijn voor een groep van 4.000 studenten.’

Enorme puzzel Iedereen was enthousiast. Aan de slag dus maar. Ze kwamen uit bij de Karpendonkse plas. Jans: ‘Dat is een groot grasveld met een parkachtig gedeelte, zonder voorzieningen. Toen moesten we gaan rekenen; zoveel vierkante meter maal zoveel studenten. Wie moest waar. Het was een enorme puzzel. Er gingen ook wel dingen fout, bij een opleiding kwamen er minder studenten opdagen dan verwacht, zij zaten uiteindelijk lekker ruim, anderen zaten hutjemutje.’ Lachend: ‘Dat was trouwens de opleiding commerciële economie. Die zouden toch goed moeten zijn met cijfers.’ Er werden hekken geplaatst, voorzieningen geregeld, professionele beveiliging ingehuurd. Alle deelnemers konden voor een tientje een paarse eenpersoons Purpletent bestellen, waardoor het terrein een grote paarse oase werd. Er werden grote tenten geplaatst waar de opleidingen konden verzamelen. De mama’s en papa’s (ouderejaarsstudenten) hielden hun kroost goed in de gaten. Op wat kleine incidenten na, liep alles goed. Wat voor incidenten? ‘Dan hebben we het over de flessen whisky die soms rondgingen ondanks een drank- en drugsverbod, de papa’s en mama’s die samen een tentje indoken en over het moment waarop de stroom er op de hele camping uitlag omdat iemand de hoofdkabel eruit had getrokken om een mobieltje op te kunnen laden.’ Hetzelfde concept kon worden uitgerold in 2013 en 2014, met het verschil dat in 2014 de organisatie van de camping werd uitbesteed aan de tentenleverancier. Het team van Jans bleef ondersteunen. Ze hadden het daarnaast al druk zat met het organiseren van de sportdag en andere onderdelen van het weekprogramma.

87


Modderbad In de week voorafgaand aan Purple 2014 viel er heel veel regen. Jans vertelt: ‘Het terrein was niet gedraineerd. Ook tijdens de introductie bleef het regenen. Het water kon niet meer weg, de paden liepen onder en waren niet meer begaanbaar. Ook de grote en kleine tenten liepen vol water. Tijdens de eerste nacht waren er al tentjes verhuisd naar hoger gelegen gebieden en matten neergelegd, maar het bleef regenen en de volgende nacht zou het waarschijnlijk nog veel erger worden. Het was dweilen met de kraan open. Sommige studenten waren hun schoenen kwijtgeraakt in de modder, anderen liepen in zwemkleding over de camping of namen een modderbad. Dat was maar even leuk, want het was ook erg koud. Er was een risico dat ze onderkoeld zouden raken.’ Het hoofd van de afdeling Marketing en Communicatie besloot dat de camping dicht zou gaan en dat de studenten of naar huis moesten, of elders zouden worden ondergebracht. Dat was een mega-operatie. Jans: ‘Moet je je voorstellen dat je hals over kop 2.000 studenten moet zien te verplaatsen. En de 2.000 studenten die pas de tweede nacht zouden komen moesten ook nog worden geïnformeerd. Alles was nat, de studenten waren verdrietig of boos en sommigen konden helemaal niet naar huis. Tegelijkertijd moest het terrein leeggeruimd worden en kwamen de leveranciers hun spullen ophalen. De pers stond ook al voor de poort. Het was een enorme stresssituatie.’

Verbroedering Maar het leverde ook mooie dingen op. Jans: ‘Samen een ontbering doormaken, schept een band. Je zag de verbroedering ontstaan: studenten die elkaar net hadden ontmoet, liepen huilend en gearmd de camping af. Eindhovenaren boden studenten die ver weg woonden een slaapplaats aan in hun (ouderlijk) huis. Bovendien werd er in het studentsportcentrum een noodopvang gecreëerd voor gestrande studenten en werden alle programma’s aangepast op studenten die met het openbaar vervoer kwamen.’ Het was einde verhaal voor de camping. Ervoor in de plaats kwam de herberg, ofwel het Klokgebouw op Strijp, vol gezet met stapelbedden. Ook de herberg vormt een bron voor bijzondere verhalen en anekdotes, want hoe dan ook, de introductie blijft een bijzondere tijd.

88


SPANNENDE GEBEURTENISSEN

Bloedbad in schoolgebouw Marketing- en communicatieadviseur Mariëlle Hulshoff moet nog steeds grinniken als ze aan het wijnincident terugdenkt. Het gebeurde bij bedrijfseconomie in Eindhoven, welk jaar het was weet ze niet meer precies. ‘Ik was toen managementassistente en in die rol verantwoordelijk voor de relatiegeschenken. Ik had vijftig dozen met wijnflessen besteld en die moesten achter slot en grendel worden bewaard. Het waren flessen met kurken en ik wist natuurlijk dat die liggend bewaard moesten worden. Daarom besloot ik ze op de planken van enkele kantoorkasten te leggen. Het duurde een tijdje voordat ik al die flessen netjes had opgestapeld.’ Moe maar voldaan, verliet Hulshoff het gebouw.

Indringende walm Toen Hulshoff de volgende ochtend in het schoolgebouw arriveerde, kwam haar een indringende alcoholwalm tegemoet. ‘Het rook alsof er de avond daarvoor een groot, en vreselijk uit de hand gelopen, feest was gehouden.’ Toen ze de kantoordeur opende, stond haar hart een paar seconden stil. ‘Even dacht ik dat er een vreselijk bloedbad in het schoolgebouw had plaatsgevonden. Een ware nachtmerrie. Totdat de waarheid tot me doordrong. Onder het gewicht van de wijnflessen waren de planken van de kantoorkasten ingestort. Daarbij waren alle flessen kapotgegaan met als gevolg dat de rode wijn over de vloer en zelfs via de muren naar de verdieping eronder was gestroomd. De wijn droop letterlijk langs de muren.’ Met het idee dat het gelukkig minder erg was dan ze aanvankelijk dacht, werd alles opgeruimd en plaatste ze een nieuwe bestelling. ‘We hebben er vooral om gelachen. Maar de walm is nog heel lang blijven hangen.’

89


Mannen in witte pakken en een gewaagde persconferentie Bij Fontys wordt regelmatig verhuisd. Instituten, diensten en afdelingen strijken neer in een nieuwe gang of nieuw gebouw en krijgen als dank een nieuw uitzicht en andere aanspraak bij de koffieautomaat. Bijna iedereen binnen Fontys krijgt vroeg of laat te maken met de verhuisdrift die kenmerkend lijkt te zijn voor Fontys. Zo ook de inmiddels gepensioneerde docent Martin Luttikholt die maar liefst veertig jaar voor Fontys en haar voorgangers heeft gewerkt. ‘Eerlijk gezegd kan ik me niet eens meer herinneren hoe vaak ik verkast ben, maar het was echt heel erg vaak. Ik weet niet zeker of daar altijd een heldere visie achter zat of dat er werd geschoven omdat er op een andere plek een probleem was ontstaan.’

Vreemde eend Zo verbleef Luttikholt in 1997 met de gloednieuwe kort-hbo-opleiding Music Management in het Tilburgse Mollergebouw en het bestuursgebouw. ‘We hadden onderdak nodig en werden bij de lerarenopleidingen ondergebracht. Misschien wisten ze zich daar geen raad met ons, of waren we een te vreemde eend in de bijt, maar ze stopten ons weg in slechte lokalen zonder ramen, of naast de toevoerweg voor vrachtwagens zodat de piep van achteruitrijdende vrachtwagens de les verstoorde. Als wij er niet waren, dan zat er bijna niemand, dat zegt wel iets. We voelden ons niet erg welkom.’

Krot Vervolgens verhuisde de opleiding naar de blauwgrijze barakken van het Van der Grintengebouw, de voormalige Verkeersacademie. Luttikholt: ‘Dan hebben we het over een soort van noodgebouw dat wij ‘de krot’ noemden. Ik zal nooit vergeten hoe we daar met honderden studenten, docenten en ondersteunend personeel aan het werk waren, toen er ineens angstaanjagende mannen in witte pakken en astronautenhelmen op voor de deur stonden. Ze hadden indrukwekkende apparatuur bij zich en bleken te komen controleren of er asbest in ons gebouw zat. Dat was schrikken, want niemand had eraan gedacht om ons vooraf te waarschuwen. Toen heb ik maar snel tegen iedereen gezegd dat ze het gebouw moesten verlaten. Of er uiteindelijk daadwerkelijk asbest bleek te zitten, weet ik niet meer, maar kort daarna is de bulldozer over het gebouw gegaan en kregen wij betere lokalen.’

90


SPANNENDE GEBEURTENISSEN

Luttikholt vertelt deze anekdotes overigens met een lach op zijn gezicht, want hij kijkt met veel plezier terug op zijn jaren bij Fontys. Jaren waarin zijn directe collega’s hem kenden van de opbeurende krantenartikelen en strips die hij op hun bureau legde als hij meende dat ze een opkikkertje konden gebruiken. De studenten kenden vooral de grote pot Lutti-snoepjes (drie kilo voor twaalf euro voor een heel jaar plezier) die hij inzette om de lesstof te ondersteunen of te visualiseren.

Veel bombarie Terug naar de start van de opleiding Music Management. Het was de eerste branche-gerelateerde voltijdopleiding van de Bedrijfshogeschool die tot op dat moment alleen economische deeltijdopleidingen verzorgde in de avonduren en op zaterdagmorgen. Luttikholt stond aan de basis van de nieuwe opleiding: ‘Geïnspireerd door de opleiding Sporteconomie, waar ik ook werkzaam ben geweest, zag ik mogelijkheden in de combinatie van muziek en economie. Die leek me interessant voor mensen die graag in de muziekbranche willen werken, denk aan managers van popbands, platenmaatschappijen, boekingskantoren en theaters.’ De directeur (Dick Bogers) gaf Luttikholt carte blanche. Hij haalde muzikant Jan Bijlsma erbij voor input vanuit de muziekbranche en samen gingen ze aan de slag met de onderwijsmodules. Let wel: het ging hier om onbekostigd tweejarig kort- hbo, dat was nieuw voor Fontys. Luttikholt: ‘We wilden met maximaal vijftig studenten beginnen, maar die moeten dan natuurlijk wel komen. Het was heel spannend of we het zouden redden. Omdat we iets totaal nieuws gingen doen binnen Fontys, bedachten we dat we de publiciteit ook anders moesten aanpakken. De afdeling marketing en communicatie vond het een beetje apart van ons dat we een complete persconferentie wilden optuigen om de nieuwe opleiding met veel bombarie aan te kondigen, maar we zetten ons plan door. Dat zou ons toch maar mooi dure advertenties schelen. Gelukkig ging het goed, we kregen ontzettend veel publiciteit met als gevolg dat de collegezaal op de eerste open dag helemaal vol zat met geïnteresseerden.’ In de jaren daarna bleef Music Management groeien, en kwam de opleiding Beurs- en evenementenmanagement erbij. In 2004 ging de opleiding op in de bekostigde vierjarige hbo-opleiding Commerciële Economie - International Event, Music & Entertainment Studies. ‘Het was spannend, maar het succes maakte de inspanning meer dan waard.’ De eerste afgestudeerden Music Management. 7 juli 1999. Persconferentie Music Management.

91


Kraakpand Tijdens de multidisciplinaire themaweek van Fontys Hogeschool voor de Kunsten in april 2013 was het de bedoeling dat studenten van de verschillende kunstopleidingen een week lang samen aan de slag gingen. Aan het einde van de week moesten ze een gezamenlijk creatief eindwerkstuk in de vorm van een presentatie opleveren. Het was een mooi creatief gezelschap met dansers, muzikanten, acteurs en beeldend kunstenaars. De stemming was prima, want samen zouden ze iets moois gaan creëren. Maudie der Kinderen was ingehuurd als externe projectleider ofwel ‘vliegende keep’, zoals ze het zelf noemt. Ze rende van hot naar her om te controleren of alles goed ging met de verschillende studentgroepen en zorgde voor de catering. De groepen zaten verspreid over inspirerende locaties in Tilburg, denk aan plekken zoals het Duvelhok, Kunstmaan, NS16 en verschillende gebouwen in de Spoorzone. Een van die inspirerende locaties was beschikbaar gesteld door Stichting Ateliers en zat in gebouw 68 op de Spoorzone. Het pand lag tegen het spoor aan, was in slechte staat en was onderverdeeld in veel kleine lokalen. Na de themaweek zou het gebouw weer worden ingezet als atelier.

Hartwip Toen Der Kinderen op de tweede dag bij het gebouw arriveerde, kwam een van de studenten enthousiast op haar af. ‘Moet je eens kijken hoe gaaf we al bezig zijn!’ riep ze. Der Kinderen: ‘Ik kreeg letterlijk een hartwip toen ik zag dat ze verschillende muren hadden gesloopt (“Kijk eens, een doorgang, cool hè?”) en het systeemplafond eruit hadden gebroken. Bovendien was alles bedekt met graffiti. Ik vergeet dat ene zinnetje van die student nooit meer toen hij mijn gezicht zag: “Oh, is dit geen kraakpand dan?”’

Hamster in magnetron Der Kinderen durfde haar opdrachtgever bij Fontys amper te bellen. ‘Ik moest de hele tijd denken aan een gebruiksaanwijzing van een magnetron, daarin staat ook niet vermeld dat er geen hamster in mag, dat zijn dingen waarvan je denkt dat mensen het wel snappen.’ Uiteindelijk werd het een verzekeringskwestie en werd alles weer mooi opgeknapt. Der Kinderen mocht het jaar daarna gewoon opnieuw projectleider zijn. Het jaar daarop was ze wel iets zenuwachtiger. ‘Ik checkte elke dag of de studenten het afval netjes hadden verzameld en liep meerdere keren per dag binnen op de externe locaties. Maar de belangrijkste maatregel was het opnemen van een nieuwe regel in de manual: er mag geen schade worden veroorzaakt in, bij, op of rond de ter beschikking gestelde ruimtes.’

92


SPANNENDE GEBEURTENISSEN

Noodsituatie in Guadalajara Zestien studenten van de minor Dance Industry trokken in 2019 naar Guadalajara in Mexico om mee te werken aan het dancefestival Dreamfields. Het was als een droom die uitkwam, alles verliep op rolletjes. Totdat er - letterlijk - donkere wolken aan de lucht verschenen.

De studenten in Mexico. Uiterst rechts: docent Mark van Bergen.

93


Nederland loopt voorop in de festivalbranche. Andere landen kopen licenties van Nederlandse festivals om een soortgelijk evenement in hun eigen land te kunnen organiseren. Zo kocht een Mexicaanse organisatie een licentie van het Nederlandse dancefestival Dreamfields. Docent Mark van Bergen hoorde ervan via een paar oud-studenten en zag een uitgelezen kans voor zijn minorstudenten om internationale ervaring op te doen. Van Bergen: ‘Je moet je voorstellen dat Dreamfields Mexico een megagroot festival is met vier podia met dj’s. Daarnaast was er de wens voor een aantal creatieve area’s, waaraan invulling gegeven moest worden, rekening houdend met het Mexicaanse publiek. Dat was een mooie uitdaging voor onze studenten.’

Vliegende start Het was de eerste keer dat Van Bergen voor zijn minor een internationale groep draaide, een mix van exchange students en Nederlanders. ‘Ze kwamen onder andere uit Zuid-Afrika en Australië en omdat ik ze vooraf al had geïnformeerd over ons Mexicaanse avontuur kwamen ze hier al in juichstemming aan. Wellicht kwam dat ook omdat hun reis en verblijf in Mexico grotendeels werd betaald door de festivalorganisatie. Dat was een vliegende start van de minor.’ In Nederland bedachten de studenten de concepten, die ze vervolgens pitchten voor de organisatie. Er zou een ‘silent disco maze’ komen, ofwel een doolhof van doeken waar in het midden een dansvloer ligt, waar twee dj’s aan het battelen zijn. Door middel van de kleur op de koptelefoon is te zien welke dj aan het winnen is. Daarnaast bedachten de studenten een levensgrote boombox, waarin mensen kunnen dansen en een plek waar de festivalbezoekers hun eigen kunstwerk konden maken. Een week voor de start van het festival vlogen de studenten naar Mexico. Daar verbleven ze in een studentenhuis en werden ze voor de uitvoering van hun concepten gekoppeld aan studenten van partneruniversiteit ITESO. Van Bergen: ‘We hadden een Nederlandse planning gemaakt en dachten dat alles goed in de steigers stond, maar de materialen die we vooraf hadden besteld kwamen te laat aan of maar voor de helft. Last minute moesten we nog heel veel regelen en ophalen en dan hebben we het nog niet over het verkeer dat continu muurvast staat in miljoenenstad Guadalajara. Toch lukte het met kunst- en vliegwerk om in totaal vier creatieve area’s in te richten. De studenten plukten overal dingen vandaan en knutselden het in elkaar.’

Donder en bliksem Het was november. In Mexico was het regenseizoen voorbij, maar was het nog wel licht bewolkt met af en toe een buitje. Van Bergen: ‘Het was 20 tot 25 graden, terwijl 30 graden normaal was voor die tijd van het jaar. Tijdens de opbouw was het weer al wisselvallig geweest en we hoorden dat er op de openingsdag een buitje aan zou kunnen komen, niets verontrustends, het zou ons niet raken.’ Dat pakte anders uit. Een uur voordat de festivalpoorten open zouden gaan, pakten de donkere wolken zich samen. Van Bergen: ‘Er brak een noodweer uit zoals ik het zelden had meegemaakt. Bliksem, donder, regen en een enorm harde wind.

94


SPANNENDE GEBEURTENISSEN

Ik zag het gebeuren vanuit de productietent en kon amper geloven wat ik zag: materialen vlogen door de lucht, hekken vielen om, ik zag mensen in paniek over het terrein rennen. Het hoofdpodium was een enorm kunstwerk en dat dreigde letterlijk in het water te vallen. Er ontstond een gevoel van ontreddering. Alles waar we zo hard voor gewerkt hadden, viel in duigen.’ Het noodweer duurde ongeveer twee uur, maar die uren voelden voor Van Bergen als dagen. ‘Ik wist niet of de studenten veilig waren. Gelukkig kreeg ik via WhatsApp vrij snel meldingen binnen. De autoriteiten waren intussen aan het overleggen wat ze moesten doen. Op een haar na werd het festival afgelast. De organisatie heeft alles uit de kast moeten trekken om dat voor elkaar te krijgen. Gelukkig waren er geen gewonden. De meeste materialen zaten nog goed vast. Na de bui zou het mooie weer terugkomen. Bovendien hadden de mensen die een kaartje hadden gekocht maandenlang uitgekeken naar dit festival. Het werd weer droog, iedereen herpakte zich en nog diezelfde avond werd het een gigantisch feest. Deze mensen lieten zich niet uit het veld slaan. Onze studenten hebben hierdoor enorm veel geleerd: over cultuurverschillen, over omgaan met noodsituaties, over veerkracht. Dit is iets dat ze nooit zullen vergeten. En ik ook niet!’

95


Janou Peeters

‘Er komen meer werken-leren opleidingen.’

96


INTERVIEW JANOU PEETERS

Precies op de dag dat Fontys als formele hogeschool uit de startblokken ging – 1 september 1996 – werd Janou Peeters geboren. Niet alleen is ze daarmee precies even oud als Fontys, ze studeert ook in deeltijd bij de hogeschool. Als vierdejaars sociale studies hoopt ze binnenkort haar diploma te ontvangen. Over 25 jaar is ze 50. Hoe ziet Fontys er dan uit volgens haar?

‘Ik hoop dat Fontys over vijfentwintig jaar nog steeds bestaat. We hebben in de coronaperiode ervaren hoe het werkt om digitaal onderwijs te hebben. Het is handig. Het scheelt tijd. Vooral als je een druk leven hebt. Ik moet wel zeggen dat ik er tegenop zag om, naast mijn baan, weer naar school te gaan. De reistijd en de loze pauzemomenten waarin ik thuis bijvoorbeeld de hond kon uitlaten, scheelden mij veel tijd. Maar persoonlijk contact is zo belangrijk. Je mist in een digitale omgeving de omgang met studenten en het uitwisselen van informatie. Ik denk dat er straks hybride onderwijs zal zijn. Het is immers handig voor mensen die niet in de gelegenheid zijn om naar school te komen. Ook omdat alles opgenomen kan worden en teruggekeken wanneer het uitkomt. Ook denk ik dat er in de toekomst veel meer werken-leren opleidingen gaan komen, vooral door een tekort aan mensen in de zorg. Je merkt dat het leren veel makkelijker gaat als je het ook meteen kan toepassen in de praktijk. Door de tekorten nemen organisaties je sneller aan. Dit is natuurlijk veel interessanter dan vier jaar fulltime school en een bijbaan die slechter betaalt. Wel denk ik dat er opleidingen zullen komen die geheel uit videocolleges bestaan. Docenten hoeven niet elke keer hetzelfde college te geven en mensen met een druk leven kunnen de opleiding volgen in hun eigen tempo. Of het beter is weet ik niet. Je mist dan toch het contact. Vooral bij sociale opleidingen, je kunt online niet toetsen hoe de houding van een persoon is. Het online oefenen van situaties is anders dan in het echt iets meemaken. Dan zou iemand die een online-opleiding behaald heeft op de werkvloer misschien helemaal niet functioneren.’

97


‘07 Venlo, nieuwe internationale campus Op 10 oktober 2007 wordt de Fontyscampus in Venlo heropend. Na een renovatie van twee jaar is het hoofdgebouw omgetoverd tot een modern, open gebouw. De raad van bestuur besluit in 2007 dat deze campus de mogelijkheden moet krijgen om uit te groeien tot internationale campus van Fontys.

‘07 Fontys Fit Op initiatief van Fontys Sporthogeschool start in 2007 Fontys Fit: beweging, gezonde voeding en sociaal contact worden gestimuleerd. Hiermee wil Fontys een structurele bijdrage leveren aan het welzijn van haar medewerkers en een goede werkgever zijn met aantrekkelijke secundaire arbeidsvoorwaarden. Deze voorwaarden spelen ook een rol als het gaat om het welbevinden van zittende (oudere) werknemers en het aantrekken van nieuwe medewerkers.

98


‘07 Vervoerbeleid De bereikbaarheid van de Fontyslocaties en de parkeerproblematiek zijn aanleiding voor de ontwikkeling van een Fontys vervoerbeleid waarmee in 2007 werd gestart en dat vanaf 2008 geoperationaliseerd wordt. Dit beleid richt zich op vervoerbewegingen van medewerkers, studenten, klanten en relaties van en naar Fontys.

‘07

Festival De Verbeelding Hoogtepunt van het festival is de vertoning van een voor ons gemaakte film over passie in het onderwijs: De sky

‘08 Strategische doelstelling

is not the limit. De première van deze film vindt plaats

In 2008 kiest Fontys ervoor het accent

in augustus tijdens het Festival De Verbeelding in de

te leggen op kwaliteitsverbetering van

Brabanthallen in Den Bosch.

de bacheloropleidingen. Fontys ziet toenemende studenttevredenheid als de voornaamste indicator voor het succes van deze kwaliteitsslag. Paste eerder uitbreiding van het totale productportfolio tot behoud van het marktaandeel in de strategie, dit jaar focust Fontys zich op versterking van de core business: de bestaande, reguliere bachelors en de door de overheid bekostigde masters.

99


‘09 Conferentie Doorstroom Nu Avans Hogeschool, Fontys, Hogeschool Arnhem Nijmegen en Hogeschool Zuyd organiseren de conferentie ‘Doorstroom Nu’, over de vraag hoe hbo-instellingen omgaan

‘08 Gebouw Frans Franssenstraat

met de uit het mbo afkomstige

De unieke opleiding Pedagogisch Management Kinderopvang

eerstejaarsstudenten.

start in het volledig gerenoveerde en gemoderniseerde gebouw aan de Frans Franssenstraat in ’s-Hertogenbosch.

‘08 Locatie Sporthogeschool In oktober kiest het bestuur Eindhoven als toekomstige locatie voor de Fontys Sporthogeschool. Hierdoor sluiten op termijn de vestigingen van de Sporthogeschool in Tilburg en Sittard.

‘09 Topsport Talentvolle sporters worden bij Fontys op een aan hun situatie en behoeften aangepaste wijze bij hun studie begeleid. In september start de Johan Cruyff University Tilburg met een eerste lichting van 26 topsporters. Deze opleiding is onderdeel van Fontys Economische Hogeschool Tilburg en maakt het voor jonge topsporters mogelijk om naast hun sport, een vierjarige hbo-opleiding commerciële (sport-)economie te volgen. Fontys ondertekent ook een samenwerkingsovereenkomst met het Olympisch Netwerk Brabant, waarmee zij laat zien mee te willen werken aan een goede combinatie van sport en onderwijs.

100


‘09 Reorganisatie Facilitair Bedrijf Het Facilitair Bedrijf van Fontys is met 696 fte (per 01-062009) groot, kostbaar en moeilijk te managen geworden. Temeer daar binnen de instituten nog eens voor ongeveer eenzelfde omvang ondersteunende medewerkers zijn opgenomen, met wie de afstemming en samenwerking niet

‘09 Nieuwe Wireless Technologie Een nieuwe draadloze technologie wordt in gebruik genomen, met voldoende capaciteit voor de 18.000 studenten die met hun eigen laptop gebruikmaken van het netwerk.

optimaal is. Alle niet-primaire processen van de instituten, het Facilitair Bedrijf en de bestuursstaf worden in 2009 heroverwogen om een kwaliteits- en efficiencyslag te maken die uiteindelijk moet leiden tot een bezuiniging van circa € 15 miljoen op jaarbasis en een personeelsreductie van circa 130 fte. Na een verkenning van het assortiment producten en diensten wordt de eerste denkrichting voor het herontwerp neergelegd in de notitie Beter met minder (17 juni). Per instituut wordt vervolgens onderzocht of en in hoeverre de daar beschikbare ondersteuningscapaciteit voldoende is om waar nodig taken over te nemen van de centrale diensten. Het definitieve herontwerp van het Facilitair Bedrijf: Naar een nieuwe Fontys Serviceorganisatie wordt op 16 september aan de organisatie gepresenteerd. Het herontwerp omvat de volgende maatregelen:

• screenen van het dienstverleningspakket op activiteiten die niet noodzakelijk centraal georganiseerd moeten worden

• materiële besparingen op huisvesting, inkoopcontracten en outsourcing

‘09

Publicatiecatalogus Tijdens de nieuwjaarsbijeenkomst wordt de tweede Fontys Publicatiecatalogus uitgereikt met een selectie van publicaties en andere kennisproducten van Fontysmedewerkers.

• personele reductie door middel van een kritische beoordeling van de efficiency

• nieuwe organisatiestructuur met diensten zonder centrale directie en met minder personeel

De CMR stemt op 5 november in met het reorganisatieplan. Op 18 november stemmen de vakbonden in met het sociaal plan, waarmee de eerste stappen van de reorganisatie in november gezet worden. In de implementatieplannen worden de volgende acht diensten benoemd: Financiën, Huisvesting en Facilitaire Zaken, IT, Marketing en Communicatie, Mediavoorzieningen, Onderwijs en Onderzoek, Personeel en Organisatie en Studentenvoorzieningen. Omdat een abrupte overgang naar een andere vorm en inhoud van centrale dienstverlening risicovol is, wordt 2010 als een transitieperiode beschouwd. Op 1 november 2010 is de reorganisatie een feit.

101


‘10 Positionering – Denk Groter Bijeenkomsten met studenten, medewerkers, scholieren, decanen en ouders maken duidelijk op welke wijze Fontys zich het beste kan positioneren in de markt. Fontys blijkt zich te onderscheiden van

‘11 Oprichting Automotive

Centre of Expertise

andere hogescholen door kleinschalige opleidingen, betrokkenheid

In samenwerking met Hogeschool

en aandacht voor de student. Samengevat in een kernboodschap

Arnhem Nijmegen wordt het

noemt Fontys dit: ‘Groei door aandacht en uitdaging’. Fontys wil een

Automotive Centre of Expertise

onderwijsorganisatie zijn waarin studenten kunnen groeien en groter

opgericht. Met een ontvangen bedrag

leren denken. Fontys wil dit realiseren door aandacht en uitdaging te

van vijf miljoen euro wil het centrum

bieden aan zijn studenten, medewerkers en stakeholders.

binnen vijf jaar een van de vijf leidende innovatiecentra in Europa worden.

102


‘12 Instellingstoets Kwaliteitszorg Fontys treft in 2012 voorbereidingen voor de Instellingstoets Kwaliteitszorg (ITK). Uit de, in dit kader geschreven ‘Kritische Reflectie Fontys Hogescholen, Groei door aandacht en uitdaging’ blijkt de overtuiging van Fontys dat ze de in dit rapport beschreven kwalificering ‘kwaliteitshogeschool’ kan waarmaken. Uit het rapport komen ook belangrijke uitdagingen voor de toekomst naar voren:

• de kwaliteit van het onderwijs kan en mag nog steeds omhoog. De rendementen moeten omhoog met behoud van en liever nog versterking van de kwaliteit van het onderwijs

• op het gebied van docentprofessionalisering zijn reeds vele stappen gezet, echter verdere professio-

nalisering van docenten en meer masteropgeleiden voor de klas zijn de ambities voor de korte termijn

• het studieklimaat vraagt aandacht, onder andere verhoging van de studielast, maar ook de realisatie van de kleine kwaliteit (met name roosters, nakijktijd toetsen, contacttijd, onderwijsinformatie) moet bij een aantal instituten beter

• de diverse opleidingen hebben reeds intensieve contacten met het werkveld. Meer inzicht in de

tevredenheid van het werkveld over het eindniveau van de afgestudeerden is gewenst, net als een nog grotere betrokkenheid van het werkveld bij de inhoud van de opleiding

‘11 iFontys 2.0

‘12 Denk Groter Debatten

iFontys richt zich op onderwijsinnovatie door het gebruik van mobiele

Om haar positionering te onderstrepen

apparatuur ter ondersteuning van het leren. Het project is in september 2011

organiseert Fontys in 2012, in

omgevormd tot een innovatienetwerk ‘iFontys 2.0’. De innovaties worden door

samenwerking met het Eindhovens

het netwerk zelf verspreid zowel binnen als buiten Fontys. Dit gebeurt door

Dagblad en Omroep Brabant, een

acties van de deelnemers in eigen instituten in events, seminars, congressen, voorlichtingsbijeenkomsten en studiedagen. De innovaties waarmee is gestart, zijn:

• smart mobile learning met portable devices (iPresent en weview) • inrichten van excellence trajecten (volgens Delta en pabo plus concept) • introduceren en ondersteunen van paperless vergaderen, werken en studeren • onderzoek naar experimenten met zelftoetsing van studenten (SOAP) • naast nieuwe innovaties werden ook eerder in gang gezette projecten zoals

zestal ‘Denk Groter Debatten’ waarin studenten in debat gaan met toppers op vakgebieden zoals politiek, sport en media. De debatten werden daarna nog jaarlijks tot 2021 georganiseerd.

ITunesU, recordingbox en ‘Pabo of the future’ ondersteund

In 2012 verlaten deze innovaties naar verwachting de experimenteerfase en vinden ze hun plek in het onderwijs.

103


‘12 Samenwerking in Brainport In 2012 tekent Fontys twee intentieovereenkomsten met partners in de Brainport regio: een Letter of Intent Onderwijs, Zorg en Technologie Brainport (Fontys Hogeschool Verpleegkunde, Fontys Paramedische Hogeschool, Technische Universiteit Eindhoven, ROC Eindhoven,

‘12 Nieuwe naam Fontys

Hogeschool Kind en Educatie

ROC ter AA en VMBO Zuidoost Brabant) en een intentieovereenkomst

De Fontyspabo’s Eindhoven,

Fontys-ROC-TU/e ter bevordering van de aansluiting tussen de

’s-Hertogenbosch, Tilburg, Veghel en Venlo

technologische opleidingen, met name gericht op het behoud

en Fontys Pedagogisch Management

van het human capital binnen het domein bèta en techniek. Beide

Kinderopvang gaan in september 2012

intentieovereenkomsten zijn gelieerd aan de human capital agenda’s

samen onder de naam Fontys Hogeschool

van de landelijke topsectoren Life Sciences, respectievelijk High Tech

Kind en Educatie. Door hun krachten

Systems and Materials. Fontys ontwikkelt daarnaast een businessplan

te bundelen zijn de instituten nog beter

voor een Center of Expertise op het gebied van productietechnologie

in staat om hun studenten uitdagend

en materialen, participeert in Centers of Expertise Logistiek (onder

bachelor- en masteronderwijs te bieden.

penvoerderschap van de Hogeschool van Amsterdam) en Center of Expertise Innovatieve Zorg en Technologie van Zuyd Hogeschool.

‘13 Internationalisering ‘13 Kwaliteitsagenda

ten die bedoeld zijn om de kwaliteit

In 2011 introduceert Fontys de Kwaliteitsagenda, die de belangrijkste ambities

van internationaliseringsactiviteiten op

weergeeft die Fontys uiterlijk in 2015 wil verwezenlijken. Het document ligt

instituuts- of opleidingsniveau vast te

aan de basis van de prestatieafspraken die Fontys in 2012 maakt met het

stellen en te monitoren. Het gaat om:

ministerie van OCW. In 2013 zet Fontys op verschillende niveaus stappen

• de Fontys Internationaliseringskaart;

voorwaarts. Een belangrijke mijlpaal is de toekenning van de Instellingstoets Kwaliteitszorg, waarmee de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) vaststelt dat Fontys beschikt over een voldoende krachtig intern kwaliteitszorgsysteem. De visitatiecommissie prijst de manier waarop Fontys haar beleid in de praktijk brengt. De manier waarop binnen de instituten aan de slag is gegaan met de centrale beleidsthema’s draagt bij aan het eigenaarschap en het verantwoordelijkheidsgevoel van docenten en ondersteunend personeel.

104

Fontys ontwikkelt drie nieuwe instrumen-

• het Quality Framework Exchange

(incoming and outgoing students/staff);

• het Quality Framework Joint Programmes.


‘14 Van cijfers naar waarden In 2014 schetst Fontys de eerste contouren van de beweging ‘van cijfers naar waarden’. De jaren hiervoor ligt de focus op de meest basale prestatieindicatoren als accreditatie-oordelen, student- en medewerkerstevredenheid, studierendement, docentkwaliteit en een financieel gezonde bedrijfsvoering. Deze onderwerpen stonden centraal in de Fontys Kwaliteitsagenda uit 2012 en ook in de prestatieafspraken met OCW die daarvan zijn afgeleid. Fontys levert veel inspanningen om zich op al deze vlakken te verbeteren. Veel van de geambieerde ‘cijfers’ zijn in zicht en waar nog verbetering nodig is, vinden belangrijke ontwikkelingen plaats. Zo wordt de nieuwe Studiekeuzecheck ingevoerd om aankomende studenten te helpen een passende studie te kiezen.

‘13 Fontys Leadership Program In 2013 nemen 32 leidinggevenden deel aan het Fontys Leadership Program (FLP). Er wordt

‘15 Premier Rutte bezoekt

Expertisecentrum Gezondheid en Technologie

een programma opgezet voor coördinatoren

Op 25 februari brengt minister-

en projectleiders, dat als pilot in 2014 van

president Rutte een bezoek aan het

start gaat. FLP-alumni starten samen met de

Expertisecentrum Gezondheid en

dienst P&O een managementcafé op om de

Technologie om – in aanwezigheid van

ontwikkeling van leidinggevenden te faciliteren.

zorgondernemers en zorgverleners – kennis te nemen van de activiteiten binnen het expertisecentrum.

105


‘DE ONTWIKKELING VAN ONZE STUDENTEN IS ONS GROOTSTE SUCCES’ Nienke Meijer

106


NIENKE MEIJER

BESTUURSVOORZITTER 2014 - 2019

Nienke Meijer startte in 2009 bij Fontys als bestuurslid. In 2014 werd ze bestuursvoorzitter. In de eerste week dat Meijer bij Fontys werkte, kwam haar een brief aan een student onder ogen. De aanhef: Geacht pcn-nummer. Ze wist niet wat ze zag. ‘Wat vreselijk om studenten letterlijk een nummer te laten zijn. Wij deden dat overigens niet als enige, alle hogescholen

Nienke Meijer Bestuursvoorzitter van 2014 tot 2019

deden het zo, maar het was natuurlijk niet goed. Hoe kun je studenten zich ergens thuis laten voelen als je ze niet serieus neemt en als een nummer aanspreekt? Dat hebben we meteen aangepakt.’

STUDENT CENTRAAL De student stond bij Meijer altijd centraal. ‘De ontwikkeling van onze studenten van jaar 1 naar jaar 4 is ons grootste succes. Ze komen binnen als jongeren en vertrekken als volwassen professionals. Als ik studenten sprak - dat gebeurde met name binnen de medezeggenschap - dan was het alsof ik met collega’s sprak, waarbij we samen nadachten over wat Fontys nodig had.’

Joep Houterman Bestuursvoorzitter Meijer introduceerde ‘TEC for Society’ waarbij TEC staat voor technology, entrepreneurship en creativity. ‘Ik van 2020 tot heden. Bestuurslid vond het belangrijk dat alle studenten in contact kwamen met technologie, ondernemerschap en creativiteit. Ook studenten van lerarenopleidingen hebben baat bij deze vaardigheden, bijvoorbeeld vanaf 2018bij het oplossen van TEC FOR SOCIETY

problemen.’ TEC for Society ging niet alleen om het beheersen van de zogenaamde TEC-skills, maar ook om innovatie en een onderzoeksprogramma. Het doel was het leveren van een bijdrage aan de samenleving. Meijer: ‘Ik vind het mooi dat dit deel terugkomt in de nieuwe Fontysstrategie Fontys for Society’.

107


KENNISINSTELLING Onder leiding van Meijer heeft Fontys de beweging ingezet van brede kwaliteitshogeschool naar een toonaangevende, innovatieve kennisinstelling in Zuid-Nederland met een centrale positie in het (regionale) werkveld. Met Meijer als aanjager sloten kennisinstellingen en bedrijfsleven in 2017 de handen ineen om meer docenten op te leiden voor het technische beroepsonderwijs en tekenden 250 CEO’s en bestuurders in 2019 op persoonlijke titel het Brainport Talent & Skills Akkoord.

RARE, GEKKE DINGEN Meijer werd tijdens haar periode bij Fontys vaak verrast. ‘Bij Fontys is een rijkdom aan rare, gekke dingen. Zo ontdekte ik pas na een paar jaar dat er een filmstudio in ons gebouw was, met alles erop en eraan, maar niemand wist wie er gebruik van maakte. In ons gebouw in Venlo liep ik ineens een kapel in, totaal onbruikbaar als collegezaal, maar wel prachtig en behorend bij Fontys. In Amsterdam zaten we in een fraai grachtenpand met een bijzondere en kleine opleiding theologie. Ik zal nooit vergeten dat ik met de bisschoppen moest praten over onze theologie-opleidingen, maar ik wist er weinig vanaf. Daar heb ik me doorheen moeten bluffen.’

ONTPLOFFING De bestuursvoorzitter zal nooit vergeten dat er in het gebouw van Toegepaste Natuurwetenschappen in Eindhoven een ontploffing was. ‘Iemand had een bepaald goedje laten staan, waar dat niet mocht. Vervolgens was er een zuurkast of ijskast ontploft. Het gevolg was een enorme brand, met veel rookschade. We wisten niet hoeveel mensen in het gebouw waren en de media stonden al op de stoep. Ik was eindverantwoordelijk. Het lukte me om uiterlijk rustig te blijven, maar ik ben in de nachten daarna vaak wakker geworden met de gedachte dat het heel slecht had kunnen aflopen. Achteraf viel het gelukkig mee, er was alleen materiele schade.’

RUIMTE OM TE EXPERIMENTEREN Eigengereide plannen uit de organisatie werden door Meijer omarmd. ‘Vanuit een positieve gedachte kun je eigenzinnige mensen de ruimte geven om te experimenteren en zaken in het onderwijs te verbeteren.’ Zo kregen in 2010 voor het project IFontys van initiatiefnemer Eric Slaats, vijftig studenten en vijftig medewerkers een iPad in bruikleen om te ontdekken welke mogelijkheden deze kon bieden voor onderwijsvernieuwing. Ook Fontys Pulsed is wat Meijer betreft een mooi voorbeeld waarbij de ruimte om te experimenteren tot een positieve flow en mooie resultaten heeft geleid, onder andere een programma voor studenten die twijfelen over hun studie en een multidisciplinaire minor.

108


NIENKE MEIJER

BESTUURSVOORZITTER 2014 - 2019

TOPVROUW VAN HET JAAR Toen Meijer in 2014 uitverkozen werd tot ‘Topvrouw van het jaar’ was heel Fontys trots. Er volgde veel landelijke publiciteit en dat maakte de Fontysgemeenschap misschien nog wel trotser. In het juryrapport werd ze geprezen om haar keuze voor uitdagingen, haar drive en haar overtuigende leiderschapsstijl: ‘Nienke Meijer heeft de jury ervan kunnen overtuigen dat zij als rolmodel een inspirerend voorbeeld kan zijn voor jonge vrouwen en mannen, en dan niet alleen in haar eigen organisatie.’ Andere criteria waarop de jury lette waren onder andere de span of control, de zwaarte van de functie en de behaalde resultaten. Meijer moet nog glimlachen als ze terugdenkt aan de verkiezing: ‘Ik was de eerste uit de publieke sector die die prijs kreeg. Daarvoor waren dat altijd vrouwen uit het bedrijfsleven en vaak met een financiële achtergrond. Het was mooi om daar te staan. Er ontstond een gemeenschappelijk gevoel bij Fontys. Wij waren topvrouw van Nederland geworden. Dat was echt heel leuk om mee te maken.’

KENNIS VAN NU Meijer kijkt met veel plezier terug op haar tijd bij Fontys. Toch zijn er twee dingen die ze net iets anders zou hebben gedaan als ze het mocht overdoen. ‘Ik had het concept van TEC for Society wat concreter gemaakt voor studenten. En de flexibilisering van de opleidingen had wat meer doorgepakt kunnen worden. We hadden meer kunnen kijken naar wat studenten nodig hebben om het programma bij hen te laten passen.’ Ze vindt dat Fontys in de achterliggende jaren een mooie omslag heeft gemaakt. ‘Diensten en instituten zijn meer naar elkaar toegegroeid. Er kwam minder onderlinge concurrentie en er werd meer vanuit onze kracht gehandeld. Fontys staat stevig om de volgende fase in te gaan.’

109


Wijze lessen WIJZE LESSEN Pythagoras, hij van die stelling (a2 + b2 = c2), zou al hebben vastgesteld: ‘Een vat vol geleerdheid is nog geen druppel wijsheid waard’. Kennis is één. Maar inzicht is een niveau hoger. Wijsheid is uiteindelijk waar we naar streven, kennis is slechts het toegangskaartje voor diepere inzichten. Vier wijze lessen. 110


WIJZE LESSEN

Het snapmoment in het onderwijs Hij is al zes jaar met pensioen, maar als ze Frans van de Camp morgen zouden bellen met het verzoek om nog ergens in te vallen, dan zou hij het subiet doen. Niet dat hij zich nu verveelt of verpietert achter de geraniums. Integendeel. ‘Maar ik had het mooiste vak in de wereld: studenten iets laten ‘snappen’. Dat je dan plotseling van die glimoog jes ziet: aaaaaah, zit het zo?’ Tegelijk zag hij in de kwart eeuw dat hij bij Fontys (en de voorgangers) werkte, ook veel ‘onbegrijpelijke dingen’ langskomen. De rol van vakdocent veranderde. Maar terugkijkend overheerst het plezier. Frans van de Camp had veel beroepen kunnen kiezen. Hij was verdienstelijk fotograaf (autosport). Muzikant (jazz, drums). Reed vijf jaar internationaal op een vrachtwagen in het bedrijf van zijn vader (‘dat vond ik geweldig, King of the Road’). Maar een jeugdervaring dreef hem toch onontkoombaar richting het onderwijs. De kleine Frans van de Camp had het op de middelbare school niet zo met het vak scheikunde. Daar waar zijn oudere zus tienen haalde voor proefwerken, kwam Frans niet hoger dan een drie. Wat hij ook deed, het bleef een drie. Dan nam hij het boek nog maar een keer helemaal door. Van achteren naar voren en omgekeerd. Weer een drie! Hij begon heftig aan zichzelf te twijfelen: ‘Het vrat aan mij. Ik ben toch goddomme niet achterlijk?’ De dag van de ‘bevrijding’ begon met een zieke docent. Een invaller, mijnheer Van der Horst, mocht de klas bezighouden. ‘Gaan jullie maar huiswerk maken.’ Maar Frans van de Camp zag zijn kans schoon. De invaller was ook scheikundedocent. ‘Ik krijg het bij scheikunde maar niet voor elkaar. Kun u het mij uitleggen?’ Tien minuten had de invaller nodig. Toen brak het licht door bij Fransje van de Camp. Zag hij het ineens. Snapte hij het. Werd duidelijk waar hij een jaar mee had lopen worstelen.

Zelfvertrouwen bijbrengen ‘Dat moment. Daar heb ik het zelf ook altijd voor gedaan. Dat je een student die iets niet begrijpt, kunt helpen en dat dan ineens de ogen gaan glimmen. Als jij ineens iets begrijpt waar je steeds tegenaan bent gelopen, dan krijgt je zelfvertrouwen een enorme boost. Je bent toch minstens net zo goed als die anderen. Dat doet iets met je. En dat is volgens mij ook de grootste missie van docenten: jonge mensen zelfvertrouwen bijbrengen. Wel gerechtvaardigd zelfvertrouwen: dat ze uiteindelijk zelf de hobbel hebben genomen. Dat trok me uiteindelijk over de streep om docent te worden.’ Hij begon als docent Engels op een LTS. Tot hij na dertien jaar vond dat hij wel een stapje ‘hoger’ kon lesgeven. Na een onderzoekje bleek er veel werk voor docenten economie. En zo studeerde hij in deeltijd Handelswetenschappen aan de Katholieke Universiteit, solliciteerde in 1993 bij de – toen nog – Hogeschool Eindhoven – en werd aangenomen als vakdocent economie.

111


‘Die school was helemaal het einde. Alleen al het gebouw. Een oud klooster, trappen met houten leuningen, tegels, dan zag je die studenten van die trappen afkomen… Ik heb er een toptijd gehad. Die school kenmerkte zich door de hechte band docent-student. Het was een tweejarig hbo. Dat bestond toen nog. We moesten opboksen tegen de vierjarige hbo. Er werd keihard gewerkt om het niveau zo hoog mogelijk te houden. Onderwijs in optima forma. Heel veel service aan studenten. Daar liepen kanjers van vakdocenten. Maar op een gegeven moment moesten die tweejarige opleidingen van de minister verdwijnen. Toen hebben we ons doorontwikkeld naar een vierjarige bachelor.’

Winst als doel De ommekeer kwam toen volgens Frans van de Camp de financiering van het hoger onderwijs wijzigde. De instituten kregen uit Den Haag een zak geld en mochten het zelf verder uitzoeken. ‘Dat is in mijn ogen faliekant misgelopen. Je hebt het gezien bij de brandweer, de ziekenhuizen, de woningbouwcorporaties, de energiebedrijven en ook in het onderwijs. Die managers aan de top gingen kijken naar de salarissen in het bedrijfsleven, inclusief bonussen om bepaalde doelen te bereiken. En net als bij bedrijven, moest er winst gemaakt worden als doel. Als je dan naar de kosten kijkt, blijkt dat in het onderwijs de personeelskosten wel een heel groot deel uitmaken van de totale kosten. Ik heb het mijn eigen studenten ook geleerd: hoe hoger het percentage van de kosten, hoe meer je daar kunt bezuinigen. Dan ga je methodes bedenken om het personeelsbeslag omlaag te krijgen.’ Frans van de Camp merkte het eerst dat collega’s die met pensioen gingen, niet zonder meer vervangen werden. Vervolgens kwamen wat hij de ‘onderwijskundologen’ noemt binnen. ‘Mensen die ons kwamen vertellen hoe we moeten lesgeven… Want wat wij deden was achterhaald, de Einsteingeneratie is goed met computers, dat moet je heel anders aanpakken. Je moet ze coachen, dan komen ze er zelf wel uit, want ze zijn heel slim. Maar als je in het onderwijs zit en je kent de jeugd, dan weet je dat dat de misvatting van de eeuw is.’

Kostprijsberekening Met die veranderende rol van de vakdocent kon Frans van de Camp – net als veel collega’s in het land – maar moeilijk overweg. Dat zat hem ook in zijn vak. Een echt ‘uitlegvak’. ‘Een ingewikkeld probleem in de economie is de kostprijsberekening. Dan moesten studenten in een project de kostprijs berekenen. Daar waren ze weken mee bezig. Dan snapten ze op een gegeven moment iets niet tot we met ze aan de slag gingen. En dan: die flonkering in die ogen. Ooooooh, wacht even, zit het zo?! Die student ervoer dan hetzelfde als ik destijds bij mijn scheikundedocent. Dat is de beloning. Niet het salaris.’ Die uitlegrol werd langzaam weggedrukt. Docenten moesten coach zijn. ‘Het is natuurlijk niet zo dat we alleen maar goed onderwijs geven als we college geven. Natuurlijk moet je soms ook coachen. Om studenten op weg te helpen. Ik heb heel veel studenten één op één dingen uitgelegd. Het zal je kind maar wezen die aan zo’n opleiding wordt toevertrouwd en het dan zelf maar allemaal moet gaan uitzoeken. Wat is dan nog het verschil tussen onze opleidingen en de LOI?’

112


WIJZE LESSEN

‘Ik zat in de sectie van de financiën-docenten. Die waren het allemaal roerend met elkaar eens. Want: ons vak is zo moeilijk, daar hoort gewoon uitleg bij. Dat krijg je gewoon niet voor elkaar door ze het zelf te laten uitvogelen. Maar bijvoorbeeld bij personeelsmanagement… Dat kan ik me ook wel voorstellen. Je kunt in de boeken heel veel lezen over personeelsmanagement. Geen ingewikkelde formules ofzo. Het hing dus vaak van het vak af.’ Niet dat hij in die tijd met tegenzin naar zijn werk ging. ‘Ik ging altijd fluitend naar school, ook al waren de omstandigheden volgens mij niet ideaal.’ En uiteindelijk koos hij ervoor deels toch ook gewoon zijn eigen weg te gaan. ‘Dat kostte wel tijd. Als studenten met een project bezig zijn, of dat nou ’s avonds is of in het weekend, en ze lopen vast, dan is het frustrerend wanneer ze nog drie dagen moeten wachten voordat ze hun docent weer zien. Dus mijn mailbox stond 24/7 open. In de praktijk viel het beroep daarop best wel mee. Nee, mijn vrouw vond dat niet altijd even prettig. Ik checkte twee, drie keer per avond mijn mail. En als er iets was, kregen ze acuut antwoord. Dat werd enorm op prijs gesteld.’ Hij zag de nadelen van schaalvergroting in het hoger onderwijs, het werd allemaal zakelijker, maar ook de voordelen. ‘We kregen een facilitaire dienst. De computers werkten gewoon ineens altijd. Want dat was bij Bedrijfskader in dat klooster wel eens een probleem. Daar hingen de computers bij wijze van spreken met kroonsteentjes aan elkaar.’

Qual der wahl Een dieptepunt was wat hem betreft het beleid rond Biloba. Hij prijst – hoewel hij het niet altijd met hem eens was – Marcel Wintels die uiteindelijk orde in de chaos bracht. ‘Biloba was een organisatorische miskleun van de eerste orde. Wie verzint zoiets? De keuzemogelijkheden moesten worden vergroot. De ‘qual der wahl’. De student moest toen twee minoren kunnen kiezen. De bedoeling was aanvankelijk om honderd minoren aan te bieden. Hoe moet je dat in godsnaam organiseren? Ik was deeltijdcoördinator en dacht: hier zit geen enkele deeltijder op te wachten. Enfin, een enorme puinhoop. Marcel Wintels komt de verdienste toe dat-ie dat grotendeels heeft opgelost.’ Frans van de Camp kan het nu relativeren. Iedere organisatie gaat immers over toppen en door dalen. Ook Fontys. ‘Ook in de tijd van biloba, ging ik elke dag met plezier naar school. Ik deed m’n ding, vond het geweldig om met studenten om te gaan. Het was de baan van mijn leven, echt waar. Het is ons niet makkelijk gemaakt, maar ik heb er mijn eigen pad in gevonden.’

‘Ook in de tijd van Biloba, ging ik elke dag met plezier naar school.’

Toen Frans van de Camp na bijna 25 jaar Fontys en voorgangers, met pensioen ging, hield hij een afscheidscollege voor collega’s. ‘Had ik een PowerPoint gemaakt en alle adviezen van onderwijsdeskundologen die de afgelopen jaren over ons zijn uitgestort, op een rij gezet. Want er was een soort aan wanhoop grenzende vertwijfeling bij de directie, maar ook bij Fontys: hoe moeten wij studenten nog in godsnaam voorbereiden op een toekomst als de veranderingen zo snel gaan? Bereiden we ze niet voor op een vak dat er straks misschien niet eens meer is? Allemaal lariekoek! Natuurlijk verandert er veel. Maar ik durf te beweren dat studenten van destijds tot op de dag van vandaag nog iets hebben aan de vaardigheden en kennis die we ze 25 jaar geleden bijbrachten.’

113


Vallen en weer opstaan Toen de Eindhovense Bente Vroomans in 2014 in Tilburg journalistiek ging studeren, had ze enorm veel zin in de opleiding en verwachtte ze dat ze zich er als een vis in het water zou voelen. De eerste jaren verliepen goed, maar toen ze haar stage met een onvoldoende afsloot en vervolgens zes weken moest inhalen, begon er iets te knagen. Bente: ‘In diezelfde periode had ik een project niet gehaald en moest ik een ander project herkansen, terwijl ik eigenlijk een minor wilde gaan doen in het tweede halfjaar. Daardoor verloor ik mijn motivatie, met als gevolg dat ik een halfjaar helemaal niets heb gedaan.’

Vier jaar kwijt Bente ging op zoek naar hulp en kwam zodoende bij een psycholoog terecht. ‘Daar werd duidelijk dat ik een autismespectrumstoornis heb. Ik herinner me nog heel goed dat mijn psycholoog daarna tegen me zei dat de journalistiek geen goed vak voor mij was. Dat kwam heel hard aan, maar terugkijkend realiseer ik me dat ik in mijn studie steeds tegen een muur aanliep en desondanks stug door was gegaan. In de journalistiek moet je snel kunnen schakelen en vlug informatie verwerken. Dingen waar ik niet zo goed in ben. Toch is het verschrikkelijk om er na vier jaar achter te komen dat je de verkeerde keuze hebt gemaakt. Ik was 22 en had plannen voor na mijn afstuderen: ik wilde gaan werken en financieel onafhankelijk worden, zodat ik kon gaan samenwonen met mijn vriend. Dat zou voorlopig niet gaan lukken. Ik was er kapot van. Het voelde alsof ik vier jaar kwijt was.’

Heldere kaders Toch ging het al snel weer de goede kant op. ‘Toen we eenmaal wisten wat er met mij aan de hand was, kreeg ik goede begeleiding aangeboden. Van mijn studieloopbaanbeleider kreeg ik heel veel steun. Ik stuur haar nu nog steeds elk half jaar een mailtje om te vertellen hoe het met me gaat.’ De decaan hielp Bente met praktische zaken, zoals DUO en de afhandeling van haar studieschuld, bij een studiekeuze-adviseur deed ze een studiekeuzetest. Daaruit bleek dat de opleiding Communicatie veel beter bij Bente zou passen. Ze aarzelde niet en schreef zich in. Al snel bloeide ze op. Bente: ‘Ik houd van duidelijkheid en in de communicatie werk je met heldere kaders. Dat vind ik heel fijn. Je kunt je in dit vak ook specialiseren en bepaalde zaken niet doen. Bovendien zit er minder tijdsdruk op, dat vind ik ook prettig.’ Ook al was de communicatie-student in het begin nog wel eens onzeker, de overstap pakte goed uit. ‘Toen ik mijn propedeusegetuigschrift in één keer haalde, was ik zo gelukkig. Ik weet nu waar mijn kracht ligt: ik ben creatief, positief en gemotiveerd.’ Dit jaar gaat Bente afstuderen, niemand twijfelt eraan dat ze haar studie met mooie cijfers gaat afsluiten.

Studente Bente Vromans toont haar propedeuse getuigschrift. 114


WIJZE LESSEN

De stille steun van het decanaat Het decanaat functioneert in alle rust op de achtergrond van het onderwijsbedrijf. Jeannette van Hoek werkte 39 jaar bij Fontys en voorgangers, zo’n vijftien jaar als decaan. Daarin deelde ze lief, maar vooral leed en schrijnende problemen. Het werd er in die jaren niet makkelijker op voor studenten. Ze zag de problemen toenemen, maar ook de erkenning onder opleiders dat studenten kunnen worstelen met hun leven of studie. Gevraagd naar een student die haar in al die jaren bijbleef, pakt Jeannette van Hoek een boekje uit haar tas en legt het op tafel. Op de omslag de titel: ‘Hoe ik mezelf halveerde en de anorexia weer te boven kwam’. Van Hoek: ‘Een studente journalistiek, Nine Pankras. Ze schreef (2011, red.) dit boek over haar studententijd. In het voorwoord zegt ze: “… al liet de moeilijkheidsgraad van de studie journalistiek het afstuderen prima toe, ik haalde het niet binnen de officiële vier jaar… Ik had anorexia en woonde een tijdje in een kliniek, ergens in de bossen. De combinatie eten/studie bleek niet te werken, dus moest ik mijn studie tijdelijk onderbreken.” Dat was een van de dingen waar wij dan bij hielpen. Een student komt bij je en zegt: het gaat niet zo goed met mijn studie. Vaak door een docent doorverwezen. Wij als decanen waren veelal de eerste persoon met wie ze echt durfden te praten over wat er aan de hand was. Het was nog in mijn beginjaren, maar ik zag wel dat het heftig was. Het was een heel proces voor haar om vast te stellen: het gaat zo niet, ik moet me laten behandelen. Waarom me juist deze student is bijgebleven? Ik zag haar week na week magerder worden. Ik wilde iets doen, maar het was niet mijn rol om haar te helpen met die problematiek. Ik ben zelf ook moeder, dat maakt wel een verschil. Ik had het thuis nogal eens over mijn werk met mijn dochters.’ Niet dat de decanen altijd met dit soort heftige omstandigheden werden geconfronteerd. Soms liep een student tegen een praktisch probleem op, dreigde studievertraging na een knieoperatie, was hulp nodig bij studievaardigheden, dyslexie, autisme of AD(H)D of moest er studievoorlichting worden gegeven aan Antilliaanse studenten. Op de Antillen.

‘ Wij als decanen waren veelal de eerste persoon met wie ze echt durfden te praten over wat er aan de hand was.’

Geen spijt Jeannette van Hoek ging in 1976 aan de slag als docent recht bij de Hogeschool Eindhoven. Ze werd er uiteindelijk mentor, vertrouwenspersoon en adjunct van de avondopleiding. Tot ze op een kruispunt kwam in haar carrière. Wilde ze zich verder ontwikkelen in de bestuurlijke kant van het onderwijs of juist niet? ‘Maar management past niet bij mij. Ik wil vooral met mensen werken.’ Toen kwam er rond de eeuwwisseling een vacature bij het decanaat, Van Hoek solliciteerde en werd aangenomen. ‘Ik was al heel lang docent en mentor, dus ik wist wel ongeveer wat me te wachten stond. Achteraf moet ik zeggen: ik heb er geen tel spijt van gehad.’

115


Het decanaat werkt grotendeels achter de schermen van het onderwijs. ‘We waren er voor de studenten, hadden wel contact met een aantal mensen van de opleidingen, maar een kenmerk van ons vak was dat we de studenten vertrouwelijk spraken. Ze vroegen ons weleens: ja, maar wat is er dan met die studenten? Maar je mocht niet zeggen of iemand een depressie of een eetstoornis of moeilijke familieomstandigheden had. Dat werkte in de hand dat het een beetje op afstand gebeurde.’ Het decanaat bestond in die jaren uit een bonte verzameling medewerkers. ‘We hadden een ingenieur, een sociaalgeograaf, ik was zelf jurist. Er kwamen regelmatig mensen binnenlopen met de mededeling: ik wil wel decaan worden, hoe doe je dat? Je zoekt iemand die empathisch is, die goed kan luisteren en die niet meteen naar de oplossingen springt. Je moet ook wel doortastend zijn, je moet niet gaan pamperen.’

Niet je buurmeisje Gaandeweg leerde Jeannette van Hoek hoe ze zich het beste kon opstellen. ‘Een van mijn eerste studenten was een meisje dat psychisch helemaal de weg kwijt was. Ze werd vrij snel opgepakt, ging de gevangenis in, want ze had iemand bedreigd. We hadden contact via de mail. Toen heb ik wel geleerd, ook van collega’s: kijk een beetje uit dat je haar problemen niet te veel toelaat. Het is een student, niet je dochter of je buurmeisje. Je moet je grenzen kennen. Als decaan ben je geen echte hulpverlener. Je moet op tijd doorverwijzen. Bijvoorbeeld naar de studentenpsycholoog.’ Van Hoek herinnert zich het verschijnen van het boek ‘Het puberende brein’ van Eveline Crone als een keerpunt in het denken over de problemen van studenten. ‘Toen kregen meer mensen er begrip voor dat studenten ook nog hersenen in ontwikkeling hebben en dat het niet alleen maar feestvierders zijn. Dat hielp wel. Het systeem van studieloopbaanbegeleiding is toen ook gestart. Er kwam meer het gevoel van: er kan ook echt serieus iets aan de hand zijn.’ Ze zag het in de loop der jaren steeds drukker worden op het decanaat. ‘Ik schat dat twintig tot vijfentwintig procent van de jongeren tegenwoordig met problemen zit. Deels was het vroeger minder zichtbaar. Want vroeger had je geen internet, je had geen e-mail. Je studie, je werk en je sociale leven, dat was het. Ik denk dat studenten nu met meer druk uit hun omgeving te maken hebben. We leven in een prestatiesamenleving, waarin studenten eerder het gevoel krijgen dat ze het niet kunnen bijbenen. Je ziet vooral bij meisjes perfectionisme. Ik denk dat misschien wel driekwart van de studenten die binnenliepen, meisjes waren. Die vinden het makkelijker om over hun problemen te praten.’

Diploma-uitreiking Mannelijke studenten houden hun problemen eerder voor zich. ‘Ik weet nog wel van een jongen… Zijn ouders stonden hier te wachten op zijn diploma-uitreiking. Maar hun zoon kwam helemaal niet. Hij bleek al een jaar niet meer te studeren. Kon niet toegeven dat er iets met hem aan de hand was.’ ‘Ik had hier een keer een gesprek met een student die een afwijzend studieadvies had gekregen na het eerste jaar. Die durfde niet naar huis om het zijn ouders te vertellen. Ik merkte dat ik geen contact met hem had, maar ik durfde hem niet weg te laten gaan. Ik dacht: dan springt-ie voor de trein. Dat was in mijn begintijd als decaan. Toen heb ik een van mijn collega’s, een pedagoog, gevraagd: wat doen we?

116


WIJZE LESSEN

Die zei: stuur ‘m maar naar mij toe, ik praat met hem. Hij heeft die hele avond met die jongen in de kroeg gezeten. Daarvan dacht ik: dat had mis kunnen gaan als ik ‘m hier weg had gestuurd. Dat gevoel heb ik wel vaker gehad: het kan misgaan.’ Uiteindelijk ging het ook wel eens mis. Van Hoek herinnert zich in haar loopbaan een paar uitvaarten te hebben bezocht van studenten die zichzelf het leven benamen. ‘Dat ik naar zo’n uitvaart ging, dat was niet mijn rol. Maar ik vond dat ik dat moest doen. Eén van die uitvaarten was van een uitwisselingsstudent uit Spanje, die net een paar weken in Nederland was. Het secretariaat van de opleiding had het meeste contact met die student. Maar over praktische dingen. Een medewerkster van het secretariaat zei later tegen mij: “Ik had meer moeten doen”. Daar heb ik het dan met haar over: wat had je kunnen doen? Je kon niet weten dat dit speelde. Ja, ik had ook zorg voor het personeel.’

Een ander ritme

Het decanaat een dagje uit.

Iedere opleiding had volgens de ex-decaan zo z’n eigen type studenten. Op de kunstenopleiding kreeg Van Hoek nogal eens studenten die er moeite mee hadden dat ze persoonlijk en soms hard werden beoordeeld. ‘Jouw dans, jouw kunst, jouw lichaam is niet goed genoeg… Die studenten trokken zich dat persoonlijk aan. Er waren bij de kunstenopleiding docenten die erom bekend stonden: als je door hen wordt afgebroken dan kun je jezelf bij elkaar rapen.’ Met studenten op de lerarenopleiding kon ze goede gesprekken voeren. ‘Maar techniek- en economiestudenten stonden iets verder van me af. Bij journalistiek kon je in de ochtend een kanon afschieten in dat gebouw. Als ik ’s avonds naar huis ging, was er overal leven. Een ander ritme. Iets meer maatschappijbewust, ik vond dat wel een fijn type student.’ In oktober 2015 ging ze met keuzepensioen. ‘Ik weet nog dat ik na Kerstmis op de bank zat en dacht: geen nieuwjaarsbijeenkomsten, niet meer beginnen, ik zat daar in m’n eentje. Ik vond het vreselijk.’ Sinds zes jaar heeft ze een eigen praktijk als psychotherapeut. ‘Eén van de dingen die mensen mij zeggen is dat ik erg betrokken ben. Ik ben niet iemand die achteroverleunt en zegt: wat is uw probleem en zoek het verder zelf maar uit. Ik kan het wel: me afschermen, maar ik was geen afstandelijke decaan.’

Ze ziet ook nu nog studenten worstelen met ‘het systeem’. ‘Als ik minister van onderwijs was, zou ik het studenten financieel wat makkelijker maken. Want al die bijbanen… Ik kende studenten die 25 uur in de week werkten. Ja, logisch dat je studie dan niet lukt. En ik zou in het middelbaar onderwijs het keuzemoment voor een studie naar achteren schuiven. Een bredere basis leggen.’ Niet alleen werkte Jeannette van Hoek een carrière lang bij Fontys, ze leerde er ook haar tweede echtgenoot kennen. Ze kreeg drie dochters die allemaal bij Fontys studeerden. Het ultieme Fontysgezin dus. ‘Maar’, zegt Van Hoek, ‘er is leven na Fontys!’

117


Over zen, de vreemde meester en zijn volgeling ‘Jullie zijn allemaal eikels!’ Ramon Vullings zal die eerste woorden van zijn docent Hans Kokhuis niet rap vergeten. Het moet rond 1997 zijn geweest toen de jonge Vullings als eerstejaarsstudent de opleiding Technische Bedrijfskunde in Eindhoven binnenstapte. Om tegen een docent aan te lopen die zijn leven zou veranderen. Tot op de dag van vandaag hebben ze wekelijks contact. En trad Vullings in nogal wat voetsporen van zijn rolmodel. Maar eerst die eikels. De studenten begonnen die dag aan een programma met de benaming ‘de cultuurdouche’. Hans Kokhuis bedacht het en trapte af met die opmerkelijke eikels-mededeling. Om er na een paar seconden stilte aan toe te voegen: ‘… en jullie hebben de potentie om uit te groeien tot prachtige eikeltjesbomen’. De toon was gezet. Het was de docent – zo herinnert Vullings zich – vooral te doen om verwarring te zaaien bij de kersverse studenten. Dat ze vooral geen antwoorden gepresenteerd kregen, maar zelf vragen moesten stellen, zelf moesten uitzoeken wat Technische Bedrijfskunde inhoudt. ‘Die cultuurdouche was een week waarin we werden ondergedompeld in een nieuwe, magische wereld, waarin we leerden dat we ‘zelfstartend’ moesten zijn, vragen moesten stellen om de verwarring te doen afnemen en om kennis op te doen.’

Rare kwast Was het openingscollege van Kokhuis al opmerkelijk, de studenten keken nog vreemder op toen ze daarna de film ‘Karate Kid’ voorgeschoteld kregen. ‘Achteraf gezien leerde Hans ons om verbanden te zien in voor ons totaal verschillende zaken.’ Bij de ene student viel die aanpak in vruchtbare bodem. Andere studenten vonden hun nieuwe docent maar een rare kwast. Vullings: ‘Hans Kokhuis is een fenomeen, vaak ook door collega’s en studenten niet direct begrepen. Toch, als je jaren later vraagt: “Wie of wat herinner je je nog van de opleiding?” dan komt bij velen steevast als antwoord: “Hans Kokhuis”. Door zijn onorthodoxe manier van lesgeven liet hij bij zoveel studenten een blijvende indruk achter, of het nou de cultuurdouche was, zijn colleges ‘associatief denken’ of zijn verhalen en anekdotes over creativiteit en ‘Zen’.’ Een privé-gebeurtenis in het leven van de docent zorgde er ook voor dat er persoonlijk contact tussen meester en student ontstond. De ‘klik’ was wederzijds. Want toen Kokhuis – Vullings had de opleiding al gediplomeerd verlaten – een oud-student zocht om eerstejaars studenten iets over het vak te laten vertellen, benaderde hij Vullings. Ramon Vullings werkte eerst een aantal jaren in het internationale bedrijfsleven – ‘Ik had de NASA en Siemens als klant’ – om zich uiteindelijk als zelfstandige internationaal ‘keynotespeaker’ te vestigen met als

118


WIJZE LESSEN

centrale thema: ‘cross-industry innovation’. Hij licht toe: ‘Ik laat mensen zien hoe je kunt leren van andere sectoren van het bedrijfsleven’. Weer die creativiteit dus. Het eikels-begin hanteert hij niet letterlijk, maar hij mag zelf ook graag verwarring scheppen bij zijn toehoorders.

Gereïncarneerde ziel De twee hadden meer overeenkomsten. Zo had Kokhuis een grote belangstelling voor de Japanse cultuur. ‘Hij is thee-meester en Zenleraar.’ Vullings’ belangstelling gaat ook uit naar dat land, maar vooral om er te reizen. ‘Die belangstelling had ik al voor ik Hans leerde kennen. En weet je wat zo vreemd is? Hans is nog nooit in Japan geweest! Ik zei wel eens tegen hem: ga er toch eens heen. Maar daar heeft hij helemaal geen behoefte aan. Ik denk soms dat hij een gereïncarneerde ziel uit Japan is.’ Hans Kokhuis was ooit voorzitter van de Stichting KreaNET, een stichting voor toegepaste creativiteit. Later nam Vullings ook dat stokje over en maakte er zelfs de European Association for Creativity and Innovation (EACI) van. Een blinde volgeling van zijn leermeester is Ramon Vullings echter niet. Hij heeft ook wel kritiek. ‘Zijn slides en website zijn bijna niet te volgen. Kijk maar eens op zijn website hanskokhuis.nl. Dat is een soort braindump. Zijn slides waren vreselijk.’ Kokhuis trok zich weinig aan van de kritiek van zijn pupil, de website is onveranderd.

Voor de studenten Ooit, zo weet Vullings zich te herinneren, was Kokhuis van plan Fontys te verlaten. Hij had het gevoel als docent niet meer de vrijheid te hebben om zijn programma te draaien. ‘Maar uiteindelijk besloot hij om te blijven. Niet voor de organisatie, maar voor de studenten.’ Nu, zo’n kwart eeuw later, is Hans Kokhuis al een jaar of tien met pensioen. Ramon Vullings heeft een kleine aanstelling (‘Zo’n tien dagen per jaar’) bij de opleiding Technische Bedrijfskunde. Hij verzorgt er jaarlijks… de cultuurdouche. Het ooit door Hans Kokhuis bedachte programma bestaat nog steeds – hoeveel onderwijsprogramma’s houden het een kwart eeuw vol? – en de oud-student vult nu de rol in van zijn ‘meester’. Contact hebben ze nog wekelijks. Vaak per Whatsapp. ‘We wisselen dan creatieve inzichten en grapjes uit.’

Ramon Vullings (links) en zijn leermeester Hans Kokhuis.

119


Vergeten kleurcodes van een Sittards tapijt De cultuur van organisaties zit niet alleen in mensen, producten en ideeën, maar soms ook platvloers in stenen: het gebouw. De geschiedenis van de ‘vestiging’ Sittard, valt uiteen in twee tijdvakken: voor de nieuwbouw van 2002 en erna. Wellicht was nergens het cultuurverschil bij een verhuizing groter: van een mooi, statig, oud, nat, tochtig, centraal gelegen Ursulinenklooster met kleine kamertjes en oceanen aan ruimte, naar een nieuw, licht kantoorconcept aan de ‘periferie’ van het centrum, met flexwerkplekken en nauwelijks lokalen. ‘Het duurde een jaar of tien voor de scherpe kantjes eraf waren.’ Om tafel in de Sittardse Fontysvestiging zitten vier mannen die bij elkaar ruim honderd jaar werkervaring bij Fontys en voorgangers in de weegschaal leggen. Daar is Henk van den Heuvel, oud-directeur van de lerarenopleiding, later directeur van de Pabo en momenteel in zijn laatste jaar voor zijn pensionering. En neem John Pörteners, de jaren voor en na de eeuwwisseling opleidingsdirecteur van de Sittardse deeltijdopleiding Pedagogiek. Thijs van Vugt was tot 2015, toen hij met pensioen ging, teamleider ‘mens- en maatschappijvakken’ en lid van het managementteam van de lerarenopleiding. Frank Crasborn, de vierde van het kwartet, werkt sinds 1986 bij FLOS en is sinds 2016 lector in het Fontysdomein ‘educatie’. De vier zijn samengekomen om hoogte- en dieptepunten van de kwart eeuw Fontys, door Sittardse ogen, te beschouwen. En wie met oud-medewerkers van ‘Sittard’ over de geschiedenis spreekt, heeft het onontkoombaar over ‘het oude gebouw’, dat in april 2002 werd ingeruild voor een nieuw pand met een radicaal ander onderwijsconcept: het nieuwe werken. Henk van den Heuvel en John Pörteners zaten destijds in de stuurgroep voor dat nieuwe gebouw.

Lekkende daken Als het destijds aan de medewerkers van de Pabo en de deeltijdopleiding Pedagogiek had gelegen, zou het wellicht nooit tot een verhuizing zijn gekomen. Zeker, het klooster piepte en kraakte van ouderdom, had tal van mankementen. Vraag de ‘bewoners’ van destijds er maar eens naar en de anekdotes over lekkende daken, niet goed sluitende vensters en drijfnatte gordijnen komen als vanzelf. Maar de statige gangen, de kapel die dienstdeed als collegezaal en de ligging aan de Oude Markt van Sittard, zorgden niet voor verhuisverlangens. Toch bleek die verhuizing noodzaak. Thijs van Vugt: ‘Het gebouw was technisch gezien een ramp’. John Pörteners: ‘Op maandagochtend kwamen de conciërges binnen en dan was het telkens een verrassing: hoe treffen we het pand aan? Als op die daken één leitje verschoven was, begon het te lekken. Dan viel de stroom weer gedeeltelijk uit ofzo. Het was een mooi, karakteristiek gebouw, maar qua energie was het gewoon een open venster. Voor de roostermaker wel geweldig, er was nooit een lokalentekort. Er waren zelfs lokalen die je zelf nog nooit gezien had. Het gebouw was giga. Maar brandgevaarlijk. Ik heb wel eens boven op de derde verdieping in een uithoek gezeten. Ik dacht: als hier brand uitbreekt, kom je er nooit meer uit.’

120


WIJZE LESSEN

Vernieuwingsgeest De warme herinneringen die veel oud-medewerkers koesteren aan de ‘kloostertijd’, zijn volgens Frank Crasborn ook vervlochten met een onderwijskundige pionierstijd. ‘Overal in het land waren toen MOopleidingen waar onderwijzers vakgerichte opleidingen konden volgen. De minister zei in de jaren zestig: het is nu tijd om te veranderen, we maken nieuwe lerarenopleidingen.’ Vanaf eind jaren zeventig werd er dus ook in het oude kloostergebouw in Sittard gewerkt aan een nieuwe voltijdse lerarenopleiding, naar nieuwe inzichten. ‘Die nieuwe opleidingen werden gefinancierd met heel veel experimenteergeld. Er was ontzettend veel ruimte om dingen zelf in te vullen. Om iets anders te maken dan het traditionele, maar dan wel in een oud gebouw. Je zou zeggen: een paradox, maar dat was het eigenlijk niet. De vernieuwingsgeest die in dat oude gebouw werd vormgegeven, leidde bij oud-studenten en oud-medewerkers, tot een romantisch plaatje.’ Thijs van Vugt: ‘Dat idealiseren doen we nu nog wel. Als je bij elkaar zit, haal je de sappige dingen eruit. Het gegeven dat je midden in de stad zat, met terrasjes en wat al niet meer.’ Henk van den Heuvel begon in 1999 in het oude gebouw als directeur van Fontys Lerarenopleidingen Sittard. ‘Ik kreeg twee opdrachten van de raad van bestuur. Eén: zorg dat de verbinding met het werkveld opnieuw in de steigers wordt gezet. En twee: we gaan naar een nieuw gebouw.’

Nieuwe vormen van werken De verhuizing greep de raad van bestuur meteen aan om te experimenteren met nieuwe vormen van werken. Met als voorbeeld het Interpolisgebouw in Tilburg, waar zogenoemde ‘flexwerkplekken’ waren ingevoerd. Henk van den Heuvel wijst op de vloerbedekking in het nieuwe Fontysgebouw. ‘Bijna niemand weet dat nog, maar de kleuren van de vloerbedekking hadden ooit betekenissen. In het groene gedeelte mocht je met elkaar praten. In een donkerder kleur, oranje ofzo, mocht je alleen fluisteren. In het rode deel diende je te zwijgen.’ Frank Crasborn: ‘Een van de onderwerpen die misschien wel het heikelst was, was dat de faciliteiten in het nieuwe gebouw heel anders zouden zijn. We zouden hier heel sterk digitaal werken. Op een goed moment kwam de mededeling: ieder team heeft in het nieuwe gebouw nog zes meter plank en elke individuele docent heeft één meter plank en bedenk wat je gaat meenemen.’ John Pörteners: ‘De status van veel docenten bestond uit de hoeveelheid boeken die ze hadden staan’. De verhuizing was dus geen diep gekoesterde wens van de medewerkers. Henk van den Heuvel: ‘In het klooster had ieder team een eigen stuk van het gebouw, daar zaten de docenten bij elkaar in kamertjes. Die teams voelden zich daar wel bij. Er waren wel mensen die zeiden: waar ga je aan beginnen?’ Hij vervolgt: ‘Wat we uiteindelijk leerden: het gaat uiteindelijk over gedrag. Je kunt die huls neerzetten, maar dat wil nog niet zeggen dat iedereen er z’n gedrag op gaat aanpassen. Je kunt wel zeggen: je gaat vanaf 2 april 2002 flexibel werken, maar medewerkers hadden nooit een cursus ofzo gehad. Dan kom je uit dat oude klooster in een betonnen skelet, waar zegge en schrijve één groot lokaal was.’ Frank Crasborn: ‘De rest waren kleinere

121


lokaaltjes waar maximaal tien studenten in konden’. Pörteners: ‘Dat heetten ook geen leslokalen, dat heette het cafetariamodel. We gingen bij Ahrend meubels kijken, maar daar mochten we geen gewone tafels meer kopen, we kochten ovale tafeltjes. Volstrekt onpraktisch, want studenten kwamen met laptops en aan een rond tafeltje moesten drie studenten zitten. Dat kon helemaal niet. Leslokaal was een vies woord, het moest een cafetariamodel worden. Mooi als terminologie, maar het was na twee jaar verdwenen.’

Meer balans Het duurde vijf jaar voor het gebouw voor het eerst werd aangepast aan de dagelijkse werkelijkheid. Pörteners: ‘Op de begane grond kwamen er toen grotere lokalen waar je met een man of twintig in kon. En er kwam een collegezaal. Eigenlijk is het vanaf dat moment beter gegaan.’ Thijs van Vugt: ‘Plus dat er hier op de werkplekken van docenten meer tafels kwamen’. Frank Crasborn: ‘We zaten hier toen nog met drie aparte onderwijsorganisaties – de sporthogeschool was er destijds ook nog – die moesten allemaal roosteren in dit gebouw. En er waren maar vijf grotere lokalen. De druk werd te groot, er is toen uiteindelijk

meer balans gekomen tussen open ruimtes en aparte lokalen. Dat is een proces geweest waarin het oude denken en het nieuwe denken elkaar uiteindelijk vonden.’ John Pörteners: ‘Alles bij elkaar heeft het tien jaar geduurd en eigenlijk hoor je nu over het gebouw niets meer. Vergeet niet: ze hebben hier tien jaar lang de visitatiecommissies over de vloer gehad. Die verzamelden ook feedback van studenten en medewerkers. En in elk visitatierapport stond dat het gebouw niet goed was. Er ontstond een bestuurlijk belang toen er sprake was van een fusie met de Pabo van Zuyd Hogeschool. Die zeiden: we komen alleen maar fuseren als dat gebouw wordt aangepast.’ Crasborn: ‘Ik kan me herinneren dat Maarten van Rossem hier een keer gastspreker was bij een nascholing voor geschiedenisdocenten. Die stond beneden in een stampvolle aula. Maar de balustrades van alle verdiepingen waren destijds nog open. Inclusief al het geluid van studenten op de tweede en derde verdieping die niets hadden met dat moment. Maarten van Rossem kapte er op een gegeven moment mee, het was niet te doen.’ Pörteners: ‘Ik moest diploma’s MO-A en MO-B uitreiken. Dan moest je de vaders en moeders en opa’s en oma’s toespreken. Maar boven werd dan gewoon lesgegeven. Terwijl je aan het speechen was, kwamen de studenten pratend en etend voorbij. Dat werd toen verdedigd met: dan proeven de gasten ook de sfeer van het onderwijs. Maar op een gegeven moment werd het toch niet als prettig ervaren.’

122


WIJZE LESSEN

Pionieren De balustrades, een mooi, open concept, zijn tegenwoordig afgeschot. De praktijk bleek weerbarstiger dan op de tekentafel gedacht. Wat hebben de betrokkenen van destijds geleerd van het doorlopen proces? John Pörteners roept meteen het woord ‘hybride’. Ofwel: zoek uiteindelijk het beste van twee werelden. ‘We kregen vooraf filmpjes te zien van het Amerikaanse model, dat was heel extreem. Een student komt ’s morgens binnen en kijkt wat-ie kan ‘nuttigen’. Want als die student een open mind heeft, komt-ie binnen met interesses om iets te leren. Wij begrepen uiteindelijk dat iets meer structuur voor de student toch wel welkom is. En daar vroegen de studenten zelf ook om.’ Henk van den Heuvel: ‘En je moet meer tijd en energie steken in het voorbereiden van de mensen die erin gaan werken. Eigenlijk waren we hier ook nog steeds aan het pionieren, nu niet in onderwijskundige zin, maar over: hoe gedraag je je in zo’n gebouw? Dat moet je uitvinden.’ Thijs van Vugt: ‘Je wordt in zo’n gebouw neergezet en maakt er vervolgens het beste van’. Toch vinden de betrokkenen – ook achteraf – het werkenderwijs ontdekken van de voor- en nadelen van zo’n concept, geen verkeerde aanpak. Pörteners: ‘Je kunt wel zeggen: bezint eer ge begint, maar je

kunt ook zeggen: begin maar, dan kun je je gaandeweg wel bezinnen. Want anders komt zoiets niet van de grond. Achteraf vond ik het een heel mooi proces om mee te maken. Management-technisch gesproken.’ Crasborn: ‘In Limburg zeggen ze: “De kar is je voor de kont geschoven”. Dat is een manier om verandering teweeg te brengen. Als je dat niet doet, beweegt er misschien niets. Dus: begin voor je bezint!’ Het nieuwe gebouw bracht ook aanmerkelijke voordelen. Henk van den Heuvel: ‘De contacten met collega’s van andere opleidingen werden beter. Niet dat het tot meer samenwerking leidde, maar het maakte het werken prettiger. Elkaar in die grote open ruimte tegenkomen, ik vond dat heerlijk. En de faciliteiten waren hier veel beter.’ Hoewel het nieuwe gebouw hemelsbreed maar zo’n zevenhonderd meter naar de buitenkant van het centrum opschoof, zit het kopje koffie of een lunch op de Oude Markt er vandaag de dag niet meer in. De kritiek op het pand is na de aanpassingen verstomd. De huidige gebruikers weten niet beter, de codes van de vloerbedekking verwaterden na een jaar of vijf en niemand kent ze eigenlijk nog. Fontys verkocht het oude klooster aan de gemeente Sittard. Uiteindelijk kwam het in handen van een projectontwikkelaar. Nu zit er een viersterrenhotel en een sjiek restaurant in, voor honderd euro kun je er eten. Henk van den Heuvel: ‘Je moet fysiek en mentaal in zo’n nieuw gebouw groeien. Dat heeft tijd nodig.’

123


Mirjam Woutersen

‘We gaan intensief samenwerken met alle hbo-instellingen in Nederland.’

124


INTERVIEW MIRJAM WOUTERSEN

Mirjam Woutersen is in september 2021 gestart als directeur van dienst Onderwijs en Onderzoek. Ze heeft veel zin om samen te gaan bouwen aan toekomstgericht onderwijs en onderzoek. Over 25 jaar is ze 78. Hoe ziet zij Fontys veranderen in de komende kwart eeuw?

‘We moeten aan de bak, want technologische bedrijven en commerciële instellingen zullen proberen de opleidingsmarkt over te nemen. Daarom gaan we intensief samenwerken met alle hbo-instellingen in Nederland. Samen staan we sterk! Misschien bestaan we over 25 jaar wel niet meer als een zelfstandig Fontys. Zijn we onderdeel van Hoger Onderwijs Nederland met locaties in het hele land waarbij ook de grenzen met het mbo en wo zijn vervaagd. Waarom? Omdat we er met z’n allen voor gaan om jonge mensen uit te dagen om zichzelf te ontwikkelen en te werken aan een betere toekomst. Vanuit een gedeelde maatschappelijke opdracht, zonder commercieel belang. Ongelijkheid pakken we aan. Hoger Onderwijs Nederland is voor iedereen toegankelijk en is daarom gratis. En hoewel het misschien voelt als een culturele verarming, is Engels de voertaal in verband met de samenwerking met onze buurlanden. Technische opleidingen vormen straks de helft van ons opleidingsportfolio, met evenveel meisjes als jongens. Op onze onderwijslocaties zien we studenten, docenten en mensen uit het werkveld samenwerken. Hier ontmoeten we elkaar, leren we samen en doen we samen onderzoek. Met onze docenten als expert en als coach. Multidisciplinair werkend aan wicked problems. Als het mis gaat met het klimaat, gaan we de mogelijkheden onderzoeken om de aarde te verlaten. Dat lijkt op Star Trek, maar die apparaatjes uit de oude afleveringen zijn de mobiele telefoons van nu. Zo’n missie levert ook interessante ethische vraagstukken op. Hoe zetten we een nieuwe beschaving op? Wie gaat daar heen? Hoe gaan we om met andere beschavingen? Goede uitdagingen voor onze studenten!’

125


‘15 Pilots Flexibilisering

‘16 Fontys Junior Academie

In het najaar van 2015 dient Fontys in het kader van Leven Lang

Fontys Junior Academie is een

Leren met succes een subsidieaanvraag in bij het ministerie

samenwerkingsprogramma van de

van OCW voor pilots flexibilisering en een experiment met

techniekopleidingen van Fontys. Het

vraagfinanciering. OCW kent voor de komende vier jaar de

programma is gericht op een juiste

maximaal mogelijke subsidie toe. De veertig opleidingen die een

beeldvorming van technologie bij leerlingen

pilotrol vervullen in flexibilisering van het onderwijs zijn vanwege de

en docenten in het voortgezet onderwijs,

werkveld specifieke vragen gegroepeerd in drie domeinen: Educatie,

en een goede oriëntatie op technische

Economie en Techniek. Nadat het domein Economie via het traject

opleidingen in het hbo. Doel is dat leerlingen

Toekomstbestendig Economisch Deeltijdsonderwijs medio 2015 is

bewust kiezen voor een loopbaan in de

gestart met een eerste pilot, haakt later ook het domein Educatie

technologie en dat ze succesvol doorstromen

aan. De pilots zullen in september 2016 resulteren in de uitvoering

naar een technische opleiding van Fontys.

van de eerste vernieuwde modules. De start van de eerste modules

De academie verzorgt een programma van

binnen het domein Techniek staan ook gepland voor 2016.

diverse aansluitingsactiviteiten. Speciale ‘vo-aansluitdocenten’ worden betrokken bij de organisatie van meeloopdagen voor vodocenten in het hbo en voor hbo-docenten in het voortgezet onderwijs.

‘16 Focus op 2020 Door technologische, sociaal-maatschappelijke en economische ontwikkelingen verandert de wereld om ons heen in snel tempo. Fontys is ervan overtuigd een belangrijke bijdrage te kunnen leveren aan die ontwikkelingen: met uitdagend onderwijs en met betekenisvol praktijkgericht onderzoek, nauw verweven met het werkveld en altijd gericht op innovatie van de beroepscontext. Daarbij investeren we nadrukkelijk in talent. Fontys is er voor iedereen die op hbo-niveau zijn talenten wil ontdekken, ontwikkelen en maatschappelijk benutten. Als open kennisinstelling zet Fontys zich proactief in voor een duurzame, rechtvaardige samenleving van nu én van morgen. 2016 mag worden beschouwd als een jaar waarin Fontys veel in beweging zet op weg naar een ambitieuze stip aan de horizon in 2020. De ambities worden geduid in het nieuwe instellingsplan Fontys Focus 2020. Op basis van negen heldere doelstellingen, gericht op student, werkveld en organisatie, willen we onze positie als brede kwaliteitshogeschool en innovatieve kennisinstelling in de regio verstevigen. Met Fontys Focus 2020 hebben we een heldere leidraad in handen om binnen en buiten Fontys van betekenis te kunnen zijn. Door talentontwikkeling centraal te stellen, door onderwijs en praktijkgericht onderzoek te verbinden aan actuele maatschappelijke vraagstukken, en door zo mede vorm te geven aan een duurzame ontwikkeling van de samenleving. 126


‘16 Fontys Focus Onderzoek Onderwijs en onderzoek zijn nauw verweven met het werkveld. In het instellingsplan Fontys Focus 2020 worden drie ontwikkelingsdoelstellingen geformuleerd:

• een proactieve bijdrage aan de kennisagenda voor de internationaal georiënteerde regio’s

• een open en authentieke leer- en onderzoeksomgeving • ondersteunen van professionals met permanente educatie ‘16 Mobiliteitsagenda Een goede bereikbaarheid van de verschillende Fontyslocaties is een randvoorwaarde voor de kwaliteit van het onderwijs en de tevredenheid van studenten en medewerkers. Het is onze maatschappelijke verantwoordelijkheid om daarbij zo veel mogelijk in te zetten op duurzaamheid. In de Mobiliteitsagenda Fontys 2017-2021 worden maatregelen opgenomen om onze ambities rond verkeersmobiliteit en bereikbaarheid te kunnen waarmaken. Het gaat dan om voldoende auto- en fietsparkeerplaatsen, verbetering van fiets- en looproutes, het ter beschikking stellen van ‘dienstfietsen’, het stimuleren van ov-reizen en het terugbrengen van het aantal verplaatsingskilometers. Dit sluit aan bij de ambitie rond mobiliteit in de Duurzaamheidsagenda 2016-2018 waarmee we inzetten op slimmer verplaatsen. Binnen de huisvestingsprojecten van Fontys spelen deze maatregelen een belangrijke rol.

‘16 Startthermometer Fontys wil dat eerstejaarsstudenten in hun eerste halfjaar reflecteren op hun initiële studiekeuze, zodat ze vroegtijdig kunnen vaststellen of de studie bij hen past. Eind 2016 is daarom de Startthermometer geïntroduceerd bij de eerstejaars bachelorstudenten. De Startthermometer is een digitaal instrument met vragen over de tevredenheid over de gemaakte studiekeuze, de motivatie, de sociale en academische integratie en de interactie tussen docent en student. Studenten krijgen een persoonlijke uitslag met, indien van toepassing, het advies om contact op te nemen met een van de hulploketten bij Fontys of met de studieloopbaanbegeleider. 127


‘16 Fontys Internationaliseringsvisie 2016-2020 Internationalisering is niet meer weg te denken uit het hoger onderwijs, de economie en de maatschappij in Nederland. In het hele land, maar zeker in de regio’s Brabant en Limburg, komen afgestudeerden in een sterk geïnternationaliseerde arbeidsmarkt terecht. Het regionale bedrijfsleven trekt werknemers uit de hele wereld aan die deel uitmaken van de maatschappij. Fontys trekt bovendien een groot aantal internationale studenten. Bij de inbedding van internationalisering in onderwijs en onderzoek is de Fontys Internationaliseringvisie 2016-2020 leidend. In deze visie zijn vier ambities geformuleerd:

• ontwikkelen van internationale en interculturele competenties bij studenten, in 2020 studeren alle Fontysstudenten af met aantoonbaar opgedane internationale en interculturele competenties

• ontwikkelen van internationale en interculturele competenties • internationalisering van het curriculum • versterking van de internationale profilering van Fontys ‘17 Kennisinstelling in de regio Fontys is verankerd in de kennisintensieve, internationaal georiënteerde regio’s van Zuid-Nederland: Brainport (Eindhoven), Midpoint (Tilburg) en Greenport (Venlo). De vraag naar hooggekwalificeerde professionals binnen deze regio’s groeit. Onderzoek, innovatie en permanent leren staan daarbij centraal. Hiervoor is een aantal Human Capital Agenda’s opgesteld, gericht op de meest relevante nationale en internationale topsectoren. Als kennisinstelling en partner van de netwerken geeft Fontys de uitwerking van deze agenda’s mede vorm. De belangrijkste aandachtsgebieden zijn de sectoren Life Sciences & Health, High Tech Systems & Materials, Logistiek en Creatieve Industrie. Daarnaast richten we ons op de sociaal-maatschappelijke uitdagingen van de kennisagenda’s. Dat vertaalt zich in een focus op gezondheid, participatie, urbanisatie en de onderwijssector. Bij de uitwerking van de regionale ambities werkt Fontys nauw samen met bedrijven, instellingen en organisaties uit de regio. Ook binnen Fontys verdwijnen de traditionele grenzen. De uitdagingen uit de kennisagenda’s vragen een multidisciplinaire en vaak instituut- of domein-overstijgende aanpak. Onderwijs en praktijkgericht onderzoek lopen hierbij in elkaar over. Studenten, docenten en onderzoekers uit wisselende disciplines werken samen met professionals uit de praktijk in expertisecentra, professionele werkplaatsen, living labs, kennis- en innovatiecentra, netwerken en samenwerkingsverbanden in de regio.

128


‘18 Sustainable Development Goals Fontys ondertekent in 2018 het SDG-Charter en maakt sindsdien deel uit van het netwerk SDG-Coalitie. 36 hogescholen verbinden zich aan dit netwerk. De coalitie werkt aan kennisdeling over SDG’s en de integratie daarvan in het onderwijs en onderzoek. Er is op dit vlak een sterke verbinding met de regio Brainport. De gemeente Eindhoven is samen met Brainport Development ook ondertekenaar van het SDG-Charter, als eerste regio van Nederland. Meer dan 160 bedrijven uit de regio ondertekenen het charter eveneens. Ook met Venlo en Greenport is een sterke verbinding op duurzaamheidsthema’s en de SDG’s. Verder is Fontys een van de initiatiefnemers van het platform SDG’s on Stage. Dit platform komt voort uit de SDG-coalitie en wordt ondersteund door de Vereniging Hogescholen.

‘18 ITK 2018-2019 De instellingstoets wordt met een positief oordeel afgesloten. Daar zijn we zeer trots op: onze opleidingen presteren in het algemeen voldoende tot goed en in de instituten werken studenten, werkveld en medewerkers continu samen aan de kwaliteit van onderwijs en onderzoek. Via Fontysbrede programma’s voor onder meer studiesucces en flexibilisering van het deeltijdonderwijs verbeteren we de toegankelijkheid en studeerbaarheid van het onderwijs. We willen het lerend vermogen van onze organisatie verder vergroten zodat we met meer impact innovatieve oplossingen voor maatschappelijke vraagstukken kunnen ontwikkelen.

129


‘18 Start TEC for Society en multidisciplinair onderzoek Met de strategische keuze voor TEC for Society en de vijf bijbehorende onderzoeksthema’s zetten we een duidelijke transformatie in naar instituut overstijgend onderzoek. Vanaf januari 2018 werken duo’s die multidisciplinair zijn gekoppeld – een lector en een directeur afkomstig uit een ander domein dan dat van de lector – aan de vijf onderzoeksthema’s. Een verbindende lector werkt van buiten naar binnen en laadt het zwaartepunt TEC for Society aan de hand van deze thema’s. De duo’s formuleren in het voorjaar een korte propositie. In 2018 worden in dit verband in totaal twintig onderzoeksprojecten met een veelal multidisciplinair karakter uitgevoerd. Belangrijk uitgangspunt – naast het bereiken van regionale impact en multidisciplinair werken – is dat het onderzoek wordt ingezet voor het opzetten en verwerven van grote, extern gefinancierde onderzoeksprojecten. In lijn hiermee worden drie postdocaanvragen gehonoreerd, gekoppeld aan de TEC-thema’s.

‘19 Plan kwaliteitsafspraken gereed Het plan kwaliteitsafspraken komt tot stand in nauwe en constructieve samenwerking met de hele Fontysgemeenschap: met de centrale en decentrale medezeggenschap, met opleidingscommissies en in dialoogsessies met docenten, studenten en andere stakeholders, bedenken we hoe we de studievoorschotmiddelen zodanig kunnen besteden dat de kwaliteit van het onderwijs verder vergroot wordt. Het plan wordt tegelijk met de ITK-visitatie positief beoordeeld door het NVAO-panel en ook de minister van OCW is

‘19 Opening Nexus gebouw

130

lovend. Hoe teleurstellend vervolgens dat het plan wordt afgekeurd wegens het ontbreken van een uitwerking van

Op de campus van de TU/e wordt op 7 november

concrete, meerjarige beleidsacties. Fontys zal in 2020

2019 Fontys Nexus geopend. In het pand vinden

de herstelprocedure doorlopen, waarin deze meerjarige

Fontys Hogeschool Engineering, Toegepaste

uitwerking wordt opgenomen. We gaan ervan uit dat ons

Natuurwetenschappen en Bedrijfsmanagement,

plan daarmee wordt goedgekeurd. Ondanks de op zijn

Educatie en Techniek onderdak. Met de vestiging

minst verrassende gang van zaken, complimenteren we

op het TU/e-terrein willen Fontys en de TU/e de

collega’s en studenten met het goede werk. Zonder enige

bestaande samenwerking nog meer handen en

twijfel bouwen we de komende jaren succesvol verder aan

voeten geven.

de kwaliteit van ons onderwijs.


‘20 Ondersteuning bij studeren in ‘19 Nieuwbouw voor Fontys Academy for

Creative Industries en Fontys Hogeschool ICT

Op 9 december 2019 nemen studenten en medewerkers van Fontys Academy for Creative Industries en Fontys Hogeschool ICT hun intrek in hun nieuwe leer- en werkomgeving, gebouw P8 op campus Stappegoor in Tilburg. Het nieuwe gebouw is klaar voor het onderwijs van de toekomst. Een toekomst waarin de student steeds meer zelf bepaalt wat hij nodig heeft om antwoord te kunnen

coronatijd

Het coronajaar 2020 vraagt veel van onze studenten. De omschakeling naar online onderwijs valt velen van hen zwaar. Fontys zet alles op alles gezet om (aanstaande) studenten hier zo goed mogelijk bij te ondersteunen. Zo worden instructievideo’s, webinars, trainingen en workshops over online onderwijs en over studeren in coronatijd ontwikkeld.

geven op relevante vraagstukken en opdrachten uit het werkveld. P8 telt vier verdiepingen en biedt ruimte aan zo’n 3.000 studenten en 200 medewerkers.

‘19 Fontys for Society 2021-2025 Het strategievormingsproces wordt afgerond. We zijn trots op het resultaat met een strakke koers en duidelijke ontwikkeldoelen en op het proces dat heeft geleid tot dit strategisch plan. Hoewel corona ook hier roet in het eten gooit, slagen we erin om de kennis, vaardigheden, innovatiekracht en creativiteit van onze organisatie volop te benutten.

131


‘20 Internationalisering In 2020 wordt het programma uit de internationaliseringsvisie 2016-2020 afgerond. Het resultaat is een versterkte samenwerking en gedeeld beleid en werkwijze op diverse thema’s binnen internationalisering.

‘20 Impact Covid-19 pandemie Begin 2020 breekt de Covid-19 pandemie uit, met verstrekkende gevolgen, ook voor Fontys. Fontys gaat met man en macht aan het werk om het onderwijs zoveel en zo snel mogelijk online aan te bieden. Dat lukt voor een heel groot deel, terwijl ieder van ons weet dat niet elke vorm van onderwijs op afstand en online mogelijk is. Zeker is wel dat er een groot beroep wordt gedaan op de flexibiliteit van alle studenten en medewerkers. Fontys benoemt drie centrale doelen die tijdens de coronacrisis worden nagestreefd: 1. Gezondheid: onze gemeenschap telt bijna 50.000 mensen. Dat betekent dat we als Fontys een grote

circulaire transitie

verantwoordelijkheid dragen. Het stoppen van de

Fontys Hogeschool Economie en

verspreiding van het coronavirus en de gezondheid van

Communicatie start in september 2020

studenten en medewerkers is voor het college van bestuur

in samenwerking met waste-to-product-

en het centraal crisisteam de belangrijkste toetssteen voor

bedrijf Renewi, een pilot van een hybride

ons handelen.

leeromgeving rond circulaire transitie.

2. Ondanks de crisis blijven we garant staan voor de kwaliteit

Bij Founded by All in het iconische

van ons onderwijs en onderzoek. Als we over een aantal

Klokgebouw in Eindhoven werken

jaren terugkijken, mag die kwaliteit op geen enkele wijze in

studenten, docenten en medewerkers van

twijfel getrokken kunnen worden.

Renewi op gelijkwaardig niveau met elkaar

3. Tegelijkertijd doen we er alles aan om studievertraging van onze studenten zo veel mogelijk te beperken.

132

‘20 Pilot hybride leeromgeving

samen aan een uitdagende opdracht om restafval te reduceren.


‘21 Our Fontys Song In opdracht van het college van bestuur wordt gekeken op welke wijze onze community bedankt kan worden voor de inzet van allen tijdens de pandemie.

‘21 Nieuwe huisvesting Fontys Hogeschool ICT Op 24 augustus 2021 wordt het nieuwe gebouw R10 op campus Rachelsmolen in Eindhoven, feestelijk en coronaproof geopend. De hoofdbewoner is de hogeschool ICT. De ICT-opleidingen werken in dit innovatieve gebouw met veertien ‘open labs’. Dat zijn gecombineerde ruimtes waar steeds zo’n 150 studenten in groepen van zes aan projecten werken onder begeleiding van een team van docenten. Naast FHICT vinden ook de studenten en medewerkers van Fontys Pulsed en een van de drie teams van de opleiding fysiotherapie hier onderdak. Het gebouw is ongeveer 15.000

Het wordt een lied: Back in the Crowd, dat op 21 juni 2021 wordt gelanceerd. De song reflecteert op de onzekerheid die ons tegen wil en dank verbindt, maar er wordt ook naar de gezamenlijke toekomst gekeken. De tekst van het lied komt tot stand op basis van input vanuit de community. Het project wordt uitgevoerd in samenwerking met Fontys Hogeschool Journalistiek, Fontys Hogeschool voor de Kunsten, Fontys Academy for Creative Industries, Fontys Hogeschool Economie en Communicatie en de dienst Marketing en Communicatie.

m2 groot en met een A++++ energielabel super duurzaam.

‘20 Duurzaamheidsagenda Op 31 januari 2020 presenteren we onze Duurzaamheidsagenda 2020-2023. Samen werken aan een duurzaam

‘21 Jubileumboek 25 jaar Fontys

Fontys. De duurzaamheidsdoelen van de Verenigde

Ter gelegenheid van het 25 jaar bestaan van Fontys

Naties (SDG’s) hebben een centrale plek in onze

geeft het bestuur in 2021 opdracht tot het maken

Duurzaamheidsagenda. Op basis van zeven SDG’s worden

van een jubileumboek over de jaren 1996 - 2021.

vier duurzaamheidsthema’s uitgewerkt in ambities,

Het boekt wordt gepresenteerd op 10 januari 2022.

doelstellingen en resultaatsafspraken. De thema’s zijn: • energie en klimaat • gezonde gebouwen en omgeving • circulair inkopen en bewuster kiezen • ontwikkeling duurzame diensten

133


Joep Houterman

‘FONTYS IS ONDER Toen Joep Houterman in maart 2020 bestuursvoorzitter werd, kwam hij meteen voor een enorme uitdaging te staan: de coronapandemie. Zijn eerste formele overleg als bestuursvoorzitter was het samenroepen van het crisisteam. ‘Het was een spannende tijd, al wist ik ook meteen: dit is voor iedere bestuurder – hoe ervaren ook - onontgonnen terrein. Wat het vooral lastig maakte, was dat iedereen thuis kwam te zitten. Ik kwam zelf ook niet meer op de campus. Je moet dan meer moeite doen om te achterhalen hoe het met iedereen is. Het informele, het sociale contact valt weg. Maar op een bepaald moment kregen we gelukkig meer grip op de situatie: de crisisorganisatie hadden we vlug goed op orde. Alle disciplines zaten aan tafel en daardoor konden we snel schakelen. En via de medezeggenschap, taskforces en klankbordgroepen kregen we een steeds beter beeld van het welzijn van onze gemeenschap.’

TOOLBOX UITGEBREID Corona had ook positieve gevolgen. Houterman: ‘Digitalisering en blended learning namen een vlucht. Onze toolbox is uitgebreid. De goede aspecten van het digitale leren zullen we in de toekomst zeker behouden, maar online onderwijs is niet zaligmakend. Als ons één ding duidelijk is geworden tijdens de coronacrisis is het dat echt, fysiek contact ontzettend belangrijk is.’ Er kleeft nog een ander ‘voordeel’ aan de coronatijd, aldus Houterman. ‘In dit soort moeilijke periodes, waarin iedereen onder druk komt te staan en we dingen moeten bedenken en doen die we nog nooit eerder hebben gedaan, zie je pas echt goed wat voor potentieel we in huis hebben. Ik ben echt trots op de veerkracht die onze medewerkers en studenten hebben laten zien. Op de saamhorigheid, daadkracht en de positieve grondhouding. Het is een voorrecht om aan deze gemeenschap leiding te mogen geven.’

134


JOEP HOUTERMAN

BESTUURSVOORZITTER 2020 - ...

DEEL VAN DE SAMENLEVING’

Joep Houterman Bestuursvoorzitter van 2020 tot heden. Bestuurslid vanaf 2018

135


FONTYS FOR SOCIETY Ook al zaten we in een pandemie, de ontwikkelingen liepen gewoon door. In 2021 is een nieuwe strategie ontwikkeld: Fontys for Society. Houterman is er trots op dat dit gelukt is in deze omstandigheden. ‘We waren in staat om iedereen die dat wilde een bijdrage aan de nieuwe strategie te laten leveren. Hiermee bewezen we dat we ons snel kunnen aanpassen en goed kunnen omgaan met beperkingen. Met de nieuwe strategie hebben we een stevige basis gelegd waar we de komende jaren mee vooruit kunnen.’ Volgens de strategie gaat Fontys zich in de komende jaren ontwikkelen tot een talentgericht, onderzoekend en wendbaar Fontys en dragen we bij aan een duurzame, inclusieve en vitale samenleving. Houterman vult aan: ‘En daarbij zoeken we nadrukkelijk de samenwerking met de praktijk. Denk aan samenwerken met werkveldpartners in hybride leeromgevingen. Onze zorginnovatiecentra bij ziekenhuizen, waarin studenten, zorgprofessionals, docenten en zorgvragers samen leren, zijn daar een goed voorbeeld van.’ Voor het praktijkgericht onderzoek komen er meer kenniscentra en centers of expertise. Houterman: ‘De basis hiervoor is gelegd met aanjaagbudgetten vanuit TEC for Society. Ook met ons onderzoek richten we ons op de grote maatschappelijke vraagstukken en werken we vanuit meerdere disciplines samen met het werkveld.’

INCLUSIEF Inclusiviteit wat betreft ons aanbod is ook een aandachtspunt voor de komende jaren. Houterman: ‘We hebben veel in huis, maar er is ook nog veel onbenut potentieel. Iedereen die het niveau aankan zou bij Fontys moeten kunnen studeren. We breiden ons portfolio uit, naar meer associate degrees (tweejarige hboopleidingen), maar er komen ook masters bij. En ook ons aanbod voor leven lang ontwikkelen – dus voor de professionele markt – gaat uitgebreid en versterkt worden.’ Wat betreft het ontwikkelen van compleet nieuwe hbo-opleidingen, zoals Fontys in het verleden af en toe deed, is Houterman terughoudend. ‘Als je een goede visie hebt is er binnen de bestaande kaders voldoende ruimte voor vernieuwing. Een goed voorbeeld daarvan is Fontys Hogeschool ICT, zij weten hun opleidingen continu te vernieuwen.’

INTERNATIONAAL Inmiddels is er een behoorlijke internationale studentenpopulatie bij Fontys. ‘De volgende fase is dat we die internationalisering koppelen aan onderzoek. Daarvoor zoeken we internationale partnerschappen, zoals we nu al hebben met Massachusetts Institute of Technology (MIT). Bovendien stimuleren we onze studenten om een deel van hun studie in het buitenland te volgen. Wie mij een beetje kent, weet dat ik een enorm voorstander ben van een kijkje over de grens. Er is weinig zo leerzaam als wanneer je een tijd in het buitenland woont. Op jezelf aangewezen zijn in een land met andere gewoontes en gebruiken, andere regels: het vormt je als mens én als professional.’

136


JOEP HOUTERMAN

BESTUURSVOORZITTER 2020 - ...

FLEXIBILISERING Ook op het gebied van kwaliteit zetten we stappen. Houterman: ‘Dit onderwerp, dat gaat over de kwaliteit van ons primair proces, onderwijs en onderzoek, vraagt om een continue dialoog. Een dialoog binnen de organisatie, maar ook met onze partners in het werkveld. Geen eindsprintje naar de volgende accreditatie in 2026, maar een doorlopend proces. In het kader van leven lang ontwikkelen is bijvoorbeeld verdere flexibilisering van onze deeltijdopleidingen nodig. Maar in de toekomst gaan we ook kijken naar de mogelijkheden voor flexibel onderwijs voor de voltijdopleidingen.’

SAMENWERKEN Fontys is een grote en diverse organisatie. Samenwerken doen we al volop: met het bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties, maar ook met het voortgezet onderwijs, mbo en universiteiten. ‘Dat is hartstikke mooi, maar er is tegelijk ook echt nog veel te doen. En veel te winnen. Denk aan doorstroom en personele vraagstukken, maar ook aan samenwerking op het gebied van onderzoek. We weten elkaar goed te vinden, dat moet we doorzetten en uitbreiden. Het gaat er uiteindelijk om dat we in ons onderwijs en onderzoek extern gedreven opereren. Wij zijn er voor de samenleving, niet andersom.’

‘ Als ons één ding duidelijk is geworden tijdens de coronacrisis is het dat echt, fysiek contact ontzettend belangrijk is.’

BELANGRIJKE SPELER DUURZAAMHEID Wie samenleving zegt, kan niet om het thema ‘duurzaamheid’ heen. Het onderwerp is bij Fontys steeds meer verweven in de bedrijfsvoering. Houterman: ‘Neem ons nieuwe gebouw R10 in Eindhoven: het is een van de meest duurzame gebouwen van Nederland. We maken meters. Hebben een mobiliteitsbeleid en een toonaangevend onderzoekscentrum. We willen een belangrijke speler zijn op dit gebied.’

PASSANTEN ‘Ik ben nu bijna twee jaar bestuursvoorzitter. Daarmee heb ik invloed, zeker. Maar ik voel ook sterk dat ik en eigenlijk iedereen bij Fontys “op de schouders sta” van heel veel voorgangers. De langste lijnen van opleidingen gaan terug tot de 19e eeuw. We zijn allemaal passanten. Maar Fontys is echt onderdeel van de samenleving. Fontys hoort bij Brabant en Limburg. Ik verwacht dat dat over 25 jaar nog steeds zo is.’

137


SPORTIEVE Sportieve hoogtepunten HOOGTEPUNTEN Sport en studie vormen een bijkans volmaakte combinatie. Immers: sport levert energie, verlaagt stress, zorgt voor een beter concentratievermogen, waardoor je beter in je vel zit. Bovendien bevordert het ook nog eens de sociale contacten. Niet vreemd dus dat de geschiedenis van Fontys er ook een is van sport, van korte wandelingen tot ultramarathons. Van recreatief joggen tot competitief rennen. Twee sportieve hoogtepunten.

138


SPORTIEVE HOOGTEPUNTEN

Tilburg Ten Miles moest Fontys op de stadskaart zetten Het was meer dan sponsoring-met-een-tas-geld. De bemoeienis van de Tilburgse Fontysopleidingen met de Tilburg Ten Miles, moest medewerkers en studenten aan het hardlopen krijgen. Jaap van Loon, die zelf een hekel heeft aan rennen, coördineerde het Fontysdeel. Sinds 1988 staat het internationaal hardloopevenement ‘Tilburg ten Miles’ op het programma. Zowel wedstrijdlopers als recreanten komen er aan de start. De Ethiopische Olympisch kampioen Haile Gebreselassie liep er in 2005 een wereldrecord op de 16,1 kilometer. In de schaduw van de toppers en de wedstrijdlopers, was vanaf 2003 tot 2017 ook Fontys bij de jaarlijkse hardlooprace betrokken. Een paar duizend studenten en medewerkers gingen in die periode de sportieve uitdaging aan. Jaap van Loon was er als toenmalig medewerker van de afdeling communicatie al die jaren bij betrokken en weet nog hoe Fontys bij het evenement aanhaakte. ‘We hadden een keer een overleg met directeuren van de Fontysinstituten in Tilburg. De Tilburg Ten Miles bestond al als evenement. In dat directeurenoverleg was al een paar keer op tafel gekomen: we moeten ons als Fontys in Tilburg meer op de kaart zetten. Toen spraken ze af: laten we twee zaken nemen waarmee we ons kunnen profileren. Dat werd de Tilburg Ten Miles en het Festival Mundial.’ Van Loon kreeg de taak om de invulling daarvan voor zijn rekening te nemen. ‘Ik heb de gesprekken meegevoerd over hoe we dat dan wilden doen. Want je kunt wel een zak geld wegzetten, maar je moet goed kijken wat je wel en wat je niet wilt.’

Ontmoedigend effect Doelstelling was, naast het ‘merk’ Fontys in Tilburg positioneren, om studenten en medewerkers te laten bewegen. ‘We keken vervolgens naar alle instituten: zijn hier hardlopers en zijn er mensen de mee willen doen? En we probeerden er een aantal studenten bij te krijgen.’ Jaap van Loon startte ooit – het moet rond 1980 zijn geweest - zijn onderwijsloopbaan als onderwijskundige bij de lerarenopleiding van de Katholieke Leergangen. Dat deed hij tot rond de eeuwwisseling, toen hij door de reorganisatie Winterlied overbodig dreigde te raken. ‘Ik maakte in die tijd in dienst van Fontys een paardensportblad voor de Nederlandse Bond van Rij- en Jachtverenigingen; een zogenaamde derdegeldstroom-activiteit. Toen dachten ze wellicht: hij heeft verstand van communicatie.’ Zo kwam hij, tot hij zo’n tweeëneenhalf jaar terug met pensioen ging, bij de afdeling communicatie (tegenwoordig marketing en communicatie) terecht.

139


Zelf is Jaap van Loon helemaal geen hardloper. Wel volgde hij ooit een cursus van de Academie voor Lichamelijke Opvoeding (ALO), maar die had eerder een ontmoedigend effect. ‘Sinds die cursus loop ik nooit meer hard.’ Hij licht toe: ‘Je bouwt het wel heel snel op, maar dan kom je op een punt, daar moet je doorheen lopen. Ik kreeg dat niet voor elkaar. Dan liep je met zo’n groep… links en rechts van mij instructeurs… en dan zag je die groep langzaam van je weglopen. Een heel eind verderop kwam je ze dan weer tegen, want ze stonden dan uit te rusten. En op het moment dat ik er was, gingen ze weer door! Ik had het helemaal gehad, dacht: wat doe ik mezelf aan! Ik vond het ook niet leuk. Ik ga liever fietsen, tennissen of paardrijden.’

Eerste week van september Dat verhinderde hem niet zich vol te storten op de betrokkenheid van Fontys bij de Ten Miles. ‘Ik probeerde op ieder instituut één of twee mensen te vinden die wilden meedoen. Die mensen moesten vervolgens weer proberen een groepje om zich heen te krijgen. Bij het ene instituut liep dat als een tierelier en bij het volgende instituut kregen we niets voor elkaar. De Economische Hogeschool en de Sporthogeschool hadden destijds veel lopers.’ Hoeveel studenten en medewerkers uiteindelijk meededen, weet hij niet meer. Door persoonlijke omstandigheden kan hij niet meer over zijn archief beschikken. ‘Toen het goed liep, deden er in een jaar zo’n tweehonderd, tweehonderdvijftig lopers van Fontys mee. Maar dat werd wel steeds minder. Want het grootste nadeel van de Tilburg Ten Miles was dat het toen nog in de eerste week van september op de kalender stond (tegenwoordig de laatste week van september, red.). Maar dan waren die opleidingen nog niet begonnen! Dus je moest dan mensen al voor de zomervakantie enthousiast zien te krijgen en als dat dan niet lukt, zakt het in.’ De onbekendheid van Van Loon in de hardloopwereld, zorgde soms voor curieuze situaties. Om Fontys goed neer te zetten, was het, zo bedacht hij, wel mooi wanneer de lopers allemaal een Fontysshirt zouden krijgen. Fontys hanteerde in die jaren de slogan: ‘Je gaat verder met Fontys’. Van Loon vond dat helemaal niks. ‘Want die slogan was gericht op leerlingen die van de middelbare school kwamen en naar Fontys gingen. Maar we hadden ook een hele grote groep volwassenen. Bij de Tilburg Ten Miles heb ik er voor die shirts van gemaakt: ‘Je komt verder met Fontys’. Want ik dacht: ten miles, je moet nogal een end lopen. Moest alles vernietigd worden, want dat mocht niet van Fontys. Maar de lopers hebben er uiteindelijk gewoon in gelopen. Ik heb thuis nog wel zo’n shirtje liggen.’

140


SPORTIEVE HOOGTEPUNTEN

Hij ontdekte ook dat nogal wat ervaren lopers dat Fontysshirtje helemaal niet aan wilden trekken. ‘Dat was niet omdat ze dat shirt niet fijn vonden, maar we hadden ze eerst moeten wassen. Want als je ze rechtstreeks uit de verpakking haalt en gaat hardlopen, dan schuren je tepels helemaal kapot. Omdat die stof nog veel te hard is. Hadden we helemaal geen rekening mee gehouden.’

Knoeperds van fouten Jaap van Loon kijkt trots terug op de bemoeienis van Fontys met het hardloopevenement. ‘Ik vond het een fantastisch gebeuren. We hadden een eigen plekje in een enorme hal, waar de Fontyslopers bij elkaar kwamen. Ik was vooral trots toen het uiteindelijk liep zoals het zou moeten lopen. Toen ik zag dat het op bepaalde instituten echt ging leven.’ De relatie van Fontys met het Tilburgse hardloopevenement kreeg in de loop der jaren diverse vormen (naamsvermelding op de startnummers, de Fontys City-run van 4,3 kilometer). In de eerste jaren was Fontys hoofdsponsor voor een bedrag van 15.000 euro per jaar, in latere jaren werd het bedrag iets lager.

141


Langzaam voelde Jaap van Loon de betrokkenheid van Fontys afnemen. Het was een initiatief van de Tilburgse directeuren, maar die hadden de indruk dat ze wel de naam van Fontys aan het wegzetten waren, maar niet die van hun eigen instituten. Volgens Van Loon wilden de Tilburgse directeuren meer ‘commitment’ van het bestuur. De bemoeienis van Fontys stopte na een jaar of tien. De Ten Miles bestaat nog wel (de laatste twee edities werden geschrapt vanwege corona). Jaap van Loon heeft niet meer zo’n zicht op de manier waarop Fontys zich momenteel in de stad profileert. Al stelt hij als inwoner van Tilburg vast dat hij niet zoveel activiteiten in de stad ziet. Ik vind: je moet je laten zien in Tilburg. Fontys is best een grote naam in deze regio. In het verleden heeft de gemeente een paar knoeperds van fouten gemaakt door twee belangrijke onderdelen van Fontys – de raad van bestuur en de Academie voor Lichamelijke Opvoeding – niet voor Tilburg te behouden. Dat had de gemeente Tilburg kunnen voorkomen. Maar ik ben er niet meer zo mee bezig. Fontys is al een beetje weggeëbd, letterlijk en figuurlijk.’

142


SPORTIEVE HOOGTEPUNTEN

De strijd om de Johan Cruyff University Wim de Vries, destijds directeur van Fontys Economische Hogeschool Tilburg (FEHT), stond begin februari 2009 meteen op scherp toen bestuursvoorzitter Marcel Wintels belde dat Johan Cruijff nadacht over een vestiging van de Johan Cruyff University (JCU)* in Zuid-Nederland. Wintels vertelde dat er al twee kapers op de kust waren. Hij zei dat het mooi zou zijn als FEHT dit initiatief naar Fontys zou halen. De Vries: ‘Op de JCU kun je topsport combineren met een hbo-opleiding en dat sloot prachtig aan bij onze opleidingen SPECO en Communicatie. Het was meteen duidelijk dat de JCU perfect bij ons zou passen.’ Met twee collega’s ging De Vries eind februari naar Amsterdam, naar het Olympisch Stadion. Daar spraken ze met vertegenwoordigers van JCU, ook Sport Service Noord-Brabant was erbij. De Vries: ‘Vol vuur beschreven we het team van gemotiveerde en betrokken docenten in Tilburg en hun ervaring met topsport, economie en communicatie. Dat we in Tilburg al het sterke merk SPECO in huis hadden en dat uitbreiding met de JCU logisch én sterk zou zijn.’ De twee concurrerende hogescholen hadden hun bod al op tafel gelegd, zij wilden na de zomer van 2010 starten. FEHT sloot aan als derde in de rij. De Vries: ‘De race was nog niet gelopen. Dat was duidelijk. Enfin, Amsterdam zou bellen met Barcelona en verslag doen aan Todd Beane, de schoonzoon van Cruijff. Die zou de knoop doorhakken.’

Gaan voor goud In maart 2009 werd De Vries gebeld door de schoonzoon, die vertelde dat Johan Cruijff meeluisterde met het telefoongesprek. De Vries: ‘Dit was het moment om van onze beroerde derde plaats af te komen. Bij FEHT gaan we alleen voor goud, niet voor brons. Ik zei: doe hem de groeten en zeg hem dat ik in het stadion zat bij Ajax-Liverpool. De legendarische mistwedstrijd die Ajax met 5-1 won. Je kon de middenlijn niet zien en moest naar het scorebord kijken om te zien of er gescoord was. Cruijff is een gevoelsmens, dus ik nam de gok. Als hij een klik heeft, kan hij snel besluiten.’ De schoonzoon vertelde dat ze twee aanbiedingen hadden liggen en dat beide hogescholen in 2010 wilden beginnen. De Vries: ‘Toen hoorde ík mezelf zeggen: dan doen wij niet mee. Wij doen het alleen als we dit jaar – in 2009 - kunnen beginnen. Op de achtergrond hoorde ik Cruijff denken: Als je niet te laat wil komen, moet je op tijd vertrekken. De schoonzoon zei dat we van hem zouden horen. Binnen een week kregen we het belletje van Beane uit Barcelona. De rest is geschiedenis.’

*Johan Cruyff University is in 2016 omgedoopt tot Johan Cruyff Academy.

143


Strakke planning Toen was het wel even heel hard aanpoten om alles voor elkaar te krijgen. De Vries: ‘We wilden in mei de JCU feestelijk openen en dan meteen de werving en de publiciteit starten. En na de zomer beginnen met de colleges. Zo’n strakke planning lukt alleen als er een sterk team docenten en medewerkers is. Dat erin gelooft en dat het kan waarmaken. Maar eerst moest Marcel Wintels de centrale medezeggenschapsraad nog overtuigen. Geloof het of niet. Die wilden óók liever in 2010 beginnen. Mooi dat Fontys op dat moment een ondernemer als voorzitter heeft. Ik herinner mij zijn opgetogen belletje nog, in de auto op de terugweg uit Eindhoven. We kregen een lijst met spelregels van JCU, maar Fontys heeft natuurlijk een onafhankelijke kwaliteitsstandaard en een eigen verantwoordelijkheid voor de landelijke eindtermen. Met wat kleine gevechtjes, kwamen we daar prima uit.’

Opening met Cruijff Al op 13 mei 2009 werd de JCU in Tilburg geopend. Dat vond plaats in T-kwadraat, een grote sporthal. Eindelijk zou “nummer 14” zélf op het toneel verschijnen. Naast studenten, medewerkers en genodigden waren er veel topsporters uit het hele land aanwezig. Er hing een gezonde spanning in afwachting van de komst van de voetballegende. De Vries lachend: ‘Het was alsof we God hadden uitgenodigd.’ Op een gegeven moment stopte er een gewone auto, niks bijzonders. Cruijff zelf zat achter het stuur. ‘Hij stapt uit, loopt iedereen voorbij en zegt: ik heb wel zin in een cappucinootje. Vervolgens begint hij een uitgebreid gesprek met de koffiejuffrouw. Het bijzondere aan die man is dat hij zo buitengewoon normaal is. Hij is helemaal zichzelf. Geen ego, alsof hij naast je in de bus zit.’ Er was in T-Kwadraat een programma opgezet met veel officiële toespraken en demonstraties van sporters. Aan het einde was er een persconferentie waarop Cruijff vragen beantwoordde. De Vries: ‘Waarom Tilburg? was de vraag. In zijn onnavolgbare Amsterdams antwoordde hij. Je hebt die directeur toch gehoord? Ze hebben het hier bij Fontys prima voor elkaar, waarom zou ik dan ergens anders heengaan? En half België kunnen we vanuit hier ook meepakken.’ Johan Cruijff bleef nog wat praten met studenten en sporters, zwaaide, stapte in zijn auto en vertrok. De Vries: ‘Dat deed hij met een ceremonieloze vanzelfsprekendheid. Geen decorum. Zo’n natuurlijk charisma is indrukwekkend.’

Geen zwart gat In de zomer van 2009 werkte het team hard door. Het programma van het eerste studiejaar zat gedegen in elkaar. De nieuwe vestiging van JCU startte in september 2009 met een volle klas topsporters uit het ijshockey, golf, mountainbike, atletiek, voetbal, tennis en wielrennen. De Vries: ‘Het idee achter JCU is om het talent van jonge topsporters na hun carrière te benutten. Ze niet in een zwart gat laten vallen. Ze een kans geven hun topsport te combineren met studie. Dat menselijk kapitaal van jonge mensen te verzilveren.

144


SPORTIEVE HOOGTEPUNTEN

Topsporters hebben doorzettingsvermogen en kunnen met tegenslag omgaan. In de opleiding in Tilburg leren de topsporters kijken naar het brede maatschappelijke, economische en communicatieve belang van (top-)sport. Cruijff moest hard zijn als sporter om zijn doel te bereiken, maar na zijn voetbalcarrière wilde hij betekenisvol zijn voor de samenleving. Dat is ook iets dat we de studenten willen meegeven. Hij zal trots zijn.’

De officiële opening van de JCU.

Wim de Vries (links) en Marcel Wintels (rechts).

145


COLOFON Interviews:

Theo Dersjant en Ingrid Oonincx

Tijdlijn: Jessy Kouwenberg (tevens projectleider) en Sander Peters Ondersteuning:

Lia Vromans

Eindredactie:

Monique van Laar en René Luijendijk

Vormgeving:

Merijn Klerx (Blend & Blink ontwerp)

Fotografie:

Timo Reisiger, Ed Teunissen, Alief fotografie

146

Drukwerk:

Drukkerij Zalsman

Papier:

Houtvrij Silk MC (FSC gecertificieerd)


147


In september 1996 zag Fontys – als onderdeel van een fusiegolf in het hoger onderwijs – het levenslicht. Een kwart eeuw later blikken we terug, kijken vooruit, maken de stand van zaken op. We gingen op zoek naar verhalen die vijfentwintig jaar Fontys kleuren. Als een middelgrote stad met zo’n vijftigduizend inwoners beleven alle bewoners die gemeente op hun eigen manier. In dit jubileumboek bezien we Fontys als zo’n van activiteiten gonzende stad. Iedereen ervaart Fontys immers op een eigen manier. De cultuur van iedere organisatie, ieder bedrijf en iedere stad bestaat bij de honderden individuele geschiedenissen van de inwoners. We brachten die verhalen samen. Zomaar een dwarsdoorsnede van Fontysstad.


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.