
6 minute read
DE TOEKOMST VAN DE FACULTEIT: PROFILEREN OM TE EXCELLEREN
Volgend academiejaar viert de Faculteit Industriële Ingenieurswetenschappen (FIIW) haar tienjarig jubileum. In aanloop naar de festiviteiten maakt prof. Gerard Govers, vicerector van de Groep Wetenschap & Technologie, de balans op. Vooruitblikkend op het volgende decennium, ziet hij de multicampusfaculteit evolueren naar drie regionale entiteiten met eigen ‘centers of excellence’.
Sinds zijn aantreden als vicerector zes jaar geleden heeft prof. Govers het reilen en zeilen van de op één na jongste faculteit van nabij gevolgd. Hij zag hoe het multicampusmodel handen en voeten kreeg en op de campussen de oude gewaden werden afgelegd. Met trots vertelt hij over twee mijlpalen die hijzelf en het groepsbestuur hebben geïnitieerd. Als eerste noemt hij de integratie in de onderzoeksdepartementen van de groep W&T. “Inzake onderzoek waren er aanzienlijke verschillen tussen de campussen, zowel kwantitatief als kwalitatief. Het was snel duidelijk dat we de lokale onderzoeksactiviteiten dienden te verankeren in de bestaande departementen. Via intensief overleg en een goed evenwicht in de verdeling van de middelen is deze operatie al bij al gesmeerd verlopen”.
Een logisch gevolg van deze integratie was dat de zg.‘technologieclusters’ waarin het facultair personeel was ingedeeld geen rol van betekenis meer speelden. De afschaffing ervan betitelt de vicerector als de volgende mijlpaal in het integratieproces. “Een en ander heeft ertoe geleid dat ‘theoretisch’ en ‘toegepast’ onderzoek naar elkaar zijn toegegroeid. De hiërarchie heeft plaats gemaakt voor een wisselwerking waarbij abstract en concreet elkaar aanvullen en versterken”.
Zwaartepunten
Prof. Govers ziet ook positieve ontwikkelingen in het onderwijs. “De twee gemeenschappelijke semesters van de polyvalente ingenieursvorming in de bacheloropleiding zijn een belangrijke troef. Dat de faculteit er bovendien in geslaagd is om het eerste bachelorjaar op alle campussen identiek te maken, is een prestatie die alle lof verdient. Studenten kunnen in de eigen regio starten en ze hoeven zich niet meteen vast te pinnen op een specifieke afstudeerrichting. Deze gemeenschappelijke basis stelt de campussen in staat om zich beter te profileren in de hogere jaren.
De rijkdom van het multicampusmodel bestaat er precies in dat niet overal hetzelfde wordt aangeboden. Nergens in Vlaanderen hebben de studenten industrieel ingenieur zoveel keuze”.
Een duidelijke profilering, dat is precies wat de vicerector en het groepsbestuur voor ogen hebben met FIIW. Daarbij valt snel het woord ‘zwaartepunt’. Over de betekenis en de inhoud ervan is al uitgebreid gediscussieerd, dus zet prof. Govers graag de puntjes op de i. “Het volstaat om even Van Dales groot woordenboek open te slaan. ‘Zwaartepunt’ wordt gedefinieerd als ‘een punt waaromheen de massa van een lichaam gelijkmatig verdeeld is’. Welnu, dat is precies wat we voor ogen hebben. We pleiten ervoor dat de campussen hun onderzoek, onderwijs en dienstverlening concentreren in of rond specifieke thema’s waarmee ze zich duidelijk kunnen profileren. En daarmee bedoel ik niet gewoon ‘zich onderscheiden’ maar wel ‘excelleren’, nationaal én internationaal”.

Prof. Gerard Govers, vicerector
© Julie Feyaerts
Zwaargewichten
Betekent dit dat de campussen op zoek moeten naar nieuwe ‘zwaartepunten’? “Helemaal niet”, is het antwoord. “De zwaartepunten zijn eigenlijk overal al aanwezig. De campus in Gent is nu al bekend voor voedingstechnologie en duurzaam bouwen. De M-Group in Brugge heeft al een stevige reputatie tot ver buiten de provincie. Campus De Nayer staat sterk in waterzuivering en automotive. Campus Groep T kan uitpakken met ‘affordable health technology’’, Diepenbeek met ‘power electronics’ en Geel met zijn ‘Advanced Integrated Sensing Lab’.
Wat het groepsbestuur wenst te zien is dat er zich rond strategisch goed gekozen thema’s ‘centers of excellence’ worden uitgebouwd. Dat impliceert dat de universiteit erin wil investeren, dat er passende professoren en personeel worden aangetrokken, kortom dat de zwaartepunten op termijn zwaargewichten worden. Dat je niet elke onderzoeksgroep op een campus tot zwaartepunt kunt uitroepen, hoeft verder geen betoog. Daarvoor ontbreken de middelen”.
Een optimale inzet van de middelen is eveneens de drijfveer voor de volgende operatie: de op til zijnde regionalisering binnen FIIW. Prof. Govers legt uit: “Willen we van zwaartepunten echte ‘centers of excellence’ maken, dan moeten de campussen in eenzelfde regio nauwer samenwerken inzake administratie, ondersteunende diensten, faciliteiten, enz. In Brugge en Gent zijn we hiermee al aardig opgeschoten. De plannen voor de as Groep T - De Nayer en de as Diepenbeek - Geel zijn in de maak. Over de modaliteiten kan ik op dit moment niet meer kwijt en ook voor het organisatiemodel is het nog te vroeg. Vast staat wel dat we op termijn mikken op een fusie van de betrokken campussen”.
Aantrekkingspunten
De instroom van nieuwe studenten blijft een zorgenkind van de multicampusfaculteit. Alle campussen hebben in de loop van de voorbije tien jaar het aantal Vlaamse generatiestudenten zien afnemen ondanks de grote vraag naar industrieel ingenieurs op de arbeidsmarkt. “We kunnen er niet om heen dat wetenschap en technologie minder populair geworden zijn bij de jongeren”, bevestigt prof. Govers. “Een almaar kleiner deel van de Vlaamse 16- en 17-jarigen kiest voor een STEM-richting en in de derde graad ASO zijn wetenschap, techniek en wiskunde op hun retour. We hebben de tijdgeest niet mee”.
Volgens de vicerector moet de maatschappelijke relevantie van het ingenieurswerk en -onderzoek veel meer in de verf gezet worden. “Blijven hameren op technologie alleen overtuigt niet meer. Jongeren willen concrete oplossingen zien voor problemen zoals de klimaatopwarming, de energietransitie, de honger in de wereld, enz. Meisjes spiegelen zich dan weer graag aan rolmodellen. Die vind je overigens zonder veel moeite bij onze studenten, onderzoekers en uiteraard de alumni. De opdracht bestaat erin uit hun verhalen een nieuw narratief te ontwikkelen dat beter aansluit bij de denken leefwereld van de jongeren”.
De rekruteringsproblematiek geeft prof. Govers een bijkomend argument om de zwaartepunten consequent door te trekken en uit te spelen in de PR en wervingscommunicatie van de campussen. “Als het bijvoorbeeld gaat over het duurzaam voeden van de wereldbevolking, dan kan de campus in Gent zich in het debat mengen. Komen de Europese waterrichtlijnen ter sprake, dan is Campus De Nayer de gesprekspartner, enz. De zwaartepunten worden op die manier publieke aandachtsen aantrekkingspunten”.
Ankerpunten
Internationaal is er door de faculteit goed werk geleverd, dat erkent de vicerector volmondig. “Uiteraard kan niet overal de opleiding volledig in het Engels worden aangeboden zoals in Leuven, maar elke campus heeft inmiddels wel een internationale master-na-master of een Erasmus Mundus programma. Internationalisering houdt trouwens meer in dat het aantrekken van buitenlandse studenten of het uitsturen van Vlaamse bachelors en masters. Ook inzake onderzoek moet resoluut de internationale kaart getrokken worden. Zelfs wanneer het gaat om projecten met een lokale impact, dan nog zou er een spontane reflex moeten zijn om het thema op de internationale scene te brengen via publicaties, lezingen, enz. Opnieuw, dat kun je niet waar maken als je onderzoek versnipperd is over een dozijn groepen. Dus belanden we weer bij de zwaartepunten. Die worden nu ankerpunten waaraan het onderzoek maar ook het onderwijs en de dienstverlening zich kunnen optrekken en een nieuwe dynamiek op gang brengen in de faculteit en de Groep W&T. Wat mij betreft, kondigt het volgend decennium zich veelbelovend aan.”
Yves Persoons