40825 Instructies geven en lesvoorbereidingen

Page 1

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

Ac t

ie

fb

Instructies geven en lesvoorbereidingen

.v

.

Training


Colofon

.v

.

Uitgeverij: Edu’Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl

fb

Auteur: Sietske van Es Inhoudelijke redactie: Floortje Vissers Titel: Instructies geven en lesvoorbereidingen

ie

ISBN: 9789037240825 ©

Ac t

Edu’Actief b.v. 2017 Behoudens de in of krachtens de Auteurswet gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Ed

u'

Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in compilatiewerken op grond van artikel 16 Auteurswet kan men zich wenden tot de Stichting PRO (www.stichting-pro.nl). De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.

C

op

yr

ig

ht

Door het gebruik van deze uitgave verklaart u kennis te hebben genomen van en akkoord te gaan met de specifieke productvoorwaarden en algemene voorwaarden van Edu’Actief, te vinden op www.edu-actief.nl.


Inhoud Over deze training

Kennis van instructie geven Instructiewerkvormen

.v

.

7 9

18

Les voorbereiden - Model voor Didactische Analyse

Verlengde en verkorte instructie geven

53

61

Ac t

Theoriebron Instructie geven

40

ie

Les voorbereiden - Directe instructiemodel

26

fb

OriĂŤntatie

4

Theoriebron Instructiewerkvormen

64

Theoriebron Model voor Didactische Analyse (DA)

67

71

u'

Theoriebron Les voorbereiden - Directe instructiemodel 76

C

op

yr

ig

ht

Ed

Theoriebron Verlengde en verkorte instructie

3


Over deze training

Over deze training

.

Inleiding

fb

.v

Deze training gaat over instructie geven en lesvoorbereidingen maken. Onderwijs bestaat voor een groot gedeelte uit het geven van instructies en opdrachten. Als onderwijsassistent (en docent) richt je de instructie zo in dat je de leerlingen stapsgewijs naar het einddoel begeleidt. Je hebt een helder doel voor ogen en geeft duidelijke uitleg waarbij je concrete handelingen uitlegt.

ht

Ed

u'

Ac t

ie

Je kunt een instructie geven als werkvorm bijvoorbeeld door te doceren of een theoretisch verhaal te vertellen, de instructie is dan een onderdeel van je les. Je kunt ook een hele les voorbereiden en uitvoeren op basis van instructie, bijvoorbeeld met behulp van het Directe instructiemodel. In deze training ga je met beide onderdelen aan de slag: instructie als werkvorm en instructie als basis van een lesvoorbereiding.

ig

In deze training leer je instructies geven, dat doe je als onderwijsassistent vaak.

yr

Leerdoelen

C

op

4

• • • •

Je hebt kennis van instructie geven, instructiewerkvormen en je kunt uitleggen hoe je de instructie als basis voor een hele les kunt gebruiken. Je kunt verschillende instructiewerkvormen toepassen. Je kunt een les voorbereiden met het Model voor Didactische Analyse van Van Gelder. Je kunt een les voorbereiden volgens het Directe instructiemodel voor het aanleren van kennis en vaardigheden. Je kunt een verlengde en een verkorte instructie geven.


Over deze training

Beoordeling

.

Je wordt op verschillende punten beoordeeld. Deze punten kun je in het Beoordelingsformulier terugvinden. De volgende punten zijn belangrijk bij de beoordeling: • Je doet actief mee aan de lessen. • Je voldoet aan de voorwaarden bij de oefeningen en bij de demonstratie: correcte kleding, goede persoonlijke verzorging. • Je hebt alle opdrachten uitgevoerd. • Je taalgebruik is correct.

fb

.v

Beoordelingsformulier <

Planning

ie

Aan het einde van de training moet je een demonstratie uitvoeren. Plan deze demonstratie tijdig in. Lees eerste de demonstratie goed door en vul daarna het Planningsformulier in. Neem ook de andere oefeningen van deze training op in je totale planning. Zo voorkom je dat je in tijdnood komt.

Ac t

Planningsformulier <

u'

Demonstratie: Lessenserie ontwerpen en instructie geven Als einddemonstratie bij deze training ga je een lessenserie van drie lessen maken. Je kiest een onderwerp voor de lessenserie op basis van de kerndoelen die zijn opgesteld voor het primair onderwijs.

Werkmodel Lesbrief <

Je kiest vervolgens één les uit waarbij je één lesonderdeel (waarin je instructie gaat geven) uitvoert. Je laat een medestudent of vriend/familielid de instructie filmen. Het filmpje lever je in bij de docent.

ht

Ed

Website TULE <

Eisen aan de demonstratie Er zijn drie volledige lesbrieven aangeleverd die qua lesinhoud en lesdoelen op elkaar aansluiten en zijn gebaseerd op een van de kerndoelen voor het primair onderwijs. Elke lesbrief bevat een beginsituatie. Elke lesbrief bevat een SMART-doel. Elke lesbrief bevat een beschrijving van de onderwijsleersituatie (met twee werkvormen per les gericht op instructies geven). Elke lesbrief bevat een beschrijving van de evaluatie. Elke lesbrief bevat een beschrijving per werkvorm (inleiding - kern - slot - evaluatievragen). De lessenserie is in correct Nederlands geschreven. Er is één lesonderdeel (waarin de student een instructie geeft) uit de lessenserie gefilmd, gemonteerd en aangeleverd bij de docent. De student houdt de zes onderdelen van een instructie aan. De student maakt gebruik van ondersteunend non-verbaal gedrag en ondersteunend beeldmateriaal.

ig

C

op

yr

• • • • • • • • •

5


Over deze training

Processtappen

.

.v

ie

• • •

Bekijk de Website TULE, kies een kerndoel en klik op leerlijn. Kies een onderwerp voor de lessenserie. Kies een doelgroep voor de lessenserie. Bepaal de beginsituatie en de lesdoelen. Bepaal de leerinhoud en de wijze van evalueren. Werk de lessenserie uit volgens het Werkmodel Lesbrief. Kies een onderdeel uit een van je ontworpen lessen waarin instructie gegeven wordt. Bereid de instructie voor door te bedenken: hoe je de zes onderdelen uit een instructie terug wilt laten komen, welk non-verbaal gedrag daarbij ondersteunend kan zijn en welk beeldmateriaal ondersteunend kan zijn bij je instructie. Zorg voor een videocamera of smartphone waarmee de instructie gefilmd kan worden. Vraag een medestudent, vriend of familielid je instructie te filmen. Bewerk het filmpje en lever het filmpje in bij de docent.

fb

• • • • • • • •

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

Ac t

Plan voor jezelf een datum waarop je de demonstratie gaat uitvoeren. Vul deze datum in op je Planningsformulier.

6


OriĂŤntatie

OriĂŤntatie Oefening 1

Begrepen?

Zelf doen

ie

u'

Oefening 2

Ac t

b. Hoe voelde je je op dat moment? Leg uit.

fb

.v

.

a. Denk terug aan jouw eigen ervaringen op school. Wanneer kreeg je een instructie waar je niks van begreep?

Heb je zelf al eens instructie gegeven, bijvoorbeeld in de stage of als trainer bij de sportclub?

ht

Ed

a. Kies een situatie waarin je iets moest uitleggen aan een aantal mensen. Beschrijf de situatie.

yr

ig

b. Hoe ging het? Begrepen ze je snel? Luisterde iedereen goed?

C

op

c. Wat zou je in deze training willen leren over instructie geven?

7


Oriëntatie

Oefening 3

Woordweb

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

Ac t

ie

fb

.v

.

Maak met de hele klas een woordweb over instructie. Denk bij het maken van het woordweb aan onderwerpen als: • Wat is instructie? • Wanneer geef je instructie? • Welke vormen van instructie geven zijn er?

8


Kennis van instructie geven

.

Kennis van instructie geven

.v

Inleiding

Ed

u'

Ac t

ie

fb

Als onderwijsassistent zul je vaak instructie geven. Je kunt instructie geven als werkvorm maar ook een lesgeven op basis van het Directe instructiemodel. In deze set leer je de basiskennis van instructie geven, zoals het benoemen van de onderdelen, het non-verbale gedrag van een docent en andere competenties die een docent nodig heeft om effectief een instructie te kunnen geven.

ht

Als leerkracht geef je vaak een instructie.

ig

Leerdoelen •

yr

• • •

Je kunt het begrip instructie uitleggen en kunt het verschil tussen instructiewerkvormen en instructie als basis voor een les uitleggen. Je kunt de zes onderdelen van een complete instructie benoemen. Je kunt uitleggen hoe je effectief gebruik kunt maken van de leer- en instructietijd. Je kunt het non-verbale en verbale gedrag benoemen van een docent die instructie geeft. Je kunt uitleggen wat het leerlingengedrag is wanneer een instructie effectief is geweest. Je kunt de nodige competenties benoemen van een leraar die instructie geeft.

C

op

9


Kennis van instructie geven

Oefening 1

Gebruiksaanwijzing In het dagelijks leven krijg je ook veel instructies. Denk aan een gebruiksaanwijzing, een instructiefilmpje of een recept. Zoek drie verschillende instructies. Bekijk ze goed en probeer de instructie te volgen. Beantwoord de vragen:

Ac t

b. Noem drie verschillen tussen de instructies.

ie

fb

.v

.

a. Beschrijf kort wat voor instructie je hebt gekozen.

Ed

u'

c. Noem drie overeenkomsten tussen de instructies.

ht

d. Welke instructievorm spreekt jou het meeste aan? Leg uit waarom.

Instructie geven

ig

Oefening 2

Als onderwijsassistent ga je veel instructie geven, maar wat is nou instructie? En wat zijn de onderdelen van een goede instructie. Lees de Theoriebron Instructie geven en beantwoord de vragen.

yr

Theoriebron Instructie geven <

C

op

a. Beschrijf in jouw eigen woorden wat instructie geven is.

10

b. Geef aan wat het verschil is tussen instructie als werkvorm en instructie als basis voor een les.


Kennis van instructie geven

Vergelijk jouw antwoorden met die van een medestudent. Combineer jullie antwoorden tot ĂŠĂŠn goed antwoord.

.v

.

c. Jullie gezamenlijke antwoord op wat instructie geven inhoudt:

Een goede instructie bestaat uit zes onderdelen. Bekijk het Filmpje Instructie rekenen over instructie geven en geef van elk onderdeel aan hoe dit terugkomt in het filmpje. a. Wat ga je doen?

Ed

b. Hoe ga je het doen?

u'

Filmpje Instructie rekenen <

Filmpje instructie geven

Ac t

Oefening 3

ie

fb

d. Jullie gezamenlijke antwoord op het verschil tussen instructie als werkvorm en instructie als basis voor de hele les:

ht

c. Hoelang krijg je hiervoor?

ig

d. Welke hulp mag je gebruiken?

f. Wat doen we met deze opbrengst?

C

op

yr

e. Wat ga je doen als je klaar bent?

11


Kennis van instructie geven

Oefening 4

Wat mist er? Lees de Theoriebron Instructie geven. Wat zijn de onderdelen van een goede instructie?

Theoriebron Instructie geven <

.v

.

a. Bekijk de schriftelijke instructies. Welk onderdeel van een goede instructie ontbreekt er? Schriftelijke instructies Je hebt tien minuten om opdracht vier te maken. Schrijf de hele zin in je taalschrift. Als je klaar bent, lever je je schrift in, dan kan juf het nakijken. Daarna ga je lezen.

ie

fb

Lees, in stilte, in je geschiedenisboek hoofdstuk drie, dit wordt volgende week getoetst. Als je moeilijke woorden tegenkomt, kijk je eerst in het woordenboek en als je het dan nog niet weet, vraag je het de meester. Als je klaar bent, ga je verder met je werkstuk.

Ac t

Maak opdracht twee uit je rekenboek. Dit gaat over grote keersommen. Je moet de hele som in je schrift schrijven. Als je een vraag hebt, leg je je vraagtekenblokje neer, dan komt juf helpen. Als je meer dan drie fout hebt, krijg je morgen extra uitleg van juf. Over vijftien minuten moet het klaar zijn.

Ed

u'

b. Schrijf zelf een instructie waarin alle zes de onderdelen terugkomen.

yr

ig

ht

c. Laat je instructie lezen aan een medestudent. Zitten alle onderdelen van een goede instructie erin?

Oefening 5

C

op

Website Prezi <

12

Tips en trucs Maak een Prezi waarin je tips en trucs geeft voor het geven van instructies. Zorg dat je in je Prezi uitlegt wat de onderdelen zijn van een complete instructie en hoe je effectief gebruikmaakt van de instructietijd. Laat je presentatie zien aan een medestudent. Beantwoord de volgende vragen: a. Blijkt uit de presentatie wat de onderdelen van een complete instructie zijn?


Kennis van instructie geven

b. Blijkt uit de presentatie hoe je effectief gebruik kunt maken van de instructietijd?

.

Elevator pitch

.v

Oefening 6

fb

Een elevator pitch is een korte presentatie waarin je de belangrijkste punten vertelt. Jij gaat een presentatie van maximaal ĂŠĂŠn minuut voorbereiden over instructie geven. Uit de presentatie moet blijken hoe je de instructietijd zo effectief mogelijk kunt gebruiken.

Je presenteert jouw elevator pitch in een groepje van vijf. De groepsleden geven je na afloop tips en tops.

Zonder praten

Ed

Oefening 7

u'

b. Welke tops heb je gekregen?

Ac t

ie

a. Welke tips heb je gekregen?

Kun je ook een opdracht geven zonder praten? Schrijf op een papiertje een simpele opdracht, bijvoorbeeld: doe de deur drie keer open en dicht, kruip onder de tafel door en ga op de stoel staan, of teken een boom op het bord.

ig

ht

De papiertjes worden opgehaald en daarna weer zo uitgedeeld dat niemand zijn eigen blaadje heeft. Nu moet je om de beurt proberen twee medestudenten de opdracht uit te laten voeren die op jouw blaadje staat. Je mag niet praten of schrijven en natuurlijk mag je ze ook niet laten lezen wat op het blaadje staat.

yr

a. Is het gelukt om de opdracht te laten uitvoeren?

C

op

b. Had je verwacht dat het zou lukken? Leg je antwoord uit.

13


Kennis van instructie geven

Oefening 8

Met of zonder handen?

.

Bereid in tweetallen een korte instructie voor over een onderwerp naar keuze. Jullie vertellen allebei hetzelfde verhaal, maar een van de twee gaat tijdens de presentatie op een stoel zitten en probeert zo min mogelijk gebaren te maken. De ander probeert juist goed gebruik te maken van handgebaren en een actieve houding uit te stralen.

fb

.v

a. Hoe ervaar je de instructies van de andere groepjes? Wat was prettig en wat was juist onplezierig?

Ac t

ie

b. Welke rol had jij bij het presenteren? Hoe beviel deze rol?

Observatie

Ed

Oefening 9

u'

c. Wat heb je van deze opdracht geleerd dat je in je volgende stage kunt gebruiken?

Je gaat een klas observeren tijdens een instructie. Bij deze opdracht gaat het om de leerlingen/studenten: hoe reageren zij?

yr

ig

ht

a. Beschrijf kort waar je hebt geobserveerd en wat de inhoud van de instructie was.

C

op

b. Werd er gebruikgemaakt van ondersteunend beeldmateriaal? Zo ja, hoe?

14


Kennis van instructie geven

fb

.v

.

c. Deden de leerlingen/studenten, voor het grootste deel, goed mee? Leg je antwoord uit.

Ac t

Ed

u'

e. Wat voor gedrag was dat?

ie

d. Welke leerlingen/studenten vertoonden opvallend gedrag?

ig

ht

f. Kun jij bedenken wat de oorzaak was van dat gedrag?

Eigen ervaring

yr

Oefening 10

C

op

Denk terug aan een van de lessen die jij zelf hebt gevolgd en waarbij je de instructie niet begreep. a. Beschrijf kort wat voor les het was en hoe oud jij was.

b. Hoe voelde jij je tijdens deze les?

15


Kennis van instructie geven

Leerkrachtvaardigheden

ie

Oefening 11

fb

.v

d. Wat zou jij doen wanneer een kind tijdens jouw (stage)les zich zo gedraagt?

.

c. Wat was jouw gedrag tijdens deze les?

Lees de Theoriebron Instructie geven. Om een goede instructie te geven, moet je bepaalde leerkrachtvaardigheden bezitten. Maak een poster waarop je laat zien welke vaardigheden je allemaal nodig hebt voor het geven van een goede instructie. Maak gebruik van Lino. Bespreek jullie poster met een ander groepje. Laat hen antwoord geven op de volgende vragen.

Ac t

Theoriebron Instructie geven < Website Lino <

Ed

u'

a. Klopt de informatie die op de poster staat? Leg uit.

ht

b. Staan alle leerkrachtvaardigheden die nodig zijn voor een goede instructie genoemd?

Oefening 12

Lees de Theoriebron Instructie geven. Uit onderzoek blijkt dat door het toevoegen van afbeeldingen en video's/animaties een instructie effectiever wordt.

ig

Theoriebron Instructie geven <

Ondersteunend beeldmateriaal

C

op

yr

Bereid een instructie voor over een onderwerp naar keuze. Zorg dat de instructie alle onderdelen van een goede instructie bevat en dat je goede leerkrachtvaardigheden laat zien. Zorg voor ondersteunend beeldmateriaal. Tijdens het presenteren let je er goed op dat je passend non-verbaal gedrag laat zien. Presenteer de instructie aan de klas. Vraag tips en tops.

16

a. Welke tips heb je gekregen?


Kennis van instructie geven

.

b. Welke tops heb je gekregen?

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

Ac t

ie

fb

.v

c. Wat vond je zelf van de instructie?

17


Instructiewerkvormen

Instructiewerkvormen

.

Inleiding

Ed

u'

Ac t

ie

fb

.v

Instructie geven kun je op verschillende manieren doen. In dit onderdeel leer je verschillende werkvormen voor instructie. Je leert welke vorm je voor welk doel in kunt zetten en je oefent de verschillende vormen.

ht

Ondersteunend beeldmateriaal verhoogt de effectiviteit van een instructie.

ig

Leerdoelen

Je kunt leerstof demonstreren. Je kunt vertellen over leerstof. Je kunt leerstof doceren. Je kunt leerstof uitleggen met behulp van een stappenplan. Je kunt een theoretisch verhaal houden over leerstof.

C

op

yr

• • • • •

18


Instructiewerkvormen

Oefening 1

.

a. Voorbereiding • Lees de Theoriebron Instructiewerkvormen. • Zoek op YouTube wat voorbeelden en bekijk ze. Als je zoekt op ‘flipping the classroom rekenen’ krijg je genoeg resultaten. • Bedenk welke vaardigheid jullie willen uitleggen. Beschrijf wat de doelgroep is en hoe jullie de vaardigheid gaan uitleggen.

fb

Website YouTube <

Een redelijk nieuwe ontwikkeling in het onderwijs is ‘flipping the classroom’. De instructie van een les wordt gefilmd en op internet gezet, de leerlingen bekijken het filmpje thuis en het oefenen van de stof gebeurt in de klas. Jullie gaan zo’n filmpje maken. In het filmpje demonstreer je een vaardigheid.

.v

Theoriebron Instructiewerkvormen <

Flip the classroom

u'

Ac t

ie

b. Uitvoering • Maak een draaiboek voor het filmpje. • Verdeel de rollen: wie doet wat? • Verzamel alle materialen die je nodig hebt. • Maak het filmpje. • Bekijk het filmpje. Is het gelukt de vaardigheid te demonstreren? Leg uit.

Ed

c. Reflectie Zou je dit filmpje zelf in de klas gebruiken? Leg uit.

ht

Laat het filmpje zien aan drie medestudenten. Vraag tips en tops.

yr

ig

Welke tips heb je gekregen?

C

op

Welke tops heb je gekregen?

19


Instructiewerkvormen

Oefening 2

Vertellen In deze opdracht ga je een verhaal schrijven dat als instructie gebruikt kan worden. Daarna ga je het verhaal vertellen.

u'

Ac t

ie

fb

.v

.

a. Voorbereiding • Kies een onderwerp waarover het verhaal moet gaan. Onderwerpen uit de wereldoriëntatievakken zijn heel geschikt, maar ook sociale vaardigheden kunnen goed in een verhaal behandeld worden. • Bepaal wat je de leerlingen door middel van het verhaal wilt leren (bijvoorbeeld: het onderwerp is de Tweede Wereldoorlog en je wilt de leerlingen leren dat de Duitsers Nederland bezet hadden en dat de Joden vervolgd werden). • Bedenk wie de hoofdpersoon kan zijn en wat deze meemaakt. • Beschrijf kort het begin, de kern en het slot van het verhaal. b. Uitvoering • Schrijf het verhaal. • Lees het verhaal een paar keer goed door en zorg dat je het goed kent. Je hoeft het niet letterlijk uit je hoofd te leren. • Zorg voor passend beeldmateriaal. • Vertel het verhaal aan vier medestudenten. Vraag tips en tops. Weke feedback heb je gekregen?

ht

Ed

c. Reflectie Hoe vond je het om het verhaal te vertellen? Hoe voelde je je?

Oefening 3

Bij deze opdracht ga je doceren hoe je breuken bij elkaar optelt.

ig

Theoriebron Instructiewerkvormen <

Gebroken

yr

a. Voorbereiding • Lees in de Theoriebron Instructiewerkvormen wat de instructievorm doceren inhoudt en waar je allemaal op moet letten. • Lees op de Website Beter rekenen na hoe het optellen van breuken ook alweer gaat. • Bereid je instructie voor. b. Uitvoering • In een groepje van drie ga je elkaars instructie beluisteren. Om de beurt doceer je, terwijl de andere twee studenten luisteren naar de instructie. • Na de instructie krijg je van allebei de studenten een tip en een top. Welke tips en tops heb je gekregen?

C

op

Website Beter rekenen <

20


Instructiewerkvormen

.v

.

c. Reflectie Ben je het eens met de feedback die je hebt gekregen?

Oefening 4

Ac t

In deze opdracht ga je een instructie voorbereiden over staartdelingen.

a. Voorbereiding • Lees in de Theoriebron Instructiewerkvormen over instructie geven met een schema. • Lees op de Website Beter rekenen na hoe staartdelingen ook alweer gaan. b. Uitvoering • Bepaal de beginsituatie van de leerlingen. • Maak een schema waarmee leerlingen staartdelingen kunnen leren oplossen. • Laat het schema zien aan twee leerlingen die staartdelingen moeten leren. Snappen zij het schema? Vraag feedback. • Welke keuzes hebben jullie gemaakt bij het in schema zetten? Leg uit.

Ed

Website Beter rekenen <

Staartdelingen

u'

Theoriebron Instructiewerkvormen <

ie

fb

Denk je dat doceren de beste vorm is om dit probleem uit te leggen? Licht je antwoord toe.

Hoe zouden jullie het schema aanpassen naar aanleiding van de feedback?

C

op

yr

ig

ht

c. Reflectie Welke feedback hebben jullie gekregen?

21


Instructiewerkvormen

Oefening 5

Spijsvertering Als je veel informatie wilt geven kun je een theoretisch verhaal houden. In deze opdracht ga je een theoretisch verhaal houden over de spijsvertering.

Theoriebron Instructiewerkvormen <

Ac t

ie

fb

.v

.

a. Voorbereiding • Lees de theorie over het theoretische verhaal in de Theoriebron Instructiewerkvormen. • Zoek informatie over de spijsvertering. b. Uitvoering • Bepaal wat de doelgroep is voor de instructie en welke beginsituatie zij hebben. • Bepaal welke doelen je met de instructie wilt bereiken. • Schrijf de instructie uit in Word. • Voeg passend beeldmateriaal toe. • Laat de instructie lezen aan een ander groepje. Vraag feedback. c. Reflectie Welke feedback hebben jullie gekregen?

Oefening 6

Theoretische instructie

ht

Bij deze opdracht ga je de nieuwe lesstof uit de Theoriebron Instructiewerkvormen verwerken in een theoretisch verhaal als instructie van vijf minuten. a. Voorbereiding • Lees de Theoriebron Instructiewerkvormen door. b. Uitvoering • De doelgroep zijn jouw medestudenten. Bepaal hun beginsituatie. • Bepaal welke informatie jij wilt geven in de instructie: wat zijn jouw doelen? • Schrijf de instructie, bereid het goed voor. • Presenteer de instructie aan de klas. • Vraag feedback. c. Reflectie Welke feedback heb je gekregen?

C

op

yr

ig

Theoriebron Instructiewerkvormen <

Ed

u'

d. Zijn jullie het eens met de feedback? Leg uit.

22

d. Ben je het eens met de feedback?


Instructiewerkvormen

Oefening 7

Rekeninstructie Bij deze opdracht ga je voor één leerdoel twee verschillende instructies maken. De ene instructie wordt een demonstratie en de andere een stappenplan.

Theoriebron Instructiewerkvormen <

.v

.

a. Voorbereiding • Kies zelf een lesdoel dat past bij het vak rekenen. • Lees in de Theoriebron Instructiewerkvormen de theorie over instructie met een demonstratie en instructie met een stappenplan. b. Uitvoering • Bepaal de doelgroep en haar beginsituatie. • Beschrijf hoe je de instructie volgens een demonstratie gaat geven. • Maak een schema dat kan dienen als instructie. • Maak een presentatie in Prezi. In de Prezi moet je (een deel van) de instructie uitvoeren. • Verdeel de taken bij de presentatie. • Presenteer je Prezi klassikaal. Vraag feedback. c. Reflectie Welke feedback hebben jullie gekregen?

Ed

u'

Ac t

ie

fb

Website Prezi <

ht

Ben je het eens met de feedback?

Oefening 8

Het toevoegen van ondersteunend beeldmateriaal blijkt een grote rol te spelen in de effectiviteit van instructies. In deze opdracht maak je een dansopdracht voor peuters inzichtelijk.

ig

Artikel Dansende sjaals <

Plaatje

a. Voorbereiding • Lees het Artikel Dansende sjaals. • Kies een van de vier beschreven opdrachten. b. Uitvoering • Bekijk de Website Pixton. • Maak de stappen in de door jou gekozen opdracht inzichtelijk met behulp van een strip zónder woorden te gebruiken. • Print je strip uit en leg hem voor aan een medestudent. Kan hij raden welk spel je hebt uitgebeeld? c. Reflectie Vind je het maken van een strip om het spel inzichtelijk te maken een toevoeging? Of alleen voor bepaalde doelgroepen? Leg je antwoord uit.

yr

C

op

Website Pixton <

23


Instructiewerkvormen

Oefening 9

In deze opdracht ga je een geschiedenisinstructie geven volgens een vertelling en doceren.

.

a. Voorbereiding • Kies zelf een lesdoel dat past bij het vak geschiedenis. • Lees in de Theoriebron Instructiewerkvormen de theorie over instructie volgens een vertelling en volgens doceren. b. Uitvoering • Bepaal de doelgroep en haar beginsituatie. • Schrijf het verhaal voor de instructie. – Bedenk wie de hoofdpersoon kan zijn en wat die meemaakt. – Beschrijf kort het begin, de kern en het slot van het verhaal. – Bereid het verhaal goed voor, zodat je het uit het hoofd kunt vertellen. – Schrijf de instructie volgens doceren. – Zorg voor ondersteunend beeldmateriaal. – Verdeel de taken voor de presentatie. – Presenteer de instructies aan de klas. – Vraag feedback. Is het gelukt alle leerdoelen in het verhaal te behandelen? Leg uit.

u'

Ac t

ie

fb

.v

Theoriebron Instructiewerkvormen <

Geschiedenis

Ed

Is het gelukt alle leerdoelen bij het doceren te behandelen? Leg uit.

yr

ig

ht

c. Reflectie Welke feedback hebben jullie gekregen?

C

op

Welke instructievorm vinden jullie het beste passen bij de leerdoelen? Leg uit.

24


Instructiewerkvormen

Oefening 10

Lesvoorbereiding spelling Je gaat twee instructiewerkvormen voor een spellingsprobleem maken. Een voor woorden waarbij je een ‘t’ hoort op het eind, maar een ‘d’ schrijft (hond, woord) en een voor het schrijven van het voltooid deelwoord. Je gebruikt twee keer een andere instructiewerkvorm.

b. • •

.

.v

Bedenk welke instructiewerkvorm je voor het eerste spellingsprobleem (je hoort een ‘t’ maar schrijft een ‘d’) wilt gebruiken. Bedenk welke instructiewerkvorm je voor het tweede spellingsprobleem (hoe schrijf je het voltooid deelwoord) wilt gebruiken. Werk ieder een van de instructiewerkvormen verder uit. Laat de instructies lezen aan drie mensen (vrienden, kennissen, familie). Laat hen de volgende vragen beantwoorden:

fb

a. •

Ac t

ie

Zijn de instructies duidelijk?

u'

Welke instructie is het duidelijkst?

C

op

yr

ig

ht

Ed

c. Wat vond je moeilijk aan deze opdracht en wat juist makkelijk? Leg uit.

25


Les voorbereiden - Model voor Didactische Analyse

.

Les voorbereiden - Model voor Didactische Analyse

.v

Inleiding

ht

Ed

u'

Ac t

ie

fb

Als je lesgeeft, doe je niet zomaar iets. Je bepaalt wat je de leerlingen wilt leren en daar pas je de leeractiviteiten op aan. In dit onderdeel leer je een lesvoorbereiding maken volgens het Model Didactische Analyse van Van Gelder. Je leert de beginsituatie vast te stellen en de leerdoelen te bepalen. Vervolgens bereid je de daadwerkelijke les voor, de onderwijsleersituatie: dit is wat de leerlingen in de les gaan doen. Ten slotte leer je de les te evalueren.

Nadenken over de evaluatie hoort ook bij de voorbereiding.

ig

Leerdoelen

Je kunt de beginsituatie van de leerlingen vaststellen. Je kunt de doelstellingen vaststellen: de leerdoelen en de docentdoelen. Je kunt de onderwijsleersituatie vaststellen (inhoud, leeractiviteiten, werkvormen, materialen en groepering). Je kunt de lesactiviteit op passende wijze evalueren. Je kunt een volledige lesvoorbereiding maken met behulp van het model voor Didactische Analyse van Van Gelder. Je kunt op een passende manier overleggen met de leerkracht.

yr

• • •

C

op

• •

26


Les voorbereiden - Model voor Didactische Analyse

Oefening 1

.v

.

a. Voorbereiding • Lees in de Theoriebron Model voor Didactische Analyse (DA) over het vaststellen van de beginsituatie. • Zoek een basisschoolleerling of medestudent voor wie je de beginsituatie wilt bepalen. • Bedenk voor welk vak/vraagstuk je de beginsituatie wilt bepalen, bijvoorbeeld een biologieles over voedselketens. • Bereid het interview voor aan de hand van het Werkmodel Interview. Bedenk vragen waardoor je de reeds aanwezige kennis kunt achterhalen, maar ook beperkende en stimulerende factoren in het gedrag van de leerling kunt achterhalen. Een leerling in de basisschoolleeftijd kun je hier niet rechtstreeks naar vragen, dus je zult goed moeten nadenken over de vragen. • Welke vragen hebben jullie bedacht?

Houd het interview. Zorg dat je het gesprek opneemt, zodat je het later terug kunt luisteren of kijken. b. Uitvoering • Luister of kijk het interview terug en noteer de stukken die volgens jullie belangrijk zijn voor het bepalen van de beginsituatie.

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

Ac t

ie

Werkmodel Interview <

Een manier om de beginsituatie van een leerling te achterhalen, is door met die leerling in gesprek te gaan. Bij deze opdracht ga je in gesprek met een leerling en formuleer je daarna zijn beginsituatie.

fb

Theoriebron Model voor Didactische Analyse (DA) <

Leerling

27


Les voorbereiden - Model voor Didactische Analyse

Stel de beginsituatie vast. Noteer hem.

Bevat de beschreven beginsituatie een overzicht van de reeds aanwezige kennis en van de beperkende en stimulerende factoren in het gedrag/karakter van de leerling? Leg uit.

Ac t

ie

fb

.v

.

Ed

u'

c. Reflectie Wat vond je moeilijk aan deze opdracht en wat makkelijk? Leg uit.

yr

ig

ht

Ben je tevreden over het resultaat van de opdracht? Leg uit.

Oefening 2

C

op

Theoriebron Model voor Didactische Analyse (DA) <

28

Beginsituatie Voor je de lesdoelen kunt bepalen moet je eerst de beginsituatie van de leerlingen weten. Bij deze opdracht ga je de beginsituatie bepalen aan de hand van casussen. a. Voorbereiding • Lees in de Theoriebron Model voor Didactische Analyse (DA) de informatie over de beginsituatie.


Les voorbereiden - Model voor Didactische Analyse

b. Uitvoering • Vul het schema in. Casus

Beginsituatie

.v fb ie

u'

Ac t

In de kleuterklas (combi 1/2) van juf DaniĂŤlle zitten 29 kinderen. De leerlingen hebben een grote woordenschat en een brede interesse. De school staat in een stad en de kinderen komen weinig in de natuur. Er zijn achttien leerlingen van groep 1. De klas werkt sinds een paar weken aan het thema: dieren in de winter. Vandaag wil juf DaniĂŤlle een les geven over trekvogels en standvogels.

.

In groep 5 van juf Annemiek zitten 28 kinderen. Het is een drukke klas. Er zitten maar liefst twintig jongens in, die liever buiten gaan voetballen dan in de klas stilzitten. De klas scoort bovengemiddeld met rekenen en taal. Vandaag wil juf Annemiek een tekenles geven over Escher en ruimtelijk inzicht. Ze wil de leerlingen laten werken met stift, hier hebben ze veel ervaring mee.

ht

Ed

Meester Mark is net begonnen op een nieuwe school in groep 7. Er zitten 24 leerlingen in de klas en hij heeft gehoord dat er een paar drukke leerlingen bij zijn. Verder kent hij de klas nog niet zo goed. Vandaag gaat hij beginnen met een nieuw hoofdstuk van biologie over paddenstoelen. Hij heeft gezien dat dit in groep 6 ook al een keer behandeld is.

C

op

yr

ig

Meester Maarten geeft vandaag een rekenles aan groep 6. Hij wil vandaag de lesstof van gisteren (breuken) herhalen, omdat veel leerlingen het erg moeilijk vonden. Hij heeft aan de hand van de les van gisteren drie niveaugroepen gemaakt. Vijf leerlingen snappen de stof goed, zij kunnen verder met hun extra werk. Negen leerlingen snappen het bijna en kunnen na wat uitleg zelf verder met een werkblad met oefensommen en tien leerlingen hebben nog veel instructie nodig en moeten de hele les met hem samenwerken.

29


Les voorbereiden - Model voor Didactische Analyse

.v

.

c. Is het gelukt het schema in te vullen? Leg uit.

ie

fb

Heb je bij elke beginsituatie een positieve en een belemmerende factor gevonden? Leg uit.

Om een zinvolle les te geven, moet je goede lesdoelen hebben. Lesdoelen die aansluiten bij de beginsituatie en die goed meetbaar zijn. Goede lesdoelen kun je SMART formuleren. Bij deze opdracht ga je jouw eigen doelen SMART formuleren. Maak gebruik van de Theoriebron Model voor Didactische Analyse (DA). a. Voorbereiding • Bedenk wat jij wilt leren komend jaar (dit mag op school zijn maar ook op het gebied van sport of hobby's) en wat je daarmee wilt bereiken (dit vertel je niet aan je groepsgenoten!). • Beschrijf in je eigen woorden waar de letters SMART voor staan:

ig

ht

Theoriebron Model voor Didactische Analyse (DA) <

SMART formuleren

Ed

Oefening 3

u'

Ac t

d. Reflectie Vond je het moeilijk om de beginsituatie te bepalen? Leg uit.

C

op

yr

S.

30

M.

A.


Les voorbereiden - Model voor Didactische Analyse

R.

.v

.

T.

Bedenk bij elke letter van SMART vragen die je aan je medestudent kunt stellen. Verdeel de rollen: student X stelt de vragen, student Y geeft antwoord op de vragen en student Z is observant. b. Uitvoering • Student X stelt de vragen aan student Y. Dit duurt gemiddeld tien minuten. • De observant noteert bij welke letter van SMART de gestelde vragen horen. • Student X formuleert samen met student Y het SMART doel. • De observant bespreekt de observaties: welke vragen hoorden bij welke letter van SMART? • Hierna wisselen jullie nog twee keer van rol zodat jullie allemaal een keer vragen hebben gesteld en jullie doorlopen voorgaande stappen. • Bespreek de notities van de observant. Heb je bij elke letter van SMART een vraag gesteld?

u'

Ac t

ie

fb

• •

ht

Ed

c. Reflectie Wat zou je een volgende keer anders doen als je samen met een ander een SMART doel formuleert?

ig

Wat zou je een volgende keer hetzelfde doen als je samen met een ander een SMART doel formuleert?

C

op

yr

Is het volgens jou belangrijk om een doel SMART te formuleren? Waarom wel of waarom niet?

31


Les voorbereiden - Model voor Didactische Analyse

Oefening 4

Leeractiviteit kiezen De onderwijsleersituatie bestaat uit vijf onderdelen die samen één geheel moeten vormen. In deze opdracht ontwerp je de onderwijsleersituatie voor een kerndoel voor het primair onderwijs.

Theoriebron Model voor Didactische Analyse (DA) <

Hoofdleeractiviteit (onthouden, begrijpen, integreren, creatief toepassen): Onthouden

Materialen/ hulpmiddelen

Groepering

u'

Begrijpen

Werkvorm

ie

Stof (wat ze moeten leren)

Ac t

Website TULE <

fb

.v

.

a. Voorbereiding • Bekijk de leerlijn van kerndoel 37 voor het primair onderwijs. • Kies één onderdeel uit de leerlijn voor groep 7/8. • Lees de Theoriebron Model voor Didactische Analyse (DA). b. Uitvoering • Bereid de onderwijsleersituatie voor door het volgende schema in te vullen. Alle vier de hoofdleeractiviteiten moeten hierbij terugkomen en elke hoofdleeractiviteit krijgt een andere werkvorm.

Integreren

Ed

Creatief toepassen

ht

c. Reflectie Wat vond je makkelijk of juist moeilijk aan deze opdracht?

yr

ig

Je hebt geleerd dat wanneer je iemand iets wilt leren, je dit vaak volgens verschillende stappen moet doen. Was je je hiervan al bewust of juist niet? Leg je antwoord uit.

C

op

Oefening 5

Theoriebron Model voor Didactische Analyse (DA) < Werkmodel Lesbrief <

32

Een werkvorm uitwerken a. Voorbereiding • Lees de Theoriebron Model voor Didactische Analyse (DA). • Je wilt een les organiseren om leerlingen dichter bij elkaar te brengen, omdat er veel ruzies in de klas zijn en de sociale samenhang niet sterk is. Je mag zelf bepalen wat je de leerlingen wilt leren over de sociale samenhang en hoe je ze dit wilt leren. • Pak een A4-papier en bekijk het Werkmodel Lesbrief.


Les voorbereiden - Model voor Didactische Analyse

Oefening 6

Ac t

Wat vond je moeilijk aan deze opdracht?

ie

fb

.v

.

b. Uitvoering • Bedenk de leeractiviteiten die centraal zullen staan in deze les. • Bedenk een werkvorm die je met de leerlingen wilt uitvoeren om ze dichter bij elkaar te laten komen. • Werk deze werkvorm uit met behulp van het Werkmodel Lesbrief. Je vult hierbij in: – de werkvorm – de materialen en middelen die je nodig hebt bij die werkvorm – de groepering: werken de leerlingen samen of alleen bij deze werkvorm? • Vervolgens schrijf je de werkvorm uit: je schrijft een inleiding, een kern, een afsluiting en een manier waarop je de werkvorm gaat evalueren. c. Reflectie Wat vond je makkelijk aan deze opdracht?

Toetsanalyse

u'

Als je de leerlingen een toets hebt laten maken, wil je ook graag weten hoe goed ze de lesstof begrepen hebben. In deze opdracht ga je een spellingstoets analyseren.

Ed

a. Voorbereiding Bekijk de tabel goed. In de tabel staat aangegeven hoeveel fouten de leerlingen per spellingcategorie hebben gemaakt. Namen

Woorden die eindigen op ‘nkje’ (bijvoorbeeld: koninkje)

Woorden met een open lettergreep (bijvoorbeeld: banen)

Woorden met aan einde een ‘d’ die klinkt als een ‘t’ (bijvoorbeeld: beeld)

Bas

3

1

2

0

Merel

3

2

5

4

Mehmet

0

0

4

1

Semma

0

0

0

0

Kirsten

0

0

1

1

C

op

yr

ig

ht

Woorden met ‘au’ (bijvoorbeeld: automaat)

Per categorie zijn vijf woorden opgenomen in het dictee. Meer dan twee fout per categorie is een onvoldoende. b. Uitvoering Welke leerlingen hebben extra instructie nodig over woorden met ‘au’?

Welke leerlingen hebben extra instructie nodig over woorden die eindigen op ‘nkje’?

33


Les voorbereiden - Model voor Didactische Analyse

Welke leerlingen hebben extra instructie nodig over woorden met een open lettergreep?

fb

Waarom is het goed om een toets op deze manier uit te werken?

.v

.

Welke leerlingen hebben extra instructie nodig over woorden met aan het eind een ‘d’ die klinkt als een ‘t’?

Bedenken en vastleggen hoe je gaat evalueren na afloop van een lesactiviteit hoort ook bij de voorbereiding. Jullie gaan hiermee aan de slag op basis van een gegeven casus.

Ed

Theoriebron Model voor Didactische Analyse (DA) <

Evaluatievragen

u'

Oefening 7

Ac t

ie

c. Reflectie Heb je weleens een toets op deze manier uitgewerkt gezien? Vind je dit een handige manier? Leg uit.

a. Voorbereiding • Lees de casus.

Casus Huiswerkbegeleiding examenjaar (16 tot 18 jaar)

yr

ig

ht

In de school waar jullie werken wordt examenbegeleiding gegeven. De tien scholieren zijn nu bezig met het thema Concentratie. Een aantal scholieren heeft aangegeven dat ze moeite hebben om zich te concentreren als ze in een grote groep zelfstandig moeten werken. Jullie hebben hiervoor twee werkvormen uitgekozen. De ene is een spelvorm: een simulatiespel waarbij een toets met veel stoorelementen wordt nagespeeld. De andere is een instructiewerkvorm die jullie zelf mogen bedenken.

C

op

• •

34

Jullie gaan nadenken over de evaluatie van de spelvorm en de instructiewerkvorm. Lees de Theoriebron Model voor Didactische Analyse (DA) over product- en procesevaluatievragen. • Pak ieder een A4-papier, schrijf boven aan de linkerhelft productevaluatie en aan de rechterhelft procesevaluatie. b. Uitvoering • Bedenk individueel vijf productevaluatievragen en schrijf deze onder de kop productevaluatie op je A4-papier. • Bedenk individueel vijf procesevaluatievragen en schrijf deze onder de kop procesevaluatie op je A4-papier. • Bespreek de evaluatievragen in je groepje. Als je twijfelt over vragen of denkt dat bepaalde vragen niet goed zijn, dan bespreken jullie dit. • Alle vragen die jullie goed vinden schrijven jullie op een nieuw A4-papier met aan de linkerkant productevaluatievragen en aan de rechterkant de procesevaluatievragen.


Les voorbereiden - Model voor Didactische Analyse

.v

.

Presenteer het nieuwe A4-papier aan een ander viertal en stel elkaar vragen als er onduidelijkheden zijn. Vergelijk jullie vragen met die van het andere viertal. Komen jullie vragen grotendeels overeen of zijn er juist veel verschillen?

ie

fb

c. Reflectie Zijn er evaluatievragen bij die je in de toekomst zult gaan gebruiken? Zo ja, welke zijn dat? Zo nee, waarom niet?

Ac t

Wat vind jij het meest belangrijk: productevaluatievragen of procesevaluatievragen? Of allebei even belangrijk? Leg je antwoord uit.

a. Voorbereiding • Neem de Theoriebron Model voor Didactische Analyse (DA) door. • Kies een lesdoel dat hoort bij het vak geschiedenis. Je maakt hierbij gebruik van de website TULE die op basis van de kerndoelen leerlijnen met tussendoelen heeft opgesteld. • Pak een vel A4-papier en bekijk het Werkmodel Lesbrief. b. Uitvoering • Bedenk een onderwijsleersituatie waarbij het lesdoel behaald kan worden. Denk aan de instructie en de verwerking. • Werk deze onderwijsleersituatie uit als lesbrief. Denk hierbij aan: – de lesinhoud – de leeractiviteiten – de werkvorm – de materialen en middelen die je nodig hebt bij die werkvorm – de groepering: werken de leerlingen samen of alleen bij deze werkvorm?

ig

Website TULE <

Bij deze opdracht ga je een onderwijsleersituatie vaststellen bij een lesdoel binnen het vak Mens en samenleving. Bekijk de Website TULE en kijk naar de kerndoelen 34 tot en met 39, kies daar één kerndoel van uit en klik op leerlijn. In deze leerlijn zijn tussendoelen opgesteld waarmee de kerndoelen behaald kunnen worden. Op basis van deze tussendoelen kun je een lesdoel opstellen.

ht

Theoriebron Model voor Didactische Analyse (DA) <

Lesbrief mens en samenleving

Ed

Oefening 8

u'

Hoe zou jij de evaluatievragen willen stellen aan de deelnemers? Mondeling, schriftelijk of per mail?

C

op

yr

Werkmodel Lesbrief <

35


Les voorbereiden - Model voor Didactische Analyse

ie

a. Voorbereiding • Lees de Theoriebron Model voor Didactische Analyse (DA) door. • Kies een les die je gaat observeren en bespreek dit met degene die de les geeft. • Bekijk het Werkmodel Model Didactische Analyse van Van Gelder. b. Uitvoering • Maak tijdens het observeren aantekeningen over de instructiewerkvormen en de verwerkingsopdrachten. • Vul na de les het Werkmodel Model Didactische Analyse van Van Gelder in. Denk goed na over de (vermoedelijke) beginsituatie en lesdoelen. Beschrijf de lesinhoud, leeractiviteiten, werkvormen, groeperingsvormen en materiaalgebruik. • Bespreek de uitwerking van het Werkmodel Model Didactische Analyse van Van Gelder met degene die de les gaf. • Klopten jouw vermoedens over beginsituatie en lesdoelen? Leg uit.

ht

Ed

u'

Werkmodel Model Didactische Analyse van Van Gelder <

Bij deze opdracht ga je een les observeren. Dit kan een les zijn die je zelf volgt, maar ook een les die je ziet in de stage. Achteraf vul je het Werkmodel Model Didactische Analyse van Van Gelder in.

Ac t

Theoriebron Model voor Didactische Analyse (DA) <

Lesobservatie

fb

Oefening 9

.v

.

c. Reflectie Wat vond je makkelijk en wat juist moeilijk aan deze opdracht? Leg je antwoord uit.

Heb je de les compleet beschreven, heb je alle onderdelen van de les benoemd? Leg uit.

C

op

yr

ig

36

c. Reflectie • Vond je het lastig of juist makkelijk om het Werkmodel Model Didactische Analyse in te vullen? Leg uit.


Les voorbereiden - Model voor Didactische Analyse

Oefening 10

Werkmodel Model Didactische Analyse van Van Gelder <

.v

a. Voorbereiding • Lees de Theoriebron Model voor Didactische Analyse (DA) goed door. • Bekijk het Werkmodel Model Didactische Analyse van Van Gelder. • Bedenk een tekenles passend bij de casus:

.

Bij deze opdracht ga je een lesvoorbereiding maken voor een tekenles voor groep vijf. Je vult het Werkmodel Model Didactische Analyse van Van Gelder in.

Casus

fb

Theoriebron Model voor Didactische Analyse (DA) <

Lesvoorbereiding

ie

De leerlingen van groep vijf hebben de afgelopen weken tekenlessen gehad over bekende schilders. Nu wil je een tekenles geven over Van Gogh. Je wilt de leerlingen de bekendste schilderijen van Van Gogh laten zien en zijn kenmerkende schilderstijl bespreken, maar je wilt ze vooral veel tijd geven om zelf in die stijl te schilderen.

Is de lesvoorbereiding compleet, staat alles beschreven?

ig

ht

Ed

u'

Ac t

b. Uitvoering • Bedenk wat de beginsituatie van de leerlingen is en wat de lesdoelen zijn. • Bedenk hoe je de onderwijsleersituatie gaat vormgeven. • Bedenk hoe je de evaluatie gaat vormgeven. • Vul het Werkmodel Model Didactische Analyse van Van Gelder in. • Laat de lesvoorbereiding zien aan een medestudent. Laat deze de volgende vragen beantwoorden: • Past de onderwijsleersituatie bij de beginsituatie en lesdoelen?

C

op

yr

c. Reflectie Ben je tevreden met de les zoals je die hebt uitgewerkt? Leg uit.

Kun je je vinden in de feedback die je hebt gekregen? Leg uit.

37


Les voorbereiden - Model voor Didactische Analyse

Oefening 11

Rollenspel

Werkmodel Rollenspel <

fb

Casus

.v

a. Voorbereiding • Lees de Theoriebron Model voor Didactische Analyse (DA). • Lees de casus:

.

Als onderwijsassistent zul je regelmatig overleggen over lesactiviteiten met de leerkracht. In deze opdracht ga je dit oefenen.

Theoriebron Model voor Didactische Analyse (DA) <

ie

Jij bent onderwijsassistent en tijdens rekenen oefen jij altijd extra met een groepje zwakke rekenaars. Het is je opgevallen dat deze kinderen de tafelsommen nog onvoldoende beheersen. Jij wilt dit extra met ze oefenen. Bedenk hiervoor een activiteit en bedenk hoe je dit met de leerkracht gaat bespreken.

Ed

u'

Ac t

• Verdeel de rollen: jullie zijn om de beurt leerkracht, onderwijsassistent en toehoorders. • Bereid je voor op het rollenspel met behulp van het Werkmodel Rollenspel. b. Uitvoering • Speel het rollenspel. Er zijn telkens twee toehoorders en twee spelers (leerkracht en onderwijsassistent). Zorg dat ieder elke rol een keer vervult. De toehoorders geven tips en tops aan de onderwijsassistent. Let op correct taalgebruik en juiste onderbouwing. c. Reflectie Welke tips heb jij gekregen? Ben je het hiermee eens?

ig

ht

Welke tops heb jij gekregen? Ben je het hiermee eens?

Oefening 12

In deze opdracht ga je oefenen met actief luisteren en doorvragen. Je gaat een medestudent bevragen over haar plannen voor het weekend. Stel open vragen en blijf doorvragen tot je alle informatie hebt.

C

op

yr

Werkmodel Zes keer A <

Doorvragen

38

a. Voorbereiding • Je gaat elkaar in tweetallen bevragen over de plannen voor het weekend. Degene die de vragen stelt moet goed proberen open vragen te stellen en door te vragen op de antwoorden. Degene die bevraagd wordt geeft antwoord op de vragen, maar vertelt niet spontaan nog extra dingen. • Maak gebruik van het Werkmodel Zes keer A.


Les voorbereiden - Model voor Didactische Analyse

Denk je dat de ander nu een compleet beeld heeft van jouw weekendplannen?

ie

fb

.v

.

b. Uitvoering • Verdeel de rollen en begin het interview. • Wissel na het gesprek van rol. • Beantwoord de volgende vragen over degene die jou geïnterviewd heeft: • Vond je het een prettig gesprek? Leg uit.

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

Ac t

c. Reflectie Wat vond je makkelijk en wat juist moeilijk aan deze opdracht? Leg uit.

39


Les voorbereiden - Directe instructiemodel

.

Les voorbereiden - Directe instructiemodel

.v

Inleiding

fb

Binnen het onderwijs is het Directe instructiemodel erg populair. Het wordt gebruikt om nieuwe kennis en vaardigheden aan leerlingen te leren. Je gaat nu aan de slag met de zes onderdelen van het Directe instructiemodel.

• •

C

op

yr

ig

ht

Ac t

u'

Je kunt een passende aandachtsrichter bedenken bij het aanleren van kennis en vaardigheden en bedenken hoe je terugblikt op de voorafgaande lesstof. Je kunt de lesdoelen presenteren en een overzicht geven van de leeractiviteiten gericht op kennis en vaardigheden. Je kunt leeractiviteiten inzetten gericht op betekenis opbouwen (aanleren van kennis) en leeractiviteiten gericht op het blootleggen van het stappenplan (aanleren van vaardigheden). Je kunt leeractiviteiten inzetten gericht op het structureren/visualiseren (aanleren van kennis) en leeractiviteiten gericht op begeleid inoefenen (aanleren van vaardigheden). Je kunt zelfstandige verwerkingsopdrachten inzetten (aanleren van kennis) en leeractiviteiten inzetten gericht op automatiseren van de vaardigheid (aanleren van vaardigheden). Je kunt terugblikken op de les gericht op het aanleren van kennis en vaardigheden.

Ed

ie

Leerdoelen

40


Les voorbereiden - Directe instructiemodel

Oefening 1

.

.v

a. Voorbereiding • Lees de Theoriebron Les voorbereiden - Directe instructiemodel. • Denk terug aan een eigen les. Het liefst een les die je zelf in de stage hebt gegeven. Als je nog geen lessen hebt gegeven, denk je terug aan een les die je hebt gevolgd. • Schrijf kort op hoe de start van de les verliep.

Ac t

ie

Werkmodel Directe instructiemodel <

Een belangrijke eerste stap bij het Directe instructiemodel is het ophalen van de voorkennis en het richten van de aandacht: wat weten de leerlingen al van het onderwerp en hoe krijg je hun interesse voor de les? Bij deze opdracht ga je terugdenken hoe dat bij een eerdere les ging.

fb

Theoriebron Les voorbereiden Directe instructiemodel <

Voorkennis ophalen

Welke activiteiten deed jij of de leerkracht om de interesse voor de leerstof op te wekken?

Welke activiteiten deed jij of de leerkracht om de voorkennis van de leerlingen op te halen?

ig

ht

Ed

u'

C

op

yr

b. Uitvoering • Bedenk een (andere) manier om bij deze les de interesse voor de leerstof op te wekken. • Bedenk een (andere) manier om de voorkennis van de leerlingen op te halen. • Beschrijf de nieuwe start van de les.

41


Les voorbereiden - Directe instructiemodel

ie

Werkmodel Directe instructiemodel <

Er zijn veel verschillende manieren om de voorkennis op te halen. Je kunt bijvoorbeeld denken aan een toetsvorm, een spelvorm of een gespreksvorm. Bedenk vier verschillende manieren om de voorkennis op te halen. a. Voorbereiding • Lees de Theoriebron Les voorbereiden – Directe instructiemodel. b. Uitvoering • Bedenk vier manieren waarop je de voorkennis kunt ophalen. Beschrijf ze kort.

Ac t

Theoriebron Les voorbereiden Directe instructiemodel <

Vier keer voorkennis

fb

Oefening 2

.v

.

c. Reflectie Wat heb je geleerd van deze opdracht? Leg uit.

u'

Website Lino <

Werk twee van deze manieren uit als start van een biologieles. Ga ervan uit dat je leerlingen van groep vier een les over afval scheiden wilt geven. De leerlingen hebben hier nog geen les over gehad, maar hebben hier in het dagelijks leven wel mee te maken. • Maak voor elke manier een poster in Lino. Zorg dat op de poster duidelijk wordt wat het onderwerp van de les is, wat de beginsituatie van de leerlingen is en hoe de voorkennis wordt opgehaald. c. Reflectie • Vond je het lastig goede manieren te bedenken? Leg uit.

C

op

yr

ig

ht

Ed

42


Les voorbereiden - Directe instructiemodel

Oefening 3

Rekenmethode

.v

a. Voorbereiding • Lees de Theoriebron Les voorbereiden – Directe instructiemodel goed door. • Kies uit de handleiding van een rekenmethode een les. • Welke lesdoelen heeft deze les?

.

De tweede fase van het Directe instructiemodel is het presenteren van de doelen. In deze opdracht ga je dit oefenen.

Theoriebron Les voorbereiden Directe instructiemodel <

ie

fb

Werkmodel Lesbrief <

Ed

u'

Ac t

b. Uitvoering • Maak een stukje van een lesvoorbereiding volgens het Directe instructiemodel. Gebruik het Werkmodel Lesbrief. Vul de leerdoelen en de beginsituatie in. Werk uit hoe je de aandacht richt, de voorkennis ophaalt en de lesdoelen presenteert. • Geef dit stukje van de les aan drie medestudenten. Vraag tips en tops. c. Reflectie Welke tips en top heb je gekregen?

ig

ht

Aan welke van deze tips en tops heb je het meeste? Leg uit.

Oefening 4

Er is een verschil tussen lessen in kennis en lessen in vaardigheden. In deze opdracht leer je het verschil tussen deze twee. a. Voorbereiding • Lees de Theoriebron Les voorbereiden – Directe instructiemodel. • Houd tijdens twee schooldagen een lijst bij van alle werkvormen die je voorbij ziet komen in de lessen die je volgt.

C

op

yr

Theoriebron Les voorbereiden Directe instructiemodel <

Lijst

43


Les voorbereiden - Directe instructiemodel

b. Uitvoering Bedenk voor elke werkvorm of die passend is voor het oefenen van een vaardigheid of voor het aanleren van kennis en bedenk bij elke werkvorm een passend lesdoel. Vul de tabel in. EĂŠn voorbeeld is al ingevuld. Vaardigheid of kennis

Passend lesdoel

Invulopdracht

Kennis

Aan het eind van de les kennen de studenten de fasen van het Directe instructiemodel

Ed

u'

Ac t

ie

fb

.v

.

Werkvorm

ht

c. Reflectie Heb je veel verschillende werkvormen gezien?

C

op

yr

ig

Vond je het lastig om te bepalen of een werkvorm passend is voor kennisdoelen of voor vaardigheidsdoelen? Leg uit.

44


Les voorbereiden - Directe instructiemodel

Oefening 5

a. Voorbereiding • Lees de Theoriebron Les voorbereiden – Directe instructiemodel goed door. • Kies drie lessen uit de handleiding van een aardrijkskundemethode. • Welke werkvormen worden in deze lessen gebruikt?

.

Bij deze opdracht gaan jullie drie aardrijkskundelessen zo aanpassen dat zij volgens het Directe instructiemodel gegeven kunnen worden.

.v

Theoriebron Les voorbereiden Directe instructiemodel <

Aardrijkskunde

ie

fb

Werkmodel Lesbrief <

Zijn er goede, passende werkvormen gekozen? Leg uit.

ig

ht

Ed

u'

Ac t

b. Uitvoering • Bedenk voor alle drie de lessen andere werkvormen. • Maak voor elke les een (stukje van een) lesvoorbereiding. Gebruik het Werkmodel Lesbrief. • Laat de lesvoorbereidingen zien aan twee medestudenten. Laat hen de volgende vragen beantwoorden: • Zijn de fasen van het Directe instructiemodel goed uitgewerkt? Leg uit.

C

op

yr

c. Reflectie Vond je dit een lastige of juist makkelijke opdracht? Leg je antwoord uit.

45


Les voorbereiden - Directe instructiemodel

Oefening 6 Website YouTube <

Filmpje maken In deze opdracht ga je een stappenplan maken voor het aanleren van vaardigheden. Dit stappenplan is een onderdeel van een instructie over werkwoordspelling. Van deze instructie ga je vervolgens een filmpje maken.

Schrijf een instructie hoe je deze stappen kunt uitleggen aan leerlingen van groep 7.

Bedenk hoe je deze instructie kunt filmen. Regel een locatie, een camera en verdeel de rollen. Als jullie inspiratie nodig hebben, kun je op YouTube zoeken op ‘flipping the classroom’. Je krijgt dan veel filmpjes van docenten die hun instructie hebben gefilmd. b. Uitvoering • Neem het filmpje op. • Laat het filmpje zien aan vier vrienden, kennissen of familieleden. Kunnen zij jullie stappenplan goed volgen? Wat voor feedback geven zij?

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

Ac t

ie

fb

.v

.

a. Voorbereiding • Maak een stappenplan voor het correct schrijven van het voltooid deelwoord. Schrijf de stappen op.

46

c. Reflectie Vond je het lastig een stappenplan te maken? Leg uit.


Les voorbereiden - Directe instructiemodel

ie

a. Voorbereiding • Lees de Theoriebron Les voorbereiden – Directe instructiemodel goed door. • Maak een stappenplan om leerlingen van groep vijf uit te leggen wanneer je een zelfstandig naamwoord schrijft met een -d op het eind en wanneer met een -t. (boot/hond).

Ac t

Werkmodel Lesbrief <

Je gaat oefenen met het geven van een begeleide inoefening, fase vier uit het Directe instructiemodel voor het aanleren van vaardigheden.

u'

Theoriebron Les voorbereiden Directe instructiemodel <

Begeleide inoefening

fb

Oefening 7

.v

.

Ben je tevreden over de manier waarop de opdracht is uitgevoerd? Leg uit.

Maak een lesvoorbereiding volgens het Directe instructiemodel voor dit spellingsprobleem. Gebruik het Werkmodel Lesbrief. Besteed vooral aandacht aan de instructie en begeleide inoefening. Zorg dat je de leerlingen langzaam steeds meer zelf laat doen. Gebruik de methode van hardop denken. b. Uitvoering • Geef de instructie en de begeleide inoefening aan drie medestudenten. • Vraag feedback. c. Reflectie Lukte het om het stappenplan uit te leggen?

yr

ig

ht

Ed

C

op

Lukte het om de leerlingen langzaam steeds meer zelf te laten doen?

47


Les voorbereiden - Directe instructiemodel

Oefening 8

fb

Bij het aanleren van kennis moeten de leerlingen veel onthouden. Een visueel schema kan hier goed bij helpen. In deze opdracht ga je zo’n schema maken.

ie

a. Voorbereiding • Lees de Theoriebron Les voorbereiden – Directe instructiemodel goed door. • Zoek informatie over het tropisch regenwoud. • Maak een lijstje van informatie die jullie aan de leerlingen willen overbrengen. b. Uitvoering • Maak een visueel schema voor deze les. Gebruik de Website Easel. • Print het schema uit en presenteer het aan de klas. • Vergelijk de schema’s. • Welke punten vind jij goed aan de andere schema’s?

Ed

u'

Website Easel <

Visueel schema

Ac t

Theoriebron Les voorbereiden Directe instructiemodel <

.v

.

Welke feedback heb je gekregen? Ben je het hiermee eens?

C

op

yr

ig

ht

c. Reflectie Wat zou jij aan jouw schema veranderen als je de opdracht opnieuw zou moeten doen? Leg uit.

48


Les voorbereiden - Directe instructiemodel

Oefening 9

De vijfde fase van het Directe instructiemodel voor het aanleren van vaardigheden bestaat uit het automatiseren van de vaardigheid. Deze fase kan vaak ook door middel van een app of computerspel uitgevoerd worden. In deze opdracht maak je een lesvoorbereiding waarbij het automatiseren via de computer of tablet plaatsvindt.

.

Werkmodel Lesbrief <

Spelletje

Ac t

ie

fb

.v

a. Voorbereiding • Ga op zoek naar rekenapps en rekengames. Maak een lijstje van de resultaten.

Kies een van de rekenspellen uit die geschikt is voor het automatiseren van een vaardigheid. b. Uitvoering • Bepaal welk lesdoel met dit rekenspel geoefend kan worden en welke beginsituatie hierbij past.

Bepaal het stappenplan dat in de instructie aangeboden moet worden.

yr

ig

ht

Ed

u'

Maak een volledige lesvoorbereiding volgens het Directe instructiemodel voor deze les. Gebruik het Werkmodel Lesbrief. c. Reflectie Zou je het automatiseren van een vaardigheid via de computer/tablet willen laten doen? Leg uit.

C

op

49


Les voorbereiden - Directe instructiemodel

Oefening 10

Engels Als leerlingen Engelse woordjes hebben geleerd, moeten ze dit in fase vijf van het Directe instructiemodel voor het aanleren van kennis, zelfstandig verwerken. In deze opdracht ga je een zelfstandige verwerking bedenken.

fb

Engels

u'

Ac t

ie

Nederlands

.v

.

a. Voorbereiding De leerlingen hebben een les gehad over lichaamsdelen in het Engels. Maak een lijstje van tien lichaamsdelen met de Engelse vertaling.

ht

Ed

b. Uitvoering • Bedenk op welke manier de leerlingen deze lesstof zelfstandig kunnen verwerken. • Werk de zelfstandige verwerking uit. Maak of zoek alle materialen die je nodig hebt (werkbladen, apps enzovoort). • Laat twee medestudenten de zelfstandige verwerking uitvoeren. Waren alle opdrachten duidelijk genoeg? Leg uit.

yr

ig

c. Reflectie Ben je tevreden over jouw zelfstandige verwerkingsopdrachten? Leg uit.

C

op

Oefening 11

Theoriebron Les voorbereiden Directe instructiemodel < Website Prezi <

50

Evaluatie poster De laatste fase van het Directe instructiemodel is de terugblik, waarin de les wordt geëvalueerd. Dat kan op verschillende manieren. a. Voorbereiding • Lees de Theoriebron Les voorbereiden – Directe Instructie goed door. • Maak in Word een lijst met zo veel mogelijk manieren om een les te evalueren. b. Uitvoering • Kies een van de manieren uit de brainstormlijst om deze training te evalueren. Werk die uit. • Maak een presentatie in Prezi waarin je alle typen van evaluatie laat zien en waarin je de uitgewerkte evaluatie van deze training laat zien.


Les voorbereiden - Directe instructiemodel

.v

.

c. Reflectie Wat heb je van deze training geleerd? Wat bleek uit de evaluatie? Leg uit.

Wat heb je geleerd?

ie

Oefening 12

fb

Welke manier van evalueren heeft je verrast? Leg uit.

Op het internet kun je veel voorbeeldlessen vinden. In deze opdracht ga je evaluatievragen bedenken voor een bestaande les.

Ac t

Website Kunststof overal <

ht

Ed

u'

a. Voorbereiding • Bekijk de voorbeeldles op de Website Kunststof overal. b. Uitvoering • Bedenk nu op welke wijze je deze les gaat evalueren. Zorg dat je zowel de inhoud (product) als het proces evalueert. • Bedenk vijf productevaluatievragen en vijf procesevaluatievragen. • Bespreek je evaluatievragen met een medestudent. Vergelijk jullie vragen op overeenkomsten en verschillen. c. Reflectie • Vind je het makkelijk of juist moeilijk om evaluatievragen te bedenken voor een al bestaande les?

Directe instructie

ig

Oefening 13

In deze opdracht ga je alle stappen uit het Directe instructiemodel verwerken in een lesvoorbereiding. a. Voorbereiding • Kies een van de volgende onderwerpen: – Keersommen uitleggen aan groep 4 – Werkwoordspelling voltooid deelwoord uitleggen aan groep 7 – Het onderwerp van een zin vinden uitleggen aan groep 5. • Lees in de Theoriebron Les voorbereiden – Directe instructiemodel wat de fasen van het Directe instructiemodel zijn. b. Uitvoering • Maak een lesvoorbereiding volgens het Directe instructiemodel. Maak gebruik van het Werkmodel Lesbrief.

C

op

yr

Theoriebron Les voorbereiden Directe instructiemodel < Werkmodel Lesbrief <

51


Les voorbereiden - Directe instructiemodel

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

Ac t

ie

fb

Komen alle fasen van het Directe instructiemodel terug in de les?

.v

.

c. Reflectie Vond je het lastig de les voor te bereiden?

52


Verlengde en verkorte instructie geven

.

Verlengde en verkorte instructie geven

.v

Inleiding

Ed

u'

Ac t

ie

fb

Niet alle leerlingen hebben evenveel instructie nodig. Sommige snappen de lesstof al na één keer uitleg, andere moeten het wel vier of vijf keer horen. Om effectief les te geven, moet je rekening houden met deze verschillen. Dit heeft differentiëren.

Aan de instructietafel kun je verlengde instructie geven.

ht

Leerdoelen

Je kunt vaststellen of een leerling instructieonafhankelijk, instructiegevoelig of instructieafhankelijk is. Je kunt een verkorte instructie geven. Je kunt een verlengde instructie geven. Je kunt een les geven met een verlengde en verkorte instructie.

ig

yr

• • •

C

op

Oefening 1

Theoriebron Verlengde en verkorte instructie < Artikel Foutenanalyse <

Dictee Niet alle leerlingen hebben dezelfde instructiebehoefte. In deze opdracht ga je bepalen wie er behoefte hebben aan verlengde instructie en wie aan verkorte instructie. a. Voorbereiding • Lees de Theoriebron Verlengde en verkorte instructie. • Bestudeer het Artikel Foutenanalyse. Dit is een voorbeeld van een foutenanalyse van het CITO-leerlingvolgsysteem.

53


Verlengde en verkorte instructie geven

b. Uitvoering • De spellingsles van vandaag gaat over woorden met (-)eeuw, (-)ieuw of (-)uw. • Van welke leerlingen verwacht je dat ze een verlengde instructie nodig zullen hebben?

Beschrijf hoe je de les inricht.

.

Ac t

ie

fb

c. •

Welke leerlingen komen in aanmerking voor verkorte instructie?

.v

Oefening 2

In deze opdracht ga je uitleggen wie in aanmerking komt voor verlengde en wie voor verkorte instructie. a. Voorbereiding • Lees de Theoriebron Verlengde en verkorte instructie goed door. • Geef voor de begrippen in je eigen woorden aan wat zij betekenen:

ig

Website Lino <

Muurkrant

ht

Theoriebron Verlengde en verkorte instructie <

Ed

u'

d. Reflectie Vond je het lastig de juiste gegevens uit de tabel te halen? Leg uit.

C

op

yr

Verkorte instructie:

54

Verlengde instructie:

Instructieonafhankelijk:


Verlengde en verkorte instructie geven

.

Instructiegevoelig:

fb

.v

Instructieafhankelijk:

a. Voorbereiding • Lees de Theoriebron Verlengde en verkorte instructie goed door. • Bekijk het Werkmodel Interview. • Leg contact met een basisschool en vraag of er een leerling is die je mag interviewen. Maak een afspraak. • Bedenk vragen die je de leerling wilt stellen. Zorg dat je in het interview informatie krijgt over hoe hij de verkorte instructie beleeft.

ig

Werkmodel Interview <

In deze opdracht ga je een leerling interviewen die verkorte instructie krijgt. Aan de hand van zijn ervaringen maak je een lesvoorbereiding.

ht

Theoriebron Verlengde en verkorte instructie <

Interview

Ed

Oefening 3

u'

Ac t

ie

b. Uitvoering • Maak in Lino een muurkrant waarin je de termen verkorte instructie, verlengde instructie, instructieonafhankelijk, instructiegevoelig en instructieafhankelijk uitlegt. • Laat de muurkrant zien aan iemand die niets met onderwijs te maken heeft. Vraag deze persoon of alle termen duidelijk zijn uitgelegd. c. Reflectie Waren alle termen duidelijk uitgelegd? Hoe komt dat denk je?

C

op

yr

Werkmodel Lesbrief <

• •

Voer het interview uit. Werk het interview uit in Word.

55


Verlengde en verkorte instructie geven

fb

.v

.

b. Uitvoering • Welke ervaringen van de geïnterviewde leerling wil je terug laten komen in de lesvoorbereiding? Wat ging volgens deze leerling goed en wat juist niet?

Maak een lesvoorbereiding voor een les bij het vak waar de leerling verkorte instructie krijgt. Geef in je lesvoorbereiding duidelijk aan hoe je de verkorte instructie vormgeeft. Gebruik het Werkmodel Lesbrief. c. Reflectie Is het gelukt rekening te houden met alle punten die de leerling belangrijk vindt? Leg uit.

u'

Ac t

ie

Het is soms lastig te bepalen wat leerlingen die verkorte instructie krijgen precies wel en niet moeten maken. In nieuwere methoden staat dit vaak aangegeven. a. Voorbereiding • Bekijk een routeboekje voor rekenen. Bekijk de lessen van één hoofdstuk. Wat vind je over de hoeveelheid oefeningen die de leerlingen mee moeten doen?

ig

Website SLO <

Routeboekjes

ht

Oefening 4

Ed

Denk je dat het je tijdens de stages ook gaat lukken de verkorte instructie goed uit te voeren? Leg uit.

C

op

yr

Werkmodel Lesbrief <

56

Als leerlingen maar weinig van de reguliere lesstof hoeven te maken, moeten ze goede verrijkingsstof aangeboden krijgen. Maak een lijst van mogelijke verrijkingsstof. Let op dat het wel echt verrijkend is en niet meer van de reguliere lesstof op een ander manier.


Verlengde en verkorte instructie geven

fb

.v

.

b. Uitvoering • Maak een lesvoorbereiding voor een rekenles waarbij de instructieonafhankelijke leerlingen maar weinig reguliere lesstof hoeven te maken. Besteed vooral aandacht aan wat deze leerlingen moeten doen. Gebruik het Werkmodel Lesbrief. • Bespreek de lesvoorbereidingen klassikaal. Waar liepen jullie tegenaan?

Oefening 5

a. Voorbereiding • Bekijk het Filmpje Verlengde instructie. • Beantwoord de vragen:

u'

Werkmodel Lesbrief <

Je gaat het Filmpje Verlengde instructie bekijken. Je maakt een lesvoorbereiding voor de les uit het filmpje.

Ed

Filmpje Verlengde instructie <

Filmpje verlengde instructie

Ac t

ie

c. Reflectie Welke punten uit deze opdracht ga jij meenemen naar je stage? Wat wil je gaan gebruiken?

Wat is het onderwerp van de les?

ht

Welke fase van het directe instructiemodel is dit?

ig

Wat doet de rest van de klas?

C

op

yr

b. Uitvoering • Maak een lesvoorbereiding voor deze les. Besteed vooral aandacht aan wat de verlengde-instructiegroep doet, maar geef ook duidelijk aan wat de rest van de klas moet doen. Wat zijn de voorwaarden om goed met de instructiegroep te kunnen werken? Maak gebruik van het Werkmodel Lesbrief. c. Reflectie Welke punten uit deze opdracht ga jij meenemen naar je stage? Wat wil je gaan gebruiken?

57


Verlengde en verkorte instructie geven

Oefening 6

.v

.

a. Voorbereiding • Lees de beginsituatie en de lesdoelen: • De leerlingen zijn ongeveer zeven jaar oud. Ze hebben eerder plus- en minsommen gemaakt, maar dit is de eerste les waarbij de sommen over het tiental gaan. • De lesdoelen zijn: – Aan het eind van de les hebben de leerlingen van de plussommen minimaal vijf sommen goed. – Aan het eind van de les hebben de leerlingen van de minsommen minimaal vijf sommen goed. • Beschrijf hoe je de verlengde instructie gaat geven en maak een stappenplan.

Ac t

ie

Werkmodel Observatieformulier <

Bij deze opdracht ga je een verlengde instructie geven voor een rekenles in groep 4. Het onderwerp is: sommen die over het tiental gaan (dus 16+6=, 21-5=). Besteed in de lesvoorbereiding vooral aandacht aan de verlengde instructie.

fb

Theoriebron Verlengde en verkorte instructie <

Verlengde instructie

Verdeel de rollen: één student geeft de instructie, twee studenten spelen leerlingen die behoefte hebben aan een verlengde instructie en één student observeert met behulp van het Werkmodel Observatieformulier. Bereid je voor op je rol (de leerlingen stellen bijvoorbeeld veel vragen). b. Uitvoering • De onderwijsassistent geeft de verlengde instructie. De observant observeert. • Bespreek de observaties. De observant geeft op basis van zijn observaties feedback. c. Reflectie Ben je het eens met de feedback die je hebt gekregen? Leg uit.

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

58


Verlengde en verkorte instructie geven

Oefening 7 Werkmodel Lesbrief <

Lesvoorbereiding verlengde en verkorte instructie In de meeste klassen zitten zowel leerlingen die een verlengde als leerlingen die een verkorte instructie nodig hebben. Bij deze opdracht maak je een les met een verkorte en een verlengde instructie. Het is een les voor groep zes met als onderwerp: het bepalen van de persoonsvorm.

fb

.v

.

a. Voorbereiding • Zoek uit hoe je de persoonsvorm uit een zin haalt. Schrijf hiervoor een stappenplan.

Beschrijf de beginsituatie van de klas.

Beschrijf de leerdoelen.

Wat laat je de instructieonafhankelijke leerlingen doen?

Wat laat je de instructiegevoelige leerlingen doen?

ig

ht

Ed

u'

Ac t

ie

Wat laat je de instructieafhankelijke leerlingen doen?

b. Uitvoering • Maak een lesvoorbereiding voor deze les met behulp van het Werkmodel Lesbrief. Beschrijf goed wat elke instructiegroep doet.

C

op

yr

59


Verlengde en verkorte instructie geven

C

op

Ac t

yr

ig

ht

Werkmodel Observatieformulier <

a. Voorbereiding • Je gaat een instructie geven over een bestaande les. Bekijk de Website Vensterplaten. Daar vind je ‘Vensterlessen’, dit zijn voorbeeldlessen. Kies één Vensterles uit en lees de les door. • Kies een onderdeel uit de les waarover je instructie wilt geven waarbij ook opdrachten gemaakt kunnen worden. Het is van belang dat de leerlingen na jouw instructie direct aan de slag kunnen, omdat je dan aandacht kunt geven aan de leerlingen die een verlengde instructie nodig hebben. • Beschrijf in Word hoe je de instructie wilt geven. Maak een normale, een verlengde en een verkorte instructie. • Verdeel de rollen: één student geeft de instructies, één student speelt de instructieonafhankelijke leerling, één student speelt de instructiegevoelige leerling, één student speelt de instructieafhankelijke leerling en één student observeert de instructies met behulp van het Werkmodel Observatieformulier. b. Uitvoering • Geef de instructies zoals voorbereid. De observant observeert. • De observaties van de observant worden besproken. De observant geeft feedback op basis van de observaties. • Wissel van rol. c. Reflectie Hoe heb jij het ervaren om drie verschillende soorten instructies te geven in één les?

u'

Website Vensterplaten <

Je weet nu heel veel over instructie geven op verschillende niveaus. Je gaat nu een instructie geven aan vier medestudenten. Hierbij verdeel je de groep en geef je een normale, verkorte en verlengde instructie.

Ed

Theoriebron Verlengde en verkorte instructie <

Instructie(s) binnen een geschiedenisles

fb

Oefening 8

Denk je dat het jou lukt om op drie niveaus instructie te geven? Leg uit.

ie

.v

.

c. Reflectie • Vond je het lastig om alle groepen in de lesvoorbereiding op te nemen? Leg uit.

60

Welke feedback heb jij gekregen? Ben je het eens met de feedback?


Theoriebron Instructie geven

.

Theoriebron Instructie geven

.v

Inleiding

Ed

u'

Ac t

ie

fb

Als onderwijsassistent zul je vaak instructie moeten geven. Instructies kunnen een onderdeel van de les zijn maar je kunt ook je hele les baseren op instructie. Als onderwijsassistent (en docent) richt je de instructie zo in dat je de leerlingen stapsgewijs naar het einddoel begeleidt. Je hebt een helder doel voor ogen, biedt een duidelijke structuur aan en laat de handelingen in een vaste volgorde verlopen.

Met gebaren ondersteun je je uitleg.

ht

Instructie als werkvorm en als basis voor je les

C

op

yr

ig

Instructie is sterk leerkrachtgestuurd. Instructie geven doe je als je informatie wilt doorgeven, kennis wilt presenteren of een nieuw onderwerp wilt inleiden. Er zijn twee soorten instructies. 1. Instructie als werkvorm Instructiewerkvormen zijn een van de vijf soorten werkvormen (naast interactie-, opdracht-, samenwerkings-, en spelwerkvormen). Werkvormen zijn de werkwijzen waarmee de leerdoelen behaald worden. De instructie is in dat geval een kort onderdeel van de les. 2. Instructie als basis voor je hele les De les is dan opgebouwd volgens het Directe instructiemodel. Dit model wordt in een andere theoriebron verder toegelicht.

61


Theoriebron Instructie geven

De zes onderdelen van een complete instructie

fb

.v

.

Vaak geef je instructie om de leerlingen zelfstandig aan het werk te zetten. Een complete instructie bestaat dan uit zes onderdelen: 1. Wat ga je doen? 2. Hoe ga je het doen? 3. Hoelang krijg je hiervoor? 4. Welke hulp mag je gebruiken? 5. Wat ga je doen als je klaar bent? 6. Wat doen we met deze opbrengst?

Ac t

Instructietijd

ie

Wanneer je een les voorbereidt, moet je antwoord kunnen geven op deze vragen. Als leerlingen deze informatie hebben voor ze aan het werk gaan, voorkom je onrust tijdens de les.

Ed

u'

De instructietijd is de tijd die je besteedt aan het geven van instructie. Het is van belang dat je deze tijd zo effectief mogelijk gebruikt. Als leerlingen moeten wachten omdat jij je voorbereidingen niet op orde hebt, kost dat tijd die aan zinvollere of leukere dingen besteed kan worden. Bovendien raak je de aandacht en concentratie van de leerlingen kwijt. Effectief gebruikmaken van de instructietijd betekent niet alleen dat je geen tijd moet verspillen, maar ook dat je de instructie geeft die de leerlingen nodig hebben. Hiervoor moet je de leerlingen goed kennen en weten wat hun beginsituatie is. Als je instructie geeft aan een klas, hebben niet alle leerlingen evenveel behoefte aan instructie. Sommige leerlingen zullen de stof sneller begrijpen dan andere leerlingen. Als leerkracht moet je hier rekening mee houden.

ht

Non-verbale communicatie en verbale communicatie van de leerkracht

C

op

yr

ig

De non-verbale communicatie moet de verbale communicatie ondersteunen. Als je ergens naar wijst of met een handgebaar iets nadoet, helpt dat bij het begrip van de leerlingen. Zeker voor leerlingen die het lastig vinden veel tekst te verwerken. Dit geldt ook voor het gebruik van afbeeldingen. Uit onderzoek is gebleken dat leerlingen meer onthouden wanneer er gebruikt wordt gemaakt van afbeeldingen of animaties bij de uitleg.

62

Door je houding en gezichtsuitdrukking kun je uitstralen dat jij plezier hebt in de les. Op deze manier hou je de leerlingen beter betrokken. Een leerkracht die stil op een stoel zit en allen maar praat, houdt minder makkelijk de aandacht vast dan een leerkracht die rondloopt, gebaren maakt en met stemgebruik en gezichtsuitdrukking laat zien dat hij het interessant vindt.


Theoriebron Instructie geven

Leerlinggedrag

ie

Leerkrachtcompetenties

fb

.v

.

Aan het gedrag van de leerlingen is vaak af te lezen of de instructie goed is. Een instructie geef je om leerlingen iets uit te leggen. Om dat effectief te doen, moet de instructie aansluiten bij de leerlingen. De instructie moet niet te moeilijk zijn, maar ook niet te makkelijk. De leerlingen moeten weten waarom het zinvol is om te luisteren en de instructie moet prettig zijn om naar te luisteren. Als de instructie het juiste niveau heeft, het belang van de instructie duidelijk is en de instructie op een prettige manier wordt gebracht, zullen de leerlingen (meestal) actief meedoen. Is de instructie niet op het juiste niveau, is het belang niet duidelijk of wordt het niet goed (saai) gebracht, dan zullen leerlingen (meestal) niet goed meedoen. Sommige leerlingen gaan andere dingen doen of de les verstoren, anderen zullen juist gaan wegdromen.

Ac t

Leerkrachtcompetenties zijn de vaardigheden die je als leerkracht moet hebben. Een goede instructie geven vraagt behoorlijk wat competenties.

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

Een goede instructie moet aansluiten bij het niveau van de leerlingen. Als leerkracht moet je dit niveau dus kunnen bepalen en vertalen naar een instructie waarbij je de leerlingen een stapje verder helpt. Dit is best lastig, zeker als je bedenkt dat er vaak 25 of meer leerlingen in de klas zitten, die allemaal een iets ander niveau hebben. Dan moet je als leerkracht het doel van de instructie bepalen en dit kunnen overdragen aan de leerlingen. Vervolgens moet je een passende instructievorm kiezen, één waarbij het doel op de beste manier bereikt wordt. Vervolgens met je de instructie op passende wijze brengen, op zo’n manier dat je de aandacht van de leerlingen vasthoudt. Ondertussen moet je goed blijven opletten: blijven de leerlingen wel betrokken? Als je merkt dat de aandacht wegglijdt, moet je razendsnel schakelen: Hoe komt dit? Moet je het niveau aanpassen?

63


Theoriebron Instructiewerkvormen

.

Theoriebron Instructiewerkvormen

.v

Inleiding

Ed

u'

Ac t

ie

fb

Instructiewerkvormen zijn een van de vijf soorten werkvormen. Werkvormen zijn onderdeel van de onderwijsleersituatie, de kern van de les. Je leert vier verschillende instructiewerkvormen en leert wanneer je deze kunt inzetten.

Een verhaal vertellen is een manier van instructie geven waarbij je de leerlingen goed kunt betrekken.

ht

Didactische werkvormen

C

op

yr

ig

De didactische werkvorm is de manier waarop de onderwijsleersituatie wordt ingericht. Didactische werkvormen kun je onderverdelen in vijf categorieĂŤn: 1. instructievormen Hieronder vallen bijvoorbeeld demonstreren, vertellen, doceren, een stappenplan uitleggen of een theoretisch verhaal houden. 2. interactievormen Hierbij wisselen de leerlingen onderling of met de leerkracht ervaringen en kennis uit. 3. opdrachtvormen Hierbij krijgen de leerlingen taken die zij zelfstandig uitvoeren. 4. samenwerkingsvormen Hierbij werken de leerlingen in groepjes of tweetallen. 5. spelvormen Hieronder valt vrij spel, leerspel en rollenspel.

64

De keuze voor een didactische werkvorm hangt samen met het doel van de les, de beginsituatie van de leerlingen en de leeractiviteiten (wat wil je dat de leerlingen gaan doen). Dit hoofdstuk gaat over instructie als werkvorm. Deze werkvorm is sterk leerkrachtgestuurd en is vooral geschikt voor het overbrengen van kennis, het wekken van interesse, het samenvatten van de leerstof en het geven van richtlijnen voor taken. Bij het geven van


Theoriebron Instructiewerkvormen

instructie moet de leerkracht zorgen dat de instructie aansluit bij de voorkennis, doelen en verwachtingen duidelijk maken, de instructie helder opbouwen en concrete voorbeelden geven, en zo veel mogelijk aansluiten bij de interesse en het tempo van de leerlingen.

.v

.

Doceren

Demonstreren

Ac t

ie

fb

Doceren is iets uitleggen of mededelen. Het is de meest klassieke vorm van instructie geven. De leerkracht houdt een betoog en stelt af en toe wat vragen aan de leerlingen om te controleren of de lesstof duidelijk is. Deze manier van instructie geven kan zeer effectief zijn. Voorwaarde hiervoor is dat je als leerkracht een duidelijk verhaal vertelt. Zorg dat je weet wat het doel van de instructie is en wat je wilt vertellen om dat doel te bereiken. Zorg dat de opstelling van de klas zo is dat je oogcontact kunt maken met alle leerlingen. En zorg dat je je verhaal ondersteunt, bijvoorbeeld met afbeeldingen, een PowerPointpresentatie of met aantekeningen op het bord. Bij het doceren is het van belang dat je contact houdt met de leerlingen. Dit kan door vragen te stellen, maar ook door de leerlingen goed te observeren. Als je merkt dat de aandacht wegzakt, moet je proberen de instructie zo aan te passen dat de leerlingen weer geactiveerd worden.

ht

Ed

u'

Demonstreren is iets voordoen of laten zien. Hierbij kun je bijvoorbeeld denken aan een proefje bij biologie of scheikunde. De leerkracht doet het voor en de leerlingen kijken toe en verwoorden eventueel wat zij zien. Bij het houden van een demonstratie is het van belang dat alle benodigdheden klaar staan en dat de proef groot genoeg is om door de hele klas gezien te worden. Een demonstratie maakt het makkelijker om aan te sluiten bij de werkelijkheid. Door de lesstof te laten zien in plaats van te vertellen, is het beter te volgen voor leerlingen die verbaal minder sterk zijn. Ook zijn leerlingen vaak nieuwsgierig naar de demonstratie, wat ze erg betrokken maakt. Een variant van demonstreren is ‘modelen’. Modelen betekent dat jij als leerkracht voordoet hoe je een vraagstuk oplost. Bij de paragraaf over het stappenplan wordt dit verder uitgelegd.

ig

Vertellen

C

op

yr

Bij vertellen als didactische werkvorm wordt een verhaal gebruikt als instructie. Deze manier kan heel goed werken om leerlingen te betrekken bij een onderwerp. Het kan bijvoorbeeld ingezet worden als inleiding van een nieuw thema. Bij een goede vertelling kan de leerling zich identificeren met een hoofdpersoon. Door mee te leven met deze persoon krijgt het verhaal betekenis. In het verhaal kan dan tegelijkertijd nieuwe kennis worden aangeboden. Een vertelling moet je goed voorbereiden. Allereerst moet er een verhaal zijn dat aansluit bij de lesdoelen. Soms is dat een bestaand verhaal, soms zul je het zelf moeten schrijven. Een goede vertelling doe je uit het hoofd, zodat je je handen vrij hebt voor ondersteunende gebaren. Je moet het verhaal dus goed kennen. Soms is het spannend om (voor het eerst) een vertelling te doen. Na een paar keer oefenen wordt het makkelijker. Na de vertelling kan ervoor gekozen worden het verhaal te bespreken en te verhelderen. Welke feiten kunnen we uit het verhaal halen?

65


Theoriebron Instructiewerkvormen

Stappenplan

ie

Theoretisch verhaal

fb

.v

.

Wanneer leerlingen een vaardigheid moeten leren, maak je vaak gebruik van een stappenplan. Je leert de leerlingen dat ze eerst dit en dan dat doen. Deze instructievorm wordt vaak gebruikt bij rekenen of begrijpend lezen. Je kunt het stappenplan tonen en uitleggen, maar het blijkt erg effectief te zijn om het stappenplan te modelen. Dit is een variant van demonstreren. Modelen wordt veel gebruikt bij rekenen en begrijpend lezen. Het is een manier om leerlingen strategieĂŤn en vaardigheden aan te leren. Wanneer je als leerkracht modelt fungeer jij als rolmodel. Je verwoordt hardop wat de leerling zou moeten doen en denken. Door telkens dezelfde stappen te herhalen, slijt dit stappenplan in bij de leerling. Hiervoor moet je natuurlijk wel zelf goed de lesstof beheersen en telkens dezelfde denkstappen uitvoeren.

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

Ac t

Wanneer je een heleboel informatie wilt vertellen, kun je ervoor kiezen om een theoretisch verhaal te houden. Hierbij gaat het echt om het verbaal overbrengen van veel kennis. Deze vorm lijkt op doceren, maar anders dan bij doceren gaat het hier niet om het uitleggen van een taak of een opdracht. Een voorbeeld van een theoretisch verhaal als instructievorm is bijvoorbeeld een hoorcollege. De docent vertelt veel nieuwe kennis en is het grootste deel van de tijd aan het woord. In het basisonderwijs kun je er soms voor kiezen om deze vorm te gebruiken, wanneer je de leerlingen veel kennis wilt aanleren, bijvoorbeeld bij geschiedenis of biologie. Het is dan van belang dat je de leerlingen betrokken weet te houden. Zorg dat de instructie goed aansluit bij de beginsituatie en de interesse van leerlingen. Houd de leerlingen actief betrokken door vragen te stellen en zorg dat de instructie niet te lang duurt. Over het algemeen zakt de aandacht na vijftien minuten weg.

66


Theoriebron Model voor Didactische Analyse (DA)

.

Theoriebron Model voor Didactische Analyse (DA)

.v

Inleiding

Ed

u'

Ac t

ie

fb

Wanneer je lesgeeft, wil je daarmee iets bereiken. Je wilt dat de leerlingen aan het eind van de les iets geleerd hebben. Om dat te bereiken, moet je voor jezelf duidelijk hebben wat je de leerlingen wilt leren. Ook moet jou bekend zijn wat zij al weten over het onderwerp. De onderwijsactiviteiten moeten aansluiten bij de leerdoelen en de leerlingen. En tot slot wil je aan het eind van de les controleren of je doelen gehaald zijn.

ht

Het model Didactische Analyse (DA) van Van Gelder

Het Model Didactische Analyse van Van Gelder

ig

Van Gelder (1969) heeft het Model Didactische Analyse ontwikkeld. Dit model kun je gebruiken bij het voorbereiden van lessen en leeractiviteiten. Het gebruik van een model bij het voorbereiden van je lessen zorgt ervoor dat de leeractiviteiten aansluiten bij de leerdoelen en de leerdoelen passen bij de beginsituatie van de leerlingen. Bij het Model Didactische Analyse stel je jezelf bij het voorbereiden van de les zeven sleutelvragen: • Wat wil ik bereiken met deze les? (leerdoelen) • Waar moet ik beginnen? (beginsituatie) • Welke leerstof heb ik nodig? (leerstof) • Welke didactische werkvormen ga ik daarbij gebruiken? (handelen van de leerkracht) • Welke leeractiviteiten kan ik de leerlingen laten toepassen? (leeractiviteiten) • Hoe organiseer ik de leerlingengroep? (organisatievormen) • Met welk resultaat heb ik mijn onderwijs gegeven? (evaluatie)

C

op

yr

Werkmodel Model Didactische Analyse van Van Gelder <

67


Theoriebron Model voor Didactische Analyse (DA)

Beginsituatie

fb

.v

.

De beginsituatie is situatie van de leerlingen voor de les. Voordat je een les gaat geven, moet je weten wat de beginsituatie van de leerlingen is. Je moet de leerlingen kennen en weten wat zij al weten en kunnen. De beginsituatie kun je op verschillende manieren vaststellen. Misschien ken je de groep al goed en weet je al wat de interesse van de leerlingen is en of ze goed kunnen samenwerken. Als je de groep niet goed kent, kun je dit vragen aan een collega of, tijdens de stage, aan je stagebegeleider. Verder kun je kijken naar de toetsresultaten. Ook kun je een voorgesprek houden met de leerlingen.

De beginsituatie heeft betrekking op de kennis van de leerlingen (wat weten ze al over het onderwerp), maar ook op het gedrag van de leerlingen (kunnen ze goed zelfstandig werken).

ie

Doelstellingen

ht

Ed

u'

Ac t

Als je lesgeeft, wil je iets bereiken. Dat zijn de doelstellingen. De doelstellingen beschrijven wat je de leerlingen wilt leren in de les. Je beschrijft wat het gewenste resultaat van de les is. De doelstellingen kun je verdelen in docentdoelen en lesdoelen. Docentdoelen zijn de doelen die gaan over wat de docent met de groep wil bereiken. Vaak zijn dit doelen over het gedrag van de groep. Lesdoelen zijn de doelen die gaan over de inhoud van de les. De leerdoelen formuleer je zo concreet mogelijk, bijvoorbeeld: aan het eind van de les kennen de kinderen de begrippen‌ Als je de leerdoelen concreet formuleert, kun je bij de evaluatie ook toetsen of de leerdoelen zijn gehaald. Dit kun je doen door de doelen SMART te formuleren. SMART staat voor: Specifiek (wie, wat, waar, wanneer, waarom), Meetbaar (aan het eind van de les is 80% van de sommen goed), Acceptabel (niet te hoge en niet te lage doelen), Realistisch (de doelen moeten gehaald kunnen worden) en Tijdgebonden (na een uur ...). De gedragsdoelen zijn vaak lastiger te toetsen. Gedragsdoelen gaan over gewenst gedrag. Gedragsdoelen kun je niet evalueren in een toets, wel kun je ze bespreken met de leerlingen en kun je observeren hoe het gaat.

ig

De onderwijsleersituatie

C

op

yr

De onderwijsleersituatie is de eigenlijke les. Wanneer je weet wat de beginsituatie van de leerlingen is en wat de leerdoelen zijn, kun je gaan bepalen op welke manier je je les moet vormgeven om de leerdoelen te halen. Bij de onderwijsleersituatie zijn vijf onderdelen waar je rekening mee moet houden. 1. de inhoud Dit is de kennis of de vaardigheden waarover de les gegeven wordt, met betrekking tot het leerdoel. 2. de leeractiviteiten Dit zijn de activiteiten van deelnemers die ervoor zorgen dat de kennis en vaardigheden onthouden, begrepen, geĂŻntegreerd en creatief toegepast worden. 3. de didactische werkvormen Dit zijn de werkwijzen waarmee leerdoelen worden bereikt, zoals een interactievorm, een opdracht, een samenwerkingsvorm, een spelvorm of een instructievorm. 4. materiaal/media/hulp Welke materialen en hulpmiddelen heb je nodig om de activiteit uit te kunnen voeren? Waar haal je deze en hoe ga je hiermee om? 5. de groepering Gaan de deelnemers in groepjes werken of individueel?

68


Theoriebron Model voor Didactische Analyse (DA)

Deze vijf onderdelen moeten met elkaar in samenhang zijn om een goede les te geven. Als de werkvormen niet passen bij de leerstof, is de les niet effectief. Als de leeractiviteit luisteren is, groepeer je de leerlingen anders dan wanneer ze moeten samenwerken.

.v

.

Leeractiviteiten

fb

Leeractiviteiten zijn de activiteiten die de leerling moet uitvoeren om iets te kunnen leren. De onderwijskundigen Boekaars en Simons gebruiken drie vormen van leren met ieder zijn eigen leeractiviteiten: activiteiten die de lerende moet uitvoeren om iets te kunnen leren. Hoofdleeractiviteiten

1. Leren gericht op beheersing en inzicht

1. Onthouden en 2. Begrijpen

2. Leren gericht op beklijving, verankering

3. Integreren

3. Leren gericht op wendbaar, flexibel gebruik

4. Creatief toepassen

Ac t

ie

Vorm van leren

De hoofdleeractiviteiten zijn onder te verdelen in specifieke leeractiviteiten: activiteiten die de leerlingen uitvoeren om de hoofdleeractiviteit onder de knie te krijgen. Een samenvatting: Uitleg

1. Onthouden

Gericht op het herinneren en onthouden van de aangeboden informatie

Luisteren, oefenen, lezen, beschrijven, benoemen, opzeggen, vertellen, definiĂŤren, stappen aangeven, aanwijzen

Gericht op het in eigen woorden weergeven van de inhoud zodat de samenhang duidelijk is

BediscussiĂŤren, uitleggen, in eigen woorden weergeven, samenvatten, beredeneren, een verklaring geven, afleiden, grote lijnen aangeven, aangeven wat niet in het rijtje thuishoort

Ed

ht

2. Begrijpen

yr

ig

3. Integreren

Gericht op het ophalen en activeren van (voor)kennis en het verbinden van nieuw verworven kennis aan de aanwezige kennis en ervaring

Vergelijken, een plan ontwikkelen, met elkaar in verband brengen, analyseren, voorspellen, beoordelen, aantonen, beargumenteren, laten zien hoe ..., patroon vaststellen, tegen elkaar afzetten, analyseren

Gericht op het gebruiken van de kennis in een nieuwe, onbekende situatie

Selecteren, ontwerpen, evalueren, bouwen, ontwikkelen, besluiten op basis van argumenten, uitvinden, bewijzen voor conclusies aangeven

C

op

4. Creatief toepassen

Specifieke leeractiviteiten

u'

Hoofdleeractiviteit

69


Theoriebron Model voor Didactische Analyse (DA)

Onderwijsleersituatie: werkvormen

.v

.

Een didactische werkvorm geeft aan hoe een leeractiviteit wordt ingericht. De didactische werkvorm die je kiest, moet passen bij de leeractiviteiten, leerinhoud en doelen. Daarnaast moet de didactische werkvorm ook passen bij de leerlingen in de klas. Je moet zo veel mogelijk rekening houden met verschillen tussen leerlingen.

Ac t

ie

fb

Didactische werkvormen kun je onderverdelen in vijf categorieĂŤn: 1. instructievormen Hieronder vallen bijvoorbeeld vertellen, voorlezen en demonstreren. 2. interactievormen Hierbij wisselen de leerlingen onderling of met de leerkracht ervaringen en kennis uit, bijvoorbeeld bij een klassengesprek. 3. opdrachtvormen Hierbij krijgen de leerlingen taken die zij zelfstandig uitvoeren. 4. samenwerkingsvormen Hierbij werken de leerlingen in groepjes of tweetallen. 5. spelvormen Hieronder valt vrij spel, leerspel en rollenspel.

Ed

Evaluatie

u'

Deze training gaat over instructievormen. Instructie kan een werkvorm zijn, zoals besproken in het vorige hoofdstuk, maar ook bij de andere didactische werkvormen is vrijwel altijd instructie nodig. De instructie is dan een lesfase waarin de informatie wordt gegeven die nodig is voor de verdere les. Een les bevat meestal verschillende werkvormen.

ht

Aan het eind van de les evalueer je de les en kijk je of de leerdoelen zijn gehaald. Dit doe je samen met de leerlingen. Dit kun je doen door een groepsgesprek waarbij je aan de leerlingen vraagt wat ze van de les vonden, wat ze geleerd hebben en wat ze graag nog een keer willen oefenen. Ook kun je vragen of ze zelf ideeĂŤn hebben voor een volgende les over het onderwerp. Daarmee vergroot je de betrokkenheid van de leerlingen.

C

op

yr

ig

Je kunt de les evalueren gericht op het proces, bijvoorbeeld: hoe ging de samenwerking? Je evalueert dan onderdelen van de les. Je kunt ook evalueren op het geheel, op het product: zijn je lesdoelen behaald? Dit kun je doen door een groepsgesprek, maar ook met een toets of een quiz. Daarnaast evalueer je de les (of lesactiviteit) ook zonder de leerlingen waarbij je gaat nadenken over je eigen handelen en keuzes. Goed evalueren zorgt ervoor dat je volgende lessen goed aansluiten bij de leerlingen en dat je de lesdoelen kunt behalen.

70


.v

Theoriebron Les voorbereiden - Directe instructiemodel

.

Theoriebron Les voorbereiden - Directe instructiemodel

fb

Inleiding

ie

Het Directe instructiemodel is een model voor het geven van instructie, iets wat in onderwijsland veel wordt toegepast. Met dit model kun je leerlingen nieuwe kennis en nieuwe vaardigheden aanleren. In deze theoriebron behandelen we beide, zowel het aanleren van kennis als het aanleren van vaardigheden met behulp van het Directe instructiemodel.

Aanleren van kennis Fase 1: Start van de les

Ac t

Directe instructiemodel

Aanleren van vaardigheden

Fase 1: Start van de les

Fase 2: Lesdoelen presenteren

Fase 3: Stappenplan tonen

u'

Fase 3: Betekenis opbouwen

Fase 2: Lesdoelen presenteren

Fase 4: Begeleid inoefenen

Fase 5: Zelfstandige verwerkingsopdrachten

Fase 5: Automatiseren van de vaardigheid

Fase 6: Les afsluiten, terugblikken

Fase 6: Les afsluiten, terugblikken

Ed

Fase 4: Structureren/visualiseren

Fase 1: Start van de les

ht

De eerste fase is bij het aanleren van kennis en bij het aanleren van vaardigheden hetzelfde. Bij de start van de les zijn twee dingen belangrijk: je moet de aandacht van de leerlingen krijgen en je moet de voorkennis activeren. Deze lesfase mag niet te lang duren.

ig

Werkmodel Directe instructiemodel <

C

op

yr

1.1 Aandachtsrichter Een aandachtsrichter is een voorwerp of een activiteit die je gebruikt om de les te introduceren. Bij een les over het menselijk lichaam kun je een geraamte de klas inrijden, bij een les over Engels kun je overschakelen op de Engelse taal om de leerlingen te interesseren voor de les. Het doel van een aandachtsrichter is dat de leerlingen zin krijgen in de les.

71


ie

fb

.v

.

Theoriebron Les voorbereiden - Directe instructiemodel

Ac t

Iets meenemen om te laten zien bij de start van een les kan een goede aandachtsrichter zijn.

u'

1.2 Voorkennis activeren Wanneer je de aandacht van de leerlingen hebt, herinner je de leerlingen aan wat zij al weten over het onderwerp. Soms kan dat heel kort: ‘Vorige week hebben we geleerd dat …, deze week gaan we daarmee verder.’ Soms kost dat meer tijd en maak je een woordweb of laat je de leerlingen wat vragen beantwoorden.

Ed

Fase 2: Lesdoelen presenteren

yr

ig

ht

Ook de tweede fase is bij het aanleren van kennis en bij het aanleren van vaardigheden hetzelfde. Een goede les heeft een lesdoel. Door het lesdoel voor de leerlingen te benoemen verhoog je hun betrokkenheid: ze weten wat ze gaan leren. In deze fase benoem je het lesdoel en leg je uit waarom het belangrijk is. Het presenteren van het lesdoel kan heel kort, vaak aansluitend aan het benoemen van de voorkennis: ‘Vorige les hebben we geleerd …, aan het einde van deze les kun je …’ Een lesdoel gericht op kennis bevat de kennis die de leerlingen moeten leren. Een voorbeeld van een lesdoel is dan: ik ken de getallen van een tot tien in het Engels. De kennis die de leerling moet aanleren is: de getallen één tot tien. Als hij die aan het eind van de les kan opzeggen, is het lesdoel behaald.

C

op

Fase 3: Stappenplan tonen

72

Fase drie 'het stappenplan' hoort bij het aanleren van een vaardigheid. Je gaat de leerlingen uitleggen hoe ze tot een oplossing kunnen komen. Dit doe je door een stappenplan aan te bieden. In deze fase van de instructie leg je het stappenplan uit en doe je voor hoe de leerlingen ermee moeten werken. In het geval van de keersommen kan het stappenplan zijn:


Theoriebron Les voorbereiden - Directe instructiemodel

6x3 1. Wat betekent deze som? Ik heb zes groepjes van drie.

Ac t

ie

fb

.v

.

2. Teken de groepjes.

u'

3. Tel hoeveel stippen je hebt getekend. 18

Ed

4. Noteer het antwoord. ...

ht

Om het stappenplan goed in te prenten is het erg belangrijk dat jij als leerkracht het voordoet. Hierbij gebruik je de methode van hardop denken. Je zegt telkens hardop wat je doet. Dit heet modelen. Uit onderzoek blijkt dat dit een hele effectieve manier is om leerlingen vaardigheden aan te leren.

Fase 3: Betekenis opbouwen

Ga bij de instructie moeilijke woorden niet uit de weg. Benoem de woorden, noteer ze en geef er uitleg over. Op deze manier breid je de woordenschat van de leerlingen uit.

C

op

yr

ig

Fase drie 'betekenis opbouwen' hoort bij het aanleren van kennis. Dit wil zeggen dat je de begrippen en de lesstof uitlegt. Dit doe je gestructureerd en in kleine stappen. Bij kennisdoelen moeten leerlingen bijvoorbeeld jaartallen, Engelse woorden of andere feiten leren. Het is belangrijk dat je als leerkracht zelf de begrippen uitlegt. Door vragen te stellen als ‘Wie kan mij al vertellen wat … is?’ horen de leerlingen foute antwoorden. Bij sommige leerlingen zal juist dat foute antwoord blijven hangen. Geef dus altijd eerst zelf de betekenis van begrippen.

73


Theoriebron Les voorbereiden - Directe instructiemodel

Fase 4: Begeleid inoefenen

.v

.

Fase vier 'begeleid inoefenen' hoort bij het aanleren van een vaardigheid. Begeleid inoefenen betekent dat de leerlingen onder jouw begeleiding oefenen. Als je de vaardigheid een aantal keren voor hebt gedaan, wordt het tijd om de verantwoordelijkheid te verschuiven naar de leerlingen. Je lost de vraagstukken nog steeds klassikaal op, maar vraagt steeds meer aan de leerlingen. Je begint met eenvoudige vragen als: ‘Wat was de volgende stap ook alweer?’ Maar aan het eind van deze fase lossen de leerlingen op deze manier de hele opdracht op.

Ac t

ie

fb

Bij het begeleid inoefenen is het belangrijk dat je de leerlingen betrokken houdt. Dit doe je door veel vragen te stellen en ervoor te zorgen dat de leerlingen veel vragen goed kunnen beantwoorden, zodat ze veel succeservaringen hebben. De vragen die je stelt moeten dus goed aansluiten bij de kennis van de leerlingen en ze steeds een stukje verder helpen. Sommige leerlingen zullen niet veel begeleide inoefening nodig hebben en zullen snel verder kunnen naar de volgende fase. Andere zullen meer begeleiding nodig hebben. Het is niet nodig dat iedereen op hetzelfde moment doorgaat naar dezelfde fase.

Fase 4: Structureren en visualiseren

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

Fase vier 'het structureren/visualiseren' hoort bij het aanleren van kennis. Door middel van afbeeldingen en schema’s kun je de leerlingen helpen de leerstof te onthouden. Bij het aanleren van kennis moeten de leerlingen veel feiten onthouden. Om dit te kunnen moeten ze ordenen en samenvatten. De leerlingen kunnen bijvoorbeeld aantekeningen maken. Een goede manier om dit te doen is het aanbieden van een visueel schema. Een visueel schema is een manier om de informatie te ordenen. Je kunt de leerlingen een leeg schema geven (zie afbeelding). Samen met de leerlingen begin je dan het schema in te vullen. Gedurende de instructie draag je de verantwoordelijkheid over en gaan de leerlingen het schema verder zelf invullen.

Een voorbeeld van een leeg visueel schema.

74


Theoriebron Les voorbereiden - Directe instructiemodel

.v

Fase 5: Automatiseren van de vaardigheid

.

Voorgaande is een kenmerk van het directe instructiemodel: de les begint met een leerkrachtgestuurde instructie, waarbij de verantwoordelijkheid geleidelijk verschuift naar de leerlingen, waardoor de leerlingen uiteindelijk zelfstandig de verwerkingsopdrachten kunnen maken.

Ac t

ie

fb

Fase vijf 'automatiseren' hoort bij het aanleren van vaardigheden. Als de leerlingen het stappenplan goed genoeg kennen, is het belangrijk de vaardigheid te automatiseren. Door de stappen heel vaak te oefenen moeten ze zo ingeslepen worden dat de leerlingen het zelfstandig en ook in andere contexten kunnen toepassen. Net als bij de kennisdoelen is het van belang dat de opdrachten in deze fase aansluiten bij de instructie. Wel kunnen de opdrachten langzaam wat moeilijker gemaakt worden, als ze maar met hetzelfde stappenplan op te lossen zijn. Door de leerlingen in deze fase samen te laten werken, oefenen ze het onder woorden brengen van hun denkstappen. Dit zorgt ervoor dat de stof nog beter blijft hangen.

Fase 5: Zelfstandige verwerkingsopdrachten

Ed

u'

Fase vijf 'zelfstandige verwerkingsopdrachten' hoort bij het aanleren van kennis. Het doel van de zelfstandige verwerkingsopdrachten is dat de leerlingen zich de stof eigen maken. Na de instructie kunnen de leerlingen beginnen met de verwerkingsopdrachten. Hierbij moeten zij de kennis uit de instructie toepassen. Het is belangrijk dat de verwerkingsopdrachten ook daadwerkelijk gaan over de stof die in de instructie is behandeld.

ig

ht

Om de motivatie van de leerlingen hoog te houden is het belangrijk dat de leerlingen snel aan het werk kunnen en dat zij weten dat het werk gecontroleerd wordt. Tijdens het zelfstandig werken is het belangrijk dat er een rustige werksfeer in de klas is. Om hiervoor te zorgen zijn regels en routines nodig. Zorg dat je de leerlingen de zes onderdelen van een complete instructie hebt verteld. Voor sommige leerlingen kan het nodig zijn nog extra instructie te krijgen. Hiervoor is in deze fase van de les ook tijd.

Fase 6: Terugblikken

C

op

yr

Fase zes 'terugblikken' is hetzelfde voor het aanleren van kennis en voor het aanleren van vaardigheden. Aan het eind van de les wordt nog teruggekeken op de les: Zijn de leerdoelen behaald? Is er goed gewerkt? Deze terugblik wordt vaak vergeten, maar is wel erg belangrijk. De leerlingen die de doelen niet hebben behaald, hebben de volgende les extra instructie nodig. Er zijn verschillende manieren om de les te evalueren. Aan het eind van de les kun je alle leerlingen een briefje met drie vragen over de lesstof geven. Deze zogenaamde doelenchecker zorgt ervoor dat je heel snel kunt zien wie de stof begrepen heeft en wie niet. Je kunt de leerlingen ook direct vragen of ze de stof begrepen hebben. Zij kunnen dit bijvoorbeeld aangeven door middel van pictogrammen. Naast de dagelijkse terugblik is ook een wekelijkse of maandelijkse terugblik van belang. Een manier om te controleren of de leerlingen de leerdoelen hebben gehaald is een toets. Maar ook een presentatie of het maken van een verslag is een mogelijkheid.

75


Theoriebron Verlengde en verkorte instructie

.

Theoriebron Verlengde en verkorte instructie

.v

Inleiding

Ed

u'

Ac t

ie

fb

Niet alle leerlingen hebben evenveel instructie nodig. Sommige snappen de lesstof al na één keer uitleg, andere moeten het wel vier of vijf keer horen. Om effectief les te geven, moet je rekening houden met deze verschillen. Dit heet differentiëren.

Leerlingen die klaar zijn met hun werk kunnen verrijkingsstof op de computer maken.

ht

Instructiebehoeften

C

op

yr

ig

Niet alle leerlingen hebben evenveel instructie nodig om de lesdoelen te behalen, dit noem je de instructiebehoefte. Als je een les gaat geven, kun je de klas verdelen in drie groepen: 1. de instructieonafhankelijke leerlingen Dit zijn leerlingen die goed zijn in het vak dat gegeven wordt en die zonder of na een hele korte instructie aan de slag kunnen. 2. de instructiegevoelige leerlingen Dit zijn leerlingen die jouw instructie nodig hebben om te leren. Als deze leerlingen regelmatig een goede instructie krijgen, verloopt het leerproces zonder problemen en kunnen ze de stof zelfstandig verwerken. Dit is de groep waarop de instructie meestal is gebaseerd. 3. de instructieafhankelijke leerlingen Deze leerlingen hebben niet voldoende aan de normale instructie en verwerking, maar moeten extra bij de hand genomen worden om de stof te begrijpen. Instructieafhankelijke leerlingen hebben veel behoefte aan goede gestructureerde instructie.

76


Theoriebron Verlengde en verkorte instructie

Verlengde instructie

.

De instructieafhankelijke leerlingen hebben behoefte aan een verlengde instructie. Meestal zijn dit de leerlingen die slecht hebben gescoord op de toets, bijvoorbeeld leerlingen met een D- of E-score bij de toetsen van het CITO-leerlingvolgsysteem.

Ac t

Verkorte instructie

ie

fb

.v

Op het moment dat de instructie klaar is en de rest van de klas begint aan de verwerking roep je deze leerlingen bij elkaar. Aan de instructietafel of in het instructiegroepje geef je deze leerlingen vervolgens nog extra instructie. Met deze leerlingen herhaal je nogmaals de stof die in de basisinstructie is behandeld en doe je nog een aantal opdrachten samen. Hierbij is het belangrijk dat de instructie duidelijk is en dat er telkens één oplossingsmethode wordt gebruikt. Deze leerlingen zijn meer tijd kwijt met het krijgen van instructie, dus het is logisch dat zij minder verwerkingsstof kunnen maken. Het is belangrijk dat je goed kijkt welke verwerkingsstof zij wel en welke zij niet hoeven te maken. Meestal geeft de methode wel aan welke verwerkingsstof het belangrijkste is.

ht

Ed

u'

De instructieonafhankelijke leerlingen hebben jouw uitgebreide uitleg eigenlijk niet nodig. Vaak hebben ze aan een hele korte uitleg al genoeg. Als je deze leerlingen toch met de hele instructie mee laat doen, raken ze verveeld en stoppen ze met nadenken. Op de toetsen van het CITO-leerlingvolgsysteem zijn dit de leerlingen met een A- of hoge B-score. Deze leerlingen laat je na een korte instructie aan het werk gaan. Vaak is het voor deze leerlingen ook niet nodig om alle verwerkingsstof te maken. Ze hebben niet zo veel herhaling nodig. In de nieuwere methodes wordt met deze groep rekening gehouden en aangegeven welke stof zij moeten maken. Voor oudere methodes van rekenen en taal heeft het SLO (Stichting Leerplan Ontwikkeling) zogenaamde routeboekjes gemaakt waarin aangegeven staat wat deze leerlingen zouden moeten maken. Instructieonafhankelijke leerlingen krijgen dus kortere instructie en hoeven minder verwerkingsstof te maken. Zij zijn dus eerder klaar dan de rest van de klas. Het is dan ook belangrijk voor deze groep goede verrijkingsmaterialen te hebben.

ig

Verkorte en verlengde instructie in één les

yr

Als je lesgeeft aan een normale klas zul je vrijwel altijd leerlingen in de klas hebben die behoefte hebben aan verlengde instructie en leerlingen die behoefte hebben aan verkorte instructie. Het directe instructiemodel leent zich er prima voor om voor deze leerlingen te differentiëren.

C

op

Schematisch ziet dit er zo uit: Directe instructiemodel voor vaardigheden

Directe instructiemodel voor kennis

Wie doen er mee?

1. De start van de les

1. De start van de les

De hele klas

2. De presentatie

2. De presentatie

De hele klas

3. Het stappenplan

3. Betekenis op bouwen

De hele klas, totdat de instructieonafhankelijke groep genoeg informatie heeft, dan gaat deze groep verder met de verwerking

77


Theoriebron Verlengde en verkorte instructie

Directe instructiemodel voor kennis

Wie doen er mee?

4. Begeleide inoefening

4. Structureren en visualiseren

De instructiegevoelige groep en de instructieafhankelijke groep

5. Automatiseren van de lesstof

5. Zelfstandige verwerking

De instructiegevoelige groep gaat de lesstof verwerken. Ondertussen krijgt de instructieafhankelijke groep extra instructie.

6. Terugblik

6. Terugblik

ie

Hier doet de hele klas weer mee.

Ac t

Praktische organisatie

fb

.v

.

Directe instructiemodel voor vaardigheden

Een les op drie niveaus met je goed voorbereiden. Je moet weten wat elke groep moet doen en welke leerlingen op welk niveau zitten. Voor de instructieonafhankelijke groep moet je voldoende betekenisvol extra werk hebben klaarliggen.

C

op

yr

ig

ht

Ed

u'

Een les kan er dan zo uitzien: Een gezamenlijke start van de les. Na een korte instructie gaan de instructieonafhankelijke leerlingen de lesstof verwerken. Voor de andere twee groepen gaat de instructie verder. Als de instructiegevoelige leerlingen aan het verwerken gaan, roep je de instructieafhankelijke leerlingen aan de instructietafel en geeft ze een korte startopdracht die ze zelfstandig kunnen uitvoeren. Dit geeft jou de kans een hulpronde te lopen en te checken of iedereen aan het werk kan en de stof begrepen heeft. Na de verlengde instructie zet je de instructieafhankelijke leerlingen aan het werk en loop je weer een hulpronde. Als na deze hulpronde iedereen zelfstandig aan het werk is, heb je tijd om het verrijkingswerk met de instructieonafhankelijke leerlingen te bespreken.

78


ht

ig

yr

op

C

u'

Ed ie

Ac t

fb

.

.v


ht

ig

yr

op

C

u'

Ed ie

Ac t

fb

.

.v


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.