41105 - c - Verdieping diversiteit

Page 1

Cursus

U

itg

ev

er

ij

Ed

u'

A ct

ie

fb

.v

.

Verdieping diversiteit


Colofon Uitgeverij: Edu’Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl Auteurs: Mieke Hartlief, Adelijne Martin Inhoudelijke redactie: Floortje Vissers

.

Titel: Verdieping diversiteit

Edu’Actief b.v. 2018

fb

©

.v

ISBN: 978 90 3724 110 5

A ct

ie

Behoudens de in of krachtens de Auteurswet gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Ed

u'

Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in compilatiewerken op grond van artikel 16 Auteurswet kan men zich wenden tot de Stichting PRO (www.stichting-pro.nl).

er

ij

De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.

U

itg

ev

Door het gebruik van deze uitgave verklaart u kennis te hebben genomen van en akkoord te gaan met de specifieke productvoorwaarden en algemene voorwaarden van Edu’Actief, te vinden op www.edu-actief.nl.


Inhoudsopgave Over deze cursus OriĂŤntatie

4

9

Je eigen culturele achtergrond

13

Culturele diversiteit in Nederland Vooroordelen en stereotypering

22

31

46

Theoriebron Je eigen culturele achtergrond

48

50

A ct

Theoriebron Culturele diversiteit in Nederland

ie

Reflectie

41

fb

Verbinden in de praktijk

.v

.

Interculturele communicatie

17

Theoriebron Vooroordelen en stereotypering

u'

Theoriebron Interculturele communicatie

57

61

U

itg

ev

er

ij

Ed

Theoriebron Verbinden in de praktijk

53

3


Over deze cursus

Over deze cursus Inleiding

ev

er

ij

Ed

u'

A ct

ie

fb

.v

.

Op 1 januari 2016 beschikte volgens het CBS 94,7% van de inwoners in Nederland over de Nederlandse nationaliteit. Dat zijn ruim 16 miljoen Nederlanders. Er woonden aan het begin van 2016 900.000 buitenlanders in Nederland. Deze 5,3% van de bevolking beschikte niet over de Nederlandse nationaliteit. Maar multicultureel gaat niet alleen over allochtoon en autochtoon zijn. Cultuur is een veel breder begrip. Culturele verschillen zijn er ook tussen mensen uit de stad en van het platteland, tussen rijk en arm, hoogopgeleid en laagopgeleid, werkenden en niet-werkenden enzovoort. Het blijkt soms best ingewikkeld om deze verschillen te overbruggen en om te gaan met diversiteit. Deze cursus wil jullie door middel van achtergrondinformatie en opdrachten inzicht geven in de problematiek en leren hoe je daar als sociaal werker mee om kunt gaan.

itg

Diversiteit in Nederland is van alle generaties.

U

Leerdoelen • • • • •

4

Je hebt inzicht in de ontwikkeling van je eigen culturele achtergrond. Je hebt kennis van de culturele diversiteit in Nederland in het verleden en in het heden. Je hebt kennis van de begrippen en de totstandkoming van vooroordelen en stereotype beelden. Je hebt kennis van interculturele communicatie met behulp van diverse modellen. Je hebt kennis van activiteiten en programma’s om cliënten/doelgroepen met een verschillende culturele diversiteit in een wijk elkaar te laten ontmoeten en te leren kennen.


Over deze cursus

Beoordeling Aan het eind van de cursus wordt je parate kennis beoordeeld met een toets. Je praktische beheersing van de leerdoelen wordt getoetst aan de hand van een beroepsproduct. Deze worden op verschillende punten beoordeeld: op inhoud en op de uitvoering. Andere belangrijke punten bij de beoordeling zijn: actieve deelname aan de lessen en nette uitwerking van de opdrachten in correct Nederlands. Je vindt ze bij elkaar in het beoordelingsformulier.

Beoordelingsformulier SMD < Beoordelingsformulier SCW <

Planning Een beroepsproduct maken kost tijd. Daarom moet je dit goed plannen. Lees eerst de opdracht van het beroepsproduct goed door en vul daarna het planningsformulier in. Neem ook de andere opdrachten van deze cursus op in je totale planning. Zo voorkom je dat je in tijdnood komt.

fb

.v

.

Planningsformulier <

ie

Beroepsproduct

A ct

Als eindopdracht van deze cursus is er een beroepsproduct specifiek voor de opleiding SMD en een beroepsproduct voor de opleiding SCW.

Ed

u'

Beroepsproduct SCW: Draaiboek bijeenkomsten ontmoeting

ev

er

ij

Het beroepsproduct voor studenten van de opleiding SCW bestaat uit een uitgewerkt draaiboek voor een serie van vier bijeenkomsten met daarin activiteiten waarin wijkbewoners, met verschillende culturele achtergronden, de mogelijkheid krijgen om kennis te maken met elkaar en iets van elkaar te leren.

U

itg

Buurtbewoners laten ontmoeten De buurt waar je werkzaam bent, staat bol van de diversiteit. Het is een relatief oude wijk met voornamelijk sociale woningbouw. Dit trekt verschillende soorten mensen aan zoals arbeidsongeschikten, vluchtelingen, studenten, jonge starters, alleenstaande moeders, ouderen en mensen met een klein inkomen. Je bent regelmatig in contact met de mensen en kent veel van hen bij naam. Van een groot deel van de bewoners weet je ook waar hun talenten liggen en waar ze tegen aan lopen. Het is je opgevallen dat veel bewoners in hun eentje worstelen met hun problemen, terwijl jij weet dat er andere wijkbewoners zijn die daar best bij zouden kunnen ondersteunen. Maar ja, als jij dan voorstelt eens contact te zoeken, dan wordt dit bijna altijd weggewoven. ‘Die ken ik niet,' is dan de reactie. Je vindt het hoog tijd om daar iets aan te doen. Je besluit een reeks bijeenkomsten met activiteiten te organiseren waarbij je de bewoners met elkaar in contact brengt en ze in de gelegenheid stelt om elkaar en elkaars talenten te leren kennen. Je wilt ervoor zorgen dat bewoners elkaar na de bijeenkomsten ook weten te vinden. Daarom is het de bedoeling dat bewoners gestimuleerd worden om hun netwerk te versterken en de sociale cohesie in de buurt te verhogen.

5


Over deze cursus

Processtappen

• • • •

.v

• •

Formuleer alle vier een persoonlijk leerdoel voor deze opdracht. Formuleer een SMART-doelstelling voor de bijeenkomsten serie. Maak een planning en een taakverdeling. Doe een literatuuronderzoek naar de verschillende mogelijkheden van kennismaken en naar interculturele gesprekstechnieken die je zult gebruiken in de serie. Bepaal met elkaar welke onderdelen/activiteiten bij de bijeenkomsten aan bod komen. Bepaal hoeveel bijeenkomsten jullie willen gaan houden. De serie moet minimaal uit drie en maximaal acht bijeenkomsten bestaan. Werk de verschillende onderdelen en/of activiteiten uit. Voeg de onderdelen op een logische manier samen (denk aan opbouw en moeilijkheidsgraad) in een draaiboek. Presenteer het eindproduct aan de klas en vraag om feedback. Reflecteer met elkaar op het proces, je individuele leerrendement en het eindproduct.

.

• • • •

A ct

itg

ev

er

ij

u'

Het beroepsproduct bevat vier persoonlijke leerdoelen die SMART zijn geformuleerd. Het beroepsproduct bevat een SMART-doelstelling voor de serie bijeenkomsten. Het beroepsproduct bevat een vooronderzoek waar minimaal vier verschillende vormen van kennismakingen in terugkomen en waar gebruik wordt gemaakt van interculturele gesprekstechnieken. Het beroepsproduct bevat minimaal drie en maximaal acht uitgewerkte bijeenkomsten die een duidelijke opbouw bevatten en aansluiten bij de doelgroep. Elke bijeenkomst moet minimaal 30 minuten duren en maximaal 45 minuten. In de bijeenkomsten wordt aandacht besteed aan het wegnemen van vooroordelen en andere negatieve invloeden die de culturele integratie belemmeren. In de bijeenkomsten komen elementen van methodische gedragsverandering terug en aspecten van culturele communicatie. Het beroepsproduct bevat een draaiboek met daarin een uitgewerkte planning en taakverdeling voor de bijeenkomsten. Het beroepsproduct is duidelijk voor professionals om mee te werken, ook wanneer ze deze cursus niet gevolgd zouden hebben. Het beroepsproduct wordt gepresenteerd aan de klas. Dit duurt maximaal 5 minuten. Zorg ervoor dat de feedback die wordt gegeven in het verslag wordt meegenomen. Het beroepsproduct bevat een uitgewerkte gezamenlijke reflectie waarbij wordt teruggekeken op het proces, het individuele leerrendement en het uiteindelijke beroepsproduct.

Ed

• • •

ie

Eisen aan het beroepsproduct

fb

Laat elke processtap goedkeuren door je docent, voordat je begint aan de volgende processtap.

U

• •

Beroepsproduct SMD: Handleiding interculturele communicatie sociaal werk (2) De eindopdracht voor studenten van de opleiding SMD bestaat uit een uitgewerkte handleiding waarin sociaal werkers informatie en handvaten krijgen als het gaat om interculturele communicatie met buurtbewoners. Daarnaast staat zelfredzaamheid van cliënten centraal in dit beroepsproduct.

6


Over deze cursus

Participatiemedewerker in Hulst Je werkt als participatiemedewerker in het informatiepunt in de multiculturele wijk Hulst. In deze wijk wonen een groot aantal gezinnen met een Surinaamse migratieachtergrond. Daarnaast is er een groot seniorencentrum en er is een buurtcentrum aanwezig in de wijk waar vooral jongeren komen in de leeftijd van 12 tot 18 jaar. In dit buurtcentrum vinden activiteiten plaats zoals dansen, knutselen en er is een ruimte voor jongeren. Als participatiemedewerker werk je zelfstandig in het netwerk van welzijn, participatie en zorg. Jouw hoofdtaak is het ondersteunen van bewoners (groepen) die moeite hebben met het juist omgaan met formulieren. Maar je merkt dat niet alle bewoners de weg weten te vinden naar het informatiepunt. De doelgroepen waar jij voor werkt zijn onder andere mensen met een ggz-achtergrond, senioren met een risico op sociaal isolement, bewoners met een fysieke en/of verstandelijke beperking of niet-zelfredzame bewoners.

fb

.v

.

Je hebt voor het eerst zelf een initiatief bedacht voor de wijk Hulst, namelijk het organiseren van een rommelmarkt waar je een kraampje zult inrichten voor het informatiepunt. Deze rommelmarkt heeft als doel mensen meer bekend te maken met het informatiepunt en mensen van verschillende culturen met elkaar in contact te brengen.

Ed

u'

A ct

ie

Je hebt vier enthousiaste senioren gevraagd om de tijd en plek van de rommelmarkt te communiceren in de wijk. Ze hebben een flyer gemaakt en deze hebben ze opgehangen in de buurt. De rommelmarkt vindt plaats in het seniorencentrum op vrijdagmiddag 15.00 uur. Voor een groep is het een groot succes, namelijk de senioren. ‘Wat een heerlijke Hollandse traditie’ is een geluid dat je terugkrijgt. Maar van andere groepen in de buurt hoor je weer andere geluiden. ‘Wie wil er nu gebruikte spullen hebben?’ hoor je van jonge jongens uit het buurtcentrum. Ook hoor je terug dat er vooral mensen met een Nederlandse achtergrond aanwezig waren op de rommelmarkt.

ev

er

ij

Je hebt je doel niet gehaald, het informatiepunt is niet voor alle bewoners zichtbaar geworden doordat ze simpelweg niet aanwezig waren. En je hebt mensen van verschillende culturen niet bij elkaar gebracht. Een oplossing hiervoor is dat jij een handleiding gaat opstellen waarin je andere sociaal werkers gaat adviseren waar ze rekening mee moeten houden als het gaat om interculturele communicatie. Met als hoofddoel om het informatiepunt bekender te maken en wederzijdse interesse op te wekken tussen buurtbewoners over elkaars cultuur.

U

itg

Processtappen • • • • • • • •

Formuleer alle twee een persoonlijk leerdoel voor deze opdracht. Formuleer een SMART-doelstelling voor de handleiding. Maak een planning en een taakverdeling voor dit beroepsproduct. Er zijn drie doelgroepen beschreven in de casus. Onderzoek per doelgroep welke algemene kenmerken toe te kennen zijn aan deze doelgroep. Onderzoek met behulp van een literatuuronderzoek wat vooroordelen zijn en kijk of je voorbeelden kunt vinden van vooroordelen over de doelgroepen uit de casus. Leg uit wat volgens jullie interculturele communicatie is en waarom het belangrijk is voor een sociaal werker om hier kennis van te hebben. Gebruik de theorie om tips op te stellen die sociaal werkers kunnen gebruiken als ze een evenement willen organiseren voor de doelgroepen uit de casus. Bekijk welke communicatiemiddelen er zijn gebruikt in de casus. Gebruik de theorie om andere communicatiemiddelen te beschrijven die ingezet kunnen worden om verschillende doelgroepen te kunnen bereiken. Beargumenteer waarom deze manieren van communicatie aansluiten bij interculturele communicatie. Doe een onderzoek naar de verschillende mogelijkheden van kennismaken voor multiculturele groepen met het informatiepunt en met andere bewoners.

7


Over deze cursus

• •

Maak een draaiboek voor de activiteit van de volgende rommelmarkt. In dit draaiboek staat een taakverdeling, planning en een voorstel waar jullie de rommelmarkt willen organiseren zodat er zo veel mogelijk verschillende mensen op af komen. De flyer wordt als communicatiemiddel genoemd in de casus. Ontwerp met je medestudent twee verschillende flyers die de doelgroepen uit de casus aanspreken. Beargumenteer bij elke flyer waarom deze voldoet aan effectieve interculturele communicatie. Presenteer het eindproduct aan de klas en vraag om feedback. Reflecteer met elkaar op het proces, je individuele leerrendement en het eindproduct.

Laat elke processtap goedkeuren door je docent, voordat je begint aan de volgende processtap.

fb

.v

Het beroepsproduct bevat twee persoonlijke leerdoelen die SMART zijn geformuleerd. De handleiding bevat een SMART-doelstelling. De handleiding bevat een uitwerking van het onderzoek met daarin een algemene omschrijving van de doelgroepen die aanwezig zijn in de wijk. En mogelijke oorzaken waarom ze de weg naar het informatiepunt niet weten te vinden. Per doelgroep zijn minimaal drie algemene kenmerken omschreven. De handleiding bevat per doelgroep een conclusie over welke vooroordelen er bekend zijn over de doelgroep en hoe deze ontkracht kunnen worden. De uitwerking van het onderzoek bevat een uitleg over waarom kennis hebben van interculturele communicatie belangrijk is voor een sociaal werker. De handleiding bevat vijf tips voor sociaal werkers over effectieve culturele communicatie. De handleiding bevat een advies over welke communicatiemiddelen er gebruikt kunnen worden om de rommelmarkt onder de aandacht te brengen bij de verschillende doelgroepen. De handleiding bevat een advies waarin drie manieren van interculturele kennismakingen worden beschreven (kennismaken met het informatiepunt en kennismaken met andere bewoners). De handleiding bevat een argumentatie waarom de rommelmarkt op de locatie naar keuze wordt gehouden, waarom de tijd is gekozen en hoe dit bijdraagt aan mensen met elkaar in contact te laten komen. De handleiding bevat in de bijlage een draaiboek met een planning en een taakverdeling voor de volgende rommelmarkt. De handleiding bevat twee voorbeeldflyers die sociaal werkers kunnen gebruiken om de rommelmarkt te promoten. De flyers hebben beide een A4-formaat en de onderdelen, locatie en tijd zijn verplicht. De flyer sluit aan bij interculturele communicatie. De handleiding wordt gepresenteerd aan de klas. Presentatie maximaal 5 minuten. De handleiding bevat een gezamenlijke reflectie op het proces, het individuele leerrendement en de feedback op het eindproduct.

U

u'

Ed

itg

ij

er

ev

A ct

ie

• • •

.

Eisen aan het beroepsproduct

8

• •


OriĂŤntatie

OriĂŤntatie

.v

.

Muziek 1

Muziek 3

Filmpje Muziek 6 <

Muziek 4

Muziek 5

ev

er

Muziek 6

fb

Muziek 2

Filmpje Muziek 5 <

Geef een omschrijving van wat je hoort, voelt, beleeft bij de muziek die je hebt beluisterd:

ie

Filmpje Muziek 4 <

Uit welk land is deze muziek afkomstig?

A ct

Filmpje Muziek 3 <

Audiofragment:

u'

Filmpje Muziek 2 <

a. Beluister de zes muziekfragmenten. Schrijf bij elk fragment op uit welke cultuur het fragment volgens jou komt en welke gedachten/gevoelens het bij je oproept. Vul het schema in.

Ed

Filmpje Muziek 1 <

Muziek uit verschillende culturen herkennen

ij

Opdracht 1

itg

Als alle fragmenten beluisterd zijn, bespreek je de antwoorden en associaties met de hele groep.

U

Geef antwoord op de onderstaande vragen nadat je klassikaal de antwoorden hebt besproken. b. Waar zaten de grootste verschillen?

c. Waar zaten de overeenkomsten?

d. Was er ergens verwarring over? Zo ja, noteer waarover.

9


Oriëntatie

e. Maak een samenvatting van de belangrijkste punten van de bespreking, aangevuld met jouw persoonlijke mening op de oefening. Wissel je verslag uit met een medestudent en geef elkaar feedback. Geef de feedback die je hebt beschreven hieronder weer.

Opdracht 2

Jouw ervaring met andere culturen

.v

.

Iedereen heeft wel eens met mensen uit een andere cultuur te maken gehad. Niet altijd met verschillende hoofdculturen, maar dan in ieder geval met een subcultuur. Denk aan mensen die een ander geloof of levensstijl hebben dan jij.

u'

A ct

ie

fb

a. Graaf eens in je geheugen en kijk of er een ontmoeting of gebeurtenis is die indruk op jou gemaakt heeft. Probeer deze herinnering kernachtig op te schrijven. De volgende richtlijnen kunnen je daarbij op weg helpen: • Omschrijf waar je was. • Vertel met wie je was. • Schets een beeld van de gebeurtenis. • Leg uit hoe jij je opstelde en/of hoe je je voelde. • Geef aan wat er naar jouw idee in de ander omging. • Vertel waarom deze ontmoeting of gebeurtenis zo’n indruk op jou gemaakt heeft.

Bestudeer eerst voor jezelf het Werkmodel Gedragscodespel. Hierdoor krijg je informatie over wat een rollenspel is en hoe het groepsspel uitgevoerd gaat worden. Bekijk vervolgens het Filmpje Sociale uitsluiting. In dit filmfragment zie je terug wat het effect van sociale uitsluiting kan zijn op mensen.

itg

Filmpje Sociale uitsluiting <

Gedragscodespel

ev

Opdracht 3

er

ij

Ed

b. Laat jouw ervaring lezen aan een medestudent, terwijl jij het stuk van de ander leest. Ga vervolgens met elkaar in gesprek, bevraag elkaar over onduidelijkheden en probeer in één zin een conclusie van jouw ervaring te formuleren.

U

Werkmodel Gedragscodespel <

a. De docent nodigt zeven studenten uit om het spel te spelen. Groepsgenoten zonder rol zullen het rollenspel gaan observeren. Na het rollenspel gespeeld te hebben wordt het klassikaal nabesproken. Gebruik het filmfragment en je eigen opgedane ervaring van het rollenspel in je antwoorden op de onderstaande vragen. b. Wat is het effect van het experiment op Anthony uit het eerste experiment uit het filmfragment?

10


OriĂŤntatie

c. Wat is het effect op het meisje met het witte T-shirt uit het tweede experiment, het zweetonderzoek?

fb

.v

.

d. Wat zijn volgens Kip Williams de gevolgen als een persoon voor langere tijd wordt buitengesloten?

u'

A ct

ie

e. Welke rol had je tijdens het spel en wat was het effect van het gedragscodespel op jou?

U

Filmpje Turk proeft Nederlandse cultuur <

Website Een overzicht van 365+ waarden <

De waarden van een cultuur onderzoeken In deze opdracht ga je samen met vier medestudenten onderzoeken wat waarden zijn. Waarden gaan over de omgangsnormen en principes van een groep mensen of van een individu. Normen zijn gedragsregels die daaruit voortvloeien. Een voorbeeld van een waarde kan zijn dat je respect moet hebben voor ouderen. Gedrag dat hieruit voort kan vloeien is dat mensen plaatsmaken voor oudere mensen zodat ze kunnen zitten in het openbaar vervoer.

itg

Opdracht 4

ev

er

ij

Ed

f. Wat heeft volgens jou het gedragscodespel te maken met het begrip culturele diversiteit? Geef hier een voorbeeld van.

a. Bekijk het Filmpje Turk proeft Nederlandse cultuur. Wissel met vier studenten uit wat volgens jullie allemaal hoort bij de Nederlandse cultuur en noteer in een Word-bestand minimaal tien normen en/of waarden die volgens jullie horen bij de Nederlandse cultuur. b. Als je een dubbele nationaliteit hebt, heb je dan ook twee culturen? Zo ja, kun je precies aangeven wat bijvoorbeeld Turks is en wat Nederlands?

11


OriĂŤntatie

c. Is er volgens jullie ook verschil tussen een cultuur in de stad en in een dorp? Zo ja, wat hoort daar bij volgens jullie?

fb

.v

.

d. Ga naar de Website Een overzicht van 365+ waarden en kies vier waarden uit die voor jou belangrijk zijn. Wissel vervolgens deze waarden uit met medestudenten en onderzoek welke overeenkomsten en verschillen er zijn binnen de groep. e. Zijn er waarden die jij belangrijk vindt en die niet in de lijst staan? Schrijf deze op.

u'

A ct

ie

f. Welke verschillen waren er in de groep? Leg uit hoe dit komt.

er

ij

Ed

g. Welke overeenkomsten in waarden waren er in de groep? Leg uit hoe dit komt.

U

itg

ev

h. Waar komen jouw waarden vandaan denk je? (Ouders, school, geleerd of zelf bedacht?)

12


Je eigen culturele achtergrond

Je eigen culturele achtergrond Inleiding

ev

er

ij

Ed

u'

A ct

ie

fb

.v

.

In deze opdrachten komen de begrippen culturele vorming en het socialisatieproces naar voren. De invloed van cultuur en socialisatie is overal om ons heen. De opvoeding die iemand heeft gehad en de cultuur waartoe hij behoort, kan veel van ons gedrag beïnvloeden. De focus van een sociaal werker ligt op het gedrag van anderen en daarom is het belangrijk dat je als sociaal werker je eigen culturele achtergrond leert kennen, jouw socialisatieproces en wat de invloed hiervan is op anderen.

U

itg

Cultuur bevat niet alleen een taal maar bijvoorbeeld ook kunst, muziek, media en sporten.

Leerdoelen • • • •

Je kunt uitleggen wat het begrip culturele vorming inhoudt. Je kunt uitleggen wat het begrip socialisatieproces inhoudt. Je kunt aspecten van cultuur en de socialisatie bij jezelf achterhalen en benoemen. Je kunt je eigen culturele achtergrond en socialisatie in kaart brengen.

13


Je eigen culturele achtergrond

Opdracht 5

Begrippen die horen bij cultuur Je gaat in drietallen een onderzoek doen naar de begrippen die horen bij het thema cultuur en jullie maken een opzet voor een presentatie. In feite kun je het zo afwisselend maken als je wilt, maar het moet wel in een lesuur passen. Uiteindelijk zal de docent twee groepen uitkiezen die de presentatie gaan geven. Dit hoor je aan het begin van de les. Zorg er dus voor dat je het onderzoek uitwerkt en de presentatie voorbereidt. Als je niet presenteert, moet je namelijk feedback geven en kun je controleren of jullie gevonden informatie aansluit bij die van andere groepen.

Theoriebron Je eigen culturele achtergrond < Werkmodel Woordenlijst Cultuur <

a. Zet de moeilijke woorden uit de Theoriebron Je eigen culturele achtergrond onder elkaar in het Werkmodel Woordenlijst Cultuur. Noteer de betekenis erachter. b. Maak de begrippen helemaal eigen door het internet en andere bronnen te gebruiken voor meer informatie. Leg vast welke sites je bezocht hebt, welke filmpjes je hebt bekeken en welke andere bronnen je gebruikt hebt, doe dit in een Word-document. c. Bedenk op welke manier je deze begrippen zou willen overbrengen. Sommige begrippen wil je misschien gewoon uitleggen, andere kun je wellicht beter duidelijk maken door een filmpje te laten zien of een internetbron te gebruiken. d. Maak een opbouw van je presentatie. Gebruik hiervoor het Werkmodel Stappenplan. e. Ga voor jezelf na op welke manier jij de presentatie tot een geheel wilt maken. Je kunt bijvoorbeeld gebruikmaken van PowerPoint of Prezi en de filmpjes of internetbronnen die je gevonden hebt. De presentatie moet in totaal tien minuten duren exclusief beeldmateriaal.

A ct

ie

fb

.v

.

Werkmodel Stappenplan <

Opdracht 6

Ed

u'

Let op! Als je niet presenteert kan de docent wel controleren of jullie een presentatie hebben voorbereid en de opdracht hebben uitgevoerd.

Socialisatieproces herkennen in de praktijk Niets geeft zo veel inzicht in een ander als een goed verhaal. Om echt te kunnen begrijpen wat het betekent om op een bepaalde manier gesocialiseerd te zijn ga je daarom een persoonlijk verhaal lezen of bekijken van iemand met een andere culturele achtergrond. Hieronder volgen een aantal titels van films en boeken die hier geschikt voor zijn:

er

ij

Theoriebron Je eigen culturele achtergrond <

U

itg

ev

Boeken • De zwarte met het witte hart, Arthur Japin • Djinn, Tovak Bibi • De reis van de lege flessen, Kader Abdolah • Dit zijn de namen, Tommy Wieringa • En uit de bergen kwam de echo, Khaled Hosseini • Judas, Astrid Holleder. Films • The Crossing, 2 uur en 23 minuten – Arabisch en Engels • Let me in, 1 uur en 20 minuten – Engelstalig • Chicago Girl, 1 uur 37 minuten – Engelstalig. Beantwoord na het lezen van het boek of het bekijken van de film de vragen. a. Wat is de titel en auteur van het boek of verhaal dat je gelezen hebt?

14


Je eigen culturele achtergrond

b. Wat was je motivatie om voor dit verhaal te kiezen?

.v

.

c. Wat wordt er verteld?

A ct

ie

fb

d. Welke socialisatie-elementen heb je herkend?

ij

Ed

u'

e. Welke culturele aspecten vind je terug?

U

itg

ev

er

f. Welke conclusies kun je hieruit trekken?

g. Wat is hiervan bruikbaar als sociaal werker?

15


Je eigen culturele achtergrond

Opdracht 7

Jouw eigen socialisatie Bestudeer de Theoriebron Je eigen culturele achtergrond en bekijk het Filmpje Normen en waarden en de Nederlandse cultuur. Primaire socialisatie begint bij de geboorte en gaat vervolgens over in de secundaire socialisatie, die ten minste tot aan de volwassenheid doorloopt. Deze abstracte begrippen ga je omzetten in een verhaal dat tot de verbeelding spreekt. Hiervoor gebruik je voorbeelden uit je eigen socialisatie, je eigen levensloop.

Theoriebron Je eigen culturele achtergrond <

a. Maak een beschrijving van jouw levensloop die begint bij de geboorte en eindigt bij het nu. Gebruik de theoriebron als uitgangspunt en zorg dat je alle begrippen die daar in voorkomen verwerkt in je levensloop. Bijvoorbeeld: bij het begrip collectieve rituelen vertel je hoe je gedoopt werd na je geboorte, hoe je je verjaardag en Kerstmis viert en hoe je ontgroend bent toen je bij de scouting ging. Uiteraard kun je niet alles benoemen, dus je moet keuzes maken. Zorg dat je met het geheel wel een compleet beeld krijgt en bij elk begrip uit de theoriebron ten minste één voorbeeld hebt gegeven. Gebruik je creativiteit en kies een uitvoeringsvorm die bij je past. Hierbij kun je denken aan een tijdlijn, maar ook een (foto)stripverhaal, een filmpje of een levensverhaal in de ik-vorm.

fb

.v

.

Filmpje Normen en waarden en de Nederlandse cultuur <

A ct

ie

Gebruik de onderstaande onderwerpen ter inspiratie voor het beschrijven van jouw levensloop: • je levensopvatting. Denk hierbij aan waar je bent geboren, taal, religie, tradities en regels. • je levenswijze. Denk aan feestdagen, wat je eet, je kledingstijl, je helden.

ev

er

ij

Ed

u'

Bedenk hoe bovenstaande punten bijdragen aan wie je bent, wat je doet (of wat je juist niet doet), hoe je je kleedt, hoe je met anderen omgaat en communiceert enzovoort. Beschrijf dit in je levensloop. Vraag ook aan je ouders, broers, zussen of vrienden hoe zij jou zouden omschrijven. b. Bespreek nu jouw levensloop met een medestudent en maak een vergelijking van elkaars levenslopen. Beschrijf het volgende: Wat zijn de overeenkomsten?

U

itg

c. Wat zijn de verschillen?

d. Wat is je conclusie? Komen jullie uit verschillende culturen? Waarom wel of niet? Oordeel niet te snel: stel vragen aan je medestudent om tot een duidelijk oordeel te komen.

e. Beschrijf een situatie waarin jouw culturele achtergrond een voordeel was of juist een nadeel. Gebruik voorbeelden om je antwoord te verduidelijken.

16


Culturele diversiteit in Nederland

Culturele diversiteit in Nederland Inleiding

ij

Ed

u'

A ct

ie

fb

.v

.

Nederland zoals we nu kennen is multicultureel. Volgens het CBS (Centraal Bureau voor Statistiek) waren er in 2015 1,8 miljoen mensen met een migratieachtergrond woonachtig in Nederland en deze groep vertegenwoordigt 200 verschillende nationaliteiten. Mensen verlaten hun land om verschillende redenen en zo komen ook veel mensen naar Nederland met uiteenlopende redenen. Met deze opdrachten ga je voor jezelf overzicht brengen in de geschiedenis van de culturele diversiteit in Nederland en wat nu de reden was voor mensen om naar Nederland te komen. Daarnaast ga je in gesprek met iemand die uit ervaring weet wat het is om migrant te zijn. Zo zorg je dat de theorie echt voor je gaat leven.

ev

er

Soms moeten mensen emigreren om hun dromen uit te laten komen.

U

itg

Leerdoelen • • • •

Je kunt het begrip culturele diversiteit uitleggen. Je kunt de geschiedenis van de culturele diversiteit in Nederland uitleggen. Je kunt de huidige culturele diversiteit van Nederland uitleggen. Je kunt uitleggen hoe je culturele diversiteit in je eigen omgeving kunt herkennen.

17


Culturele diversiteit in Nederland

Opdracht 8

Tijdlijn Nederland heeft een lange migratiegeschiedenis. Je gaat een tijdlijn maken van alle belangrijke migraties naar Nederland toe waardoor je kennis krijgt van de oorsprong van de culturele diversiteit van Nederland anno 2017. Je mag voor deze opdracht gebruikmaken van internetbronnen. Een aantal bronnen die je kunt gebruiken zijn al gegeven.

Theoriebron Culturele diversiteit in Nederland <

Let bij het maken van de tijdbalk op de onderstaande punten:

Website Vijf eeuwen migratie <

ie

A ct

Artikel Migratie uit Antillen groeit naar record <

fb

.v

.

Website Multicultureel Nederland <

Met betrekking tot de inhoud: • Geef je tijdlijn een titel. Welk thema zou je eruit willen lichten? Bijvoorbeeld: Migratie in de oudheid of de migratie vanuit onze kolonies. • Maak een lijst. Zet voor jezelf op een rijtje welke punten belangrijk zijn om op je tijdlijn te vermelden. Zorg dat de belangrijke momenten uit de theoriebron verwerkt worden, maar je mag daarnaast ook andere gebeurtenissen toevoegen die daar niet in staan. • Kijk op verschillende sites, zoek in de bibliotheek naar boeken over het onderwerp, lees biografieën, (kranten)artikelen enzovoort. • Bepaal het begin- en eindpunt. Er is een eindeloze hoeveelheid aan gegevens, details en gebeurtenissen te vinden. • Geef per migratiegebeurtenis de naam, oorzaak en kenmerken weer. • Wees kritisch! Graaf dieper om erachter te komen wat er werkelijk gebeurd is. • Maak een korte presentatie waarin je de tijdlijn presenteert en je de bronnen die je gebruikt hebt laat zien aan de docent.

U

Theoriebron Culturele diversiteit in Nederland <

Werkmodel Interview houden < Artikel Onvertelde verhalen uit jouw familiegeschiedenis <

18

Interview over cultuur

itg

Opdracht 9

ev

er

ij

Ed

u'

Vormgeving tijdlijn Het uitwerken van de tijdlijn: • Gebruik je creativiteit en kies een vorm voor de tijdlijn die bij het onderwerp past. Schets en speel wat met de mogelijkheden. Zorg er natuurlijk wel voor dat je alle informatie op de tijdlijn kwijt kunt. Je mag de tijdlijn digitaal maken of uitwerken op bijvoorbeeld een groot vel papier. Als het maar zichtbaar is voor de mensen waar jij het aan gaat presenteren. • Vorm een aantrekkelijk geheel. Gebruik afbeeldingen, illustraties of zelfs filmpjes (als je een digitale tijdlijn maakt). Je kunt je tijdlijn ook van een achtergrond voorzien. • Zet boven aan de tijdlijn de titel in duidelijke letters, zodat in een oogopslag duidelijk wordt waar jouw geschiedenisbalk over gaat. • Zorg dat je presentatie van je tijdlijn niet langer duurt dan vijf minuten.

Een theoriebron is interessant als naslagwerk maar niets geeft zoveel inzicht als een persoonlijk gesprek. Daarom gaan jullie een interview houden met een expert of ervaringsdeskundige op het gebied van culturele diversiteit in de praktijk.


Culturele diversiteit in Nederland

a. Kies een van de twee opties, de hoofdvraag is al voor je opgesteld. Hoofdvraag:

Optie 1

Persoon uit de beroepspraktijk die ervaring heeft met werken met verschillende culturen. Bijvoorbeeld een sociaal werker die in een buurtcentrum werkt waar mensen met verschillende culturele achtergronden komen.

Wat is de invloed van culturele diversiteit op het werk van een sociaal werker?

Optie 2

Persoon met een migratieachtergrond. Onderzoeken welke verschillende culturen er zijn in jouw omgeving en welke mensen je kunt benaderen voor een interview.

Wat is de migratieachtergrond van de geĂŻnterviewde en hoe beĂŻnvloedt deze achtergrond zijn leven in Nederland?

A ct

ie

fb

.v

.

Respondent:

u'

Bedenk een aantal vragen voor je interview. Zorg ervoor dat de vragen uiteindelijk antwoord geven op de hoofdvraag. Bereid het interview verder voor met behulp van het Werkmodel Interview houden.

itg

ev

er

ij

Ed

Houd het interview en werk de antwoorden die je hebt ontvangen uit in een Word-bestand. Formuleer een antwoord op je hoofdvraag. b. Deel het antwoord op je hoofdvraag met een medestudent die dezelfde hoofdvraag heeft onderzocht. Wat zijn de verschillen en overeenkomsten tussen jullie formuleringen?

U

Opdracht 10 Artikel Migratieachtergrond < Artikel Dossier Migratie en integratie <

Cijfers culturele diversiteit Nederland De actuele situatie rondom culturele diversiteit verandert constant. Het is dan ook als professional zaak om altijd op de hoogte te blijven van de actuele situatie. In je toekomstige doelgroep kunnen zich ouderen/jongeren bevinden met verschillende migratieachtergronden. Lees het Artikel Bevolking naar migratieachtergrond en bestudeer in dit artikel de afbeelding Grootste bevolkingsgroepen naar achtergrond en de migratiesaldo-tabellen. a. Wat zegt de afbeelding Grootste bevolkingsgroepen naar achtergrond over de culturele diversiteit in Nederland?

19


Culturele diversiteit in Nederland

b. Heb je iets gelezen op deze pagina wat je nog niet wist? Zo ja, wat?

c. Klik door naar de interactieve kaart en zoek de gegevens van jouw regio op. Geef aan hoe de meest recente verdeling is:

.v

.

d. Open het Artikel Dossier migratie en integratie. Kies een van de aangegeven thema’s en noteer deze hieronder:

A ct

ie

fb

e. Welke kansen en/of uitdagingen zie je wanneer je deze pagina doorneemt?

itg

ev

Werk in tweetallen. Samen zoomen jullie in op een van de doelgroepen die onderdeel is van de culturele diversiteit in Nederland. Deze kennis kunnen jullie gebruiken om andere sociaal werkers te helpen om inzicht te krijgen in bepaalde situaties.

U

Theoriebron Culturele diversiteit in Nederland < Website CBS <

Website Taalachterstand <

Kennis delen

er

Opdracht 11

ij

Ed

u'

f. Wat heb je als professional aan de informatie van het CBS?

Situatie 1 Taalachterstand kinderen Een probleem waar je als sociaal werker tegenaan kunt lopen is dat veel kinderen van ouders met een migratieachtergrond hun talenten onvoldoende kunnen ontplooien omdat tijdens de eerste, cruciale levensjaren, er een andere taal wordt gesproken dan de Nederlandse taal. Als kinderen thuis te weinig de Nederlandse taal leren lezen, schrijven en spreken, kan dit een taalachterstand opleveren als kinderen ouder zijn.

Situatie 2 Radicalisering onder jongeren Website Radicalisering < Website Zwartepietendiscussie <

20

Radicalisering onder jongeren komt al tientallen jaren voor, maar krijgt de laatste tijd veel aandacht in de media. Terroristische groeperingen beschikken meer en meer over de financiĂŤle middelen om zeer destructieve wapens aan te schaffen. Radicale groeperingen vinden in Europa via bijvoorbeeld het internet veel jongeren die ze kunnen beĂŻnvloeden om zich aan te sluiten bij hun missie.


Culturele diversiteit in Nederland

Situatie 3 Zwartepietendiscussie Integreren betekent niet altijd dat een nieuwkomer zich aanpast aan de dominante cultuur. Nieuwkomers kunnen ook tradities van de dominante cultuur veranderen of er kritiek over uiten. Zo levert de discussie rondom het afschaffen of behouden van de traditionele zwarte piet veel spanning op tussen verschillende groepen. De ene groep wil de traditie behouden, omdat deze deel uitmaakt van de cultuur. De andere groep wil de traditie afschaffen, omdat het elementen bevat die als discriminerend worden gezien.

U

itg

ev

er

ij

Ed

u'

A ct

ie

fb

.v

.

Kies een van de drie situaties. Per situatie is een website toegevoegd die je kunt gebruiken voor meer achtergrondinformatie. Maak een informatiefolder voor directe collega’s of een specifieke professional (bijvoorbeeld: omgaan met radicalisering voor docenten) waarin ten minste de volgende punten verwerkt zijn: • een heldere en recente omschrijving van het probleem • mogelijke informatie via het CBS over deze doelgroep en bekende cijfers • indien mogelijk een beschrijving van het ontstaan daarvan • hoe je het probleem of aspect herkent als professional in de praktijk • hoe je er het best mee om kunt gaan • waar je terecht kunt voor meer informatie of ondersteuning • minimaal één A4 en maximaal twee A4'tjes.

21


Vooroordelen en stereotypering

Vooroordelen en stereotypering Inleiding

er

ij

Ed

u'

A ct

ie

fb

.v

.

Werken met diversiteit vraagt een goed beeld van hoe mensen reageren op culturele verschillen en wat de achterliggende redenen hiervan zijn. Ook zul je als sociaal werker met een groot aantal onderwerpen geconfronteerd worden waar je mee zult moeten kunnen werken. Iedereen heeft vooroordelen. Hoe vooroordelen ontstaan en de functie hiervan geeft inzicht voor een sociaal werker in contact met de doelgroep. Zo zijn er ook zeker vooroordelen over sociaal werkers en dit kan het contact in de weg staan.

ev

Hoe reageer jij op een ander en nog interessanter, hoe komt dat?

U

itg

Leerdoelen

22

• • • •

Je kunt de begrippen frames en referentiekader uitleggen. Je kunt de begrippen vooroordeel en stereotype uitleggen en uitleggen hoe deze ontstaan. Je kunt beeldvorming, vooroordelen en stereotypering herkennen. Je kunt racistische denkbeelden analyseren.


Vooroordelen en stereotypering

Opdracht 12 Werkmodel Woordenlijst Discriminatie < Theoriebron Vooroordelen en stereotypering <

Begrippen discriminatie a. Lees Theoriebron Vooroordelen en stereotypering. Zet de volgende begrippen en de omschrijving ervan in het Werkmodel Woordenlijst discriminatie: • vooroordelen • stereotypen • discriminatie • racisme • stigmatiseren • sociale segregatie • polarisatie • radicalisering • integratie.

ie

Bekijk het Filmpje Cultuurverschillen in een vliegtuig, geef antwoord op de vragen. a. Welke vooroordelen herken je in het filmpje?

ij

Ed

u'

Filmpje Cultuurverschillen in een vliegtuig <

Herkennen van vooroordelen

A ct

Opdracht 13

fb

.v

.

b. Maak de begrippen helemaal eigen door op het internet en in andere bronnen meer informatie te zoeken. Vul aan de hand hiervan de omschrijvingen in de woordenlijst eventueel aan.

U

itg

ev

er

b. Wat zijn de oorzaken van de moeizame communicatie tussen de twee vrouwen?

Opdracht 14 Theoriebron Vooroordelen en stereotypering <

Onderzoeken van vooroordelen (klassikaal) Lees de Theoriebron Vooroordelen en stereotypering ter voorbereiding op deze opdracht. a. Je krijgt van de docent zes foto's van mensen te zien. Bespreek in drietallen: 1. Wat zie je? 2. Wat denk je? 3. Zou je bevriend worden met deze persoon? Bespreek je antwoorden klassikaal met elkaar. b. Onderzoek welke gedachten en ideeën over Nederlanders er bij andere culturen leven. Je kunt daarbij gebruikmaken van het internet maar je kunt het natuurlijk ook aan mensen vragen, of een oproep op Facebook plaatsen en kijken hoe er wordt gereageerd. Gebruik je creativiteit. De vorm waarop je de antwoorden verwerkt staat ook vrij. Er zijn echter wel een aantal eisen waar je aan moet voldoen:

23


Vooroordelen en stereotypering

Verzamel ten minste zes verschillende vooroordelen, stigma’s of stereotypen over Nederlanders. Zorg dat je de informatie uit minimaal drie verschillende culturen gebruikt. Vermeld steeds uit welke cultuur de uitspraak komt. c. Wat zijn nadelen van vooroordelen? (Noem er minimaal 2.)

Vooroordelen rondom doelgroepen

ie

Opdracht 15

Hoe ontstaat een vooroordeel?

A ct

Filmpje Het ontstaan van negatieve vooroordelen <

fb

.v

.

d. Wat heb je geleerd van deze opdracht?

Ed

b. Bekijk het Filmpje Het ontstaan van negatieve vooroordelen. Welke vooroordelen over mensen in de bijstand komen in het filmpje naar voren?

itg

ev

er

ij

Theoriebron Vooroordelen en stereotypering <

u'

a. In het Filmpje Het ontstaan van negatieve vooroordelen staan mensen uit de bijstand centraal. Ga eerst bij jezelf na: welke gedachten, gevoelens en associaties roept deze doelgroep bij jou op?

U

c. Hoe zijn volgens de stagiaires uit het filmpje hun negatieve gedachten over mensen in de bijstand ontstaan?

d. Wat is de daadwerkelijke ervaring van Piet Hofman?

24


Vooroordelen en stereotypering

e. Hoe veranderde voor de stagiaires het beeld van de doelgroep waar ze mee werken?

Opdracht 16

In deze opdracht draait het om het herkennen van discriminerende of racistische uitingen. Bekijk het Filmpje Fietstest Amsterdam. a. Wat heeft het begrip discriminatie met het filmpje te maken?

.

Theoriebron Vooroordelen en stereotypering <

Herkennen discriminerende of racistische uitingen

ie

b. Wat heeft het begrip racisme met het filmpje te maken?

A ct

Artikel L’Oréal ontslaat transgendermodel om racistische uitspraken <

fb

.v

Filmpje Fietstest Amsterdam <

U

itg

ev

er

ij

Ed

u'

c. Wat is volgens jou de oorzaak dat er op de drie jongens verschillend gereageerd wordt door de omgeving? Leg je antwoord uit, gebruik hiervoor de begrippen uit de Theoriebron Vooroordelen en stereotypering.

d. Lees het Artikel L’Oréal ontslaat transgendermodel om racistische uitspraken. Omschrijf hoe jij, als professional, zou reageren op iemand die dit soort uitspraken doet.

25


Vooroordelen en stereotypering

Opdracht 17

Onderzoeken term allochtoon (klassikaal) Er zijn een hoop discussies gevoerd over het woord allochtoon. De term allochtoon werd in de praktijk gebruikt om een heel specifieke groep aan te wijzen in combinatie met maatschappelijke problemen. Dat maakte dat alle allochtonen negatief bekeken werden. En een hele grote groep allochtonen, die niets met de problematiek te maken heeft, kreeg daardoor niet dezelfde kansen in de samenleving.

Artikel Overheid stopt met 'allochtoon' en 'autochtoon' <

a. Lees het Artikel Termen allochtoon en autochtoon. In het artikel staat het volgende: “We zijn heel benieuwd naar de reactie uit de samenleving," zegt Ooijevaar. “In het Jaarrapport Integratie roepen we nadrukkelijk op om te reageren. Als uit onze evaluatie blijkt dat de nieuwe termen voldoen, zullen we die breder binnen het CBS doorvoeren.”

Artikel Termen allochtoon en autochtoon herzien <

itg

ev

er

ij

Ed

u'

A ct

ie

fb

.v

.

Dit is precies wat jullie gaan doen! b. Bespreek met de hele groep wat jullie mening is over de terminologie en hoe jullie staan tegenover het voorstel om de aanduiding ‘mensen met een migrantenachtergrond’ te gebruiken. Kijk of je gezamenlijk tot een visie kunt komen waaruit blijkt hoe jullie tegenover het voorstel staan. Mochten de meningen te veel conflicteren, dan is het ook mogelijk om twee verschillende visies te formuleren. Ga in dat geval in twee groepen uiteen, zet de visie op papier. De visie is maximaal 150 woorden. Leg ook uit hoe jullie tot deze visie gekomen zijn. Vervolgens lezen jullie de twee visies aan elkaar voor. Blijken ze echt onverenigbaar? Lever dan twee visies in. c. Welke visie(s) hebben jullie geformuleerd?

U

Opdracht 18

Herkennen beeldvorming, vooroordelen en stereotypen Lees de casus. De casus speelt zich af op een middelbare school en draait om de student Katie en haar referentiekader. In de casus worden de begrippen beeldvorming, vooroordelen en stereotypering in de praktijk zichtbaar. Deze ga je proberen te herkennen. Beantwoord na het lezen de vragen.

De vooroordelen van Katie Katie is een populair meisje, waarom weet niemand. Ze deelt iedereen, al voor ze die mensen kent, in soorten in. Ze heeft al een mening over mensen, voor ze die mensen überhaupt al eens gesproken heeft en ze vindt dit heel normaal. Katie heeft door haar ouders al een bepaald idee in haar hoofd gevormd: arme mensen zijn volgens haar één grote groep engerds die haar in de stad altijd lastigvallen met de vraag of ze misschien een euro over heeft voor wat te eten. Mannen en vrouwen die een relatie hebben met dezelfde sekse zijn allemaal raar en vies en je moet maar uitkijken dat

26


Vooroordelen en stereotypering

A ct

ie

fb

.v

.

ze je niet aansteken met die viespeukerij. En dan nog mensen met een andere nationaliteit. Dat zijn allemaal criminelen, zo niet, dan zijn ze alleen maar in Nederland komen wonen om hier onze banen te stelen. Doordat ze zo denkt begint ze deze groepen echt te haten, ze sluit ze buiten en maakt ze zwart. Dat zal niemand wat kunnen schelen want die mensen zijn toch niks waard, vindt ze. Ze praatte eens met haar vriendinnen over haar pesterijen. Sommigen vinden het vervelend wat ze doet, ze behandelt bepaalde groepen anders dan de anderen en maakt onderscheid tussen hen. Anderen vinden het weer meevallen, ze behandelt de mensen wel anders, maar zo erg is het toch niet? Zelf vindt ze het allemaal wel meevallen, het is gewoon een beetje lol trappen met de minderen, toch? ‘Kijk uit meiden, daar komt Linda Lesbo!’ Katie legde snel haar tas op de stoel naast zich en de rest van het groepje volgde haar voorbeeld. ‘Hey! Mag ik hier misschien zitten?’ Linda wees naar een van de stoelen. ‘Linda, rot toch op. Ga naar je eigen soort.’ Ze wees naar een groepje kinderen waarvan ze altijd al had gezegd dat ze verliefd waren. Linda ging vlak voor Katie staan en pakte haar shirt vast. ‘Pardon?! Beweer je nou serieus dat ik verliefd op een meisje ben?’ Katie duwde Linda van zich af lachte haar recht in haar gezicht uit en liep weg. De bel ging. Iedereen stond op en ging naar zijn of haar klas. Mevrouw van der Weij begon te vertellen over een nieuwe leerling, Anu. Ze moest naar voren komen en zich voorstellen. ‘Uhm, ik ben Anu.’ Katie trekt een vies gezicht en stoot een klasgenootje aan. ‘Er komen er steeds meer hè,' grapt ze.

U

itg

ev

er

ij

Ed

u'

‘Vandaag gaan we het hebben over de geschiedenis van racisme. Weet iemand van jullie een voorbeeld van racisme van vroeger?’ Mevrouw van der Weij keek de klas rond, niemand stak zijn vinger op. ‘Anu, weet jij het misschien?’ Anu zuchtte. ‘Slaven,‘ zei ze. ‘Goed zo Anu, dat klopt! Kun je misschien uitleggen wat er met die slaven gebeurden?’ ‘Nou uhm… Toen de blanken in de 14e eeuw andere werelddelen gingen ontdekken kwamen ze mensen tegen die anders dan hen waren, ze waren zwart. Volgens de blanken waren zij onbeschaafd en minder goed, dus hadden ze een reden om de zwarten te onderdrukken. Ze werden op slavenmarken verkocht aan rijke handelaren, die hen gebruikten voor de klussen die ze zelf niet wilden doen. Slaven waren niet belangrijk dus boeide het niet als er eentje doodging.‘ ‘Wow Anu, dat heb je erg goed gezegd!,‘ zei mevrouw van der Weij. Katie stond op om een propje in de prullenbak te gooien en liep op de terugweg expres langs Anu’s tafel. ‘Slijmbal,‘ siste Katie toen ze langsliep. ‘Als je het zo goed weet dan ga je toch weer terug daarheen.’ Anu voelde tranen prikken. De bel ging en Anu rende de poort van het schoolplein door en haalde opgelucht adem. ‘Vrij’ zuchtte ze en ze rende naar huis. Eenmaal thuis besefte ze pas wat er gebeurd was en eindelijk durfde ze haar tranen te laten stromen. Beantwoord de vragen die horen bij de casus van Katie.

a. Met welke termen worden de mensen in deze casus in groepen geplaatst?

b. Weet je waarom mensen, in dit geval Katie, iemand gaan discrimineren?

27


Vooroordelen en stereotypering

c. Wat is het verschil tussen discriminatie en racisme?

d. Kun je twee voorbeelden uit de geschiedenis geven waarbij er duidelijk sprake is van racisme?

A ct

ie

fb

.v

.

e. Welke vooroordelen en stereotypen komen naar voren in de casus van Katie?

ij

Ed

u'

f. Wat hebben de begrippen vooroordeel en stereotype, en discriminatie volgens jou met elkaar te maken?

ev

er

Lees de casus Karim en zijn sollicitatiegesprek. Beantwoord daarna de vragen.

Karim en zijn sollicitatiegesprek

U

itg

De onderstaande casus is een kort gesprek tussen Karim en zijn vriendin Ellen. Karim komt net thuis van een sollicitatiegesprek. De baas van dat bedrijf behandelt hem nogal vreemd, maar tijdens het gesprek laat Karim niet merken dat hij dat niet zo prettig vindt. ‘Hey liefje, met Ellen. Hoe ging je sollicitatiegesprek?,‘ vroeg ik. ‘Hey schatje. Ik weet niet precies wat er met die man was, hij deed echt raar. Alsof ik geen beschaafd Nederlands kon praten of zo.’ Ik hoorde aan hem dat het hem irriteerde. ‘Weet je wat ‘ie zei, Ellen? Hij zei: Jij al goed gewend in Nederland, Karim?’ Hij imiteerde de toon waarop de man het gezegd had. ‘En dan over de vakantie, hij ging er al meteen vanuit dat ik voor acht weken naar Marokko zou gaan en zei dat ‘ie dat echt niet zou toestaan.’ Hoe kon die man dat nou zomaar concluderen? Hij kende Karim niet eens. ‘En we gaan niet eens naar Marokko maar naar Frankrijk, voor drie weekjes.’ ‘Ja,‘ zei Karim geïrriteerd. ‘Dat zei ik hem dus ook en toen begon hij daar weer over te zeuren. Hij zei: ‘Zo, zo, meneer heeft een vriendin. Toch geen Nederlandse mag ik hopen? Worden jullie tegenwoordig niet meer door jullie ouders uitgehuwelijkt?’ Alsof iedere Marokkaan uitgehuwelijkt wordt en …’ Ellen onderbrak hem.

28


Vooroordelen en stereotypering

‘Ja maar liefje, je vader had toch ook al een bruid voor je uitgekozen? Als je hem er niet van overtuigd had dat jij en ik een toekomst willen opbouwen dan was je nu getrouwd met dat meisje.’ Karim zuchtte. ‘Ja, dat weet ik toch. Daarom had ik dat hem ook uitgelegd. Waarop hij zei dat mijn vader modern was. En of ik dat nou positief op moet nemen … Ik weet het niet hoor. Ik weet überhaupt niet of ik wel voor een baas wil werken die zulke dingen zegt en denkt.’

.v

.

g. In dit verhaal zitten nogal wat stereotiepe opvattingen over Marokkaanse mensen met daaraan gekoppelde vooroordelen. Schrijf er zo veel mogelijk op.

u'

A ct

ie

fb

h. Hoe komt het volgens jou dat de baas van Karim zulke stereotiepe dingen zegt?

Wat vind je van de manier waarop Karim reageert op de uitspraken van zijn baas? Zou jij ook zo reageren als je in Karims schoenen stond? Waarom wel/niet?

j.

Bij vraag 1 heb je stereotiepe uitspraken van de baas opgeschreven. Probeer eens op te schrijven wat de baas had kunnen doen om te voorkomen dat het stereotypen of vooroordelen werden.

U

itg

ev

er

ij

Ed

i.

Opdracht 19 Artikel 'Die ideeën zitten in je hoofd en niet in je kleren' <

Analyseren racistische denkbeelden a. Lees het Artikel ‘Die ideeën zitten in je hoofd en niet in je kleren' van de Volkskrant. In dit artikel gaat het over de discussie rondom het dragen van Lonsdale kleding en hoe mensen dit hebben gebruikt om hun mening te laten zien. Met behulp van dit artikel ga je de racistische denkbeelden van de mensen in het artikel analyseren. Hoe lieten de leerlingen van het Dokkinga College zien dat ze racistische denkbeelden hadden?

29


Vooroordelen en stereotypering

b. Waarom heeft het Dokkinga College een verbod ingesteld?

c. Op welke andere manieren, behalve het dragen van Lonsdale, kun je uiting geven aan discriminatie? Noem er vier.

U

itg

ev

er

ij

Ed

u'

A ct

ie

fb

.v

.

d. Is het kledingmerk Lonsdale blij met de manier waarop sommige mensen hun kleding gebruiken? Zoek op internet op hoe het merk hierop gereageerd heeft. Hoe laten ze dit zien?

30


Interculturele communicatie

Interculturele communicatie Inleiding

Ed

u'

A ct

ie

fb

.v

.

Communicatie tussen verschillende culturen vraagt van iedereen begrip, openheid en oefening. Alleen door de bereidheid om van elkaar te leren, te overleggen en samen naar oplossingen te zoeken kunnen we de samenwerking (en samenleving) verbeteren. De volgende oefeningen zijn bedoeld om je gereedschapskist te vullen met kennis die ervoor zorgt dat je hier in de praktijk op voorbereid bent.

ij

Verschillende culturen ontdekken is een prachtige verrijking.

U

itg

• • • •

Je kunt uitleggen wat interculturele communicatie inhoudt en aspecten die een belangrijke rol spelen bij het communiceren met een andere culturele achtergrond. Je kunt de theorie van Hofstede uitleggen. Je kunt de piramide van Pinto uitleggen. Je kunt het TOPOI-model van Hoffman uitleggen. Je kunt een intercultureel gesprek voeren.

ev

er

Leerdoelen

Opdracht 20 Theoriebron Interculturele communicatie <

Opdracht Interculturele communicatie ‘Moet ik het dan voor de honderdste keer zeggen? Zal ik het hardop voor je spellen soms? Ik praat toch geen Chinees? Je begrijpt gewoon niet wat ik bedoel. Dat komt omdat je niet luistert. Waarom word je nou altijd zo boos?’ Dit alleen al zijn kleine voorbeelden van hoe moeilijk communicatie soms kan verlopen. Laat staan dat je een andere cultuur erbij haalt met allerlei andere gewoontes, gedragingen en uitingen van communicatie. Lees de Theoriebron Interculturele communicatie en beantwoord de vragen.

31


Interculturele communicatie

a. Heb je je weleens vergist in het juist interpreteren van iemands bedoeling? Hoe kwam dat? Had dat met cultuurverschil te maken?

.v

.

b. Waarom is het thema ‘intercultureel communiceren’ belangrijk voor een sociaal werker?

A ct

ie

fb

c. Wat kun je doen om zo goed mogelijk met mensen met een andere cultuur te communiceren?

u'

Lees de casussen en beantwoord de vragen.

Ed

Hannah denkt voordat ze vraagt

ev

er

ij

Hannah werkt als sociaal werker bij een LOESJE-loket van de gemeente. Ze ontvangt daar mensen die vragen hebben over hun kinderen en over mogelijkheden voor kinderen in de buurt. Hannah krijgt bezoek van een vader die een opvoedkundige vraag heeft. Hannah is verrast, want ze krijgt normaal vaak vrouwen bij haar op bezoek. Ze vraagt direct aan de vader of hij alleenstaand is. De man kijkt verward en vraagt waarom Hannah dit vraagt. ‘Nou, omdat u hier bent en niet uw vrouw?’ De vader reageert hierop door te zeggen dat er inderdaad geen moeder thuis is, maar dat hij getrouwd is met een man.

U

itg

d. Welke communicatiestoring is er hier?

e. Is dit een interculturele communicatiestoring? Leg je antwoord uit.

f. Hoe had dit misverstand voorkomen kunnen worden?

32


Interculturele communicatie

Maikel en Hachiro Maikel (Europees uiterlijk) en Hachiro (Aziatisch uiterlijk) zijn allebei sociaal werkers van dezelfde Stichting. Ze hebben elkaar ontmoet tijdens een conferentie over interculturele communicatie. Maikel en Hachiro spreken af om samen terug te rijden. Maikel krijgt honger en wijst een wegrestaurant aan. ‘Dit vind jij vast lekker,‘ zegt Maikel en wijst een Chinees wegrestaurant aan. Hachiro bijt op zijn tong om niets te zeggen tegen Maikel en denkt bij zichzelf: hij kan het ook niet weten.

.

g. Welke communicatiestoring is er hier?

Hoe had dit misverstand voorkomen kunnen worden?

u'

A ct

i.

ie

fb

.v

h. Is dit een interculturele communicatiestoring?

Ed

Sandra en Mohammed

itg

ev

er

ij

Sandra werkt als coĂśrdinator bij een bureau dat in multiculturele wijken sociale wijkprojecten organiseert in de buurt. Sandra heeft een culturele markt georganiseerd waarbij mensen hapjes kunnen proeven uit verschillende landen en mensen uit de buurt elkaar kunnen ontmoeten. Sandra werkt samen met Mohammed. Mohammed is van Marokkaanse afkomst en woont sinds zijn 14e in Nederland. Hij is al jaren een vrijwilliger bij het buurtcentra en staat in contact met veel mensen in de buurt. Met de kennismaking steekt Sandra haar hand uit. Mohammed geeft haar geen hand maar groet haar verbaal. Sandra denkt dat Mohammed arrogant is. Wat heeft deze situatie met cultuurbepaalde lichaamstaal te maken?

U

j.

k. Welke cultuurbepaalde lichaamstaal ken jij?

l.

Hoe had dit misverstand voorkomen kunnen worden?

33


Interculturele communicatie

Opdracht 21

Opdracht Competenties herkennen intercultureel gesprek Lees de Theoriebron Interculturele communicatie. In deze theoriebron staat een aantal beroepscompetenties beschreven. Noem bij elke competentie een voorbeeld uit je eigen ervaring, of omschrijving waaruit blijkt dat je deze beheerst. Of een voorbeeld waaruit blijkt dat je deze niet beheerst.

Theoriebron Interculturele communicatie <

a. Kennis over de cultuur:

ie

u'

A ct

c. Oog voor overeenkomsten en verschillen:

fb

.v

.

b. Respect voor andere meningen en gewoonten:

ij

Ed

d. Actief luisteren:

itg

ev

er

e. Praten vanuit je gevoel:

U

f. Aan welke van deze competenties zou je (nog) meer willen werken?

Opdracht 22 Filmpje Verpauperde vinexwijk < Website Lino <

34

Kijk mijn wijk! a. Bekijk het Filmpje Verpauperde vinexwijk. Hoe zou een ideale wijk eruitzien? Gebruik de wijk uit het filmpje ter inspiratie, denk ook na over voorbeelden uit je eigen omgeving. Werk in drietallen. Bespreek met elkaar wat je gezien hebt in het filmpje en vul dit eventueel aan met je persoonlijke ervaring. Maak een lijst van de belangrijkste knelpunten:


Interculturele communicatie

b. Denk nu na over hoe een ideale wijk eruit zou zien: Wat voor culturen/groepen kom je daar tegen?

.

c. Wat voor normen en waarden zijn er, wat is gewenst gedrag en hoe gaat men daar met elkaar om?

ie

fb

.v

d. Wanneer heb je aanzien in de wijk en hoe is de machtsverdeling?

ij

Ed

u'

A ct

e. Hoe zouden de vijf dimensies van Hofstede verdeeld zijn in de wijk en kun je dit uitleggen aan de hand van een voorbeeld bij elke dimensie?

itg

ev

er

f. Zou de wijk volgens Pinto meer grofmazig of fijnmazig zijn?

U

g. Hoe gaat de wijk om met de verschillen hierin?

h. Maak nu samen een poster voor jullie ideale wijk met behulp van de website Lino. In de poster komen de antwoorden op de bovenstaande vragen tot uiting.

35


Interculturele communicatie

Opdracht 23

De vijf dimensies van Hofstede a. Lees de Theoriebron Interculturele communicatie en het Artikel Vijf dimensies van Hofstede ter voorbereiding op deze opdracht. Je gaat met een medestudent een klein onderzoek doen om twee zelf uitgekozen culturen met elkaar te vergelijken volgens de vijf dimensies van Hofstede. Overleg met je medestudent van welke landen je de culturen met elkaar wilt vergelijken. Welke landen willen jullie met elkaar vergelijken? Motiveer jullie keuze kort.

Theoriebron Interculturele communicatie < Website Landenvergelijker <

b. Lees nogmaals het Artikel Vijf dimensies van Hofstede en beantwoord de vragen. Maak een schatting hoe de eerste cultuur die jullie hebben gekozen gaat scoren op de vijf dimensies van Hofstede. Licht je antwoord toe.

ie

fb

.v

.

Artikel vijf dimensies van Hofstede <

u'

A ct

c. Maak een schatting hoe de tweede cultuur die jullie hebben gekozen gaat scoren op de vijf dimensies van Hofstede. Licht je antwoord toe.

U

itg

ev

er

ij

Ed

d. Ga naar de Website Landenvergelijker. Vul de gekozen landen in op de werkbalk in het midden waar op staat 'type a country'. Er komt nu een vergelijking uit op basis van zes dimensies. Jullie gaan er vijf behandelen. Voor elke dimensie zijn punten gegeven op een schaal van 0 tot 100. Hoe hoger de score, hoe meer die dimensie naar voren komt in die cultuur. Welke cijfers hebben de culturen gescoord volgens de vijf dimensies van Hofstede? Cultuur 1:

e. Cultuur 2:

f. Is er verschil tussen jullie inschatting voor de meting en de resultaten? Zo ja, licht toe hoe dit kan volgens jullie. (Denk aan eigen vooroordelen, referentiekader.)

36


Interculturele communicatie

g. Welke verschillen tussen de culturen zijn er?

h. Welke overeenkomsten tussen de culturen zijn er?

Onderzoek hoe de scores van de twee culturen zichtbaar zijn in de cultuur. Probeer zo veel mogelijk praktijkvoorbeelden te geven.

Opdracht 24

A ct

ie

fb

.v

.

i.

TOPOI-model van Hoffman uitleggen

u'

Hoe wordt het TOPOI-model gebruikt? Lees eerst de Theoriebron Interculturele communicatie. Lees dan onderstaande casus door en denk na over de culturele aspecten die hier een rol spelen.

Ed

Theoriebron Interculturele communicatie <

ij

In gesprek met ouders

U

itg

ev

er

De Aziatische moeder van een van de kinderen uit de huiswerkclub heeft een gesprek over haar zoon bij de begeleider Feico Nanninga. Het is onderdeel van het beleid dat er minimaal een keer per halfjaar een gesprek met de ouders plaatsvindt. Bij binnenkomst groeten ze elkaar en Feico opent het gesprek door te vragen of ze Nederlands spreekt, moeder knikt. Hij vertelt haar, duidelijk articulerend en in korte eenvoudige zinnen dat hij haar zoon kent als een vriendelijke en rustige jongen die veelal zijn eigen weg gaat maar goed werk levert. Dan vraagt hij of er nog dingen zijn die moeder zou willen bespreken. De moeder knikt nee en wendt haar ogen af. Dan staat ze op en in vloeiend correct Nederlands bedankt ze hem voor zijn tijd en inzet. Al met al is moeder niet meer als vijf minuten binnen geweest.

37


Interculturele communicatie

Vul het TOPOI-model in. Omschrijf in de eerste kolom welke aspecten jij uit de casus haalt. In de laatste kolom omschrijf je een advies voor Feico. Topoi

Analyse

Advies

.

Taal

A ct

ie

fb

.v

Ordening

er

ij

Ed

u'

Personen

U

itg

ev

Organisatie

Inzet

38


Interculturele communicatie

Opdracht 25

Voeren van een intercultureel gesprek Bestudeer de Theoriebron Interculturele communicatie. Je gaat met een groepje medestudenten een intercultureel gesprek voeren. Dit ga je doen door middel van een rollenspel. Het doel van deze opdracht is dat je inzicht krijgt in hoe iemand van een andere cultuur kan reageren op een voor diegene ongewone situatie. Daarnaast oefen je met inleven in de cultuur van iemand anders.

Werkmodel Rollenspel <

A ct

ie

fb

.v

Werkmodel Observatieformulier <

Werkwijze • Lees de casus A en Fatima. • Vorm drietallen. • Verdeel de rollen: A is leidinggevende, B is Fatima en C observeert het gesprek tussen A en B met behulp van het Werkmodel Observatieformulier. • Leef je in je rol met behulp van het Werkmodel Rollenspel. • Bedenk samen (met z'n drieën) wat voor soort gesprek het moet worden. Geef aan welke kennis-, houdings- en gedragsdoelen A met dit gesprek wil bereiken. • A moet gebruikmaken van de Theoriebron Intercultureel gesprek voeren. De genoemde aspecten moeten terugkomen en C observeert of A zich houdt aan de aspecten. • Geef aan wat er in de aanloop- en planningsfase besproken moet worden. • Geef aan hoe de themafase moet verlopen. • Beschrijf hoe dit gesprek moet eindigen. • Voer dit gesprek. • Bespreek het gesprek na met behulp van de nabesprekingsvragen en de observaties van C.

.

Theoriebron Interculturele communicatie <

u'

A en Fatima

U

itg

ev

er

ij

Ed

A is leidinggevende op een kleine afdeling. Op een dag komt sociaal werker Fatima, die drie maanden geleden voor deze afdeling aangenomen is, niet opdagen. Niemand weet waarom ze er niet is. A belt naar haar huis maar de telefoon wordt niet opgenomen. De volgende dag is Fatima er weer gewoon. Natuurlijk vraagt iedereen waar ze was. Fatima zegt dat haar kleine broertje erg ziek was geworden; de huisarts vond een ziekenhuisopname noodzakelijk. Ze zijn toen met het hele gezin mee naar het ziekenhuis gegaan. Het broertje moest geopereerd worden en dus zijn ze gebleven om de operatie af te wachten. Toen het broertje weer bij kennis was en de artsen zeiden dat alles goed verlopen was en het broertje weer helemaal gezond zou worden, was iedereen erg blij. Het was toen echter al zo laat dat het voor Fatima geen zin meer had om nog naar haar werk te gaan; de dag was al bijna om. A vindt het zomaar van het werk wegblijven hoogst ongebruikelijk. Het feit dat Fatima zich kennelijk van geen kwaad bewust is, geeft aan dat het voor Fatima misschien gewoon was om niet op het werk te komen. Dit kan uiteraard aan haar persoonlijke karakter liggen, maar misschien ook aan haar cultuur. Hier ligt dus een probleem voor de leidinggevende en de afdeling. De leidinggevende wil niet dat zoiets nog eens gebeurt en gaat hierover een gesprek voeren met Fatima.

a. Welke waarden en normen zag je bij A?

b. Welke waarden en normen zag je bij Fatima?

39


Interculturele communicatie

c. Heeft A beschreven wat het probleem is en voor wie en waarom het een probleem is?

d. Krijgt Fatima de gelegenheid uit te leggen wat haar kant van het verhaal is?

.

e. Heeft Fatima begrip voor het probleem van A? Waaruit bleek dat?

ie

fb

.v

f. Zijn cultuurverschillen de oorzaak zijn van het probleem? Waaruit bleek dat?

A ct

g. Zijn Fatima en A het met elkaar eens over het probleem? Waaruit bleek dat?

Wat kun je leren van deze oefening als het gaat om interculturele communicatie? Licht je antwoord toe.

U

itg

ev

er

ij

i.

Ed

u'

h. Werden er voorstellen voor een oplossing gedaan? Welke voorstellen? Door wie?

40


Verbinden in de praktijk

Verbinden in de praktijk Inleiding

Ed

u'

A ct

ie

fb

.v

.

Als sociaal werker speel je vaak een grote rol in het verbinden van verschillende mensen. Maar voor veel mensen maakt onbekend onbemind. Mensen met elkaar verbinden is dan ook best een uitdaging. Je draagt in je werk een maatschappelijke verantwoordelijkheid om mensen te verbinden en mensen elkaar te laten ontmoeten. Denk bijvoorbeeld aan de problematiek dat ouderen vereenzamen. Hoe zorg je er nu voor dat mensen met elkaar in contact komen? Hoe motiveer je mensen? In deze opdrachten komen deze aspecten naar voren en ga je hiermee oefenen door middel van een rollenspel.

ij

Als sociaal werker ben je vaak de lijm die verbindt. Prachtig toch!

ev

Je kunt benoemen wat de fasen van het veranderingsproces zijn. Je kunt je voorbereiden op de hindernissen die mogelijk een rol gaan spelen. Je kunt vaststellen welke activerende methodieken toepasbaar zijn voor de doelgroep. Je kunt cliënten/burgers motiveren om deel te nemen aan activiteiten/programma's om mensen met culturele diversiteit met elkaar te verbinden. Je kunt een voorstel uitwerken om cliënten/burgers in een wijk met verschillende diversiteit met elkaar te verbinden.

itg

• • • •

er

Leerdoelen

U

Opdracht 26

Bij mij in de wijk Wat op landelijk niveau gebeurt, heeft in het klein waarschijnlijk ook in jouw directe omgeving plaatsgevonden. Oudere bewoners zullen zich de komst van de eerste migranten vast nog goed herinneren. Onderzoek welke veranderingen jouw (BPV) wijk in de loop van de tijd heeft doorgemaakt en beschrijf dit in woord en beeld. Omdat geen wijk hetzelfde is en het erg afhankelijk is van verschillende factoren kun je deze opdracht redelijk naar eigen inzicht uitvoeren. Hieronder staan de eisen die je in je onderzoek dient te verwerken, maak er iets moois van.

41


Verbinden in de praktijk

.

Het onderzoek: • geeft aan welke verschillende cultuurgroepen er in de wijk leven* • vertelt de geschiedenis van de bevolkingsopbouw • laat de verhoudingen zien tussen ‘oorspronkelijke’ en nieuwe bewoners • omschrijft hoe de nieuwkomers de wijk veranderd hebben. Bijvoorbeeld door het winkelaanbod, voorzieningen enzovoort • benoemt de aspecten die door hun komst leuker, beter, mooier, interessanter zijn geworden • bespreekt waar de knelpunten liggen en welke problemen er door zijn of kunnen gaan ontstaan • vertelt iets over de verschillende socialisatie aspecten in de wijk Denk aan (verschillen in) opvoeding, voorkomen, symbolen, gewoonten enzovoort. • is voorzien van uitspraken van wijkbewoners over het leven in de wijk • vormt een verzorgd geheel.

Fogg in de praktijk

ie

Opdracht 27

fb

.v

*Cultuurgroepen kunnen ook mensen zijn uit een andere ‘binnenlandse cultuur’. Denk aan een plattelandsdorp waar steeds meer mensen uit de stad komen wonen, of een gezinswijk waar veel alleenstaande uitkeringsgerechtigden een huis toegewezen krijgen.

Bestudeer de Theoriebron Verbinden in de praktijk en lees de casus door. Beantwoord met behulp van de theorie de vragen die horen bij de casus. Dit zijn vragen over hoe jij de gedragsverandering in gang zou zetten.

A ct

Theoriebron Verbinden in de praktijk <

u'

Motiveren van verlegen Margo

ev

er

ij

Ed

Al sinds haar middelbareschooltijd worstelt Margo met haar verlegenheid. Inmiddels volgt ze de opleiding tot sociaal werker op het mbo. Ze had gehoopt dat haar verlegenheid minder zou worden als ze met gelijkgestemden in de klas zou zitten, helaas valt dat een beetje tegen. Ze weet nog steeds niet wat ze moet zeggen of doen om contact met klasgenoten te maken. Als ze samenwerkt, lukt het haar wel om over de opdrachten te praten maar ze zou zo graag ook gezellig in de pauze met anderen kletsen, gewoon … net als iedereen.

U

itg

a. Wat is Margo’s gewenste gedrag?

b. Wat kun je zeggen over de motivatie van Margo?

c. Op welke manier zou Margo gemotiveerd kunnen worden?

d. Welk nieuw gedrag kun je aan haar oude gedrag koppelen als eerste stap op weg naar het gewenste gedrag?

42


Verbinden in de praktijk

Jamal is verhuisd Nadat Jamal met zijn ouders vanuit Utrecht naar een klein plaatsje op de Veluwe verhuisd is, kan hij zijn draai niet echt vinden. Hij voelt zich anders dan de anderen en heeft vaak het idee dat ze hem niet echt moeten. Hij is gewend om vrienden om zich heen te hebben en vind het niet fijn om zich eenzaam te voelen. De mentaliteit in dit dorp is zo anders dan in Utrecht dat hij niet zo goed weet hoe hij zich moet gedragen. Hij mist zijn oude vrienden en zou het liefst terug naar Utrecht gaan maar dat gaat helaas niet. Jamal vraagt aan zijn ouders wat hij kan veranderen zodat hij zich iets meer thuis zal gaan voelen in zijn nieuwe omgeving.

fb

u'

g. Hoe schat je zijn kundigheid in?

A ct

ie

f. Wat kun je zeggen over de motivatie van Jamal?

.v

.

e. Wat is Jamals gewenste gedrag?

ev

Aisha

er

ij

Ed

h. Welk nieuw gedrag kun je aan zijn oude gedrag koppelen als eerste stap op weg naar het gewenste gedrag?

U

itg

Aisha is een meisje van 16 jaar. Altijd staat ze voor anderen klaar. Aisha is altijd super behulpzaam, vriendelijk en opgewekt. Niemand weet echter van haar dat ze het zelf best heel moeilijk heeft. Ze heeft als jong meisje moeten vluchten uit haar geboorteland en tijdens die tocht is haar vader vermoord. Dit is inmiddels gelukkig alweer een hele tijd geleden maar ze draagt dit nog wel met zich mee. De buurt waar ze met haar moeder en broertje woont, is gezellig en knus. Het gezin heeft het echter niet gemakkelijk. Moeder moet veel werken om financieel het hoofd boven water te houden en Aisha zorgt dan voor haar broertje, wat haar schoolwerk regelmatig in de weg zit. Ondanks dat kan Aisha het toch niet laten om er altijd voor iedereen te zijn als ze een beroep op haar doen. En omdat mensen dit dondersgoed weten, gebeurt dit dan ook regelmatig. De laatste tijd merkt ze dat ze continu moe is en haar cijfers steeds verder achteruitgaan. Ze heeft jou gevraagd of je haar wilt helpen iets meer rust in haar leven te creĂŤren, zodat ze meer tijd voor zichzelf krijgt.

i.

Wat is Aisha’s gewenste gedrag?

43


Verbinden in de praktijk

j.

Wat kun je zeggen over de motivatie van Aisha?

k. Hoe schat je haar kundigheid in?

Hoe kan Aisha geholpen worden? Noem een voorbeeld.

.

l.

Het is de bedoeling dat je met drie medestudenten een rollenspel gaat spelen. Het doel van dit rollenspel is in gesprek gaan over het onderwerp discriminatie. Hiervoor gebruiken jullie de casus die achtergrondinformatie geeft over de rollen. Lees eerst individueel de Theoriebron Verbinden in de praktijk en bestudeer vervolgens het Werkmodel Rollenspel en het Werkmodel Observatie gesprek over discriminatie.

Ed

u'

Theoriebron Verbinden in de praktijk < Werkmodel Observeren gesprek over discriminatie <

ij

Henk en zijn buurt

44

ev

er

Henk is 53 jaar en woont al 25 jaar in dezelfde flat. Henk heeft zijn wijk langzamerhand multicultureel zien worden. Henk hoort op straat mensen een andere taal spreken. Hij vindt dat mensen van een niet–Nederlandse cultuur luidruchtiger zijn en de wijk vindt hij rommelig doordat mensen meer voor hun huis zitten. Henk voelt van vroeger uit al dat zijn wijk een verlengstuk is van hem en wat er gebeurt in de wijk trekt hij zich persoonlijk aan. Henk heeft sinds 6 maanden een Surinaams echtpaar naast hem wonen. Henk is steeds bozer geworden door wat er veranderd is in de buurt. Hij begint het stel te pesten. Hij heeft hun auto bekrast omdat hij deze niet vindt passen in de wijk. Hij giet chemicaliën in de plantenbakken van het echtpaar omdat hij de bloemen niet vindt passen bij zijn plantenbak. Naar verloop van tijd wordt het steeds erger en hij bedreigt hen als ze over de gang lopen. Hij gaat intimiderend voor ze staan en maakt duidelijk dat het hem niet zint dat zij zijn buren zijn. Hij discrimineert het echtpaar omdat ze uit Suriname komen. De gemeentelijke regisseur heeft geïnventariseerd hoe de situatie is. Henk wordt meerdere malen op zijn gedrag aangesproken door de wijkagent. Ook heeft hij een veroordeling gehad. Uiteindelijk is er door de woningcorporatie een camera opgehangen, heeft Henk een contactverbod gehad van het OM en is er een ‘afspraak op locatie’ van de politie, zodat de politie gelijk weet dat ze ernaartoe moeten als er een melding komt van het Surinaamse echtpaar. Het echtpaar heeft door het gedrag van de buurman last van stress gekregen. Daarom hebben ze hulp gekregen van maatschappelijk werk. De sociaal werker besluit om met Henk in gesprek te gaan omdat je wilt gaan bemiddelen tussen het stel en Henk. Henk stemt hiermee in en je gaat bij hem op bezoek.

itg U

Werkmodel Rollenspel <

Rollenspel discriminatie bespreken

A ct

Opdracht 28

ie

fb

.v

m. Welk nieuw gedrag kun je aan haar oude gedrag koppelen als eerste stap op weg naar het gewenste gedrag?


Verbinden in de praktijk

a. Aandachtspunten voor de rol van de sociaal werker: • Verdeel de rollen en bereid je voor op je rol met behulp van het Werkmodel Rollenspel. • Bedenk welk doel je moet behalen in het gesprek met Henk. • Bedenk voor jezelf welke reactie volgens de theorie aansluit bij het gedrag van Henk en welke do’s en dont’s hierbij horen. • Sta even stil bij je eigen vooroordelen. Wat vind jij van het gedrag van Henk en hoe gaat jouw mening over Henk het gesprek beïnvloeden denk je? • Wees een OEN (open, eerlijk en nieuwsgierig).

A ct

ie

fb

.v

.

b. Bespreek het rollenspel na en gebruik het Werkmodel Observeren gesprek over discriminatie om feedback uit te wisselen. Dit kunnen jullie met je eigen groep doen of klassikaal met de hele groep. c. Wat is volgens jou het nut van een gestructureerd gesprek voeren als het gaat om discriminatie?

er

ij

Ed

u'

d. Wat is volgens jou een passende oplossing voor de situatie van Henk en het Surinaamse stel, afgezien van met elkaar in gesprek gaan? (Geef ten minste twee verschillende oplossingen.)

U

itg

ev

e. In de praktijk kent men het concept: ‘Laat OMA thuis’. Het woord OMA is in deze context een afkorting en staat voor: Oordelen, meningen en aannames. Waarom is dit concept belangrijk als men een gesprek voert met een persoon die discrimineert?

45


Reflectie

Reflectie Opdracht 29

Reflectie op de lesstof a. Wat heb je allemaal geleerd? Noem drie dingen.

fb

.v

.

b. Wat wist je al?

Kritisch en creatief denken

u'

Opdracht 30

A ct

ie

c. Wat ga je in de toekomst in jouw werk gebruiken?

er

ij

Ed

a. Kijk je naar verschillende mogelijkheden als dingen niet in één keer lukken? Noem één voorbeeld.

U

itg

ev

b. Kom jij voor jouw mening uit als de situatie dat vraagt? Noem één voorbeeld.

Opdracht 31

c. Heb jij het uiterste uit jezelf gehaald bij de opdrachten? Noem één voorbeeld.

Zelfregulatie en zelfsturing a. Heb je een goede planning gemaakt? Geef hiervan één voorbeeld.

46


Reflectie

b. Heb je de goede bronnen en materialen gebruikt? Geef hiervan één voorbeeld.

c. Ben je goed omgegaan met feedback? Geef hiervan één voorbeeld: hoe heb je gereageerd?

Samenwerken

.

Opdracht 32

ie

fb

.v

a. Heb jij bijgedragen aan een goede sfeer in de groep? Geef hiervan één voorbeeld.

Ed

u'

A ct

b. Hebben jullie als groep goede afspraken gemaakt? Geef één voorbeeld van een goede afspraak.

U

itg

ev

er

ij

c. Kan je goed met andere mensen omgaan, ook al zijn ze anders dan jij? Geef hiervan één voorbeeld.

47


Theoriebron Je eigen culturele achtergrond

Theoriebron Je eigen culturele achtergrond Inleiding

ev

er

ij

Ed

u'

A ct

ie

fb

.v

.

Een cultuur bestaat uit een verzameling van mensen die op basis van een groot aantal gelijkenissen samen een groep vormen. Dit begint vaak bij het land, de plek waar je geboren bent. Deze plaats bepaalt onder andere met welke gewoonten, waarden en normen je opgevoed wordt. Een sociaal werker werkt met allerlei mensen uit verschillende culturen. Kennis van culturen is daarom belangrijk zodat je kunt inspelen op culturele verschillen en een effectieve samenwerking creëert met doelgroep(en).

U

itg

In een cultuur kent iedereen bepaalde normen en waarden.

Aspecten van cultuur Cultuur is het geheel van waarden en normen dat mensen aan elkaar overdragen. Deze waarden en normen maken dat mensen een eigen manier van denken, voelen en doen hebben. Dit is aangeleerd door alles wat je meemaakt. Denk hierbij aan: • het land waar je bent opgegroeid • de buurt of stad waar je vandaan komt • de opleiding die je hebt genoten • opvoeding • je vrienden. Vanaf je eerste ademteug op deze wereld ben je onderdeel van een cultuur. De plek waar je geboren wordt is bepalend voor de culturele ervaring die je meekrijgt. Ga voor jezelf maar eens na welke gebruiken en gewoontes op jouw geboorteplek gewoon waren en wat daar de invloed van is. Misschien ben je in het ziekenhuis van een grote stad geboren, vol met de

48


Theoriebron Je eigen culturele achtergrond

nieuwste technologische hoogstandjes, met deskundig personeel en na de bevalling een beschuitje met muisjes. Een hele andere kennismaking met de wereld dan wanneer je ter wereld kwam in een warme kleine hut, omringd door tantes en oma en met een beetje geluk een medicijnvrouw.

Socialisatieproces

ie

fb

.v

.

Om een cultuur te begrijpen is het goed te beginnen om iets meer te weten te komen over het zogenaamde socialisatieproces. Dit is het proces waardoor waarden en normen, gewoontes en gedragingen overgedragen worden van mens tot mens. De term socialisatie wordt dan ook wel cultuuroverdracht genoemd. Dat gebeurt in eerste instantie in het gezin waar je opgroeit, dat noem je de primaire socialisatie. Je leert door imitatie, straf en beloning, oftewel opvoeding. Wanneer je opgroeit kom je ook steeds meer in aanraking met mensen buiten het gezin waar je van leert en dingen overneemt. Dat wordt de secundaire socialisatie genoemd. Mensen in de directe omgeving die bepalend zijn voor het socialisatieproces, die bepaald gedrag voordoen, vertellen hoe te handelen, straffen als je iets verkeerd doet en goeie prestaties belonen, noem je socialisatoren.

A ct

Milieuspecifieke socialisatie

U

itg

ev

er

ij

Ed

u'

De socialisatie die voortkomt uit de leefomstandigheden van het gezin zoals het inkomen, bezit, status, beroep, woonomgeving, huisvesting en leefstijl noem je de milieuspecifieke socialisatie. Het bepaalt wat je als normaal beschouwt. Dat dit erg kan verschillen was je waarschijnlijk uit het voorbeeld over de geboorteplek al opgevallen. Het gezin is een soort microcultuur die zich kenmerkt in opvoedingsstijl (streng, vrij, religieus of juist niet) persoonlijke waarden en normen, regels, verwachtingen over het leven en sociaal gewenst gedrag. Binnen sommige culturen is er veel ruimte voor gezinnen om dit op een individuele manier vorm te geven, bij andere culturen laat je juist zien dat je bij elkaar hoort, waarbij de gezinnen in opvoeding en opvattingen zo veel mogelijk op een lijn zitten. Socialisatie is ook afhankelijk van de plaats die je in het gezin inneemt. De oudste, de middelste, jongste of het enige kind worden allemaal weer net even anders benaderd, wat er weer voor zorgt dat je uiteindelijk andere sociale gedragingen zult laten zien. Of je een man of vrouw bent, speelt ook een rol in welke gedrag jij later wel of niet laat zien. Dit heet genderspecifieke socialisatie.

Aspecten van socialisatie In eerste instantie socialiseer je dus binnen het gezin en later ook door anderen uit het dorp of de stad waar je woont. De invloed van je opvoeding wordt minder naarmate je ouder wordt, maar je socialisatie gaat je hele leven door. Zo zijn er mensen die op latere leeftijd zich verdiepen in een andere cultuur en daar aspecten van overnemen zoals bepaalde rituelen of feestdagen. Normen, waarden, gewoontes en gedragingen worden van de ene generatie op de volgende doorgegeven. Afhankelijk van de hechtheid van een gemeenschap zal er in meer of mindere mate via sociale controle voor gezorgd worden dat men elkaar corrigeert als iemand de regels overtreedt. Ook vinden er regelmatig activiteiten plaats die het groepsgevoel versterken en de saamhorigheid vergroten. Denk aan buurtfeesten en verjaardagsrituelen, maar ook een doopfeest, Suikerfeest of Sinterklaas zijn voorbeelden van dit soort collectieve rituelen.

49


Theoriebron Culturele diversiteit in Nederland

Theoriebron Culturele diversiteit in Nederland Inleiding

ev

er

ij

Ed

u'

A ct

ie

fb

.v

.

Naar schatting van het Centrum voor de Geschiedenis van Migranten (CGM) heeft 98% van de Nederlanders buitenlandse voorouders. Dat betekent dat slechts een handjevol mensen in dit land Nederlandse voorouders hebben. Er zijn al vijf eeuwen lang behoorlijk veel mensen uit andere landen zich in Nederland gaan vestigen. Maar tegelijkertijd zijn er ook veel Nederlanders die over de grens gaan wonen. Volgens het CBS (Centraal Bureau voor Statistiek) emigreerden in 2015 146.279 mensen. In deze bron lees je meer over wie dit waren en wat hen bewoog om naar Nederland te verhuizen.

U

itg

Als je naar een land toe verhuist ben je een immigrant in dat land.

Culturele diversiteit Culturele diversiteit is de verscheidenheid aan culturen binnen een specifieke regio, of in de wereld in zijn geheel. De mate van culturele diversiteit in een land zoals Nederland wordt afgeleid van de mate van aanwezigheid van mensen met verschillende etnisch-culturele achtergronden. Volgens het CBS (Centraal Bureau voor Statistiek) wonen er in Nederland momenteel 1,8 miljoen mensen die niet in Nederland geboren zijn. Onder deze mensen zijn er 200 verschillende nationaliteiten. Niet gek dat Nederland bekend staat als een multi (meervoudige) culturele samenleving. Meestal als het over migranten gaat, denken we aan mensen die na de Tweede Wereldoorlog naar ons land gekomen zijn. Grofweg zijn deze onder te verdelen in: • vluchtelingen uit oorlogs- of armoedegebieden • mensen uit de (voormalige) koloniën van Nederland • arbeidsmigranten.

50


Theoriebron Culturele diversiteit in Nederland

Maar zij waren zeker niet de eerste migranten in ons land. Het gebied dat later Nederland zou worden is door migratie gevormd, het kent in feite dus geen oorspronkelijke bewoners.

Reden van migratie

fb

.v

.

De culturele diversiteit in Nederland is ontstaan door de immigratie in Nederland, oftewel mensen die zich binnen de landgrenzen van de Nederlandse staat hebben gevestigd. Sinds het begin der tijden hebben mensen geïmmigreerd, maar in de geschiedenis zijn er een aantal grote immigraties aan te wijzen die deels gezorgd hebben voor de culturele diversiteit van Nederland. De redenen om vroeger naar Nederland te komen zijn tegenwoordig niet veel anders. Denk hierbij aan economische redenen zoals armoede in het land van herkomst. Beter onderwijs en meer banen in het land waar mensen naartoe willen en oorlogsvluchtelingen die naar Nederland zijn gekomen omdat het niet meer veilig is in het land van afkomst. Dan heb je nog mensen die migreren om medische redenen en mensen die migreren omdat een bepaalde cultuur hen meer aanspreekt.

ie

Migratiegeschiedenis Nederland

A ct

In de geschiedenis van Nederland zijn er een aantal grote migraties van groepen mensen geweest die anno 2017 de Nederlandse bevolking vertegenwoordigen. Zo zijn er ongeveer 300.000 mensen uit de voormalige kolonie Nederland–Indië naar Nederland gekomen rond 1945. Deze migratiestroom werd gevolgd door een stroom uit Suriname. Minimaal 40.000 mensen kwamen naar Nederland. Deze mensen zochten beter onderwijs en vluchten onder andere voor de barre omstandigheden in hun eigen land. Een andere reden om te emigreren was om economische redenen. Uit een andere kolonie van Nederland, de Antillen, kwamen gastarbeiders die gingen werken in fabrieken zoals Phillips en Werkspoor. Er zijn ook veel gastarbeiders uit Turkije en Marokko naar Nederland gekomen. Deze zijn door de Nederlandse overheid gevraagd om te komen werken in Nederland en mochten in Nederland blijven wonen na hun dienstverband. De mensen die in Nederland zijn blijven wonen gingen gezinnen stichten en hierdoor kwamen er eerste en tweede en derde generatie mensen met een migratieachtergrond.

u'

Website Vijf eeuwen migratie <

ev

er

ij

Ed

Website Canon sociaal werk <

U

itg

Migratie van vluchtelingen Volgens de organisatie Amnesty International is een vluchteling iemand die uit zijn land is gevlucht om te ontkomen aan oorlog of vervolging, voor wie het gevaarlijk is om terug te keren, en die aanspraak kan maken op hulp en bescherming. Volgens de Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen van de Verenigde Naties (UNHCR) waren er eind 2014 wereldwijd 19,5 miljoen vluchtelingen. Een vluchteling is dus geen migrant die op eigen initiatief naar een land gaat om daar op zoek te gaan naar bijvoorbeeld werk. In Nederland krijgen asielzoekers die als vluchteling worden erkend een verblijfsvergunning, de ‘vergunning voor bepaalde tijd asiel’. Die geldt voor vijf jaar en kan tussentijds worden ingetrokken. De vergunning kan na vijf jaar worden verlengd als daar gronden voor zijn, dan kan de vluchteling ook vragen om een Nederlandse burger te worden. Migranten die een status hebben gekregen worden opgevangen door gemeenten, er is een woning beschikbaar en mensen mogen naar school of werk aannemen. Vanaf 1987 wordt de zogenaamde ‘bed-, brood- en badregeling’ ingesteld. Dit betekende dat het verboden is voor uitgeprocedeerde asielzoekers om te werken en onderwijs te volgen of een beroep op uitkeringen te doen. Hiermee wil men permanent verblijf zo onaantrekkelijk mogelijk maken.

51


Theoriebron Culturele diversiteit in Nederland

Vluchtelingencrisis De stroom vluchtelingen is de afgelopen jaren groter geworden. In 2016 reisden al 219.000 mensen over zee naar de EU, terwijl dat er nu al meer dan 411.000 zijn. Voor die toename zijn uiteenlopende redenen. De belangrijkste is de uitzichtloosheid van de oorlog in Syrië. In Syrië, waar ongeveer de helft van de vluchtelingen vandaan komt, heerst al jaren een bloedige opstand tegen het autoritaire regime van president Assad. In april 2015 verdrinken er in een week tijd enkele honderden vluchtelingen. Deze gebeurtenis maakt dat de term crisis algemeen in gebruik komt. De druk op overheidsinstellingen is gigantisch en er wordt gezocht naar mogelijkheden om de asielverzoeken sneller te behandelen. Het was een chaos. Zo kwamen er bijvoorbeeld meer dan 800.000 asielzoekers Duitsland binnen en op 5 september 2015 besluit Angela Merkel, bondskanselier van Duitsland, om vluchtelingen die vastzaten in Hongarije via Oostenrijk het land in te laten, ondanks dat dit in strijd is met allerlei Europese en internationale regels. Hierdoor werd het gemakkelijker voor vluchtelingen om door te reizen naar Nederland.

.v

.

Filmpje De Europese vluchtelingencrisis en Syrië <

U

itg

ev

er

ij

Ed

u'

A ct

ie

fb

Bekijk voor meer informatie over de achtergrond van de Europese vluchtelingencrisis en Syrië het filmpje De Europese vluchtelingencrisis en Syrië. Kritische noot: houd er rekening mee dat dit een filmpje is uit 2015, de crisis is begin 2018 nog steeds in ontwikkeling dus kan afwijken.

52


Theoriebron Vooroordelen en stereotypering

Theoriebron Vooroordelen en stereotypering Inleiding

Ed

u'

A ct

ie

fb

.v

.

Wat we normaal gedrag vinden heeft te maken met je socialisatie. Daarnaast zie je de wereld vanuit je eigen referentiekader. Het mechanisme dat ervoor zorgt dat je steeds vanuit je eigen referentiekader denkt, vormt de basis van vooroordelen en discriminatie. Als sociaal werker is het belangrijk om je bewust te zijn van vooroordelen en stereotypering omdat je met veel verschillende mensen gaat werken en negatieve vooroordelen kunnen een positief contact in de weg staan.

er

ij

Durf jij je handen vies te maken en te graven naar je eigen vooroordelen?

U

Artikel De witte bril <

itg

ev

Referentiekader en identiteit Lees het Artikel De witte bril ter verduidelijking van het begrip referentiekader, identiteit en framing. Wie je bent als persoon, hoe je over dingen denkt en wat je normaal vindt, is voornamelijk gevormd door jouw socialisatie. Dit alles bij elkaar noem je jouw referentiekader. Het zorgt er ook voor dat je herkenbaar bent als lid van een bepaalde cultuur of subcultuur. Je socialisatie, aangevuld met het referentiekader, noem je je identiteit. Je weet wie je bent en waar je voor staat. Framing is de bril naar hoe we de wereld om ons heen waarnemen en hoe we handelen. Framen kan bewust worden toegepast om een ander te beĂŻnvloeden, maar meestal framen we onbewust. Dit is te vergelijken met ademhalen: meestal zijn we ons niet bewust van ons referentiekader en hoe dit van invloed is op hoe wij de wereld om ons heen waarnemen. Dit referentiekader wordt gevormd door alle ervaringen die we opdoen in ons leven. Omdat iedereen een eigen referentiekader heeft, framet iedereen dus op een andere manier.

53


Theoriebron Vooroordelen en stereotypering

Vooroordelen Grofweg zijn vooroordelen opvattingen die je over andere (groepen) mensen hebt, gebaseerd op aannamen. De negatieve of positieve eigenschappen die je de ander toebedeelt zijn voortgekomen uit een sterk versimpeld algemeen idee over de groep waar iemand tot behoort. We willen de wereld begrijpen en een oordeel geven, ook al gaat het over iemand die je eigenlijk niet kent. We geven de voorkeur aan een duidelijke, voorspelbare wereld waarin we weten wat je aan de ander hebt. Iets dat onbekend is, kan onveilig voelen en dan treedt er een oer-mechanisme in werking; het vecht- of vluchtmechanisme. Een vooroordeel kan dan uitkomst bieden. Het geeft de schijnveiligheid dat je wel denkt te weten hoe de ander in elkaar zit. Helaas zit de wereld niet zo simpel in elkaar. Ondanks dat er vaak best in grove lijnen bepaalde kenmerken of attitudes te schetsen zijn van een cultuur, is het erg gevaarlijk of op z’n minst risicovol om elk groepslid te bestempelen met aannames die je niet hebt gecheckt. Verlies ook niet het verschil tussen een cultuurkenmerk en een vooroordeel uit het oog. Een voorbeeld hiervan is dat elke Nederlander graag kaas eet.

fb

.v

.

Filmpje Generaliseren, stereotype, vooroordelen en discriminatie <

ie

Stereotypen

u'

A ct

Vooroordelen kunnen ervoor zorgen dat iemand in stereotypen gaat denken. Dit betekent dat je een generaliserende mening hebt over de (karakter)eigenschappen van mensen die tot een bepaalde groep behoren. Stereotypen zie je vaak terug in reclames of media waar door middel van zo’n clichébeeld kenbaar gemaakt wordt wat de doelgroep is.

ev

er

ij

Ed

Neurologisch gezien is het heel praktisch om vanuit een schema onze gedachten en kennis te ordenen tot een behapbaar beeld. Dit is nu eenmaal hoe het brein werkt. Het verbindt losse items aan dingen die het eerder gezien of meegemaakt heeft en vormt op die manier een idee over het geheel, dit heet een neurobaan. Zo heb je vroeger ooit geleerd dat vuur heet is (au!), een huis altijd een deur heeft en als je bij de bakker komt, je niet om een pond worst moet gaan vragen. Voor deze zaken is zo’n neurobaan prima. Als het gaat om het zien van de ander en contact maken is het een belemmering.

U

itg

Discriminatie en racisme Negatieve uitingen, iemand achterstellen of acties tegen iemand, gebaseerd op het feit dat deze tot een bepaalde groep behoort noem je discriminatie. Een minderheidsgroep wordt ook regelmatig gebruikt als zondebok voor problemen waar men geen oplossing voor ziet. Dit doet degene die met de vinger wijst vooral zodat hij zichzelf beter of minder schuldig hoeft te voelen. Discriminatie is eigenlijk het gedrag wat iemand laat zien als hij vooroordelen heeft en in stereotypen denkt. Deze zijn meestal met elkaar verbonden en noem je samen iemands attitude of houding. Iemands houding bestaat uit drie aspecten: • het emotionele aspect (vooroordeel) • het cognitieve aspect (stereotype) • het gedragsaspect (discriminatie). Een begrip wat ook belangrijk is om te kennen is stigmatiseren. Hier wordt mee bedoeld dat men een groep als geheel een bepaald negatief kenmerk toekent. Als een stigma eenmaal is ontstaan werkt het als een soort brandmerk. Zo worden hele volken gelabeld met

54


Theoriebron Vooroordelen en stereotypering

eigenschappen waar ze nauwelijks invloed op hebben. Een stigma is soms grappig bedoeld, maar dikwijls wordt het als pijnlijk of kwaadaardig ervaren. Wat denk je van de volgende stigma’s; grappig of pijnlijk? ‘Belgen zijn dom, Nederlanders zijn gierig, Japanners zijn raar'.

Segregatie

Ed

Polarisatie

u'

A ct

ie

fb

.v

.

Segregatie is in elke samenleving aanwezig en bestaat uit grofweg twee verschillende vormen. Sociale segregatie (meestal kortweg segregatie genoemd) is het socialisatieproces van een cultuur waarbij leden van een niet-dominante groep zich gedwongen nauwelijks mengen met de dominante groep, maar vooral contact onderhouden met de andere leden van de eigen groep. Er is sprake van ruimtelijke segregatie bij scheiding van groepen mensen in verschillende woongebieden. Veel mensen bevinden zich het liefst in een omgeving waar anderen een beetje op hen lijken. Je zoekt gelijkgestemden, mensen waar je iets mee kunt delen en waarbij je je veilig voelt. Het is dan ook niet verwonderlijk dat mensen van dezelfde afkomst graag bij elkaar blijven. Zeker wanneer ze niet tot de dominante groep behoren en de steun van elkaar dus hard nodig hebben. Deze gedachte heeft er dus toe geleid dat van oudsher migranten en gastarbeiders bij elkaar in de buurt gehuisvest worden. Hoe goedbedoeld misschien ook, in de praktijk blijkt dit voor een groot aantal problemen te zorgen. Hiermee blijven ze namelijk afgescheiden van andere groepen binnen de samenleving. Het proces van sociale en ruimtelijke segregatie werkt vooroordelen in de hand, want het zorgt ervoor dat mensen van verschillende groepen elkaar misschien minder vaak ontmoeten en dus gaan mensen zelf een beeld vormen over de groep mensen zonder dat ze dit zelf hebben meegemaakt of hebben ervaren.

U

itg

ev

er

ij

Polarisatie houdt in dat mensen zo op hun eigen groep gericht zijn dat er steeds scherpere tegenstellingen tussen verschillende groepen ontstaan. Tussen migranten en oorspronkelijke bewoners, maar ook tussen verschillende groepen migranten. Ook hier heb je ruimtelijke polarisatie en sociale polarisatie. Ruimtelijke polarisatie houdt in dat er spanning is tussen gebieden zoals wijken en buurten. Dit zie je bijvoorbeeld aan bepaalde groepen die eigen buurtcentra opzetten en eigen winkels en voorzieningen hebben. Sociale polarisatie zijn dingen die je niet zozeer kunt zien, maar wel kunt voelen (spanningen tussen verschillende bevolkingsgroepen). Reacties op deze spanningen kunnen mensen bijvoorbeeld uiten via social media. Of er kunnen veel onrust en incidenten in een wijk ontstaan doordat onderlinge spanningen oplopen. Dan wordt in de vrije tijd niet met elkaar omgegaan, kinderen gaan zo veel mogelijk in de eigen omgeving naar school en vaak zijn er zelfs eigen winkels en voorzieningen. Sociale polarisatie gaat dan samen met ruimtelijke polarisatie. Een aspect dat hoort bij toenemende polarisatie is het wij-zij denken. Groepen gaan recht tegenover elkaar staan en schrijven elkaar negatieve eigenschappen toe. Dit kan uiteindelijk leiden tot uitsluiting.

Radicalisering Wanneer je de psychologie van vooroordelen goed begrepen hebt, zul je waarschijnlijk al begrijpen waarom dit zo nadelig is. Het is namelijk een voedingsbodem voor negatieve beeldvorming. We weten niets van elkaar, maar komen elkaar wel regelmatig tegen. Deze spanning vertaalt zich in confrontaties, bedreigingen of discriminatie. In het ergste geval kunnen deze spanningen zich zelfs ontwikkelen tot radicalisering. Dit is een proces waarin mensen zich zo in het nauw gedreven voelen dat ze met gedachte of plannen lopen om met

55


Theoriebron Vooroordelen en stereotypering

gebruik van geweld, intimidatie of bedreigingen de maatschappij te willen veranderen. Het komt voornamelijk voor onder jongvolwassenen. Vandaar dat docenten, jeugdwerkers en politie, de aangewezen personen zijn om dit te helpen voorkomen en terugdringen.

Integratie

ie

fb

.v

.

Integratie is het samenvloeien met de dominante cultuur van het land. Dit kan op verschillende manieren. • enculturatie Dit is een proces waarbij cultuurkenmerken worden overgedragen van de samenleving op een individu, dit speelt zich af binnen de cultuur waarin je bent geboren. • acculturatie Dit is het tegenovergestelde van enculturatie; dit is een proces waarbij je kenmerken van een cultuur overneemt waar je niet in bent geboren. • internalisatie Dit is het proces waarbij mensen sociale regels eigen gaan maken, zodat het niet langer lijkt alsof deze van buitenaf opgelegd zijn.

u'

A ct

Ayse is een Turks meisje, geboren in Turkije en opgegroeid in Amsterdam. Ze heeft van huis uit meegekregen om een hoofddoek te dragen (enculturatie). Als ze gaat werken, ze heeft een bijbaantje bij de Hudson's Bay in Amsterdam, doet ze haar hoofddoek af (acculturatie). Dit is haar persoonlijke keus, dit is niet verplicht van haar baas. Een collega heeft haar wel eens gewezen op haar hoofddoek, hij vond het beter als ze hem niet droeg. Ayse vindt dit ook (internalisatie) en draagt alleen thuis een hoofddoek.

U

itg

ev

er

ij

Ed

Je zult altijd in gesprek moeten blijven gaan met mensen, ongeacht de achtergrond. Hoe je dat doet is afhankelijk van je visie; hoe jij kijkt naar andere culturen. Grofweg zijn er drie manieren: • universalisme Elke cultuur heeft zijn eigen waarden en normen die superieur zijn in vergelijking met andere culturen. De 'ander' moet dus maar opgaan in de dominante cultuur. • relativisme Elke cultuur is anders, niet slechter of beter dan andere culturen. Mensen moeten gelijkwaardig met elkaar omgaan. Integreren, met behoud van de eigen identiteit, staat hierin centraal. • pluralisme Ieder mens wordt voortdurend gevormd door de (culturele) contexten en groepen waarin hij opgroeit. We zijn uniek (verschillend) maar horen er tegelijk bij en zijn gelijk. Een sterke dialoog voeren is hierbij het grootste goed!

56


Theoriebron Interculturele communicatie

Theoriebron Interculturele communicatie Inleiding

fb

.v

.

In elke cultuur wordt gebruikgemaakt van uitdrukkingen, gezegdes en metaforen, die voor de mensen uit dezelfde cultuur al snel duidelijk maakt hoe iets opgevat moet worden. Dit kan de communicatie verduidelijken en creëert tevens een gevoel van saamhorigheid tussen de gesprekspartners. Wanneer je uit een andere cultuur komt, kan het echter een tegenovergesteld effect hebben. Interculturele communicatie als wetenschap is relatief nieuw. Het is een combinatie van psychologie, antropologie en communicatiewetenschappen.

ie

Interculturele communicatie

Letterlijk betekent het: communicatie tussen personen met verschillende culturele achtergronden. Hoe wordt ‘interculturele communicatie’ meestal gebruikt? De taal van het land spreken is niet voldoende om in een andere cultuur te kunnen communiceren. Op de hoogte zijn van de daar geldende normen, waarden en gedragscodes is minstens zo belangrijk. Je kunt jezelf flink wat flaters en misstappen besparen en een soepele omgang met anderen bevorderen door je van culturele verschillen bewust te zijn, ze te respecteren en je communicatie hierop aan te passen. Want wanneer het gaat om intercultureel communiceren is het risico van miscommunicatie veel groter. Bijvoorbeeld: je maakt het ‘oké’-gebaar (duim omhoog, vingers gebogen) naar je collega om duidelijk te maken dat hij wat jou betreft een prima persoon is. Laat je collega nou net uit Griekenland komen en wat blijkt, je hebt hem net volgens zijn cultuur van een opgestoken middelvinger gegeven. Interculturele communicatie omvat dus alle informatie over de wijze waarop mensen met verschillende culturen met elkaar communiceren en wat hierbij komt kijken.

ev

er

ij

Ed

u'

A ct

Artikel Wat is Interculturele communicatie <

U

itg

Het onderzoek van Hofstede Professor Hofstede is een Nederlandse sociaalpsycholoog die bekend staat om het 5 dimensie cultuurmodel dat hij in 1980 ontworpen heeft. Hofstede heeft zo’n 180.000 vragenlijsten uitgezet bij vestigingen van IBM in meer dan 50 verschillende landen. Je zou verwachten dat er een gedeelde IBM-bedrijfscultuur zou zijn waarbinnen alle medewerkers dezelfde ideeën hebben over werk, macht, vrijheid en status. Maar er bleken grote verschillen te zijn tussen de landen. Hofstede ontwikkelde daarop een aantal dimensies waarmee hij de scores van de verschillende landen kon uitleggen. Zijn 5 dimensie model kreeg wel kritiek. Het probleem met het onderzoek van Hofstede is vooral de representativiteit van de steekproef: Hofstedes proefpersonen zijn allemaal, vooral mannelijke, IBM-werknemers. Het onderzoek is dus vooral gericht op grote groepen en kijkt niet naar een individu en wat deze belangrijk vindt.

De vijf dimensies van Hofstede Professor Hofstede heeft naar aanleiding van zijn onderzoek dus vijf dimensies ontworpen. 1. machtsafstand [PDI: Power Distance Index]

57


Theoriebron Interculturele communicatie

2.

3.

fb

5.

.v

.

4.

De graad van (on)gelijkheid onder de mensen, wat als normaal beschouwd wordt door de bevolking van een land. De schaal loopt van extreem ongelijk (hoge score) tot relatief gelijk (lage score). individualisme [IDV: Individualism] De mate waarin een bevolking als individu handelt. De schaal loopt van sterk individualistisch (hoge score) tot collectivistisch (lage score). Bijzonder detail: de scores van een land lopen (onbewust) recht evenredig met het bruto nationaal product van dat land. mannelijkheid [MAS: Masculinity] De mate waarin ‘mannelijke’ waarden als assertiviteit, succes, competitie en winnen zich verhoudt tot de ‘vrouwelijke’ waarden als aandacht, kwaliteit van bestaan, warme persoonlijke relaties, zorg en solidariteit. De schaal loopt van hard (hoge score) tot zacht (lage score). onzekerheidsvermijding [UAI: uncertainty avoidance index] De mate waarin er de voorkeur aan gestructureerde situaties boven spontaniteit gegeven wordt. De schaal loopt van extreem strak (hoge score) tot flexibel (lage score). tijdsoriëntering [LTO; Long term orientation] De mate waarop er op lange termijn (hoge score), dan wel korte termijn (lage score) gedacht wordt.

A ct

ie

Zoals je op de grafiek kunt zien, zijn er best wat verschillen in de waardebeleving van mensen uit Nederland en België. Dit heeft tot gevolg dat het soms lastig is om met elkaar samen te werken als je daar geen rekening mee houdt.

u'

Pinto’s G- en F-cultuur

U

itg

ev

er

ij

Ed

David Pinto, de grondlegger van het Inter-Cultureel Instituut heeft een theorie ontwikkeld waarin hij twee verschillende soorten cultuur onderscheidt. Zijn theorie heeft als uitgangspunt dat culturen zich het duidelijkst van elkaar onderscheiden in de normen en waarden. Pinto heeft de verschillen proberen terug te brengen door het omschrijven van twee uitersten: grofmazig en fijnmazig. • In grofmazige-culturen zijn mensen in de eerste plaats individuen, die verantwoordelijk zijn voor het eigen gedrag. Mensen worden geacht hun gedrag grotendeels zelf te bepalen en daar verantwoordelijkheid over te dragen. Vandaar de grove mazen, weinig onderlinge samenhang. De identiteit wordt bepaald door persoonlijke waarden, normen en zingeving van je leven. De G-cultuur komt veel voor in bijvoorbeeld Noord-Amerika en Noordwest-Europese landen. • In fijnmazige-culturen speelt de groepsgebondenheid een grote rol. De cultuur kent een grote samenhang, de mazen zijn klein. Mensen zijn vooral groepslid en verantwoordelijk voor het groepsbelang. Het gedrag van mensen ligt voor een groot deel vast in gedetailleerde gedragsregels. De identiteit wordt bepaald door de plaats die je in de groep inneemt en door de waarden, normen en zingeving van de groep. De F-cultuur is vaak te vinden in het Midden-Oosten, en in Aziatische en Afrikaanse landen. Bij deze theorie heeft hij ook een model ontworpen, de zogenaamde piramide van Pinto. Hiermee legt hij de vergelijking met de beroemde behoeftepiramide van Maslow, wat een zeer G-cultureel bepaald model is. Bij het naast elkaar zien van deze twee modellen wordt al snel duidelijk waar de verschillen liggen.

58


Theoriebron Interculturele communicatie

Deze diepgewortelde basisstructuren bepalen hoe we ons leven inrichten en welke beslissingen we nemen. Je kunt je bij deze visuele weergave van beide culturen waarschijnlijk wel zien waarom deze culturen soms botsen. Pinto adviseerde om bij interculturele communicatie de volgende drie stappen te volgen: 1. Bekijk de situatie vanuit beide perspectieven. 2. Verdiep je in de cultuurgebonden normen. 3. Zoek manieren om met de geconstateerde verschillen om te gaan.

TOPOI-model

fb

.v

.

Edwin Hoffman beseft dat de modellen van Hofstede en Pinto het risico met zich mee brengen dat er te veel benaderd wordt vanuit één sociale cultuur. Hoffman houdt er rekening mee dat naast de etnisch-culturele achtergrond ook sociale, demografische en economische factoren een rol spelen. Ook benadrukt hij de invloed van je persoonlijke ‘culturele bril’, je referentiekader.

A ct

ie

Het model wat hij heeft ontworpen kan ingezet worden als er sprake is van problemen in de communicatie. Het helpt misverstanden te ontdekken en aan te pakken. Hij noemde het TOPOI-model, wat staat voor de vijf gebieden waar zich culturele verschillen en misverstanden kunnen voordoen, namelijk: Taal, Ordening, Personen, Organisatie en Inzet.

ij

Ed

u'

Taal: zowel verbaal als non-verbaal kunnen er misverstanden ontstaan tussen mensen met een verschillende culturele achtergrond. Ordening: draait om de zienswijze, de mening of houding tegenover dat wat besproken wordt. Personen: verwijst naar de onderlinge relatie. Dus, wat zijn ze van elkaar, wat vinden ze van elkaar en hoe ervaren ze hun onderlinge verhouding. Organisatie: duidt op de maatschappelijke en professionele organisatorische omgeving. Inzet: gaat over onderliggende motieven, behoeften, verlangens en drijfveren van de gespreksdeelnemers.

ev

er

Emotie, gebaar en symbolen

U

itg

Net als uitdrukkingen zijn ook veel gebaren, houdingen, lichaamsversiering en andere lichamelijke uitingen cultuurgebonden. Zo is het onverstandig om een Australische vrouw te wenken met je vinger; dit betekent in haar cultuur dat je haar voor een prostituee aanziet. Ben je in een stoere bui en maak je het ‘rock on’ gebaar naar een Italiaan, dan zal hij dit opvatten als een teken dat je hem van overspel verdenkt. Bij het uiten van emoties beschikt ieder mens over een aangeboren ‘affect program’, een set van duidelijk van elkaar te onderscheiden basisemoties. Angst, woede, walging, droefheid, verbazing en blijdschap gelden daarbij als universele emoties. Elke cultuur heeft eigen display rules van emoties. In welke situatie en op welke wijze emoties getoond worden zie je bijvoorbeeld terug bij droevige gebeurtenissen. In deze ene cultuur wordt er stilletjes gerouwd en in de andere cultuur huilen mensen uitbundig en laten zich letterlijk op de grond vallen van emotie.

Intercultureel gesprek voeren De belangrijkste vaardigheden en eigenschappen die je moet hebben om goed intercultureel te kunnen communiceren, zijn in feite eigenschappen die je bij elke gesprekspartner nodig hebt. Bij interculturele communicatie krijgen gesprekstechnieken wel een andere nadruk. Houd bij het afstemmen op de ander vooral rekening met de volgende punten: • kennis over de cultuur

59


Theoriebron Interculturele communicatie

U

itg

ev

er

ij

Ed

u'

A ct

ie

fb

.

.v

Zorg dat je de basiseigenschappen kent van de cultuur. Wat zijn de belangrijke opvattingen, waarden en normen en omgangsvormen? respect voor andere meningen en gewoonten Door open te staan voor de ideeën en meningen van anderen, houd je de communicatie gaande. Keur je ze af of veroordeel je die ideeën, gewoonten of meningen, dan zal dit de communicatie blokkeren. oog voor overeenkomsten en verschillen Dingen die je herkent in de ander kun je gebruiken om de saamhorigheid te vergroten. Registreer de verschillen en kijk hoe je daar het best mee om kunt gaan. Focus echter niet op die verschillen en gebruik het zeker niet als excuus voor een haperende communicatie. actief luisteren Hoor wat de ander zegt en probeer als het ware in de huid van de ander te kruipen. Zo leer je de belevingswereld van de ander en de bedoelingen achter de boodschap beter kennen en begrijpen. praten vanuit je gevoel Luister vooral ook naar je intuïtie om in te schatten wat iemand belangrijk vindt en hoe je daarmee om moet gaan.

60


Theoriebron Verbinden in de praktijk

Theoriebron Verbinden in de praktijk Inleiding

ij

Ed

u'

A ct

ie

fb

.v

.

Als sociaal werker krijg je te maken met je eigen referentiekader, de culturele achtergrond van mensen en misschien wel vooroordelen die beide partijen met zich meedragen. Hoe kun je mensen nu aanzetten tot het veranderen van hun gedrag? Om straks je eindopdracht goed uit te kunnen voeren heb je kennis nodig over veranderingsprocessen en manieren om mensen hiervoor te motiveren, of liever gezegd: dit te faciliteren. Dat kunnen kleine veranderingen zijn, zoals het aanmaken van een buurt WhatsApp-groep of grotere als het opzetten van een buurtcomitĂŠ.

ev

er

Een sociaal werker bouwt bruggen tussen verschillende groepen.

U

itg

Motiveren van mensen Motivatie is datgene wat een individu tot bepaald gedrag drijft. De motivatie van een mens is deels aangeboren (biologisch), cultuurafhankelijk (aangeleerde eigenschappen) en de omgeving. Zo is de motivatie om te eten biologisch bepaald maar wat iemand eet kan gemotiveerd zijn door de omgeving. Het verbinden van mensen met verschillende culturen vraagt ook de nodige motivatie. Als sociaal werker speel jij hier een bepaalde rol in, want je hebt de maatschappelijke verplichting om het juiste voorbeeld te geven. Het kan voorkomen dat je weerstand tegenkomt van mensen die zich niet willen aanpassen of die moeite hebben met cultuurverschillen. Hoe motiveer je deze mensen dat ze zich toch gaan openstellen voor een bepaalde activiteit of contact? Hoe je begint is wellicht direct de grootste uitdaging waar je voor staat. Bedenk maar eens hoe je het gedrag omschrijft dat je zou willen zien, als je wilt dat mensen wat meer contact met elkaar zouden zoeken.

61


Theoriebron Verbinden in de praktijk

B=mat Gedragswetenschapper BJ Fogg van Stanford University houdt zich al ruim twintig jaar bezig met het onderzoeken van manieren waarop gedrag beïnvloed kan worden. Zijn conclusie is dat mensen pas in actie komen wanneer er: 1. voldoende motivatie is (ik wil het) 2. genoeg kunde is (ik kan het) 3. een trigger is (ik word eraan herinnerd).

fb

Uitvoerbaarheid activiteit

.v

.

Als deze drie ingrediënten aanwezig zijn, is de kans groot dat je mensen meekrijgt. Wanneer een van deze ingrediënten ontbreekt, gebeurt er waarschijnlijk niets. Het punt wat bepaalt of mensen tot actie overgaan, is sterk afhankelijk van hoe gemakkelijk de actie uit te voeren is, in combinatie met de motivatie om het te doen. In schema ziet dat er als volgt uit:

A ct

ie

Het gedrag moet wel uitvoerbaar zijn, je moet ertoe in staat zijn. Voorbeeld: al wil tante Jo nog zo graag meer sociale contacten, door haar ziektebeeld kan ze niet zelfstandig naar buiten. Hoe gemotiveerd ze ook is. Door aan de slag te gaan met sociale media en stap voor stap kleine nieuwe gewoontes aan te leren, heeft ze na een tijdje een aardig virtueel netwerk. De volgende stap is dat ze ook fysieke afspraken met deze mensen gaat maken.

er

ij

Ed

u'

Omdat we weten dat moeilijke dingen zeer demotiverend kunnen werken, is het dus zaak om het eenvoudig te maken. Fogg noemt zes factoren die de complexiteit beïnvloeden: • tijd • geld • lichamelijke inspanning • cognitieve inspanning • sociale weerstand • hoever het nieuwe gedrag buiten je routinegedrag staat.

U

itg

ev

Het is dus van belang om deze factoren zo beperkt mogelijk te houden. Houd hier bij de activiteiten die je inzet om de verandering tot stand te brengen rekening mee. Overvraag mensen niet! Zeker niet als ze (nog) niet gemotiveerd zijn. Net als bij motivatie geldt hiervoor de regel: de afstand tot het (huidige) routinegedrag begint klein en gaat stapje voor stapje verder, totdat het ‘nieuwe’ gedrag door oefening en toepassing zo ingeburgerd is dat dit nu het routinegedrag is.

Triggers om mensen te motiveren Een trigger is een soort anker wat je in verband brengt met het gewenste gedrag. Je wilt een soort Pavlov-reactie creëren die ervoor zorgt dat het gedrag een automatisme wordt. Als anderen hetzelfde gedrag vertonen, kan dat een belangrijke trigger zijn. Dit kun je faciliteren door zelf een rolmodel te zijn. Ervoor zorgen dat de uitdaging eenvoudig lijkt is ook een goeie trigger. Een slimme begeleider vraagt mensen simpele dingen te doen; geef een hand, klik hier, pak een … Dit duidt Fogg aan als de facilitator van de trigger. Wanneer de eenvoudige taak bereikt is, opent het de deur voor moeilijkere opdrachten; maak een praatje, schrijf je in, gebruik de … Mensen ondervragen geeft weerstand omdat ze zich dan niet serieus genomen voelen, maar zoals je weet komt iemand ook niet in actie als het te moeilijk is. Zoek een goede balans.

62


Theoriebron Verbinden in de praktijk

Tante Jo Bekijk het Filmpje Vergeet een grote verandering. Een goeie manier om een gewoonte of nieuw gedrag aan te leren is om een ingesleten gewoonte als trigger te gebruiken. Koppel daarvoor dat wat je wilt ontwikkelen aan dit oude gedrag, zodat het oude de trigger wordt. Dus bijvoorbeeld: nadat ik naar de supermarkt ben geweest (oud gedrag) loop ik even langs tante Jo om door het raam naar haar te zwaaien (nieuw gedrag). Met dit als eerste stap is de weg naar samen koffiedrinken en soms een klusje doen gelegd.

Filmpje Vergeet een grote verandering <

.v

.

NB. Iets ongewoons doen kan ook zorgen dat er een goeie trigger ontstaat. Door het kopje hierboven zo’n afwijkende titel te geven, zul je tante Jo en haar verhaal hopelijk nog lang herinneren.

fb

Positief verbinden van mensen met vooroordelen

A ct

ie

Wanneer je als sociaal werker met vooroordelen, discriminerende uitingen of stigma’s geconfronteerd wordt, is het goed om te weten wat je beter wel of niet zou kunnen doen. Nu is dat tot op zekere hoogte natuurlijk per persoon verschillend maar in grote lijnen zijn er wel richtlijnen voor.

er

De klos: Kenmerken: deze mensen voelen zichzelf gediscrimineerd of achtergesteld. Niet doen: in gevecht gaan over wie er gelijk heeft of het gevoel ontkennen. Wel doen: ga op zoek naar het achterliggende (echte) probleem.

itg

ev

ij

Ed

u'

Wanneer iemand maatschappelijk onrecht ervaart en daar een (minderheids)groep de schuld van geeft, kun je deze grofweg in drie verschillende groepen indelen. Hieronder vind je een overzichtje van de typeringen en do’s en dont’s: • De angsthazen: Kenmerken: deze mensen zijn erg bang en projecteren deze angst op anderen. Niet doen: de angst ontkennen (‘daar hoef je niet bang voor te zijn’). Wel doen: de angst serieus nemen, met feiten en cijfers de angst weghalen en/of de angst losweken van de groep waarop de angst geprojecteerd wordt.

U

De nostalg: Kenmerk: een nostalg vindt dat vroeger alles beter was. Niet doen: ontkennen dat wat hij zegt waar is (tenzij je erbij was en je de feiten van de gebeurtenis kent). Wel doen: erken de bestaande problemen, erken de veranderingen, help hen zoeken naar oplossingen.

63


ij

er

ev

itg

U

.

.v

fb

ie

A ct

u'

Ed


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.