De straat als collegezaal
dr. Marina Meeuwisse 1
Colofon Tekst en fotografie dr. Marina Meeuwisse Een uitgave van Expertisecentrum Maatschappelijke Innovatie, Hogeschool Rotterdam Voor hen die meer over de achterliggende theorieën willen weten is er het boek ‘Psychologie van de Stad’ (Meeuwisse, 2015). © dr. Marina Meeuwisse, Rotterdam januari 2017 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de auteur te wenden (M.Meeuwisse@hr.nl).
De straat als collegezaal dr. Marina Meeuwisse
Centre of Expertise Social Innovation Rotterdam Zuid
Kenniscentrum Innovatief Ondernemerschap
Dankzij straatcolleges heb ik geleerd dat er ook op andere wijzen onderzoek gedaan kan worden dan op de “geijkte” manieren.” 4 | De straat als collegezaal
Inhoud
Straatcolleges: mogelijkheden en alternatieven
De straat als collegezaal | Straats! | De camera: ezelsbrug voor onze blik op de wereld
8
De harde stad: Ruimtelijke organisatie
14
De stad in ons hoofd: plaatsidentiteit organisatie
21
De harde stad: observatiemogelijkheden:
30
De zachte stad: programmering, vervoer en winkelaanbod
40
De stad als leerschool
48
Analyseren van foto’s
53
Ruimtelijke organisatie | Districten | Randen | Doorgaande en tussenliggende paden | Knopen | OriÍntatiepunten De stad in ons hoofd | Plaatsidentiteit | Herkenning en Herinneren | Betekenis | De expressie-eis of distinctie | Angstdefensie functie | Bemiddelen van veranderingen | Ogen op straat De harde stad revisited | Architectuur | Stadsmakers | Gedragssetting | De stad op ooghoogte | Ruimtelijke praktijken | Verplaatsen | Verblijven | Ontmoeten De zachte stad | Programmering | Vervoer | Winkelaanbod | Sense of place | Gedrag van anderen | Wie ownen de stad? De stad als leerschool | Wild denken | Informeel en non-formeel leren | Ons slimme onbewuste Analyseren van onze data: foto’s | Categoriseren | Indexeren | Representatie noteren | Connotatie beschrijven | Narratieven maken
5
Ik heb dingen gezien die ik nooit eerder gezien heb, terwijl ik deze route dagelijks loop.� 6 | De straat als collegezaal
Voorwoord Hogeschool Rotterdam koestert haar Rotterdamse DNA. Het overgrote deel van onze afgestudeerden draagt tijdens en na hun opleiding bij aan de groei en bloei van de stad, in al haar facetten. De stad is tegelijkertijd een onuitputtelijke bron van kennis en daarmee een geweldige leeromgeving. Marina Meeuwisse trekt daarom al ruim twaalf jaar met studenten de stad in. Zij leert hen om vanuit een andere invalshoek naar de stad te kijken en gebruik te maken van kennis uit verschillende disciplines. Wat in 2004 begon als ‘openbare lessen’, heeft zich inmiddels via een groot aantal beproefde straatcolleges in samenspraak met het Expertisecentrum Maatschappelijke Innovatie (EMI) en de opleidingen van de hogeschool, ontwikkeld tot een innovatieve, doorwrochte methodiek waarbij de straat als collegezaal fungeert. In deze handleiding deelt zij haar methode met andere docenten en stadscollega’s. Uit eigen ervaring weet ik hoe Marina Meeuwisse je helpt met open ogen en een open geest te kijken naar de stad, de wijk en de mensen die ons mooie Rotterdam bevolken. Ik hoop dat haar methode velen zal inspireren om de stad als studiemateriaal te gebruiken. Erwin van Braam, directeur Concernstaf Hogeschool Rotterdam
7
Straatcolleges: mogelijkheden en alternatieven
8 | De straat als collegezaal
Straatcolleges kennen een gelaagde opzet. De mogelijkheden zijn afhankelijk van de ervaring van de begeleider en het doel dat u wilt bereiken. U zet als begeleider de eigen referentiekaders tussen haakjes, luistert naar de deelnemers, kijkt naar hun gedrag en geeft tips. Alle deelnemers hebben een fotocamera bij zich om visuele data te verzamelen. U kunt uitleggen wat de meerwaarde is van fotografische observaties, kunt de deelnemers met behulp van de camera anders leren kijken, kunt contact leggen met wildvreemde mensen, en kunt de-escaleren als het gesprek een ruwe wending neemt. In alle gevallen is het zaak dat u goed overweegt in welk gebied u straatcolleges gaat geven. Want of u kiest voor een toeristisch gebied, een industriegebied of een wijk met sociale woningbouw: u zult er andere vraagstukken tegenkomen. Optie 1: straatcollege voor debutanten, de pizza bodem. U zet een straatcollege in als eenmalige activiteit. Het doel is om de deelnemers de weerbarstige praktijk te laten ervaren. Zij krijgen een idee van de context waarin mensen leven, wonen en werken, en kunnen het eigen referentiekader bijstellen. De belangrijkste topics die u hierbij gebruikt zijn de ruimtelijke inrichting van de harde stad (p. 9 -15) en plaatsidentiteit van de stad in ons hoofd (p. 16 - 24). Optie 2: straatcolleges voor gevorderden, de pizza bodem aangevuld met ingrediĂŤnten. U zet straatcolleges in met als doel dat professionals anders leren kijken en hun observaties op straat te toetsen aan bestaande inzichten. In dit geval maken straatcolleges deel uit van een training waarbij u een gebied minimaal 3 keer op verschillende tijdstippen bezoekt. Deelnemers onderzoeken de context waarin mensen leven, wonen en werken en kunnen het eigen referentiekader bijstellen. Zij stellen hun referentiekader opnieuw bij en herijken het eigen professioneel handelen. U gebruikt hierbij een breder scala aan observatiemogelijkheden (p. 25 - 42). Optie 3: straatcolleges voor vak-bekwamen, de receptuur van de pizza aanpassen. U zet straatcolleges in met als doel om in een bepaald vakgebied te innoveren. Deelnemers onderzoeken de context waarin mensen leven, wonen en werken, en stellen het eigen referentiekader bij. Plus zij stemmen hun referentiekader opnieuw bij en herijken het eigen professioneel handelen. U voert een analyse uit van het verzamelde fotowerk samen met de deelnemers. Op grond daarvan doen de deelnemers voorstellen, door het ontwerpen van arrangementen en/of prototypes. Let op: hier kan het gaan om elk vakgebied, want de stad vertegenwoordigt het leven zoals het is, we kunnen er dus van alles in ontdekken. U gebruikt hierbij de volledige handleiding. 9
10 | De straat als collegezaal
De straat als collegezaal De straat is onze collegezaal. Omslagen in de samenleving zijn het eerst voelbaar op straat. Tijdens een straatcollege ‘betrappen’ we actuele vraagstukken, trends en ontwikkelingen in de wereld om ons heen. Op straat ervaren deelnemers dat de weerbarstige actualiteit in de praktijk niet altijd aansluit bij bestaande kennis. De academie van de straat doet een stevig beroep op 21st century skills. Deelnemers leren met onzekerheid om te gaan. We maken kennis met vraagstukken die niet te vinden zijn in bronnen die we meestal raadplegen, zoals wetenschappelijke artikelen en Google. Deelnemers oefenen sociaal-culturele vaardigheden, omdat zij kennis maken met gedragscodes in verschillende sociale situaties en wildvreemden ontmoeten waarmee zij de dialoog aangaan. Zo leren, ervaren, zien, horen, interpreteren en vergaren we informatie op een innovatieve manier. 11
Straats! De straat is het kloppend hart van een wijk. Op straat worden contacten gelegd, op straat ‘lezen’ de harde, gebouwde stad en de zachte, sociale stad. Op grond van wat we zien en horen ontdekken we waar leefwereld en systeemwereld elkaar ontmoeten en/ of mislopen. Bijna altijd ontstaan tijdens een straatcollege spontane, open interviews met bewoners, ondernemers en passanten. In dat geval benutten we de optimale conditie van de stad; onpersoonlijkheid en anonimiteit zien we als een positieve waarde. We doorbreken de anonimiteit en gaan op zoek naar een gedeeld verhaal; het verhaal van bewoners, ondernemers en passanten. We registeren alle ervaringen nauwkeurig, waardoor we bij wijze van een menselijke zoekmachine raadplegen, we verzamelen actuele informatie uit de praktijk. De vraag is dan wel: hoe kan je op straat informatie vergaren over buurten, buurtbewoners en wijken zonder bij elke deur aan te kloppen? Daar helpt de fotocamera ons bij. 12 | De straat als collegezaal
De camera: ezelsbrug voor onze blik op de wereld Tijdens een straatcollege leggen we met de camera de emoties en twijfelachtige representaties van de wereld die we waarnemen vast. De camera helpt ons niet alleen preciezer te kijken, het komt ook met regelmaat voor dat, wanneer de beelden achteraf worden bekeken, er iets is vastgelegd wat niet is opgevallen tijdens het straatcollege. Een straatcollege is kijken, luisteren, foto’s maken en vooral je afvragen wat je ziet en wat dat volgens jou zegt. We fotograferen onze herinneringen, dat wat we herkennen, de betekenis, de distinctieve, bijzondere expressie, veranderingen en defensieve plekken, waardoor we over een inventarisatie van zichtbare, herkenbare en identificeerbare fragmenten in de stad beschikken. Op die manier verzamelen we onze eigen authentieke data. Als we ons niet beperken tot straatcolleges, en ook op basis van onze data arrangementen willen voorstellen, gaan we onze visuele data in een later stadium analyseren (p. 48 - 57). 13
De harde stad: ruimtelijke organisatie
14 | De straat als collegezaal
Ruimtelijke organisatie Het ruimtelijk ontwerp in de stad, de openbare ruimte, moet plaats bieden aan de complexe, soms ondoorgrondelijke gang van het maatschappelijk leven. Het spanningsveld tussen het gebruik van de ruimte door stedelingen en de structuur van de ruimte vertelt ons over de activiteiten van de sociale groepen, die zich manifesteert in vaste territoriale kenmerken. Uitgaande van de geografische ligging zien we historische patronen: korte loopafstanden, pleinen en marktplaatsen die in vroeger tijden ondersteunende functies hadden voor handel en vakmanschap. We vragen ons af hoe dat nu is. Aangezien straten en pleinen een maatschappelijk belang hebben, is het belangrijk om aandacht te besteden aan de manier waarop ze worden gevormd door de gevels van gebouwen. Zo bepalen een kantoorgebouw, een woningblok of vrijstaande woningen met een tuin, welke sociale groepen de omgeving zullen gebruiken. 15
Districten Districten zijn gebieden met een gezamenlijk karakter. De oorsprong van districten is vaak te herleiden naar de historische betekenis, die gebaseerd is op locatie en gebruik (functie). Districten kennen een waargenomen gelijksoortigheid, elk district heeft een andere signatuur dat zich kenmerkt door een eigen stedelijke identiteit. Gebieden waar bijvoorbeeld herenhuizen, flats of eengezinswoningen staan reflecteren een manier van leven die is gerelateerd aan de typologie van gebouwen, waardoor homogeniteit in districten ontstaat. De betekenis die door gebruikers aan de omgeving is toegekend leidt uiteindelijk tot het nemen van een beslissing met betrekking tot het gebruik van ruimte. Het feit dat districten begrensd zijn door randen of doorgaande paden versterkt het karakter van een district. 16 | De straat als collegezaal
Randen Randen zijn ruimtelijke kenmerken die niet als doorgang functioneren of de doorgang belemmeren, zoals grachten, dijken en rivieren. Randen bepalen onder andere de patroontaal van de ruimtelijke inrichting in een gebied. De patroontaal bestaat uit losse elementen uit de gebouwde omgeving in termen van een grammatica. Die losse patronen hangen met elkaar samen, het zijn plekken die hun eigen systeem van kwaliteiten hebben. Deze typerende vorm en ordening in de stedelijke ruimte, heeft consequenties voor de sociale texturen in een gebied. De patroontaal is bepalend voor de manier waarop stedelingen de ruimte interpreteren. In steden als bijvoorbeeld Parijs, Boedapest, Londen, AlexandriĂŤ en Rotterdam snijden rivieren de stad in tweeĂŤn, waardoor een soort dubbelstad is ontstaan. Je zou randen ook als een gedragssetting kunnen zien: ze dicteren menselijk gedrag. 17
Doorgaande en tussenliggende paden Patronen van mobiliteit zijn gedefinieerd door paden, zoals wegen, straten, grachten en rivieren. Doorgaande paden liggen vaak tussen districten in en kenmerken zich doordat er veel passanten zijn, die zich met de auto, met de fiets, varend of lopend verplaatsen. Bij doorgaande wegen is er meestal sprake van een vorm van anonimiteit vanwege de vele passanten. Tussenliggende paden zijn straten in wijken of buurten waar het leven van bewoners zich afspeelt. Tussenliggende paden zijn straten waar mensen verblijven, het zijn sociale ruimtes. Daar vinden we de leefstijlen van bewoners, de manier waarop zij omgaan met wonen, werken en recreĂŤren.
18 | De straat als collegezaal
Knopen Knopen zijn belangrijke punten. Plekken waarop alles tegelijkertijd lijkt te gebeuren. Plekken waar iedereen met iedereen te maken krijgt, omdat subculturele grenzen tussen districten elkaar op zulke plekken overlappen. Het willekeurige karakter van lokale knooppunten laat een chaos van gebruikspatronen zien. Het zijn plekken waar vaak geen intimiteit te vinden is, plekken waar het lastig is om gedragspatronen te reguleren. Als er op een knooppunt sprake is van een uniform aanbod, denk aan winkels, scholen of horeca, dan neemt de intensiteit van de activiteiten op specifieke tijdstippen toe. Want dan trekt de inrichting van de faciliteiten rond een knooppunt dezelfde soorten mensen aan, op dezelfde tijdstippen.
19
OriĂŤntatiepunten OriĂŤntatiepunten zijn in het oog springende, distinctieve gebouwen die vaak gerelateerd zijn aan de geschiedenis van een gebied en daardoor kenmerkend voor het imago van een buurt. Ook hier zijn functie, locatie, historische betekenis, fysieke karakteristieken en de staat van onderhoud van invloed op de subjectieve beleving van stedelingen. Als u bijvoorbeeld gelovig bent, dan zult u een kerk, een synagoge of een moskee anders beleven, dan wanneer u niet gelovig bent. Evenzo zullen de waarneming en beleving van een historicus, een stratenmaker of een dichter van elkaar verschillen. Van de dichter Verlaine is bijvoorbeeld bekend dat hij de Eiffeltoren zo lelijk vond, dat hij een omweg nam, om het ding niet te hoeven zien. Het is de kunst om dat in het achterhoofd te houden, want u zult andere dingen zien als u de bril van een stratenmaker opzet, of de bril van iemand in een rolstoel. 20 | De straat als collegezaal
De stad in ons hoofd: plaatsidentiteit organisatie
21
De stad in ons hoofd De stad is een soort mentale constructie in ons hoofd, gebaseerd op een idee dat mensen hebben van de stad en het stedelijk leven. Dat denkbeeld gaat over de relatie tussen de gebouwde stad - de stedelijke inrichting - stadscultuur, de sociale en economische texturen in de stad. De stad in ons hoofd is langzaam maar zeker ontstaan, door eigen ervaringen, door te reizen, door boeken te lezen en door naar films en televisie te kijken. De media hebben invloed op sociale inclusie en de sociale cohesie: er zijn groepen die door de media structureel als vijandig zijn getypeerd. Er zijn buurten die door de media structureel als onveilig worden neergezet, ook dat vertegenwoordigt maatschappelijke kennis en een maatschappelijk geheugen. Sterker nog: dankzij de media hebben we soms te maken met een stad in ons hoofd die we nog nooit bezocht hebben. In dat geval is het soms lastig om met een open blik naar een stad te kijken. 22 | De straat als collegezaal
Plaatsidentiteit Plaatsen vertegenwoordigen persoonlijke herinneringen. Plaatsidentiteit is dat deel van de eigen identiteit die bestaat uit herinneringen, ideeĂŤn, waarden, gevoelens, betekenissen en opvattingen van gedrag die verbonden zijn met de plek waar men is opgegroeid. De verbondenheid met een plek zien we als mensen, wanneer zij een nieuw huis betrekken, wijzigingen in het huis uitvoeren: de muren schilderen, een of meer kamers herstructureren of de kleur van het tapijt veranderen. Datzelfde gebeurt met het territorium dat de grens bepaalt tussen publiek en privĂŠ: mensen personaliseren hun voordeur, de brievenbus, het naambordje, de tuin en het balkon met decoraties om duidelijk te maken wie ze zijn. Plaatsidentiteit vertelt ons iets over culturele smaak, het is een uiting waar bewoners zich mee identificeren. Plaatsidentiteit legt de verbinding tussen de vraag wie we zijn en waar we zijn: we ontlenen onze identiteit aan plekken. 23
Herkenning en herinneren Herinneringen reizen altijd met ons mee. Ons ruimtelijk geheugen is een krachtige activator van oude herinneringen. Het is onmogelijk plekken te herkennen als er niet een eerdere ervaring aan vooraf is gegaan. Plekken die bekend voorkomen, ‘passen’ in het concept van een eerdere ervaring. Die plekken associëren we ongemerkt met herinneringen, waardoor we ‘weten’ wat de gedragssetting van zo’n plek is. Al wandelend wijzen bouwwerken ons ‘ongewild’ op gevoelens over onze eigen identiteit en opvattingen. Er zijn huizen met voorname voordeuren, die verhalen over de status van haar bewoners. Glimmend gepoetste koperen naamplaten, een deftige stoep aan ruime lanen en singels met statige villa’s onderstrepen dit haast ongemerkt. Er zijn straten waarvan het decor vertelt wat er in voorgaande eeuwen is voorgevallen. Eenvoudige woningen, met kleine ramen, samengepakt in een straat die vertellen over de arbeiders uit het industriële tijdperk. 24 | De straat als collegezaal
Betekenis De manier waarop stenen in een stad zijn gestapeld is van invloed op 1) de betekenis die stedelingen toekennen aan een ruimte en 2) de manier waarop stedelingen gebruik maken van de ruimte. De betekenis die we toekennen aan de omgeving heeft te maken met de (inter)subjectieve inkleuring van de vormtaal die de stedelijke ruimte presenteert. Die vormtaal vinden we terug in de gevels, de bestrating, het materiaalgebruik en het straatmeubilair. Het is een combinatie van economisch, sociaal en cultureel kapitaal die het gedrag bepaalt, in combinatie met psychologische en persoonlijk gerelateerde factoren. De uitkomst hiervan is de betekenis die stedelingen aan de omgeving toekennen. De betekenis die aan de omgeving is toegekend leidt uiteindelijk tot het nemen van een beslissing met betrekking tot het gebruik van ruimte. 25
De expressie-eis of distinctie De distinctie, de manier waarop sociale klassen zich van elkaar onderscheiden en tot elkaar verhouden, wordt bepaald en in stand gehouden door levensstijl en culturele smaak. Culturele smaak is een uiting van de groep waartoe iemand behoort. Die expressie is afhankelijk van een specifieke periode, de maatschappij en sociale klasse. Het eerste principe van de identiteit is het verlangen om de uniciteit te handhaven. Je kunt de expressie-eis zien als een schikking van de eigen identiteit in relatie tot de gemeenschappelijke identiteit. Een onderscheidend vermogen van een lifestyle waarmee een persoon iets vertelt over de relatie met de omgeving. De expressie laat een manier zien waarop (andere) stedelingen zich een plaats in de publieke ruimte toe-eigenen en vertellen wie ze zijn.
26 | De straat als collegezaal
Angstdefensie functie In eerste instantie helpt deze functie om potentiĂŤle bedreigingen of gevaren te signaleren. Als een omgeving sterk afwijkt van de eigen individuele identiteit, treedt de angstdefensie functie op, en de persoon zal de plek proberen te vermijden. Gesloten raampartijen zijn een voorbeeld van een mogelijke defensie functie waarbij bewoners zich distantiĂŤren van de omgeving. De staat van onderhoud is een andere factor. Naast dit type waarnemingen kan ook de aanwezigheid van anderen, bijvoorbeeld jongeren, afweer oproepen. Pleinen, stations, winkelcentra of plekken waarvan de functie onbestemd is: het zijn bij uitstek ontmoetingsplaatsen voor jongeren om rond te hangen. Ze gebruiken die plaatsen om op te gaan in de anonimiteit, zonder het toeziend oog van anderen. Passanten kunnen dan een ongewenst toeziend oog zijn. 27
Bemiddelen van veranderingen Door fysieke herstructurering, sloop en nieuwbouw, verandert de plaatsidentiteit in een wijk. Als stedelingen hun identiteit ontlenen aan plaats, betekent dit dat zij opnieuw zullen gaan bemiddelen met de omgeving en hun plaatsidentiteit. Tenminste: als die omgeving een totaal andere identiteit gaat representeren. Daarnaast kan het zijn dat twee totaal verschillende identiteiten op een plek te zien zijn, ook dan zal er sprake zijn van bemiddelen. Evenzo het gedrag van andere stedelingen kan aanleiding zijn voor het bemiddelen van veranderingen. In landen waar het warm is en de behuizing klein, leven mensen meer op straat. De kans dat migranten dit gewoontegedrag ‘meenemen’ als zij emigreren naar een land met relatief lagere temperaturen is groot, omdat het activeren van aangeleerd gedrag vaak niet bewust en weloverwogen gebeurt. 28 | De straat als collegezaal
Ogen op straat Een gezonde straat is niet anoniem, maar heeft ogen op straat, ogen van bewoners, van ondernemers. Ogen van de natuurlijke eigenaren van die straat. Ogen die primair de publieke vrede in een wijk en de veiligheid op straat waarborgen, door vrijwillige controle van bewoners. Als die ogen afwezig zijn zullen we eerder grensoverschrijdend gedrag zien, bijvoorbeeld als er in een straat dode muren zijn of als we te maken hebben met woningen waar de ramen zijn afgesloten. Er zijn, in een gezonde straat, onuitgesproken regels waar bewoners en passanten zich op een vanzelfsprekende manier aan houden. Een duidelijk onderscheid tussen publieke en private ruimte onderstreept dit ongemerkt. Als een straat over die kwaliteiten beschikt, is die veilig uitgerust en treffen we een levendige straat aan.
29
De harde stad: observatiemogelijkheden
30 | De straat als collegezaal
De harde stad revisited De harde stad is de gebouwde omgeving; het terrein van de ontwerpende disciplines zoals architectuur, stedenbouw, en ruimtelijke ordening. Tijdens een straatcollege kijken we naar de ordening en de vorm van de gebouwde omgeving. We kijken naar de ruimtelijke inrichting: de breedte van de trottoirs, de wegen, fietspaden, parkeerplekken, speelplekken en pleinen. We kijken naar de architectonische typologie van gebouwen, en bedenken welke symbolische betekenissen zij vertegenwoordigen. We vatten gebouwen op als ‘personages’ met een identiteit die ons iets vertellen over wonen, werken en recreëren. Als we naar de harde stad kijken en daar betekenis aan toekennen, telt niet alleen de structuur van het gebouw, ook het materiaalgebruik, de akoestiek en de geur en het feit dat we ons bewegen in de stad beïnvloeden onze betekenis-verlening en beïnvloeden zodoende ons gedrag. 31
Architectuur In het dagelijks leven besteden de meeste mensen nauwelijks aandacht aan de architectuur die hen omringt. Hoewel prominente gebouwen, advertenties, kunstwerken of andere in het oog springende fenomenen de aandacht kunnen trekken, lopen de meeste mensen achteloos door het decor van de stad. Toch geeft de fysieke verschijning van een gebouw de (on)mogelijkheden en grenzen aan waarbinnen stedelingen (ongewild) keuzes maken. We leren de stad niet kennen door een nauwkeurige studie van elk gebouw, we leren de stad kennen door de dagelijkse ervaring waarin zich allerlei toevallige gebeurtenissen voordoen die we ons spelenderwijs eigen maken. De betekenis die stedelingen toekennen aan die informatie in de stedelijke ruimte is - naast persoonlijke individuele ervaringen gerelateerd aan de geografische ligging en de geschiedenis van een plek, die zijn gerelateerd aan culturele regels en aan de typologie van de architectuur. 32 | De straat als collegezaal
Stadskamers Een stadskamer is een stedelijke ruimte die in een oogopslag te zien is, en begrensd is door onze waarneming. Het is een ruimte in de stad waarbij we de gevels opvatten als wanden, de bestrating als vloerbedekking en alle objecten als meubilair. De gebouwde omgeving bestaat uit architectonische typologieën, waarbij individuele gebouwen gezamenlijk een grammatica bepalen. De vormtaal van de vloerbedekking, zoals de bestrating, de keuze van materialen, het straatmeubilair en zichtlijnen hebben daarin een aandeel. Een straat met een geasfalteerde weg vertelt een heel ander verhaal dan een straat met rode klinkers. Straten en pleinen kunnen veranderen van ontmoetingsplaatsen in stadskamers: publieke plekken waar verschillende werelden elkaar overlappen. Het imago, de identiteit en de ervaring van de gebouwde omgeving op ‘ooghoogte’ bepalen de betekenis die mensen aan wijken toekennen. 33
Gedragssetting De stedelijke inrichting is een gedragssetting en activeert als zodanig standaard-patronen van gedrag. Een gedragssetting bepaalt de interactie is tussen de fysieke omgeving en sociale structuren. Net zoals in een klaslokaal het gedragspatroon van mensen onderling niet sterk verschilt, geldt dat ook in de stedelijke ruimte. Zo zijn er vergelijkbare patronen van mobiliteit te zien bij trein- en busstations, en weer andere patronen in winkelcentra. Die standaard gedragspatronen worden herkend door toevallige voorbijgangers; zij kunnen hieruit aflezen welke ongeschreven regels geldig zijn. Als we gedragspatronen willen begrijpen, is kennis over de gedragssetting een betere voorspeller van gedrag dan kennis over individuele verschillen. Het gedragspatroon in een straat bijvoorbeeld verschilt significant van het gedragspatroon in een park. Zo zijn er standaardpatronen van gedrag in elke omgeving waar te nemen. 34 | De straat als collegezaal
De stad op ooghoogte Om een buurt goed te kunnen begrijpen, kijken we vooral naar de stad op ooghoogte. Als we kijken naar de begane grond van de stad, de straat op ooghoogte, zien we allerlei sporen van menselijk gedrag. Fietsen, geparkeerde auto’s, plantenbakken die bewoners hebben neergezet of de uitstalling bij een winkel. Juist deze interventies spelen een grotere rol in de activering van mentale processen; de stad die zich in ons hoofd heeft genesteld. Zeker als zij zich op ooghoogte bevinden. Die observaties bepalen sterk de waardering, de identiteit en de symbolische betekenisverlening die mensen toekennen aan een plek. Ingrepen in de stad op ooghoogte, hoe klein ook, kunnen de waardering, de identiteit en de symbolische betekenisverlening die mensen toekennen aan een plek dramatisch veranderen. ‘Identiteit’, ‘imago’ en de ‘ervaring van de stad op ooghoogte’, verklaren voor de stedeling de relatie tussen stad en stadscultuur. 35
Ruimtelijke praktijken Ruimtelijke praktijken zijn manieren waarop mensen gebruikmaken van de geplande ruimte van straten, wegen, parken en pleinen. Ruimtelijke praktijken komen in de gebouwde omgeving niet afzonderlijk van elkaar voor; het gedrag van stedelingen vormt in de context van de gebouwde omgeving een patroontaal. Ruimtelijke praktijken van verschillende groepen bewoners zijn van elkaar te onderscheiden omdat zij op verschillende manieren en verschillende tijdstippen gebruikmaken van de openbare ruimte. Met ruimtelijke praktijken organiseren stedelingen hun dagelijks leven en de rituelen die het samenleven structureren. Het gegeven dat we ons bewegen in de ruimte is belangrijk, door ons te verplaatsen leggen we relationele verbindingen tussen de verschillende locaties in de stedelijke omgeving. Patronen in de ruimtelijke inrichting en leefstijlen bepalen het gebruik en daarmee de binding met de buurt. 36 | De straat als collegezaal
Verplaatsen De stad is in eerste instantie een uiterlijke vertoning in de vorm van ruimtelijke ordening. Een kijkspel van de manier waarop mensen zich verplaatsen, elkaar ontmoeten en verblijven. Van jongs af aan leren we hoe ons te verplaatsen in het decor van de stad: van de ene plek naar de andere plek, elk met hun eigen regels en wetten. In het theater van de stad voltrekken zich zichtbare sociale mobiliteitspatronen en onzichtbare processen van betekenisverlening. De riksja’s in het Verre Oosten, de kamelen in Egypte, de dubbeldekkers in Londen, de skilift in Zwitserland, de metro in Parijs en de Yellow cabs in de Verenigde Staten, de fietsen in Nederland geven weer hoe men zich in dĂĄt land en in dĂe cultuur het beste kan verplaatsen. De onzichtbare betekenissen van die ongeschreven regels zijn voor buitenstaanders soms lastig te doorgronden. 37
Verblijven In een veilige geruststellende omgeving, is het een plezier om te verblijven. Het sociale voorstellingsvermogen herkent net genoeg ‘waarheid’ in de omgeving om te genieten van die plek, ondanks de soms schaamteloos onhandige presentatie van de misleiding. Het (gedeelde) gebruik van de ruimte in de stad gaat soms gepaard met processen van toe-eigening en privatisering van bepaalde groepen, generaties, of sociale klassen. De ene groep kan de andere groep verjagen. We maken daarbij onderscheid tussen wat een betekenisvolle ‘plaats’ is en een zogenaamde ‘niet-plaats’. De zogeheten ‘plaatsen’ kenmerken zich door identiteit, sociale verhoudingen en geschiedenis. Onder een niet-plaats verstaan we een ruimte met een doorreis-karakter, zoals snelwegen en fietstunnels, vaak zijn het naargeestige, verlaten plaatsen waar niemand wil zijn. 38 | De straat als collegezaal
Ontmoeten De openbare ruimte is de enige ruimte waarin ‘het publieke’ zich kan afspelen, onder de voorwaarde dat die openbare ruimte het handelen en de ontmoeting van stedelingen stimuleert. Stedelingen kennen de meeste mensen die zij dagelijks onderweg tegenkomen NIET. Zij zitten met wildvreemden in de tram, en winkelen vaak weer tegelijk met andere wildvreemden. Stadsbewoners zijn daarom genoodzaakt de anderen te classificeren op grond van hun stereotype, folkloristische kennis over de uiterlijke verschijning van de ander en de plek waar zij de ander tegenkomen. De anonimiteit zorgt ervoor dat er een gebrek is aan een gedeeld verhaal. Terwijl het stedelijk ontwerp moet stimuleren dat vreemden, die een totaal verschillende achtergrond hebben, de kans hebben elkaar te ontmoeten. De ontmoeting nodigt stedelingen uit de eigen identiteit te overstijgen - we zijn allemaal mensen - door te kijken naar anderen op straat en actie te ondernemen. 39
De zachte stad: programmering, vervoer en winkelaanbod
40 | De straat als collegezaal
De zachte stad De zachte stad verwijst naar de stadscultuur in termen van de sociale ruimte en het gedrag. De zachte stad is gebaseerd op de gebouwde omgeving en de ruimtelijke inrichting, zij dienen als decor en faciliteren bepaalde gedragingen. Vanwege de verbondenheid tussen de gebouwde stad en stedelijke cultuur is er sprake van een dynamische uitwisseling tussen de harde en de zachte stad. We vormen ons een beeld van de sociale omgeving, door al wandelend de woningen, tuinen en automerken te monsteren. Dit is in zekere zin een collectief ritueel, waarbij we de levensstijl van anderen bekijken en die vergelijken met onszelf. Anders gezegd: de fysieke identiteit van de gebouwde omgeving wordt beleefd terwijl de sociale identiteit wordt geleefd. De zachte stad is het sociale theater in de stad; een ‘podium’ met stedelingen als figuranten die elk een eigen rol hebben. Met hun aanwezigheid transformeren mensen de harde stad tot een zachte stad. 41
Programmering De ruimtelijke inrichting definieert de programmering - zoals woonhuizen, winkels, ziekenhuizen, horecagelegenheden en scholen. De aanwezigheid of afwezigheid van bepaalde voorzieningen bepaalt niet alleen het publiek dat op die plek komt. Het voorzieningenaanbod schrijft op haar beurt het gebruik van die ruimte voor. Tijd is hierin een factor: naar school gaan is tijdgebonden en winkelen doe je bij uitzondering om drie uur ‘s nachts. Omdat de omgeving bepaalde keuzes plausibel maakt, krijgt bepaald gedrag meer kans dan ander bepaald gedrag. Activiteiten op een schoolplein verschillen logischerwijs van de activiteiten in de buurt van een ziekenhuis of bij horecagelegenheden. Hierbij geldt dat de fysieke ruimtes congruent dienen te zijn met sociale ruimten. Die congruentie bepaalt de activiteiten van groepen en van individuele mensen. 42 | De straat als collegezaal
Vervoer Hoe de harde stad en de zachte stad elkaar beïnvloeden zien we ook terug in het systeem van vervoer. We vragen ons af op welke manier die systemen onderling verbonden zijn. Voor het web van het openbaar vervoer geldt bijvoorbeeld dat het plekken zijn die de frequentie bepalen. Plekken ook waar het publiek dat ‘s ochtends vroeg of ‘s middags reist verschilt. Het dagelijkse woon-werkverkeer is voor een groot deel gebaseerd op gewoontegedrag en op regel-gestuurd gedrag. Regel-gestuurd gedrag leunt op gangbare gedragingen en conventies die binnen een bepaalde (sub)cultuur gelden; verschillen die vaak kenmerkend zijn voor een bepaalde (sub)cultuur. Datzelfde geldt voor het gebruik van het web van straten en fietspaden. We letten ook op de dingen die er NIET zijn, zoals de mogelijkheden voor jonge kinderen om veilig buiten te spelen door druk autoverkeer en fietsverkeer belemmeren. 43
Winkelaanbod In winkelstraten ontmoeten voetgangers, fietsers en auto’s elkaar, daar speelt zich een belangrijk deel van het maatschappelijk leven af. De vercommercialisering van de stedelijke ruimte is nergens zo groot als in de samenlevingsvorm ‘de stad‘. Uit het winkelaanbod kunnen we het economisch kapitaal aflezen: zijn de producten die er verkocht worden duur? Voorzien de winkels in de dagelijkse benodigdheden of verkopen zij eerder luxe producten? Naast economisch en sociaal kapitaal bepaalt cultureel kapitaal de habitus van sociale groepen. Deze begrippen definiëren gezamenlijk de sociale ruimte die groepen in de stedelijke ruimte innemen. We kunnen het cultureel kapitaal aflezen uit belettering op de gevels, het aanbod van de producten in winkels en uit de manier waarop winkeliers hun handel etaleren. 44 | De straat als collegezaal
Sense of place De sense of place, de eigen identiteit van pleinen parken, hofjes en andere stedenbouwkundige, economische en sociaal-culturele karakteristieken, bepaalt voor een belangrijk deel welke bevolkingsgroepen zich in een bepaalde ruimte thuis voelen. Omgekeerd vullen bewoners door hun aanwezigheid en uiterlijke verschijning de betekenis van een plek aan, ook dat zal bijdragen aan de sense of place. Bepaalde groepen mijden uitgesproken openbare ruimtes omdat de betekenisverlening, of het decor op die plek, niet in hun scenario past. Dan zie je in de openbare ruimte een weergave van geĂŻsoleerde culturele diversiteit.
45
Gedrag van anderen Stedelingen stemmen hun handelingen voortdurend op elkaar af en de betekenis van wat de één doet wordt steeds teruggekoppeld door de ander: de stad als informele en non-formele leerschool. Zo stellen we een ‘volkstheorie van stadscultuur’ samen. Het is lekenkennis, een soort ‘model’ van de wereld om ons heen, op grond waarvan we het gedrag van anderen verklaren en er oorzaken aan toekennen. Achteraf is het lastig om te achterhalen op grond van welke feiten, ervaringen of herinneringen, ficties of non-ficties, onze ideeën en ons beeld van een land, een volk of een stad tot stand komen. Desalniettemin: zonder zo’n theorie zijn we niet in staat om die situatie en het gedrag van anderen te begrijpen en te verklaren. Zaak is wel dat zo’n theorie niet ontaardt tot ingeslepen denkpatronen en handelswijzen die tot bevroren automatismen verworden. Niemand zit te wachten op diepvries-figuren die, ongeacht de context, hun handelingsrepertoire herhalen. 46 | De straat als collegezaal
Wie ownen de stad? Jongeren eigenen zich delen van de stad toe, onder andere met graffiti. Met graffiti vormen zij de openbare ruimte om. Graffitiuitingen zijn responsieve interventies, reacties in de stedelijke ruimte waarmee jongeren de aandacht vragen. De graffiti is bedoeld om de gedisciplineerde samenleving te prikkelen tot anders denken; tegelijk veranderen zij de fysieke wereld door hun symbolische revanche. Als deze responsieve interventies in de fysieke omgeving door toevallige voorbijgangers worden gezien, zullen zij hier misschien een negatief waardeoordeel over vellen. Tijdens een straatcollege lezen we de revanches als indicaties waar op grond van kennis van het sociaal en cultureel kapitaal, uit af te leiden is wat de vraagstukken in dat gebied zijn.
47
De stad is een leerschool
48 | De straat als collegezaal
De stad als leerschool De stad is leerschool, een omgeving waarin je leert op welke manier burgers bijdragen aan de veranderende ‘economische, technologische, culturele en sociale kaders’ in steden. Het stedelijk leven is opgebouwd door de samenstelling van het kapitaal van de stad en de stedelingen. Het kapitaal bestaat uit economisch kapitaal (geld en (on)roerende goederen), cultureel kapitaal (kennis, vaardigheden, opleiding) en sociaal kapitaal (relaties en netwerken). Burgers leren in het publieke domein van de stedelijke ruimte omgaan met de belangrijkste veranderingen in de moderne stedelijke omgeving: de toegenomen culturele diversiteit en de vervaging van de harde grens tussen de persoonlijke identiteit en de stedelijke ruimte. Het kapitaal en het palet aan persoonlijke belevingen kleuren uiteindelijk de belevingskaart van de stad in. Daarom gebruiken we de praktijk als tekentafel door de straten op te gaan. 49
Wild denken Wat kan een straatbeeld zeggen over de sociaal-culturele en de economische situatie? En misschien belangrijker: hoe zet je de gekleurde bril van je eigen referentiekader af? Dat lukt beter als we wild denken. Bij wild denken krijgen onze zintuigen de hoofdrol en zetten we onze traditionele denkkaders even tussen haakjes. Zoals we deden in onze kindertijd, toen verwondering de motor van al onze ontdekkingen was. Dat doen we omdat het verhalende, wilde denken vooral in allerlei alledaagse praktijksituaties een belangrijke rol heeft. Denk bijvoorbeeld aan de manier waarop de menselijke geest vorm geeft aan betekenissen: veelal doen we dat met verhalen. Vanaf het moment dat we erop uittrekken, gaan we dus wild denken en nemen we de houding aan van een natuurvorser. We verwonderen ons over het dagelijks leven en gebeurtenissen in de urbane biotoop die we ‘stad’ noemen - zoals de wereldberoemde natuurvorser David Attenborough in de jungle doet. 50 | De straat als collegezaal
Informeel en non-formeel leren Wild denken grijpt terug op ‘spelenderwijs leren’; we leren informeel en non-formeel. Informeel leren verwijst naar vormen van leren die per ongeluk plaatsvinden in het dagelijks leven. Elke ontmoeting, elke ervaring kan daar deel van uitmaken. Zo heeft u als kind spelenderwijs leren lopen en de taal spelenderwijs, informeel geleerd. Ook non-formeel leren verwijst naar georganiseerde activiteiten die plaatsvinden buiten de formele educatieve systemen in de collegebanken. De kennis die we op school verzamelen in formele leer-situaties slaan we georganiseerd en bewust op, waardoor we zulke kennis gemakkelijk terug kunnen halen uit het geheugen. Bij informeel leren werkt dat anders, die kennis slaan we per ongeluk op, zonder dat we het weten of misschien zelfs zonder dat we de informatie willen opslaan. Waarschijnlijk is dit één van de sterkste kwaliteiten van de mens. 51
Ons slimme onbewuste Non-formeel en informeel leren zijn vormen van leren die onze onbewuste kennis regisseert. Ons slimme onbewuste bestaat uit kennis die we per ongeluk of bij toeval in ons geheugen hebben opgeslagen en waar we per ongeluk of bij toeval toegang toe krijgen. Dat is bijvoorbeeld het geval als we in een situatie komen waarin we aanvoelen dat er iets niet in orde is, terwijl we de oorzaak niet concreet kunnen benoemen. Dat komt omdat ons slimme onbewuste zo ongeveer alles doet wat psychologisch van belang is. Ons slimme onbewuste informeert ons intuïtief, vaak kunnen we er geen vinger achter krijgen of ons voorgevoel klopt. Slimme onbewuste kennis is een compositie van informatie uit de wereld om ons heen die we opvissen, het kent geen rubrieken of categorieën. Tegelijk staat ons slimme onbewuste meer flexibiliteit toe in het vinden van nieuwe combinaties en omkering van ideeën. 52 | De straat als collegezaal
Analyseren van foto’s
53
Analyseren van onze data: foto’s Visueel onderzoek is pas compleet als de onderzoeker de beelden heeft gedecodeerd of vertaald. Deze vertaling dient als brug tussen het visuele (dat we in de westerse cultuur associëren met intuïtie, impliciete kennis), en het verbale (dat we zijn gaan associëren met de rede, de feiten en objectieve informatie). Het decodeerproces bevrijdt de foto’s van de beperking als document of illustratie en maakt het mogelijk dat foto’s als basis voor systematische kennis fungeren. We gaan de verzamelde beelden interpreteren, analyseren en transformeren in verbale vormen van communicatie. Fotografische beelden benaderen de werkelijkheid van de stad het best en als we die omzetten in taal ontstaat de mogelijkheid om onbewuste kennis te ontsluiten. Het ontsluiten van onbewuste kennis gebeurt omdat we alle beelden nu nauwkeurig gaan bekijken en in woorden gaan omzetten; en ongetwijfeld dingen zullen ontdekken die we eerst niet zagen. 54 | De straat als collegezaal
Categoriseren Nu groeperen we alle foto’s op grond van onderzoeksvragen die de categorieën genereren. Het bedenken van categorieën is afhankelijk van het perspectief dat de professional heeft. Een vormgever kan focussen op teksten die in beeld te zien zijn. Een sociaal werker op gedrag van mensen. Een bouwkundige op de staat van onderhoud. Een gezondheidswetenschapper op het voedselaanbod in winkels. Alles wat u zelf kunt bedenken. Na een eerste categorisering leggen we de foto’s opnieuw bij elkaar en besluiten we in welke context de beelden passen. We herbekijken de talloze details in een groter verband zodat we één coherent idee van betekenis en significantie kunnen formuleren. Stel dat we in ons fotowerk beelden hebben gevonden waarin afbeeldingen op muren staan, die niet onder reclameuitingen vallen. We hebben dan een categorie gevonden, die we voor het gemak ‘fresco’s’ noemen. Als we die groeperen en herbekijken komen we tot nieuwe inzichten. 55
Indexeren In de eerste stap noteren we, al kijkend naar de foto’s, alle vragen die de beelden activeren. Welke vormen van arbeid zien we in de stedelijke ruimte? Welke technieken komen daarbij van pas? Welk gereedschap gebruiken de mensen bij het werk? Welke functie heeft het werk? Is het alleen mannenwerk? Wat zouden de mensen ermee verdienen? Is er scholing nodig om dit werk te kunnen doen? Deze vragen kunnen richting geven aan verdere analyses. Variabelen die bij het indexeren een rol kunnen spelen zijn precieze relaties, inhoudsanalyses, identificatie van mensen die in beeld staan, het vastleggen van tijdsverschuivingen, gedrag, details van gebaren, uitdrukkingen en andere details die verband houden met een gevoel voor lichaamsbeweging.
56 | De straat als collegezaal
Representatie noteren Bij de representatie beschrijven we letterlijk wat het beeld representeert, wat er te zien is. In de eerste orde geeft een beeld de eigen inhoud weer, de foto van een straat is een reflectie van de werkelijkheid en geeft de representatie van een straat weer. We noteren zo feitelijk mogelijk wat we zien, zonder er een betekenis aan toe te kennen. De representatie foto links is bijvoorbeeld: “een stoep met aan de linkerkant een rij woningen van drie etages. De onderkant van de gevel op de begane grond is blauw geschilderd tot onder de raamkozijnen, bij de deuren loopt het iets verder door. Bij twee woningen zien we groen langs de plint tot onder het raamkozijn, boven de raampartijen op de begane grond zien we een stellage die meerdere woningen beslaat waarlangs groen is geleid. De raampartijen op de begane grond hebben geen uitbouw, op de eerste en tweede verdieping wel. In de verte staan er twee personen voor een deur.� 57
Connotatie beschrijven Pas als we de representatie hebben beschreven kunnen we de connotatie noteren. De connotatieve laag in een foto verwijst naar de subjectieve culturele interpretatie van de foto, die overstijgt de individuele betekenis die men eraan toekent. De connotatie varieert afhankelijk van cultuur, tijdsperiode en ideologie. In het culturele plaatje bepalen de tijdgeest en de context mede de betekenis die aan het beeld is ontleend: in de jaren zestig representeert de auto niet het milieuprobleem, de materialist of het parkeervraagstuk. In die tijd staat de auto voor een toenemende mobiliteit en de toegenomen vrijheid om zich autonoom te kunnen verplaatsen. Als we de connotatie bepalen, is de betekenis niet ontleend aan de afbeelding, maar aan de onderliggende culturele betekenis van die afbeelding. Die culturele betekenis is gebaseerd op waarden en normen van een samenleving. Het beeld laat een cultureel plaatje van de ‘wereld’ in die specifieke cultuur zien. 58 | De straat als collegezaal
Narratieven maken Nadat de representatie en connotatie zijn beschreven, kunnen we het narratief maken. De foto’s representeren een ervaring, daarom is elk beeld een verhaal - een narratief - dat bestaat uit een betekenisstructuur die menselijke gedragingen tot een geheel structureert. Verhalen organiseren de ervaring, in verhalen vinden we de gereedschapskist van cultuur terug. We analyseren de beelden met behulp van de betekenisstructuur die in alle verhalen voorkomen. Elk verhaal, elk beeld bevat een ‘cultureel drama’ met een plot, een organiserend thema, een karakter, een intentie en een uitkomst. Het thema organiseert het verhaal. Het plot is de structuur en de causale verbanden. Het karakter kent twee aspecten: extrinsieke factoren, die relatief vastliggen, en intrinsieke overtuigingen. De intentie is de omslag in de omstandigheden. De uitkomst is de verheldering, de emotionele verandering. Het komt erop neer dat we de cultuur kunnen begrijpen als we de foto’s analyseren, zodat we impliciete, onbewuste, kennis expliciet en bewust maken. 59
Narratief aan het water Connotatie: water als geld
Plot: de menselijke maat in de context van grootstedelijke Âhoogbouw Organiserend thema: het water, verleidelijk mooi en bedrieglijk gevaarlijk Karakter: er zijn nog altijd mensenhanden nodig Intentie: eigen baas in de buitenlucht Uitkomst: zwaar lichamelijk werk spaart mensenlevens 60 | De straat als collegezaal
Narratief aan het water Connotatie: broodnodige rust
Plot: bedrijvigheid op de plaats rust Organiserend thema: de lege haven is een jachtveld Karakter: ongestoord in het rijk alleen Intentie: dromen van vroeger tijden Uitkomst: vanavond verse vis op tafel
Narratief van de straat
Narratief van de straat
Plot: vuil op straat is geen blikvanger Organiserend thema: het oog wil ook wat Karakter: met z’n allen maken we er iets van Intentie: het woonmilieu krijgt aandacht Uitkomst: betrokken bewoners
Plot: oog voor details Organiserend thema: wij wonen hier Karakter: een muzikale blik op de wereld Intentie: bewoners zijn niet van steen Uitkomst: de toonzetting is bepalend
Connotatie: denk aan ons
Connotatie: het is de toon van de muziek
61
De straat als collegezaal is een praktische handleiding voor iedereen die op zoek is naar omslagen in de samenleving, omdat die juist op straat het eerst voelbaar zijn. Op straat ervaren we waar leefwereld en systeemwereld elkaar ontmoeten en/of mislopen. Op straat zien we welke impact technologische veranderingen kunnen hebben op de stad en op stadscultuur. Straatcolleges zijn een vorm van handelingsonderzoek, waarbij de onderzoeker een combinatie van participatieve en niet-participerende observaties uitvoert. Voor hen die meer over de achterliggende theorieën willen weten is er het boek ‘Psychologie van de Stad’ (Meeuwisse, 2015).
Kenniscentrum Innovatief Ondernemerschap