info@Law 7

Page 12

5 jaar voor de heer F. zodat de arbeidsrechtbank voor hem en zijn schuldeisers geen gerechtelijke aanzuiveringsregeling meer kan opleggen. 2.1.2. In het kader van een minnelijke aanzuiveringsregeling is wel een langere looptijd mogelijk. Een minnelijke aanzuiveringsregeling vergt evenwel de instemming van alle betrokken partijen, inclusief de schuldenaar. Een voorstel van minnelijke aanzuiveringsregeling stuit evenwel op het bezwaar van de heer F.. Nu een minnelijke aanzuiveringsregeling onmogelijk blijkt, blijft enkel de mogelijkheid over van een gerechtelijke aanzuiveringsregeling. Sedert de beschikking waarbij de heer F. tot de procedure van de collectieve schuldenregeling werd toegelaten, zijn meer dan 5 jaar verstreken zodat de arbeidsrechtbank geen gerechtelijke aanzuiveringsregeling meer kan opleggen. Thans dienen dan ook de nodige schikkingen getroffen te worden om de procedure van de collectieve schuldenregeling af te sluiten voor de heer F.. 2.2. BEËINDIGING VAN DE COLLECTIEVE SCHULDENREGELING VOOR DE HEER F. 2.2.1. Rest dan de vraag wat met de nog resterende schulden van de heer F. dient te gebeuren, m.a.w. in welke mate kunnen de nog resterende schulden van de heer F. worden kwijtgescholden? 2.2.2. De arbeidsrechtbank stelt vast dat de heer F. volgens de schuldbemiddelaar geen goederen bezit die zouden kunnen verkocht worden en waarmee vervolgens de schulden of een deel ervan zouden kunnen gedelgd worden. In het vonnis van 6 september 2010 oordeelde de arbeidsrechtbank reeds dat er geen redenen waren om aan te nemen dat de heer F. zijn onvermogen zou georganiseerd hebben door vermogensbestanddelen te onttrekken aan zijn schuldeisers. 12

In de loop van de procedure van de collectieve schuldenregeling dienden de inkomsten van de heer F. in belangrijke mate aangewend te worden om de lopende boedelschulden te betalen, en meer in het bijzonder de onderhoudsgelden die de heer F. voor zijn kinderen dient te betalen. Er kon dan ook niets opzij worden geplaatst om pondspondsgewijze te verdelen onder de schuldeisers. [...] Om alle bovenstaande redenen stelt de arbeidsrechtbank de beëindiging vast van de procedure van collectieve schuldenregeling voor de Heer F. en dit op datum van 7 mei 2012. De arbeidsrechtbank verleent aan de Heer F. kwijtschelding van de kwijtscheldbare schulden die bestonden op het ogenblik dat hij tot de procedure van de collectieve schuldenregeling werd toegelaten en die thans nog niet afbetaald zijn. De arbeidsrechtbank machtigt Meester Karel VERSTEELE om het bedrag van zijn staat van kosten en erelonen bij voorrang vooraf te nemen uit de beschikbare gelden op de rubriekrekening. De arbeidsrechtbank stelt vast dat aan deze procedure geen kosten van registratie-, griffie- en uitgifterechten verbonden zijn. De arbeidsrechtbank verklaart dit vonnis op grond van artikel 1675/16 van het Gerechtelijk Wetboek uitvoerbaar bij voorraad.

info@law 2012 i september-oktober

N o oT: Dit vonnis slaat op een collectieve schuldenregeling die werd aangevraagd voor 23 april 2012 en die nog valt onder de oude wetgeving. Alle collectieve schuldenregelingen die werden toelaatbaar verklaard voorafgaand aan 23/04/2012, zijn dus niet onderworpen aan de nieuwe wettelijke bepalingen van de wet van 26 maart 2012. De wet van 26 maart 2012 is eigenlijk niets meer en niets minder dan de verduidelijking van de bedoeling van de oorspronkelijke wetgever en de verdere uitwerking van de menselijke waardigheid die deze wet voor mensen met schuldoverlast wou dienen. Eén van de grootste problemen van de collectieve schuldenregeling is dat deze jarenlang en veel langer dan voorzien blijft duren omdat in de regel de duurtijd berekend wordt vanaf de goedkeuring van de aanzuivering dan wel vanaf de gerechtelijke aanzuivering. De nieuwe wet voorziet dat de duur begint te lopen vanaf de neerlegging vanaf de beschikking van toelaatbaarheid. En eigenlijk is dit steeds het opzet van de wetgever geweest. Dit vonnis geeft een aanzet voor de discussie en biedt de mogelijkheid om de lopende collectieve schuldenregeling vervroegd te beëindigen.

krachtpunten van de wet van 26 maart 2012: Leefgeld Het leefgeld moet ten ministe gelijk zijn aan het onbeslagbaar deel van de inkomsten, bedragen die met toepassing van de artikelen 1409 et 1412 van het gerechtelijk wetboek worden beschermd. Met de uitdrukkelijke schriftelijke instemming van de verzoeker mag dit leefgeld tijdelijk worden verminderd, maar moet het altijd hoger zijn, zowel in de minnelijke als in de gerechtelijke aan-


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.