info@Law 11

Page 1

#11

iNFO Tweemaandelijks tijdschrift 2e jaargang mei-juni 2013

Tijdschrift voor de rechtspracticus.

Jan Nolf, het rendement van de rechter Kwetsbaren in het recht Le criminel tient le civil en ĂŠtat Deskundig snuffelen in bedrijfsgeheimen Kleine lettertjes gelezen en goedgekeurd? Over zonlicht, zonrecht en zonrechtmisbruik

I


De vraag van advocaten is ... Wie is geloofwaardig om mijn financiĂŤle situatie grondig te bespreken?

Tja, Dat is een vraag voor Bank J.Van Breda & CËš.

U bent welkom voor een persoonlijk gesprek en een gespecialiseerd antwoord. Bel ons op 03 217 53 33 of kijk op www.bankvanbreda.be/contact

Enkel voor ondernemers en vrije beroepen 2

info@law 2013 i mei-juni

BVB-Concept-adv-advocaten.indd 1

14/03/12 10:40


ColofoN Info@law Tijdschrift voor de rechtspracticus. Info@law is een juridisch tijdschrift dat zich richt tot advocaten en de praktijkjurist in het algemeen. Periodiciteit Info@law verschijnt 6 maal per jaar, namelijk in de maanden september, november, januari, maart, mei en juli. Redactieadres Elfri De Neve Stationsstraat 29 9700 Oudenaarde elfri@elfri.be Verantwoordelijk Uitgever Bruno Scheers Uitgeverij UGA Stijn Streuvelslaan 73, 8501 Heule. Druk en prepress Continuga NV Stijn Streuvelslaan 73, 8501 Heule. www.continuga.be sales@continuga.be

Abonnementen

De abonnementsprijs bedraagt 25 € (excl. BTW) voor 1 jaar. Een abonnementsjaar loopt van 1 september tot en met 31 augustus van het daaropvolgende jaar. U ontvangt alle niet ontvangen edities van het abonnementsjaar waarin u zich abonneerde. Prijs voor een los nummer is 7 € te bestellen bij uitgeverij UGA of door een e-mail te sturen naar magazine@uga.be Wenst u een abonnement? Stuur dan een e-mail met uw gegevens naar abonn@uga.be. De redactie, de verantwoordelijke uitgever of uitgeverij UGA kunnen op geen enkele wijze verantwoordelijk of aansprakelijk gesteld worden voor schade die het gevolg is van het gebruik van de informatie en teksten uit info@law. Het overnemen van artikels uit info@law is alleen toegelaten met bronvermelding en na schriftelijke toestemming van de uitgever. info@law is gedrukt en verspreid op een oplage van plus minus 10.000 exemplaren per editie.

Advertenties en reclame Voor meer informatie over de reclamemogelijkheden of het plaatsen van een advertentie in info@law, kan u een e-mail sturen naar magazine@uga.be

3. 4. 5.

Colofon Voorwoord Advocaat in de kijker: Jan Nolf 10 jaar advocaat en 25 jaar vrederechter

Personenrecht 7.

Bewindvoering over kwetsbaren: De grote sprong voorwaarts.

Gerechtelijk recht 9.

Dossier draagwijdte “LE CRIMINEL TIENT LE CIVIL EN éTAT” over schijnzelfstandigheid en fiscale ontduiking

22.

Deskundigenonderzoek en inzage in confidentiële stukken en bedrijfsgeheimen.

over facturen en hun voorwaarden 24.

Algemene voorwaarden vergen expliciete instemming

Burgerlijk recht 30.

D/2013/0857/1 ISSN 2034-452X

Veranda en andere constructies die zonlicht beperken van een buur kunnen rechtsmisbruik uitmaken

33. Prikbord

Alle rechten voorbehouden. info@law wordt bij verwijzing afgekort als “i@L”

iNFO Tijdschrift voor de rechtspracticus.

Info@law Uitgeverij UGA Stijn Streuvelslaan 73, 8501 Heule Tel: 056 36 32 11 Fax: 056 35 60 96 Email: publ@uga.be www.uga.be

info@law 2013 i mei-juni

3


Voorwoord FESTINA LENTE De gerechtelijke molen draait traag. De uitspraak van keizer Augustus, festina lente, is zeker toepasselijk in het recht. Het recht is een balans tussen efficiëntie, snelheid en overweging. Vaak is snelrecht slecht recht. Tijd heelt niet alle wonden maar verleent inzicht en gematigdheid. De traagheid maakt het recht los van de publieke opinie die een slechte maatstaf is voor gerechtigheid, maar wel een maatstaf voor onmiddellijke correctie en wraak die al te vaak verwordt tot een maatstaf van recht.

De naoorlogse processen waarbij het proces Vindevogel nationaal en het proces Neurenberg internationaal beiden voorbeeld tot groteske gerechtelijke dwalingen waren en verkrachting van het recht, de ene op basis van de veroordeling wegens opiniemisdrijf, de andere op basis van het uniek karakter van proces van overwinnaars tegen verliezers van de oorlog waarbij de overwinnaars op zelfde gronden konden aangeklaagd worden wegens oorlogsmisdrijven zoals Dresden, en Katyn, spreken genoeg boekdelen. Had het proces Vindevogel 5 jaar geduurd, dan was hij nooit veroordeeld tot de doodstraf. Vindevogel is veroordeeld voor een opiniemisdrijf en niet voor feiten. Vandaag was hij zelfs vrijgesproken. Wanneer de gemoederen te hoog zijn opgelaaid kan men in onafhankelijkheid geen recht spreken.

Traagheid geeft plaats aan nuance, voor zover traagheid geen synoniem wordt van uitgestelde rechtsweigering. Traagheid in justitie mag derhalve enkel functioneel zijn in het belang van het recht en nooit in het belang van de rechter. Vaak worden rechters geconfronteerd met dossiers en conclusies van honderden bladzijden, waarbij de vorderingen in verschillende procedures worden ontwikkeld. Het vernieuwde gerechtelijk wetboek dwingt zowel de advocaten als de rechter in een al te strikt tijdschema, waarin geen plaats is voor deze procedures. Het is pijnlijk dan in rechtspraak overwegingen te moeten lezen die lijnrecht tegen de stukken ingaan en waarbij zelfs gemerkt wordt dat noch de conclusies, noch de stukken werden gelezen en de hiaten worden aaneengelijmd met de overweging “uit de debatten is gebleken ...” De kracht van een pleidooi wordt vaak onderschat Een techniek bestaat erin om zwak te concluderen, waardoor de tegenpartij gesust gesteld is waarbij dan op de zitting deus ex machina een aantal nieuwe argumenten worden aangebracht. Deze argumenten kunnen zeer gefundeerd zijn, maar zij kunnen ook bestaan uit het scheppen van sfeer en het louter bekomen van de captatio benevolentiae. Probleem is dan wel dat de rechter die 4 weken later het vonnis velt, nog kennis moet hebben van dit uitzonderlijk pleidooi en zich de nieuwe krachtige juridische argumenten of wilde percepties dient te herinneren. Dit kan bekomen worden door beeldspraak, koppelingen van het argument aan de rechter middels argumentatietechniek, overdrijving, humor, soms sarcastische humor, soms Aristophaanse humor, soms zelfs seks.

5 jaar later kon men onmogelijk Nazi’s veroordelen zonder de misdrijven van de Sovjets mee te veroordelen.

De hersenen, ook die van de rechter, leggen verbindingen en die ezelbruggetjes dienen onbewust aan de rechter gegeven.

Toegegeven Neurenberg was een partiële overwinning van de rechtstaat, zeker wanneer bevel is bevel geen strafverminderende verschoningsgrond bleek en zeker wanneer dit proces kon aanzien worden als een alternatief op de oorspronkelijke visie om Duitsland volledig te vernietigen. De geschiedenis heeft bewezen dat het respect voor de democratische krachten in Duitsland en het behoud van het keizerrijk Japan de wereldvrede op lange termijn kon bestendigen en kon bijdragen tot een betere wereld, zelfs al betekende dit, hoe moreel verwerpelijk ook, dat de SS-wetenschappers in de USSR en in de USA met aanzien konden werken en in Duitsland de nieuwe politiemacht konden uitmaken. Voor vrijheid en vrede wordt vaak een hoge prijs betaald.

De grootmeester in deze techniek was wijlen Meester Johan de Koekelare. Die in elk pleidooi uit een onverwachtse hoek kwam.

Maar wat zou de wereld vandaag zijn zonder Duitsland en Japan die ondermeer de drijvende motoren zijn geworden van economie en mensenrechten. Hoe anders dan na de eerste wereldoorlog. De kracht van de overwinnaar wordt bepaald hoe deze omgaat met zijn verliezer. Een traag gerecht laat emoties vervagen en tot de juridische essentie komen en staat aldus dichter bij de gerechtigheid, mits traagheid geen synoniem wordt van luiheid. 4

info@law 2013 i mei-juni

Rechtspraak: Cassatie 18/03/2011, AR C.10.0382.N, juridat

SA m e N vAT T i N g: Het is de rechter niet verboden de argumenten die de procespartijen voor het eerst in pleidooien aanvoeren, in zijn beoordeling te betrekken, mits hij het recht van verdediging niet miskent Kritiek: hier wringt in de regel de schoen, gezien de argumenten die deus ex machina worden aangehaald inspelen op gevoelens en percepties en niet voor controle vatbaar zijn omdat de rechter louter kan stellen: “uit de pleidooien is gebleken …

• Elfri de Neve Advocaat - Hoofdredacteur Oudenaarde, 6 juni 2013


AdVoCAAt IN dE

KijKEr Jan Nolf

10 jaar advocaat en 25 jaar vrederechter In een bijbels verhaal – maar ook in de Koran – verandert wie achteruit kijkt in een zoutzuil. Als ik dan toch een enkele keer riskeer zie ik het verschil tussen de carrière waarvoor je kiest en wat of wie een loopbaan van je maakt. rechtenstudies waren bijna bijzaak van dat boontje voor talen, geschiedenis en politiek: het corps diplomatique was een jeugddroom. Als het daarbij bleef was daar één verlangen voor verantwoordelijk: grip krijgen op wat gebeurt – een illusie op zich.

Als advocaat heb je wat grip op de werkelijkheid, case by case: door hardnekkigheid hier en daar het verschil pogen te maken. Ook door steeds sneller te willen werken in een wereld die toen door traagheid beheerst werd. Aanmanen per telex bijvoorbeeld in de tijd voor de fax bestond. Of anno 1981 m’n eerste computer met erratische floppy disks en die zeur van een naaldprinter. Of de autotelefoon met het wisselend zonenummer van waar je rondreed: beeld je dat nu nog eens in met een gsm-nummer.

samenleving. Het maakt je tot een ander, hopelijk beter mens.

“Het vrederechter-

Het ongeduld sloeg opnieuw toe in de Knack van 5 februari 1986 over de gerechtelijke achterstand: ”Nochtans is ook de rechtbank een groot dienstverlenend bedrijf of zou het toch moeten zijn. (…) De magistratuur gedraagt zich meer en meer als een ongevoelige ambtenarenkaste met weinig beroepsfierheid. Een benoeming wordt veelal nagestreefd als een veredeld brugpensioen. De lethargie gaat zover dat sommige rechters (…) totaal ongevoelig zijn voor de onmenselijke gevolgen van bepaalde vonnissen”. Dat interview leverde me pittige discussies op in de vele raadkamers waar ik tussen de bedrijven door ontboden werd door onthutste, kwade of meevoelende magistraten. Een goed jaar later werd ik één van hen.

Het vrederechterschap is een keuze en daarna her-maakt het ambt de man of vrouw. Zo ondervond ik het toch. Oog in oog met de diepste miserie, op een handdruk afstand. Het kruipt onder je huid dagelijks geconfronteerd te worden met die zelfkant van onze

schap is een keuze en daarna hermaakt het ambt de man of vrouw. Partnerproblemen waarvan de intiemste roots plots bang en vers geduid raken in een verwoestende jeugd. Financiële ellende door pure pech of zelfonredzaamheid. Armoede waar ook de volgende generatie niet uit zal raken en waarbij de twijfelachtige meerwaarde van justitie in nog méér kosten verdrinkt. Onderhoudsgelden berekenen maar in de praktijk de armoede verdelen. Bij plaatsbezoeken de haveloosheid zien en ruiken.

Geestesziekte die sluimert en toeslaat: de onmacht van een collocatie die niet heelt noch oplost. Of de handicap waarmee geleefd moet worden. De coma patiënt die voor het ongeval nog een fitte wielertoerist was. Of de verslaafde mid-lifer, jarenlang door drugs of alcohol verteerd. Of zoveel wegglijdende Alzheimers, van wie ik me de trage glimlach nog goed herinner. Sinds 1991 zorgen vrederechters er voor dat van die ‘kwetsbare personen’ de financiële belangen beschermd worden. In 2011: 11.609 medeburgers. Zopas kregen ze een historische verbetering van dit statuut: nu telt ook hun ‘mens’ mee. info@law 2013 i mei-juni

5


Justitie heeft trage rechters, maar ook kille rechters. Zelfs kille vrederechters. Het zou goed zijn dat de Hoge Raad voor de Justitie haar selectie verfijnt in functie van die ingrijpende, nieuwe opdrachten van de ‘nabijheidsrechter’. Zijn roeping moet meer zijn dan de ‘fin de carrière’ waar ik in 1986 van sprak.

Een dosis horizontale mobiliteit zal het kantonnale ambt geen kwaad doen – zo mailde me al in 2005 wijlen vrederechter Brandon die samen met haar griffier in haar Brusselse zittingszaal het leven liet. Vrederechters moeten meer leren van elkaar en hun eilanden verlaten.

Nog belangrijker dan de reorganisatie van justitie is haar methode. Als vrederechters nabijheidsrechters willen blijven moeten ze vooreerst de financiële drempel van de invorderingsindustrie verlagen, veeleer dan verder af te drijven in de richting van de justitiefabriek. In 1987 startte ik in het kanton Roeselare met 1.737 vonnissen en 536 behandelde minnelijke schikkingen. In mijn laatste volledig jaar 2010 lagen die cijfers op resp. 2.554 en 5.394. Van die vragen tot minnelijke schikking leidden al altijd een derde tot een akkoord, wat in 2010 1.744 bespaarde procedures betekende. Dus eindigde ik 25 jaar later met meer bespaarde procedures dan ik er bij aankomst bij vonnis beslechtte.

Dat is in financiële, maar ook in menselijke termen het ‘terugverdieneffect’ waarmee justitie zich kan legitimeren. Enkel al de vermeden dagvaardingskosten, rolrechten en minimumrechtsplegingsvergoedingen resulteerden in Roeselare in een besparing van 383.680 € op jaarbasis, of gemiddeld 21.102 € per salarismaand van de vrederechter. Pro rata betekent dat een nationaal potentieel aan bespaarde gerechtskosten van 6

info@law 2013 i mei-juni

37 miljoen €, zo berekende ik op m’n blog.

Als we daarentegen vaststellen dat het aantal behandelde minnelijke schikkingen tussen 2005 en 2011 nationaal met 38% daalde (een verschil van bijna 50.000 voor België) weten we dus meteen deels ook waarom de procedures bij de vredegerechten met 42% steeg (bijna 110.000 méér).

In mijn derde beroepsleven koos ik dus voor de zwakke rechtsgebruiker. Die verdedig ik dan niet meer in de rechtszaal waar ik geen partij mocht kiezen maar op het publieke forum en de sociale media. Daardoor werd ik weer een beetje … advocaat.

Jan Nolf was 10 jaar advocaat en bijna 25 jaar vrederechter. U vindt zijn kritische bedenkingen over justitie op zijn Law Blog www.JustWatch.be en op Twitter@NolfJan Opinies van zijn pen leest u o.a. op de webpagina’s van Knack, LeVif/L’Express en VRTDeRedactie.)


Personenrecht

BEWINDVOERING OVER KWETSBAREN: DE GROTE SPRONG VOORWAARTS. Twee nieuwe gegevens vielen vanaf het laatste kwart van vorige eeuw samen. Mensen werden steeds ouder, tot ze zichzelf soms overleefden. Terzelfdertijd viel het klassieke familiale netwerk weg door kleinere, en dan nog soms gebroken gezinnen. Ouderen werden dus voor hun laatste jaren dus steeds minder door hun kinderen opgevangen: die zorg werd aan homes en ziekenhuizen uitbesteed. Met ook de medische spitstechnologie die daar levensverlengend bij hoort. De ‘vrije wil’ van die patiënten vloeide vaak over in een grijze zone of een zwart gat. Toch moeten beslissingen helder genomen worden: facturen betaald, huizen verhuurd of verkocht. Wanneer de dichtste familieleden op één lijn zitten, zorgde de wet ervoor dat één van hen als ‘bewindvoerder’ die beslissingen nam, onder toezicht van de vrederechter. Was dat geen optie, dan werden advocaten aangesteld als professionele bewindvoerders. In dat laatste geval lijkt het soms een kleine industrie te worden: het gat in de markt.

“Na de centen, ook

de ‘mens’ in het verhaal

De wet van 1991 beperkte de opdracht van de bewindvoerder tot de goederen. Vanaf vermoedelijk midden 2014 wordt die ook bevoegd voor de zorg voor de ‘persoon’ zelf, dus alles wat diens welzijn aangaat, tot en met de intimiteit van samenwonen en huwelijk.

Er kan zelfs een aparte bewindvoerder aangesteld worden voor beide luiken: zo kan dan een familielid verantwoordelijk worden voor de persoonlijke beslissingen, en een of meerdere (professioneel) bewindvoerders voor de centen. Daarenboven wordt de brugfunctie van de ‘vertrouwenspersoon’ uitgebreid: één of meerdere vertrouwenspersonen uit familie of sociaal netwerk ondersteunen de ‘beschermde persoon’ of vertolken diens mening. Ze hebben tevens de taak van “verzoener en klokkenluider”: beide termen geven een heel goed signaal. De vrederechter zal ze ook ambtshalve kunnen aanstellen.

“Een nieuwe wet die vereenvoudigt

Eindelijk wordt komaf gemaakt met de Napoleontische versnippering van rechtsbescherming in diverse statuten: verlengde minderjarigen, onbekwaamverklaarden, verkwisters. Alle meerderjarige kwetsbare personen komen onder één systeem, dat vervolgens door de vrederechter ‘op maat’ verfijnd wordt. De procedure zal al tijdig opgestart kunnen worden vanaf 17 jaar, en voorziet nu ook in een overgangsfase na het overlijden: op die beide scharniermomenten wordt dus chaos vermeden.

“Er komt veel huis-

werk voor de vrederechter bij

Een van de krachtlijnen is het VN Verdrag van 13 december 2006 dat de bekwaamheid als vertrekpunt neemt. Dat leidt vooreerst tot de omkadering van de buitengerechtelijke bescherming die via de (geregistreerde) lastgeving mogelijk wordt, maar beveiligd door een ‘alarmbelprocedure’ bij de vrederechter. Voor de gerechtelijke bescherming werd (opnieuw) geopteerd voor maatwerk om een proportionele bescherming uit te dokteren via een check-list van onbekwaamheden die de vrederechter moet aanvinken. Of dat routinematig weeral zal leiden tot paternalistische overbescherming is maar de vraag.

“de misbruiken wor-

den eindelijk aangepakt

Een wakkere wetgever is niet blind gebleven voor de misbruiken. Vrederechters worden nu bij wet verboden hun plaatsvervangers als bewindvoerders te benoemen. De Hoge Raad voor de Justitie hekelde al vroeger die vergiftigende belangenvermenging maar kreeg in de praktijk geen enkel gehoor.

info@law 2013 i mei-juni

7


Hetzelfde geldt des te meer voor de vergoeding van advocaten – bewindvoerders. Die zal bij Koninklijk Besluit vastgelegd worden om een einde te stellen aan willekeur: voor de verkoop van een woning van €150.000 wordt een advocaat-bewindvoerder nu verloond in een marge van 1 tot 15 (berekening op de JustWatch blog van 10 05 2012).

Horen, zien en zwijgen behoort tot een roemloos verleden en maar goed ook.

Dan moet de minister van Justitie ook op dat punt natuurlijk nog haar werk doen voor dat K.B., en we kennen dat probleem.

welijks een jaar na zijn afscheid als vrederechter – maar niet van justitie – deelt ruciale momenten en topics van zijn lange ervaring: de blijvende pijnpunten van favoriete wetgeving. ervormingen sinds 1991 hebben er deels aan verholpen. Het nieuwe project van globaal beschermingsstatuut is zeer welkom, maar zal niets veranderen aan drie e thema’s.

“empathische en

oek verschaft immers een algemeen overzicht, maar boort ook zeer kritisch door n het merg van blijvende juridische praktijkproblemen over de medische inbreng, erritoriale bevoegdheid, en de kosten van de bewindvoering. andere woorden: het steeds dreigende conflict van de vrederechter met een er, een collega, en de bewindvoerder. Uiteraard ook een familie, terwijl de te hermen persoon in het centrum van ons aller aandacht dient te blijven.

verantwoordelijke vrederechters en bewindvoerders gevraagd

geëngageerde inzet voor de kwetsbaren onder ons, wordt overvloedig geanerd met de meest recente rechtspraak, waaronder ook heel wat ongepubliceerde nissen.

etsbaren in het recht’ slaat daarnaast twee andere bruggen: tips voor de praktijk, erwijzingen naar wat in deze materie wellicht binnen een tweetal jaar de nieuwe geving wordt: ook een introductie naar de toekomst dus.

Kwetsbare medemensen boek brengt blijvende denkpistes naar de toekomstbeschermen, met de menselijke ‘touch’ van de authentieke – rechter verwacht wordt: bewogen, en steeds alert in is devrede bevoegdheid die vrederechters eging. het pijnlijkst dicht bij de burger brengt:

ndt de ere-vrederechter van het kanton Roeselare ook op zijn Law Blog van ziekenhuisbed tot keukentafel, van w.JustWatch.be en Twitter@NolfJan

intensive care tot pluche salons, bij ontroerde families of vereenzaamde enkelingen.

De ongeschreven opdracht is dan een “bezorgde rechter” te zijn: een zorg dragende justitie zoals wijlen professor Koen Raes ze ethisch bepleitte.

Die vrederechter is niet de schoonmoeder/-vader van de bewindvoerder want die moet de eigen verantwoordelijkheid ten volle zelf dragen, als wordt ook het toezicht van de vrede8

info@law 2013 i mei-juni

Kwetsbaren in het recht - Jan Nolf

Al van 1991 wachten we immers op het K.B. dat ook zou bepalen hoeveel mandaten één enkel advocaat maximum kan weinig vrederechters werden meer vonnissen over ‘Voorlopige Bewindvoering’ in rofessionele pers gepubliceerd, – geciteerd besproken. behartigen opdaten‘hart’ ook hier nog Nolf verzette bakens over de ‘kwetsbaren in het recht’, al onmiddellijk na de hier op z’n plaats zou blijven. Op K.B. roken wet van 1991 (en reeds na de wet van 1990 inzakedat de geesteszieken). startte dat met een het uitdagende ‘separate scherpvan gemotiveerd, bleef wachten: totopinion’, vreugde een en ndelijk algemeen aanvaard. happy few.

baren.indd 1

rechter uitdrukkelijk versterkt. Misschien wakkert dat laatste ook het verantwoordelijksgevoel van de magistraat zelf aan, want de Anca-rechtspraak komt naar aanleiding van patente misbruiken ook in deze materie akelig dichtbij.

Kwetsbaren in het recht VOORLOPIGE BEWINDVOERING DE JURIDISCHE BESCHERMING VAN KWETSBARE PERSONEN

Jan NOLF, Ere-vrederechter

20/09/12 14:57

Jan Nolf is auteur van ‘Kwetsbaren in het recht’, uitgegeven bij UGA midden 2012. Dit handboek verwerkt reeds de nieuwe wetgeving als ‘toekomstig recht’


gerechtelijk recht

DOSSIER DRAAGWIJDTE “LE CRIMINEL TIENT LE CIVIL EN éTAT” OVER SCHIJNZELFSTANDIGHEID EN FISCALE ONTDUIKING rECHts PrAAK BEoordElING sCHIJNzElfstANdIGHEId NIEt Voor BEHANdElING VAN dE strAfzAAK Instantie: Arbeidshof Plaats van uitspraak: gent Datum van de uitspraak 16 mei 2012 Rolnummer : 2011/AR/125 […] 4. De grieven van het hoger beroep. 4.1. De appellant is het oneens met het oordeel van de eerste rechter. In de uiteenzetting van het feitenrelaas benadrukt hij dat na de overname van de aandelen door M.V. op 9 juli 2004 voor hem en voor F.M. alles veranderde, in die zin dat hun taken veranderden en dat de meerderheidsaandeelhouders duidelijk maakten dat zij nu het gezag en de controle hadden en dat hij diende te gehoorzamen. In werkelijkheid werd volgens de appellant enkel nog uitvoerend werk verricht onder instructie van de aandeelhouders. Er werd door hem meermaals verzocht en uiteindelijk ook door M.V. beloofd om hem als werknemer in te schrijven, maar aan deze belofte werd nooit voldaan. De appellant stelt verder dat hij, net zoals F.M., na de overnameovereenkomst:geen beroepsinvesteringen meer deed; geen verantwoordelijkheid of beslissingsmacht meer had; een vast inkomen had; meer dan 40 uur per week presteerde zonder betaling van de overuren en aldus exclusief voor de geïntimeerde werkte; niet over een eigen bedrijfsruimte of uitrusting beschikte; - intern gecontroleerd en gesanctioneerd werd, zelfs in die mate dat er ontslag volgde; - niet vrij aankocht, noch vrij aan prijsbepaling deed;

- zijn arbeidstijd niet zelfstandig kon organiseren; - verlof diende aan te vragen en hen geweigerd werd samen verlof te nemen; - geen mogelijkheid had om personeel te selecteren of aan te nemen, laat staan te ontslaan. Uit een en ander leidt de appellant af dat hij vanaf 9 juli 2004 in juridisch en economisch ondergeschikt verband heeft gewerkt en er sprake was van schijnzelfstandigheid. De elementen die de geïntimeerde hiertegen wil inbrengen en de verklaringen die zij voorlegt, spreken deze gezagsverhouding niet tegen. Ten slotte stelt de appellant dat hij niet alleen jaren ten onrechte als zelfstandige werd tewerkgesteld, maar bovendien zonder enige geldige reden en zonder enige vorm van compensatie op 7 augustus 2009 aan de deur is gezet, aangezien er geen enkele reden is om hem te beschuldigen van diefstal of van enige kennis van dergelijke feiten gepleegd door andere werknemers. De appellant overloopt de principes vooropgesteld in de arbeidsrelatiewet, alsook voorafgaand aan deze wet omtrent de kwalificatie en de aard van de arbeidsrelatie. Hij voegt hieraan toe dat zijn hoedanigheid als bestuurder niet verhindert dat hij door een arbeidsovereenkomst verbonden was, nu hij na de overname geen werkelijke bestuursfunctie meer waarnam en het perfect mogelijk is om onder gezag taken uit te voeren in het kader van een arbeidsovereenkomst die onderscheiden zijn van de bestuurstaken.

In het kader van de toepassing van de juridische principes op de huidige zaak, stelt de appellant vooreerst dat het statuut als zelfstandige hem werd opgedrongen. Hij verklaart dat hij geen vrijheid had bij de organisatie van de werktijd, dat hij onder controle stond en orders opgedragen kreeg. Tegelijk wijst hij op de vaste vergoedingsregeling, het aantal gepresteerde werkuren, de exclusieve tewerkstelling voor de geïntimeerde, het gebrek aan een concurrentiebeding, de tewerkstelling in de ruimtes en met materiaal van de geïntimeerde, het gebrek aan beslissingen over financiële middelen, investeringen, personeel, ... Op grond van het geheel van deze elementen besluit de appellant dat er voldoende elementen zijn die onverenigbaar zijn met een kwalificatie als zelfstandige samenwerking, zodat tot herkwalificatie moet worden overgegaan en de vorderingen die op basis daarvan zijn gesteld gegrond zijn. Ter staving van het misbruik van ontslagrecht beroept de appellant zich op het feit dat elk rechtmatig belang en motief tot ontslag ontbreekt en dat de geïntimeerde bijzonder lichtzinnig heeft gehandeld, met de omstandigheid dat haar voordeel niet in overeenstemming was met het door hem geleden nadeel. Ook de vordering tot betaling van een schadevergoeding wegens rechtsmisbruik is volgens hem gegrond te verklaren. In antwoord op de motieven aangehaald tot de eerste rechter, stelt de appellant dat de aanvankelijke toestand van de nv D. geen enkele invloed kan hebben op zijn statuut na de overname van de aandelen en dat evenmin werd aangetoond dat het echtpaar D.-V. geen kennis van de bedrijfsactiviteit had, noch dat zij te weinig tijd hadden om controle uit te oefenen. info@law 2013 i mei-juni

9


Ten aanzien van het feit dat hij tot 22 juli 2009 bestuurder was, herhaalt de appellant, zoals hoger reeds uiteengezet, dat dit niet verhindert dat hij door een arbeidsovereenkomst verbonden was. De eerste rechter oordeelde volgens de appellant ook ten onrechte dat hij het bewijs van de controle en het statuut als werknemer niet zou leveren. Hij verwijst in dit verband naar zijn stukkenbundel, in het bijzonder de nieuwe stukken 17 e.v.. Het gebrek aan een schriftelijke arbeidsovereenkomst, een schriftelijk werkrooster of vakantieregeling, doet volgens hem geen afbreuk aan de bewezen feiten. Het werken op onregelmatige uren, in het weekend en ‘s avonds tegen een vast loon, wijst volgens hem precies op het feit dat hij geen echte zelfstandige was en exclusief voor de geïntimeerde moest werken. Ten slotte stelt de appellant dat de belofte tot inschrijving als werknemer aantoont dat de partijen goed wisten dat hij dergelijk statuut had. 4.2. De geïntimeerde acht de grieven van de appellant ongegrond. De geïntimeerde schetst in de eerste plaats de historiek van het aandeelhouderschap en van de bestuursmandaten binnen de vennootschap en stelt dat aan het mandaat van de appellant en F.M. als bestuurder op 22 juli 2009 abrupt een einde is gekomen ingevolge wanpraktijken naar aanleiding waarvan tegen hen strafklacht is neergelegd wegens diefstal en misbruik van vennootschapsgoederen. De geïntimeerde stelt dat er sinds de overname in 2004 niet veel veranderd is. Op dat ogenblik stond de appellant volgens haar in voor de algemene bedrijfsvoering, met de deeltaken verkoop, ontwerp, opmaak van offertes, aankoop van materialen en machines, terwijl F.M. instond voor de algemene bedrijfsvoering, met als deeltaken productie en exploitatie van de D.H.Z afdeling. Na 2004 bleven zij volgens de geïntimeerde dezelfde taken uitvoeren, met dien verstande dat M.V. hielp om de financiële kant van de zaak te beredderen. Tot staving van een en ander beroept de geïntimeerde zich op de verklaringen van leveranciers die zij voorlegt. 10

info@law 2013 i mei-juni

De geïntimeerde benadrukt dat noch M.V., noch M.D. thuis waren in de sector waarin de geïntimeerde werkzaam is en dat zij evenmin de tijd hadden om zich met de bedrijfsvoering in te laten. Tot staving van een gebrek aan een gezagsverhouding en de reële gang van zaken binnen het bedrijf verwijst zij naar de verklaringen van gewezen personeelsleden en naar de door de appellant ondertekende afschrijvingstabellen, fiscale akkoordverklaringen, BTW-aangiften, bestelling van een softwareprogramma en de beëindiging van een arbeidsovereenkomst, die erop wijzen dat de appellant en F.M. ook na de overname van de aandelen het bedrijf verder bleven leiden als voorheen.

In ondergeschikte orde stelt de geïntimeerde dat de beoordeling van de vordering tot betaling van een vergoeding wegens misbruik van ontslagrecht minstens op te schorten is in afwachting van een uitspraak in de strafzaak.

De geïntimeerde betwist dat de appellant tot aan diens verkoop van zijn laatste aandelen op 19 mei 2009 om een inschrijving als werknemer zou hebben verzocht.

5.1. De ontvankelijkheid van het hoger beroep.

De geïntimeerde wijst er op dat de bezoldigingsregeling na de overname een voortzetting inhield van de bestaande situatie en dat er door de appellant en F.M. werd gewerkt op de uren die zij zelf bepaalden, zonder dat het ging om meer dan een gebruikelijk weekregime. Er was volgens de geïntimeerde geen sprake van controle noch van een plicht tot verantwoording. Enkel op het ogenblik dat zwaar misbruik van vennootschapsgoederen werd vastgesteld, werden zij verzocht om het bedrijf te verlaten. De geïntimeerde betwist dat de appellant verlof diende aan te vragen en stelt dat hij ook vóór de overname nooit samen met Maeckelbergh verlof had genomen, behoudens tijdens de collectieve vakantie. Op basis van de “kwalificatieleer” argumenteert de geïntimeerde dat voorrang moet worden verleend aan de wilsautonomie van de partijen, die duidelijk geopteerd hebben voor een samenwerking als zelfstandige, en dat het aan de appellant toekomt om deze kwalificatie te ontzenuwen. Dit laatste is volgens haar in de gegeven omstandigheden echter onmogelijk. De geïntimeerde stelt verder dat de arbeidsrelatiewet ter zake niet van toepassing is, doch dat dit in voorkomend geval geen verschil zou uitmaken. Het bewijs van voldoende elementen die onverenigbaar zijn met de kwalificatie als zelfstandige samenwerking is volgens de geïntimeerde immers niet geleverd.

Ook wat de tegenvordering betreft, vraagt de geïntimeerde om de behandeling ervan uit te stellen totdat er een definitieve strafrechtelijke beoordeling is gevolgd. Er is volgens haar overigens niet aangetoond dat er een identiteit bestaat inzake de burgerlijke vordering voor de strafrechter en de tegenvordering in de huidige procedure. ** * 5. Bespreking.

Het hoger beroep werd tijdig en regelmatig ingesteld. Het is ontvankelijk. 5.2. De gevolgen van de strafvordering 5.2.1. Uit de stukken voorgelegd door de geïntimeerde blijkt dat zij op 10 augustus 2009 een strafklacht heeft ingediend tegen de appellant en F.M. wegens diefstal en misbruik van vennootschapsgoederen (stuk 12, dossier geïntimeerde). Beide partijen bevestigen in hun laatste conclusies dat het gerechtelijk onderzoek nog hangende is en dit ingevolge het verzoek van de geïntimeerde tot uitvoering van bijkomende onderzoekshandelingen, dat door de Kamer van Inbeschuldigingstelling gegrond is verklaard bij arrest van 21 juni 2011. De partijen zijn het eens dat het oordeel omtrent de tegenvordering ingesteld door de geïntimeerde dient te worden uitgesteld totdat een einduitspraak is gewezen door de strafrechter en dit op grond van het algemeen beginsel “Ie criminel tient le civil en etat” dat inhoudt dat de burgerlijke vordering is geschorst in afwachting van een uitspraak over de strafvordering. De geïntimeerde stelt bij conclusies dat dit (ondergeschikt) ook geldt voor de vordering van de appellant tot betaling van een vergoeding wegens misbruik van ontslagrecht, nu de reden tot ontslag gesteund is op de wanpraktijken waarvoor strafklacht werd ingediend. In het advies van het openbaar ministerie werd onderzocht of de hangende strafprocedure niet tot gevolg heeft dat de integrale


beoordeling van de hoofdeis dient te worden uitgesteld. De conclusie in dit advies luidt dat dit niet het geval is. In zijn repliek op dit advies stelt de appellant niettemin dat het opportuun is de zaak voor behandeling in één geheel uit te stellen tot na de uitspraak van de strafrechter. Voorafgaand aan dit advies werd door de geïntimeerde gesteld dat niets belet dat bij tussenbeslissing reeds uitspraak zou worden gedaan over de betwisting nopens de schijnzelfstandigheid. 5.2.2. De vraag of de beoordeling van de zaak door het arbeidshof in zijn geheel of gedeeltelijk dient te worden uitgesteld totdat werd geoordeeld over de strafvordering, dient te worden beantwoord binnen volgend wettelijk en juridisch kader. Als uitgangspunt geldt het artikel 4 van de Voorafgaande titel van het wetboek van strafvordering. Dit artikel bepaalt : “De burgerlijke vordering kan tegelijkertijd en voor dezelfde rechters vervolgd worden als de strafvordering. Zij kan ook afzonderlijk vervolgd worden; in dat geval is zij geschorst, zolang niet definitief is beslist over de strafvordering die vóór of gedurende de burgerlijke rechtsvordering is ingesteld”. De schorsing van de burgerlijke vordering beoogt in voorkomend geval tegenstrijdigheden te vermijden tussen de uitspraak van de strafrechter en die van de burgerlijke rechter. Uit het artikel 4 Voorafgaande Titel Sv. wordt in de rechtspraak dan ook afgeleid dat de burgerlijke rechter gebonden is door hetgeen de strafrechter definitief heeft beslist (R. NELISSEN, “Sociaalrechtelijke aspecten omtrent de adagia “Le criminel tient le civil en etat” en “le criminel emporte le civil”, R. W. 2004-05, nr. 34, blz. 1321). Het strafvonnis heeft ten aanzien van de afzonderlijk ingestelde burgerlijke rechtsvordering met name gezag van gewijsde op de punten die gemeenschappelijk zijn voor de strafvordering en de burgerlijke rechtsvordering (cfr. Cass. 21 januari 1991, Arr. Cass. 1990-91, 527; Cass. 23 maart 1992, Arr. Cass. 1991-92, 710). Vanuit het oogpunt van een eerlijke procesvoering (cfr. art. 6 EVRM) geldt dit in beginsel evenwel enkel voor wie partij was in het strafgeding en er vrij zijn belangen kon verdedigen (H. BOCKEN, “Rampen in het Recht. Juridische Rampen”, T.S.R. 2005, blz. 776).

Daarenboven is het gezag van gewijsde in strafzaken beperkt tot hetgeen zeker en noodzakelijk door de strafrechter is beslist met betrekking tot de aan de beklaagde ten laste gelegde feiten en rekening houdend met de motieven die de noodzakelijke grondslag van de strafrechtelijke beslissing uitmaken (cfr. Cass. 12 februari 2004, RABG 2004, 738). Bijgevolg dient de arbeidsrechter in voorkomend geval precies na te gaan welke feiten die het voorwerp hebben uitgemaakt van de strafrechtelijke tenlastelegging, al dan niet bewezen zijn verklaard. Aangezien de beginselen vervat in artikel 4 van de Voorafg. Titel van het wetboek van strafvordering de openbare orde raken, dient ambtshalve te worden onderzocht of een schorsing van de sociaalrechtelijke uitspraak zich ter zake opdringt (R. NELISSEN, Sociaalrechtelijke aspecten omtrent de adagia “Le criminel tient le civil en etat” en “le criminel emporte le civil”, R.W. 200405, nr. 34, blz. 1326). 5.2.3. De vraag welke aan de orde is, betreft concreet of er bij een afzonderlijke berechting een tegenstrijdigheid kan ontstaan tussen het oordeel van de strafrechter omtrent de feiten die aanleiding hebben gegeven tot de strafklacht en het oordeel omtrent de feiten die in het kader van het huidig geding zijn ingeroepen ter staving van de burgerlijke vorderingen. In het advies van het openbaar ministerie werd ten aanzien van de hoofdeis uiteengezet dat het niet uitgesloten is dat de strafrechter zich in voorkomend geval eveneens uitspreekt over de vraag of de partijen al dan niet door een arbeidsovereenkomst zijn verbonden, aangezien dit van belang kan zijn bij de juridische omschrijving van het misdrijf (nl. hetzij diefstal en/of misbruik van vennootschapsgoederen, hetzij loonbediendendiefstal). Tegelijk werd opgemerkt dat het arbeidshof in voorkomend geval evenwel niet gebonden is door de juridische kwalificatie, maar enkel door de feiten waarover door de strafrechter wordt geoordeeld. In zoverre de juridische kwalificatie niet bindend is, blijft echter nog de vraag op basis van welke feiten de strafrechter in voorkomend geval tot de (her)kwalificatie beslist in het kader van de strafzaak, en of het strafrechtelijk gewijsde verbonden aan deze feiten belang kan vertonen bij de beoordeling van de hoofdvordering hangend voor het arbeidshof, die in de eerste plaats gesteund is op het bestaan van een arbeidsovereenkomst.

Aangezien de voormelde vraag vooralsnog niet het voorwerp van het debat heeft uitgemaakt, acht het arbeidshof het aangewezen om de debatten ambtshalve te heropenen ten einde de partijen toe te laten om hun standpunt uiteen te zetten over de vraag of en in welke mate de huidige hoofd- en tegenvordering dienen te worden geschorst in afwachting van de uitspraak door de strafrechter om het risico op tegenstrijdigheden te vermijden. Het is ook aangewezen dat zij binnen het kader van de heropening van de debatten hun standpunt hieromtrent actualiseren in het licht van de huidige stand van zaken van de strafvordering en de verdere ontwikkelingen sinds het vonnis van de eerste rechter. Om proceseconomische redenen zullen de partijen in het kader van de heropening van de debatten ook worden gehoord in de herneming van hun middelen en conclusies omtrent de grieven van het hoger beroep en de betwisting ten gronde. OM DEZE REDENEN, HET ARBEIDSHOF, Rechtsprekend op tegenspraak, Gelet op de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken en inzonderheid op artikel 24 van deze wet, Verwerpt alle andere, ruimere of strijdige conclusies. Gelet op het schriftelijk advies van het openbaar ministerie, opgemaakt door advocaat-generaal Peter Waterschoot, neergelegd ter griffie van het arbeidshof op 13 maart 2012. Verklaart het hoger beroep ontvankelijk, doch alvorens verder te oordelen. Beveelt ambtshalve de heropening van de debatten ten einde de partijen toe te laten hun standpunt uiteen te zetten en hen te horen omtrent hetgeen is bepaald onder punt 5.2.3 van dit arrest, alsook om hen toe laten hieromtrent aanvullende stukken voor te leggen. Verzoekt de partijen om binnen de hierna vermelde termijnen, bepaald op straffe van ambtshalve verwijdering, hun schriftelijke opmerkingen over deze punten uit te wisselen en deze aan het arbeidshof te overhandigen, en dit door het zenden van de schriftelijke opmerkingen aan de tegenpartij en het neerleggen ter griffie ervan […]. Verzoekt de partijen om hun stukken ter griffie neer te leggen ten minste vijftien dagen vóór de hierna bepaalde rechtsdag. Stelt de zaak op de gewone en openbare terechtzitting van de derde kamer van het info@law 2013 i mei-juni

11


arbeidshof te Gent, afdeling Brugge, zetelend in haar gewone gehoorzaal gelegen te 8000 Brugge, Kazernevest 3, eerste verdieping, zaal G, van woensdag 19 december 2012 om 14 uur ten einde de partijen te horen over het voormelde onderwerp. Houdt de beslissing over de kosten van het geding aan. Aldus gewezen door de derde kamer van het arbeidshof te Gent, zetelend te Brugge,

Noot : Le Criminel tient le civil en etat Het adagium “le criminel tient le civil en état” is gebaseerd op artikel 4 van de Voorafgaande Titel van het Wetboek van Strafvordering.

Dit artikel bepaalt: De burgerlijke rechtsvordering kan tezelfdertijd en voor dezelfde rechters vervolgd worden als de strafvordering. Zij kan ook afzonderlijk vervolgd worden; in dat geval is zij geschorst, zolang niet definitief is beslist over de strafvordering die vóór of gedurende de burgerlijke rechtsvordering is ingesteld.” Op basis van voormeld adagium kan er geen uitspraak gedaan worden over welkdanige burgerlijke vordering, zolang er geen uitspraak is in de strafzaak, wanneer een gerechtelijk onderzoek werd ingesteld. Opdat dit adagium evenwel uitwerking zou krijgen, is vereist dat de strafvordering effectief werd ingesteld, hetzij ingevolge het openen van een gerechtelijk onderzoek op vordering van de procureur des Konings of ingevolge een klacht met burgerlijke partijstelling, hetzij ingevolge een rechtstreekse dagvaarding voor de strafrechter door de procureur des Konings of de burgerlijke partij (Cass. 16 mei 2003, C.010473N), zodat er geen schorsing is wanneer de zaak slechts het voorwerp uitmaakt van een opsporingsonderzoek (R. Verstraeten, Handboek strafvordering, Antwerpen, Maklu, 2005, nr. 338). 12

info@law 2013 i mei-juni

Nationaal Netwerk van Gespecialiseerde

Nationaal Netwerk van Gespecialiseerde Privédetectives Nationaal Netwerk van Gespecialiseerde Privédetectives U vindt bij ons de “nieuwe” generatie vergunde privédetectives : Privédetectives hoger geschoold, professioneel en to the point !

U vindt bij ons de “nieuwe” generatie vergunde privédetectives : De tijd dat privédetectives in hun wagen sprongen en achter de hoger en to the point ! privédetectives : U vindtgeschoold, bij ons deprofessioneel “nieuwe” generatie vergunde feiten

aangingen

is

immers

lang

voorbij.

Vandaag

staat

de

Nationaal Netwerk van Gespecialiseerde hoger geschoold, professioneel en to the point ! verhouding kostprijs van inde t.o.v. de De tijd dat privédetectives hunopdracht wagen sprongen en resultaten achter de Privédetectives voorop ! feiten aangingen is immers lang voorbij. Vandaag staat de Nationaal Netwerk van Gespecialiseerde De tijd dat privédetectives in hun wagen sprongen en achter verhouding kostprijs van de opdracht t.o.v. de resultaten U vindt bij ons de “nieuwe” generatie vergunde privédetectives feiten aangingen is immers lang voorbij. Vandaag staat de: Onze specialiteiten : Privédetectives hoger geschoold, professioneel to the point ! voorop ! verhouding kostprijs van de en opdracht t.o.v. de resultaten Solvabiliteitsonderzoeken Nationaal Netwerk van Gespecialiseerde

U vindt bij ons de “nieuwe” generatie vergunde privédetectives : voorop De tijd !dat privédetectives in hun wagen sprongen en achter de Nationaal Netwerk van Gespecialiseerde hoger geschoold, professioneel en to the point ! Pre-employment screening Privédetectives Onze feitenspecialiteiten aangingen :is immers lang voorbij. Vandaag staat de

Privédetectives

verhouding kostprijs van inde t.o.v. de resultaten De tijd dat privédetectives hunopdracht wagen sprongen en achter de Onderzoek op Onze specialiteiten : kandidaat-huurder U vindt aangingen bij generatie vergunde privédetectives : voorop ! ons de “nieuwe” feiten is immers lang voorbij. Vandaag staat de Solvabiliteitsonderzoeken Opzoeking “Bron van Inkomsten” U vindt bij ons deprofessioneel “nieuwe” generatie vergunde : hoger geschoold, enopdracht to the point ! privédetectives verhouding kostprijs van de t.o.v. de resultaten Solvabiliteitsonderzoeken hoger geschoold, professioneel en to the point ! Pre-employment screening Onze specialiteiten : voorop De tijd !dat privédetectives in hun wagen sprongen en achter de Pre-employment screening De tijd aangingen dat privédetectives in hun sprongen en achter de feiten is kandidaat-huurder immers langwagen voorbij. Vandaag staat de Onderzoek op Ward VRIJSEN Solvabiliteitsonderzoeken Onze specialiteiten : immers feiten aangingen is voorbij. Vandaag staat de verhouding kostprijs van de lang opdracht t.o.v. de resultaten Onderzoek op kandidaat-huurder Pre-employment screening “Bron van Inkomsten” verhouding kostprijs van de opdracht t.o.v. de resultaten Fraud Forensic Investigator voorop !Opzoeking Solvabiliteitsonderzoeken voorop Opzoeking !Onderzoek“Bron Privédet., FOD BiZa nr. 14.1675.02 van vergund Inkomsten” op kandidaat-huurder Pre-employment screening Onze specialiteiten : Opzoeking “Bron van Inkomsten” Onze specialiteiten : Serge DE CORTE Onderzoek op kandidaat-huurder Ward VRIJSEN Solvabiliteitsonderzoeken Solvabiliteitsonderzoeken Opzoeking “Bron van Inkomsten” Criminoloog Ward VRIJSEN Pre-employment screening Fraud Forensic Investigator Wardscreening VRIJSEN Pre-employment Privédet., vergund FOD BiZa nr. 14.1683.08 Onderzoek Privédet., op kandidaat-huurder vergund FOD BiZa nr. 14.1675.02 Fraud Forensic Investigator Fraud Forensic Investigator Onderzoek op kandidaat-huurder Ward VRIJSEN Opzoeking “Bron van Inkomsten” Peter DU CHAU Privédet., Privédet., vergund vergund FOD FOD BiZa BiZa nr. nr. 14.1675.02 14.1675.02 Opzoeking “Bron van Inkomsten” SergeForensic DE CORTE Fraud Investigator Commercieel Directeur Serge DE DEvergund CORTE Privédet., FOD BiZa nr. 14.1675.02 Serge CORTE Ward VRIJSEN Criminoloog Ward VRIJSEN Criminoloog Serge DE CORTE Fraud Forensic Investigator Privédet., vergund FOD BiZa nr. 14.1683.08 Criminoloog Privédet., vergund FOD BiZanr. nr. 14.1675.02 14.1683.08 Fraud Forensic Investigator FOD BiZa OPGELET : wij Privédet., werken invergund eerste instantie voor bedrijven !

Privédet., vergund FOD nr. 14.1683.08 Criminoloog vergund FOD BiZa BiZa nr. ze 14.1675.02 Private opdrachtenPrivédet., worden enkel aanvaard indien ons worden Peter DU DUvergund CHAU FOD BiZa nr. 14.1683.08 Peter CHAU Privédet., DE CORTE aangereikt door Serge bemiddeling van een advocaat, een Serge DE notaris. CORTE Peter DU CHAU gerechtsdeurwaarder of een Commercieel Directeur Peter DU CHAU Criminoloog Commercieel Directeur

www.checkpoint-online.be Criminoloog Privédet., vergund FOD BiZa nr. 14.1683.08

Commercieel Directeur Commercieel Directeur Privédet., vergund FOD BiZa nr. 14.1683.08

Molenkouter 148/6 - 9620 ZOTTEGEM

Peter DU CHAU OPGELET : wij werken in eerste instantie voor bedrijven ! Peter DU CHAU Private opdrachten worden aanvaard indien ze bedrijven ons worden T : 09/369.99.20 Minenkel : eerste info@checkpoint-online.be OPGELET : wij Commercieel werken instantie voor ! Directeur aangereikt : wij doorwerken bemiddeling een voor advocaat, een OPGELET in eerstevan instantie bedrijven Private opdrachten wordeninenkel aanvaard indien ze bedrijven ons worden!! Commercieel Directeur OPGELET : wij werken eerste instantie voor gerechtsdeurwaarder of eenenkel notaris. Private opdrachten worden aanvaard indien ze ons worden

aangereikt door bemiddeling van een advocaat, een Private opdrachten enkel aanvaard indienadvocaat, ze ons worden aangereikt door worden bemiddeling van een een www.checkpoint-online.be gerechtsdeurwaarder of een notaris. aangereikt door bemiddeling van een advocaat, een gerechtsdeurwaarder of een notaris. OPGELET : wij werken in eerste instantie voor bedrijven ! OPGELET : wij werken in eerste instantie voor bedrijven gerechtsdeurwaarder of een notaris. Private opdrachten worden enkel aanvaard indien ze ons worden! Molenkouter 148/6 - 9620 ZOTTEGEM

www.checkpoint-online.be

Private opdrachten enkel aanvaard indien ze ons worden aangereikt door worden bemiddeling van een advocaat, een aangereikt door bemiddeling van een advocaat, een gerechtsdeurwaarder of een notaris. T : 09/369.99.20 M : info@checkpoint-online.be Molenkouter 148/6 - 9620 ZOTTEGEM gerechtsdeurwaarder of een notaris.

www.checkpoint-online.be Molenkouter 148/6 - 9620 ZOTTEGEM www.checkpoint-online.be T : 09/369.99.20 M : info@checkpoint-online.be Molenkouter 148/6 - 9620 ZOTTEGEM www.checkpoint-online.be T : 09/369.99.20 M : info@checkpoint-online.be Molenkouter 148/6 - 9620 ZOTTEGEM Molenkouter 148/6 - 9620 ZOTTEGEM T : 09/369.99.20 M : info@checkpoint-online.be

T : 09/369.99.20 T : 09/369.99.20

M : info@checkpoint-online.be M : info@checkpoint-online.be


r EC H t s P r A A K f I s C A l E o N t d U I K I N G E N “l E C r I m I N E l t I E N t l E C I V E l E N é tAt ” instantie: Hof van Cassatie Datum van de uitspraak 03/04/2009 Rolnummer : C .08.0111.N samenvatting

van 370.000,00 euro, meer nalatigheidsintresten aan de wettelijke interestvoet vanaf 28 maart 2004 tot de datum van het vonnis en vanaf dan met de gerechtelijke intresten aan de wettelijke interestvoet tot de dag der algehele betaling.

Het staat aan het Hof na te gaan of de rechter uit de door hem vastgestelde feiten wettig heeft kunnen afleiden dat er geen gevaar bestaat voor tegenstrijdigheid tussen de beslissingen van de strafrechter en de burgerlijke rechter.

Het verzoek van de eiseres om de procedure overeenkomstig artikel 4 van de Voorafgaande Titel van het Wetboek van Strafvordering op te schorten wordt op volgende gronden door het hof van beroep verworpen:

uittreksel uit het arrest

“IV. Opschorting procedure

P. V., eiseres, tegen K. M., verweerder,

1. Door (de eiseres) wordt verzocht de procedure op te schorten overeenkomstig artikel 4 Voorafgaande Titel van het Wetboek van Strafvordering.

I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF Het cassatieberoep is gericht tegen een arrest, op 19 november 2007 gewezen door het Hof van Beroep te Antwerpen. Afdelingsvoorzitter Robert Boes heeft verslag uitgebracht. Advocaat-generaal met opdracht André Van Ingelgem heeft geconcludeerd. II. CASSATIEMIDDELEN De eiseres voert in haar verzoekschrift twee middelen aan. Eerste middel Geschonden wettelijke bepalingen - de artikelen 6, 1108, 1126, 1128, 1131, 1133 van het Burgerlijk Wetboek; - artikel 4 van de Voorafgaande Titel van het Wetboek van Strafvordering; - artikel 505 van het Strafwetboek, zoals van kracht vóór diens wijziging bij wet van 10 mei 2007. Aangevochten beslissingen In het bestreden arrest van 19 november 2007 verklaart het Hof van Beroep te Antwerpen het door de eiseres tegen het vonnis van de Rechtbank van Eerste Aanleg te Antwerpen van 10 maart 2006 aangetekende hoger beroep ontvankelijk doch ongegrond en bevestigt het beroepen vonnis. Met bevestiging van het beroepen vonnis verklaart het hof van beroep de vordering van de verweerder gegrond en veroordeelt de eiseres tot betaling aan de verweerder

2. (De eiseres) verwijst meer bepaald naar de vordering van de procureur des Konings van 20 februari 2007, strekkende tot verwijzing van (de verweerder) en van haarzelf naar de correctionele rechtbank (haar stuk 37). 4. Daarin wordt (samengevat) (de verweerder) in verdenking gesteld van het verkregen hebben van onofficiële inkomsten en worden beiden in verdenking gesteld van het aanwenden van deze alzo verkregen gelden. 3. De kwestieuze schulderkentenis komt ook voor in dit geheel. Beiden worden in verdenking gesteld om deze onofficiële inkomsten voor minstens een bedrag van 370.000,00 euro te hebben aangewend (besteed) voor de renovatie van de woning te Antwerpen, (...)laan 234. De kwestieuze schulderkentenis gaat over de som van 370.000,00 euro en (de eiseres) verklaart erin deze som schuldig te zijn aan (de verweerder), met specificatie dat zij deze ‘som erkent besteed te hebben of te zullen besteden aan de renovatie van het eigendom te Antwerpen, (...)laan 234’. 4. Om van het adagium ‘le criminel tient le civil en état’ (exceptie van strafrechtelijke gewijsde) te moeten (gelet op de openbare orde) gebruikmaken, moet onder meer vaststaan dat de strafrechter geroepen is om uitspraak te doen over punten die gemeen zijn aan de strafvordering en de burgerlijke vordering, zodat er gevaar voor tegenstrijdigheid bestaat.

5. Hier is dit niet het geval. De strafrechter kan hoogstens beslissen, dat de door (de eiseres) verkregen gelden waarvoor de schulderkentenis nadien werd opgesteld, afkomstig zijn van onofficiële inkomsten. Dit wijzigt niets aan de onderliggende overeenkomst tussen (de eiseres) en (verweerder) in verband met het moeten terugbetalen door (de eiseres) van een geldsom bekomen van (de verweerder). Een nietigheid van de onderliggende overeenkomst wegens ongeoorloofd voorwerp is hier niet aan de orde. Het ‘voorwerp’ is het doel, het concreet resultaat van de overeenkomst. De overeenkomst — schulderkentenis — betreft hier een eenzijdige verbintenis in hoofde van (de eiseres). Het voorwerp is hier het teruggeven van een geldsom door (de eiseres) die haar voordien door (de verweerder) was gegeven. Dit voorwerp is niet strijdig met een rechtsregel uit het gebiedend of verbiedend recht, de openbare orde of de goede zeden. Een nietigheid van de onderliggende overeenkomst wegens ongeoorloofde oorzaak is er ook niet aan de orde. De ‘oorzaak’ is de doorslaggevende beweegreden bij een overeenkomst. Deze doorslaggevende beweegreden is hier te zien als het terug ter beschikking stellen van gelden die (de verweerder) toekomen. Zoals gezegd, betreft de overeenkomst hier immers een eenzijdige verbintenis in hoofde van (de eiseres). Deze doorslaggevende beweegreden is hier aldus niet te zien als het nastreven van een doel dat strijdig is met de maatschappelijke orde (is niet bij wet verboden of raakt niet aan de openbare orde of de goede zeden). De doorslaggevende beweegreden bij deze overeenkomst is meer bepaald niet het ontduiken van fiscale gebiedende of verinfo@law 2013 i maart-april

13


biedende wetten. Dit laatste - zo gebeurd - ging aan de overeenkomst vooraf.

Tot geldigheid van een overeenkomst vereist artikel 1108 van het Burgerlijk Wetboek een bepaald voorwerp als inhoud van de verbintenis en een geoorloofde oorzaak van de verbintenis.

Eerste onderdeel

Een verbintenis aangegaan zonder oorzaak of uit een valse oorzaak of uit een ongeoorloofde oorzaak kan volgens artikel 1131 van het Burgerlijk Wetboek geen gevolg hebben.

4.1 Het hof van beroep beslist dat het voorwerp van de litigieuze schulderkentenis, zijnde een eenzijdige verbintenis van de eiseres, bestaat in het teruggeven van een geldsom door de eiseres die haar voordien door de verweerder was gegeven en dit voorwerp niet strijdig is met een rechtsregel uit het gebiedend of verbiedend recht, de openbare orde of goede zeden.

De oorzaak is overeenkomstig artikel 1133 van het Burgerlijk Wetboek ongeoorloofd wanneer zij door de wet verboden is, of wanneer zij strijdig is met de goede zeden of met de openbare orde.

Het hof van beroep onderzoekt evenwel niet, om uit te maken of het voorwerp van de schulderkentenis al dan niet ongeoorloofd is, of dit een onwettige toestand schept of handhaaft.

Grieven

Elke rechtshandeling, ook een eenzijdige, moet een geoorloofde oorzaak hebben.

1. Artikel 4 van de Voorafgaande Titel van het Wetboek van Strafvordering bepaalt dat de burgerlijke rechtsvordering terzelfdertijd en voor dezelfde rechter kan worden vervolgd als de strafvordering. Zij kan ook afzonderlijk worden vervolgd; in dat geval is zij geschorst, zolang niet definitief is beslist over de strafvordering die vóór of gedurende de burgerlijke rechtsvordering is ingesteld.

Een rechtshandeling stoelt op een ongeoorloofde oorzaak wanneer de doorslaggevende beweegreden voor het stellen van die rechtshandeling door de wet verboden is of ingaat tegen de openbare orde of de goede zeden, dit is het geval wanneer die doorslaggevende beweegreden strekt tot het doen ontstaan of handhaven van een met de openbare orde strijdige toestand.

Door te beslissen, enerzijds, dat de strafrechter kan beslissen dat de door de eiseres verkregen gelden waarvoor de schulderkentenis werd opgesteld afkomstig zijn van onofficiële inkomsten, hetgeen niets verandert aan de onderliggende overeenkomst tussen partijen in verband met het moeten terugbetalen door de eiseres van een geldsom bekomen van de verweerder en, anderzijds, dat het voorwerp van de schulderkentenis niet ongeoorloofd is, zonder vast te stellen dat dit voorwerp geen onwettige toestand schept of handhaaft, zodat er geen reden bestaat tot opschorting van de procedure, schendt het bestreden arrest artikel 4 van de Voorafgaande Titel van het Wetboek van Strafvordering en de artikelen 6, 1108, 1126 en 1128 van het Burgerlijk Wetboek.

6. Er dient bijgevolg geen opschorting van de procedure uitgesproken te worden” (arrest, pp. 5-7). Bij de beoordeling van de grond van de hoofdvordering stelt het hof van beroep dat de grieven van de eiseres, “gesteund op het beweerde feit dat de kwestieuze betaling aan haar gebeurde met gelden uit onofficiële inkomsten, (..) hoger al (werden) weerlegd (zie opschorting procedure)” (arrest, p. 8, vierde alinea), besluit : “Gelet op dit alles is de hoofdvordering gegrond. Het vonnis a quo dient hier te worden bevestigd en beslist tot de ongegrondheid van het hoger beroep (arrest p.8)”.

De ratio legis van deze opschortingsplicht, die de openbare orde raakt, is tegenstrijdige uitspraken tussen de burgerlijke rechter en de strafrechter te vermijden. Deze regel is een uitvloeisel van het gezag van strafrechtelijk gewijsde ten aanzien van de burgerlijke rechter.

3. Het voorwerp van de rechtshandeling is het concreet rechtsgevolg dat wordt beoogd, het geheel van de verbintenissen die men doet ontstaan.

De opschortingsplicht bestaat wanneer de strafvordering effectief is ingesteld en aan de strafrechter een beslissing is opgedragen over punten die gemeen zijn aan de strafvordering en de burgerlijke vordering, op zo een wijze dat gevaar voor tegenstrijdige uitspraken bestaat.

Het voorwerp van de verbintenis is de door de schuldenaar beloofde prestatie. Volgens artikel 1126 van het Burgerlijk Wetboek heeft ieder contract tot voorwerp iets dat een partij zich verbindt te geven, of dat een partij zich verbindt te doen of niet te doen. Alleen zaken die in de handel zijn, kunnen volgens artikel 1128 van het Burgerlijk Wetboek het voorwerp van overeenkomsten uitmaken.

2. Artikel 6 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat aan de wetten die de openbare orde en de goede zeden betreffen, door bijzondere overeenkomsten geen afbreuk kan worden gedaan.

Het voorwerp van een rechtshandeling is ongeoorloofd, en de rechtshandeling derhalve nietig, wanneer het erin bestaat een onwettige toestand te scheppen of te handhaven.

14

info@law 2013 i mei-juni

4.2 Het hof van beroep beslist dat het voorwerp van de schulderkentenis bestaat in “het teruggeven van een geldsom door de eiseres, die haar voordien door de verweerder, was gegeven”. Met betrekking tot de hangende strafprocedure, waarnaar de eiseres verwees teneinde op grond van artikel 4 van de Voorafgaande Titel van het Wetboek van Strafvordering de opschorting van de procedure voor het hof van beroep te horen bevelen, stelt het hof van beroep vast dat uit de door de eiseres voorgelegde vordering van de procureur des Konings, strekkende tot verwijzing van partijen naar de correctionele rechtbank, blijkt dat:


- de verweerder in verdenking wordt gesteld van het verkrijgen van onofficiële inkomsten; - de eiseres en de verweerder in verdenking worden gesteld van het aanwenden van de alzo verkregen gelden, d.w.z. van de onofficiële inkomsten; - de kwestieuze schulderkentenis in dit geheel voorkomt; - de eiseres en de verweerder in verdenking worden gesteld om de onofficiële inkomsten voor minstens een bedrag van 370.000,00 euro te hebben aangewend (besteed) voor de renovatie van de woning Antwerpen, (...)laan 234; - de kwestieuze schulderkentenis over deze som van 370.000,00 euro gaat en de eiseres erin verklaart deze som schuldig te zijn aan de verweerder, met specificatie dat zij deze “som erkent besteed te hebben of te zullen besteden aan de renovatie van het eigendom te Antwerpen, (...)laan 134”; - de strafrechter kan beslissen dat de door de eiseres verkregen gelden, waarvoor de schulderkentenis nadien werd opgesteld, afkomstig zijn van onofficiële inkomsten. Uit deze vaststellingen in het aangevochten arrest blijkt dat de strafrechter niet alleen kan beslissen dat de door de eiseres verkregen gelden, waarvoor de schulderkentenis nadien werd opgesteld, afkomstig zijn van onofficiële inkomsten (arrest, p. 6, nr. 5, tweede alinea), doch tevens de litigieuze schulderkentenis in aanmerking kan nemen om te beslissen dat de eiseres en/ of de verweerder zich, onder meer door de litigieuze schulder-

kentenis, schuldig hebben gemaakt aan het aanwenden van onofficiële inkomsten, met andere woorden aan het witwassen van uit een misdrijf voorkomende vermogensvoordelen op één van de in artikel 505 van het Strafwetboek omschreven wijzen. Dergelijke beslissing van de strafrechter zou impliceren dat het voorwerp van de schulderkentenis — het teruggeven van een geldsom door de eiseres die haar voordien door de verweerder was gegeven — een onwettige toestand doet ontstaan en/ of instandhoudt. De beslissing dat de strafrechter hoogstens kan beslissen dat de door de eiseres verkregen gelden, waarvoor de schulderkentenis nadien werd opgesteld, afkomstig zijn van onofficiële inkomsten, dat het voorwerp van de schulderkentenis niet strijdig is met een rechtsregel uit het gebiedend of verbiedend recht, de openbare orde of de goede zeden en het voorwerp dus niet ongeoorloofd is en dat er geen gevaar voor tegenstrijdigheid bestaat tussen de beslissingen van de strafrechter en van de burgerlijke rechter zodat er geen aanleiding bestaat om de procedure voor het hof van beroep op te schorten, is derhalve niet naar recht verantwoord (schending van de artikelen 6, 1108, 1126 en 1128, van het Burgerlijk Wetboek, artikel 4 van de Voorafgaande Titel van het Wetboek van Strafvordering en artikel 505 van het Strafwetboek, zoals van kracht vóór diens wijziging bij wet van 10 mei 2007).

tweede onderdeel 5.1 De doorslaggevende beweegreden, d.w.z. de oorzaak van de schulderkentenis bestaat volgens het hof van beroep in het terug ter beschikking stellen van gelden die aan verweerder toekomen. Deze oorzaak is volgens het hof van beroep niet ongeoorloofd nu zij niet bestaat in het nastreven van een met de maatschappelijke orde strijdig doel. De doorslaggevende reden is niet het ontduiken van fiscale wetten nu deze ontduiking, zo gebeurd, aan de overeenkomst (de schulderkentenis) is voorafgegaan. Nu de strafrechter volgens het hof van beroep hoogstens kan beslissen dat de door de eiseres verkregen gelden, waarvoor de schulderkentenis nadien werd opgesteld, afkomstig zijn van onofficiële inkomsten, bestaat er volgens het hof van beroep geen reden om de opschorting van de procedure uit te spreken. Uit de hoger (sub nr. 4.2) aangehaalde vaststellingen van het hof van beroep nopens de hangende strafprocedure — vaststellingen die hier als uitdrukkelijk herhaald worden aangezien — blijkt dat de strafrechter niet alleen kan beslissen dat de door de eiseres verkregen gelden, waarvoor de schulderkentenis nadien werd opgesteld, afkomstig zijn van onofficiële inkomsten (arrest, p. 6, nr. 5, tweede alinea), doch tevens de

info@law 2013 i mei-juni

15


litigieuze schulderkentenis in aanmerking kan nemen om te beslissen dat de eiseres en/of de verweerder zich, onder meer door de litigieuze schulderkentenis, schuldig hebben gemaakt aan het aanwenden van onofficiële inkomsten, met andere woorden aan het witwassen van uit een misdrijf voorkomende vermogensvoordelen op één van de in artikel 505 van het Strafwetboek omschreven wijzen. Uit de beslissing van de strafrechter zou derhalve kunnen volgen dat de doorslaggevende beweegreden van de schulderkentenis bestaat in het witwassen van onofficiële inkomsten en dat de schulderkentenis derhalve een onwettige toestand creëert, of minstens instandhoudt. De beslissing dat de strafrechter hoogstens kan beslissen dat de door de eiseres verkregen gelden, waarvoor de schulderkentenis nadien werd opgesteld, afkomstig zijn van onofficiële inkomsten en dat de doorslaggevende beweegreden bij de schulderkentenis niet het ontduiken van fiscale wetten is, zodat er geen gevaar voor tegenstrijdigheid bestaat tussen de beslissingen van de strafrechter en van de burgerlijke rechter en er geen aanleiding bestaat om de procedure voor het hof van beroep op te schorten, is derhalve niet naar recht verantwoord (schending van de artikelen 6, 1108, 1131 en 1133, van het Burgerlijk Wetboek, artikel 4 van de Voorafgaande Titel van het Wetboek van Strafvordering en artikel 505 van het Strafwetboek, zoals van kracht vóór diens wijziging bij wet van 10 mei 2007). Tweede middel Geschonden wettelijke bepalingen - artikel 149 van de Grondwet; - de artikelen 6, 212, 213, 221, 1108, 1131, 1133 van het Burgerlijk Wetboek. Aangevochten beslissingen In het bestreden arrest van 19 november 2007 verklaart het Hof van Beroep te Antwerpen het door de eiseres tegen het vonnis van de Rechtbank van Eerste Aanleg te Antwerpen van 10 maart 2006 aangetekende hoger beroep ontvankelijk, doch ongegrond en bevestigt het beroepen vonnis. Met bevestiging van het beroepen vonnis verklaart het hof van beroep de vordering 16

info@law 2013 i mei-juni

van de verweerder gegrond en veroordeelt de eiseres tot betaling aan de verweerder van 370.000,00 euro, meer nalatigheidsinteresten aan de wettelijke interestvoet vanaf 28 maart 2004 tot de datum van het vonnis en vanaf dan met de gerechtelijke interesten aan de wettelijke interestvoet tot de dag der algehele betaling.

VII. Besluit over de grond van het hoger beroep

Het hof van beroep stoelt deze beslissing op volgende motieven: “De ‘oorzaak’ is de doorslaggevende beweegreden bij een overeenkomst. Deze doorslaggevende beweegreden is hier te zien als het terug ter beschikking stellen van gelden die (de verweerder) toekomen. Zoals gezegd, betreft de overeenkomst hier immers een eenzijdige verbintenis in hoofde van (de eiseres)” (arrest, p. 6, in fine), en, “VI. Grond van de hoofdvordering

‘III. Antwoord op de middelen van partijen III.A Rechtsverhouding tussen partijen: (De verweerder en de eiseres) zijn tot op heden nog steeds gehuwd onder het stelsel scheiding van goederen. (De verweerder) stelt dat (de eiseres) hem nog 370.000,00 euro verschuldigd is. Hij verwijst hiervoor naar een document genoemd ‘schulderkentenis’, ondertekend door (de eiseres).

Beslissing eerste rechter en doelstellingen in hoger beroep 1. de eerste rechter verklaarde de hoofdvordering van (de verweerder) gegrond. Hij veroordeelde (de eiseres) tot het betalen van 370.000,00 euro, meer verwijlinteresten vanaf 28 maart 2004 en gerechtelijke interesten. 2. (De eiseres) verzoekt deze vordering ongegrond te verklaren. 3. (De verweerder) concludeert tot de bevestiging van het bestreden vonnis. Beoordeling De grief van (de eiseres) verwoord in haar verzoekschrift houdt geen steek. De eerste rechter heeft wel degelijk de beslissing in eerste aanleg gemotiveerd. Het hof (van beroep) treedt deze oordeelkundige motiveringen zelfs bij. Ze gelden hier als herhaald. De oorspronkelijke grief van (de eiseres) wordt bijgevolg verworpen. De andere grieven van (de eiseres), gesteund op het beweerde feit dat de kwestieuze betaling aan haar gebeurde met gelden uit onofficiële inkomsten, werden hoger al weerlegd (zie opschorting procedure). Besluit Gelet op dit alles is de hoofdvordering gegrond. Het vonnis a quo dient hier te worden bevestigd.

Het hoger beroep is bijgevolg ongegrond. Met herhaling van de motivering van het beroepen vonnis beslist het hof van beroep tevens als volgt:

III.B Schulderkentenis: (...) (De eiseres) betwist de vordering en stelt dat het voorgebrachte document geen authentieke akte maar een onderhandse akte betreft, dat het een onbestaande schuld betreft, dat er geen geoorloofde oorzaak wordt voorgebracht. (...) III.B.2 Geldigheid/nietigheid van de overeenkomst (Artikel 1131 van het Burgerlijk Wetboek): (De eiseres) stelt dat de schulderkentenis behept is met nietigheid om reden dat er geen geoorloofde oorzaak bewezen wordt door (de verweerder). De rechtbank oordeelt dat diegene die feitelijkheden aanbrengt deze ook moet bewijzen (artikel 870 van het Gerechtelijk Wetboek). (De eiseres) heeft dan ook de bewijslast om aan te tonen dat de schulderkentenis aangegaan is zonder oorzaak, uit een valse oorzaak of uit een ongeoorloofde oorzaak. Zij stelt dat de verbintenis aangegaan uit een ongeoorloofde oorzaak en verwijst hiervoor naar het gegeven dat zij gehuwd waren onder het stelsel scheiding van goederen, er zich huwelijksproblemen hadden voorgedaan en (de verweerder) de regels betreffende de vereffening en verdeling wou omzeilen. (De verweerder) verwijst naar de inhoud van de schulderkentenis zelf. De rechtbank oordeelt dat de schulderkentenis inderdaad zelf een oorzaak aangeeft:


‘... welke som zij erkent besteed te hebben of te zullen besteden aan de renovatie van het eigendom te Antwerpen (...)laan 234 ...’ Aangezien dit onroerend goed een eigen goed is van (de eiseres) is dit een geoorloofde oorzaak van de schulderkentenis. III.B Uitvoering van de schulderkentenis: Gelet op het gegeven dat de rechtbank oordeelde dat het bestaan en de geldigheid van de schulderkentenis bewezen is, is de vordering van (de verweerder) tot uitvoering ervan gegrond” (vonnis van de Rechtbank van Eerste Aanleg te Antwerpen van 10 maart 2006, pp. 3-5). Grieven Eerste onderdeel 1. Overeenkomstig artikel 149 van de Grondwet zijn elk vonnis en arrest met redenen omkleed. De rechter is, ingevolge deze Grondwetsbepaling verplicht te antwoorden op alle relevante en precieze middelen die partijen op regelmatige wijze aanvoeren in besluiten ter staving van hun eis of verweer. 2. De eiseres voerde in haar hernemende beroepsbesluiten, neergelegd ter griffie van het Hof van Beroep te Antwerpen op 17 april 2007 (pp. 26-28) aan dat: - de eerste rechter heeft vastgesteld dat de litigieuze schulderkentenis een oorzaak aangeeft (“welke som (de eiseres) erkent besteed te hebben of te zullen besteden aan de renovatie van het eigendom te Antwerpen (...)laan 234”); - de eerste rechter ten onrechte heeft beschouwd dat de vermelde oorzaak niet vals is om reden dat de eiseres de inhoud ervan begrepen heeft en de verweerder over voldoende geldmiddelen beschikte; - uit de strafbundel, waarvan de inhoud onbekend was op het ogenblik waarop het aangevochten vonnis werd gewezen, inmiddels gebleken is dat een schuldbekentenis juist wel op een valse oorzaak berust; - interieurarchitect De Mot in zijn verhoor

van 7 januari 2006 immers bevestigde dat hij bijna alle betalingen van de verweerder ontving en deze verklaring aantoont dat, in tegenstelling tot de bewoordingen van de schuldbekentenis, de eiseres omzeggens geen geld heeft besteed bij de renovatie van haar pand, doch wel de verweerder zelf en de verweerder dus evenmin geld overhandigd heeft aan de eiseres met het oog op de renovatiewerken; - aangezien vaststaat dat de oorzaak vermeld in de schuldbekentenis onjuist is, de verweerder een andere (geoorloofde) oorzaak dient aan te tonen, bij gebrek waaraan de schuldbekentenis nietig moet worden verklaard; - het bestaan van een geoorloofde oorzaak wordt ontzenuwd door het feit dat de renovatiekosten naar verluid aanzienlijk minder bedroegen, vermits interieurarchitect De Mot in dit verband slechts voor 32.000,00 euro facturen uitschreef en de verweerder voor het overige volledig in gebreke blijft aan te tonen dat hij de som van 370.000,00 euro besteed heeft bij de renovatie van de woning; - de verweerder tevergeefs het tegendeel zou pogen aan te tonen op grond van het handgeschreven boekje met hoofding “M. E.”, hetzij een lijst van beweerde betalingen door de verweerder aan Eric (lees: de interieurarchitect Eric De Mot) gaande van januari 2000 tot juni 2003 som van ca. 340.000,00 euro; deze lijst destijds door de verweerder aan de eiseres werd gedicteerd, doch met dit louter gegeven geen deugdelijk bewijs van de waarachtigheid van de vermeldingen van dit document wordt geleverd. Het hof van beroep stelt in het aangevochten arrest louter vast dat de doorslaggevende beweegreden, d.w.z. de oorzaak van de schulderkentenis bestaat in het terug ter beschikking stellen van gelden die de verweerder toekomen en herhaalt de - door de eiseres in beroepsbesluiten bekritiseerde - motieven van het beroepen vonnis, volgens welke de schulderkentenis zelf een oorzaak aangeeft (“... welke som zij erkent besteed te hebben of te zullen besteden aan de renovatie van het eigendom te Antwerpen (...)laan 234...”) en dit een geoorloofde oorzaak uitmaakt omdat het een eigen goed van de eiseres betreft.

Het hof van beroep antwoordt aldus niet op de hiervoren aangehaalde, precieze en relevante verweermiddelen, neergelegd in de hernemende beroepsbesluiten van de eiseres, zodat het aangevochten arrest niet regelmatig met redenen is omkleed (schending van artikel 149 van de Grondwet). tweede onderdeel 3. Overeenkomstig artikel 149 van de Grondwet zijn elk vonnis en arrest met redenen omkleed. De rechter is, ingevolge deze Grondwetsbepaling verplicht te antwoorden op alle relevante en precieze middelen die partijen op regelmatige wijze aanvoeren in besluiten ter staving van hun eis of verweer. 4. Luidens artikel 6 van het Burgerlijk Wetboek kan aan de wetten die de openbare orde en goede zeden betreffen, door bijzondere overeenkomsten geen afbreuk worden gedaan. Tot geldigheid van een overeenkomst vereist artikel 1108 van het Burgerlijk Wetboek een bepaald voorwerp als inhoud van de verbintenis en een geoorloofde oorzaak van de verbintenis. Een verbintenis aangegaan zonder oorzaak of uit een valse oorzaak of uit een ongeoorloofde oorzaak kan volgens artikel 1131 van het Burgerlijk Wetboek geen gevolg hebben. De oorzaak is overeenkomstig artikel 1133 van het Burgerlijk Wetboek ongeoorloofd wanneer zij door de wet verboden is, of wanneer zij strijdig is met de goede zeden of met de openbare orde. Elke rechtshandeling, ook een eenzijdige, moet een geoorloofde oorzaak hebben. Een rechtshandeling stoelt op een ongeoorloofde oorzaak wanneer de doorslaggevende beweegreden voor het stellen van die rechtshandeling door de wet verboden is of ingaat tegen de openbare orde of de goede zeden, dit is het geval wanneer die doorslaggevende beweegreden strekt tot info@law 2013 i mei-juni

17


Recente uitgaven vruchtgebruik. Analyse van de drie fasen van het zakelijk recht vanuit btw-standpunt Stefan Ruysschaert

Vruchtgebruik

Het werken met zakelijke rechten is vanuit fiscaal standpunt vaak interessant. Vruchtgebruikconstructies worden echter traditioneel kritisch bekeken door de fiscus.

Analyse van de drie fasen van het zakelijk recht vanuit btw-standpunt

In dit boek analyseren we het vruchtgebruik als zakelijk recht binnen zijn specifieke btw-context. De aandacht gaat naar de drie grote fasen: de btw-aspecten bij het ontstaan van het vruchtgebruik, de btw-aspecten tijdens de duur van het vruchtgebruik en de btw-gevolgen bij het einde van het vruchtgebruik.

VRUCHTGEBRUIK

Waar er alternatieven zijn op het werken met vruchtgebruik, worden de verschillen en de gevolgen van deze alternatieven besproken. Ook de praktische formaliteiten komen aan bod, waardoor dit boek niet theoretisch blijft.

Het werken met zakelijke rechten is vanuit fiscaal standpunt vaak interessant. Vruchtgebruikconstructies worden echter traditioneel kritisch bekeken door de fiscus.

Stefan Ruysschaert

Stefan Ruysschaert is werkzaam bij de FOD Financiën als eerstaanwezend inspecteur bij een fiscaal bestuur. Hij is docent btw en auteur van talrijke bijdragen op fiscaal vlak in toonaangevende tijdschriften en boeken. Hij is o.a. redactielid van Fiscalnet en het Tijdschrift Huur. Hij is tevens gastprofessor aan de geassocieerde faculteit Handelswetenschappen en Bestuurskunde van de U.Gent waar hij de “Grondige studie btw” doceert.

12-35618-00-B-vruchtgebruik.indd 1

7/03/13 16:13

Dit boek analyseert het vruchtgebruik als zakelijk recht binnen zijn specifieke btw-context. De aandacht gaat naar de drie grote fasen: de btw-aspecten bij het ontstaan van het vruchtgebruik, de btw-aspecten tijdens de duur van het vruchtgebruik en de btw-gevolgen bij het einde van het vruchtgebruik. • ingebonden uitgave – 151 blz. – Prijs: € 28.00

Er wordt in deze editie veel aandacht besteed aan de praktische toepassing van de EBB-Verordening van 2006, evenals de doctrinale analyse er van. De auteur voerde een rondvraag uit bij alle Nederlandstalige vredegerechten, rechtbanken van eerste aanleg, rechtbanken van koophandel en arbeidsrechtbanken. De soms verrassende resultaten van deze rondvraag worden in dit boek besproken.

Het europese betalingsbevel geëvalueerd. invorderen over de grenzen heen (2e editie) Dirk De Beule

Het Europese betalingsbevel geëvalueerd

In dit boek worden de grondlijnen van een Europese procedure inzake het betalingsbevel in kaart gebracht. Sinds de eerste editie van 2009 is er heel wat gebeurd, vooral op Europees vlak. Wat betreft de huidige Belgische rechtsorde moeten we vaststellen dat deze op het gebied van het betalingsbevel nog een onvolkomen karakter vertoont. Op bepaalde twistpunten wordt dan ook stelling genomen in functie van het Europees recht.

R e e k s R E C H T & O N D E R N E M I N G I N D E P R A K T I J K nr. 7

DIRK DE BEULE

Het Europese betalingsbevel geëvalueerd Invorderen over de grenzen heen

2de volledig geactualiseerde editie

uropese betalingsbevel.indd 1

2/04/13 15:22

Deze volledig geactualiseerde editie van het boek van 2009 brengt de grondlijnen van een Europese procedure inzake het betalingsbevel in kaart. Er wordt veel aandacht besteed aan de praktische toepassing van de EBB-Verordening van 2006, evenals de doctrinale analyse er van. De auteur voerde een rondvraag uit bij alle Nederlandstalige vredegerechten, rechtbanken van eerste aanleg, rechtbanken van koophandel en arbeidsrechtbanken. De soms verrassende resultaten van deze rondvraag worden in dit boek besproken. • ingebonden uitgave – 191 blz. – Prijs: € 42.00

Deze btw-eetjes werden op een bondige en aantrekkelijke wijze weergegeven waardoor men snel vindt wat men zoekt. Het antwoord op de vraag wordt telkens bondig en klaar geformuleerd zonder aan inhoudelijke kwaliteit en volledigheid in te boeten.

Stefan Ruysschaert heeft een economische vooropleiding genoten. Hij is werkzaam bij de Federale Overheidsdienst Financiën als eerstaanwezend inspecteur bij een fiscaal bestuur. Hij is docent BTW en auteur van talrijke bijdragen op fiscaal vlak in toonaangevende tijdschriften en boeken. Hij is o.a. redactielid van Fiscalnet en het Tijdschrift Huur. Hij is tevens gastprofessor aan de geassocieerde faculteit Handelswetenschappen en Bestuurskunde van de U.Gent waar hij de “Grondige studie btw” doceert.

BTW-EETJES • STEFAN RUYSSCHAERT & TIM VAN SANT

Het gaat om praktische vragen waarmee elke boekhouder, accountant of advocaat in zijn fiscale praktijk vroeg of laat geconfronteerd wordt. Het gaat daarbij soms om schijnbaar eenvoudige vragen maar waar men toch vaak het antwoord schuldig blijkt te zijn of twijfelt.

Btw-eetjes Stefan Ruysschaert & Tim Van Sant

BTW-eetjes

Dit boek is geen klassiek btw-handboek. Het boek bevat meer dan honderd, vaak in de praktijk voorkomende btw-problemen waarop het antwoord niet onmiddellijk te vinden is in een klassiek btwhandboek.

Dit boek is geen klassiek btw-handboek. Het bevat meer dan honderd vaak in de praktijk voorkomende btw-problemen waarop het antwoord niet onmiddellijk te vinden is in een klassiek btw-handboek. Het gaat om praktische vragen waarmee elke boekhouder, accountant of advocaat in zijn fiscale praktijk vroeg of laat geconfronteerd wordt.

Stefan Ruysschaert Tim Van Sant

Tim Van Sant heeft een juridische vooropleiding genoten. Hij is werkzaam bij de Federale Overheidsdienst Financiën als eerstaanwezend inspecteur bij een fiscaal bestuur. Hij is eveneens docent BTW en auteur van talrijke bijdragen op btw-vlak.

12-33962-00-B-BTW-eetjes.indd 1

11/02/13 08:18

Deze btw-eetjes werden op een bondige en aantrekkelijke wijze weergegeven waardoor men snel vindt wat men zoekt. Het antwoord op de vraag wordt telkens bondig en klaar geformuleerd zonder aan inhoudelijke kwaliteit en volledigheid in te boeten. • ingebonden uitgave – 333 blz. – Prijs: € 45.00

U WENST TE BESTELLEN? Uitgeverij UGA U kan ook online bestellen op

T: 056 36 32 11 - F: 056 35 60 96 www.uga.be/uitgeverij

Stijn Streuvelslaan 73, 8501 Heule E: publ@uga.be 18

info@law 2013 i mei-juni


het doen ontstaan of handhaven van een met de openbare orde strijdige toestand. 5. Overeenkomstig artikel 212 van het Burgerlijk Wetboek worden de rechten, verplichtingen en bevoegdheden van de echtgenoten geregeld door de bepalingen van hoofdstuk VI van titel V van boek I van het Burgerlijk Wetboek (artikelen 212 t.e.m. 224), die van toepassing zijn door het enkele feit van het huwelijk. Zij worden bovendien geregeld door de bepalingen betreffende het wettelijk stelsel of door die van hun huwelijkscontract, welke niet mogen afwijken van de bepalingen van dit hoofdstuk. Naar luid van artikel 213 van het Burgerlijk Wetboek zijn de echtgenoten jegens elkaar tot samenwoning verplicht. De echtelijke verblijfplaats wordt, luidens artikel 214 van het Burgerlijk Wetboek, door de echtgenoten in onderlinge overeenstemming vastgesteld. Volgens artikel 221 van het Burgerlijk Wetboek draagt iedere echtgenoot naar vermogen bij in de lasten van het huwelijk. Deze wetsbepaling raakt de openbare orde, of is minstens van gebiedend recht, zodat de echtgenoten er niet kunnen van afwijken. De kosten voor de huisvesting van de echtgenoten en hun kinderen vormen lasten van het huwelijk, waarin beide echtgenoten overeenkomstig artikel 221 van het Burgerlijk Wetboek naar vermogen dienen bij te dragen. Wanneer de echtgenoten gehuwd zijn onder het stelsel van scheiding van goederen sluit de omstandigheid dat de gezinswoning een eigen goed van de ene echtgenoot is, niet noodzakelijk uit dat de betaling door de andere echtgenoot van kosten in verband met deze woning als bijdrage van deze laatste in de lasten van het huwelijk kunnen worden aangezien. De kosten die betrekking hebben op de bewoning van het onroerend goed (huisvesting) door het gezin, de kosten voor familiaal comfort in functie van de levensstandaard van het gezin — zoals bv. kosten voor verbeteringswerken, renovatie, interieurwerkzaamheden, onderhoudskosten ... — vormen lasten van het huwelijk. Wanneer de echtgenoot die niet de eigenaar van de gezinswoning is, dergelijke

kosten ten laste neemt, zal hij aldus bijdragen in de lasten van het huwelijk en derhalve geen aanspraak kunnen maken op een vergoeding voor deze gemaakte kosten vanwege de andere echtgenoot, tenzij zou blijken dat deze laatste niet, of niet voldoende, in de huwelijkslasten naar vermogen heeft bijgedragen.

lasten van het huwelijk (artikel 221 van het Burgerlijk Wetboek) tot gevolg heeft dat de echtgenoot, die bv. instaat voor het onderhoud en de verbeteringswerken aan de gezinswoning, die uitsluitend aan de andere echtgenoot toebehoort, de terugbetaling van deze uitgaven in beginsel niet kan eisen;

Wanneer een echtgenoot aldus, door betaling van de renovatiewerken aan de gezinswoning die eigendom is van de andere echtgenoot (of door aan deze andere echtgenoot gelden ter beschikking te stellen die zij aanwendt voor de renovatiewerken) bijdraagt naar vermogen in de huwelijkslasten, bestaat er geen aanleiding tot vergoeding door de echtgenoot-eigenaar die zelf eveneens naar vermogen heeft bijgedragen in de huwelijkslasten.

- zulke vrijwillige betalingen zijn aandeel betreffen in de lasten die eigen zijn aan de gezinswoning en zeker in die geest verricht worden op het moment van de betaling; zij als dusdanig opgenomen worden in de afrekening van de huwelijkslasten waarin elke echtgenoot bijdraagt naar vermogen, tenzij dit aanleiding geeft tot onevenwichtige bijdragen;

Indien in die omstandigheden door de echtgenote-eigenaar een schulderkentenis wordt ondertekend waarbij zij verklaart het bedrag, dat haar door de andere echtgenoot ter beschikking werd gesteld voor de renovatiewerken aan de gezinswoning, aan deze andere echtgenoot verschuldigd te zijn, bestaat de oorzaak van deze rechtshandeling erin af te wijken van de wettelijke regel volgens welke de echtgenoten naar vermogen bijdragen in de huwelijkslasten. De oorzaak van deze rechtshandeling is aldus strijdig met een wetsbepaling van openbare orde, minstens van gebiedend recht, heeft tot gevolg dat een onwettige toestand wordt gecreëerd, en is derhalve ongeoorloofd. Minstens creëert het voorwerp van de aldus door de echtgenote aangegane verbintenis, m.n. de vergoeding van de ene echtgenoot-schuldenaar aan de andere echtgenoot-schuldeiser voor bijdragen die deze naar vermogen heeft geleverd in de huwelijkslasten, zonder dat vaststaat dat de echtgenoot-schuldenaar niet of onvoldoende naar vermogen in de huwelijkslasten heeft bijgedragen, een onwettige toestand, m.n. een toestand strijdig met artikel 221 van het Burgerlijk Wetboek, en is derhalve ongeoorloofd. 6. De eiseres argumenteerde in haar hernemende beroepsbesluiten, neergelegd ter griffie van het Hof van Beroep te Antwerpen op 17 april 2007 dat: - de wettelijke verplichting voor elke echtgenoot naar vermogen bij te dragen in de

- de verbeterings- en onderhoudswerken die de echtgenoot had uitgevoerd in de echtelijke verblijfplaats, die een eigen goed van de echtgenote was, als bijdrage in de lasten werden aangemerkt; deze werken geen recht op terugbetaling gaven, vermits harerzijds, de echtgenote door de huishoudelijke taken en opvoeding van de kinderen ook had bijgedragen in de lasten van het huwelijk; - het huwelijkscontract bepaalt dat de echtgenoten vermoed worden hun respectieve bijdragen dagelijks te hebben geleverd en dat zij vrijgesteld zijn van enige afrekening in dit verband; de echtgenoot die de kosten met betrekking tot de gezinswoning te zijnen laste heeft genomen geacht wordt hiermee zijn bijdrage in de lasten van het huishouden te hebben geleverd, tenzij hij bewijst dat de andere echtgenoot niet of onvoldoende in de lasten van het huwelijk naar vermogen heeft bijgedragen; - de eerste rechter ten onrechte oordeelde dat, niettegenstaande de regels van het huwelijksvermogensrecht, de beweerde oorzaak van de schulderkentenis geoorloofd is om reden dat het kwestieus pand een eigen goed is van de eiseres; - de erkenning van schuld de wettelijke bijdrageplicht in de lasten van het huwelijk miskent en dat artikel 221 van het Burgerlijk Wetboek een gebiedende wetsbepaling is waarvan niet kan worden afgeweken; - de financiering van de renovatiewerken als een normale deelname in de lasten van het huwelijk kan worden beschouwd in hoofde van de verweerder, gelet op zijn aanzienlijke financiële middelen en beroepsinkomen (ca. 30.000,00 euro/maand) en de hoge levensstandaard van het gezin, - de loutere omstandigheid dat de verweerder, zonder enig voorbehoud, de litigieuze vernieuwingswerken spontaan betaalde aan de constructeur naarmate diens facinfo@law 2013 i mei-juni

19


turen opeisbaar werden, aantoont dat hij in tempore non suspecto deze betalingen wel degelijk aanzag als een bijdrage in de huwelijkslasten; - deze bijdrage dient beschouwd te worden als vergoeding voor het ter beschikking stellen van eiseres’ woning aan het gezin en voor het feit dat zij steeds de opvoeding van kinderen en huishoudelijke taken waarnam; - de verweerder, als enige kostwinner van het gezin, niet buiten proportie tot zijn ruime middelen heeft bijgedragen, gelet op de afwezigheid van enig beroepsinkomen van de eiseres en dit, precies omwille van het feit dat zij zorgde voor haar kinderen en de huishouding; - de schulderkenning indruist tegen het vermoeden vervat in artikel 2 van het huwelijkscontract, luidens welke de echtgenoten geacht worden hun bijdrage in de huwelijkslasten dagelijks te leveren, zonder dat enige kwijting of afrekening vereist is en strijdig is met artikel 8 van de huwelijksovereenkomst dat bepaalt dat bij gebrek aan een jaarlijkse afrekening tussen echtgenoten, zij vermoed worden hun overblijvende spaargelden (na bijdrage in huwelijkslasten) jaarlijks onder elkaar evenredig te hebben verdeeld; - de kwestieuze schulderkentenis een vermomming van de werkelijke reden van de uitgaven vormt (de bijdrage in de last van het huwelijk) teneinde de verweerder een titel te verschaffen met het oog op de terugbetaling ervan, zodat de schulderkentenis op een ongeoorloofd voorwerp rust en door nietigheid is aangetast.

7. Het hof van beroep beslist, met herhaling van de motieven van het beroepen vonnis, dat de schulderkentenis zelf de oorzaak aangeeft (“... welke som zij erkent besteed te hebben of te zullen besteden aan renovatie van het eigendom te Antwerpen (...)laan 234 ...”) en dat dit een geoorloofde oorzaak is aangezien dit onroerend goed een eigen goed is van de eiseres. Het hof van beroep verstrekt aldus geen antwoord op de hoger (nr. 6) aangehaalde, regelmatig aangevoerde, precieze en relevante verweermiddelen van de eiseres, volgens welke de schulderkentenis nietig is om reden dat: - de verweerder, door bij te dragen in de renovatiekosten van het onroerend goed dat als gezinswoning werd gebruikt, naar vermogen bijgedragen heeft in de lasten van het huwelijk; - de eiseres eveneens naar vermogen in de lasten van het huwelijk heeft bijgedragen door in te staan voor de huishoudelijke taken en de opvoeding van de kinderen; - de litigieuze schulderkentenis derhalve de wettelijke bijdrageplicht in de lasten van het huwelijk miskent, derhalve een ongeoorloofd voorwerp heeft en door nietigheid is aangetast. Het aangevochten arrest is derhalve niet regelmatig met redenen omkleed (schending van artikel 149 van de Grondwet). 8. In zoverre het hof van beroep, door de vaststelling dat de in de schulderkentenis aangegeven oorzaak (“... welke som zij erkent besteed te hebben of te zullen besteden aan renovatie van het eigendom te Antwerpen (...)laan 234 ...”) geoorloofd is “aangezien dit onroerend goed een eigen goed is van (de eiseres)”, heeft aangenomen dat de schulderkentenis niet nietig is om reden dat ze geen betrekking heeft op een bijdrage van de verweerder in de lasten van het huwelijk nu de gelden besteed werden aan de renovatie van een eigen goed van de eiseres, is de beslissing niet naar recht verantwoord. Zoals hoger uiteengezet sub nr. 5, uiteenzetting die hier als uitdrukkelijk herhaald dient te worden aangezien, impliceert de loutere omstandigheid dat een echtgenoot aan zijn echtgenote gelden overhandigt voor renovatie (of zelf de renovatiekosten betaalt) van een woning die eigendom is van de echtgenote, doch waarvan niet (noch door de verweerder, noch door het hof van beroep) ontkend wordt dat het de gezinswoning betreft, immers niet dat de echtgenoot aldus niet bijdraagt in de lasten

20

info@law 2013 i mei-juni


van het huwelijk zoals voorgeschreven door artikel 221 van het Burgerlijk Wetboek.

De grond van niet-ontvankelijkheid kan niet worden aangenomen.

Door vast te stellen dat de schulderkentenis betrekking heeft op gelden bestemd voor de renovatie van het eigen onroerend goed van de eiseres, waarvan niet ontkend wordt dat het de gezinswoning betrof en te beslissen dat de schulderkentenis een geoorloofde oorzaak heeft, zonder in concreto te onderzoeken of de verweerder aldus naar vermogen bijdroeg in de lasten van het huwelijk en of de eiseres eveneens naar vermogen in de huwelijkslasten heeft bijgedragen, heeft het hof van beroep zijn beslissing niet naar recht verantwoord (schending van de artikelen 6, 212, 213, 221, 1108, 1131, 1133 van het Burgerlijk Wetboek). Minstens stelt dit aldus het Hof in de onmogelijkheid om zijn wettigheidstoezicht op de beslissing van het hof van beroep uit te oefenen, zodat het bestreden arrest artikel 149 van de Grondwet schendt.

tweede onderdeel

iii. BeSLiSSiNg vAN HeT HOF Beoordeling 1. Het Hof vermag geen acht te slaan op de op 26 maart 2009 door de eiseres buiten de in artikel 1087 van het Gerechtelijk Wetboek bepaalde termijn ter griffie van het Hof neergelegde aanvullende nota met bijgevoegd stuk. Eerste middel Ontvankelijkheid 2. De verweerder voert aan dat het middel niet ontvankelijk is omdat het opkomt tegen een feitelijke beoordeling van de appelrechters met betrekking tot het bepalen van het voorwerp en de oorzaak van de overeenkomst. 3. Het middel bekritiseert de beslissing van de appelrechters dat er geen aanleiding bestaat om de procedure voor het hof van beroep op te schorten bij toepassing van artikel 4 van de Voorafgaande Titel van het Wetboek van Strafvordering omdat er geen gevaar voor tegenstrijdigheid bestaat tussen de beslissingen van de strafrechter en van de burgerlijke rechter. 4. Het staat aan het Hof na te gaan of de appelrechters uit de door hen vastgestelde feiten wettig hebben kunnen afleiden dat er geen gevaar bestaat voor tegenstrijdigheid tussen de beslissingen van de strafrechter en de burgerlijke rechter.

5. De regel van openbare orde, vastgelegd in artikel 4 van de wet van 17 april 1878, krachtens welke de burgerlijke rechtsvordering die niet tezelfdertijd voor dezelfde rechter als de strafvordering wordt vervolgd, geschorst is zolang niet definitief beslist is over de strafvordering, is hierdoor verantwoord dat het strafvonnis ten aanzien van de afzonderlijk ingestelde burgerlijke rechtsvordering in de regel gezag van gewijsde heeft aangaande de punten die aan de strafvordering en de burgerlijke vordering gemeen zijn. 6. Uit de vaststellingen van het bestreden arrest en uit de stukken waarop het Hof vermag acht te slaan blijkt dat: - de verweerder de veroordeling van de eiseres vorderde tot betaling van een bedrag van 370.000,00 euro meer interest, verwijzend naar een schulderkentenis, ondertekend door de eiseres; - de eiseres voor de appelrechters verzocht de procedure op te schorten op grond van artikel 4 van de Voorafgaande Titel van het Wetboek van Strafvordering gelet op de hangende strafprocedure; - de eiseres voor de appelrechters onder meer aanvoerde dat de schulderkentenis nietig was wegens strijdigheid met de openbare orde en wegens een valse oorzaak.

8. Uit deze vaststellingen blijkt dat de strafrechter niet alleen kan beslissen dat de door de eiseres verkregen gelden waarvoor de schulderkentenis werd opgesteld, afkomstig zijn van onofficiële inkomsten, maar ook dat hij de schulderkentenis in acht kan nemen om te beslissen dat de verweerder en/of de eiseres zich schuldig hebben gemaakt aan het aanwenden van onofficiële inkomsten. Hieruit volgt dat het al dan niet geoorloofd karakter van de beweegredenen voor de schulderkentenis een element van de beslissing op de strafvordering kan uitmaken en dat enige tegenstrijdigheid tussen die beslissing en de beslissing van de appelrechters over de geldigheid van de schulderkentenis niet uitgesloten is. 9. Bijgevolg hebben de appelrechters niet wettig kunnen beslissen dat de procedure niet opgeschort moet worden omdat er geen gevaar voor tegenstrijdigheid bestaat tussen de beslissingen van de strafrechter en de burgerlijke rechter. Het onderdeel is gegrond. overige grieven 10. De overige grieven kunnen niet tot ruimere cassatie leiden. Dictum Het Hof,

7. Het bestreden arrest stelt vast dat uit de door de eiseres voorgelegde vordering van de procureur des Konings, strekkende tot verwijzing van de partijen naar de correctionele rechtbank, blijkt dat: - de verweerder in verdenking wordt gesteld onofficiële inkomsten te hebben verkregen; - de verweerder en de eiseres in verdenking worden gesteld deze onofficieel verkregen inkomsten te hebben aangewend voor minstens een bedrag van 370.000,00 euro met betrekking tot de renovatie van de woning te Antwerpen, (...)laan 234; - de kwestieuze schulderkentenis, waarin de eiseres verklaart de som van 370.000,00 euro schuldig te zijn aan de verweerder, met specificatie dat zij deze “som erkent besteed te hebben of te zullen besteden aan de renovatie van het eigendom te Antwerpen, (...)laan 234”, in dit geheel voorkomt.

Zonder acht te slaan op de nota van de eiseres van 26 maart 2009, Vernietigt het bestreden arrest, behalve in zoverre dit het hoger beroep ontvankelijk verklaart. Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het gedeeltelijk vernietigde arrest. Houdt de kosten aan en laat de beslissing daaromtrent aan de feitenrechter over. Verwijst de zaak naar het Hof van Beroep te Brussel. Dit arrest is gewezen te Brussel door het Hof van Cassatie, eerste kamer,

info@law 2013 i mei-juni

21


gerechtelijk recht

DESKUNDIGENONDERZOEK EN INZAGE IN CONFIDENTIËLE STUKKEN EN BEDRIJFSGEHEIMEN. de voorafgaandelijke mededeling van de stukken moet partijen in staat stellen deze grondig te onderzoeken en hun verweer op te bouwen. iedere partij moet de effectieve mogelijkheid krijgen om zijn verdediging met kennis van zaken voor te bereiden en tegenspraak te voeren.

“Bedrijfsgeheimen (of bedrijfsgevoelige informatie) kunnen in het kader van een deskundigenonderzoek voor problemen zorgen, aangezien het gewoonlijk niet de bedoeling is dat deze informatie op welke wijze dan ook wordt openbaar gemaakt. Deze situatie kan uiteraard voor conflicten zorgen met de eis tot mededeling van stukken en het karakter van het debat. De afwijking van het principe van het contradictoir karakter van het deskundigenonderzoek vindt slechts uitzonderlijk plaats, hetzij – zoals de deskundigen terecht aannemen – wanneer partijen dienaangaande een consensus hebben bereikt, hetzij ingevolge een rechterlijke beslissing. Een dergelijke afwijking kan voortvloeien uit het conflict ontstaan naar aanleiding van de botsing van twee fundamentele rechten, zoals het recht op de bescherming van zakengeheimen opgenomen in art. 8 EVRM en het beginsel van de tegenspraak dat vervat is in het recht van verdediging, verankerd in art. 6 EVRM. Zij kan erin bestaan dat bepaalde vaststellingen en onderzoeksverrichtingen plaatsvinden in afwezigheid van partijen of nog dat bepaalde stukken slechts beperkt toegankelijk zijn, aldus bijvoorbeeld enkel door de terbeschikkingstelling van een niet vertrouwelijke versie van enkel de noodzakelijke stukken teneinde het recht van verdediging van de wederpartij te waarborgen. 22

info@law 2013 i mei-juni

In een dergelijk geval is er dan ook geen sprake van een schending van het recht van verdediging noch van de regels van de bewijsvoering, aangezien de betreffende afwijkingen conventioneel dan wel op grond van een rechterlijke beslissing tot stand kwamen nadat partijen dan wel de rechter zijn overgegaan tot de afweging van tegenstrijdige belangen gebaseerd op conflicterende grondrechten (GwH 19 september 2007, RABG 2008, 382, noot; Brussel 3 oktober 2007, A.R. nr. 2007 MR 2 – 2007 MR 3 – 2007 MR 4 en toegelicht door X. Taton, “Informations confidentielles: la protection des secrets d’affaires peut l’emporter sur le principe du contradictoire, www. procedurecivile.be;Kh. Hasselt 24 mei 1995, RW 1996-97, 1067; P.-O. De Broux, “La confidentialité des secrets d’affaires et les droits de la défense dans le contentieux administratif économique”, TBH 2007, 560; P. Taelman, “Het deskundigenonderzoek in burgerlijke zaken” in G. de Leval en B. Tilleman (eds.), Gerechtelijk deskundigenonderzoek, 2003, 87; T. Lysens en L. Naudts, Deskundigenonderzoek in burgerlijke zaken, 2005, 105-106; R. Verbeke, “De rol van de deskundige, de partijen en de rechter tijdens het verloop van het deskundigenonderzoek” in E. Guldix (ed.), Deskundigenonderzoek in privaatrechtelijke geschillen, Antwerpen, Intersentia, 2000, 53-54). In heel wat gevallen zal een belangenafweging nodig zijn naar aanleiding van de vraag van een partij tot bescherming van het vertrouwelijk karakter van informatie die als bedrijfsgevoelig wordt aangemerkt waarbij gedoeld wordt op stukken die onder meer: - hun toekomststrategie - toekomstige positie op de markt; - personeelsgegevens, zo onder meer inzake de verdiensten van personeelsleden.

- knowhow die “het hart van de onderneming raakt”. - stukken als confidentieel omdat zij “van commercieel strategische aard” zijn en deel uitmaken van de vertrouwelijke handelsrelatie tussen een partij en haar leveranciers/onderaannemers. - stukken die zonder meer zouden er toe leiden dat concurrenten inzage zouden krijgen in “marges en prijsstructuren”, wat er in een competitieve markt toe zou kunnen leiden dat derden hun offertes zouden aanpassen om net iets betere condities te kunnen aanbieden. Hierbij kan de rechtbank oordelen dat in zoverre bepaalde stukken derhalve uit hoofde van hun confidentieel karakter bescherming verdienen bij het voeren van het expertiseonderzoek het past te onderzoeken in welke mate het verlenen van deze bescherming georganiseerd kan worden op een wijze die het mogelijk maakt het contradictoir karakter van het deskundigenonderzoek optimaal te vrijwaren. Dit zou in een afzonderlijke overeenkomst tussen partijen kunnen uitgewerkt, waartoe natuurlijk de instemming van de partijen nodig is. Deze overeenkomst kan regels inhouden inzake confidentialiteit, waarin uiteengezet wordt op welke wijze de als confidentieel aangemerkte stukken worden geïnventariseerd en ter beschikking gesteld aan deskundigen en betrokken partijen en anderzijds een vertrouwelijkheidsovereenkomst. Opdat het recht van verdediging te allen tijde gewaarborgd zou blijven, kan worden afgesproken dat de betrokken partij ervoor zou zorgen dat deze confidentiële stukken ter inzage beschikbaar zouden zijn van een derde die mede gehouden is tot geheimhouding.


Voor zover de betreffende stukken bedrijfsgevoelige informatie bevatten zoals hierboven omschreven, komt de inzageregeling gebaseerd op de ontvangst van een inventaris van de stukken die waren neergelegd bij een onafhankelijke en met de mogelijkheid tot toevoegingen en tot kennisname van de bij deze derde bewaarde stukken op de door de deskundige bepaalde tijdstippen voldoende tegemoet aan de vereisten van tegenspraak en waarborgt zij aldus het recht van verdediging van de wederpartij. Het feit dat bij deze derde geen kopie noch nota’s kunnen genomen worden van de aldaar te consulteren stukken (en derhalve partijen in de ter beschikking gestelde ruimte van deze derde niet over het daartoe nodige materiaal – zoals notitiemateriaal en/of een draagbare computer – mogen beschikken), is niet van aard het algemeen principe van de tegenspraak te schenden, voorzover daartoe ook voldoende waarborgen voorhanden zijn, wanneer aangezien er geen beperking wordt opgelegd voor wat betreft het aantal en de duur van de kwestieuze bezoeken noch voor wat betreft de identiteit van de bezoekers, althans voor zover zij optreden als vertegenwoordigers of de juridische/ technische raadgevers van de partij die van het inzagerecht gebruik wil maken.

www.lindersbrussels.be www.lindersbrussels.be bvba linders quality toga’s & uniforms sprl A. Dansaertstraat 84 Rue A. Dansaert • 1000 Brussel-Bruxelles • België-Belgique

bvba linders quality toga’s & uniforms sprl A. Dansaertstraat 84 Rue A. Dansaert • 1000 Brussel-Bruxelles • België-Belg

De ondertekening van een vertrouwelijkheidsovereenkomst is niet van aard het contradictoir karakter van het deskundigenonderzoek te belemmeren. Belangrijk is dat de rechter in een regeling kan voorzien ter bescherming van de contradictoire rechten (recht van tegenspraak en verdediging en tegenspraak bij gebrek aan overeenstemming). Rechtspraak: Hof van Beroep Brussel, 29 juni 2009, RW 2012-2013, 385 Noot Aldus kan evenzeer gehandeld worden in arbitrage waarbij de arbitrage in tegenstelling tot de bemiddeling niet de vertrouwelijkheid als regel vooropstelt.

info@law 2013 i mei-juni

23


Over facturen en hun voorwaarden

ALGEMENE VOORWAARDEN VERGEN EXPLICIETE INSTEMMING instantie: Rechtbank van Eerste Aanleg Veurne Datum van de uitspraak: 10/03/2011 A.R.: 09/494/A De Rechtbank van Eerste Aanleg van het gerechtelijk arrondissement Veurne, vierde kamer, wijzend in burgerlijke zaken, heeft het volgende vonnis uitgesproken : In de zaak:

AR n° : 09/ 494/A DCK, wonende te […] eiser op verzet, oorspronkelijke verweerder, met als raadsman, Mr. DE NEVE ELFRI, kantoorhoudende te 9700 OUDENAARDE, Stationsstraat 29 tegen : H.S. met vennootschapszetel te […]; verweerster op verzet, oorspronkelijke eiseres, met als raadsman, Mr. FEYS IVES, kantoorhoudende te 8670 KOKSIJDE, Zeelaan 195. *** 1. procedure […]

2. F e i T e N e N vO O Rg A A N D e N. DCK sluit op 06.09.2008 een makelaarsovereenkomst met H.S. met als opdracht te bemiddelen bij de verkoop 24

info@law 2013 i mei-juni

van de hoofdverblijfplaats van DCK gelegen te Koksijde, […] met als vooropgestelde verkoopprijs 475.000 euro. De overeenkomst wordt aangegaan voor onbepaalde duur waarbij vanaf het verstrijken van de 3e maand door beide partijen ten alle tijde aangetekend kan worden opgezegd mits in acht name van een opzeggingstermijn van 30 dagen. H.S. stelt vast dat DCK nog andere agentschappen heeft gecontacteerd om het huis te verkopen en schrijft hem hierover aan op 27.11.2008 waarop DCK bij schrijven van 28.11.2008 onmiddellijk betwist dat er tussen hen een contract met exciusiviteit werd afgesloten. (stuk 2a verweerster op verzet) Bij schrijven van 04.12.2008 stelt H.S. dat DCK haar een exclusieve opdracht had gegeven gedurende de eerste 4 maand om te bemiddelen bij de verkoop van zijn hoofdverblijfplaats. Ze vordert een verbrekingsvergoeding tbv. 9.500 euro. (stuk 2b verweerster op verzet) DCK betwist deze ingebrekestelling bij schrijven van 08.12.2008 stellende geen exclusiviteit verleend te hebben aan H.S.. Hij had reeds met Immo V. een contract afgesloten voor hij contracteerde met verweerster op verzet en Immo V. had het recht verder te verkopen. (stuk 3 verweerster op verzet) DCK meldt bij schrijven van 16.01.2009 aan H.S. dat de verkoop van het goed nog enkel via CY te Nieuwpoort gebeurt. (stuk 7 verweerster op verzet) H.S. betwist voormelde verbreking van de overeenkomst stellende dat door het doorbreken van de exclusiviteit de overeenkomst al ontbonden is.

Partijen komen niet tot een minnelijke regeling. H.S. gaat over tot dagvaarding op 28.01.2009 voor de Rechtbank van Eerste Aanleg te Veurne teneinde de verbreking van de overeenkomst vast te stellen en de veroordeling te bekomen van DCK in betaling van de som van 9.500 euro meer de kosten en de interesten. Bij verstekvonnis van 28.05.2009 wordt de overeenkomst tussen partijen ontbonden en wordt DCK veroordeeld tot betaling aan H.S. van de som van 9.500 euro meer de vergoedende interesten aan de wettelijke interestvoet vanaf 04.12.2008 tot datum vonnis meer de gerechtelijke interesten aan dezelfde interestvoet vanaf datum vonnis tot de dag der algehele betaling. Het verstekvonnis wordt op 25.06.2009 aan DCK betekend. DCK tekent op 24.07.2009 verzet aan tegen voormelde verstekvonnis.

3. D e vO R D e R i N g e N e N B E t w I st I N G E N a)Eiser op verzet vordert - de oorspronkelijke vordering af te wijzen als onontvankelijk minstens ongegrond, - de oorspronkelijke eiseres, huidige verweerster op verzet, te verwijzen in de kosten van het geding, met inbegrip van de rechtsplegingsvergoedingen.


Hij stelt • dat de overeenkomst nietig is wegens bedrog minstens wegens dwaling, • dat de eerste rechter de overeenkomst tussen partijen ten onrechte bestempelt als een exclusieve opdracht tot bemiddeling, • ondergeschikt dat art. 3 van de algemene voorwaarden onduidelijk is zodat het dient te worden uitgelegd ten voordele van de partij die zich verbonden heeft (art 1162 BW), • dat er op rechtsgeldige wijze opgezegd is zodat er geen ontbinding op grond van wanprestatie meer kan worden uitgesproken, • dat art 8 lid 2 van de algemene voorwaarden een onrechtmatig beding is in de zin van art 32,15 WHPC en dient nietig te worden verklaard, minstens dient de gevorderde 9.500 euro ogv art 1231 §1 en 2 BW to worden gematigd, • dat tevens geen gemeenrechtelijke schadevergoeding kan gevorderd worden daar er geen fout, schade en oorzakelijk verband met de schade bewezen wordt. b) Verweerder stelt : • dat de algemene voorwaarden deel uitmaken van de overeenkomst en tegenstelbaar zijn aan eiser op verzet gezien hij er redelijkerwijze van kon kennisnemen, • dat in de diverse aanmaningen steeds naar de algemene voorwaarden werd verwezen en eiser op verzet de geldigheid van deze algemene voorwaarden nooit heeft betwist, • dat er geen sprake is van bedrog noch van dwaling, • dat hij geen kennis had van het nog lopende contract met Immo V., • dat opzeg de ontbinding wegens wanprestatie voorafgaandelijk aan de opzeg niet verhindert, • dat het schadebeding bij verbreking

van het exclusiviteitsbeding geldig is en niet kan gematigd worden, • dat art 8 lid 2 algemene voorwaarden geen onrechtmatig beding is gezien het duidelijk voorziet in een wederkerige verplichting tot het betalen van een schadevergoeding indien 1 van ‘ de partijen haar verbintenis niet nakomt, • dat indien de rechtbank art 8 lid 2 toch als nietig beschouwt dat zij dan nog recht heeft op een gemeenrechtelijke schadevergoeding wegens contractbreuk, begroot op 50% van het bedongen commissieloon, • dat het exclusiviteitsbeding duidelijk is en geen interpretatie hoeft. Uit de betwistihgen door eiser op verzet blijkt duidelijk dat hij wel degelijk weet wat een exclusiviteitsbeding inhoudt.

4. D e B eO O R D e L i N g a) Het verzet is tijdig en ontvankelijk. b) mbt. de tegenstelbaarheid van de algemene voorwaarden Eiser op verzet had bij overeenkomst afgesloten op 18.03.2008 en geldig voor 4 maanden een exclusieve verkoopopdracht betreffende zijn hoofdverblijfplaats gegeven aan Immo V.. Deze overeenkomst werd stilzwijgend verlengd. Bij aangetekend schrijven dd 09.08.2008 liet eiser op verzet aan Immo V. weten de exclusiviteit te willen opheffen en te beëindigen per 17.09.2008. Immo V. kreeg wel verder de opdracht om een koper te zoeken. (stuk 6 eiser op verzet) Eiser op verzet tekent vervolgens op 06.09.2008 een overeenkomst met verweerster op verzet. (stuk 1 verweerster op verzet) Deze makelaarsovereenkomst vermeldt bovenaan onder de Bijzondere voorwaarden dat de ‘Algemene Voorwaarden’ integraal deel uitmaken van de ‘Bijzondere Voorwaarden’. Deze algemene voorwaarden maken echter geen deel uit van de papieren overeenkomst zelf maar worden gedrukt op de binnenzijde

van een kartonnen mapje dat volgens verweerster op verzet steeds wordt gebruikt om een afgesloten overeenkomst in te steken zodat het deel uitmaakt van de afgesloten overeenkomst. Eiser op verzet betwist deze algemene voorwaarden op het ogenblik van het afsluiten van de overeenkomst gezien te hebben, gekregen te hebben en aanvaard te hebben. Hij stelt deze algemene voorwaarden pas ontvangen te hebben van verweerster op verzet nav zijn schrijven dd 10.06.2009. (stuk 3 eiser op verzet) Eiser op verzet heeft elke pagina van de overeenkomst zelf geparafeerd en de laatste pagina ondertekend. De bladzijden waarop de algemene voorwaarden vermeld staan zijn echter niet geparafeerd noch ondertekend. De rechtbank acht het derhalve niet bewezen dat eiser op verzet op het ogenblik van het afsluiten van de overeenkomst kennis had van deze algemene voorwaarden, Iaat staan ze aanvaard heeft. Tevens dient te worden vastgesteld dat in de overeenkomst zelf onder punt 6 de vraag wordt gesteld of er een lopende opdracht is met een andere makelaar. Deze vraag is door partijen niet ingevuld. Bij een exclusieve opdracht zou deze vraag ingevuld zijn. Voormelde stellingname door de rechtbank wordt tevens ondersteund door de gegevens dat eiser op verzet zijn contract met Immo V. niet had opgezegd, enkel de exclusiviteit, en dat eiser op verzet tevens nog een contract had afgesloten met CY (op 22.11.2008) om het huis te verkopen. Het feit dat verweerster op verzet haar opdracht pas mocht aanvangen per 16.09.2008 heeft juist te maken met het beëindigen van de exclusiviteit toegekend aan Immo V. op die datum. Uit de stukken blijkt dat eiser op verzet in financiële problemen zat en dringend zijn huis diende te verkopen. In die omstandigheden werd dan ook tegelijinfo@law 2013 i mei-juni

25


kertijd beroep gedaan op drie makelaars om het huis zo spoedig mogelijk verkocht te krijgen. Eiser op verzet heeft nav. de aanmaningen nooit de geldigheid van de algemene voorwaarden betwist maar wel het feilt dat ze hem niet tegenstelbaar waren. Vanaf de eerste aanmaning heeft hij gesteld dat er tussen partijen geen exclusiviteit was afgesproken. Gelet op voorgaanden werd ten onrechte in het vonnis a quo besloten dat er een makelaarsovereenkomst met exclusief karakter tussen partijen was afgesloten. De vordering tot het verkrijgen van een schadevergoeding in gevolge het doorbreken van de exclusiviteit dient te worden afgewezen. Gezien de rechtbank van oordeel is dat de algemene voorwaarden niet tegenstelbaar zijn aan eiser op verzet dient op het argument van bedrog en dwaling niet te worden ingegaan. c) mbt. de verbreking/ontbinding van de overeenkomst Art 4 van de makelaarsovereenkomst bepaalt : De overeenkomst wordt voor onbepaalde duur aangegaan. Vanaf het verstrijken van de derde maand kan zij te allen tijde door de partijen aangetekend worden opgezegd mits inachtneming van een opzeggingstermijn van dertig dagen. Eiser op verzet meldt per aangetekend schrijven van 16.01.2009 aan verweerster op verzet dat de verkoop nog enkel langs CY, […] gebeurt. (stuk 8 verweerster op verzet) De overeenkomst is op een geldige manier opgezegd zodat de vordering tot ontbinding zonder voorwerp is. Verweerster op verzet bewijst niet dat eiser op verzet foutief zou hebben gehandeld waardoor zij schade zou hebben opgelopen zodat zij geen aanspraak, kan maken op een schadevergoeding. 26

info@law 2013 i mei-juni

d) mbt. de rechtsplegingsvergoeding

toepassing ervan.

Aangezien de rechtsplegingsvergoeding per aanleg wordt bepaald en een verzetprocedure geen nieuwe aanleg vormt is er slechts een rechtsplegingsvergoeding verschuldigd.

tekst arrest

om dEzE rEdENEN, dE rECHtBANK, wijzende in burgerlijke zaken, in eerste aanleg en op tegenspraak

De vordering en de bestreden beslissing

Verklaart het verzet ontvankelijk en gegrond in de volgende mate: Vernietigt het vonnis gewezen bij verstek op 28.05.2009. Opnieuw rechtdoende, Stelt dat de vordering tot ontbinding van de makelaarsovereenkomst afgesloten tussen partijen op 06.09.2008 zonder voorwerp is. Verklaart de oorspronkelijke vordering tot betaling van de som van 9.500 euro meer de kosten en de interesten ongegrond.

LCM t/ M.S. ...

5. Het geding voor de eerste rechter werd ingeleid bij dagvaarding die op 16 november 2007 werd betekend op verzoek van geïntimeerde. De vordering strekt tot betaling van een bedrag van 2.516,71 euro in hoofdsom, te vermeerderen met rente, waarvan geïntimeerde beweert dat ze er op gerechtigd is ter uitvoering van de verzekering waarvoor ze ingeschreven is bij de Christelijke Mutualiteiten (CM), wegens ziektekosten die ze diende te maken in het buitenland.

• kosten dagvaarding in verzet: 212,01 euro

6. Appellante wierp tegen dat geïntimeerde zich niet geschikt heeft naar punt 4.5 van de statuten van de nationale dienst “verzorging in het buitenland” van de CM en met name heeft geweigerd om in te gaan op het voorstel van haar alarmcentrale Eurocross om getransfereerd te worden naar een geconventioneerde instelling of om getransfereerd te worden naar België.

• rechtsplegingsvergoeding: 990,00 euro

...

• langs de zijde van verweerster op verzet niet te begroten gezien ze haar ten laste blijven.

Beoordeling

Veroordeelt verweerster op verzet tot de gerechtskosten langs • de zijde van eiser op verzet begroot op

Uitgesproken in openbare terechtzitting van donderdag tien maart 2011. OVERIGE RECHTSPRAAK Hof van Beroep te Brussel, 18e Kamer 25 mei 2011 samenvatting Uit de enkele omstandigheid dat deze algemene voorwaarden ter inzage liggen in het kantoor van de verzekeraar of kunnen worden geconsulteerd op een website, kan niet worden afgeleid dat de wederpartij heeft ingestemd met de

10. Over de feiten die rechtstreeks aan de vordering ten grondslag liggen, bestaat geen onenigheid, al blijkt het detail hiervan niet uit voorliggende geschriften die gewisseld werden ten tijde van de feiten. Geïntimeerde was van 15 december tot 22 december 2006 met skivakantie in Oostenrijk (Flachau) en kreeg er op 17 december een ongeval, waarbij haar rechterknie werd verwond. Ze kloeg van hevige pijn en zocht haar toevlucht tot een nabijgelegen kliniek (Altenmarkt), waar een spoedoperatie werd verricht. Zodra ze in het ziekenhuis was opgenomen, werd meteen telefonisch contact


genomen met Eurocross, die een faxbericht doorstuurde met een vraag om nadere gegevens, onder meer betreffende het ziekenhuis waar geïntimeerde verbleef, de polisgegevens van het ziekenfonds en de omschrijving van de medische problematiek. Dit formulier werd ingevuld teruggefaxt, maar Eurocross was van oordeel dat ze de voorgestelde ingreep (artroscopie) niet ten laste kon nemen omdat die behandeling niet in relatie zou hebben gestaan tot wat noodzakelijk was en, volgens geïntimeerde, omdat de kliniek waar ze opgenomen was (dr. G.) door Eurocross niet werd erkend. Geïntimeerde kreeg meegedeeld dat ze ofwel diende getransfereerd te worden naar een ander ziekenhuis ofwel diende gerepatrieerd te worden naar België. Ze weigerde dit, volgens haar omdat de pijn ondraaglijk was en er in andere ziekenhuizen een dagenlange wachttijd was voor de nodige ingreep, en verliet al daags na haar opname op 18 december 2006 het ziekenhuis, gezond en wel. De factuur beliep 3.000,74 euro. 11. Op 3 januari 2007 deed geïntimeerde haar aanvraag om tussenkomst “verzorging in het buitenland”. De CM deelde op 19 april 2007 mee dat in onderling overleg met Eurocross werd beslist het dossier te sluiten zonder tussenkomst, aangezien, gelet op de omstandigheden van de zaak, op grond van art. 4.5 van de algemene voorwaarden, de verplichtingen van Eurocross vervielen. Er werd gepreciseerd dat dit telefonisch werd meegedeeld toen geintimeerde in het ziekenhuis was opgenomen en voorts werd aangegeven dat de “algemene voorwaarden Eurocross” verkrijgbaar zijn in alle CM-kantoren en ook downloadbaar op www.cm.be, waar de volledige reglementering inzake Eurocross kan worden geconsulteerd. Geïntimeerde heeft tegen die beslissing geprotesteerd met een brief van 24 april 2007 waarin ze de toedracht van de feiten nogmaals uiteenzet en vraagt om herziening van het meegedeelde standpunt. Ze voegde ook een cd toe met

beelden van haar bezeerde knie. De CM deelde op 21 juni 2007 dan nog mee dat de beslissing van Eurocross om niet tussen te komen niet ingegeven was door financiële motieven, maar door negatieve ervaringen die waren opgedaan met het betrokken ziekenhuis: de voorgestelde behandeling zou niet altijd correct in relatie staan tot de noodzakelijke behandeling. Voorts gaf ze aan dat met toepassing van het gewone regime van de verplichte ziekteverzekering 499 euro kon worden uitgekeerd. ... 16. Blijkens de voorliggende dossierstukken heeft appellante de kosten verbonden aan het ziekenhuis in Altenmarkt verworpen voor dekking onder de CMreisbijstand (dringende medische hulp, bijstand en ziektekostendekking in het buitenland), niet wegens het niet-noodzakelijke karakter van het ziekenhuisverblijf en van de ondergane chirurgische ingreep, maar omdat de voorwaarden voor toekenning van de dekking niet werden vervuld. In briefwisseling is door appellante wel aangevoerd dat in het bewuste ziekenhuis “de voorgestelde behandeling niet altijd correct in relatie staat tot de noodzakelijke behandeling”, maar in concreto wordt niet in twijfel getrokken dat op grond van de vastgestelde diagnose – die omstandig wordt gerapporteerd in een verslag van de behandelende chirurg –, de toegepaste artroscopie met gedeeltelijke meniscus resectie verantwoord was. Het enkele feit dat het ziekenhuis volgens appellante “niet geconventioneerd” was, doet op zich geen afbreuk aan het gegeven dat post factum de toegepaste ingreep verantwoord is gebleken. Voorts moet worden opgemerkt dat, anders dan appellante thans in conclusies beweert, in december 2006 evenmin als in latere briefwisseling geen melding werd gemaakt van het feit dat de ingreep als niet-dringend werd beschouwd. De ontstentenis van urgentie

was dus geen grond om de kost van de ingreep te verwerpen. 17. Het beding 4.5. uit de Algemene Voorwaarden 2006 van de CM-reisbijstand, waarop appellante zich baseert om aan te voeren dat Eurocross de tussenkomst terecht afwijst, luidt als volgt: “Indien de rechthebbende of zijn verwanten weigeren in te gaan op de voorstellen van de dienst inzake de concrete organisatie van de bijstand of de hospitalisatie, behoudt de dienst zich het recht voor: – hetzij niet tussen te komen in de kosten; – hetzij de tegemoetkoming in de kosten te beperken tot het bedrag dat verschuldigd zou zijn geweest, indien de rechthebbende op de voorstellen van de dienst ware ingegaan”. Geïntimeerde betwist niet dat zij niet op het voorstel van Eurocross is ingegaan, maar werpt tegen dat de vermelde uitsluitingsgrond haar niet bekend was en dat ze een goede reden had om het ziekenhuis te Altenmarkt niet te verlaten, met name omdat er elders een wachttijd gedurende dagen was terwijl de geleden pijn niet draaglijk was. 18. De aanvraag om inschrijving van 16 april 1992, waarbij geïntimeerde zich ook verbond om de statuten na te leven en inzonderheid ook de betaling van bijdragen, is in het geheel niet dienstig om aan te tonen dat geïntimeerde zich verbonden heeft tot naleving van het bewuste beding 4.5. uit de algemene voorwaarden. Immers, allereerst valt uit de voorliggende stukken niet af te leiden wat anno 1992 diende te worden begrepen onder de “statuten” van de aanvullende vrije verzekering. In elk geval ligt niet voor de hand dat “algemene voorwaarden” uit 2006 betreffende de “CM-reisbijstand” daarvan deel uitmaken. info@law 2013 i mei-juni

27


Voorts blijkt uit geen enkel overgelegd stuk dat geïntimeerde effectief heeft kunnen kennisnemen van de bedoelde “algemene voorwaarden”, nadat die haar werden overhandigd of toegezonden. Uit de enkele omstandigheid dat die voorwaarden ter inzage liggen in de CM-kantoren, of consulteerbaar zijn op een website, kan niet worden afgeleid dat geïntimeerde heeft ingestemd met de toepassing ervan.

21. De conclusie luidt dan dat de vordering terecht werd toegewezen, daar het gevorderde bedrag als zodanig niet wordt betwist. Het hoger beroep moet worden verworpen.

Indien de algemene voorwaarden weliswaar aan de achterzijde van een contract, betelbon of factuur zijn afgedrukt, in zeer kleine drukletters zijn geschreven en bovendien onderaan niet werden ondertekend voor goedkeuring, zijn deze niet tegenstelbaar aan de partij tot wie ze gericht worden of ten aanzien van wie de wederpartij ze wil toepassen. Dit is des te meer het geval voor toetredingscontracten waarbij een contractpartij als economisch zwakkere partij geen enkele onderhandelingsruimte wordt gelaten.

20. Geheel ten overvloede overweegt het hof nog dat, zelfs indien had moeten worden aangenomen dat de algemene voorwaarden wel aan geïntimeerde konden worden tegengeworpen, het beding vermeld in punt 4.5 niettemin geen uitsluiting van dekking had kunnen wettigen. Immers, het beding kan niet tot doel hebben om een gegronde weigering om op een voorstel in te gaan uit te sluiten. Anders uitgedrukt, het kan het ziekenfonds en Eurocross geen vrijbrief bieden om de verzekerde om het even welk voorstel te doen aanvaarden.

In het voorliggende geval nu deelt appellante geen enkele grond mee die als redelijk zou kunnen worden beschouwd om dekking te weigeren: het dringende karakter van de ingreep werd destijds niet in vraag gesteld, de toegepaste behandeling en de kostprijs ervan blijken evenmin bekritiseerbaar. 28

info@law 2013 i mei-juni

Algemene voorwaarden die opgesteld zijn in zo kleine lettertekens waardoor ze enkel kunnen gelezen worden met abnormaal grote inspanningen, zijn niet tegenstelbaar. Kh. Brussel 11 januari 2008

19. Bij ontstentenis van een bewijs dat de algemene voorwaarden van de CMreisbijstand behoren tot de statuten waartoe geïntimeerde zich heeft verbonden en dat geïntimeerde effectief kennis heeft gekregen van die algemene voorwaarden, kunnen ze niet gerekend worden tot de overeenkomst tussen de partijen. Zodoende kunnen ze ook geen grond opleveren om geïntimeerde de dekking van het risico “verzorging in het buitenland” te ontzeggen.

De formulering van het beding is trouwens ook niet opgevat als een uitsluitingbeding. Het bepaalt enkel dat de dienst zich het recht voorbehoudt om niet tussen te komen of om de tegemoetkoming te beperken. Dit impliceert dat de dienst zijn beslissing op een redelijke grond dient te verantwoorden.

oNlEEsBArE fACtUUrwAArdEN IN mINUsCUlE lEttErtEKENs

Rechtspraak • Voor een toepassing Vredegerecht te Antwerpen, 2e Kanton – 4 oktober 2007, RW 2009-2010, 293. Voor de integrale tekst van dit vonnis met paswoord van het RW klik hier • Vred. Etterbeek, 6 mei 2010, T. Vred. 2012, 386.

le u c S s n u e n Mitertek let

De loutere vermelding onderaan de factuur dat een consument instemt met de algemene voorwaarden, bewijst niet de kennisname van de consument met de algemene voorwaarden.


Advocatenkantoor elfri De Neve presenteert Uw wetboeken lezen op uw iPad, iPhone, iTouch, Smartphone. Voor wie?

Beschikbare titels, tot op heden:

Ideaal zo niet onmisbaar, voor alle burgers die geïnformeerd willen zijn, advocaten, gerechtsdeurwaarders, notarissen, magistraten, landmeters, vastgoedmakelaars, overheden, fiscalisten accountants, vermogensplanners, adviseurs, bedrijfsjuristen, arbiters, pers, studenten.

• Wetboek van vennootschappen e-book: downloaden: www.elfri.be/node/6003 • Burgerlijk wetboek e-book : downloaden: www.elfri.be/node/5997 • Gerechtelijk wetboek e-book: downloaden: www.elfri.be/node/5998

Voor wie meer uitleg wil hoe je een e-book kan lezen en gebruiken.

• Strafwetboek e-book : downloaden: www.elfri.be/node/6000

Wanneer u dit e-book aankoopt, kan u dit wetboek lezen op uw e-reader, iPhone, iPad, iTouch, Blackberry, Android, PC, Laptop

• Wetboek van strafvordering e-book: downloaden: www.elfri.be/node/6001 • Grondwet e-book: downloaden: www. elfri.be/node/5999 • Boswetboek e-book : downloaden: www.elfri.be/node/5996 • Waalse huisvestingscode: downloaden: www.elfri.be/node/6002 • Handelsagentuurwet: downloaden: www.elfri.be/node/7036 • WMPC: downloaden: www.elfri.be/node/7042 Wenst u een bepaald nog niet gepubliceerd wetboek te bekomen in e-books formaat met de nodige instructies waardoor u zoals in een boek op uw iPad of ander mobiel toestel elk wetboek kan lezen, stuur dan een e-mail met de gewenste wetboeken naar elfri@elfri.be Kostprijs standaardwetboeken: 10 euro per wetboek Kostprijs wetboeken op maat: 25 euro per wetboek.

U heeft aldus dit wetboek steeds in handbereik. U hoeft er nooit meer naar te zoeken en neemt het overal mee, zonder dat het plaats inneemt. Het komt gewoon lokaal te staan op uw mobiel toestel en zelfs op plaatsen zonder internetverbinding, raadpleegt u het boek waar en wanneer u wil … op de rechtbank, tijdens vergaderingen, gewoon thuis, op reis. U kan uw collectie aanvullen met de overige wetboeken en andere boeken die wij op onze site aanbieden. U bladert in het wetboek op uw mobiel toestel alsof het een boek is. Maar u kan dit ook op uw PC via verschillende gratis programma’s zoals Calibre.

meer info en downloadsite: http://www@elfri.be/node/5966

Hoe zet u epub boeken over naar uw mobiel toestel? Er zijn veel mogelijkheden: • U kan vooreerst het e-book aanschaffen via uw mobiel toestel waardoor het onmiddellijk lokaal komt te staan en u over alle mogelijkheden beschikt om het te plaatsen in de e-book reader van uw keuze die meestal (zo niet bijna steeds) vooraf geïnstalleerd is op uw mobiel toestel (vb. iBooks maar er zijn er tientallen andere). • Voor de Apple producten kan je handig werken via itunes: Selecteer de EPUB in de Explorer/ Verkenner (Windows) en sleep of verplaats ze naar iTunes. Ze komen dan automatisch onder het tabje “Library->Books” te staan. Selecteer vervolgens in iTunes je mobiel toestel en selecteer de tab “Books”. Check nu of er een vinkje bij “Sync Books” staat. Selecteer vervolgens “All Books” radiobutton. Druk tot slot op “Sync”. Hierna zie je binnen iBooks je boeken staan. • De eenvoudigste oplossing is dat u uw aangekochte e-book verstuurt per e-mail als bijlage naar uw mailadres dat u kan openen met uw mobiel toestel. Heeft u geen toegang tot uw e-mail via uw mobiel toestel, maak dan een hotmail of gmail-adres aan (waarbij u dan de mailbox opent met de internetbrowser op uw mobiel toestel.) Open nu de bijlage op uw mobiel toestel en kies voor opslaan. U krijgt dan de keuze om het e-book op te slaan in uw e-reader van uw keuze (bv. ibooks). Vanaf nu kan je zelfs zonder nog verbonden te zijn met internet steeds al uw aangekochte boeken lezen.

Nieuw: nu ook modellen beschikbaar op de site http://www@elfri.be/documenten Nieuw: onze diensten aan advocaten en juridische beroepen http://www@elfri.be/node/7377 info@law 2013 i mei-juni

29


Burgerlijk recht

VERANDA EN ANDERE CONSTRUCTIES DIE ZONLICHT BEPERKEN VAN EEN BUUR KUNNEN RECHTSMISBRUIK UITMAKEN A.R.: 2000AR76

Arrest (...) I. Procedurele precedenten.

Maakt het recht op zonlicht geen rechtsmisbruik uit, toch kan een beperking van het zonlicht van een buur rechtsmisbruik uitmaken.

1.1. Bij tussenarrest van 8 december 2003 werd (1) het hoger beroep ontvankelijk verklaard en (2) de heer Paul VERWACHT als deskundige aangesteld.

zie Hof van Beroep Brussel, 08/05/2012, Juridat,

De deskundige legde zijn verslag neer op 29 november 2006.

Hof van beroep Brussel 08/05/2012

AR 2000AR76 INZAKE VAN : Mevrouw M. V., appellante tegen een vonnis uitgesproken door de rechtbank van eerste aanleg te Brussel op 22 november 1999, TEGEN : 1) De heer S. P., en 2) Mevrouw P. M., geïntimeerden

1.2. Na het neerleggen van dat verslag vraagt appellante andermaal (1) de hoofdeis ontvankelijk doch ongegrond te verklaren en (2) haar tegeneis tot het bekomen van een schadevergoeding ad 2.478,94 euro wegens het instellen van een tergend en roekeloos geding ontvankelijk en gegrond te verklaren. 1.3. Geïntimeerden vragen thans appellante te veroordelen tot betaling van een bedrag van 4.264,80 euro plus de moratoire intresten sedert april 1995 en de gerechtelijke intresten alsmede de door haar voorgeschoten expertisekosten ad 2.625,42 euro plus de gerechtelijke intresten. II. Bespreking.

Abstract: De eigenaar van een onroerend goed die door een niet-foutief feit het evenwicht tussen de rechten van naburige eigenaars verbreekt, door het opleggen aan een naburige eigenaar van een stoornis die de maat van de gewone buurschapsnadelen overschrijdt, is hem, bij toepassing van artikel 544 B.W. een rechtmatige en passende compensatie verschuldigd, waardoor het verbroken evenwicht hersteld wordt. 30

info@law 2013 i mei-juni

2.1. De deskundige heeft als volgt geantwoord op de vragen hem gesteld in het geciteerde tussenarrest: - de huidige veranda werd iets hoger opgebouwd en werd ongeveer 1m dieper uitgebouwd dan de voorheen bestaande; - de reeds beperkte bezonning en lichtinval wordt iets beknot door de nieuwe constructie; - een lek komt voor aan de aansluiting van de twee hanggoten 8/10, met be-

vochtiging van de achtergevel ter hoogte van de scheidingsgrens; - gaten dienen gedicht te worden, iets over de scheidingsgrens kant nr. 10 ingevolge het verplaatsen van de regenwaterafloop en de uitbraak van de oorspronkelijke veranda; - twee peilers werden beschadigd ingevolge het optrekken van de nieuwe veranda; - een niet gedichte spleet komt voor tussen de nieuwgebouwde veranda op nr. 10 en het dak van de overdekte koer op nr. 8; - er thans een schuin uitzicht bestaat vanuit de nieuwe veranda op het erf van geïntimeerden. De herstellingskosten werden geraamd op 1.250,80 euro. De minderwaarde aan het goed van geïntimeerden ingevolge het oprichten van een grotere veranda werd in het kader van een minnelijk voorstel — dat door appellante niet aanvaard werd — geraamd op 2.500 euro. 2.2. Geïntimeerden beweren in hun laatste conclusie niet dat appellante een fout heeft begaan door een veranda te hebben opgericht zonder bouwvergunning maar zij vragen enerzijds vergoeding voor de schade die zij geleden hebben aan hun eigendom ingevolge de oprichting van die nieuwe veranda en anderzijds vergoeding voor de beknotting van de bezonning en lichtinval en een gedeelte van hun privacy ontstaan doordat een grotere veranda werd opgericht dan de vorige. Appellante betwist hierbij totaal ten onrechte dat de nieuwe veranda niet groter zou zijn dan de vorige. De vaststellingen van de deskundige desbetref-


fend zijn duidelijk en niet vatbaar voor enige kritiek. 2.3. Indien appellante schade veroorzaakt aan de eigendom van een nabuur bij het oprichten van een veranda dient deze vergoed te worden. Het maakt een fout uit om iemands eigendom te beschadigen. Geïntimeerden vragen wat de herstellingskosten betreft enerzijds het bedrag van 1.250,80 euro, zijnde de totale prijs van de herstellingen zoals geraamd door de deskundige en anderzijds 464 euro + 50 euro , zijnde de herstellingskosten zoals geraamd in het minnelijk voorstel. Die bedragen overlappen elkaar echter zodat het niet opgaat van voornoemde bedragen eenvoudigweg op te tellen. Enkel de volgende herstellingskosten staan vast: 454 euro (= aansluiting dakgoten + dichten gaten + aansluiting golfplatendak) + 50 euro (= beschadiging betonpeiler) + 100 euro (= wit schilderen of vervanging glaspaneel) = 604 euro. 2.4. Door het oprichten van een grotere veranda dan de vorige heeft appellante de zon — en lichtinval van haar nabuur beperkt en tevens een (beperkt) uitzicht gecreëerd op diens eigendom. De eigenaar van een onroerend goed die door een niet-foutief feit het evenwicht tussen de rechten van naburige eigenaars verbreekt, door het opleggen aan een naburige eigenaar van een stoornis die de maat van de gewone buurschapsnadelen overschrijdt, is hem, bij toepassing van artikel 544 B.W. een rechtmatige en passende compensatie verschuldigd, waardoor het verbroken evenwicht hersteld wordt. D.i. in deze gebeurd door toedoen van appellante. Zij is derhalve compensatie verschuldigd aan geïntimeerden voor de door hen geleden nadelen. Gelet echter op het beperkt karakter van de bovenmatige hinder maar rekening houdende met de minderwaarde waartoe het aanleiding geeft, wordt deze post ex aequo et bono geraamd op 1.500 euro.

2.5. In totaal komt derhalve aan geïntimeerden een bedrag toe van 604 euro + 1.500 euro = 2.104 euro. Het feit dat geïntimeerden inmiddels hun woning verkocht hebben, neemt dit nadeel niet weg. Uit de vaststelling dat appellante veroordeeld wordt tot schadeloosstelling/ compensatie volgt dat geïntimeerden geen roekeloos en tergend geding hebben ingesteld. De vordering van appellante tot het bekomen van een schadevergoeding desbetreffend werd dan ook terecht afgewezen. 2.6. Het bestreden vonnis wordt derhalve bevestigd in zoverre hierin de vordering ontvankelijk en deels gegrond wordt verklaard en de tegenvordering ontvankelijk doch ongegrond. Het wordt enkel hervormd wat het aan appellanten toekomende bedrag betreft dat herleid wordt tot 2.104 euro in hoofdsom. OM DEZE REDENEN : HET HOF, Rechtdoende op tegenspraak, Het tussenarrest van 8 december 2003 verder uitwerkend, Verklaart het hoger beroep deels gegrond. Bevestigt het bestreden vonnis met dien verstande dat de hoofdsom die appellante gehouden is te betalen herleid wordt tot TWEEDUIZEND VEERTIEN EURO (2.104 euro ). Aldus gevonnist en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de burgerlijke eerste kamer van het hof van beroep te Brussel, op 08/05/2012.

info@law 2013 i mei-juni

31


Productiviteit onderweg met de dicteerrecorder voor iPhone

DICTEERT U NOG ANALOOG?

De weg van uw dictaat naar het kant-en-klare tekstdocument was nog nooit zo kort Van analoog naar digitaal is een eenvoudige omschakeling. Digitale dicteeroplossingen Doordatdicteren u dicteerbestanden via uw iPhone kunt opnemen, van Philips bieden in vergelijking met analoge, op cassette gebaseerde dicteerapparaten een hele reeks aan bewerken en verzenden wint u aan mobiele flexibiliteit en voordelen en kunnen naadloos in uw bestaande ondernemingsworkfl ow geïntegreerd worden. kunt u de verwerkingstijd van een document verbeteren. Van de nummer 1 in professioneel dicteren Interesse? Contacteer

onswww.philips.com/dictation om uw inruilkorting te kennen*. *Aanbod geldig tot 31/12/2011

SPEECH AND LANGUAGE TECHNOLOGY Services and Integration

Contactinfo: tel. 0475 58 59 84 – e-mail: info@e-deo.be – www.e-deo.be

Contactinfo • Tel: 0475 58 59 84 • email: info@e-deo.be • www.e-deo.be

AD_IPHONE_A4_NL_E_DEO.indd 1

321 PHIL_e-deo_adv.indd

info@law 2013 i mei-juni

22.05.12 17:53 28/09/11 10:25


Prikbord

U zoekt wat u niet vindt?

Prik hier uw memo en bereik duizenden mensen uit de juridische wereld. Voor meer info over het plaatsen van een oproep of advertentie stuurt u best een e-mail naar magazine@uga.be met vermelding “MEMO”.

Memo! iNFO Tijdschrift voor de

ghostwriter gezocht,

die in samenwerking met een auteur aan de hand van gesprekken of aangeleverde teksten een redactioneel afgewerkt boek kan samenstellen. Vergoeding op basis van percentage op het auteursrecht. Reageren: Email: magazine@uga.be www.uga.be

GEzoCHt! Foto’s van gerechtsgebouwen, zittingszalen, magistraten, advocaten, griffiers, liefst in toga, dan wel abstracte foto’s met justitie als thema. Mail naar elfri@elfri.be

UgA zoekt auteurs ! Hebt u een vlotte pen en bent u gespecialiseerd in een bepaalde rechtstak ?

I

lees nu uw wetboek op uw ipad of ipod Meer info: www.elfri.be\node\5966 of http://tinyurl.com/42el73g

rechtspracticus.

Meent u dat over een bepaald juridisch onderwerp moet worden gepubliceerd ? Neem contact met ons op en vertel uw project of suggestie! Stuur gewoon een e-mail met uw gegevens en korte omschrijving van uw project naar magazine@uga.be Wij nemen in ieder geval contact op met u.

Stuur uw redactionele bijdragen en (eigen) rechtspraak naar elfri@elfri.be voor opname in het tijdschrift.

info@law 2013 i mei-juni

33


www.uga.be

Toonaangevende uitgeverij in diverse takken van het recht.

www.continuga.be

De specialist in al uw drukwerk.

34

info@law 2013 i mei-juni


SYNTRA Midden-Vlaanderen is in Oost-Vlaanderen en Vlaams -Brabant de toonaangevende opleidingsorganisatie, erkend door de Vlaamse Regering, en werkt aan een kwaliteitsvolle, arbeidsmarktgerichte competentieontwikkeling in functie van meer en beter ondernemen. We streven ernaar het centrum te zijn voor talent- en competentieontwikkeling van bedrijven en bedrijvige mensen en willen de markt klantgericht benaderen via een innovatief, kwaliteitsvol en arbeidsmarkt-gericht opleidingsaanbod. Met meer dan 100 vaste medewerkers en een gespecialiseerd netwerk van meer dan 1.200 docenten en trainers organiseren wij in onze campussen te Aalst, Asse, Gent, Oudenaarde en Sint-Niklaas of op locatie, ondernemersopleidingen voor particulieren en bijscholingen en trainingen voor tal van ondernemingen, overheidsbedrijven, openbare besturen,...

Meer info over deze opleidingen? Surf naar: www.syntra-mvl.be of e-mail naar: info@syntra-mvl.be

MIDDEN-VLAANDEREN

[ uw opleiding •

onze zaak ]

Schrijf online in op www.syntra-mvl.be info@law 2013 i mei-juni

35


iNFO Tijdschrift voor de rechtspracticus.

36

info@law 2011 i juli-augustus


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.