Voeding
c. Eten jullie verschillend? Waarom vind je van wel of niet?
ps on d
d. Welke tips kun je je klasgenoot geven, zodat hij gezonder gaat eten?
er w ijs
b. Vergelijk wat jij thuis eet met het dagelijkse eten dat een klasgenoot heeft opgeschreven.
Voedingsstoffen
be ro e
e. Je kunt de uitwerking van deze opdracht in je portfolio opnemen. Maak hierover dan afspraken met je docent. Geef bij de uitwerking aan welke bijdrage jij aan het resultaat van deze opdracht hebt geleverd.
op yr
ig h
tB oo
m
In voedingsmiddelen zitten voedingsstoffen. Er zijn zes verschillende voedingsstoffen: 1. Eiwit: dit zit veel in vlees, vis, ei en zuivelproducten. 2. Vet: dit zit veel in snacks en chips, maar ook in vet vlees en volle melkproducten. 3. Koolhydraten (suikers): dit zit veel in aardappelen, rijst, brood en pasta. 4. Vitamines: er zijn verschillende vitamines, zoals A, B, C, D, E en K. In groente en fruit zitten veel vitamines. Vitamine B zit ook in brood en vlees. Vitamine D en E zitten in voedingsmiddelen waarin vet zit, zoals vet vlees, vette vis en volle melkproducten. Vitamines komen maar in kleine hoeveelheden in voedingsmiddelen voor. Maar je hebt ze wel nodig. Ze beschermen je tegen ziektes. En ze zorgen ervoor dat alle processen in je lichaam goed verlopen. 5. Mineralen (zouten): er zijn verschillende mineralen, bijvoorbeeld calcium en ijzer. Calcium zit veel in melkproducten, ijzer zit veel in volkorenproducten, groente en vlees. 6. Water: is een belangrijke voedingsstof voor het lichaam. Per dag moet je anderhalve liter water of meer drinken. Het kan ook thee, koffie of andere drank zijn.
Opdracht 8 Voldoende drinken
C
a. Wat heb jij gisteren allemaal gedronken?
29