ecoTips maart 2019 over Klimaat & Omgeving

Page 1

TRENDS in SUSTAINABLE BUSINESS Klimaat & Omgeving CO2-uitstoot verlagen via ISO 50001 energiemanagementsysteem Sensorische analyses, ontbrekende schakel in geuronderzoek? Nieuw duurzaam distributiecentrum met BREEAM Outstanding certificaat bij ALDI in Turnhout

ecoTips 19.01 - Jaargang 24, nummer 1 (jan/feb/maa 2019)


Ecoklik www.co2logic.com

We berekenen, verminderen en compenseren uw CO2-uitstoot CO2logic is gespecialiseerd in het berekenen, verminderen en compenseren van CO2-uitstoot. Wij begeleiden en helpen bedrijven bij het identificeren, rapporteren en uitvoeren van hun strategie voor duurzame ontwikkeling. Elk bedrijf is verschillend, daarom kiezen we voor een ‘op maat’ benadering. Sommige zijn aanwezig in de dienstensector terwijl andere industriële bedrijven zijn. Er zijn multinationals met veel sites overal ter wereld, anderen hebben één hoofdkantoor vanwaar alles gebeurt,... Maar ze hebben allemaal één ding gemeen, namelijk een CO2-

2. VERMINDEREN:  CO2 verminderingsadvies (kantoren, productie, fleet, logistics, gedrag...)  Energie-audits  Financiële analyse van de verschillende verminderingsscenario’s om prioriteiten te stellen  Change Management 3. COMPENSEREN:  Niet reduceerbare CO2-uitstoot compenseren om CO2 Neutral te worden  CO2-neutraliteit advies  Carbon management (‘Kyoto’ en ‘Voluntary’)  Advies en ontwikkeling van Gold

“By opting for CO2 neutrality, a company or organisation chooses to take responsibility for the true impact of its CO2 emissions instead of shifting it to society” voetafdruk afkomstig van verschillende maar gelijkaardige bronnen: energie (elektriciteit, gas, stookolie,…), transport (vloot, bedrijfsvluchten, logistiek,…), afval (papier, plastiek, organisch),… CO2logic helpt u een overzicht van deze CO2-uitstootbronnen te krijgen, opportuniteiten of dreigingen te identificeren, strategieën voor duurzame ontwikkeling ontplooien, prioriteiten voor vermindering toepassen, intern en extern communiceren,… We berekenen, verminderen en compenseren uw CO2-uitstoot. 1. BEREKENEN:  Carbon footprinting/auditing gebruik makende van het Bilan Carbone® (ADEME gecertificeerd) en/ of het GHG Protocol van het World Resource Institute/World Business Council on Sustainable Development, beide compatibel met ISO 14064.  Analyse van de levenscyclus (Life Cycle Analysis) en product/service carbon footprinting (PAS 2050 BSI) 14

ecoTips 17.1 - circulaire economie

Standard, CDM, VCS of andere VER projecten (bijvoorbeeld CO2-credits verdienen bij het ontwikkelen van CO2-reductieprojecten) 4. COMMUNICEREN:  Samen met uw departement communicatie of PR-/marketing-/ reclamebureau

 We zorgen ervoor dat deze communicatie duidelijk en correct is  Het is onze overtuiging dat bedrijven die iets positiefs doen voor het milieu door iedereen gezien en gekend moeten worden Cases:Lotus ION,Bakeries Proximus, Boortmalt, Cases: en MVO, Delta WWF,wordt Audide Brussels, Stad Lloyd eerste CO2-neutrale Gent, Haven van in Brussel, levensverzekeraar België, CMB, Strategisch

Interparking, Bakeries, advies voor de Lotus Vlaamse Overheid, Paradise City,… departement LNE. CO2logic is de eerste Carbon Disclosure Project (CDP) accredited provider voor de Benelux en ondersteunt de CO2prestatieladder in België.

Huidevettersstraat 60A, Rue d’Accolay 15-17, 1000 1000 Brussel Bruxelles Tel. +32 (0)478 41 30 07 info@co2logic.com www.co2logic.com


Plus chaud que le climat? Dat wordt moeilijk … Op een paar maanden tijd kan er veel veranderen. In de intro van de ecoTips decembereditie had ik het nog over de klimaatmars die toen gehouden werd. We zijn nu een paar maanden verder en er betogen elke week jongeren in verschillende steden. De (jonge en wat minder jonge) burgers zijn erin geslaagd om van de klimaatopwarming een prominent verkiezingsthema te maken. Ten nadele van de onderwerpen terreur en migratie, hoeveel moeite sommigen ook doen om deze thema’s onder de aandacht te blijven houden. Alleen de Brexit slaagt er (terecht) in om ook dagelijks het nieuws te halen. Daarnaast ontdekt Vlaanderen plots de innovatie en duurzame technologieën waarop onderzoekers hier al jaren broeden. Eindelijk! De PR-molen van onderzoekinstellingen, bedrijven, organisaties die duurzame technologie maken, verkopen of promoten, draait op volle toeren. Ook anderen springen op de kar. De kernenergielobby heeft duidelijk veel middelen om zijn standpunten luid te laten klinken. Het lijkt wel nu of nooit voor een aantal sectoren.

Nu iedereen het over duurzaamheid heeft, is het voor ons maar ook voor jullie als professionelen extra belangrijk om praktijkvoorbeelden en diepgravende reportages te brengen, te communiceren over verwezenlijkingen maar ook over struikelblokken en moeilijkheden. Alle stakeholders kunnen hun steentje bijdragen en uitgaan van hun eigen sterkte in plaats van enkel te wijzen naar anderen die ‘toch nog wel grotere vervuilers zijn’. In deze ecoTips brengen we alvast een aantal interessante praktijkvoorbeelden van het Facilitair Bedrijf, VEB, Sodexo en Aldi. We focussen op de mogelijkheden die groen gas en wkk brengen. En vermits regelgeving altijd een goeie motivator is, bekijken we wat de Vlarem-trein zal brengen. Veel inspiratie gewenst! Hoofdredacteur

Interessant om te volgen, uiteraard. Maar ondertussen breken we niet alleen op straat records. De protesten worden extra in de verf gezet door de hoge temperaturen en het droge weer dat we in februari voorgeschoteld kregen. ‘Plus chaud que le climat’? Dat wordt moeilijk met deze temperaturen.

Cover door Jan Van Craesbeeck (VIZOOG) Het kunstwerk op de cover heeft als titel ‘Onder Druk’. Veel uitleg hoeft daar verder niet aan toegevoegd te worden.

klimaat en omgeving - ecoTips 19.1

03


COLOFON ecoTips wordt samengesteld op basis van gegevens beschikbaar binnen de wetenschappelijke, technologische en juridische actualiteit op datum van het ter perse gaan. De uitgever neemt geen verantwoordelijkheid voor informatie waarvan blijkt dat zij onvolledig, niet meer actueel of achterhaald is. De uitgever en de auteurs kunnen niet aansprakelijk gesteld worden voor geschillen of schade, van welke aard ook, die het gevolg zijn van handelingen of beslissingen die gebaseerd zijn op bedoelde informatie.

Adviesraad Raf Bouckaert, HSEQ Expert Peter De Bruyne, M-tech Karel Gemmeke, VAL-I-PAC Evert Vermaut, Vinçotte Kris Merckx, Sertius Filip Raymaekers, Profex Guido Redant, Stichter ecoTips Dirk Reynaert, Bureau Veritas Joerdi Roels, QUESS Philippe Tavernier, POM Werkten mee aan deze editie Lies Bamelis, Peter De Bruyne, Hilde De Wachter, Wouter Polspoel, Toon Van Elst, Katrien Van Miert, Vincent Wirtz

ecoTips volgt de ‘trends in sustainable business’ op de voet en houdt je op de hoogte. Actuele nieuwsberichten vind je via ecoTips.org en onze sociale mediakanalen op LinkedIn, Facebook, Twitter en Google+. Abonnees krijgen elke maand een extra nieuwsbrief en hebben ook toegang tot het online magazine.

Kaftontwerp VIZOOG

Tijdens onze evenementen, de ecoTips Bizzclubs, beleef je duurzaam ondernemen in de praktijk.

Vormgeving Ken Moens, Drukkerij Verspecht, Londerzeel

ecoTips magazine verschijnt 4 keer per jaar in print en online Abonnees krijgen bovendien extra artikels digitaal toegestuurd eT 19.1 - Klimaat en omgeving Focus op klimaatcompartimenten water, land, bodem, lucht en geur verschijnt rond 12 maart eT 19.2 - Ecoknowledge Focus op kennis, opleidingen, netwerken, innovatie en ecodesign verschijnt rond 11 juni eT 19.3 - Bedrijf en maatschappij Focus op circulaire economie, ecofinance, materialen, MVO verschijnt rond 10 september eT 19.4 - Energie Focus op energie, mobiliteit en slimme technologie verschijnt op 11 december

Zorg ervoor dat je gezien wordt! Contacteer ecoTips voor een inhoudelijke, publicitaire samenwerking. Word ook Partner In Duurzaamheid!

ECOR EPOR TAGE EN ECOK LIK ZIJN PUBL ICITA IRE FORM ULES 04

ecoTips 19.1 - klimaat en omgeving

Fotografie Facilitair Bedrijf, Hilde De Wachter, Sodexo, Stora Enso, Pexels, Unsplash, VEB

Hoofdredactie & Online redactie Hilde De Wachter Abonnementen Pergamino bvba info@ecotips.org +32 (0)13 29 46 04 Een ecoTips abonnement kost 65 euro (incl. btw) en omvat 4 edities van ecoTips magazine (online en in print), online toegang tot extra artikels en achtergrondinformatie, en 1 deelname aan een ecoTips Bizzclub evenement. Overschrijven doe je op ING
IBAN: BE28 3350 3225 9620; SWIFT / BIC: BBRUBEBB Advertenties, publiciteit en partnerships Bie Van Cleuvenbergen +32 (0)475 49 48 24 bie@b-net.be Verantwoordelijke uitgever: Pergamino Hilde De Wachter Steenweg Diest 4 3271 Scherpenheuvel-Zichem Drukkerij Verspecht springt bewust om met natuurlijke grondstoffen en vertaalt dit in de praktijk door het gebruik van bio-inkten, FSC-papier, en een 100% chemieloze prepress. Meer info: verspecht.be


ecoTips maart 2019

Klimaat & Omgeving 03 Intro: Plus chaud que le climat? Dat wordt moeilijk. 07 Ecopinie: Vincent Wirtz – Verborgen risico’s

08

08 CO2-uitstoot verlagen met behulp van ISO50001 energiemanagementsysteem 11 Beurs Maintenance staat voor de deur 12 VLAREM-trein 2017 bijna goedgekeurd 15 Nieuwe manier om geuranalyses te doen 17 Mythes over productie en gebruik van papier

15

20 Diensten Sodexo voortaan CO2-neutraal 22 VEB helpt publieke sector op weg naar 2030 24 ALDI opent duurzaam, BREEAM gecertificeerd, logistiek centrum in Turnhout 26 Voordeliger krediet voor wie duurzame doelstellingen haalt

17

28 Groen gas en WKK: efficiënt op weg naar duurzaam 2050

24

klimaat en omgeving - ecoTips 19.1

05


www.m-tech.be www.m-tech.be

BRUGGENBOUWERS BruggenBouwers Onze expertise TUSSEN MILIEU EN – Omgevingsvergunningen tussen milieu en – Milieuadvies ONDERNEMERSCHAP – Milieucoördinatie

ondernemerschap

– Milieueffectrapport – Veiligheidsrapport – Natuur

Onze expertise

Vestigingen Hasselt - Brussel - Gent - Namen - Roermond

– Omgevingsvergunningen – Milieuadvies – Milieucoördinatie

– Milieueffectrapport – Veiligheidsrapport – Natuur

9/05/18 17:16 Vestigingen

m-tech_BE_2018_adv245x90_ecotips_vs01.indd 1

Hasselt - Brussel - Gent - Namen - Roermond

m-tech_BE_2018_adv245x90_ecotips_vs01.indd 1

Onze expertise – Omgevingsvergunningen – Milieuadvies – Milieucoördinatie

– Milieueffectrapport – Veiligheidsrapport – Natuur

ecologie

Vestigingen

mer-screening

Hasselt - Brussel - Gent - Namen - Roermond

m-tech_BE_2018_adv245x90_ecotips_vs01.indd 1

9/05/18 17:16

ventilatie

BREEAM MER mobiliteit

natuur

onafhankelijk

DESKUNDIG

Industrieweg 114H – 9032 GENT – 09/265.74.00 – www.olfascan.com – www.eco-scan.be

9/05/18


Verborgen risico’s Ik ken een rijk man. Hij woont in een groot, mooi en duur ‘smart house’ met zonnepanelen. Op een zonnige dag springt hij in zijn elektrische auto. Klaar om de buitenlucht op te snuiven kijkt hij afwachtend naar zijn automatische garagedeur. Maar die beweegt niet. Door een lokale stroompanne weigert de elektromotor dienst. Een handmatig openingssysteem had hij niet voorzien. Zijn volledig opgeladen autobatterij is niet geschikt om de deurmotor te voeden. En zijn zonnepanelen, die staan in standby-modus. Zonder stroom werken de meeste PV-installaties immers niet. Niets aan te doen.

W

eten we zeker dat de ingenieurs, stedenbouwkundigen, politici, industrieën en veiligheidsexperts die onze slimme steden en huizen ontwikkelen rekening kunnen houden met alle risico’s en ook een passend plan B hebben bedacht? Heb je daar vertrouwen in… net zoals de rijke man waarover ik het net had? Niemand weet hoe onze toekomstige wereld er uit zal zien. Maar we kunnen niet uitsluiten dat het er één van (tijdelijke) schaarste kan zijn. Wie zegt dat de gevolgen van de klimaatverandering geen politieke crisissen en revoluties kunnen ontketenen? In dergelijke situaties wordt ons volledige toeleveringssysteem verstoord, met een (al dan niet tijdelijk) tekort aan grondstoffen, producten, water en energie als resultaat. Denk eens aan de impact van IS op de wereldeconomie... Enkele duizenden terroristen veroorzaakten voor miljarden aan schade. De Wereldbank voorziet 140 miljoen

klimaatvluchtelingen in 2050... Hoeveel ondertussen? Met welke invloed op onze (grondstoffen)import? Is een business as usual-scenario altijd van toepassing? Welk plan B hebben we? Voor welke scenario’s? Denk aan het Chinese monopolie op zeldzame aardmetalen (meer dan 90 procent van de wereldproductie). In 2010 kreeg Japan door een politieke ruzie met China opeens geen leveringen meer. Zonder dat type grondstof geen elektronicaproductie, geen zonnepanelen, geen windturbines… niets. Trots of niet, Japan gaf China snel gelijk. Wetende dat een alternatieve oplossing ontwikkelen meer dan 10 jaar zou vergen en enorm duur zou zijn. Wees dus alsjeblieft vriendelijk tegen Xing Hui, Hao Hao en Tian Bao als je Pairi Daiza bezoekt...

met de onzekerheden en risico’s die voortvloeien uit de klimaatverandering en grondstofschaarste, moet centraal staan. De uitbouw van onze slimme steden enerzijds, en onze circulaire, duurzame, economie anderzijds, moeten hand in hand gaan. Nu al. Dit betekent dat we ook creatieve ‘low tech’-oplossingen moeten voorzien. In een echte smart city, ligt ook een rampenplan op tafel dat ons daadkrachtig kan beschermen… tenminste als we niet in een garage opgesloten willen zitten.

In 2011 kelderden de verwoestende overstromingen in Thailand de bevoorrading van PC hard drives. De beschikbaarheid daalde met 30 procent met alle gevolgen van dien. Laten we hopen dat dit niet gebeurt wanneer we wachten op essentiële ‘just in time’ geleverde reserveonderdelen voor onze smart city-apparatuur. Daarom pleit ik voor een circulaire en duurzame ontwikkeling van slimme steden waar technologie ten dienste staat van de mens, en niet omgekeerd. Voor oplossingen die ons een minimale onafhankelijkheid garanderen. Rekening houden

Ik pleit voor een circulaire en duurzame ontwikkeling van slimme steden waar technologie ten dienste staat van de mens, en niet omgekeerd

Vincent Wirtz is circular & sustainable economy expert en werkt als adviseur voor diverse organisaties

klimaat en omgeving - ecoTips 19.1

07


CO2-uitstoot verlagen met behulp van ISO 50001 energiemanagementsysteem Tekst: Hilde De Wachter Beeld: Vlaamse Overheid In 2017 werden er wereldwijd 10.376 certificaten voor het ISO 50001 energiemanagementsysteem uitgereikt. Dat is bijna een verdubbeling ten opzichte van 2015 (6.600 certificaten). 224 van die certificaten werden in België uitgereikt. Ten opzichte van 2016 is dat meer dan een verdrievoudiging (70 certificaten in 2016). Ter vergelijking: in Nederland zijn er in 2017 slechts 100 certificaten verleend.

H

oewel de topsectoren ook meteen de meer energie-intensieve sectoren zijn, zoals de metaalnijverheid, voedingsindustrie en rubber- en kunststoffenfabricage, zijn er toch ook 34 overheidsadministraties wereldwijd die een ISO 50001 certificaat kunnen voorleggen. In België is de primeur weggelegd voor Het Facilitair Bedrijf van de Vlaamse Overheid, dat instaat voor het facilitair beheer van de hoofdkantoren in Brussel en de provinciehoofdsteden. Daarnaast verleent het nog tal van facilitaire diensten aan andere gebouwen in diverse sectoren van de Vlaamse Overheid. Zij zijn de enige publieke organisatie die tot nog toe een ISO 50001 certificaat behaalden. We legden ons oor te luisteren bij Stefaan De Taeye en Tine Moens van de afdeling Technisch Beheer van Het Facilitair Bedrijf. Start in 2015 We starten meteen met een disclaimer: niet alle gebouwen die Het Facilitair Bedrijf in beheer heeft, hebben een ISO 50001 certificaat. “Het certificaat dat we in 2017 behaalden, heeft betrekking op 10 van de 57 gebouwen waarvan we de energiefactuur betalen”, verduidelijkt Tine Moens, coördinator milieu- en energiebeheer

08

ecoTips 19.1 - klimaat en omgeving

Een performante installatie die verkeerd afgesteld staat, verbruikt nog altijd veel energie. Daarom zijn de sturing, de finetuning en de regelmatige opvolging van de installaties zo belangrijk.”

bij Het Facilitair Bedrijf. Van die 10 hebben we er ondertussen 2 verlaten (eentje werd afgebroken) maar er komen er 4 bij in onze scope vanaf de maand maart. We hebben via een Pareto-analyse een keuze gemaakt voor de grote gebouwen die meer dan 80 procent van onze energiefactuur uitmaken. Op die manier hebben onze inspanningen de meeste impact.” Maar niet alleen de energiefactuur was doorslaggevend om de keuze te maken. Tine Moens wijst erop dat een managementsysteem ook inhoudt dat de medewerkers opgeleid moeten worden en dat vergt de nodige tijd. “Een managementsysteem werkt niet alleen op de meters maar ook op de mensen. De inbreng en de toewijding van de medewerkers ter plaatse is cruciaal. In een aantal gebouwen waren er al lokale teams geïnstalleerd. Dat is via een omzendbrief zo geregeld. We hebben deze bestaande structuren uitgebreid

tot energieteams. Ook onze collega’s van bijvoorbeeld aankoop en bouwprojecten werden meegenomen. En door de maatregelen in te bouwen in al onze processen, zijn we er zeker van dat wat we meten, ook tot actie en verbetering zal leiden.” Een managementsysteem implementeer je niet van de ene dag op de andere. Het Facilitair Bedrijf is bijvoorbeeld al sinds 2004 bezig met het verbeteren van energieverbruiken. In 2015 werd beslist door de directie van Het Facilitair Bedrijf om dit op een meer structurele manier aan te pakken. In 2017 werd het ISO 50001 certificaat behaald maar voordien was er al een lange weg afgelegd om de energieverbruiken per werkplek te reduceren. “Tussen 2015 en 2018 bespaarden we 22,5 procent op de primaire energie en stootten we 725 ton minder CO2 uit”, verduidelijkt Stefaan De Taeye, ingenieur energiebeheer. Tine Moens wijst erop dat een ISO-systeem toevoegen een enorme impact heeft. “Ik vergelijk de impact graag met het toevoegen van een nieuw uiterst energiezuinig gebouw in je beheerssysteem.” Laaghangend fruit Waar je moet starten, volgt uit de besluiten van de energieaudit die het Facilitair Bedrijf voorafgaand bij elk groot gebouw uitvoert in zijn patrimonium, in combinatie met een NEN2767-conditiemeting. En zoals het een goede huisvader betaamt, begon men bij het Facilitair Bedrijf ook met die maatregelen die een hoog rendement geven ten opzichte van een

Ook bij nieuwe en dus energieperformante gebouwen zijn er via beheer en sturing van de installaties nog belangrijke energiewinsten te halen


Pas in 2017 werd het ISO 50001 certificaat behaald maar voordien was er al een lange weg afgelegd om de energieverbruiken per werkplek te reduceren

Enkele voorbeelden van het werkelijke e-peil van het VAC Brugge, Leuven en Gent, en het Herman Teirlinck-gebouw

Een ISO 50001 certificatie behalen, vergt de nodige tijdsbesteding en inspanningen, niet alleen bij de start maar ook na de certificatie. Structureel aan energiebeheer doen, is een continue opdracht.

lage investeringskost. “Denk aan de optimalisatie van de regeling en de sturing van de technische installaties. Daar zijn in veel gevallen grote besparingen te rapen”, zegt Stefaan De Taeye. “Daarna kunnen de maatregelen volgen met een langere terugverdientijd; voorbeelden hiervan zijn de omschakeling naar LED-verlichting en het isoleren van verwarmings- en koelleidingen.” Het Facilitair Bedrijf is begonnen met de implementatie van diverse energiebesparende maatregelen in het patrimonium, maar op basis van ervaring wordt de focus tegenwoordig gelegd op energiebeheer, wat niet enkel het uitvoeren van energiebesparende maatregelen inhoudt maar ook het beheer van die besparingen en een continue aandacht voor verbeteringen. Moens en De Taeye wijzen erop dat beheer en sturing ook bij nieuwe en dus performante gebouwen nog een groot verschil kunnen betekenen. “Pas na een tweetal jaar heb je een correct zicht op de manier waarop een installatie op een gebouw reageert, en dan kan je dus via sturing corrigeren en finetunen, zonder het comfort van de gebruiker uit het oog te verliezen. De energiebesparingen die je op die manier kunt behalen, worden dikwijls zwaar onderschat. Bij een renovatieproject moet je dat finetuning proces opnieuw incalculeren.” De Taeye geeft het voorbeeld van een installatie waar na oplevering bleek dat heel

wat parameters verkeerd ingesteld waren. “Dan heb je een heel performante installatie, maar als ze verkeerd ingesteld staat, verbruikt ze nog altijd veel energie. Die installatie is in 2 stappen geoptimaliseerd, met een reductie van ongeveer 30 procent van de energieverbruiken. Daarom is het belang van een energieaudit en regelmatige monitoring en analyse zo belangrijk. Uit de cijfers en de rondgangen zie je afwijkingen direct duidelijk worden. De uitschieters uit onze energieprestatierapporten worden trouwens verplicht maandelijks besproken op de beheersvergaderingen. Het onderhoudsbedrijf moet een oorzakenanalyse uitvoeren, een actie voorstellen, deze uitvoeren en checken of de actie ook resultaat gehad heeft. Op die manier zijn we zeker dat we niet alleen meten en registeren maar dat er ook actie ondernomen wordt. Het energiebewustzijn in onze teams is hierdoor echt groot geworden. We merken een echte mentaliteitswijziging bij de medewerkers.” Vastgoedstrategie noodzakelijk Met zo veel gebouwen in portefeuille, is een goede vastgoedstrategie onontbeerlijk. Maar ook voor organisaties met weinig vastgoed, is dit belangrijk. “In functie van de strategie volgen de meest passende maatregelen”, verduidelijkt Moens. “Hoe lang ga je bijvoorbeeld nog in een bepaald gebouw blijven? Wat is de terugverdientijd

van een investering? Een investering in hernieuwbare energie kan bijvoorbeeld enkel op een gebouw dat nog voldoende lang in gebruik zal blijven en enkel wanneer de terugverdientijd interessant is.” Datzelfde geldt voor stookplaatsrenovaties. “In de gebouwen die nu in de scope van ISO 50001 zitten, hebben we nog geen stookplaatsrenovaties gedaan. Maar in andere gebouwen van ons omvangrijk patrimonium wel. In het Herman Teirlinck gebouw installeerden we een warmtepomp in combinatie met koude-warmte-opslag. In het VAC Gent zijn er lucht-water warmtepompen en een WKK. In het VAC Leuven is er een warmtepompinstallatie in combinatie met een boorgat energie opslag-veld.” Met al deze maatregelen is het behaalde E-peil voor deze gebouwen merkelijk lager dan wat wettelijk gevraagd wordt. Uitgebreide planning, ook in bouwfase Vermits de installaties steeds complexer worden, wordt sturing en beheer nog belangrijker. Waar men vroeger, kort door de bocht geschetst, een goed gedimensioneerde ketel en installatie, en een energiebron moest kiezen, worden de keuzes nu complexer. “Dat betekent ook dat het na bouw of renovatie een tijd duurt vooraleer alle componenten op elkaar afgestemd zijn”, zegt De Taeye. Moens vult aan: “Daarom hebben we ook al onze onderhoudscontracten met externe klimaat en omgeving - ecoTips 19.1

09


leveranciers moeten herbekijken want die waren niet afgestemd op dit soort moderne installaties en het beheer dat daarbij komt kijken.” Moens benadrukt nogmaals het belang van het systeem: “Soms krijg ik de vraag hoeveel meettoestellen we best plaatsen. Maar dat hangt natuurlijk af van het volledige systeem en concept. Zomaar wat meters plaatsen, heeft geen enkele zin. Die meters verbruiken ook energie, en moeten op de juiste plaats geïnstalleerd worden. Het moet doordacht en in lijn met het uitgetekende proces gebeuren. En bij aanpassingen, is ook aandacht nodig voor het correct herplaatsen of bijplaatsen van gepaste sensoren.” Onderschat wetgeving en tijdsbesteding niet Zij die willen starten met ISO 50001, onderschatten best de wetgeving en de verplichte keuringen niet. Een ISO-systeem gaat ervan uit dat je de geldende wetgeving kent en uiteraard ook volgt. Vooral de verplichte keuringen van alle toestellen kunnen voorleggen, blijkt een uitdaging te zijn. “Denk eraan dat je een volledig register van je installaties nodig hebt”, zegt Moens. “En dat je ook die opvolging in je processen moet inbouwen.” Daarnaast wijst De Taeye op de impact van het project op de volledige organisatie. “Het gaat om een strategische keuze en die keuze vergt een grote tijdsbesteding van de mensen die erbij betrokken zijn.” Het Facilitair Bedrijf krijgt ondertussen heel wat vragen van andere geïnteresseerde organisaties. Moens: “Ik verbaas me dikwijls over de

Stefaan De Taeye en Tine Moens van de afdeling Technisch Beheer van van Het Facilitair Bedrijf: “Een managementsysteem werkt niet alleen op de meters maar ook op de mensen. De inbreng en de toewijding van de medewerkers ter plaatse is cruciaal.”

10

ecoTips 19.1 - klimaat en omgeving

misvattingen die rond de norm bestaan. Je krijgt vragen over acties en de ROI terwijl het in de eerste plaats gaat over een managementsysteem dat je wil implementeren in je organisatie. Je wil structureel aan energiebeheer doen. Daar start het. Vroeger ondernamen wij ook ad hoc acties maar nu werkt het toch veel efficiënter en met meer resultaat.” Het Facilitair Bedrijf stopt niet bij de ISO 50001. In 2020 willen ze ook het ISO 14001 certificaat behalen voor milieumanagement. De Taeye geeft nog een laatste tip voor diegenen die interesse hebben om het ISO 50001 certificaat te behalen: “Het werk stopt niet met het behalen van het certificaat. Via de PlanDoCheckAct (PDCA) cyclus verbeter je constant. Wij zijn ons systeem aan het finetunen nu. In 2020 volgt er een hercertificatie.” Het Facilitair Bedrijf is een interne dienstverlener binnen de Vlaamse overheid. Het heeft als missie: • het beheren van het vastgoed • het verstrekken van facilitaire dienstverlening • het aanbieden van ICT-diensten, producten en advies aan de Vlaamse overheid maar ook aan provinciale en lokale besturen om hen zo te ondersteunen in hun werking. • kenniscentrum overheidsopdrachten en aankoopcentrale Meer info over ISO 50001 in het Facilitair Bedrijf https://overheid.vlaanderen.be/iso-50001

Daniëlla Segers van certificatie-instelling AIB Vinçotte geeft tips voor organisaties die interesse hebben in een ISO 50001 certificaat • Een energiemanagementsysteem wordt getrokken door het energieteam maar vraagt het engagement van iedereen. Sensibilisatie, betrokkenheid van de volledige organisatie is een must. • Besteed voldoende tijd aan het opstellen en updaten van de energiebeoordeling. Deze vormt de basis van het managementsysteem en zorgt ervoor dat er op een gestructureerde manier aan een continue verbetering van de energieprestaties wordt gewerkt. • Focus niet alleen op grote short-time investeringen, ook kleine investeringen hebben dikwijls een belangrijke impact. • Besteed voldoende tijd aan goede datacollectie (meten is weten), hierbij hoort ook een analyse van de factoren die de verbruiken kunnen beïnvloeden. • Vergeet niet om aandacht te besteden aan de sluimerverbruiken. • Monitoring van verbruiken is niet alleen de verzameling van de cijfers maar ook een goede, kritische analyse ervan (vergeet niet de link te maken met de factoren die de verbruiken kunnen beïnvloeden: bijvoorbeeld graaddagen, productiehoeveelheden, specifieke productiebatchen, edm.) • Voer bij de vastgestelde afwijkingen in energieverbruiken een grondige oorzaakanalyse uit zodat correct kan worden ingegrepen. • Communiceer voldoende over de behaalde resultaten, dat verhoogt de betrokkenheid van het personeel. • Communiceer ook over de minder goede resultaten en verklaar waarom. • De norm vraagt dat er een proces bestaat dat toelaat dat iedereen binnen de organisatie verbetervoorstellen kan formuleren. Vergeet dan zeker niet te communiceren naar het personeel welke gaan gerealiseerd worden en waarom een verbetervoorstel niet weerhouden werd. • ISO 50001:2018 heeft dezelfde structuur als andere managementsystemen zoals ISO 14001 en 9001. Integratie van verschillende managementsystemen wordt op deze manier vergemakkelijkt.


Vakbeurs Maintenance: alles voor een slim onderhoudsbeleid Op 27 en 28 maart opent Maintenance haar deuren, het jaarlijkse topevent voor de industriële onderhoudssector in Antwerp Expo. Als enig interactief treffen voor productiegericht onderhoud in één van Europa’s industriële zwaartepunten is het the place to be voor alle maintenance managers en engineers, technisch managers, plant en procurement managers.

E

en unieke beleving wordt het, met de focus op ‘Smart Maintenance’ als basis voor een duurzame toekomst. Want een slim onderhoudsbeleid garandeert een optimale productie. De beste tools en knowhow hiervoor krijg je uit eerste hand. • Ontmoet 140 exposanten, leg interessante contacten voor je business en verwerf inzicht in de nieuwste onderhoudstechnologieën • Proef van innovatie, automatisering en virtual reality dankzij de BEMAS Digital Innovation tour, Robot Demo zone en Virtual Maintenance Square

• Profiteer van 3 events samen; met uw toegangskaart voor Maintenance bezoekt u ook M+R en Worksafe Voorsprong door kennis Bijblijven is de boodschap en daarvoor is er een zorgvuldig samengesteld programma van masterclasses. Dit kwam tot stand dankzij waardevolle input van de bezoekers van de vorige editie. • Van predictief- naar prescriptief onderhoud – The Grain • Hoe advanced analytics manufacturing transformeert – SAS Institute • Artificiële intelligentie in onderhoud – Delaware • Augmented Reality in de industrie – VIU More • … en nog veel meer interessante thema’s • Volledige programma: www.maintenanceexpo.be

Extra belevingszones: • Virtual Maintenance zone: ▶ 8 exposanten tonen hier nieuwe toepassingen binnen het domain virtual maintenance. ▷ Emixis ▷ Gemsotec ▷ VDAB ▷ Welda ▷ RMDY ▷ Applus ▷ Yuman.io ▶ Indien je meer info wenst over de producten, graag een seintje. • Robot Demo zone: toekomsttoepassingen met drones, robots,… worden op deze zone getoond. • Bemas Digital Maintenance Innovation Award + Tour: o Ontdekken van innovaties via deze tour o Woensdag 27/03 wordt de vakjury en publieksjury award uitgereikt o Ism Bemas

Trots op onze Partners in duurzaamheid INDEA ENERGIE ADVISEURS

VAL-I-PAC

Spaarzaamheidstraat 2A 9300 Aalst Tel: 0479 / 239 009 valerie.degroote@indea.be www.indea.be

Koningin Astridlaan 59A bus 11, 1780 Wemmel Tel. +32 (0)2 456 83 10 info@valipac.be www.valipac.be

PROFEX

WERNER & MERTZ PROFESSIONAL BENELUX

Tel: 0800 59 002 info@profex.be www.profex.be

OMGEVING | BODEM | ENERGIE

Drève Richelle 161 K box 29 1410 Waterloo Tel: +32 (0)2 352 04 00 infoS@werner-mertz.com www.wmprof.com

RESPONSIBLE OFFICE Bruyndonckxstraat 31, 1780 Wemmel Tel. +32 (0)477 56 43 65 info@responsible-office.be www.responsible-office.be

THE SHIFT Hoogstraat 139 1000 Brussel Tel: +32 (0)2 503 54 18 hi@theshift.be theshift.be

Uw logo en contactgegevens hier? Neem contact op met ecoTips!


VLAREM-trein 2017 (bijna) goedgekeurd Verwachte aanpassingen in VLAREM II, VLAREM III, VLAREL, Besluit Stookolietoestellen en Besluit Milieuhandhaving Tekst: Peter De Bruyne, M-Tech Met het besluit van 21 december 2018 werd het grote wijzigingsbesluit, ook gekend als de ‘VLAREM-trein 2017’ voor de tweede maal goedgekeurd door de Vlaamse Regering. Dit was een aangepaste tekstversie op basis van de bemerkingen van de adviesraden SERV, Minaraad en SALV. Dit besluit wijzigt een reeks bepalingen in VLAREM II en III. Ook VLAREL (waarin de erkenningen met betrekking tot het leefmilieu geregeld worden), het Stooktoestellenbesluit en

het Milieuhandhavingsbesluit worden aangepast.

N

u wordt nog advies ingewonnen bij de Raad van State. Daarna volgt de definitieve goedkeuring door de Vlaamse Regering en de publicatie in het Belgisch Staatsblad. De inwerkingtreding van de meeste bepalingen is voorzien in het voorjaar van 2019. We gaan in dit artikel in op een aantal belangrijke wijzigingen en de betekenis ervan in de praktijk.

Vertaling Vlaamse BBT-studies en Europese BBT-conclusies Traditioneel worden de laatste nieuwe BBTstudies systematisch vertaald naar het VLAREM. Deze keer betreft het volgende BBT-studies: verontreinigd hemelwater voor de sector afvalopslag (zie verder), de aardappel-, groenteen fruitverwerkende nijverheid, en de vlees- en visverwerkende industrie. De wijzigingen hebben in hoofdzaak gevolgen voor de sectorale lozingsvoorwaarden voor bedrijfsafvalwater zoals opgenomen in Bijlage 5.3.2 van VLAREM II.

Bedrijven met één of meerdere van de volgende activiteiten, bekijken de bepalingen van de VLAREM-trein best in detail: niet-overdekte buitenopslag van afvalstoffen, schietstanden, zwembaden, standaardgarages- en carrosseriebedrijven, standaardhoutbewerkingsbedrijven, chemische bedrijven en raffinaderijen met Vluchtige Organische Stoffen (VOS), koolwaterstofafscheiders, laadinfrastructuur voor elektrische voertuigen

12

ecoTips 19.1 - klimaat en omgeving


Verstrenging potentieel verontreinigd hemelwater bij afvalstoffenopslag Voor alle bedrijven met niet-overdekte buitenopslag van afvalstoffen is het, naast het nemen van preventieve maatregelen, BBT om minimaal een slibvang en KWS-afscheider te plaatsen. Er is een ‘Behoudens andersluidende bepalingen in dit hoofdstuk’ opgenomen omdat voor sommige afvalstoffen in de sectorale voorwaarden via een ‘Tenzij anders bepaald in de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit’ de mogelijkheid wordt geboden om af te wijken van het voorzien van een vloeistofdichte vloer. In deze gevallen geldt

De ene trein is nog niet aangekomen of de volgende is al vertrokken: voor de nieuwe VLAREMtrein 2019 liep in februari een publieke consultatie

dus ook niet de verplichting te voorzien in een slibvang en KWS-afscheider. Bedrijven die het verontreinigd hemelwater reeds zuiveren in een eigen waterzuiveringsinstallatie worden eveneens vrijgesteld van deze verplichting. Er wordt een overgangstermijn voorzien van 1 jaar. Voor bedrijven met een niet-overdekte buitenopslag van afvalstoffen, met uitzondering van inerte afvalstoffen en niet-teerhoudend asfalt, waarvan de opslagcapaciteit meer dan 4.000 ton bedraagt, is een verdergaande zuivering door buffering en een geschikte combinatie van secundaire en tertiaire technieken noodzakelijk. Deze bedrijven moeten bijkomend voldoen aan nieuw ingevoerde lozingsvoorwaarden. Bedrijven die het verontreinigd hemelwater reeds zuiveren in een eigen waterzuiveringsinstallatie worden vrijgesteld van deze verplichting. Om de noodzakelijke aanpassingen hiervoor te kunnen uitvoeren wordt een overgangstermijn voorzien van 3 jaar.

Actualisatie bepalingen voor schietstanden en zwembaden De bepalingen voor schietstanden en zwembaden worden zowel structureel als inhoudelijk geactualiseerd. Door verdere investeringen en nieuwe technologie zijn exploitanten vaker in staat hun schietstand voldoende uit te rusten om te kunnen schieten met zwaardere munitie. Daardoor wordt de bestaande regelgeving integraal vervangen door nieuwe teksten. De bepalingen rond schietstanden in open lucht en die in een lokaal worden samengevoegd in afdeling 5.32.8 van VLAREM II. De afdeling 5.32.9 verschuift naar 5.32.8 met als opschrift ‘Vaste baden, open zwemgelegenheden en zones voor waterrecreatie’. Daarnaast wordt een nieuwe categorie van zwembaden toegevoegd, namelijk de natuurlijke zwembaden. Dit zijn circulatiebaden die volledig zijn afgescheiden van grond- en oppervlaktewater en die aangesloten zijn op een ecologisch zuiveringssysteem, dus zonder toevoeging van chemicaliën zoals chloor. Wie te maken heeft met dit type inrichtingen leest de nieuwe teksten best grondig na. Opheffen systeem van integrale voorwaarden Het huidige systeem van de integrale voorwaarden voorziet in een meldingsplichtige (klasse 3) rubriek voor enerzijds standaardgarages- en carrosseriebedrijven en anderzijds standaardhoutbewerkingsbedrijven (resp. VLAREM-rubrieken 15.5 en 19.8), alsook in een volledige set van integrale voorwaarden voor deze inrichtingen, namelijk in deel 5BIS van VLAREM II. Door de sterk doorgedreven

Voor alle bedrijven met niet-overdekte buitenopslag van afvalstoffen is het, naast het nemen van preventieve maatregelen, BBT om minimaal een slibvang en KWS-afscheider te plaatsen. Er zijn een aantal uitzonderingen.

Foto: Emmet op Pexels

Op Europees vlak worden met de regelmaat van de klok de zogenaamde BBT-conclusies goedgekeurd. Dit zijn de besluiten over de Beste Beschikbare Technieken naar aanleiding van de (herziening) van de Europese BREFdocumenten (BBT-referentiedocumenten). Hierin worden onder andere de met de BBT geassocieerde emissieniveaus (BBT-GEN) en de daarmee verbonden monitoring beschreven. Binnen een termijn van 4 jaar na bekendmaking van de BBT-conclusies moeten de vergunningsvoorwaarden getoetst en zo nodig aangepast worden aan de nieuwe BBT-conclusies, en dient de installatie aan de nieuwe vergunningsvoorwaarden te voldoen. Hiertoe worden ze omgezet in VLAREM III. In de VLAREM-trein 2017 betreft het de gemeenschappelijke behandeling en beheer van afvalwaterstromen en afgasstromen in de chemiesector, de non-ferrometaalindustrie en de intensieve pluimvee- of varkenshouderij.

klimaat en omgeving - ecoTips 19.1

13


voorzien (voor extra afscheiding), regelmatig reinigen en afvalstoffen reglementair afvoeren, en minstens om de drie maanden inspecteren en logboek hiervan bijhouden, tenzij er een alarmsysteem is voorzien. Er wordt aangeraden de volgende items te voorzien in het logboek: datum inspectie, wie deed de inspectie, vaststelling, eventuele actie en afvoerbewijs afvalstoffen indien aan de orde.

Met het besluit van 21 december 2018 werd het grote wijzigingsbesluit, ook gekend als de ‘VLAREM-trein 2017’ voor de tweede maal goedgekeurd door de Vlaamse Regering. Nu wordt nog advies ingewonnen bij de Raad van State. Daarna volgt de definitieve goedkeuring door de Vlaamse Regering en de publicatie in het Belgisch Staatsblad.

digitalisering van de laatste jaren is de nood tot een dergelijke set voorwaarden in de wetgeving zelf echter drastisch verminderd. Er bestaat een alternatief voor het aanbieden van dergelijke sets voorwaarden, niet enkel voor deze standaardinrichtingen, maar in feite voor alle ingedeelde inrichtingen, namelijk de personalisatie van de Navigator, zodat je als exploitant enkel een zicht kan krijgen op de voorwaarden die voor uw inrichting van toepassing zijn. De overheidsadministratie werkt nog verder aan het gebruiksvriendelijker maken van deze navigator. Voor alle duidelijkheid is een concordantietabel gemaakt waarbij de onderdelen van de standaardrubrieken 15.5 en 19.8 worden gekoppeld aan de overeenkomstige rubrieken van de indelingslijst. Herziening Leak Detection and Repair (LDAR) voor fugitieve VOS-emissies Chemische bedrijven en raffinaderijen dienen jaarlijks hun procesapparatuur te controleren op lekkage van Vluchtige Organische Stoffen (VOS). Hierbij wordt met een lekmeettoestel de concentratie aan VOS ter hoogte van het potentieel lekkende apparaat gemeten. Om de kosten van de controles te beperken is in VLAREM momenteel een aanpak voorzien waarbij jaarlijks slechts een steekproef van de apparaten moeten worden gecontroleerd op lekken, en waarbij de focus ligt op apparaten met het grootste lekpotentieel en op stoffen die zeer schadelijke eigenschappen hebben (gemiddeld ca. 25 procent van de apparaten in een bedrijf wordt jaarlijks gemeten). Nu wordt een nieuwe controletechniek naar voor geschoven, namelijk de IR-camera die toelaat om met een draagbare camera lekken 14

ecoTips 19.1 - klimaat en omgeving

De inwerkingtreding van de meeste bepalingen van de VLAREM-trein 2017 is voorzien in het voorjaar van 2019

vanop afstand te detecteren. Het voordeel is dat veel sneller kan gemeten worden, maar de IR-camera is minder gevoelig waardoor vooral grotere lekken gedetecteerd worden. Het is dus geen volwaardig alternatief voor het lekmeettoestel zodat een 100 procent overschakeling niet mogelijk is. Een alternatief meetprogramma met een combinatie van beide technieken zal leiden tot een efficiënter LDARprogramma (betere controle en lagere kosten). Om meer uniformiteit in de rapportering te krijgen en betere handhaving mogelijk te maken werd een nieuw sjabloon in bijlage 4.4.6 opgenomen. Dit sjabloon zal als bijlage toegevoegd moeten worden aan het integraal milieujaarverslag (IMJV). Nieuwe bepalingen voor het nazicht en onderhoud van koolwaterstofafscheiders In VLAREM II wordt een nieuwe Afdeling 4.2.3BIS toegevoegd met voorwaarden voor een uniforme aanpak aangaande de goede werking en het onderhoud van koolwaterstofafscheiders. Volgende voorwaarden worden opgelegd: voldoende groot gedimensioneerd, voorzien van een automatische afsluiter of equivalent systeem, bij lozing op oppervlaktewater ook coalescentiefilter of gelijkwaardig systeem

Nieuwe bepalingen voor laadpalen voor elektrische voertuigen Bij de niet-ingedeelde inrichtingen (Deel 6 van VLAREM II) wordt een nieuw hoofdstuk 6.13 ingevoegd. Het is van toepassing op vaste inrichtingen voor het laden van rijwielen, bromfietsen, motorfietsen, personenwagens en bestelwagens (laadpalen en dergelijke). Deze zijn dus niet ingedeeld maar er zijn wel een aantal voorwaarden opgelegd omdat er een veiligheidsrisico is bij het opladen van batterijen in combinatie met de opslag van gevaarlijke producten. Het laden van bedrijfsvoertuigen zoals vorkheftrucks blijft wel ingedeeld. De vaste inrichting voor het laden moet uitgevoerd worden volgens een code van goede praktijk. Bij de aansluiting van de laadpaal op het elektriciteitsnetwerk gebeurt er een keuring door een externe onafhankelijke deskundige. Zonder deze keuring met positief gevolg, zal de netbeheerder het gebruik van de laadinrichting op het netwerk niet toelaten. Bij deze keuring wordt ook de toepassing van een code van goede praktijk gecontroleerd. Voor laadpalen en een aangeschakelde batterij, opgesteld in een lokaal, is er doeltreffende verluchting vereist indien een ontplofbare atmosfeer kan ontstaan. Bij bepaalde batterijen kan er immers waterstofgas gevormd worden tijdens het laden. Laadpalen zelf zijn te beschouwen als een intelligent stopcontact, met een module om te communiceren met de kaart van de klant, de wagen van de klant en een backoffice, maar er is geen batterij aanwezig in de laadinrichting zelf. Deze voorwaarde is dus van toepassing voor inrichtingen waarbij er in de batterij van het op te laden voertuig waterstofgas kan ontstaan en er mogelijke ophoping zou kunnen gebeuren in een lokaal, met risico op vorming van een ontplofbare atmosfeer. Bij opladen buiten is dit geen risico, omdat de hoeveelheid waterstofgas die gevormd wordt beperkt is, en deze voldoende verdund wordt in de buitenlucht. Deze voorwaarde is gelijkaardig aan deze voor vast opgestelde batterijen voor bijvoorbeeld vorkheftrucks. Verder zijn er nog een aantal minimale scheidingsafstanden tussen de laadplaats van het voertuig en een aantal gevaarlijke producten, die moeten worden gerespecteerd indien het geïnstalleerd vermogen meer dan 10 kW bedraagt. Meer info en de reglementaire teksten vindt u via: www.omgevingvlaanderen.be , www.lne.be en www.navigator.emis.vito.be


Sensorische analyses: het ontbrekende puzzelstukje in geuronderzoek? Tekst: Toon Van Elst, Olfascan

D

e oplossing van de problematiek ligt vaak echter een stuk ingewikkelder, temeer omdat de waarneming weliswaar kan geobjectiveerd worden, maar dit geldt niet zomaar voor de interpretatie van deze waarneming. Iedereen kan een bepaalde geur of geluid anders gaan beoordelen, afhankelijk van eerdere waarnemingen of van de verwachtingen die die persoon op dat moment stelt ten opzichte van zijn/haar leefomgeving. Complementaire tools Voor het beoordelen van geluidsproblemen, bestaat er weliswaar een ‘druk-op-de-knop’ meettoestel waarbij niet enkel geluidsdrukken gemeten worden op een herhaalbare manier, maar waar bijkomend aan de hand van frequentieanalyse een doorgedreven interpretatie kan gebeuren van de aard van het lawaai. Bij het onderzoeken van geurproblemen bestaat een dergelijk instrument niet, en zijn we aangewezen op een aantal complementaire tools waarvan we gebruik kunnen maken. Zo zijn we enerzijds in staat om een geurtje chemisch te ontleden en na te gaan welke (veelal organische) componenten erin aanwezig zijn en in welke concentratie. Deze informatie kan ons helpen de meest geurgevoelige componenten te achterhalen, en ook een methodiek te ontwikkelen om hun aanwezigheid te vermijden, bijvoorbeeld in een productieproces, of te bestrijden aan de hand van één of andere luchtzuiveringstechniek. Anderzijds maken we daarnaast graag gebruik van onze neus als meetinstrument om de aan- of afwezigheid van geuren te gaan bepalen. Hoewel de menselijke neus in de loop der tijden aan gevoeligheid heeft moeten inboeten ten opzichte

van andere (zoog)dieren zoals bijvoorbeeld de hond, kunnen de meest geavanceerde chemische meettechnieken nog steeds niet tippen aan de gevoeligheid van onze neus. Daarom wordt de neus nog ingezet bij meettechnieken als olfactometrie en snuffelploegmetingen. Bij olfactometrie wordt een luchtstaal in verschillende verdunningsstappen aangeboden aan een panel waarnemers, van wie het

De waarneming van geur kan weliswaar geobjectiveerd worden, maar dit geldt niet zomaar voor de interpretatie van deze waarneming. Iedereen kan een bepaalde geur of geluid anders beoordelen.

reukvermogen regelmatig getest wordt (de zogenaamde gekalibreerde neuzen). De panelleden moeten een verdund geurstaal kunnen onderscheiden van geurvrije lucht. Door verschillende verdunningsstappen aan te bieden boven en onder de geurdrempel, wordt de geurconcentratie van een staal bepaald. Dit is een maat voor hoeveel maal een geurstaal moet verdund worden opdat het nog net te onderscheiden valt van geurvrije lucht. Olfactometrie leert ons dus iets over de sterkte van een monster, maar vertelt niets over de kwaliteit en het geurkarakter (d.i. het type geur) van de lucht. Deze techniek is zinvol wanneer verschillende bronnen ten opzichte van elkaar moeten afgewogen worden, of om de efficiëntie van een zuiveringstechniek na te gaan. Bij snuffelploegmetingen wordt de verspreiding van de geur van een bepaalde bron windafwaarts in het veld opgetekend door twee gekalibreerde neuzen. Aan de hand van de maximale geurwaarnemingsafstand en de meteorologische omstandigheden op het moment van waarneming, kan de sterkte van de geurbron berekend worden met een atmosferisch dispersiemodel. Door deze meting

Beeld: mentatdgt via Pexels

Geurproblematiek blijft een zeer belangrijk aandeel behouden in het aantal milieuklachten dat door burgers geuit wordt. Samen met klachten rond geluid, vormt geur de hoofdbrok van alle geregistreerde klachten. Dit is ook logisch aangezien bij beide problematieken rechtstreeks ingewerkt wordt op een zintuig dat continu actief is. We kunnen immers niet zomaar ons gehoor of onze ademhaling - en de eraan verbonden reukzin – uitschakelen.

Hoewel de menselijke neus in de loop der tijden aan gevoeligheid heeft moeten inboeten ten opzichte van andere (zoog)dieren, kunnen de meest geavanceerde chemische meettechnieken nog steeds niet tippen aan de gevoeligheid van onze neus. Daarom wordt de neus nog steeds ingezet bij meettechnieken als olfactometrie en snuffelploegmetingen.

een tiental keer te herhalen onder verschillende omstandigheden, kunnen we een gemiddeld beeld van de bronsterkte bepalen. Met deze gegevens kan dan de impact op jaarbasis op de omgeving gemodelleerd worden, en getoetst worden aan bepaalde richtwaarden. Ook hier spreken we opnieuw enkel over aan- of afwezigheid van geur, en de frequentie van voorkomen, maar niet over de kwaliteit en/of de hinder. klimaat en omgeving - ecoTips 19.1

15


Geurproblematiek blijft een zeer belangrijk aandeel behouden in het aantal milieuklachten door burgers. Samen met klachten rond geluid, vormt geur de hoofdbrok van alle geregistreerde klachten. Om invulling te geven aan het ontbrekende puzzelstukje, namelijk kwalitatieve informatie over het geurstaal, werd binnen OLFASCAN een eigen bijkomende, kostenvriendelijke meettechniek ontwikkeld. Onze eigen personeelsleden, die de test voor gekwalificeerd olfactometrie-panellid met succes ondergingen, werden getraind op het kwalitatief scoren van geurstalen op de intensiteit van de geur, de (on) aangenaamheid en de hinder. Daarnaast wordt ook telkens een omschrijving van het type geur gevraagd, waarbij geput wordt uit een eigen databank met een aantal soorten geur.

Er is een lognormaal verband tussen de gemeten geurconcentratie (werkelijke verandering) en de opgetekende intensiteit van de geur bij de sensorische analyses (waargenomen verandering). Deze figuur illustreert dit aan de hand van een aantal stalen waarbij de intensiteit (x-as) uitgezet is ten opzichte van de geurconcentratie (y-as, log).

Ongezuiverde proceslucht

Intensiteit

niet hinderlijk beetje hinderlijk hinderlijk erg hinderlijk

Resultaten van sensorische analyses van luchtstalen doorheen een tweetrapszuiveringsproces. De kwalitatieve verbetering van de luchtstalen doorheen het proces kan duidelijk vastgesteld worden.

Via de sensorische analyses kan ook de wet van Weber-Fechner geïllustreerd worden. Deze wet is algemeen geldig in de menselijke perceptie, en is toepasbaar op al onze zintuigen (zicht, gehoor, tastzin, reukzin, smaak). De wet stelt dat er een lognormaal verband is tussen de werkelijke verandering in een fysieke stimulus en de

intensiteit

(on)aangenaamheid

hinderlijkheid

niet waarneembaar (0)

neutraal tot aangenaam (0)

niet hinderlijk (0)

zwak (1)

licht onaangenaam (- 1)

licht hinderlijk (1)

matig (2)

onaangenaam (- 2)

hinderlijk (2)

duidelijk (3)

erg onaangenaam (- 3)

erg hinderlijk (3)

sterk (4)

extreem onaangenaam (- 4)

overweldigend (5)

16

ecoTips 19.1 - klimaat en omgeving

Legende

neutraal - aangenaam licht onaangenaam onaangenaam erg onaangenaam extreem onaangenaam

Hinderlijkheid

Deze analyses worden telkens uitgevoerd door minstens zes panelleden. De resultaten worden grafisch voorgesteld in de vorm van een staafdiagram of taartdiagram dat in één oogopslag duidelijk geïnterpreteerd kan worden.

Emissielucht na finale behandeling

niet waarneembaar zwak matig duidelijk sterk overweldigend

(On)aangenaamheid

In een geurvrij lokaal wordt, binnen de 24 uur na monstername, een sensorische analyse uitgevoerd op de gecollecteerde lucht- of waterstalen. Zoals gezegd is het doel van deze analyse kwalitatieve informatie te bekomen die aanvullend kan gebruikt worden om de problematiek te onderzoeken. De evaluatie van de drie te onderzoeken parameters gebeurt met behulp van een score volgens onderstaande tabel.

In de afbeelding met de taartdiagrammen wordt een voorbeeld weergegeven van de resultaten van sensorische analyses van luchtstalen doorheen een tweetrapszuiveringsproces (van boven naar onder: ongezuiverde proceslucht, lucht na eerste trap en emissielucht na finale behandeling). De kwalitatieve verbetering van de luchtstalen doorheen het proces kan duidelijk vastgesteld worden.

Lucht na eerste trap

door ons waargenomen verandering. In ons geval kan gesteld worden dat er een lognormaal verband is tussen de gemeten geurconcentratie (werkelijke verandering) en de opgetekende intensiteit van de geur bij de sensorische analyses (waargenomen verandering). De grafiek bij dit artikel illustreert dit aan de hand van een aantal stalen waarbij de intensiteit (x-as) uitgezet is ten opzichte van de geurconcentratie (y-as, log). Als conclusie kan gesteld worden dat het instrument van de sensorische analyses een kostenvriendelijke en zeer begrijpbare tool is die nuttig kan ingezet worden als ondersteunend instrument om bijkomende informatie te vergaren bij het onderzoeken van geurproblemen.


Papier minder duurzaam dan digitaal? Beide hebben hun plaats in een milieuvriendelijke wereld Tekst: Wouter Polspoel

P

lease consider the environment before printing this email. Wie kreeg nog nooit een email met dat zinnetje als afsluiter? Het suggereert dat digitale media duurzamer zijn dan papieren media. Maar is dat wel zo?

Al sinds de jaren ‘70 moet de papiersector dagelijks aanhoren dat hij een grote milieuimpact heeft, en de tegenkanting is alleen maar groter geworden met de komst van de digitale media. Verschillende onderzoeken leren ons echter dat het idee dat papier beter vervangen wordt door digitale alternatieven nuancering verdient. Een paar interessante bevindingen uit de NOM Print Monitor (NPM), de jaarverslagen van NDP Nieuwsmedia en Cebuco-gegevens: met een leestijd van 30 minuten per dag is de milieu-impact van een digitale krant vergelijkbaar met die van een gedrukte krant en digitaal communiceren is goed voor 10 procent van het mondiale energieverbruik. En volgens het Paper Chain Forum (PCF), dat de meerderheid van de Belgische actoren in de papierketen groepeert, stoot de productie van een kilo papier vandaag drie keer minder CO2 uit dan de hoeveelheid CO2 die in die kilo papier opgeslagen zit.

40 procent minder CO2 per kilo papier Het PCF, bestaande uit boseigenaars, pulp-, papier- en kartonfabrikanten, producenten van kartonnen verpakkingen, de magazineen dagbladpers, de grafische industrie en de sector van karton- en papierrecuperatie, zal natuurlijk niet tegen zijn eigen winkel praten, maar heeft wel een aantal goede argumenten pro het gebruik van papier en karton. Zo gebruikt men in de papierproductie hoofdzakelijk bijproducten uit de boskap en de houtzagerijen; uitdunningshout, takken en boomkronen, zaagsel… Het waardevolle hout komt terecht in voornamelijk de bouw en meubelindustrie. Van ontbossing louter voor papierproductie is dus geen sprake, volgens het PCF. Integendeel, het bosareaal in Europa en de oppervlakte aan duurzaam beheerde bossen stijgen. Daarenboven krijgt hout met een FSC- of PEFC-label dat niet meer kan gebruikt worden voor hoogwaardige toepassingen, de voorkeur van de papierproducenten. Het stimuleren van FSC- of PEFC-gecertificeerde papier- en kartonproducten is één van de speerpunten van PCF. Het hernieuwbaar karakter van papier is trouwens hét duurzaamheidscriterium dat momenteel niet of te weinig in rekening wordt gebracht. Bovendien komt de helft van de papiervezels uit de recyclage van oud papier. Daarin ziet het PCF zich gesteund door het afvalbeleid in Vlaanderen en bij uitbreiding in geheel Europa, dat zorgde voor een gescheiden inzameling van huishoudelijk papier- en kartonafval, waardoor de recyclage-industrie in die

sector rendabel kon worden uitgebouwd. Maar het PCF blijft ambitieus: qua selectieve inzameling buitenshuis zoals bij winkels en kantoorgebouwen, mag er nog een tandje bij.

Volgens de NOM Print Monitor (NPM), de jaarverslagen van NDP Nieuwsmedia en Cebucogegevens is de milieuimpact van 30 minuten per dag een digitale krant lezen, vergelijkbaar met die van een gedrukte krant

Volgens de cijfers van inDUfed, een platform dat drie Belgische industriële sectoren verenigt: de productie en transformatie van glas, de productie van pulp, papier en karton en de verwerking van papier- en kartonproducten, verminderde de papiersector zijn waterverbruik de laatste 30 jaar met 56

Foto: Stora Enso

Papier is slecht, digitaal is goed. Dat is de algemene teneur wanneer het gaat over duurzaamheid. Maar zo simpel is het niet. Digitaal betekent onder meer datacenters en die verbruiken veel energie. Daarnaast nam de papiersector al heel wat initiatieven om haar milieu-impact te verlagen. Bijkomende vaststelling: de functie die papier vervult, evolueert mee met de digitaliserende samenleving. En in die nieuwe rol heeft het materiaal zeker nog bestaansrecht.

De hoeveelheid water die nodig is voor de productie van papier is in de loop van de laatste 30 jaar met 56 procent verminderd en dat water wordt voor 90 procent gezuiverd vooraleer het geloosd wordt

klimaat en omgeving - ecoTips 19.1

17


procent en ook aan de vermindering van de CO2-uitstoot werkt de sector continu: de CO2-uitstoot per kilogram papier zou vandaag 40 procent minder bedragen dan 20 jaar geleden. Tussen 1990 en 2010 is het aandeel hernieuwbare energie in de sector echter gestegen van 15 naar 38 procent. Al die intenties pende PCF in 2008 neer in een charter, dat vorig jaar hernieuwd en ambitieuzer werd. Eén e-reader = 50 gedrukte boeken Maar kan het dan toch nóg beter, in een volledig digitale wereld? Digitale oplossingen voor teksten allerhande presenteert men vaak als een pak milieuvriendelijker, maar toch formuleerde de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (CRB) twee jaar geleden een advies aan de regering gestoeld op ‘de sterke circulaire waardenketen van de papier-, grafische en uitgeverijsector’. Daarin stellen de auteurs: “Het publiek is er niet altijd van op de hoogte dat de ecologische voetafdruk van digitale toestellen vaak groter is dan die van papier, zeker als men rekening houdt met de elektriciteitsconsumptie van die toestellen en de afvalberg die ze finaal creëren, afval dat zowel gevaarlijke als moeilijker afbreekbare stoffen bevat dan papieren afvalproducten.” Op een conferentie van de Vlaamse Vereniging voor Bibliotheek, Archief en Documentatie (VVBAD) eind 2017 in Oostende meldde de Amerikaanse professor Schapps dan weer dat de milieubelasting voor het produceren van 50 gedrukte boeken gelijkstaat met de productie van één e-reader, en dan zweeg hij nog over het elektriciteitsverbruik en de afvalfase van dat toestel.

Het stimuleren van FSC- of PEFC-gecertificeerde papier- en kartonproducten is één van de speerpunten van het Paper Chain Forum, een organisatie die bestaat uit boseigenaars, pulp-, papier- en kartonfabrikanten, producenten van kartonnen verpakkingen, de magazine- en dagbladpers, de grafische industrie en de sector van karton- en papierrecuperatie

Hand in hand “Het is een hardnekkig misverstand te denken dat er minder bomen zullen gekapt worden indien wij papier uit onze samenleving bannen”, zegt Firmin François, CEO bij inDUfed. “Het hoeft geen of-verhaal te zijn. Papierproductie en digitalisering gaan in mijn ogen hand in hand. Ja, het is zo dat er minder kranten verkocht worden ten koste van hun digitale tegenhangers, maar een ander belangrijk product van de digitalisering, online winkelen, wat trouwens een grote indirecte CO2-voetafdruk heeft, denk maar aan al het transport, heeft de papiersector nodig. Al die bestelde pakjes moeten wel verpakt worden. Wij proberen de producten van de drie sectoren die wij verenigen zo circulair mogelijk te maken en voor papieren en kartonnen verpakkingen betekent dat streven naar ecodesign of het minimaliseren van de milieu-impact van die verpakking. Let wel: over het algemeen is de milieu-impact van het product vele malen groter dan die van zijn verpakking. Verlies van goederen door te weinig verpakking zal dus meer impact hebben dan een beetje te veel verpakking.”

Gebruik papier niet afgenomen “Als u mij de vraagt stelt of we evolueren naar een wereld zonder papier, dan zeg ik neen. Ondanks de digitalisering is het gebruik van papier niet afgenomen. Studies tonen aan dat onze hersenen aantekeningen op papier beter onthouden dan aantekeningen op computer. Uit onderzoek blijkt dat 90 procent van de studenten liever studeert op papier en dat die nota’s beter zijn dan die op een tablet of laptop. Kortom, papier laat toe info te verwerken op mensenmaat. Ook de aaibaarheidsfactor speelt bij heel veel mensen een rol. Velen lezen hun krant, ondanks het feit dat ze in het bezit zijn van een tablet of laptop, nog steeds liever op papier. We evolueren naar een wereld waarin papier en digitaal hand in hand gaan. Is dat slecht? Zeker niet, want papier en de digitalisering zijn beide duurzaam op hun eigen manier. Het ligt er vooral aan hoe groen de energie is die nodig is voor beide”, besluit Firmin François.

Foto: Stora Enso

Meer dan de helft van de benodigde vezels voor papierproductie is afkomstig van het recycleren van oud papier

18

ecoTips 19.1 - klimaat en omgeving


4 hardnekkige misverstanden over papier Het Paper Chain Forum bracht een interessante brochure uit waarin het 4 mythes en feiten rond papier belicht. Mythe 1: Papier vernietigt onze bossen De feiten: • De papierindustrie benut hoofdzakelijk bijproducten van het bos en de houtzagerijen. • De oppervlakte van de Europese bossen groeit elk jaar met 500.000 hectare. • Meer dan de helft van de benodigde vezels voor papierproductie is afkomstig van het recycleren van oud papier. • De papierindustrie is niet verantwoordelijk voor het verdwijnen van de tropische bossen. Mythe 2: Gebruik enkel gerecycleerd papier De feiten: • Houtvezels kunnen niet tot in het oneindige gerecycleerd worden. • Een vijfde van het gebruikte papier kan niet meer hergebruikt worden. • De toevoeging van nieuwe vezels is noodzakelijk om de cyclus van de papierproductie op gang te houden.

Mythe 3: De papierproductie vergt heel veel energie, verbruikt massa’s water en stoot grote hoeveelheden CO2 uit De feiten: • De hoeveelheid water die nodig is voor de productie van papier is in de loop van de laatste 30 jaar met 56 procent verminderd en dat water wordt voor 90 procent gezuiverd vooraleer het terug geloosd wordt. • De papierindustrie verbetert voortdurend haar energie-efficiëntie. • De productie van een kilo papier stoot drie keer minder CO2 uit dan de hoeveelheid CO2 die in die kilo papier opgeslagen zit. Mythe 4: Digitaal is beter voor het milieu De feiten: • Er worden vele zeldzame en niethernieuwbare grondstoffen aangewend voor de productie van elektronisch materiaal. • Het energieverbruik van datacenters is verdrievoudigd sinds het jaar 2000 en zal verviervoudigen tegen 2020. • Elektronisch afval is de snelst groeiende afvalstroom en groeit per jaar 3 keer sneller dan de totale afvalstroom.

Op het eerste gezicht lijkt een e-reader minder milieu-impact te hebben dan een reeks boeken, maar sommige studies trekken dat in twijfel.

ecoTips verschijnt niet alleen in de vorm van een gedrukt magazine maar ook als digitaal tijdschrift. Bovendien ontvangen abonnees extra digitale artikels die niet in het magazine verschijnen. Zorg dus dat je niets mist over de trends in duurzaam ondernemen. Neem een abonnement op ecoTips! Meld je aan via www.milieumagazine.be/abonnement

klimaat en omgeving - ecoTips 19.1

19


Diensten Sodexo voortaan CO2-neutraal Tekst: Wouter Polspoel

S

odexo, opgericht in 1966 in Frankrijk, is wereldleider in diensten die de Quality of Life verbeteren. Actief in 72 landen met 460.000 werknemers, dient het bedrijf dagelijks 100 miljoen consumenten met meer dan honderd diensten, van catering en onthaal over schoonmaak en onderhoud tot facility management zoals voordelen voor werknemers als bijvoorbeeld de Lunch Pass of Sodexo Card, thuiszorg en conciërgediensten. De Belgische hoofdzetel van Sodexo kreeg recent het CO2neutraliteitslabel van CO2logic, een erkenning die vervolgens door Vinçotte werd bevestigd. En daar liet het bedrijf het niet bij, want nu biedt het deze CO2-neutrale diensten ook aan haar klanten aan.

Drie stappen Het dienstverleningsbedrijf ging in drie stappen te werk om tot een volledige neutralisatie van haar CO2-uitstoot te komen. “Eerst lieten we CO2logic een volledige audit doen van de CO2voetafdruk van onze diensten, daarna werden de juiste acties ondernomen en ten slotte werd het overschot aan CO2-uitstoot gecompenseerd door dat elders in de wereld te reduceren”, aldus Michel Croisé. “Het is eigenlijk door die laatste stap dat Sodexo België het CO2-neutraliteitslabel, een garantie dat het bedrijf de gevolgen van haar klimaatimpact niet overdraagt naar de maatschappij en toekomstige generaties, kreeg”, pikt Antoine Geerinckx, oprichter van CO2logic, in. “Meer en meer bedrijven laten hun CO2-uitstoot berekenen om die vervolgens actief te verlagen, maar slechts enkele gaan nog een stap verder door de resterende uitstoot van hun diensten of producten te compenseren. Sodexo koos in overleg met ons voor een project in Afrika: de installatie van energiezuinige ovens die 40 procent minder hout nodig hebben, dus minder ontbossingen en minder CO2-uitstoot.” 20

ecoTips 19.1 - klimaat en omgeving

Internationale methodologieën Geerinckx legt uit hoe zijn bedrijf te werk gaat. “Wij berekenen voor bedrijven wat hun CO2voetafdruk is. Er zijn twee mogelijkheden. Ofwel kunnen wij de diensten die het bedrijf aanbiedt extrapoleren via de regel van drie, dat is de meest eenvoudige manier maar niet de meest wetenschappelijke. Ofwel gaan we heel precies meten, bijvoorbeeld hoeveel kilometers

Uit de berekeningen is gebleken dat al de diensten die Sodexo heeft op haar hoofdzetel en aanbiedt aan haar klanten per jaar 510 ton CO2 genereerden; 90 procent van de uitstoot is gekoppeld aan voedseldiensten

per dag de vloot aflegt, hoeveel voedsel er bij welke klant wordt geleverd enzovoort. Die manier van werken is wel arbeidsintensiever en dus duurder maar genereert wel de grootste impact. Vervolgens slaan we aan het berekenen. We maken daarvoor gebruik van internationaal erkende standaarden en methodologieën, want de berekening van de CO2-uitstoot van een bedrijf gebeurt overal ter wereld op dezelfde manier, wat bijvoorbeeld op energievlak niet altijd het geval is. Wat je natuurlijk wel per land moet aanpassen wanneer je de CO2-voetafdruk van een bedrijf berekent is de CO2-intensiteit van bijvoorbeeld elektriciteit. In België staat 1 kilowattuur elektriciteit gelijk met 172 gram CO2, in Nederland is dat 464 gram, volgens de meest recente cijfers van het International Energy Agency. Maar daarvoor hebben wij de knowhow in huis. We bezorgen de klant een lijst met gegevens die we nodig hebben. Een voorbeeld van zo’n item op de lijst is: hoeveel kilometers rijdt je wagenpark per jaar? Hoeveel vluchten nemen je werknemers op jaarbasis? En of het dan vluchten in business dan wel in economy betreft. In economy kan je immers meer zetels kwijt en dus is de ecologische voetafdruk van vliegen in economy kleiner dan die van vliegen in businessclass. Je hebt dan

Antoine Geerinckx van CO2logic (rechts) overhandigde midden december het CO2-neutraliteitslabel aan Michel Croisé van Sodexo. Michel Croisé: “Wij hebben drie grote hefbomen bepaald om de CO2-uitstoot te verlagen: de preventie van voedselverspilling, uitgebalanceerde menu’s met lokale en seizoensgebonden ingrediënten afkomstig van maatschappelijk verantwoorde landbouw en tot slot een duurzaam energiebeheer. Onze doelstelling is om tegen 2025 wereldwijd 34 procent minder CO2 uit te stoten.”

Foto: Sodexo

Sodexo kreeg recent het CO2neutraliteitslabel toegekend voor haar eigen diensten op de Belgische hoofdzetel. Bewust van haar maatschappelijke verantwoordelijkheid, wil het facilitair bedrijf het daar echter niet bij laten. Door ook haar diensten die het aanbiedt CO2neutraal te maken, wil het andere bedrijven helpen ook hun milieu-impact te verlagen. “Het gedeelte koolstofdioxide dat finaal overblijft, compenseren we door elders in de wereld de CO2-uitstoot te reduceren”, zegt Michel Croisé, president voor Sodexo Benelux.


510 ton CO2 “Uit onze berekeningen is gebleken dat al de diensten die Sodexo heeft op haar hoofdzetel en aanbiedt aan haar klanten per jaar 510 ton CO2 genereerden”, gaat Geerinckx voort. “Dat stemt overeen met het verbruik van een gemiddelde wagen die 70 keer rond de wereld zou rijden of met 200 vluchten heen en terug tussen Brussel en New York. Nog een opvallende vaststelling: 90 procent van de uitstoot is gekoppeld aan voedseldiensten.” Michel Croisé: “Wij hebben vervolgens drie grote hefbomen bepaald om de CO2uitstoot te verlagen: de preventie van voedselverspilling, uitgebalanceerde menu’s met lokale en seizoensgebonden ingrediënten afkomstig van maatschappelijk verantwoorde landbouw en tot slot een duurzaam energiebeheer. Onze doelstelling is om tegen 2025 wereldwijd 34 procent minder CO2 uit te stoten.” Maatregelen Hoe vertaalden die hefbomen zich dan in concrete acties? “We introduceerden de term Origo, een verwijzing naar origin of herkomst, die doelt op het feit dat we duurzame gerechten aanbieden, met seizoensfruit en -groenten en minstens 60 procent biologische groenten of ingrediënten afkomstig van lokale producenten”, zegt Croisé. “We werken zo veel mogelijk met vrije-uitloopeieren en bieden 100 procent duurzame vis aan, in lijn met de WWF-richtlijnen. Wekelijks bieden we ook een vegetarisch menu aan onder de naam Donderdag Veggiedag. Daarnaast zorgen wij er via ons programma Waste Watch voor dat voedselverspilling wordt beperkt. Restingrediënten worden niet zomaar weggegooid. Van overgebleven brood maken we bijvoorbeeld croutons en overschotten van fruit worden verwerkt tot smoothies. Ook is er aandacht voor afvalbeperking. Dankzij een speciale servettendispenser, pakt iedereen automatisch maar één servet van een stapeltje. Die servetten zijn uiteraard ook gemaakt uit gerecycleerd papier. Oude frituurolie laten we dan weer verwerken tot biobrandstof. Voor die inspanningen kregen we van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest de afgelopen twee jaar telkens het Good Food Kantine-label met twee vorken.” Via een speciaal daarvoor ontwikkelde digitale tool stelt Sodexo de gebruikers van hun cateringdienst ook in staat de CO2-afdruk van elk bord te berekenen zodat iedereen zich bewust wordt van de impact dat zijn voedsel heeft op het milieu. Hoewel de inspanningen voornamelijk op de cateringdienst gericht zijn,

gezien het feit dat die verantwoordelijk is voor 90 procent van de uitstoot, werden de andere diensten zoals reiniging, gebouwenbeheer, onthaal… niet vergeten. “Zo gebruiken we reinigingsmiddelen met een ecolabel en konden we het energieverbruik van ons eigen gebouw verlagen met 35 procent ten opzichte van 2016 door gebruik te maken van artificiële intelligentie. Dankzij die verworven expertise kunnen we onze klanten vandaag oplossingen aanbieden om ook hun energiekosten en de milieu-impact daarvan te verlagen.” Sensibiliseren Croisé wil wel een belangrijke nuance maken. “Introduceren van CO2-neutrale acties is in theorie gemakkelijk, denk aan het aanbieden van alternatieve maaltijden of gebruik van ecologische reinigingsmiddelen. De uitdaging ligt echter vooral bij het sensibiliseren van de consumenten. Je kan een veggieschotel aanbieden of een ecologisch schoonmaakmiddel, maar als de consument een extra stuk vlees verkiest of de dosering van het reinigingsmiddel niet respecteert, kan je de impact niet reduceren. Voor foodservices is de keuze van de consument echt doorslaggevend. Sensibilisering en educatie zijn daar de sleutel tot succes, maar dat vergt een mentaliteitswijziging. Voor non-foodservices zullen het energieverbruik en de levensduur dan weer een belangrijke rol spelen.” Scope 3 Geerinckx: “Kijk, laat ons eerlijk zijn. In de sector waarin Sodexo actief is, dienstverlening, is het niet zo eenvoudig te differentiëren. Daardoor kiezen potentiële klanten vaak op prijs. Sodexo kan zich nu differentiëren door het feit dat het CO2-neutrale diensten kan aanbieden. Als een bedrijf zijn CO2-uitstoot wil verlagen, doet het dat vooral in wat wij noemen scope 1 en 2, op het niveau van hun eigen gebouwen en mobiliteit. Over scope 3, waarin zaken vallen als toeleveringen en afval , heeft het bedrijf meestal minder controle, toch op gebied van milieu-impact. Sodexo wil bedrijven net daarin ontzorgen door hun scope 3 duurzamer te maken.” Geerinckx ziet de toekomst hoopvol tegemoet, maar heeft ook wel bedenkingen bij het huidige beleid. “Zolang niemand verplicht wordt te betalen voor zijn eigen CO2-uitstoot, zal er weinig veranderen. Het klopt niet dat een bedrijf de winsten wenst te privatiseren, maar de impact doorschuift naar de maatschappij. Als iedereen veegt voor zijn eigen deur, is de straat proper.” Is de volgende stap dan CO2positiviteit? “Dat lijkt me nog niet voor meteen, maar wij zijn het alleszins wel. Wij stoten jaarlijks 26 ton CO2 uit, vooral door vluchten, maar verminderen de CO2-uitstoot wel met minimum 300.000 ton per jaar”, besluit Geerinckx.

Hoe wordt je organisatie CO2neutraal? Bereken je ecologische voetafdruk Zo weet je waar de grootste CO2-boosdoeners zitten en kan je gericht actie ondernemen. Sommige mensen beweren dat een turnover naar een meer duurzame manier van werken duur is, maar dat is omdat ze vaak op de verkeerde plek beginnen. Als je op de interessante plaatsen start, kan je al heel mooie reducties realiseren die ook onmiddellijk geld besparen, dat je dan kan gebruiken voor duurdere ingrepen. Schakel over op groene stroom Dat spreekt voor zich. Tegen 2050 moet onze maatschappij fossielvrij zijn, dus een afkoppeling van gas en stookolie is uiteindelijk onvermijdelijk. Denk na over mobiliteit Beperk het aantal vluchten, probeer zo veel als mogelijk aan teleconferencing te doen en denk na over thuiswerken. Dat kan natuurlijk niet in alle jobs, maar door bijvoorbeeld onmiddellijk van thuis uit naar een klant te rijden in plaats van eerst even om te rijden naar kantoor, bespaar je ook al CO2. Stimuleer als werkgever het gebruik van het openbaar vervoer, de fiets en elektrische wagens. Integreer CO2 in je aankoopbeleid Zo kan je de hele keten beïnvloeden. Stel je voor dat een bedrijf zegt dat het enkel nog wenst aan te kopen van bedrijven die CO2-neutraal zijn of er op z’n minst bewust mee bezig zijn, dan creëer je een enorme dynamiek. De Vlaamse overheid begint daar nu ook mee, door aanbestedingen uit te schrijven die niet enkel op prijs, maar ook op duurzaamheid en impact focussen, van zowel het bouwproces als het uiteindelijke resultaat. En dat kan ver gaan: zo kan je bijvoorbeeld eisen dat een wegenbouwer een bepaald type asfalt gebruikt dat de wrijving vermindert en dus ook het verbruik van wagens.

Foto: Martin Adams op Unsplash

immers minder CO2-uitstoot per passagier. Ook zaken als gas- en elektriciteitsverbruik, papiergebruik, afvalproductie enzovoort worden meegenomen in de berekeningen. Jaarlijks doen we een update op basis van nieuwe gegevens die de klant ons bezorgt. Zo zien we de evolutie na het doorvoeren van de gepaste maatregelen.”

klimaat en omgeving - ecoTips 19.1

21


VEB helpt publieke sector op weg naar 2030 Tekst: Wouter Polspoel Beeld: VEB Het Vlaamse Energiebedrijf (VEB) heeft als missie de publieke sector op vlak van energie te ontzorgen, duurzamer en efficiënter te maken en te ondersteunen in het bereiken van de klimaatdoelstellingen. Dat doet het door energie te leveren en een ruim aanbod aan energiediensten en energieprestatiecontracten aan te bieden. Met het dataplatform TERRA centraliseert VEB daarnaast energiedata van overheden in Vlaanderen en via het Energienetwerk wil het een groter bewustzijn creëren en koudwatervrees wegwerken door bewezen technieken te delen.

van het bedrijf, dat zo’n 45 werknemers telt, is duidelijk: binnen de publieke sector de energie-expertise bundelen en de sector zo op dat gebied ontzorgen en helpen de klimaatdoelstellingen te bereiken. “Vóór onze oprichting, zeven jaar geleden, zat die expertise verspreid over verschillende entiteiten, maar nergens was dat de kernactiviteit, denk bijvoorbeeld maar aan een school, waar deze materie bij de directeur terechtkomt die ook met 101 andere zaken met bezig is”, begint Frederik Hindryckx, CEO. “Wij willen een katalysator zijn om de klimaatdoelstellingen van de brede publieke sector te bereiken.”

EB is een overheidsbedrijf, gestructureerd als een nv naar privaatrecht, wat betekent dat het zelf voor inkomsten moet zorgen. De filosofie

Vier pijlers “We doen dat via vier pijlers: energielevering, energie-efficiëntie, energiedata en een energienetwerk. Daarbij organiseert VEB zich als aankoopcentrale, zodat de klant zich geen zorgen hoeft te maken in de aankoopprocedures bepaald in de Wet op de Overheidsopdrachten. Wij doorlopen met de juiste expertise aan boord die procedures voor die entiteiten, zowel op technisch als juridisch vlak. Zo kunnen die entiteiten, bijvoorbeeld een kinderdagverblijf, het Agentschap Wegen en Verkeer, een school, Kind & Gezin, maar ook lokale besturen, rechtstreeks met ons een contract voor levering van groene energie en aardgas aangaan en worden zij helemaal ontzorgd. Omdat wij daardoor in grote hoeveelheden kunnen aankopen, creëren we bovendien schaalvoordelen.”

V

“In de pijler energie-efficiëntie maken we na een potentieelscan aanbevelingen op voor een efficiënter energieverbruik. Zijn er zonnepanelen nodig? Dakisolatie? Dubbele beglazing? Een stookplaatsrenovatie? In plaats van louter een rapport af te leveren met te nemen maatregelen, werken we actiegericht met een concreet plan van aanpak. De maatregelen kan een publieke dienst ook bij ons afnemen.

Frederik Hindryckx, CEO van VEB: “Ik hoop dat de poot energie-efficiënte binnen het VEB nog groeit. Niet voor onszelf, maar gewoon omdat we dan als overheid goed bezig zijn. Ik hoop nog enkele mooie projecten te realiseren met klanten op vlak van hernieuwbare energie, waar de maatschappij dan ook mee van kan genieten, zoals een school die meer energie produceert dan ze nodig heeft en zo de wijk waarin ze gelegen is mee kan vergroenen.”

22

ecoTips 19.1 - klimaat en omgeving

Wij hebben daarvoor raamovereenkomsten lopen. Op ons Portaal Energie-Efficiëntie kan je aanduiden wat je wil en een studiebureau of aannemer pikt jouw aanvraag op.” “Eén van de formules die we daarbij hanteren, is het energieprestatiecontract met een Energy Service Company (ESCO). Hierbij investeert zo’n ESCO in energiebesparende maatregelen, de klant betaalt een maandelijkse vergoeding aan de ESCO die niet hoger is dan zijn energiefactuur. Op het einde van het contract heeft de klant dan vernieuwde installaties, zonder dat hij het in zijn budget gevoeld heeft. Zo’n contract heeft uiteraard heel wat voeten in de aarde en daarom treden wij bij het afsluiten van zo’n energieprestatiecontracten faciliterend op. De volgende stap is dan eens gaan kijken naar wat dat allemaal opbrengt. Hoe effectief zijn de genomen maatregelen? Daarvoor hebben wij ons energiedataplatform TERRA. Onze laatste pijler is het Energienetwerk, waarmee we ons richten op het wegwerken van kennisbarrières en koudwatervrees door bewezen technieken te delen of onder de aandacht te brengen.” Bijna 75.000 ton minder CO2 Recent sloot VEB een nieuwe samenwerkingsovereenkomst met Vlaanderen voor de komende vijf jaar af. Voogdijminister Muyters: “In deze overeenkomst geven we VEB meer slagkracht om hindernissen voor energiebesparing weg te nemen. Het Vlaams Energiebedrijf moet binnen de Vlaamse overheid zowel de gangmaker als facilitator worden van een energiezuiniger beleid.” En die energiezuinigheid valt uit te drukken in cijfers. In totaal hielp VEB de publieke sector maar liefst 73.104,4 ton CO2 te besparen. Het overgrote deel van die besparing zal gehaald worden in de zorgsector. “Vorig jaar hebben wij een samenwerking opgezet met VIPA, het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden van het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. We deden al 855 van de meer dan 1.000 bestelde potentieelscans van instellingen en gebouwen in de zorgsector, wat resulteerde in 6.768 energiebesparende maatregelen met een besparingspotentieel van 60.943 ton per jaar of een jaarlijkse kostenbesparing van 15,2 miljoen”, aldus Hindryckx.


Tussen idealisme en pragmatisme “Ik ben teleurgesteld in het huidige ritme van de klimaatinspanningen. Daarom willen we met het VEB een sleutelrol spelen, op de kruising van idealisme en pragmatisme. Het is eigen aan de energiesector dat je altijd spreekt over investeringen met een lange horizon van vijftien tot twintig jaar, maar wij nemen concrete stappen die ervoor zorgen dat de publieke sector minder CO2 uitstoot, minder primaire energie verbruikt en hernieuwbare energie opwekt. We vertrekken daarbij vanuit een masterplan dat we samen met de klanten opmaken omdat je niet moet beginnen aan energie-efficiënte ingrepen aan een gebouw dat zélf geen vijftien of twintig jaar meer zal meegaan. Bij de opmaak van zo’n masterplan stellen we ons de vraag wat er binnen die termijn met de gebouwen van de entiteit waarover het gaat zal gebeuren. Zullen die nog altijd dezelfde bestemming hebben? Het kan misschien interessanter zijn die gebouwen af te stoten en de inkomsten die je zo genereert te gebruiken om te investeren in energieefficiënte maatregelen in en aan de andere gebouwen of er een duurzame nieuwbouw mee op te trekken.” Stad Geel En wat brengt de toekomst voor VEB? “Ik hoop dat de poot energie-efficiënte binnen het VEB nog groeit. Niet voor onszelf, maar

gewoon omdat we dan als overheid goed bezig zijn. Zo kijk ik uit naar de samenwerking met Stad Geel, dat met VEB het grootste energieefficiëntieproject ooit in de Kempen opzette. De stad koos voor een grondige totaalaanpak in de vorm van een energieprestatiecontract met de ESCO Cofely Services. In het contract zijn tien stedelijke gebouwen opgenomen, waaronder het stadhuis, het zwembad, de bibliotheek, het cultureel centrum en enkele scholen. De huidige energiefactuur van die gebouwen bedraagt meer dan 400.000 euro per jaar. In die gebouwen zal Stad Geel 45 procent op haar elektriciteitsverbruik en 18 procent op haar aardgasverbruik besparen. Cofely Services heeft daarvoor een pakket aan energiebesparende maatregelen voorzien van 1,7 miljoen euro. Gedurende twaalf jaar betaalt de Stad Geel die investeringen terug met een deel van de energiebesparing. Wij zorgden voor de technische, aankoop- en juridische kennis om het bestek in de markt te zetten. VEB zal ook mee instaan voor de opvolging van het contract gedurende het eerste jaar. Daarnaast hoop ik nog enkele mooie projecten te realiseren met klanten op vlak van hernieuwbare energie, waar de maatschappij dan ook mee van kan genieten, zoals een school die meer energie produceert dan ze nodig heeft en zo de wijk waarin ze gelegen is mee kan vergroenen”, besluit Hindryckx.

Top 5 maatregelen met het grootste CO2-besparingspotentieel 1. Stookplaatsrenovatie 2. Relighting/relamping 3. Zonnepanelen 4. Warmtekrachtkoppeling 5. Muurisolatie Top 5 meest aangevraagde maatregelen klimaatsubsidies binnen de zorg 1. Stookplaatsrenovatie 2. Isoleren leidingen 3. Dakisolatie 4. Vervangen pompen 5. Isoleren pompen/kranen/hydraulica

Met behulp van VEB zal Stad Geel via een energieprestatiecontract maar liefst 45 procent op haar elektriciteitsverbruik en 18 procent op haar aardgasverbruik besparen. Op de foto vlnr.: Erwin Van Damme, expert gebouwbeheer energie stad Geel, Stijn Valgaeren, sectormanager grondgebonden zaken stad Geel, Stijn Trappeniers, projectleider energie-efficiëntie VEB en Frederik Christiaens, manager energie-efficiëntie VEB.

klimaat en omgeving - ecoTips 19.1

23


Nieuw distributiecentrum van ALDI in Turnhout krijgt BREEAM Outstanding certificaat Tekst: Hilde De Wachter Op 15 januari opende ALDI zijn gloednieuw distributiecentrum in Turnhout. Dit nieuwe gebouw moet het oudste distributiecentrum van ALDI in België, gelegen in Rijkevorsel, vervangen. De retailer kiest, in tegenstelling tot een aantal concurrenten, nog altijd voor een decentrale aanpak van zijn logistiek.

M

et het nieuwe gebouw in Turnhout, laat ALDI zich meteen van zijn duurzaamste kant zien: het gebouw kreeg het certificaat BREEAM Outstanding. Volgens de retailer is het daarmee het duurzaamste industriegebouw van België.

50 miljoen euro investering Het nieuwe gebouw is gelegen op een site met een oppervlakte van 12 ha. Het magazijn zelf is 41.000 m2 groot (ten opzichte van 28.800 m2 in Rijkevorsel) en vergde 50 miljoen euro investering. Ook alle personeelsleden uit Rijkevorsel maakten de overstap en komen in een gloednieuw kantoorgebouw terecht. Frank Vissers, Managing Director van ALDI Turnhout, wijst erop dat het bedrijf blijft groeien en dat een verhuis en uitbreiding dus noodzakelijk waren. “Bovendien is de keuze voor regionale verankering, ook een duurzame en sociaal verantwoorde keuze”,

aldus Vissers. “Het zijn de mensen die het verschil maken in een onderneming. Werk in eigen regio is dus belangrijk. En we besparen daarmee jaarlijks meer dan 7 miljoen transportkilometers, die onze vrachtwagens anders van en naar een centraal gelegen distributiecentrum zouden moeten rijden. Van de 27 trekkers die voor ALDI Turnhout rondrijden, werden er recent 8 vervangen door nieuwe met de strenge EURO 6 norm.” Vissers wijst er verder op dat de vrachtwagens altijd volledig geladen rijden. Ze brengen alle afval van de plaatselijke winkels mee naar het ‘milieu-eiland’ in Turnhout. Daar wordt alle afval gesorteerd, in balen geperst en naar verwerkers getransporteerd. Organisch afval wordt door een verwerker gecomposteerd. ALDI gebruikt voor het transport op paletten trouwens geen krimpfolie maar herbruikbare rubberen rekkers, om op die manier het gebruik van kunststoffen verpakkingen te verminderen. 90 duurzaamheidsparameters voor BREEAM Tijdens de officiële opening op 15 januari kregen de aanwezigen ruimschoots de tijd om alle hoeken en kanten van het gebouw te bekijken, tot op het dak. Daar installeerde de retailer zo’n 4.077 zonnepanelen, goed voor

een vermogen van 1.100 kWp. De helft van de dakoppervlakte wordt erdoor ingenomen. De jaarlijkse opbrengst wordt geschat op 1 miljoen kWh wat overeenkomt met 359 ton uitgespaarde CO2 of het jaarverbruik aan elektriciteit van 285 gezinnen. De zonnepanelen springen dan misschien het meest in het oog, om een BREEAM Outstanding certificaat te halen is er meer nodig. Koen Piessens, Manager Logistiek bij ALDI Turnhout, en Erik Winters, Managing Director bij ALDI Zemst, weten er alles van. “Om aanspraak te kunnen maken op een BREEAM certificaat, moet je rekening houden met zo’n 90 verschillende parameters. En die hebben ook een zware impact op het bouwproces. Zo hebben wij de bestaande bomen op het terrein zo veel als mogelijk behouden en beschermd. En de groenzones rond de gebouwen, zijn uiteraard aangeplant met streekeigen groen. Deze werken stonden trouwens onder toezicht van een erkend ecoloog.” De keuze van de bouwmaterialen, is een ander aspect dat voor BREEAM erg belangrijk is. “Voor elk bouwmateriaal is er een LCA (levenscyclusanalyse) nodig en kozen we voor het materiaal met de laagste impact. Dat lijkt evident maar dat is het niet. Ook van verpakkingsmaterialen die op de werf toekwamen, moesten wij bijvoorbeeld de herkomst kennen. Zo is elk stukje hout dat gebruikt werd, FSC-gecertificeerd.” ALDI stopte het volledige gebouw ook in een digitaal model om op die manier

Het nieuwe duurzame en BREEAM gecertificeerde distributiecentrum van ALDI in Turnhout, met rechts vooraan het nieuwe kantoorgebouw, aan de achterkant van het magazijn de koelcel en op de helft van het dakoppervlak de zonnepanelen.

24

ecoTips 19.1 - klimaat en omgeving


energieverliezen maar ook andere parameters, op voorhand te kunnen definiëren en de nodige maatregelen te nemen. BREEAM verstrengde in 2016 zijn parameters om een certificaat te halen. ALDI Turnhout is het eerste gebouw dat sinds die verstrenging het Outstanding certificaat krijgt. Gevraagd naar de moeilijkste te nemen klip op weg naar BREEAM-certificatie, is Koen Piessens duidelijk: “De juiste aannemer aan boord halen, is het aller moeilijkste. Want niet alleen het management of de ingenieurs van de aannemer moeten doordrongen zijn van het belang van BREEAM en de manier waarop ze te werk moeten gaan. Ook de mensen op de werf moeten overtuigd zijn van de processen en de werkwijze. Dat is een hele uitdaging maar in Turnhout zijn we er wel in geslaagd.” Vloerverwarming en CO2-koeling Omdat ook een aangenaam werkklimaat belangrijk is, koos de retailer in het magazijn zelf voor vloerverwarming onder een geluidsarm uitgevoerde vloer. De vloerverwarming wordt gevoed met de restwarmte die de koelcel produceert. De verwarming met mogelijkheid tot bijverwarming maakt gebruik van twee grote warmtevaten. De koelinstallaties werken niet met traditionele koelmiddelen maar maken gebruik van CO2. Het gebouw heeft natuurlijke lichtinval via ramen op hoogte langs de muren en de LED-verlichting is bewegingsgestuurd. Omwille van de grote

oppervlakte wordt het gebouw onderbroken door een brandmuur, zodat de wettelijk verplichte compartimentering gewaarborgd kan worden. Om lekken in de waterbevoorrading snel op te sporen, werden sensoren op de kranen geïnstalleerd. Indien er in een bepaalde regio te veel water verbruikt wordt, geeft het systeem een alarm. Het gebouw is volledig intelligent uitgevoerd. Zo stuurt het zonneenergiesysteem de laadprocessen van de elektrische heftrucks. Op het moment dat de zonnepanelen veel elektriciteit opwekken, worden de heftrucks maximaal geladen om de energie zo veel mogelijk intern te gebruiken. Ook de koelcel wordt op die manier aangestuurd. De producten in de koelcel worden overdag tot de toegelaten minimumtemperatuur gekoeld zodat er ’s nachts, wanneer de zonnepanelen niets produceren, minder gekoeld moet worden. Andere milieumaatregelen Nog een paar andere milieumaatregelen die in het oog springen: onder het milieu-eiland en onder de personeelsparking bevinden zich twee hemelwaterbuffers die bij hevige regenval het water moeten opvangen. Alle apparatuur in het kantoorgebouw, dat naast het magazijn gelegen is, heeft de strengste energielabels. Er werd gekozen voor materialen die zo weinig mogelijk VOC’s (vluchtige stoffen) uitstoten. Voor het personeel werd er verder geïnvesteerd in een personeelsplan met focus op alternatieven voor de wagen.

BREEAM en/of LEED Steeds meer organisaties kiezen ervoor om bij bouw of renovatie van een gebouw te gaan voor een certificaat. Dat kan BREEAM of LEED zijn en er bestaan ook nog andere, minder bekende, certificaten. BREEAM certificeerde wereldwijd al meer dan 100.000 gebouwen en werd ontwikkeld in het Verenigd Koninkrijk. De certificaten worden ofwel in het VK ofwel in Nederland uitgereikt. Het systeem heeft verschillende niveaus, van 1 tot 5. Zelfs in niveau 1 doet een bedrijf het al beter dan wat de wet voorschrijft. Er zijn 9 categorieën waar BREEAM rekening mee houdt richting certificatie: gezondheid, energie, transport, water, materialen, afval, landgebruik & ecologie, en vervuiling. LEED is de tegenhanger van BREEAM in de Verenigde Staten en wordt doorgaans meer gekozen door bedrijven met een Amerikaanse link of hoofdzetel. Soms kiezen organisaties voor een dubbele certificatie: BREEAM en LEED. De doelstellingen van beide zijn immers vergelijkbaar. De regels en de toepassing van de regels, zijn wel anders. www.breeam.com https://new.usgbc.org/leed

Vlaams minister van Energie, Lydia Peeters, inspecteert de zonne-installatie op het ALDI distributiecentrum: “Onze woningen en bedrijfsgebouwen zijn samen goed voor zeker een derde van ons totale energieverbruik en CO2uitstoot. Energetische renovaties en duurzame nieuwbouw zijn daarom van groot belang.”.

klimaat en omgeving - ecoTips 19.1

25


Een voordeliger krediet voor wie duurzame doelstellingen behaalt Tekst: Katrien Van Miert BNP Paribas Fortis en de Belgische groep Interparking zorgden in de herfst van 2018 voor een primeur. Voor het eerst werd er in België een groene kredietfaciliteit (Green Revolving Credit Facility) afgesloten. Als Interparking tegen 2020 bepaalde duurzaamheidsdoelstellingen behaalt, verlaagt BNP Paribas Fortis de transactiemarge van het krediet: een win-winsituatie voor de parkeergigant, de maatschappij én de bank zelf.

D

e financiële instellingen hebben een belangrijke rol te spelen in de strijd tegen de klimaatverandering. De investeringen van nu bepalen immers de CO2uitstoot van de toekomst. Tijdens de Bizzclub Ethisch Beleggen die ecoTips in het najaar van 2018 organiseerde, kwamen diverse banken die hier sterk op inzetten hun groene spaar- en belegformules voorstellen. Nu gaat BNP Paribas Fortis nog een stapje verder door kredietmarges rechtstreeks aan het al dan niet behalen van specifieke duurzame doelstellingen te koppelen. Interparking, één van de grootste Europese uitbaters van parkeergarages, is het eerste bedrijf dat in België zo’n Green Revolving Credit Facility bij de bank afsluit. CO2 Neutral label

Adviesbureau CO2Logic speelt al sinds 2008 een belangrijke rol in het ambitieuze duurzaamheidsbeleid van Interparking. Medeoprichter en CEO Antoine Geerinckx legt uit: “Onze organisatie reikt het ‘CO2 Neutral’-label uit aan bedrijven die hun CO2-uitstoot berekenen, reduceren en compenseren. Enkel partijen die ingrijpende inspanningen leveren kunnen hier aanspraak op maken. Sinds 2015 wordt het certificaat gevalideerd door Vinçotte. Bovendien is het volledig in lijn met de internationale PAS2060-standaard. Het CO2 Neutral-label garandeert dus niet alleen dat bedrijven reële klimaatinspanningen

leveren, maar biedt ook de kans om holle klimaatslogans te doorprikken.” In dit kader berekent CO2Logic elk jaar de ecologische voetafdruk van alle parkings en kantoorgebouwen van Interparking. Geerinckx: “Daarnaast bekijken we uiteraard hoe het bedrijf het nóg beter kan doen, bijvoorbeeld door verlichting te vervangen, woon-werkverkeer te optimaliseren, beter te recycleren, geavanceerde domoticaen verluchtingssystemen te installeren, enzoverder. De CO2-uitstoot die Interparking – voorlopig – niet kan reduceren, wordt tenslotte gecompenseerd door gecertificeerde klimaatprojecten in ontwikkelingslanden te ondersteunen.” Eerste groene lening

Op tien jaar tijd legde Interparking al een lange weg af, maar de groene ambities van het bedrijf zijn nog steeds groot. Dat charmeerde ook het team van BNP Paribas Fortis. Communicatie-expert Valéry Halloy vertelt: “Via een duurzaamheidsconferentie kwamen we in contact met een CO2Logicconsulent die ons meer vertelde over het duurzaamheidsbeleid van Interparking. Het toeval wil dat het bedrijf op datzelfde moment ook een kredietaanvraag voor 80 miljoen euro bij ons had lopen. Zo kwamen we op het idee om de klimaatvriendelijke doelstellingen van Interparking aan de lening te koppelen. Ons voorstel werd meteen enthousiast onthaald en even later zaten we samen aan tafel om de concrete voorwaarden te bespreken.”

ecoTips 19.1 - klimaat en omgeving

• Directe emissies van eigen en gecontroleerde bronnen: verwarming, koelsystemen en wagenpark • Indirecte emissies van eigen en gecontroleerde bronnen: elektriciteitsverbruik en stadsverwarming (in Duitsland en Polen) • Indirecte broeikasgassen gegenereerd door de werking van het bedrijf: woon-werkverkeer en professionele verplaatsingen,…

Externe beoordeling

Ook CO2Logic werd meteen bij het project betrokken. Het bureau was immers perfect geplaatst om op een onafhankelijke manier te beoordelen of Interparking de afgesproken doelstellingen

De financiële instellingen hebben een belangrijke rol te spelen in de strijd tegen de klimaatverandering. De investeringen van nu bepalen immers de CO2-uitstoot van de toekomst.

26

behaalt. Op regelmatige basis rapporteert CO2Logic aan BNP Paribas Fortis over de prestaties van 428 parkings verspreid over 9 landen (België, Nederland, Duitsland, Frankrijk, Spanje, Roemenië, Polen, Italië en Australië). Concreet neemt het adviesbureau volgende uitstootvormen onder de loep:

Valéry Halloy van BNP Paribas Fortis: “Momenteel voorziet BNP Paribas Fortis zo’n 10 miljard euro voor duurzame financieringen binnen de 17 thematieken van de Sustainable Development Goals (SDG’s) van de VN.”


Indien Interparking er tegen 2020 in slaagt om de CO2-voetafdruk per voltijdse werknemer met 30 procent te doen dalen én het energieverbruik per parkeerplaats met 20 procent kan reduceren, zal BNP Paribas Fortis de transactiemarge van het krediet zo’n 10 procent verlagen. Hiernaast zal de bank de korting alleen doorvoeren indien Interparking het ‘CO2 Neutral’-certificaat blijft behouden in alle verschillende landen waar de groep actief is. Nieuwe trend?

Roland Cracco, CEO van Interparking, is alleszins zeer tevreden. Hij beschreef het initiatief eerder als een heuse mijlpaal en ziet groene financieringen stilaan uitgroeien tot een nieuwe trend. BNP Paribas Fortis speelt hier alvast sterk op in. Enkele maanden geleden richtte de bank een gespecialiseerd ‘Sustainable Business Competence Center’ op. Deze afdeling adviseert grote bedrijven en openbare instellingen over duurzaam ondernemen en ontwikkelt nieuwe groene financiële producten en diensten. Ondertussen verleende de bank bijvoorbeeld al groene leningen aan Ores en Aquafin waarbij de ter beschikking gestelde fondsen enkel gebruikt kunnen worden voor milieuvriendelijke investeringen. Deze mogelijkheid bestaat trouwens ook voor particulieren. Zij kunnen

Indien Interparking er tegen 2020 in slaagt om de CO2-voetafdruk per voltijdse werknemer met 30 procent te doen dalen én het energieverbruik per parkeerplaats met 20 procent kan reduceren, zal BNP Paribas Fortis de transactiemarge van het krediet zo’n 10 procent verlagen. Hiernaast zal de bank de korting alleen doorvoeren indien Interparking het ‘CO2 Neutral’-certificaat blijft behouden in alle verschillende landen waar de groep actief is.

bijvoorbeeld een groene lening afsluiten voor energiebesparende woningrenovaties. Aan Bpost kende BNP Paribas Fortis - samen met ING Belgium, Belfius en KBC - voor een periode van vijf jaar een duurzaam krediet van 300 miljoen euro toe. De marges worden elk jaar opnieuw vastgelegd op basis van de Environmental-, Social- and Governance-prestaties (ESG) van het postbedrijf. Daarnaast heeft BNP Paribas Fortis ook groene en sociale obligaties. Momenteel voorziet de bank zo’n 10 miljard euro voor duurzame financieringen binnen de 17 thematieken van de Sustainable Development Goals (SDG’s) van de VN. Antoine Geerinckx van CO2logic kan deze evolutie enkel toejuichen: “Dit soort kredietfaciliteiten zal de transitie naar een CO2-arme maatschappij stimuleren en de competitiviteit vergroten van bedrijven die zich fors inzetten voor het klimaat. Een bank als BNP Paribas Fortis heeft dus een belangrijke hefboom in handen. Bovendien brengen leningen aan duurzame bedrijven vaak ook minder risico’s met zich mee. Ze zijn minder gevoelig voor de ecologische taksen die waarschijnlijk ook de komende jaren zullen toenemen en hebben extra kaarten in handen om op lange termijn gezond te blijven. Daarnaast verlaagt een bank ook zijn eigen indirecte CO2-uistoot door te kiezen voor duurzame investeringen.”

Antoine Geerinckx van CO2Logic: “Het CO2 Neutral-label garandeert niet alleen dat bedrijven reële klimaatinspanningen leveren, maar biedt ook de kans om holle klimaatslogans te doorprikken.”

klimaat en omgeving - ecoTips 19.1

27


Groen gas en WKK: Efficiënt op weg naar een duurzaam 2050 Waterstof en biomethaan centraal Tekst: Lies Bamelis, United Experts Donderdagmorgen, 7 februari 2019. Terwijl er zich weer duizenden jongeren klaarmaken om naar een klimaatmars te trekken in Leuven en andere steden, troepen er een honderdvijftigtal ietwat ‘oudere studenten’ samen in de Kolonie in Merkplas om ook over duurzaamheid te spreken en te leren. Onderwerp van de dag: de verduurzaming van ons gasgegeven. En of er gas werd gegeven…

heel Europa in zijn kinderschoenen. Vanuit Fuel Cells & Hydrogen (FCH) worden de mogelijkheden van dit gas – indien duurzaam opgewekt – nog eens benadrukt: 1. Het kan eenvoudig bijgemengd worden in het huidige aardgasnet 2. Het geeft mogelijkheden voor het bufferen en opslaan van energie 3. Door de brede toepasbaarheid kan het in verschillende sectoren ingezet worden

et feit dat de studiedag in een mum van tijd uitverkocht was gaf al aan dat er veel interesse is in het onderwerp vanuit verschillende hoeken en sectoren. Het publiek bestond uit zowel middenveldorganisaties, overheden, adviesbureaus en bedrijven afkomstig uit onder andere de voedings-, metaal- en afvalverwerkende industrie. Vanwaar die grote interesse? We zitten op verschillende groengas-vlakken op een kantelpunt in Vlaanderen en Europa: waterstof en biomethaan.

Waar staat de EU de dag van vandaag? Het hart van de productie van (groen) waterstofgas is de elektrolyse waarin (groene) elektriciteit gebruikt wordt voor het omzetten van water in waterstof (H2) en zuurstof (O2). In 2011 startten de eerste demo’s met een capaciteit van 0.1 MW, vandaag worden er installaties met een capaciteit van 10 MW gebouwd. Deze laatste installaties worden voorzien bij grote energieverbruikers zoals de staalindustrie. Indien de elektriciteit voor de elektrolyse afkomstig is van een groene bron zoals wind of water, nemen zij een enorme stap in de vergroening van hun productie. Door het realiseren van de schaalvergroting, zijn de kosten voor deze ‘electrolysers’ de laatste jaren aanzienlijk afgenomen. Toch wil de Europese Unie verder blijven inzetten op het verbeteren van de technologie om enerzijds de kosten nog verder te drukken, en anderzijds het kennisniveau dat nu aanwezig is in Europa te kunnen behouden. Europa is namelijk nummer 1 in de wereld in deze technologie.

H

Het potentieel van deze stromen is enorm (zie Figuur 1): in totaal jaarlijks 1.200.000 GWh in Europa, waarvan ongeveer 80 procent op het conto van biomethaan en 20 procent op dat van waterstof. Onverwacht is wel dat het gros van het potentieel niet in de transportsector te halen is (beperkt tot ongeveer benutting van 5 procent van het totale potentieel), maar wel uit verwarming en stroomopwekking (ong. 60 procent).

Lies Bamelis is één van de adviesverleners binnen de United Experts groep. Haar focus ligt in het ondersteunen van bedrijven die willen groeien via innovatie. Die ondersteuning bestaat uit zowel de zoektocht naar en aanvragen van mogelijke subsidies, het strategische meedenken en uitwerken van kosten-batenanalyses, als het opmaken van bijhorende vergunningsaanvragen.

Waterstof Op het eerste ‘groen gas’-vlak zitten we met heel Europa op een kantelpunt – het waterstofgas. Dit gas – of beter gezegd, de technologie om ze duurzaam op te wekken en te benutten – staat momenteel binnen

Figuur 1: (bron: EBA en ECOFYS)

28

ecoTips 19.1 - klimaat en omgeving


Het toepassen van waterstof voor het verwarmen van gebouwen is ook vandaag al mogelijk door de installatie van een kleine brandstofcel. Deze toestellen kunnen via een elektrochemisch proces warmte en elektriciteit opwekken met een hoog rendement en weinig emissies: het aardgas wordt in eerste instantie omgezet naar waterstof, wat dan op zijn beurt zal reageren met zuurstof waardoor er elektriciteit en warmte gevormd wordt. Deze technologie vindt ook stilaan in Vlaanderen zijn toegang tot de markt, al geeft FCH wel mee dat het financieel voorlopig enkel haalbaar is voor kleinverbruikers met een hogere oorspronkelijke energiekost. Op Vlaams niveau neemt de Colruyt-group op verschillende vlakken het pionierschap op zich wat betreft waterstof en ‘power-2-gas’. Zij willen in hun projecten hun overschot aan groene stroom (van windenergie) omzetten naar waterstof en deze bijmengen in het bestaande aardgasnet. Het waterstofpotentieel voor Vlaanderen werd door WaterstofNet onderzocht in opdracht van het Vlaamse Energie Agentschap (VEA). Uit deze studie blijkt dat er tegen 2050 een realistisch waterstofverbruik kan zijn van zo’n 950 kTon waterstof per jaar voor zowel transport, industrie als verwarming. Belangrijke kanttekening hierbij is dat voor het opwekken van dit waterstof op basis van groene energie er jaarlijks ongeveer 57 TWh aan hernieuwbare energie nodig is. Onrealistisch, zo blijkt, waardoor voor dit scenario de import van hernieuwbare energie (of waterstof) niet te mijden lijkt. Biomethaan Dat andere groengas waar we op een kantelpunt zitten is het biomethaan. Biomethaan wordt gemaakt uit biogas, veelal afkomstig uit het omzetten van afvalstromen, mest en energiegewassen in vergistingsinstallaties. Na de opzuivering (verwijdering van CO2 en andere onzuiverheden) is de kwaliteit van het biomethaan evenwaardig aan deze van het aardgas van fossiele bronnen waardoor het gewoon op het aardgasnet geïnjecteerd kan worden. Uit de toelichting van het Europese Biogas Agentschap (EBA) blijkt duidelijk dat Vlaanderen zeker wat betreft biomethaan een inhaalbeweging moet realiseren om op gelijke voet te komen met andere landen in WestEuropa. In 2017 waren er in Europa al 540 werkende installaties waarin biogas opgewerkt werd tot biomethaan. Dit biomethaan is gelijkwaardig aan aardgaskwaliteit maar dus van hernieuwbare oorsprong en daardoor groen gas. Van deze 540 installaties was er in 2017 geen enkele gelegen in België. Het uitblijven van de biomethaaninstallaties in Vlaanderen is hoofdzakelijk te wijten aan het kip-of-het-ei-syndroom : er wordt pas concrete wetgeving opgesteld wanneer er

Figuur 2: overzicht van het aantal biomethaan-installaties (per miljoen inwoners) (Bron EBA)

voldoende interesse is vanuit de sector, en er zal pas voldoende interesse komen vanuit de sector als er een wetgevend kader is. Om die patstelling te doorbreken heb je pioniers nodig – die blijken we in Vlaanderen eindelijk gevonden te hebben in het project van IOK. Welk soort wetgeving is er dan nodig om het vergroenen van ons gasnet te ondersteunen? Een zeer belangrijk kader, is een systeem waarbij ‘garanties van oorsprong’ (GO’s) gegarandeerd kunnen worden. Deze GO’s maken immers het geïnjecteerde biomethaan verhandelbaar door de handel in de GO’s. Het biomethaan kan daardoor op punt X geïnjecteerd en op punt Y gevaloriseerd worden zonder de echte fysieke verkoop van het gas. Perfect vergelijkbaar met onze welgekende groene stroom. Op Europees niveau bestaat voor het handelen in GO’s van groen gas het European Renewable Gas Registry (ERGAR) die een aantal nationale en regionale systemen aan elkaar koppelt. In Vlaanderen hebben we recent (sinds november 2018) ook een vergelijkbaar systeem via gas.be. dat opgezet is als een ‘proof of concept’ rond het IOK-project door de Vlaamse gasoperatoren. Het systeem van gas.be is volledig vrijwillig, maar werkt wel met zowel Proof of Origin en Proof of Sustainability voor elk injectiepunt. Deze aanpak moet ervoor zorgen dat het systeem ook zal kunnen intakken op het Europese ERGAR-systeem. Eens dat lukt zou het in principe moeten kunnen om biomethaan uit Vlaanderen te valoriseren in bijvoorbeeld Zweden.

Een tweede belangrijk kader is uiteraard de financiële incentive om te veranderen van het huidige stramien naar de injectie van biomethaan in het aardgasnet. Vandaag wordt het biogas in Vlaanderen hoofdzakelijk gevaloriseerd op de site van de biogasinstallatie zelf door de verbranding in een WKK-motor voor de productie van (groene) stroom en (groene) warmte. Door het huidige certificatensysteem (zowel wat betreft groene stroom als groene warmte) is dit momenteel financieel nog steeds de meest interessante oplossing. Voor het opwerken van biogas tot biomethaan geeft Vlaanderen al enkele jaren vanuit het VEA ondersteuning door een investeringssubsidie, aan te vragen via de jaarlijkse call ‘groene warmte’. Ook IOK maakte gebruik van deze subsidie om het financiële plaatje van hun project rond te krijgen. Deze investeringssteun, in combinatie met de opbrengsten van het verhandelen van de hogergenoemde GO’s moet voorlopig de kosten dekken voor de Vlaamse biomethaanproducenten. In de andere Europese biomethaanlanden bestaan er andere systemen. Deze gaan van gelijkaardige investeringssubsidies over productiesubsidies (feed-in tarifs of premies, vergelijkbaar met het certificatensysteem) tot zelfs consumptiesubsidies in Zweden. Hoe dit zal evolueren in Vlaanderen is vandaag nog onduidelijk, al lijkt het een minimale vereiste om de ondersteuning voor groen gas en groene stroom/warmte dermate gelijk te trekken totdat er een eerlijke financiële afweging tussen beide valorisatiepistes bekomen kan worden. klimaat en omgeving - ecoTips 19.1

29


Open air - cereals & maize Open air - vegetables Orchards (olive, grape, fruit)/ Agro forestry

CROP

ANIMAL

Pig Production Dairy - extensive/grazing; intensive Poultry Production

Groen gas binnen het circulaire model Circulaire economie is één van de modewoorden tegenwoordig, en ook hier kan biomethaan een mooie rol spelen. Het summum van elke Vlaamse biogasproducent met een vloot zoals bijvoorbeeld de intercommunales bestaat er immers uit om hun eigen (afval)ophaling te kunnen organiseren op basis van hun eigen biogas (biomethaan) als brandstof. De cirkel is dan rond. In verschillende andere landen in Europa (o.a. Nederland en Duitsland) hebben ze de cirkel al kunnen sluiten. In Vlaanderen staan we daar nog eventjes vanaf, maar ook hier wordt er hoopvol naar de eerste pioniers uitgekeken. Wat betreft de biogassector in Vlaanderen moet er evenwel eveneens rekening gehouden worden met die andere cirkel waarbinnen de biogassector werkt. Stel dat zowel het GO-systeem als het financieel model ‘up and running’ zijn binnen Vlaanderen, dan zou dit mogelijk nog geen garantie geven op een ommezwaai richting biomethaan. De sector heeft immers de groene warmte (welke geproduceerd wordt via de verbranding in de WKK-motor) eveneens nodig

PROCESSING

Anaerobic Digestion / Agro-energy Byproduct processing

voor de productie van hoogwaardigere bodemverbeterende middelen (BVM) vanuit het digestaat. Via deze BVM kan er verzekerd worden dat de nutriënten stikstof (N) en fosfor (P) en koolstof (C) steeds terug terechtkomen op de Vlaamse gronden. Vanuit de sector is er reeds veel onderzoek verricht naar het verder optimaliseren van deze digestaatproducten, om ze steeds beter af te stemmen op de noden en vraag van de Vlaamse gronden. Zo lopen er verschillende Vlaamse en Europese projecten, o.a. het H2020 Nutri-2-Cycle project waarin de biogassector als belangrijke schakel gezien wordt voor de recuperatie van C-N-P binnen de landbouwsector (zie CNP-cirkel voorgesteld in Figuur 2). De impact van het wegnemen van de groene warmte van het biogas op deze CNP-cirkel, zou resulteren in het veel lokaler (moeten) afzetten van de BVM’s met verhoogde nutriëntendruk en daardoor afzetkosten tot gevolg. Of de overstap naar de productie van groen gas voor een biogasinstallatie al dan niet haalbaar is, zal uiteindelijk ook (sterk) mee bepaald worden door de lokale randvoorwaarden van de installatie.

Figuur 3: CNP-cirkel die onderzocht wordt binnen het Nutri-2-Cycle project

What’s next? Dat het belang van de garanties van oorsprong (GO’s) niet te onderschatten is voor de valorisatie van het biomethaan moge duidelijk zijn. Dit werd aan het einde van de studiedag door Vlaams Minister van Energie Lydia Peeters eveneens onderstreept door aan te geven dat er vanuit de Vlaamse overheid nu ook daadwerkelijk een systeem van GO’s opgezet zal worden. Als het aan gas.be ligt, dan zullen in dit systeem niet enkel de GO’s van biomethaan meegenomen worden, maar eveneens deze van andere energiedragers: groene warmte, groen H2 en groen Bio-LNG. EDF Luminus opperde dan weer de noodzaak om niet enkel de producent van groene warmte en energie te belonen, maar zeker ook de projectontwikkelaars mee(r) te motiveren voor het implementeren van de technologieën op basis van groen gas. Hoe dan ook – om de Europese doelstellingen van 32 procent hernieuwbare energie te halen tegen 2030, zal er ongetwijfeld nog veel gas door de leidingen moeten stromen, maar zoals blijkt uit deze studiedag nemen we geleidelijk aan stappen in de goede richting.

Nutri-2-Cycle is een Europees project dat gesteund wordt binnen het Horizon 2020 innovatieprogramma. De focus van het project ligt op het sluiten van de koolstofen nutriëntenkringloop tussen de akkerbouw en de veeteelt, waarbij anaërobe vergisting als een verwerkingsstap kan functioneren. De huidige Europese Landbouw wordt nog altijd gekenmerkt door een hoge uitstoot van broeikasgassen en een grote mate van inefficiëntie als het gaat om de terugwinning van koolstof en het hergebruik van de nutriënten voor planten (N en P). Door een ketenbenadering van landbouwbedrijf tot de eindgebruiker, waarbij zowel gewerkt wordt rond het uitwerken van nieuwe bedrijfsmodelen en technieken, marktbevraging en mogelijkheden tot labelling van de bekomen eindproducten, wil het project het verschil maken en de kringloop sluiten. Het project brengt vooraanstaande experts op het gebied van nutriëntencycli samen, die eerder ook al actief betrokken waren bij voorgaande nationale en Europese projecten, alsmede bij de EIP-focusgroep voor nutriëntenrecycling, gecoördineerd door de Europese Commissie.

30

ecoTips 19.1 - klimaat en omgeving


Marlex is meer dan een klassiek advocatenkanto Architects, een partner voor ondernemingen met gezo

Ons team is multidisciplinair samengesteld waar zijn/haar eigen expertise beschikt.

Marlex is meer dan een klassiek advocatenkantoor. Wij zijn Legal Architects, een partner voor ondernemingen met Het team ‘Omgeving’ binnen Marlex begeleidt gezonde ambitie.

van het omgevingsrecht:

u bij de

Ons team is multidisciplinair samengesteld waarbij eenieder over zijn/haar eigen expertise beschikt.

• Bodem en materialen

www.marlex.be

Dirk Martensstraat 23 – 8200 Brugge Dirk Martensstraat 23 – 8200 Brugge

Tel.: 050/8320 203636 Tel.:050/83 050/8320 2038 38 –– Fax: Fax: 050/83 advocatenkantoor@marlex.be advocatenkantoor@marlex.be

Het team ‘Omgeving’ binnen Marlex begeleidt u bij • Overheidsopdrachten en -contracten decomplexe materie van het omgevingsrecht: • Bodem materialen recht & pacht • en Argrarisch • Overheidsopdrachten • Handhavingen -contracten • Argrarisch recht & pacht • Onteigeningen • Handhaving • Hernieuwbare energie • Onteigeningen • Hernieuwbare energie

Dankzij multidisciplinaire samenwerking binnen Dankzij onze onze multidisciplinaire samenwerking binnen hetwe kantoor, we ook in de en fiscale en ook hebben expertise inexpertise de fiscale burgerrechtelijke burgerrechtelijke domeinen. aspecten van deze domeinen.

De volgende editie van ecoTips gaat over

ECOKNOWLEDGE kennis, opleidingen, netwerken, innovatie, ecodesign

verschijnt 11 juni

teken nu in!

h


Gelijk�jdig met

27-28 maart 2019 Antwerp Expo

REGISTER

NOW! REGISTREER VOOR GRATIS TOEGANG MET CODE: 2012 via www.maintenance-expo.be Main Media Partners:

32

Knowledge Partners:

ecoTips 19.1 - klimaat en omgeving

Media Partners:


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.