Nieuws
JUNI 2016
Woonwagenbewoners in actie bij het stadskantoor
woning raakt, maar ook het privéen gezinsleven, omdat de woonwagen onderdeel is van de cultuur en zo deel uitmaakt van de identiteit van woonwagenbewoners. “Een beleid dat zorgt voor te weinig standplaatsen vormt een inbreuk op het privé- en gezinsleven en raakt de bewoners in het hart.” Paulus Jansen, wethouder Wonen en Ruimtelijke Ordening van de gemeente Utrecht, ziet de noodzaak van een woonwagen wat minder: “Ik denk dat de woonwagencultuur niet zo erg afhangt van zo’n wagen. Je kunt met je familie ook bij elkaar in woningen gaan wonen.” Hij vindt het bijzonder dat de woonwagenbewoners een cultuur hebben, maar die zit volgens hem niet alleen in de woning. “Zo’n wagen lijkt als twee druppels water op een woning. Hij rijdt tegenwoordig niet meer, maar staat vast op een plek. In essentie is het dus een vrije woning in de sociale huursector. En die hebben we bijna niet in Utrecht.” Positie woonwagenbewoners In Nederland gold er zo’n tachtig jaar een speciale wetgeving voor woonwagenbewoners. In 1999 werd die afgeschaft. In Den Haag besloten ze dat een aparte wetgeving discriminatie in de hand hielp. Sindsdien vallen woonwagenbewoners onder de verantwoordelijkheid van gemeenten en worden ze door overheidsinstanties niet meer gezien als een minderheidsgroep. Dat is volgens Huijbers onjuist. “In mijn ogen, maar ook binnen de Raad van Europa en de VN, moet deze groep wel als een minderheid worden gezien die extra aandacht nodig heeft.” Ook het College voor de Rechten van de Mens benadert de woonwagenbewoners als een minderheidsgroepering, iets wat de gemeente Utrecht niet doet. Zij ziet de woonwagenbewoners als ‘gewone burgers met een bijzondere woonwens’. Wethouder Jansen laat weten dat het oordeel van een minderheidsgroepering juridisch niet bleek te kloppen. “Wij bieden daarnaast wel degelijk mogelijkheden voor de woonwagenbewoners, zo
voorzien wij als gemeente met 137 plekken relatief de meeste standplaatsen in Nederland.” Toch zien ook de woonwagenbewoners zichzelf anders. “Ik werk nu al tien of twaalf jaar bij burgermensen en ik merk dat wij toch echt verschillend zijn”, vertelt Henk over zijn werk als aannemer. “Wij zijn veel directer, denken wat rechtlijniger. Ik zie mij echt wel anders dan de gemiddelde burger.” Het feit dat ze nu op de Unesco-lijst staan als immaterieel erfgoed geeft erkenning. “Wij krijgen nu meer aandacht. Zo zijn we een keer op het journaal geweest, maar staan we nu bijvoorbeeld ook in de belangstelling van de advocatuur.” Voor de wethouder verandert die status niets: “Het feit dat de woonwagencultuur op de lijst staat heeft mijn visie of het woonwagenbeleid dat wij hanteren niet veranderd. Het blijft gewoon een groep mensen met een bijzondere woonwens.”
“Mijn wc is nog groter dan haar slaapkamer” Tekort aan standplaatsen De woonwagenbewoners willen graag meer standplaatsen. In de jaren 1984 tot 1990 werd het regionale kamp aan de Huppeldijk ontruimd, sindsdien zijn er volgens hen geen standplaatsen meer vrijgekomen. “De plekken zijn alleen verplaatst”, zegt Wout. Doordat het zo lastig is om aan een standplaats te komen, gaan kinderen in schuurtjes of caravans op de plek van hun ouders wonen. “Maar dat wordt steeds moeilijker, die schuurtjes mogen niet meer”, verklaart Henk. Daarom woont de dochter van Wout nog thuis, ze is 26 jaar. Henk: “Normaal gesproken had ze al drie kinderen gehad en was je opa.” Een schaterlach volgt. Ook zijn 23-jarige dochter woont nog thuis. Aangezien hij aannemer is, kon hij een
9
Het interieur van een woonwagen aan de Ina Boudier Bakkerlaan
verdieping op hun wagen bouwen. “Zo heeft ze nu in ieder geval een eigen slaapkamer.” Mo woont samen met de dochter van Wout in een flatje op één hoog in Overvecht. “Mijn dochter wordt gillend gek daar, daarom zit ze elke dag bij ons”, vertelt Wout ietwat lachend. “Nee, echt hoor. Mijn wc is nog groter dan haar slaapkamer.” Vroeger ging dat wel anders vertellen de mannen. “Vroeger liep je een nacht weg met je meissie, dan wist iedereen dat het aan was. Daarna kocht je een woonwagen en zette je hem op de hoek bij je ouders. Nu kan je wel leuk weglopen en een woonwagen kopen, maar die hoek is er niet meer.” Geen ruimte om te groeien In 2006 gaf het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) een brochure uit als leidraad voor gemeenten voor het handhaven van woonwagenlocaties. Twee beleidsvarianten die hierin worden gegeven, zorgen voor ophef. Zo wordt het ‘nuloptiebeleid’ uit de brochure door verschillende instanties benoemd als het uitsterf beleid. Dat beleid houdt in dat woonwagenstandplaatsen die vrijkomen niet opnieuw worden verhuurd maar verdwijnen. De gemeente laat weten geen uitsterf beleid te voeren: ‘Niet bijbouwen is juridisch iets anders dan uitsterven’. Huijbers noemt het woonwagenbeleid van de gemeente Utrecht een soort verkapt af bouwbeleid. In de VROM-brochure is te lezen dat het af bouwbeleid als doel een geleidelijke overgang naar reguliere woonvormen heeft. “Ze bouwen niet direct af, maar het komt er in feite op neer dat het ook niet mogelijk is om als bevolkingsgroep te groeien. Dat is discriminerend, omdat dit bij andere bevolkingsgroepen niet aan de orde is.” Wethouder Jansen vertelt dat zij geen af bouwbeleid hanteren, hoewel er in de algemene stemming van de raad in 2013 is besloten geen verdere uitbreiding van woonwagenstandplaatsen te doen. “Dat we
geen extra standplaatsen meer realiseren, komt in essentie doordat de vraag naar woningen in Utrecht zo groot is dat we efficiënt met onze ruimte moeten omgaan. Ook moeten we zuinig omgaan met ons belastinggeld. Qua grondoppervlakte kunnen we op één standplaats twee woningen realiseren, qua kosten zelfs vier woningen. Ook levert het bouwen van een woonwagenstandplaats altijd discussie op, en dat kost tijd. En tijd kost weer geld.” Woonwagenbewoners hebben geopperd om kleinere standplaatsen te realiseren, omdat zij nu een tweede verdieping op hun wagen kunnen bouwen. De wethouder ziet dat niet zitten: “Wanneer we dat toestaan komen we in situaties die we vroeger hadden: kampen die tot de nok zijn volgebouwd. Ga eens kijken op de kampies die er nu zijn, ze behoren tot de modernste van Nederland. Gemiddeld is een standplaats 220 vierkante meter groot. Wanneer we die vakken kleiner gaan maken, komen we ook in het geding met de brandveiligheid. Je kan die wagens niet rug tegen rug zetten.” Concluderend zegt Henk: “Wij zijn een vergeten groep die het in de media slecht doet. We worden van het kastje naar de muur gestuurd.” Volgens Huijbers is het voor zowel de gemeente als voor de woonwagenbewoners lastig om een constructief gesprek met elkaar aan te gaan. “Wanneer er als woonwagenbewoner niemand naar je luistert, ga je nog harder schreeuwen. Zo kan het vooroordeel van de gemeente weer bevestigd worden. Het wantrouwen houdt elkaar zo in stand: een vicieuze cirkel.” Ook in de samenleving heerst er volgens haar een stereotypering over de
Woonwagenbewoners
woonwagenbewoners. “Er heerst nog steeds een bepaalde angst of onbegrip, maar dat is lastig om aan te tonen. Het is heel ingewikkeld.” De woonwagenbewoners herkennen dit maar al te goed. Daarom willen ze ook liever niet op de foto. Het zoontje van Johanna zit in Leidsche Rijn op school, bij hem mag niemand komen spelen. “Gelukkig heeft hij z’n neefjes nog”, zegt ze. “Dat is dan weer het voordeel van op het kamp wonen.” Ook Henk heeft dagelijks te maken met de vooroordelen. “Eigenlijk moeten we met trots kunnen zeggen dat we woonwagenbewoners zijn, maar we moeten ook onze rekeningen kunnen betalen. Ik loop nu al vier weken met de sleutel op zak van een burgermens. Zodra hij weet dat ik van het kamp kom, krijg ik die sleutel van me leven lang niet meer.”
Er heerst een bepaalde angst Vorige zomer hebben de woonwagenbewoners uit protest tegen het tekort aan standplaatsen een stuk grond bij het Máximapark bezet. Mo stond er ook met de dochter van Wout. De gemeente gaf aan in gesprek te willen gaan. “Op de raadsavond hebben wij mogelijkheden aangedragen”, vertelt Henk. “We kunnen een hele hoop zelf, we hoeven alleen maar een stukje grond aangewezen te krijgen.” Tot nu toe heeft de gemeente nog niet gereageerd op de mogelijkheden. Mo zegt dat wanneer de gemeente voor de zomer nog niets heeft laten horen, ze andere acties ondernemen. “Onze kinderen moeten toch ergens heen kunnen.”
De woonwagenbewoners zijn een groep Nederlanders van overwegend autochtone herkomst die zich van andere Nederlanders onderscheiden door hun specifieke woonvorm. Met de term woonwagenbewoners worden dus geen Roma (zigeuners) bedoeld.