Inleiding
Kinderen grondig voorbereiden op hun (dagelijkse) deelname aan het verkeer is enorm belangrijk. Het verkeer is immers niet aangepast aan kinderen. Tussen de vele auto’s, vrachtwagens en bussen vallen kinderen nauwelijks op. Het is daarom uitermate belangrijk dat kinderen zelf leren hoe ze gevaarlijke situaties kunnen herkennen en vermijden. Vandaar dat verkeersopvoeding een belangrijk onderdeel van de basisschool vormt.
Fluo wil de leerlingen op een zo efficiënt mogelijke manier de kennis en inzichten rond verkeer laten verwerven waardoor er maximale oefentijd vrijkomt om de kennis en inzichten toe te passen. Veilig deelnemen aan het verkeer leer je immers het beste door praktijkervaring op te doen.
Fluo focust op actieve verkeerslessen op maat van je omgeving. Regelmatig ga je aan de slag met foto’s en observaties uit de eigen schoolomgeving of bespreek je de vergelijking tussen illustraties in de methode en de eigen ervaringen en verkeersomgeving.
Fluo maakt in de methode gebruik van een uitgebreid aanbod visueel materiaal. Alle foto’s en video’s zijn gemaakt in de Vlaamse verkeerssituatie.
De verkeersvaardigheid tussen kinderen verschilt grondig naarmate zij al of niet (dagelijks) actief deelnemen aan het verkeer. Daarom is Kai er met adaptieve individuele leerpaden, zodat elke leerling vanuit zijn of haar eigen achtergrond op maat begeleid wordt om de doelen te bereiken.
Fluo deelt een leerjaar op in verschillende thema’s: schoolomgeving, passagier, voetganger, fietser en mobiliteit.
Voor elk thema verloopt de opbouw op dezelfde manier:
- Je start met een digitale opwarmreeks. In dit adaptieve traject wordt de voorkennis van de leerlingen opgefrist en maken ze via verkennende oefeningen of video’s kennis met de nieuwe leerstof.
- Voor wie niet digitaal aan de slag kan, voorziet Fluo een alternatieve opwarmactiviteit. Die vind je als Fluomoment kort omschreven in de handleiding. Deze lesfiche en de eventuele bijhorende materialen vind je terug op Kabas.
- Vervolgens krijg je een lessenreeks van één of meerdere lessen waarin de centrale doelen van het thema aangeleerd worden.
- Na de lessen maken je leerlingen de digitale oefenreeks. Hierin tonen ze aan dat ze de doelen van het thema beheersen. Ze krijgen hiervoor opnieuw een adaptief oefeningenaanbod. Nadat de leerlingen voor alle doelen van het thema voor hun leerjaar aangetoond hebben dat ze die verworven hebben, zijn ze klaar voor de praktijklessen.
- Deze oefenreeks geldt als evaluatiemoment. Voor wie liever een klassieke papieren toets afneemt, is deze beschikbaar op Kabas.
- In de praktijklessen krijgen de leerlingen eerst uitgebreid de kans om de vaardigheden te verwerven op een parcours. Elke les bevat meerdere opstellingen, waaruit je als leerkracht een keuze kan maken of waarmee je een combinatie kan opstellen.
- Bij thema’s waar geen vaardigheden ingeoefend worden zoals schoolomgeving, vind je een Fluo-actie omschreven in de handleiding. Deze lesfiche en de eventuele bijhorende materialen vind je terug op Kabas.
Fluo volgt de leerlijn van het VSV in de leerlingenmaterialen en maakt voor de praktijklessen gebruik van de activiteiten die het VSV aanbiedt in hun brochures voor de voetgangers- en fietsbrevetten.
We verwijzen hierbij graag naar twee belangrijke sites waarop je meer informatie terugvindt: www.verkeersouders.be, www.verkeeropschool.be/brevetten/
Jaaroverzicht
Rondom de school
Opwarmreeks met Kai 25 minuten
Les 1 De weg naar school 25 minuten
Les 2 Hier speel ik 25 minuten
Les 3 Deze borden helpen mij 25 minuten
Oefenreeks met Kai 50 minuten
Passagier
Opwarmreeks met Kai 25 minuten
Les 1 Mee in de auto 50 minuten
Les 2 Mee met de bus 50 minuten
Oefenreeks met Kai 50 minuten
Voetganger
Opwarmreeks met Kai 25 minuten
Les 1 Hier stap ik 25 minuten
Les 2 Zo doe ik het goed 25 minuten
Les 3 Ik steek over 25 minuten
Les 4 Ik steek over bij een licht 25 minuten
Les 5 Ik laat me zien 25 minuten
Oefenreeks met Kai 50 minuten
Les 6 Zo doe ik het goed 100 minuten
Les 7 Oversteken op het zebrapad 100 minuten
Fietser
Opwarmreeks met Kai 25 minuten
Les 1 Mijn fiets 25 minuten
Les 2 Op weg met de fiets 25 minuten
Oefenreeks met Kai 50 minuten
Les 3 Met de fiets aan de hand 100 minuten
Les 4 Opstappen en afstappen 100 minuten
Rondom de school
Themaoverzicht Rondom de school
Opwarmreeks met Kai 25 minuten
Fluo-moment in de klas 25 minuten
Les 1 De weg naar school 25 minuten
Les 2 Hier speel ik 25 minuten
Les 3 Deze borden helpen mij 25 minuten
Oefenreeks met Kai 50 minuten
Fluo-actie in de klas 50 minuten
Overzicht opties Fluo-moment
De lesfiches bij deze activiteiten vind je terug op Kabas, samen met alle andere nodige bestanden.
25' De leerlingen maken met Kai kennis met de inhoud van dit thema. Ze herhalen wat ze al weten en maken via verkennende oefeningen of video’s kennis met de nieuwe leerstof.
25' Elke leerling kiest in de digitale sorteertool een groepje van drie foto’s uit waarover hij/zij iets kan vertellen. Zo ga je samen op zoek naar de mogelijke ordeningen van de beelden en breng je de verkeerservaringen van je leerlingen in kaart.
Check altijd Kabas voor het meest recente aanbod.
Opwarmreeks met Kai
Doel en opbouw
De leerlingen maken in het adaptieve leerpad kennis met de inhoud van het thema. Ze herhalen wat ze al weten en maken via verkennende oefeningen of video’s kennis met de nieuwe leerstof.
Enerzijds bestaat de opwarmreeks uit een combinatie van doelen die in de vorige leerjaren al aangereikt werden. Zo frissen de leerlingen die kennis weer even op vooraleer ze erop voortbouwen. Anderzijds biedt de opwarmreeks ook verkennende oefeningen en/of video’s aan die bij de nieuwe doelen in dit thema aansluiten. Zo wordt de voorkennis goed gepeild en worden de leerlingen uitgedaagd voor de lessen die volgen.
Het doel van de opwarmreeks is dus tweeledig: de voorkennis van de leerlingen in kaart brengen, zodat je dit als leerkracht van bij de start van je lessen kan meenemen, en ook de leerlingen motiveren voor het thema.
Praktisch
Zo zet je jouw leerlingen aan het werk:
- Ga naar Kabas.
- Open de inhoudstafel en klik de opwarmreeks aan.
- Ga naar het tabblad ‘leren’.
- Vink de opwarmreeks aan.
- Klaar! Je leerlingen krijgen de opwarmreeks nu in hun overzicht te zien. In jouw resultatenscherm kan je hun prestaties volgen.
De leerlingen krijgen een aanbod op maat van 20 minuten. Doen ze er minder lang over om alle doelen te doorlopen, dan zal de reeks vroeger beëindigd worden. In het andere geval verschijnt voor elke leerling na 20 minuten de melding dat ze de opwarmreeks afgerond hebben en klaar zijn voor de les.
Als leerkracht krijg je in je resultatenscherm een overzicht van de opwarmreeks van elke leerling. Je ziet welke opdrachten ze gekregen hebben en wat hun resultaten waren. Je ziet ook welke instructievideo’s aan bod gekomen zijn, indien een leerling dit te zien kreeg.
Zet de opwarmreeks Rondom de school en Passagier samen open. Beide thema’s zijn opgenomen in werkboekje algemeen en worden na elkaar gegeven. Deze reeksen bevatten een heel beperkte set doelen en vormen dus zeker een haalbare opstart.
Les 1 De weg naar school
Lesdoelen
1. De kinderen kunnen aangeven wat je plaats is in het verkeer naargelang hoe je aan het verkeer deelneemt.
2. De kinderen kennen de basiswoordenschat om verkeerssituaties te benoemen.
3. De kinderen kunnen verkeerssituaties in de eigen omgeving herkennen en benoemen.
Lesmateriaal
- werkboek algemeen p. 2 - 3 - poster 1: alles heeft een naam - powerpoint 1: alles heeft een naam - een klein voorwerp per leerling (bijvoorbeeld een blokje)
Lesverloop
1 Instap
Deze ochtend is iedereen naar school gekomen. Sommigen mee met de auto, anderen misschien te voet of met de fiets.
Hoe noemen we iemand die te voet gaat? (voetganger)
Hoe noemen we iemand die fietst? (fietser)
Hoe noemen we iemand die meerijdt met een auto of bus? (passagier)
Hoe kan je nog naar school komen?
Overloop de mogelijkheden, die zijn afhankelijk van de ligging van je school (landelijk/stedelijk).
Geef elke leerling een blokje of een ander klein voorwerp
Vraag: Wie kwam te voet naar school? Laat die leerlingen hun blokken vooraan samenleggen of op elkaar stapelen. Tel hoeveel het er zijn. Noteer het aantal op het bord of op een briefje bij de blokken.
Doe hetzelfde voor de andere mogelijkheden (met de fiets, met de auto, met de bus ...).
Besluit samen welke optie het vaakst aan bod komt.
Neem het werkboek algemeen op pagina 2 en 3. Bespreek de opdrachten zodat de leerlingen begrijpen wat ze moeten doen. Laat hen voor opdracht 3 naar de blokken vooraan kijken.
2 Kern
Bekijk de foto’s in powerpoint 1. In de powerpoint wordt aan de hand van foto’s de basiswoordenschat rond het verkeer voorgesteld.
Vraag telkens wat je ziet, hoe het noemt. Bespreek ook of het in jullie schoolbuurt (of in de buurt van de woonplaats van de leerlingen) voorkomt.
Voorbeeld:
Hoe noemen we het deel van de weg waar je stapt als voetganger? (de stoep) Ken je ook nog een andere naam hiervoor? (het trottoir)
We spreken in de volksmond ook wel eens over het ‘voetpad’. Dat is verkeerskundig echter niet gelijk aan de stoep, maar wordt eerder gebruikt voor een pad in een park. Daarom gebruikt Fluo altijd de benaming ‘stoep’.
Hoe noemt het deel van de weg waar je fietst? (het fietspad) Mag je ook op een andere plaats fietsen? Mag iedereen dat? (Als kind mag je tot 10 jaar op de stoep fietsen.) Hoe noem je het deel van de weg waar auto’s en bussen rijden? (de rijbaan)
Houd een bespreking op maat van je klas: heb je veel anderstalige leerlingen, dan is het belangrijk om hier grondig bij stil te staan. Zie je uit de opwarmreeks dat je leerlingen de woordenschat reeds vlot beheersen, dan kan je dit gedeelte kort houden en meteen naar de volgende les over gaan.
3 Slot
Koppel vanuit de foto’s in powerpoint 1 terug naar de eigen omgeving: Wat zie je in jullie schoolomgeving? Wat komen de leerlingen tegen die te voet naar school komen? Wat zien de fietsers onderweg? Waar rijden de passagiers voorbij? Let erop dat de leerlingen de juiste naam gebruiken om de verkeerssituaties te bespreken.
Hang poster 1 in de klas op.
Les 2 Hier speel ik
Lesdoelen
1. De kinderen kunnen plaatsen herkennen waar gespeeld kan worden en waar niet.
2. De kinderen kunnen inzien dat er in het verkeer altijd risico’s zijn.
3. De kinderen kunnen hun (spel)gedrag aanpassen aan de omstandigheden.
Lesmateriaal
- werkboek algemeen p. 4 - 5 - powerpoint 2: hier speel ik
Lesverloop
1 Instap
Start een klasgesprek op:
Wie speelt soms op straat?
Waar speel je dan?
Doe je dat alleen of samen met anderen?
Welk spel spelen jullie dan?
Is er veel verkeer rondom jullie?
Laat de leerlingen kort vertellen, maar geef nog niet meteen aan wat goed of net gevaarlijk is.
2 Kern
Neem het werkboek algemeen op pagina 4 en 5. De leerlingen zien er een stuk van een dorp of stad. Bespreek: Als je een tuin hebt, is het het veiligste om in je tuin te spelen weg van het verkeer. Als de leerlingen die in deze omgeving toch buiten willen spelen, welke mogelijkheden zien de leerlingen op de illustratie?
Pagina 4
Hier speel je veilig.
Hier speel je veilig op het gras. Let wel op: speel niet met een bal in de buurt van de vijver. Als je bal in het water valt, probeer die nooit zelf te pakken. Vraag hulp aan een volwassene indien het kan.
Hier speel je veilig.
Pagina 5
Hier speel je veilig.
Hier speel je veilig als dit een speelbos is.
Bespreek:
In de stad heb je vaker een pleintje of parkje waar je kan spelen. Dat komt omdat er vaker appartementen zijn die geen tuin hebben of rijhuizen met een kleiner terras. Op het platteland hebben meer mensen een tuin.
Het is op beide illustraties uiteraard ook veilig om in de tuin van de huizen te spelen. Dit rekenen we hier niet mee gezien het gaat om veilige openbare plaatsen. Het doel van dit lesmoment is vooral dat de leerlingen een zo veilig mogelijke (verkeersvrije) plaats in hun omgeving leren kiezen wanneer ze niet over een speelmogelijkheid in een eigen tuin of over een eigen terras beschikken.
3 Slot
Bekijk de foto’s in powerpoint 2 en laat de leerlingen beoordelen: is dit een veilige plaats om te spelen of niet?
Les 3 Deze borden helpen mij
Lesdoelen
1. De kinderen kunnen verkeerssituaties benoemen aan de hand van de soorten verkeersborden: let op-borden, moet-borden, mag niet-borden en hier is-borden.
2. De kinderen kunnen de betekenis van de soorten verkeersborden verwoorden.
Lesmateriaal
- werkboek algemeen p. 10 - 14 - poster 4: soorten borden - instructievideo: soorten verkeersborden - schaar
Lesverloop
1 Instap
Laat de leerlingen vertellen: Hoe weten je ouders wat ze moeten doen in het verkeer? Wat helpt hen daarbij?
Ongetwijfeld zullen de leerlingen vrij snel verkeersborden noemen. Vertel dat ze vandaag zullen leren over de soorten verkeersborden die er zijn.
2 Kern
Laat de leerlingen hun schaar en hun werkboek algemeen op pagina 13 nemen. Ze knippen de vier kaartjes met de verkeersborden uit.
Bekijk samen de instructievideo
Wie kan de verschillende soorten borden opnoemen?
Laat de leerlingen hun uitgeknipte kaartjes van het werkboek nemen. Omschrijf een bord. De leerlingen steken hun kaartje van het bord dat ze denken dat aan de omschrijving beantwoordt in de lucht. Controleer.
Het bord is rond.
Het vertelt je wat je niet mag doen.
Het bord is blauw. Het vertelt je wat er in de buurt is.
Het bord is niet rond. Het vertelt je waarvoor je moet opletten.
Het bord is blauw.
Het vertelt je wat je moet doen.
Laat de leerlingen de kaartjes op de hoek van hun bank leggen. Ze hebben ze nog nodig in het slot van de les. Ze nemen hun werkboek algemeen op pagina 10. Overloop opdracht 1 en 2 zodat ze de opdracht begrijpen en zet hen individueel aan het werk. Verbeter klassikaal.
Opdracht 3 doe je klassikaal, zodat ze de zinnen niet zelf hoeven te lezen. Lees telkens de opdrachtzin voor en laat hen het juiste bord aankruisen. Vertel erbij dat ze de betekenis van de borden niet hoeven te kennen maar dat ze in jouw omschrijving kunnen horen welk soort bord het is.
Hang poster 4 in de klas op.
3 welk bord is juist? kruis aan.
ik mag hier niet fietsen.
hier is een zebra-pad.
hier moet ik stappen.
let op voor de werken.
Slot
Laat de leerlingen opnieuw hun uitgeknipte kaartjes nemen.
Vertel dat je de betekenis van een aantal veel voorkomende verkeersborden zal opnoemen. Ze steken het kaartje omhoog van het soort verkeersbord dat ze in de omschrijving denken te herkennen.
Hier is een oversteekplaats voor fietsers.
Hier moet je stappen als voetganger.
Let op voor de werken in de buurt.
Hier mag je niet door als voetganger.
Let op: je nadert een kruispunt met verkeerslichten.
Hier moet je rijden als fietser.
Hier is een oversteekplaats voor voetgangers.
Hier mag je niet rijden als fietser.
Overzicht opties Fluo-actie
De lesfiches bij deze activiteiten vind je terug op Kabas, samen met alle andere nodige bestanden.
50' De leerlingen tonen met Kai dat ze de doelen van dit thema beheersen. Ze oefenen op hun niveau tot ze minstens 75% scoren op elk doel.
50' Neem de leerlingen mee op verkenning doorheen de schoolbuurt: welke veilige speelplaatsen zijn er te vinden? Welke verkeersborden komen jullie tegen?
50' De leerlingen gieten de afspraken op school in een verkeersbord en passen zo de soorten verkeersborden toe op het leven op school.
Check altijd Kabas voor het meest recente aanbod.
Oefenreeks met Kai
Doel en opbouw
De leerlingen tonen in het adaptieve leerpad dat ze de doelen van dit thema beheersen. Ze krijgen een individueel leerpad voorgeschoteld tot ze voldoende goed scoren.
De leerlingen kunnen kiezen of ze zelf een doel aanklikken en zo alle doelen afwerken, of ze kiezen voor de blauwe knop ‘ga verder’ links in het scherm. Dan stelt het programma zelf een volgorde van doelen samen die best geschikt lijkt voor de leerling.
Als een leerling de doelen beheerst, dan verandert de ksnapometer bij dat doel. De leerlingen kunnen er nog voor kiezen om expert te worden in het doel maar hebben de basis beheerst.
Wanneer de leerlingen alle doelen voldoende beheersen, veroveren zij een eerste badge. Jij krijgt als leerkracht in jouw resultatenscherm dan te zien dat die leerlingen klaar zijn voor de doe-lessen in de verkeersomgeving.
Expert worden is niet nodig om veilig de rijbaan op te kunnen. Het biedt wel extra inoefenkansen voor de leerlingen om verder te herhalen en de simulaties opnieuw te spelen. Wie expert is in alle doelen van een thema, verdient nog een extra badge.
Praktisch
Zo zet je jouw leerlingen aan het werk:
- Ga naar Kabas.
- Open de inhoudstafel en klik de oefenreeks aan.
- Ga naar het tabblad ‘leren’.
- Vink de oefenreeks aan.
- Klaar! Je leerlingen krijgen de oefenreeks nu in hun overzicht te zien. In jouw resultatenscherm kan je hun prestaties volgen.
Als leerkracht krijg je in je resultatenscherm een overzicht van de oefenreeks van elke leerling. Je ziet welke opdrachten ze gekregen hebben en wat hun resultaten waren.
Je ziet ook welke instructievideo’s aan bod gekomen zijn, indien een leerling dit te zien kreeg.
Themaoverzicht Fietser
Opwarmreeks met Kai 25 minuten
Fluo-moment in de klas 25 minuten
Les 1 Mijn fiets 25 minuten
Les 2 Op weg met de fiets 25 minuten
Oefenreeks met Kai 50 minuten
Les 3 Met de fiets aan de hand 100 minuten
Les 4 Opstappen en afstappen 100 minuten
Overzicht opties Fluo-moment
De lesfiches bij deze activiteiten vind je terug op Kabas, samen met alle andere nodige bestanden.
25' De leerlingen maken met Kai kennis met de inhoud van dit thema. Ze herhalen wat ze al weten en maken via verkennende oefeningen of video’s kennis met de nieuwe leerstof.
25' De leerlingen verkennen het thema fietser in enkele video’s en vergelijken met hun eigen fietservaringen.
Check altijd Kabas voor het meest recente aanbod.
Opwarmreeks met Kai
Doel en opbouw
De leerlingen maken in het adaptieve leerpad kennis met de inhoud van het thema. Ze herhalen wat ze al weten en maken via verkennende oefeningen of video’s kennis met de nieuwe leerstof.
Enerzijds bestaat de opwarmreeks uit een combinatie van doelen die in de vorige leerjaren al aangereikt werden. Zo frissen de leerlingen die kennis weer even op vooraleer ze erop voortbouwen. Anderzijds biedt de opwarmreeks ook verkennende oefeningen en/of video’s aan die bij de nieuwe doelen in dit thema aansluiten. Zo wordt de voorkennis goed gepeild en worden de leerlingen uitgedaagd voor de lessen die volgen.
Het doel van de opwarmreeks is dus tweeledig: de voorkennis van de leerlingen in kaart brengen, zodat je dit als leerkracht van bij de start van je lessen kan meenemen, en ook de leerlingen motiveren voor het thema.
Praktisch
Zo zet je jouw leerlingen aan het werk:
- Ga naar Kabas.
- Open de inhoudstafel en klik de opwarmreeks aan.
- Ga naar het tabblad ‘leren’.
- Vink de opwarmreeks aan.
- Klaar! Je leerlingen krijgen de opwarmreeks nu in hun overzicht te zien. In jouw resultatenscherm kan je hun prestaties volgen.
De leerlingen krijgen een aanbod op maat van 20 minuten. Doen ze er minder lang over om alle doelen te doorlopen, dan zal de reeks vroeger beëindigd worden. In het andere geval verschijnt voor elke leerling na 20 minuten de melding dat ze de opwarmreeks afgerond hebben en klaar zijn voor de les.
Als leerkracht krijg je in je resultatenscherm een overzicht van de opwarmreeks van elke leerling. Je ziet welke opdrachten ze gekregen hebben en wat hun resultaten waren. Je ziet ook welke instructievideo’s aan bod gekomen zijn, indien een leerling dit te zien kreeg.
Zet de opwarmreeks Rondom de school en Passagier samen open. Beide thema’s zijn opgenomen in werkboekje algemeen en worden na elkaar gegeven. Deze reeksen bevatten een heel beperkte set doelen en vormen dus zeker een haalbare opstart.
Les 1 Mijn fiets
Lesdoelen
1. De kinderen kunnen aangeven dat ze moeten gebruikmaken van een veilige fiets.
2. De kinderen kunnen de voornaamste delen van een fiets benoemen.
3. De kinderen kunnen aangeven aan welke voorwaarden een (kinder)fiets moet voldoen.
Lesmateriaal
- werkboek fietser p. 2 - 4 - poster 9: mijn fiets en ik - powerpoint 4: delen van de fiets
Lesverloop
1 Instap
Bekijk de foto’s in powerpoint 4. Laat de leerlingen het fietsonderdeel benoemen.
2 Kern
Laat de leerlingen hun werkboek fietser nemen op pagina 2. Maak opdracht 1 geleid. Lees de naam van het fietsonderdeel voor (of laat een leerling die dit al kan lezen, voorlezen). Laat de leerlingen verbinden met de plaats op de fiets. Maak ook opdracht 2 geleid zodat de leerlingen niet struikelen over de taal.
Opdracht 3 en 4 kunnen de leerlingen zelfstandig verwerken. Overloop de opdrachten en zet hen aan het werk.
Hang poster 9 in de klas op.
3 Slot
Geef de leerlingen de taak om hun eigen fiets na deze les te controleren.
Het is zinvol om een fietscontrole op school uit te voeren. De VSV heeft hiervoor een mooi Actiepakket ontwikkeld voor scholen. Dit is kant-en-klaar materiaal om een fietscontrole te organiseren en om de leerlingen de wettelijk verplichte uitrustig van een fiets bij te brengen. Je kan deze controle ook uitvoeren als voorbereiding op een klasuitstap met de fiets.
Les 2 Ik fiets op de weg
Lesdoelen
1. De kinderen kunnen aangeven dat ze als kind op de stoep mogen fietsen.
2. De kinderen kunnen het belang van het dragen van een fietshelm en een fluohesje verwoorden en ernaar handelen.
3. De kinderen kunnen correct fietsgedrag benoemen.
Lesmateriaal
- werkboek fietser p. 5 - 6 - poster 10: op weg met de fiets
Lesverloop
1 Instap
Start een kort klasgesprek op:
Rijden jullie vaak met de fiets?
Rijden jullie op de stoep of op het fietspad?
Draag je altijd een fluohesje en een fietshelm?
Wat is er anders op de stoep als fietser dan als voetganger? (Je rijdt sneller dus er kan sneller een gevaar optreden zoals voetgangers die de oprit verlaten of een auto die van de oprit komt. )
Wat is er hetzelfde? (Het is even belangrijk om goed zichtbaar te zijn met een fluohesje. Het is ook even belangrijk om goed op te letten en voor en langs je te kijken.)
2 Kern
Laat de leerlingen hun werkboek fietser nemen op pagina 5.
Bespreek de uitrustig van de fietser bij opdracht 1.
Waarvoor is een fluohesje belangrijk? (om ervoor te zorgen dat anderen jou goed zien)
Waarvoor is een fietshelm belangrijk? (om je hoofd te beschermen als je valt)
Laat de leerlingen de namen noteren.
Bespreek vervolgens de illustraties bij opdracht 2. Wat doen de fietsers en doen ze het goed of fout? Laat de leerlingen aankruisen bij elke prent.
Hang poster 10 in de klas op.
De fietsers rijden te dicht bij elkaar, dat is gevaarlijk. Je houdt afstand zodat je veilig kan remmen als er plots een gevaar of hindernis opduikt.
Het kind kijkt naar de auto naast zich en is daardoor afgeleid. Dat is gevaarlijk want zo zal het het gevaar/de hindernis (de kat) misschien niet tijdig opmerken.
Dit kind doet het goed. Het kijkt voor zich en remt voor de voetganger. (Bij de fietsers in beweging staan er witte streepjes na de fiets die de beweging aangeven, bij deze fietser geven de zwarte lijntjes aan dat de fietser aan het remmen is.)
Dit kind doet het goed.
Dit kind remt niet tijdig voor de man met zijn hond. Dat is gevaarlijk en dus fout.
Deze kinderen doen het goed: ze houden afstand.
Laat de leerlingen opdracht 3 zelfstandig maken.
3 Slot
Laat enkele leerlingen verwoorden wat de belangrijkste afspraken zijn waar ze zich als fietser op de stoep aan houden. Ze gebruiken de poster als leidraad.
Dit is de laatste les van het thema fietser vooraleer je naar de parcourslessen overgaat. Zet op Kabas de oefenreeks Fietser open voor je leerlingen indien je dat nog niet deed. Wanneer alle leerlingen 75 % bereikt hebben op de doelen, weet je dat ze klaar zijn om op een veilige manier aan de parcourslessen deel te nemen.
Bekijk de scores in je leerkrachtenoverzicht. De leerlingen die veel moeite hadden met bepaalde doelen of die de 75% nog niet bereikten, voorzie je tijdens de parcourslessen van extra begeleiding.
Overzicht opties Fluo-actie
De lesfiches bij deze activiteiten vind je terug op Kabas, samen met alle andere nodige bestanden.
50' De leerlingen tonen met Kai dat ze de doelen van dit thema beheersen. Ze oefenen op hun niveau tot ze minstens 75% scoren op elk doel.
1
Oefenreeks
100' In deze praktijkles oefenen de leerlingen de vaardigheid om met de fiets aan de hand te stappen en de fiets daarbij onder controle te houden.
Opstappen en afstappen
100' In deze praktijkles oefenen de leerlingen het door middel van snelheid en evenwicht opstappen, en het vertrekken met de fiets zonder opnieuw een voet op de grond te moeten zetten. Vervolgens leren ze ook beheerst stoppen en afstappen.
Check altijd Kabas voor het meest recente aanbod.
Oefenreeks met Kai
Doel en opbouw
De leerlingen tonen in het adaptieve leerpad dat ze de doelen van dit thema beheersen. Ze krijgen een individueel leerpad voorgeschoteld tot ze voldoende goed scoren.
De leerlingen kunnen kiezen of ze zelf een doel aanklikken en zo alle doelen afwerken, of ze kiezen voor de blauwe knop ‘ga verder’ links in het scherm. Dan stelt het programma zelf een volgorde van doelen samen die best geschikt lijkt voor de leerling.
Als een leerling de doelen beheerst, dan verandert de ksnapometer bij dat doel. De leerlingen kunnen er nog voor kiezen om expert te worden in het doel maar hebben de basis beheerst.
Wanneer de leerlingen alle doelen voldoende beheersen, veroveren zij een eerste badge. Jij krijgt als leerkracht in jouw resultatenscherm dan te zien dat die leerlingen klaar zijn voor de doe-lessen in de verkeersomgeving.
Expert worden is niet nodig om veilig de rijbaan op te kunnen. Het biedt wel extra inoefenkansen voor de leerlingen om verder te herhalen en de simulaties opnieuw te spelen. Wie expert is in alle doelen van een thema, verdient nog een extra badge.
Praktisch
Zo zet je jouw leerlingen aan het werk:
- Ga naar Kabas.
- Open de inhoudstafel en klik de oefenreeks aan.
- Ga naar het tabblad ‘leren’.
- Vink de oefenreeks aan.
- Klaar! Je leerlingen krijgen de oefenreeks nu in hun overzicht te zien. In jouw resultatenscherm kan je hun prestaties volgen.
Als leerkracht krijg je in je resultatenscherm een overzicht van de oefenreeks van elke leerling. Je ziet welke opdrachten ze gekregen hebben en wat hun resultaten waren.
Je ziet ook welke instructievideo’s aan bod gekomen zijn, indien een leerling dit te zien kreeg.
Les 3 Met de fiets aan de hand
Lesdoelen
1. De kinderen kunnen zich bewegen binnen een afgebakende ruimte zoals de opdracht voorschrijft.
2. De kinderen beschikken over voldoende reactiesnelheid en evenwichtsbehoud om zich met de fiets aan de hand voort te bewegen.
Lesmateriaal
- opdracht tik-tak-boem:
• blinddoek
• balletje
• voldoende fietsen - opdracht rekkertjesrace:
• stoepkrijt
• rekkertjes
• voldoende fietsen - parcours fietsestafette:
• zes kegels
• stoepkrijt
• twee houten balkjes
• fluitje
• twee doosjes (bijvoorbeeld botervlootjes)
• voldoende fietsen - parcours met de fiets in de hand kom je door gans het land:
• twintigtal kegels
• stoepkrijt
• enkele fietsen
Vooraf
Tref alle voorbereidingen voor de parcours op de speelplaats, zodat je leerlingen meteen aan de slag kunnen.
Voor lesfase 2.3 heb je begeleiders nodig. Nodig bijvoorbeeld enkele collega’s of verkeersouders uit.
in samenwerking met:
Lesverloop
1 Instap
In deze parcoursles oefenen de leerlingen om vlot met de fiets aan de hand te stappen. Dit is een belangrijke basisvaardigheid. Deze les maakt gebruik van lesactiviteiten uit het educatief pakket ‘fietsbrevet brons’ van het VSV.
2 Kern
Indien dat nog niet gebeurde, bouw een parcours voor Fietsestafette en Met de fiets in de hand kom je door gans het land op de speelplaats. Start met de opdracht Tik-tak-boem of Rekkertjesrace
2.1 Tik-tak-boem en Rekkertjesrace
2.1.1 Tik-tak-boem
Eén leerling staat geblinddoekt bij jou. De andere leerlingen staan verspreid op de speelplaats met de fiets aan de hand. Eén van de leerlingen krijgt een balletje. Als je ‘start’ zegt, geven de leerlingen het balletje aan elkaar door terwijl ze rondstappen met hun fiets. De geblinddoekte leerling zegt: ‘tik, tak, tik, tak …’ Op een willekeurig moment mag hij ‘boem’ zeggen. De leerlingen die op dat moment het balletje vast heeft, verliest en neemt de plaats in van de geblinddoekte leerling.
in samenwerking met:
2.1.2 Rekkertjesrace
Teken met krijt twee rechthoeken op de grond op 20 meter van elkaar. Dit zijn de kampen.
Duid vijf leerlingen aan als standbeeld en geef ieder standbeeld een aantal rekkertjes mee. Verspreid de standbeelden over de ruimte op minstens vijf meter van elkaar. De overige leerlingen verdeel je in twee ploegen tegenover elkaar.
De standbeelden staan dus tussen de ploegen in. Eén leerling van beide ploegen blijft in het kamp, hij/zij gaat de rekkertjes ontvangen van de ploeggenoten.
De andere leerlingen stappen met de fiets aan de hand naar een standbeeld en krijgen een rekkertje. Dat rekkertje brengen ze naar ‘de ontvanger’ van hun ploeg die in hun kamp staat en vertrekken daarna naar een volgend standbeeld. Tijdens het halen en brengen mogen de leerlingen elkaar niet raken. Gebeurt dit wel, dan brengen ze hun rekkertje naar jou en telt het punt niet.
De ploegen proberen zoveel mogelijk rekkertjes te verzamelen binnen de vijf minuten
in samenwerking met:
2.2 Fietsestafette
Teken twee lijnen op vijftien meter van elkaar. Teken voor elke groep een rechte lijn, zet de kegels klaar en leg de balkjes
Verdeel de klas in twee groepen. De helft van elke groep gaat achter de startstreep staan met de fiets aan de hand, de andere helft zet zich aan de overkant achter de streep. De eerste leerlingen achter de startstreep hebben een doosje op hun zadel liggen. Op het fluitsignaal vertrekken deze twee leerlingen en leggen ze het parcours af zonder dat het doosje valt. Valt dit toch dan moeten ze opnieuw beginnen. Als ze aan de overkant aankomen, geven ze het doosje door aan de eerste leerling van hun groep. Deze leerling zet het doosje op zijn/haar zadel en legt op zijn/haar beurt het parcours (in de andere richting) af. Zo gaat het spel verder tot alle leerlingen het parcours hebben afgelegd. De groep die het snelst was, is gewonnen
in samenwerking met:
2.3 Met de fiets in de hand kom je door het ganse land
Teken een startlijn en zet om de twee meter van deze startlijn geschrankt een kegel. Doe dit voor de beide groepen.
Verdeel de klas in twee groepen. Zet de leerlingen aan de kegels en laat één leerling per groep aan de startlijn starten met de fiets aan de hand. De leerlingen moeten aan de overkant geraken door de fiets door te geven. De achterste leerling heeft de fiets vast aan de rechterkant. Vervolgens stapt hij/zij tot aan de linkerkant van de leerling voor hem/haar en geeft de fiets door. De leerling die nu de fiets heeft, geeft die door via de rechterkant van de leerling voor hem/haar.
Zo gaat het verder tot de leerlingen in dit ‘treintje’ tot aan de overkant van de ruimte zijn. De groep die eerst met de fiets aankomt, heeft gewonnen
3 Slot
Hou een korte klassikale bespreking. Laat de leerlingen hun ervaringen verwoorden.
in samenwerking met:
Les
4
Opstappen en afstappen
Lesdoelen
1. De kinderen kunnen zich bewegen binnen een afgebakende ruimte zoals de opdracht voorschrijft.
2. De kinderen kunnen de fiets op- en afstappen.
3. De kinderen kunnen met voldoende stuurvastheid en evenwicht fietsen.
4. De kinderen kunnen met de fiets vertrekken, sturen en afremmen.
Lesmateriaal
- parcours tikkertje fiets:
• vier kegels - parcours wisselende opstap:
• fluitje
• voldoende fietsen - parcours hoepelverovering:
• evenveel hoepels als leerlingen
• fluitje
• voldoende fietsen - parcours 1-2-3 fietsen:
• stoepkrijt
• voldoende fietsen - parcours kegelrace:
• zes kegels
• fluitje
• stoepkrijt
• voldoende fietsen - parcours hoepel op:
• vijf hoepels
• fluitje
• voldoende fietsen
Vooraf
Tref alle voorbereidingen voor de parcours op de speelplaats, zodat je leerlingen meteen aan de slag kunnen.
in samenwerking met:
Lesverloop
1 Instap
In deze parcoursles oefenen de leerlingen het opstappen en vertrekken, en het stoppen en afstappen. Deze les maakt gebruik van lesactiviteiten uit het educatief pakket ‘fietsbrevet brons’ van het VSV.
2 Kern
2.1 Opstappen en vertrekken
Indien dat nog niet gebeurde, bouw een parcours voor Tikkertje Fiets, Wisselende opstap en Hoepelverovering op de speelplaats.
2.1.1 Tikkertje fiets
Zet de vier kegels in een vierkant van zeven op zeven meter.
De leerlingen spelen een tikspel binnen de vier kegels. Je duidt een tikker aan die bij jou komt staan. De rest van de leerlingen verspreidt zich over het speelveld. Als je start zegt, mag de tikker in het speelveld gaan en andere leerlingen aantikken. Als een leerling aangetikt is, moet hij op handen en knieën zitten. Andere leerlingen kunnen hem bevrijden door op zijn/haar rug te zitten en terug af te stappen. De tikker mag geen leerling aantikken die op de rug van een andere leerling zit.
Het spel stopt als alle leerlingen aangetikt zijn.
in samenwerking met:
2.1.2 Wisselende opstap
Alle leerlingen stappen willekeurig rond met hun fiets aan de hand in de ruimte. Bij het fluitsignaal stappen de leerlingen op hun fiets, zetten zich even op hun zadel en stappen langs de andere kant weer af. Ze staan nu aan de andere kant van hun fiets. Ze stappen opnieuw rond in de ruimte. Bij het volgende fluitsignaal stappen de leerlingen opnieuw op en langs de andere kant af. Deze opdracht kan je enkele keren herhalen.
2.1.3 Hoepelverovering
Verspreid de hoepels over de ruimte.
De leerlingen fietsen tussen de hoepels. Op het fluitsignaal, stoppen de leerlingen, stappen van hun fiets, zetten hem op zijn staander en gaan met twee voeten in een hoepel staan. Er mag maar één leerling in een hoepel staan. Je neemt telkens een hoepel weg. De leerling die niet in een hoepel staat, valt af
in samenwerking met:
2.2 Stoppen en afstappen
Indien dat nog niet gebeurde, bouw een parcours voor 1-2-3 fietsen, Kegelrace en Hoepel op op de speelplaats.
2.2.1 1-2-3 fietsen
Teken een startstreep op twintig meter van de muur.
Eén leerling staat met zijn/haar gezicht tegen de muur terwijl de andere leerlingen naar hem/haar toe fietsen. De leerling bij de muur roept ‘1-2-3-fietsen’ en draait zich daarna om. De leerlingen op de fiets moeten nu stilstaan met een voet op de grond. De leerling aan de muur mag iedereen die hij nog zag bewegen, terugsturen naar de startstreep. Wie als eerste de muur heeft bereikt, neemt de plaats aan de muur in.
2.2.2 Kegelrace
Teken een startstreep en zet de kegels op tien, vijftien en zeventien meter van de startstreep. Laat acht meter plaats tussen de twee groepen.
Verdeel de leerlingen in twee groepen die achter de startstreep staan. Op het fluitsignaal vertrekt de eerste leerling van elke groep en rijdt tot de eerste kegel. Hier stapt hij/zij af en stapt met de fiets aan de hand tot de volgende kegel. Aan deze kegel stapt hij/zij terug op, rijdt hij/zij rond de kegel en terug naar de startstreep, waar hij/zij de fiets doorgeeft aan de volgende leerling. De eerste groep die volledig binnen is, wint
in samenwerking met:
2.2.3 Hoepel op
Verspreid de hoepels over de ruimte.
Verdeel de klas in twee groepen. De helft neemt de fiets, de andere helft staat even aan de kant. De leerlingen fietsen door de ruimte en wanneer ze een fluitsignaal horen, moeten ze zo snel mogelijk naar een vrije hoepel fietsen en met hun voorwiel in een hoepel plaatsen. De leerlingen die geen vrije hoepel vinden, vallen af en worden vervangen door ‘wachtende leerlingen’ die nog niet gefietst hebben
3 Slot
Hou een korte klassikale bespreking. Laat de leerlingen hun ervaringen verwoorden.