
23 minute read
INTERVIEW
FLEUR LAMONT
TYPE
Advertisement
Fleur Lamont woont in Oosteeklo, in het Meetjesland, maar kan haar roots niet verloochenen. Op de tanden bijten met een West-Vlaamse tongval, het is een attitude. Eentje waarmee ze soms strijd levert. Driekwart van haar leven voelde ze in de eerste plaats bezorgdheid en verantwoordelijkheid om haar jongere zus met diabetes. En toen kreeg ze het zelf.
TEKST RUBEN DE VOOGHT
FOTOGRAFIE MARCO MERTENS
“Wacht, ik haal de mat. Meestal gebruiken ze hier de achterdeur.” Fleur Lamont is 27 en het is de liefde die haar naar Oost-Vlaanderen bracht. Ze maakte de oversteek recent, in een wagen van het Wit-Gele Kruis. “Koffie? We hebben een machine met prenten, maar je kan kiezen: slap, gewoon of fel.” Ondertussen stuurt Fleur zichzelf bij, nadat het hele huis in alarm lijkt te gaan: “Sorry, ik luister naar de radio via de telefoon en dan gaat het diabetesalarm ook door de boxen. ’t Is lastig, deze ochtend, maar we komen er wel.”

Een paar minuten later en op ruim anderhalve meter afstand van elkaar, begint het gesprek zoals tegenwoordig elk gesprek begint: “We leven in rare tijden, ja. Alles wat nietcorona is, lijkt plots onbelangrijk. Veel anoniem gestorven mensen, drama’s in woonzorgcentra, kwetsbare groepen die nog kwetsbaarder geworden zijn. We hebben als maatschappij nog een pak verwerking voor de boeg.” De uitspraak staat als een huis en krijgt alleen meer gewicht als ze door een thuisverpleegster uitgesproken wordt. “Dat is meteen ook het verschil tussen een emotionele aandoening en pakweg een gebroken been. Gips erop, vier weken krukken, iedereen stuurt een kaartje of bloemen en het is opgelost. Het is voor iedereen eenvoudig. Maar: diabetes zie je niet! Je lijkt niet ongezond, niemand voelt wat je zelf voelt en zodra je het eens helemaal hebt uitgelegd, vinden mensen het wel erg, maar dan is meteen ook je beurt voorbij. Na het eerste medelijden – waarvan trouwens nog nooit één patiënt beter is geworden – moet je er vooral niet te vaak meer over beginnen. Stel je voor dat je het als excuus zou durven gebruiken. Het is moeilijk te beschrijven. Moeilijk voorstelbaar. Het vraagt nochtans veel. Te lage waarden zijn een aanslag op je reserves en dus ook op je lichaam. Die impact is niet meteen weg wanneer je die waarden weer opgekrikt krijgt. Net zoals slaaptekort, veel toiletbezoeken, te hoge nachtelijke waarden, het altijden-eeuwige-ermee-bezig-moeten-zijn … Dan weten mensen dat wel, ze zien het niet. Er is geen gips. Nochtans zou een beetje begrip, een beetje empathie soms welkom zijn. Géén medelijden, hé: begrip. Ik ben heel dat mijn vriend Michiel me zo goed steunt. Hij begrijpt waar ik mee om moet gaan en heeft echt engelengeduld met mij. ”
Fleur haalt haar schouders op en probeert Bob, de met de hand opgevoede kat die als een gek achter een balletje door het huis rent, tot kalmte aan te manen. Tevergeefs. “Laat me misschien beginnen bij het begin. Het jaar 2000. Ik heb een zus die één jaar jonger is. Zij heeft sinds haar zesde diabetes type 1 en ik heb dat altijd als een zeer aanwezige realiteit ervaren, met Fleur Lamont (27) woont samen met haar vriend Michiel, ‘Bob de kat’ en ‘Mika de hond’ in Oosteeklo. Ze is nursingbegeleidster (hoofdverpleegster) bij het Wit-Gele Kruis en kreeg drie jaar geleden de diagnose diabetes type 1. Haar één jaar jongere zus kreeg dezelfde diagnose twintig jaar eerder al, toen Fleur zeven jaar was.
Als verpleegkundige, als familielid van iemand met diabetes én als persoon met diabetes zou ze graag meer begrip zien, naast een grotere maatschappelijke bewustwording.
het beeld van de typische kleine spuitjes met oranje dopje. Als kind weet je veel meer dan volwassenen beseffen, al werd daar niet met veel woorden over gesproken in het gezin. Typisch West-Vlaams zeg je? Goh … Mijn zus en mijn mama vallen liever dood dan dat ze vertellen wat er scheelt, mijn pa en ik zijn dan weer open boeken. Gaandeweg is het laagje lak er ook wel afgegaan. Een beetje. In elk geval, de diagnose van mijn zus is blijven hangen. Ik zie haar nog liggen in dat tralie-bed in het ziekenhuis. Precies een gevangenis. Misschien ligt hier ergens de basis om later verpleegkunde te studeren, met de elementen die ik daarin zelf belangrijk vind: aandacht hebben voor iedereen die betrokken is in elk aspect van een behandeling.”

ZORGVERLENER OF ZUS
“Hoe dan ook: mijn zus voelt een hypo niet aankomen en toen was er van sensors geen sprake. Dat betekent dat ze – kort door de bocht – perfect functioneerde en een minuut later buiten bewustzijn naar het ziekenhuis moest. Als kind en later ook als tiener een paar keer je zus op die manier zien, het trekt krassen op de ziel. Het zorgde voor een soort allesoverheersende bezorgdheid en verantwoordelijkheid. Als twaalfjarige zette ik probleemloos een hypo-kit, dus een noodspuit. Die handeling was het probleem niet, maar de spanning naar dat moment toe, de wetenschap dat ze die hypo niet voelt komen … dat woog echt op mij. Constant.”
De telefoon van Fleur doet haar even het gesprek onderbreken: ‘60’, in een rode cirkel. Een fruitsap later pikt ze de draad weer op. “Mijn zus kreeg veel aandacht, maar daar had ik weinig last van. Bij de bakker was ik solidair door geen snoepje te nemen en we gingen samen een toertje lopen om nog wat te zakken en daarna iets te kunnen eten wat anders niet zou mogen. Diabetes als kind – tot op je twaalfde – is vooral ondergaan. Je ouders regelen dat en je luistert. In de pubertijd verandert dat. Plots zie je ‘gemis’. Dingen die niet mogen. Je vraagt je af waarom jij dat hebt en een ander niet. Een beetje rebellie en de confrontatie met alles wat niet mag. Plus, nog eens, zij voelt een hypo dus absoluut niet komen, hé. Daar vloeien onvermijdelijk conflicten uit: ‘Zeg, zorg jij wel goed voor jezelf? Voel je dat nu echt niet komen?’ Met dan weer een omgekeerd effect … In het vierde middelbaar kwamen we samen in de klas te zitten en werd ik helemaal ‘de zorgdrager’. Een derde ouder. Mijn taak was haar in leven houden, zo voelde ik het aan. ‘Zorgeloos’ werd een abstract begrip. Naar Tsjechië op reis met het gezin? Dan was ik ook daarmee bezig: hoe leg ik in het Tsjechisch uit wat er scheelt? Waar is het dichtstbijzijnde ziekenhuis? Al die energie, al die gedachten die op die manier weggevloeid zijn …”
“Zelfs in haar sms-berichten zag ik de hypo komen. Terwijl zij in Pittem aan een bushalte stond te wachten op de bus waarmee ik van Tielt kwam, stuurden we heen-en-weer. Plots krijg ik geen berichten meer. De bus rijdt die halte voorbij omdat er niemand staat, dus ik brul heel de zaak bijeen om mij er toch uit te laten, loop terug en daar ligt ze. Dan ben je er zelf ook helemaal aan natuurlijk. Een gezonde glycemie is 80-120 terwijl haar laagste meetwaarden dan richting 25 gingen. Met nul reactie een noodspuit zetten, als tiener, bij je eigen zus, daar word je dus heel rap volwassen van.”
Terwijl ze vertelt, herbeleeft Fleur het moment zowat opnieuw. En meteen ook nog een pak andere concrete situaties. “Bij het uitgaan was ik de herder die met de schaapjes onderweg was. ‘Stap op het voetpad, loop onder geen auto, wees voorzichtig …’ En altijd dwars door het café kijken of alles in orde was. Pure stress! Ken je dat gevoel, als de telefoon gaat en je hart slaat een tel over? Elke keer. El-ke-keer. Kortsluiting. Of van niets naar een soort doodskreet, midden in de nacht, dat was elke keer opnieuw ook bij mij een aanslag. Adrenalinestoot en klaarwakker! Bam. Gezond is dat allemaal niet. Na tien jaar was ik op van de diabetesstress. Moe. Na – dan al – jaren in het rood leven, op reserve. Ik voelde me geen persoon meer, alleen nog een
werktuig. Een instrument dat anderen veilig moest houden. En mijn zus in leven.”
In de hoek van de woonkamer gooit Bobje zijn bak met korrels ondersteboven in een poging om zijn balletje niet onder de kast te laten rollen. “Serieus? Bob, jongen …”
“Pas toen onze wegen na het middelbaar scheidden en ik verpleegkunde ging studeren, kwam er afstand. Tot dan hadden wij een relatie van patiënt en zorgverlener. Als pubers en zussen. Na mijn studies heb ik een psychologe opgezocht. Het hele verhaal op tafel gelegd, met een pak tips als resultaat en nadien ging het beter.” Fleur benadrukt tijdens het bijna drie uur durende gesprek meer dan een paar keer dat het zeker niet allemaal kommer en kwel was. “Er zijn ook voordelen aan verantwoordelijkheid durven nemen. Aan maturiteit. Aan ervaring. Ik krijg vandaag kansen die ik, op mijn leeftijd, anders niet zou krijgen. Daar ben ik van overtuigd. En ondertussen bestaan er sensors die mijn zus waarschuwen voor een hypo, dus ze heeft het onder controle en denkt op dit moment zelfs aan kindjes.”
Iets wat voor Fleur voorlopig niet aan de orde is. “Ik zit in het clubje ‘je hebt een moeilijke suiker’. Volgens mij heb ik nog geen week constante waardes gehad. Met een onregelmatig beroep en een late ADD-diagnose zou het ook in de meest perfecte omstandigheden lastig zijn. Nu is het gewoon nog lastiger. Voorlopig niet dus. Mijn eigen diagnose, ondertussen drie jaar terug, was echt een klap. Maar: we zijn nu wel met twee. Bepaalde dingen zijn duidelijker. Ik ken diabetes van toen ik zeven jaar was. Heel mijn jeugd, heel mijn pubertijd, al die zorg voor mijn zus, nadien een verpleegopleiding en toen ik het zelf had, was mijn eerste reactie: wat is me dit, zeg!? Het zelf ervaren is zo anders.”
ONDANKS AL JE DIABETESERVARING ZAG JE DIE DIAGNOSE NIET AANKOMEN?
“In ons gezin bleef je niet thuis, tenzij je geen drie minuten zonder het toilet kon. Vermageren? Dat zal het gevolg zijn van de switch school/ werk. Een leuke bijwerking van meer stress, meer bezig zijn en meer verantwoordelijkheid. Die fles water alweer uit? Ah, maar dat is
gezond, veel drinken. En een nieuwe gewoonte die ik mezelf heb aangeleerd. ’s Nachts jeuk aan voeten en benen? Een allergie, zeker? Of een immuniteitsprobleempje, dat zit in de familie. Zo schoof ik dat voor me uit. Uiteindelijk is er bloed getrokken en kreeg ik op reis in Londen van mijn tante het bericht dat de huisarts me wou bereiken. Eenmaal familie je belt om te zeggen dat een dokter je zoekt, weet je dat het niet goed is. En toch was mijn reactie: ben jij wel zeker? Ik zag er zo tegenop om dat thuis te vertellen. Durf niet te wenen, hé!, zei ik, waarop natuurlijk alle sluizen opengingen.”
VORIG JAAR VIEL HET WOORD ‘DIABURNOUT’ …
“Ja, al kende ik het ook niet. Het werd te veel. Ik kreeg een pomp maar dat vroeg zoveel energie … Bovendien schakelde het gebruik ervan mijn denken uit. De gewoonte om die pen te pakken en te spuiten voor het eten viel weg. Die pomp was onzichtbaar en mijn diabetes werd dat ook. Ik vergat te kalibreren, het onderhoud, die pomp ging 25 keer per dag in alarm, het was te hoog, te laag … Het mag geen obsessie worden, zeggen ze dan, maar ik werd er helemaal simpel van. Je kan dus echt ‘alarmmoeheid’ krijgen hé. Ik voelde me zo teleurgesteld toen ik ze teruggaf. Zo ontgoocheld! Toen, daar, bij het afgeven van de pomp, ben ik gecrasht. Het was gewoon de druppel te veel. Een diaburnout dus. Ondertussen heb ik het weer beter in de hand omdat ik zelf beslis. Omdat ik denk en bijstuur. Om de diaburnout te verwerken ben ik dingen gaan zoeken die ik leuk vind. Zo ben ik opnieuw boeken gaan lezen. Maar ook regelmatig wandelen met Mika, onze tweejarige labrador, helpt me om rust te brengen in mijn hoofd. Maar het blijft lastig, en dan zijn we weer waar we begonnen, omdat zo weinig mensen diabetes kennen en goed inschatten. Ooit waren mijn zus en ik samen onderweg naar het station in Roeselare. Zij begint steeds meer ‘dronken’ te lijken – iets wat iedereen lijkt te denken – en ik vraag voorbijgangers om hulp. Niks. Die link naar diabetes wordt niet gelegd. Nochtans was en is hulp op dat moment meer dan nodig. Bewustwording! Daar niet alleen, hoor. Op een recente ‘Dialoogdag’ rond diabetesonderzoek vond ik het maatschappelijk onbegrip rond mama’s met kinderen die diabetes hebben ook een belangrijk thema. Maar net zo goed probeer ik het onterecht oubollige imago waarmee de thuisverpleging soms kampt, bij te sturen. Ik wil dat doen, ik toon mezelf, ik vertel daarover … En het is oké om gewoon ook eens te janken, hoor. Het is nooit alleen maar eenvoudig. Gewoon ook eens aanvaarden dat het niet lukt, dat mag. Psychologische problemen kunnen echt iedereen overkomen. De kunst is om evenveel begrip en geduld te hebben als bij fysieke problemen en niet het etiket: ‘zwak of gek’ op te kleven.”

CHARCOTVOET: WAAKZAAMHEID GEBODEN
De term charcotvoet doet misschien niet meteen een belletje rinkelen. Een charcotvoet komt dan ook vrij zelden voor, maar het is een ernstige diabetescomplicatie die in een acute fase snel moet behandeld worden. De oorzaak is vaak iets heel banaal. Zo kan een simpele blessure zoals het verzwikken van de voet de aanleiding vormen tot het ontwikkelen van een charcotvoet.
LIEN DIERCKX, PODOLOOG-DIABETESEDUCATOR, KENNISCENTRUM-INFOLIJN, DIABETES LIGA VZW
WAT IS EEN CHARCOTVOET?
Een charcotvoet is een ernstige verwikkeling ten gevolge van diabetesneuropathie (zenuwaantasting). Het is een destructieve inflammatie (ontsteking) van de (middelste) voetgewrichten. De voet is vaak rood, gezwollen, warm en soms pijnlijk. In een later stadium kan ook het onderbeen rood aanslaan en warm aanvoelen. Wanneer een charcotvoet niet tijdig wordt behandeld, kan dit lijden tot een permanente vervorming van de voetgewrichten. Hierdoor wordt de voet moeilijk ‘schoenbaar’ wat, in combinatie met neuropathie, het risico op diabetische voetwonden sterk doet toenemen.
HOE ONTSTAAT EEN CHARCOTVOET?
De aandoening kan spontaan ontstaan, maar kan ook het gevolg zijn van een kleine breuk na een ongeluk. Een charcotvoet ontstaat vaak door een combinatie van overdruk door motorische neuropathie en sensibele neuropathie. Bij motorische neuropathie worden de spieren onvoldoende aangestuurd waardoor een veranderd gangpatroon kan optreden. De voet wordt niet meer correct gepositioneerd waardoor er op verschillende zones van de voet(zool) overdruk ontstaat. Bij sensibele neuropathie wordt de gevoelswaarneming verstoord en de druk niet gevoeld. Door autonome neuropathie kan daarnaast de bloedsomloop in de kleinste bloedvaatjes verstoord zijn. Hierdoor worden de botten brozer en kunnen microfracturen (kleine barstjes) ontstaan. De diagnose van charcotvoet gebeurt op basis van een MRI-scan en wordt best zo snel mogelijk gesteld. Om verdere complicaties te vermijden wordt er vaak beslist om de voet onmiddellijk te behandelen als een charcotvoet, totdat het tegendeel (door de MRI-scan) bewezen is. Een vroegtijdige detectie en behandeling is namelijk cruciaal om de schade aan de gewrichten tot een minimum te beperken.
HET VERLOOP
Het verloop van een charcotvoet kent een acute en stabilisatie/chronische fase.
In de eerste fase (de acute of ‘warme’ fase) is de ontsteking van de gewrichten volop actief. De uiterlijke kenmerken zijn hierbij vaak een warme, rode en gezwollen voet. De warmte en roodheid kunnen zelfs tot in het onderbeen reiken. Een vroegtijdige detectie en behandeling is hier de sleutel tot succes. Vaak kent de charcotvoet juist geen tijdige detectie doordat in de eerste fase nog geen structurele veranderingen zichtbaar zijn. Hierdoor wordt vaak de juiste diagnose gemist. Bij personen met diabetes die lijden FIGUUR 1: Charcotvoet
NORMALE VOET
aan neuropathie moet bij een gezwollen, rode en warme voet, in de eerste plaats gedacht worden aan charcot. Blijft een acute charcotvoet (door een verkeerde diagnose) onbehandeld? Dan kan dit leiden tot de aantasting van de voetgewrichten met blijvende misvormingen tot gevolg. Wanneer de charcotvoet zich afspeelt ter hoogte van de middenvoet kan deze bij aantasting van de gewrichten ‘inzakken’ tot een ‘platvoet’ (zie Figuur 1). De middenvoetsbeentjes liggen dan op de voetbodem, ingestort in een onlogische volgorde.
CHARCOTVOET
De tweede fase (stabilisatie- of chronische fase) In de stabilisatiefase neemt de ontsteking af en beginnen de botdelen langzaam weer aan elkaar te groeien. Helaas wel in de positie die ze tijdens de acute fase, al dan niet correct, hebben aangenomen. De misvormingen in het voetskelet zijn blijvend waardoor de voet moeilijk schoenbaar wordt. De kans op het ontstaan van voetwonden ter hoogte van de drukpunten neemt aanzienlijk toe. De voet dient nog steeds goed beschermd te worden. Orthopedisch schoeisel is een must, net zoals levenslange blijvende controle van de voet.
BEHANDELING VAN EEN CHARCOTVOET
Om verdere vervorming te beperken wordt er onmiddellijk een gipscast aangelegd ter hoogte van de voet en het onderbeen. De druk word op die manier opnieuw herverdeeld om een gelijkmatige belasting ter hoogte van de voetzool te krijgen. De gipscast wordt wekelijks vervangen. Hierbij wordt de temperatuur van de voet en mogelijke voetwonden geanalyseerd en verzorgd. Daarnaast wordt er ook gekeken of er al dan niet, nieuwe drukplekken zijn ontstaan. Het gipsen wordt voortgezet zolang er een temperatuurverschil van 2 graden of meer wordt vastgesteld tussen beide voeten. Een langdurende gipsperiode is dus zeker geen uitzondering. Een snelle behandeling en rust (niet steunen op de voet) zijn de belangrijkste eigenschappen om een charcotvoet met succes te behandelen. Mede door de aanleg van de gipscast kan de rust van de voet gegarandeerd worden. Pijn, zwelling en roodheid nemen dan geleidelijk aan af. Soms is het noodzakelijk om botdeeltjes die voor overdruk zorgen, door middel van chirurgie te verwijderen. Dit kan pas gebeuren als de wonde die al aanwezig zou zijn, compleet genezen is.
WAT NA EEN CHARCOTVOET?
Door de verminderde gevoelswaarneming is het daarna absoluut afgeraden om op blote voeten rond te lopen. Draag dagelijks goed aansluitende schoenen, ook in huis. Controleer telkens de binnen-en buitenkant van de schoen op vreemde voorwerpen. Draag goede kousen (bij voorkeur katoen) zonder naden om extra druk ter hoogte van de huid te voorkomen. Het is raadzaam om op regelmatige basis langs te gaan bij de podoloog. Door de verandering van het voetskelet kan er overdruk op ‘vervormde/oneffen’ zones van de voet ontstaan. Controleer daarom ook zelf dagelijks de voeten en tenen op eeltvorming, rode plekken, blaarvorming of wonden.
Externe hulpstukken zoals zooltherapie, siliconentherapie of vilttherapie kunnen ook soelaas bieden bij een afwijkende teenstand. Je kan hiervoor raad vragen bij een orthopedist of podoloog.
Vaak zijn er blijvende misvormingen waardoor orthopedische schoenen onmisbaar zijn. Deze worden vaak in de stabilisatiefase al aangemeten zodat de patiënt na de gipstherapie, de schoenen onmiddellijk kan dragen. De maatafname hiervoor gebeurt bij een orthopedisch schoentechnieker. Om een terugbetaling van de mutualiteit te bekomen zijn er slechts een aantal gespecialiseerde artsen die deze orthopedische schoenen mogen voorschrijven met name: iedere geneesheer die gespecialiseerd is in revalidatie, fysische geneeskunde, chirurgie, orthopedie/ traumatologie, reumatologie, neurologie, pediatrie en neuropsychiatrie.
CONCLUSIE
Een charcotvoet komt gelukkig niet frequent voor. Toch is het noodzakelijk om waakzaam te zijn wanneer roodheid, warmte, zwelling en pijn ter hoogte van de voet optreden bij een persoon met zenuwaantasting. Een vroegtijdige detectie en diagnose kunnen in dat geval letterlijk jouw voet redden! Wees dus waakzaam.
LAAT JE VACCINEREN TEGEN DE GRIEP!
Iedere persoon met diabetes (ouder dan 6 maand) wordt jaarlijks geadviseerd om zich te laten vaccineren tegen de griep. In het licht van COVID-19, is een griepvaccinatie nu extra belangrijk.
LAAT GRIEP DEZE WINTER IN DE KOU STAAN
WAAROM MOETEN PERSONEN MET DIABETES ZICH LATEN VACCINEREN TEGEN DE GRIEP?
Griep kan, net zoals andere infecties, de bloedsuiker sterk ontregelen. Bij personen met diabetes kan griep leiden tot ernstige long- en hartproblemen en in zeldzame gevallen zelfs tot een dodelijke longontsteking of hersenvliesontsteking. Voorkomen is dus duidelijk beter dan genezen.
Je laten vaccineren tegen de griep is in tijden van COVID-19 extra belangrijk. Door je te laten vaccineren tegen de griep, kan je mee het aantal ziekenhuisopnames verminderen. Je laten vaccineren doe je omwille van je eigen gezondheid, maar ook ter ondersteuning van de gezondheidszorg!
WIE MOET ZICH LATEN VACCINEREN TEGEN DE GRIEP?
CATEGORIE A: GROEP 1 • Alle personen ouder dan 6 maand met een chronische aandoening (ook indien dit gestabiliseerd is), bv. personen met diabetes, longproblemen, hartaandoening, nierproblemen, leverproblemen …, inclusief personen met BMI hoger dan 35; • Alle personen vanaf 65 jaar; • Alle zwangere vrouwen; • Alle personen die in een instelling verblijven; • Kinderen vanaf 6 maand tot 18 jaar die langdurige aspirinetherapie krijgen.
GROEP 2 Personen werkzaam in de gezondheidssector.
GROEP 3 Personen die onder hetzelfde dak wonen als personen uit groep 1 (bv. iedereen die samenwoont met een persoon die diabetes heeft) of die samenwonen met kinderen onder de 6 maand.
CATEGORIE B: Personen tussen de 50 en 65 jaar.
Voor de griepcampagne van 2020 worden griepvaccins tot 15 november enkel afgeleverd aan risicopersonen uit categorie A en B.
Ik heb mijn diabetes perfect onder controle, is een griepvaccin dan wel nuttig?
Ja! Volgens het advies van de Hoge Gezondheidsraad laat iedereen met diabetes (ouder dan 6 maand) zich best jaarlijks vaccineren tegen seizoensgriep, ongeacht leeftijd, type diabetes of behandeling.
GRIEPVACCINATIE STAP VOOR STAP
• Ga naar je apotheker om het griepvaccin. Bewaar het vaccin in het groentevak van de koelkast, anders wordt het waardeloos. Haal het vaccin zeker af voor 15 november.
• Ga zo snel mogelijk met het vaccin naar je huisarts om je te laten inenten. De tweede helft van november tot half december lijkt de meest geschikte periode om je te laten
inenten tegen de griep.
TOT SLOT
Een griepvaccinatie beschermt je enkel (gedeeltelijk) tegen het virus (influenza) dat griep veroorzaakt. COVID-19 behoort tot een andere soort virussen en voorlopig is er nog geen vaccin tegen dit virus.
DIABETES IN HET VERKEER
Een medische aandoening zoals diabetes vormt in principe geen belemmering om je in het verkeer te begeven. Het is wel belangrijk om met een aantal aandachtspunten rekening te houden. Er is ook een specifieke wetgeving omtrent het rijbewijs van toepassing.

GOED GEREGELD: VEILIG IN HET VERKEER
Als je diabetes hebt, kunnen je bloedsuikerwaarden schommelen. Een hypo wordt gezien als de belangrijkste factor die de verkeersrisico’s verhoogt bij personen met diabetes. Langetermijncomplicaties zoals oogproblemen, zenuwaantasting en hart- en vaatziekten beïnvloeden ook in zekere mate de rijvaardigheid, maar op een meer voorspelbare manier.
Tijdens een autorit kan een hypo zich onder andere uiten in: moeilijker op je rijstrook kunnen blijven, verkeerstekens over het hoofd zien, een richtingaanwijzer laattijdig opmerken, niet meer weten naar waar je onderweg bent of waar je je bevindt … Controleer dus regelmatig je bloedsuikerspiegel en reageer adequaat op elke hypo. Niet elke diabetesmedicatie verhoogt het risico op een hypo. Elke insulinesoort verhoogt wel het risico op een hypo. Dit is niet het geval voor de inspuitbare incretinemimetica. Vraag bij twijfel raad aan je arts. Ook als je een hypo niet goed voelt aankomen, is het belangrijk dit tijdig te bespreken met je arts.
WAAR HOU JE REKENING MEE VOOR JE DE WEG OP GAAT?
• Neem je bloedsuikerverlagende medicatie met een verhoogd risico op een hypo, dan moet je wettelijk gezien altijd snelle suikers (bv. cola, druivensuiker) binnen handbereik hebben in het voertuig dat je bestuurt. • Zorg dat je ook altijd iets van trage suikers (bv. vezelrijke koek) in de auto hebt liggen.
Deze snacks voorkomen ook een hypo als je langer onderweg bent dan voorzien, bijvoorbeeld door een file. • Je mag enkel een voertuig besturen met een veilige bloedsuikerwaarde (bijvoorbeeld 90 mg/dl of hoger).
Bespreek met je behandelend arts wat je grenswaarde is en hoe frequent en in welke omstandigheden je moet meten. • Maaltijden en snacks worden best op tijd ingenomen. Na een insuline-injectie of inname van bloedsuikerverlagende pilletjes moet je eerst eten vooraleer je achter het stuur plaatsneemt. • Vermijd alcohol als je nog met de auto moet rijden! Alcohol kan tot enkele uren na consumptie een daling in de bloedsuikerwaarden veroorzaken, zeker als je er niets bij hebt gegeten. Bovendien vermindert alcohol je rijvaardigheid en je vermogen om een hypo aan te voelen.
WAAR HOU JE REKENING MEE TIJDENS HET RIJDEN?
• Neem voldoende pauzes als je een lange rit voor de boeg hebt. Probeer (indien mogelijk) om de twee uur een nieuwe bloedglucosemeting te doen. Dit omdat een lange rit zeer veel concentratie vraagt, wat een groot effect kan hebben op de bloedsuikerwaarden. • Bij extra fysieke activiteiten/ inspanningen onderweg, zoals een lekke band vervangen, kunnen de bloedsuikerwaarden sneller dalen dan verwacht. In dat geval is extra meten (en eten) zeker aanbevolen! Ook een sportinspanning kan een grote invloed hebben op de glycemie en dit zelfs enkele uren na de inspanningen. • Als er zich een hypo voordoet, ga dan zo snel mogelijk (op een veilige plaats) aan de kant staan en neem snelle suikers in. Vertrek pas terug wanneer je bloedsuikerwaarden goed (≥ 90 mg/dl) staan. Je hersenen hebben minimum 30 minuten nodig vooraleer ze terug perfect werken. Gedurende die tijd mag je dus zeker geen voertuig besturen.
EEN AANGEPAST RIJBEWIJS VOOR IEDEREEN MET DIABETES
Zodra de diagnose diabetes wordt gesteld, ben je wettelijk verplicht om binnen de 4 werkdagen een aangepast rijbewijs (rijbewijs met beperkte geldigheidsduur) aan te vragen. Indien je geen aangepast rijbewijs hebt, is je rijbewijs niet meer geldig. Je recht op sturen vervalt dan. De maximale geldigheidsduur van het rijbewijs verschilt naargelang het type: • privé-rijbewijs: maximum 5 jaar; • professioneel rijbewijs: maximum 3 jaar.
HOE BEKOM JE EEN AANGEPAST RIJBEWIJS VOOR PRIVAAT VERVOER?
Privaat vervoer of een aangepast rijbewijs voor groep 1 omvat de groepen: AM, A, A1, A2, B, B+E en G. Het rijgeschiktheidsattest wordt ingevuld door je behandelend arts (huisarts of endocrinoloog), rekening houdend met je diabetesbehandeling (zie Tabel 1). TABEL 1: Keurend arts privaat rijbewijs
Keurend arts Personen met diabetes
Huisarts Leefstijlaanpassingen Diabetestabletten Injecties met incretinemimetica Tot en met 2 insuline-injecties/dag
Endocrinoloog
3 of meer insuline-injecties/dag Insulinepomp Verhoogd risico op een ernstige hypo* Recurrente** hypo na een wachttijd minimum 3 maanden met intrekking van het rijbewijs * Een ernstige hypo wil zeggen dat een persoon hulp of bijstand nodig heeft. ** Recurrente hypo wijst op een tweede aanval van ernstige hypo in een periode van 12 maanden.
TABEL 2: Adviserend arts professioneel rijbewijs
Adviserend arts Personen met diabetes
Huisarts
Endocrinoloog Leefstijlaanpassingen Diabetestabletten Injecties met incretinemimetica Tot en met 2 insuline-injecties/dag 3 of meer insuline-injecties/dag Insulinepomp Verhoogd risico op een ernstige hypo* Recurrente** hypo na een wachttijd minimum 3 maanden met intrekking van het rijbewijs
Met het ingevulde rijgeschiktheidsattest ga je naar de dienst bevolking, waar je rijbewijs zal aangepast worden. Tip: Je hoeft meestal geen pasfoto mee te nemen voor het aanpassen van je rijbewijs. Normaal wordt de foto op de elektronische identiteitskaart gebruikt, tenzij de ambtenaar van de burgerlijke stand oordeelt dat je er niet meer voldoende op lijkt.
Indien een amputatie of een andere aandoening van het bewegingsstelsel of het zenuwstelsel een invloed kan hebben op je rijgeschiktheid, dan zal de arts je doorverwijzen naar CARA. Dit is het Centrum voor rijgeschiktheid en voertuigaanpassing, zij oordelen over je rijgeschiktheid en of er eventueel aanpassingen nodig zijn aan het voertuig.
HOE EEN RIJBEWIJS VOOR PROFESSIONEEL VERVOER BEKOMEN?
Professioneel vervoer betekent dat je een aangepast rijbewijs aanvraagt voor groep 2. Hiertoe behoren de groepen: C, C+E, C1, C1+E, D, D+E, D1 en D1+E. Tot deze groep behoren ook alle categorieën bezoldigd of gelijkgesteld vervoer: taxichauffeurs, ambulanciers, buschauffeurs, verhuurdiensten met een chauffeur, bezoldigd leerlingenvervoer en rijschoolinstructeurs die het praktische onderricht verstrekken. Het rijgeschiktheidsattest wordt ingevuld door een arbeidsgeneesheer, rekening houdend met het verplichte rijgeschiktheidsadvies van de huisarts of endocrinoloog (zie Tabel 2). Voor een aangepast rijbewijs groep 2 is ook steeds een verslag van een oogonderzoek vereist.
BELANGRIJK OM WETEN
Volgens de wet dient de verzekeraar op de hoogte gebracht te worden van het feit dat je een rijbewijs met een beperkte geldigheidsduur hebt. Hiervoor bezorg je hen een kopie van het rijgeschiktheidsattest en/of recto verso kopie van het aangepast rijbewijs. Om discussies achteraf te vermijden, kan dit best aangetekend verstuurd worden of met de vraag voor een bewijs van aflevering.