HALTE VAN DE MAAND >BEURS VAN BRUSSEL
Ooit interviewden wij voor dit blad Vincent Van Dessel, de directeur van de Brusselse Beurs, of van Euronext Brussel. Een beminnelijk man die bij mij het beeld opriep van de ‘laatste der Mohikanen’: hij was de man die de twijfelachtige eer te beurt viel om het licht uit te doen na bijna 150 jaar onafgebroken beursactiviteiten in het majestatische Beursgebouw in het centrum van Brussel. De ruimte die de Beurs van Brussel in het Beursgebouw besloeg was toen al tot een minimum herleid. Zo zat de heer Van Dessel helemaal boven in een bureau dat met doeken voor de binnenramen was afgeschermd omdat er toen al grote tentoonstellingen doorgingen in de grote hal. De directeur had het graag over de glorietijd van de Brusselse Beurs toen het even druk was als een bijenkorf en honderden mensen actief verbonden waren met deze instelling. Zijn grootvader en zijn vader hadden een belangrijke rol gespeeld in de Beurs, het was op den duur zijn tweede thuis geworden. Maar het verhaal liep bij hem ten einde: hét symbool bij uitstek van het financiële belang van België in de negentiende eeuw zou een andere bestemming krijgen. Men dacht eerst aan een campus voor een business school, uiteindelijk zou het een biertempel worden. De geschiedenis van de Brusselse Beurs gaat terug op verschillende besluiten
van Franse consuls uit het jaar 1801. En de eerste plek waar de beurshandelaars samenkwamen was het afgedankte Augustijnerklooster aan de Wolvengracht. Daarna verhuisde de Beurs nog naar verschillende andere plekken in de stad. In 1860 nam het aantal beursverrichtingen zodanig toe dat er op één dag op wel vijf verschillende plekken moest vergaderd worden: om negen uur ’s morgens kwamen de handelaars samen op de Oude Graanmarkt, na halfelf gingen ze naar de Vismarkt, naast het Vissershuis. Om 14u30 gingen ze naar het Muntplein rechtover het café Les Trois Suisses, waar ze bleven tot 17 uur, en ten slotte begaven ze zich van 18 tot 19 uur naar de Corbeau in de Bisschopsstraat. In openlucht vergaderen was natuurlijk in een regenachtig landje als België niet evident en dus volgde de ene petitie de andere op: Brussel moest en zou een nieuw beursgebouw voorzien zodat alle handelaars er tegelijkertijd konden samenkomen. De vraag was natuurlijk: waar moest dat gebouw komen? Verschillende lobbygroepen stonden diametraal tegenover elkaar: je had bijvoorbeeld de handelaars die hun gebouw idealiter in de benedenstad wilden hebben, dichtbij de woonplaats van talloze graan- en oliehandelaars. Een groep rond de Nationale Bank wilde graag een nieuw beursgebouw dichtbij de Nationale Bank in de bovenstad. Heel wat plekken werden voorge-
steld: de omgeving van het Zaterdagplein, de Wolvengracht, op de plek van het voormalige Recollettenklooster… Men geraakte er niet meteen uit. De vraag was ook wie dat gebouw moest financieren. De stad of de staat? Tenslotte was de Beurs uitgegroeid tot een centrum van nationale transacties (ten nadele van Antwerpen en Luik).
Het was burgemeester Anspach die de knoop zou doorhakken door te kiezen voor de laatste locatie, in het hart van de benedenstad, maar vooral ook door het hele Beursgebouwproject te koppelen aan een nog veel grootser en duurder project: de rechttrekking en overwelving van de Zenne. In 1873 werd de Beurs ingehuldigd. Het werd een
grandioze tempel van het Belgische kapitalisme in neo-palladiaanse stijl. België was toen een economische wereldgrootmacht en dat konden buitenlandse bezoekers nu ook zien… Stefan Moens
9