22 minute read

De eerste ruwe bolsters van de SKS

‘Allinne in boer sylt syn skip om’

‘Ik hou van de strijd, de spanning en de actie’

Advertisement

Naam: Joop Mink Leeftijd: 85 jaar Woonplaats: Wergea Beroep/functie: Gepensioneerd (voorheen chauffeur melkproducten bij Frico Warga en van 1976 – 1986 schipper van skûtsje Doarp Grou).

HOE BENT U BESMET GERAAKT MET HET SKÛTSJEVIRUS? Mijn vader, vrachtschipper Berend Mink, kocht al in 1948 een skûtsje: De Nijverheid van Drachten. We vervoerden, mest, modder of bieten. ’s Winters was het rustig en als er ijs lag verkocht mijn vader koek en zopie. Ik was dertien jaar toen ik klaar was met school en mee hielp op het schip. Dat was hard werken. Toch was ik meteen LODEWIJK MEETER: REDDER VAN HET SKÛTSJESILEN Lodewijk Meeter is in 1915 geboren in Munnekezijl. Hij heeft ervoor gezorgd dat de Friese zeilwedstrijden met skûtsjes van de Sintrale Kommisje Skûtsjesilen (SKS) nog en de eerste die speciaal voor de wedstrijden

besmet.

WAT IS ER ZO MOOI AAN SKÛTSJESILEN? De strijd, de spanning, de actie. Eigenlijk alles! De wedstrijdlocaties in Earnewâld, Langweer en Elahuizen lagen mij het beste. Daar won ik meerdere malen. Maar het was net niet genoeg voor het kampioenschap. Het lopen wordt minder, dus volg ik de meeste wedstrijden nu op tv.

DIT WIL IK NOG EVEN KWIJT: In 1956 heeft mijn vader het skûtsje Dit was het eerste dorp dat een skûtsje kocht. Later volgden velen het voorbeeld. Mijn vader bleef schipper. Ik zeilde daarna bij Albert van Akker van Leeuwarden. Vervolgens was ik tien jaar lang schipper van het Grouster skûtsje. Mijn zoon Berend volgde mij op, het schip werd ‘verlengd’ en toen begon de victorie. Hij werd tweemaal kampioen.

Ulbe Zwaga Als het over de SKS gaat, dan hoor je al snel de namen Meeter en Zwaga vallen. Zij waren echt de mannen van het eerste uur, die geen blad voor de mond namen maar doordenderden. Ruzie maken met elkaar en dan weer doorgaan. Hun jarenlange strijd ontstond mede doordat ze vele seizoenen aan elkaar gewaagd waren. Het zijn de mythes van de SKS.

ULBE ZWAGA: BESTE HARDZEILER ALLER TIJDEN Met 79 dagoverwinningen en 11 kampioenschappen staat Ulbe Zwaga (1907-1992) uit Langweer nog altijd op de eerste plaats in het Vleugelklassement, het klassement waarin ook naar het aantal tweede en derde plaatsen wordt gekeken. Hij deed in de jaren dertig van de vorige eeuw met zijn ‘Twee Gebroeders’ al mee. Het schip waarmee hij in het dagelijkse leven turf, mest, stront, maar vooral grond en terpaarde De Nijverheid verkocht aan Earnewâld.

vervoerde. En het schip waar hij met zijn gezin op woonde.

Zijn grootste successen had hij met het ‘Doarp Grou’. In de periode 1958-1962 werd hij vijf jaar achter elkaar kampioen en in 1967 sleepte hij nogmaals een kampioenstitel in de wacht. In de tussenliggende tijd zat hij steevast bij de eerste drie. Zijn beste jaren had hij met Tjitte Lammertsz Brouwer als fokkenist. Die werd later als schipper op de ‘Gerben van Manen’ van Heerenveen zijn Ulbe Zwaga werd in 1969 gevraagd als schipper voor een recreatiecentrum NV De Woudfennen bij Langweer. Dat heeft hij drie jaar gedaan, waarna hij terug kwam bij Grou en meteen in zijn eerste jaar alweer kampioen werd. In 1976 is hij gestopt als schipper. bestaan. Toen in 1953 het skûtsjesilen zou worden afgelast wegens te geringe deelname, regelde Meeter voldoende schepen. Hij was de eerste SKS-schipper die, in 1952 in de Folkertsloot bij Earnewâld, omsloeg met zijn schip in het kampioenschap.

Meeter was eigenaar van een scheepswerf grootste rivaal.

een eigen skûtsje aanschafte. Hij heeft er bovendien voor gezorgd dat een deelnemer aan het skûtsjesilen uit een geslacht van (zeilende) beroepsschippers moet komen. In 1970 en 1971 werd Meeter SKS-kampioen met het Huzumer skûtsje. Hij kwam elf maal op de tweede plek terecht.

Meeter werd in 1971 benoemd tot ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Hij was erelid van de SKS en ereburger van de gemeente Leeuwarden. Er was er echter maar één die altijd wel te vinden was op zijn revers en dat was het speldje van de Vereniging van Schippers en Bemanningsleden (VSB) van de SKS. Die uiting van waardering kwam namelijk bij de echte zeilers vandaan voor de aanstichter van de totstandkoming van de VSB in 1969.

Lodewijk Meeter overleed in 2006 op 91-jarige leeftijd in Leeuwarden. In het Skûtsjemuseum is een speciale ‘Meeterkast’ ingericht met alle prijzen die Lodewijk Meeter won met wedstrijdzeilen, zijn Koninklijke onderscheiding en andere persoonlijke attributen.

Loadewyk Meeter

RIVALEN MET DEZELFDE PASSIE Voordat Lodewijk Meeter schipper werd had hij al wel als bemanningslid ervaring opgedaan tijdens de eerste twee jaren van de SKS. Ook als zwaardman bij Ulbe Zwaga aan boord tijdens de wedstrijden bij Grou, de Veenhoop en Earnewâld. Zwaga had laconiek gereageerd toen Lodewijk in 1952 omsloeg: ‘Allinne in boer sylt syn skip om’. In 1965 overkwam het Zwaga echter zelf ook op de Fluessen…

Lodewijk Meeter vond dat de Zwaga’s te fel zeilden en dat ze nooit wat vergaten. Daar stond tegenover dat de Zwaga’s vonden dat de Meeters allemaal grote bekken hadden en dat het bij hen allemaal om de show ging. Dit kwam vooral doordat de Meeters als enige toch nog regelmatig even het water opgingen als de wedstrijd al was afgelast.

De oorsprong van 75 jaar SKS skûtsjesilen ligt in Dokkum

Skûtsjesilen is een begrip in Friesland en ver daarbuiten. De vaak spectaculaire wedstrijden van de SKS en de IFKS trekken jaarlijks duizenden bezoekers. Velen weten echter niet welke historie er achter deze skûtsjes en het skûtsjesilen schuilgaat. Wist je bijvoorbeeld dat de wedstrijden zijn ont staan uit pure armoede? En dat de SKS haar oorsprong te danken heeft aan zeilliefhebbers uit Dokkum? Maar ook: hoe kan het dat het wedstrijdzeilen juist tijdens de Tweede Wereldoorlog weer nieuw leven werd ingeblazen?

Dat zeilliefhebbers uit Dokkum aan de wieg stonden van de Sintrale Kommisje Skûtsjesilen (SKS) was voor Dokkumer Nico Douma reden om zich in de geschiedenis van het skûtsjesilen te verdiepen. Douma is van jongs af aan een verwoed zeiler en nam vier jaar geleden het initiatief om het museumskûtsje De Noarderling terug naar Dokkum te halen. “Stichting De Noarderling wil de skûtsjegeschiedenis bij een breder publiek onder de aandacht brengen’’, stelt Douma. EXTRA CENTEN VERDIENEN Skûtsjes zijn oude vrachtschepen, platbodems die aan het begin van de vorige eeuw werden gebouwd om turf, mest en andere lading naar de boerderijen te brengen. Hiervoor moesten de schepen ondiepe vaarten in. Daarom werden ze lang en plat gemaakt. In perioden dat er weinig werk was – als de boeren geen vracht hadden – probeerden schippers een paar extra centen te verdienen met wedstrijden. Alle huisraad werd dan uit het skûtsje gehaald en tijdelijk op de wal gezet. Statement tegen de Duitse bezetter Door de komst van benzinemotoren nam het vrachtvervoer per skûtsje af en verdween ook de animo voor de wedstrijden. Toch waren er enkele liefhebbers zo verslaafd geraakt aan het zeilen met vrachtschepen dat zij de traditie in stand wilden houden. Deze liefhebbers – een groep Dokkumers - richtten op 1 november 1941 zeilclub ‘De Watergeus’ op. De naam refereerde duidelijk aan de Tachtigjarige jarige oorlog tegen de Spanjaarden en was daarmee een statement tegen de Duitse bezetter tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het bestuur bestond uit Piet D. Boersma (voorzitter), A.J. Koekoek (secretaris), Watte Piersma (penningmeester), Jaap Boorsma (tweede voorzitter) en Klaas Kingma (wedstrijdcommissaris).

PERFECTE DEKMANTEL Omdat er in en om Dokkum geen geschikt water was werd Hotel Princenhof in Earnewâld de uitvalsbasis voor de zeilactiviteiten. “De keuze voor deze locatie zal ook te maken hebben gehad met het feit dat veel onderduikers uit de Bonifatiusstad zich in de ‘Alde Feanen’ bij Earnewâld in een arkje schuil hielden. De Dokkumers hadden zo een perfecte dekmantel om contact te houden met deze onderduikers’’, vertelt Douma. In Piet Miedema, uitbater en oprichter van Hotel Princenhof, vonden zij een betrouwbare partner die aan de ene kant het verzet steunde én als ondernemer blij was met de Watergeuzen die wilde plannen hadden om zeilwedstrijden te organiseren.

NATIONALE PRINCENHOFTOCHT IN 1943 De vele zeilliefhebbers die zich in en rond Hotel Princenhof bevonden inspireerden de Watergeuzen tot het organiseren van de Nationale Princenhoftocht op Hemelvaartsdag 3 juni 1943. Douma: “Net als

nu tijdens de coronacrisis, was er ook toen

weinig te doen. Alle schepen lagen voor de wal. Kosten nog moeite werden gespaard om deze dag tot een succes te maken.’’ De organisatie ervan werd door de Noord Nederlandsche Watersportvereeniging in Sneek en door de Verbonden Nederlandse Watersportverenigingen te Amsterdam goedgekeurd. Het zorgde voor een ongekend groot wedstrijdveld van 163 boten in 12 klassen en daarnaast nog 217 toertochtdeelnemers. “Ook waren er massa’s mensen langs de kade die erbij wilden zijn om de wedstrijd te zien. Eindelijk was er weer eens iets leuks te beleven.’’

SPANNENDE TIJDEN Spannend werd het die dag vooral toen Dr. Werner Friedrich Ross, zaakgelastigde van Seyss-Inquart, zich bij het bestuur aansloot om poolshoogte te nemen bij dit grote zeilfestijn. Onder de deelnemers en het bestuur van de Watergeuzen bevonden zich ‘van arbeidsinzet vrijgestelden’ evenals onderduikers. Vanuit de starttoren overzag Friedrich het wedstrijdveld en verklaarde zich zeer ingenomen door deze gezonde sportbeoefening. “Toen hij even later per auto richting Burgum vertrok, slaakten velen een zucht van verlichting. Op de zolder van het hotel zat De Watergeus die - in geval van nood - met een rood vlaggetje zou zwaaien om de in het riet verscholen onderduikers een waarschuwingssein te geven. Gelukkig hoefde hij niet in actie te komen.’’

GROOT SUCCES Ondanks het druilerige weer werd het evenement een groot succes. Het organiseren van zeilwedstrijden werd dankzij dat grote succes van de Nationale Princenhoftocht nieuw leven ingeblazen. Zeilclub ‘De Watergeus’ nam contact op met de dorpsvereniging in Earnewâld (Eendracht maakt macht). Samen stelden zij een gezamenlijke commissie in voor het organiseren van een wedstrijd tussen beurt- en vrachtschepen. Het werd meteen weer groot aangepakt met 300 gulden aan prijzengeld. Honderd gulden voor de eerste prijs, tachtig gulden voor de tweede prijs, zestig voor de derde, veertig voor de vierde en twintig gulden voor de vijfde prijs. Deelnemers die niet in de prijzen vielen kregen startgeld van vijftien gulden. “Dat was een hoop geld voor de schippers. Daar konden ze weer van eten.’’

SCHIPPERS BLOEIEN WEER OP Het bericht van deze wedstrijd ging als een lopend vuurtje door de Friese havens. De vele schippers die - gedwongen door de omstandigheden - al tijden stil lagen bloeiden op. Er kon weer gezeild worden! De schepen werden zoveel als mogelijk opgeknapt om een goede indruk te maken. Meer dan honderd kwamen naar Earnewâld om dit spektakel mee te maken, waarvan er dertien voor de wedstrijd ingeschreven stonden. Duizenden toeschouwers stonden langs de kant.

ENERVERENDE WEDSTRIJD Het werd een enerverende wedstrijd. Tjalling van der Veen uit Drachten rukte met zijn veertig ton metende ‘Twee gebroeders’ op naar de koppositie, maar toen zijn hanepoot brak moest hij de strijd staken. De als tweede gestarte L. Brouwer vocht met zijn 25 ton metende ‘Rust naar arbeid’ een strijd uit met de 21 ton metende ‘Twee gebroeders’ van Ulbe Zwaga uit Langweer. Zwaga trok aan het langste eind door bij de laatste ton binnendoor te steken en zo de eerste prijs te pakken.

‘Het was gelijk raak’

Naam: Afke Boven

Leeftijd: 39

Woonplaats: Ruinen

Beroep: Verslaggever/presentator/(eind) redacteur Skûtsjekrant

HET SKÛTSJEVIRUS?

Omrop Fryslân vroeg mij een aantal jaren geleden of ik met Gjalt het IFKS-skûtsjesilen wilde verslaan op radio. Ik ben op het water opgegroeid, maar had van skûtsjesilen totaal HERSTEL VAN DE SKÛTSJESILERIJ Deze wedstrijd wordt in het boek SKS Skûtsjesilen als volgt gememoreerd: ‘Pas op 22 juli 1944 konden de skûtsjes weer op de wateren rond Earnewâld verschijnen voor een hardzeilpartij. Dit keer werd de wedstrijd georganiseerd door Z.C. De Watergeus uit Dokkum. Niettemin vormde dit de opmaat naar een herstel van de skûtsjesilerij in Earnewâld na de bevrijding’. Klaas Kingma (1923-1986) uit Dokkum en bestuurslid van zeilclub ‘De Watergeus’

vond na de oorlog samen met de Drachtster architect Gerben van Manen voldoende medestanders om kort na de bevrijding een organisatie van skûtsjeliefhebbers te vormen. Daaruit ontstond een jaar later, in 1945, de Sintrale Kommisje Skûtsjesilen (SKS).

Bronnen: Dockumer Zeilclub ‘De Watergeus’ door Jan Douwes van der Velde SKS Skûtsjesilen door R. Wegener Sleeswijk, E. Lok, G. Blom

www.dokkumerskutsje.nl

SKS-SKÛTSJES TERUG NAAR DE ROOTS De skûtsjewedstrijden van nu zijn volgens Nico Douma niet meer te vergelijken met toen. “In die tijd werden de gietijzeren potkachel en andere hinderlijke obstakels vlak voor de wedstrijd op de wal gezet. Nu staat er niks meer in de skûtsjes, de schepen zijn verlengd en de mast is naar achteren verplaatst. Alles voor betere zeilprestaties’’, vertelt Douma. Doordat de oprichters van de SKS voor een deel uit Dokkum kwamen vond hij het tijd dat ook het SKSskûtsjesilen naar Noordoost-Friesland werd gehaald, de regio waar men vroeger veel met skûtsjes voer. In 2002 werd de eerste wedstrijd van de SKS-skûtsjes op het Lauwersmeer gehouden. Om de vier jaar is dit evenement herhaald. In 2017 streden de skûtsjes voor de laatste keer om de Bonifatiusbokaal en het is de bedoeling dat er een volgende editie komt.

HOE BEN JE BESMET GERAAKT MET ,,We zijn daarover nog in gesprek met de SKS.’’

FRIEZEN OVER SKÛTSJESILEN

geen verstand. Ik heb maar gewoon ‘ja’ gezegd en me er helemaal ingestort. Veel moeite kostte dat niet, want het was gelijk raak. Sinds die zomer volg ik zowel de IFKS als de SKS.

WAT IS ER ZO MOOI AAN SKÛTSJESILEN? Heb je even? Het begint bij de schepen zelf. Het zijn natuurlijk best logge, ijzeren bakken, maar ik vind ze heel mooi. De ronde vormen, de noeste arbeid die het gekost heeft om überhaupt een skûtsje van de werf te laten glijden, hoe snel ze kunnen als je het goed doet. En dan de verhalen die erbij horen. Als verslaggevers van Omrop Fryslân zijn we natuurlijk in de bevoorrechte positie om de wedstrijden van heel erg dichtbij te volgen.

DIT WIL IK NOG EVEN KWIJT: Die eerste zomer wist ik eigenlijk niets van het skûtsjesilen. Om me goed voor te kunnen bereiden, maakte ik een soort memorykaartjes met zeiltekens, namen van skûtsjes, hun schippers, het dorp waar ze vandaan komen en hun plek in het eindklassement van het jaar daarvoor. Tot grote hilariteit van Gjalt natuurlijk. Maar het werkte wel!

75 jaar SKS-kampioenen

In de afgelopen 75 jaar wisten 26 schippers één of meerdere keren het kampioenschap op hun naam te zetten. Het is een bijna onmogelijke vraag, maar toch stelden we hem aan de schippers van de huidige SKS-vloot: wie van die 26 zie je als de ultieme, meest bijzondere of spectaculairste kampioen?

De eindklassementen laten geen ruimte voor twijfel: Ulbe Zwaga sr. heeft tot nu toe de

Harmen Brouwer

schipper op het skûtsje van Langweer

‘Zo’n wedstrijd verdient deze afloop’

“Douwe Visser van Grou is in 2018 natuurlijk op spectaculaire wijze kampioen geworden (Douwe Visser wist dat jaar door een tactische zet in de laatste minuten van de allesbepalende en zenuwslopende finalewedstrijd kampioen te worden, red.). Superknap. Wij, het skûtsje van

Heerenveen, hebben die dag de beste race van het seizoen gezeild. Heel aanvallend en goed, maar zo’n wedstrijd verdient deze afloop. Ook al had ik natuurlijk liever gezien dat wij kampioen waren geworden. Twee andere kampioenen zijn wat mij betreft mijn vader, Pieter Brouwer, en

Douwe Visser van Sneek.”

Sytze Brouwer

schipper op het skûtsje van Heerenveen

‘Hij ademt skûtsjesilen’

“Ik heb drie favorieten. Alle drie heb ik ze zelf bewust meegemaakt. Dat zijn Douwe Visser van

Sneek, Douwe Visser van Grou en mijn vader Pieter Brouwer als schipper van Heerenveen. Een combinatie van deze drie is volgens mij ‘dodelijk’. Douwe Sneek heeft er een heleboel voor gelaten, hij ademt skûtsjesilen. En hij was moeilijk te peilen, dat is positief in deze sport. Douwe

Grou maakt de wedstrijd echt af en mijn vader kan verschrikkelijk goed met mensen omgaan.” meeste SKS-kampioenschappen gewonnen. De eerste keer was in 1946, toen nog niet voor een dorp. De laatste titel werd in 1972 voor Grou binnen gezeild. Daarmee kwam de stand op elf. Douwe Jzn. Visser wist met zijn Sneker Pan gevaarlijk dichtbij te komen, maar blijft met negen kampioenstitels tot nu toe runner-up.

En dan is er nog het SKS Vleugelklassement, waarin ook gekeken wordt naar het aantal tweede en derde plekken in een officiële SKSwedstrijd. De nummer één krijgt drie punten. De nummer twee, twee en de nummer drie, één. Ook in dit vleugelklassement torent Ulbe Zwaga sr. nog altijd hoog boven de anderen uit. Hij wist in totaal 380 punten bij elkaar te zeilen. Op de tweede plaats zien we Lodewijk Meeter sr. met 357 punten. En Douwe Visser van Sneek is derde met 299 punten.

De klassementen vertellen een hoop, maar skûtsjesilen draait niet alleen om cijfers en statistieken. Integendeel. Ook achterliggende verhalen en bijbehorende emoties spelen een grote rol. Wie is in de ogen van de huidige schippers een groot kampioen?

Op www.skutsjesilen.nl/kampioenen vind je een overzicht van alle kampioenen die de SKS heeft voortgebracht.

Albert Visser schipper op het skûtsje van Lemmer

‘Hij is mijn grote leermeester’

“Ik vind mijn broer, Douwe Visser van Sneek, tot nu toe wel dé kampioen, maar de andere Douwe Visser (van Grou, red.) doet ook mooi mee. Die twee zijn wel aan elkaar gewaagd, beide op hele verschillende manieren. Toch is mijn broer mijn grote leermeester. Ik heb nog steeds veel vragen over het zeilen en bijvoorbeeld het omgaan met de bemanning, dus ik bel hem nog

regelmatig even op.”

Jeroen Pietersma schipper op het skûtsje van Drachten

‘Ik denk nog steeds: hoe zou Douwe het doen’

“Douwe Visser van Sneek is onevenaarbaar. De Sneker Pan is niet eens het snelste skûtsje, toch wist hij onder elke formule te presteren. Hij was mijn leermeester. Als jongen van 16 zag ik hem altijd van alles doen op dat skûtsje. Met touwtjes prutsen, noem maar op. Ik had heel veel respect voor hem en wilde hem niet uit zijn concentratie halen, maar af en toe durfde ik toch te vragen waarom hij bepaalde dingen deed. Hij heeft mij de basis en nog zoveel meer

bijgebracht. Als ik op het skûtsje stap denk ik nog steeds: hoe zou Douwe het doen.”

Auke de Groot schipper op het skûtsje van de Súdwesthoek

‘Kampioenen leveren nu grotere prestaties’

“Als je de hele lijst van kampioenen bekijkt, dan heeft Ulbe Zwaga wel een indrukwekkende reeks. Het is alleen moeilijk te beoordelen hoe de schepen toen waren. Ik denk dat ze nu dichter bij elkaar liggen, dus dan leveren de kampioenen van nu misschien wel grotere prestaties. Dan kies ik toch voor Douwe Visser van Sneek en Douwe Visser van Grou. Winnen in een tijd dat de skûtsjes kwalitatief zo dicht bij elkaar zitten, daar heb ik echt respect voor.”

Klaas Westerdijk

schipper op het ‘Philipsskûtsje’ d’Halve Maen (Drachten)

‘Net knipe, net prutse’

“Beide Douwes! Douwe Visser van Sneek is negen keer kampioen geworden en bij Douwe Grou klopt alles: hij stapt op het skûtsje en wordt kampioen. Ik pik daar echt wel dingen van op en die neem ik dan weer mee. Zo heb ik ook heel veel van Pieter Brouwer (oud-schipper van Heerenveen, red.) opgestoken. Bijvoorbeeld dat je bij Earnewâld en De Veenhoop gelijk van de wal af overstag moet gaan en dan gas erop. Net knipe, net prutse anders ben je verloren.”

Johannes Meeter

schipper op het skûtsje van Huizum

‘Hij heeft slimme streekjes’

“Als ik moet kiezen, dan wordt het Douwe Visser van Grou. Douwe Visser van Sneek was ook een goede skûtsjesiler, maar Douwe Grou is tactisch sterker, denk ik. Hij heeft wat slimmere streekjes in een wedstrijd. Douwe Sneek had dat ook wel, maar hij is een heel ander persoon. Veel rustiger. Douwe Grou hoor je veel sneller in een wedstrijd. Ulbe Zwaga sr. was natuurlijk ook een fenomeen. Ik heb uit verhalen begrepen dat hij persoonlijk het tuig erop zette en dan liep zo’n schip.”

Douwe Visser schipper op het skûtsje van Grou

‘Elk kampioenschap is geweldig’

“Elk kampioenschap is voor een schipper geweldig. Het is moeilijk om daar één uit te pakken. Dat je het voor mekaar krijgt is gewoon heel bijzonder. Voor ons was 2018 een heel mooi kampioenschap. Dat ging van ‘ja, we hebben het’ naar ‘bliksem, dit komt niet goed’ en dan lukt

het uiteindelijk toch in die laatste 5 seconden van de finalewedstrijd.”

Gerhard Pietersma schipper op het skûtsje van Earnewâld

‘Afgekocht met een sigaar’

“Rienk Zwaga zeilde in 1979 op het skûtsje van de Súdwesthoek. Dat was een klein skûtsje en een kleine gemeenschap, dus weinig geld, maar hij werd toch kampioen. Het was eigenlijk heel apart dat ze met zo’n klein scheepje zo hard konden. Maar hij had een hele goede bemanning en ze waren hartstikke fanatiek. In hetzelfde jaar had Rienk nog een protestsituatie met mijn

pake. Het werd afgekocht met een sigaar en dat was dat.”

Willem Zwaga schipper op het skûtsje van Leeuwarden

‘Hij laat een banaan nog snel zeilen’

“Dat is toch wel mijn heit, Ulbe Rienksz. Zwaga, kampioen in 1998 en 1999. Hij heeft een groot inzicht in het wedstrijdveld en hij is brutaal en aanvallend in zijn manier van zeilen. Zijn grootste talent is misschien wel het trimmen van een schip; hij kan een banaan nog snel laten zeilen. Zijn kampioenschappen waren ook bijzonder omdat het de eerste keer voor Leeuwarden was. De bemanning van toen zijn de ouders van mijn bemanningsleden nu. We zijn dus echt met z’n allen opgegroeid op en om het Leeuwarder skûtsje.”

Klaas van der Meulen

schipper op het skûtsje van Woudsend

‘Kampioen met een tiende punt verschil’

“De tactische manier waarop Douwe Visser van Grou twee jaar geleden kampioen is geworden, daar kun je alleen maar respect voor hebben. Voor Woudsend was 1989 een bijzonder jaar. Wij stonden tweede, Joure eerste met zes punten voorsprong. Zij waren het kampioensfeest al aan het regelen, maar dat hoorden mijn vader en andere bemanningsleden. Het was de extra prikkel die ze nodig hadden. We werden kampioen, met een tiende punt verschil, al kregen ze er later nog wat bij. Dat was heel spectaculair en een enorme ontlading.”

Pieter Meeter

schipper van het skûtsje van Akkrum

‘Een robuuste man waar je niet omheen kon’

“Pake Siete Meeter werd in 1978 en in 1987 kampioen. Die tweede keer was ik zijn schotenman. Hij was een hele persoonlijkheid die zijn mond niet dichthield. Een grote robuuste man ook, waar je niet omheen kon. Daar had je wel waardering voor. Ze oefenden niet veel, maar kwamen toch bovenaan in het eindklassement. In 2004 werd mijn vader, Eildert Meeter, kampioen. Net als in ’87 was ik nu ook schotenman. Ik heb ze dus zelf meegemaakt. Voor pa gold hetzelfde. Die heeft ook goed zijn best gedaan. Hij nam het helmhout over, de bemanning bleef en het ging gewoon verder.”

Rinus de Jong schipper op het skûtsje van Joure

‘En dan tóch kampioen worden’

“Dat zijn meerdere, want elke kampioen heeft zijn eigen verhaal. Maar als ik moet kiezen, dan denk ik toch Douwe Visser van Sneek. Vooral om de manier waarop hij opnieuw de SKS wist te winnen met een hele nieuwe ploeg. Het kampioenschap van Rienk Zwaga heb ik uit de verhalen. Dat was in 1979. Hij had een zeil dat nogal uitrekte. Volgens mij zijn ze elke dag op en neer naar de zeilmaker gereden om het goed op z’n plek te kunnen houden. En dan toch

kampioen worden.”

Jappie Visser schipper van het skûtsje van Sneek

‘Hij kent het schip door en door’

“Ulbe Zwaga sr. was natuurlijk ver voor mijn tijd, maar hij is met twee verschillende skûtsjes meerdere keren kampioen geworden. Dat is wel heel knap. Tjitte Brouwer was ook een hele goede schipper. En mijn vader. Hij kent het schip door en door en ziet nog steeds al van ver wat er aan de hand is. Hij kan ook heel goed met de mensen omgaan. Hij heeft heel veel moeite gedaan om dat te leren. Douwe Visser van Grou is een schaker. Samen met zijn adviseur

Tammo en een verrekt goede bemanning.”

Súdwest-Fryslân lokwinsket de SKS mei har 75-jierrich bestean

De gemeente Súdwest-Fryslân hâldt fan tradysjes en is in grut leafh awwer fan it skûtsjesilen. Mei tradisjoneel fi if fan de alve wedstriden op wetter yn ús gemeente: Snitsermar, Fluezen, Iselmar, Hegemermar en - foar de fi nale - opnij de Snitsermar. Spitich dat de SKS har 75-jierrich bestean no net grut fi ere kin. Wy sjogge no al út nei takom jier. We rekkenje der op dat dan wer mei fj oer en passy om it kampioenskip syld wurde mei. De gemeente Súdwest-Fryslân houdt van tradities en is een grote fan van het skûtsjesilen. Met traditioneel vijf van de elf wedstrijden op water in onze gemeente: Snitsermar, Fluezen, Iselmar, Hegemermar en - voor de fi nale - opnieuw de Snitsermar. Wat jammer dat de SKS haar 75-jarig bestaan nu niet uitbundig kan vieren. We verheugen ons nu al op volgend jaar. We rekenen er op dat dan weer met vuur en passie om het kampioenschap kan worden gezeild.

This article is from: