Correspondent tussen Goethe en gossip voorbeeld

Page 1

2

Correspondent

tussen goethe en gossip

3
4

Correspondent

tussen goethe en gossip

Jan Belinfante, de journalist die het anp zou leiden perduco

huib veldhuijsen

5

Eerder verscheen van Huib Veldhuijsen:

De Schatbewaarder, sdu Den Haag 2017.

Eerder verscheen bij Perduco:

Het anp in Oorlogstijd (en daarvoor en daarna).

Persoonlijke herinneringen van Herman van de Pol.

Bezorgd door Frank van de Pol, Den Haag 2020.

Eerste druk. Utrecht 2024.

Correspondent tussen goethe en gossip

Ontwerp: Perduco communicatie. Omslag: Reijer van Toor.

Foto omslag: erven Belinfante. Foto auteur: Faan Veldhuijsen. isbn: 978 90 90383408

nur: 681. Historische roman.

©2024 Huib Veldhuijsen. ©2024 Perduco uitgevers. www.perduco.nl.

6

TEN GELEIDE

Huib Veldhuijsen vertelt een verhaal over spannende zaken die zich hebben afgespeeld in de wereld van de nieuwsvoorziening in de voor Nederland en de gehele wereld kritische periode van het interbellum – met een uitloop naar de Duitse bezetting.

Voor dit narratief koos hij de vorm van een historische roman in plaats van een perswetenschappelijke verhandeling. Al lezend beseft men echter algauw dat de auteur zijn lezers op het verkeerde been zet. Gebeurtenissen die ‘waar’ gebeurd zijn en tot nieuwsberichten aanleiding hebben gegeven, vormen een constante onderstroom in de verhaallijn. Foto’s van personen en plaatsen, maar vooral de als facsimile’s afgedrukte krantenberichten en passages uit historische bronnen schuiven een historische werkelijkheid naar voren die verre van fictief is.

Wie enigermate vertrouwd is met de intriges die precies negentig jaar geleden gepaard gingen met de oprichting van een nationaal persbureau voor Nederland verkneukelt zich bij de gedachte dat de hoofdrolspelers in het spel van recht en onrecht eindelijk hun masker verliezen. Als het om het ontmaskeren van personen gaat is in een roman meer mogelijk dan in non fictie.

Veldhuijsen gebruikt deze ontsnappingsroute en neemt de lezer erin mee. Wie zich laat meeslepen in zijn spannende verhaal zal zich misschien gaan verdiepen in de als onderstroom getypeerde diepere laag zoals die in de literatuur wordt gepresenteerd.

7

– Hierbij past een kanttekening, namelijk dat het proces van nieuwsgaring en nieuwsverspreiding door persbureaus en het gebruik van nieuwsdiensten door de klassieke massamedia en de digitale nieuwsplatforms meer studieuze aandacht verdient. Op dit gebied valt nog veel te ontdekken.

Het hoofdredactionele commentaar in De Volkskrant verscheen jarenlang onder de kop Ten geleide. Totdat ze als te bevoogdend werd geschrapt. Dit boek kent een woord vooraf van de auteur. Het alternatief leeswijzer zou als te dwingend ervaren kunnen worden. Toch veroorloof ik mij één verwijzing, namelijk naar pagina 270. Daar staan de namen van veertien personen uit het boek met hun sterfdata in Auschwitz, Mauthausen, Sobibor en Bernburg vermeld. Dan weet je als lezer dat het over één van hen, Jan Belinfante, vertelde verhaal niet tot in ieder detail precies zo is gebeurd, maar dat het wel waar is.

2024. Joan Hemels (1944) is emeritus hoogleraar Communicatiewetenschap, in het bijzonder Communicatiegeschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam en honorary fellow van The Amsterdam School of Communication Research (ASCoR). Hij schreef samen met J.A. Baggerman, oud-hoofdredacteur van het ANP, Verzorgd door het ANP. Vijftig jaarnieuwsvoorziening (1984, literatuurlijst, lit.).

8

Op onze piano pronkt een betonnen buste van Jan Toorop. Mijn zoektocht naar de herkomst ervan bracht mij tot de zolder van de familie Belinfante. Mijn oma Ahn was bevriend met haar achternicht, Ems Belinfante. Via haar moet de buste bij mijn moeder en zo bij mij terecht zijn gekomen. Ems’ grootvader, Ernst Ahn, was een gepassioneerd kunstverzamelaar en had het vlak voor zijn overlijden laten maken door de jonge Jac. Maris. Haar familie aan vaderszijde had decennialang faam verworven in de advocatuur en parlementaire journalistiek. Ems’ vader Johan en haar broer Jan maakten dan ookuiteindelijk deel uit van de directie van het anp.

Wat maakte dat de Belinfantes hun Correspondentiebureau ‘zo -maar’ lieten opgaan in het nieuwe anp? Op zoek naar antwoord werd dat ‘vanzelfsprekende’ beeld algauw ontkracht in de directieverslagen die mijn achternicht op de zolder van Ems had teruggevonden. Op oudejaarsdag 1934, veertien dagen na de oprichting van het anp, spreekt de directie van Het Correspondentiebureau nog de wens uit dat het bureau, ondanks de vijandelijke aanval van het anp, nog tot lengte van jaren mag blijven doorbloeien. Dan waren er de mysterieuze dood van Indisch persmagnaat Berretty, de miljoenenclaim van Vaz Dias en de verdachtmakingen van Loe de Jong. Tijdens mijn zoektocht naar antwoorden wekte erfopvolger Jan Belinfante mijn bijzondere belangstelling. Wat bezielde de journalist die het anp zou gaan leiden? Een leven langs achttien krantenberichten.

9
VOORAF

1.

10 Proloog
Afbraak
en plundering (1942)
Het Correspondentiebureau Johan J. Belinfante jubileert (1925) 3. Het Vas Dias erfgoed Samuel Vas Dias overleden (1918)
Het Conflict My dear boy (1918) 5. Vaz Dias met een z. Zware brand in het Persbureau Vaz Dias (1920) 6. De Verleiding Mefistofele (1924/1929) 7. Persprins Drukke dagen in Den Haag (1929) 8. Secretaris van Vaz Dias Censuur op persberichten (1930) 9. Het Verbond De Zweep van Berretty (1930) 10. De Gezant Een Buitenkans voor Hitler (1933) 13 17 29 44 53 65 71 83 103 111 129 18 KRANTENBERICHTEN
Evacuatie
2.
4.

11.

Strijd achter de schermen (1934)

12.

13.

14.

15.

16.

Simon

17.

18.

11
De Dagbladdirecteuren
Ik Volhard De Uiver is zoek (1934)
Slangengrot Schande en Gevaar (1935)
Nationale zaak De laatste reddingspoging (1938)
Vlaag van Waanzin Een Aneta-kwestie (1939)
Buigen
barsten
of
op mijn gelopen
Bolivar
(1939)
Parachutisten Verzinsels om verwarring te stichten (1940)
Krokodillentranen Schuldbelijdenis (1947) In Herinnering Noten Fotoverantwoording Literatuur Naamlijst Dankwoord 139 155 165 189 197 206 221 249 268 271 282 285 288 295
12

Wie tot het eind volhardend streeft, hem kunnen wij bevrijden

Goethe

13
14

PROLOOG

Naast het zuivere objectieve verslag wil Johan J. Belinfante best andere vormen van journalistiek toelaten. Zo duldt hij ook wel fantasierijke portretten of karikaturen naast een meer objectieve verslaglegging. Ongeoorloofd is het in zijn ethiek om publiek in de waan te brengen dat men te doen heeft met een objectief verslag en daarvoor iets anders in de plaats aan te bieden. Dat is bedrog, stelde Belinfante eens tijdens een lezing over het objectieve verslag voor de Haagsche Journalistenkring. Hoe deze ethiek zich verhoudt tot zijn geheime missie en fictieve interviews tijdens de Grote Oorlog, durft alleen zijn zoon Jan hem te vragen. In zijn kinderjaren had Jan al gevonden dat ook fantasie dicht bij de waarheid behoorde te liggen.

Portretten van overledenen worden opgetekend in de schaduw van hun levens en van wat de tijd over hen heeft nagelaten. Met deze bijzondere taak beweeg ik mij tussen het journaille van het aloude correspondentiebureau voor dagbladen belinfante & vas dias in Den Haag en het decennia jongere centraal correspondentiebureau voor dagbladen m.s. vaz dias in Amsterdam. Ook wel gewoon vaz dias. Twee bureaus welke niets met elkaar van doen zouden hoeven hebben, behalve dat ze beiden dominant en elkaars concurrenten zijn.

Het in de schaduw leven van mijn onderwerp betekent dat ik mijn uitverkorenen gadeslaals reisgenoot,correspondent of soms als vriend. Sinds ik in 1918 mijn eerste doodsbericht over Jans kunstminnende grootvader mocht schrijven heb ik met louter toetsaanslagen enkele doden weer tot leven mogen brengen in mijn obituaries. De pareltjes ervan in de Engelse kranten inspi-

Het objectief verslag.1

15

reren mij om in ieder doodsbericht opmerkelijke fragmenten uit het leven van een ontslapene bij mijn publiek in herinnering te brengen. Ik spreek dan ook liever van levensberichten.

Donderdag 21 november 1918.

In zijn woonplaats Den Haag is kunstcollectioneur, en oudrefendaris aan het Departement van Marine, Ernst Ahn op 84-jarige leeftijd overleden. Ahn was een graag geziene gast bij zijn vrienden van pulchri studio. Met zijn karakteristieke Monet-baard, geoefende smaak en door zijn Schubert-brilletje geholpen scherpe blik op kunsten toonde hij een groot hart voor jong talent. Kunstschilder Philip Sadee mocht getuige zijn op zijn huwelijk met de nog ontluikende Guidona. Hij ontdekte kunstenaars als Willem de Zwart en Jan Toorop, bracht hen modellen en verfmaterialen en hing zijn vrienden met genoegen tussen zijn stalen van grote meesters als Van Gogh en Rembrandt. Guidona ontplooide zich als schrijfster van sprookjesboeken. En hoewel Ahn, al voor zijn negende jaar, ragfijn tekende had hij zijn ogen eens zo verpest dat een kunstenaarscarrière er niet inzat. Schakers, kunstenaars, collega’s van het departement, journalisten, zijn kinderen, kleinkinderen en vrienden van de sociëteit vertoefden graag in de duistere maar altijd gastvrije salon van Ernst en Guidona. Zijn collectie oude en nieuwe meesters werden ook wel gebruikt om oneffenheden te maskeren. Het kon zomaar gebeuren dat een naar Hals geschilderd doek moest voorkomen dat de grove ijzeren veren van één van de stoelen je broek zouden doorboren. De Gekwetste Jaguar van de oude Cuyp zou voor het leven gebrand blijven op het netvlies van zijn kleinkinderen.

Roetsj. In één ruk trek ik het papier uit de machine. Naar het bureau ermee. Geen naam eronder. Johan leest, kijkt, doopt zijn kroontjespen, streept en geeft mij het levensbericht over zijn oude schoonvader terug. Kattenpoes, mompelt hij. Pas als ik met mijn rug in de deuropening sta spreekt Belinfante.

In memoriam Ernst V.F. Ahn.2

16

‘De gedenkartikelen voor het vaderland zijn toch op andere leest geschoeid dan de obituaries in the times, Stan?’ Het klinkt als een vraag. Dat is het niet. Belinfante is, naar eigen zeggen, van huis uit niet zo humoristisch aangelegd en dat maakt het aanleveren van gezellige stukjes met anekdotes over overledenen weinig relevant. Misschien is hij zo kort na de oorlog en Spaanse griep ook wel een beetje klaar met doodsberichten. Ook ik zie liever dat mensen een natuurlijke dood sterven, of hooguit door een noodlottig incident. Ik teken het rouwbericht al op wanneer mensen nog vol in het leven staan. Dan is het maar gebeurd. Deadlines - what’s in a name - laten zich nu eenmaal niet plannen. Ik mocht lange jaren anoniem blijven. Ik was als de dood dat mensen mij voor Magere Hein zelf aanzagen, de man met de zeis.

Heimelijk leef ik als necroloog tussen mijn knipsels en nimmer gepubliceerde doodsberichten op de bovenkamer van de Belinfantes. Het is ook niet aardig om te zien dat berichten over het afsterven van Colijn, Fokker of Pisuisse bij mij al aan de zolderbalk zijn gespijkerd, terwijl zij nog gewoon over ons regeren, de hemel bestormen en ons het lef in het leven toezingen.

Mijn bestaan in de luwte gonst evengoed. Angst voor de dood. Angst voor het moment van de waarheid. In diezelfde luwte worden sommigen van mijn uitverkorenen nieuwsgierig naar wat ik in hun schaduw over hen noteer en wat ik er in hun levensbericht van maak. Men wil maar wat graag weten hoe hun verhaal voor volgende generaties wordt opgetekend. Misschien willen zij, voor ze naar hun vaderen gaan, een beetje bijsturen op hun afdronk? De kers op hun taart een beetje voorproeven. Ik maak de berichten dan ook liever af aan het graf van de overledene. De belangstellenden, en laatste woorden welke zij aan hun dierbaren uitspreken, zijn vaak tekenend voor wie de mens is geweest en brengen leven in hun doodsbericht.

17

Ik verzamel knipsels, leef in de schaduw van kleurrijke figuren, trek een stukje op met mijn onderwerp en schrijf notitieboekjes vol over mijn tijdgenoten. Met deze taak beweeg ik mij in de wereld van de vooroorlogse journalistiek en ontmoet ik Jan Belinfante, erfopvolger van het correspondentiebureau voor dagbladen belinfante & vas dias.

Van Ebbenhout

18

1. AFBRAAK

Den Haag 1942.

Evacuatie en Plundering

Onze prachtige duinen worden bezaaid met mijnenvelden en bunkers. De mooie boulevards van Scheveningen en Zandvoort en vele andere badplaatsen veranderen in vestingen. Dit is nog niet voldoende, alle kustbewoners worden van huis en haard verjaagd. De moffen hebben een dodelijke angst voor het tweede front, dat vroeg of laat komen zal. De evacuatie-maatregelen zijn niet uitsluitend en alleen gericht op militaire verdediging, maar ook op intimidatie en plundering van het Nederlandse volk. […]

De Waarheid, 24 december 1942.1

Bwaf! Uit het niets valt er een brokstuk voor mijn voeten. Een klein moment eerder van huis en het puin was mijn dood geweest. Ik zie nog net een schim terug het afbraakpand induiken. De lapzwans keek niet eens of hij iemand zou raken.

De Verhulststraat ligt er troosteloos bij. Ondanks de silhouetten van druk gebarende mannen is de ziel eruit. Met grijze petten proberen zij hun verkleumde hoofden vrij te houden van het vele stof. Hun diepliggende ogen tekenen sterk af tegen hun vuile, bijna zwarte gezichten. De straat waar Jan met zijn zus en kleine broertjes zijn jeugd doorbracht vormt de trieste aanblik van het eens zo statige Duinoord. De wijk in het Scheveningse deel van Den Haag lijkt het decor te zijn, nee, is het decor geworden van een onwezenlijk drama. Het geklop op het hout dat wordt losgeslagen uit de verlaten huizen geeft nog enige klank aan de verder verlaten straat. Er klinkt glasgerinkel, gebonk en zo nu en dan vindt een scharrelaar met zo’n bijna opgebrande gele peuk in zijn mondhoek, een prul van mogelijk enige waarde. Vanaf de daken gooien de mannen losgewrikte brokstukken naar beneden.

19

Ogenschijnlijk gewetenloos vullen zij hun houten karren. Vanuit mijn ooghoek zie ik tussen het puin een rode Engelse pick-up geparkeerd staan op de hoek. Het opgloeiende puntje van een sigaret verraadt de aanwezigheid van de bestuurder. In zijn achterbak stapelen zich brokken puin met Oudhollandse tegeltjes en grond- en brandstoffen voor de hooikisten.

Waarom beweeg ik mij toch met mijn oude ziel tussen deze trieste scharrelaars?, vraag ik mij af, zonder er echt een antwoord op te hebben. Ik maak geen aantekeningen. Journalisten die aan waarheidsvinding doen kunnen beter onder de radar blijven. Ik sla het beeld wel even op. Een beetje zoals de fotograaf dat doet die verderop tegen het geraamte van de Valeriusstraat een groep mannen vastlegt. Dat moment manifesteert zich niet eerder dan wanneer hij in diepe duisternis de zilverdeeltjes van zijn glasplaat wast en het negatief ervan fixeert in het rode licht van zijn donkere kamer.

20
46
De Verhulststraat. De dakgevel van nummer 46 is nog in tact.2

Ik loop naar nummer 46. Het huis van de Belinfantes. Het staat er nog. Van de huizen eromheen zijn de gevels geplunderd en juist van dat huis is de gevel, en zelfs het dak, nog intact. De brede gang en de trap, de vele kamers. Het is er nog. Alleen de pot en de badkuip zijn eruit gesloopt. In niets is meer de indrukwekkende bibliotheek van Johan terug te vinden. Alles is opgeruimd, meegenomen en verlaten. Het verschoten behang verraadt waar eens zijn boekenkasten stonden en waar de ets van het Binnenhof het behang voor het zonlicht verborgen had gehouden. Ik probeer sporen te vinden van Jan en zijn iets jongere zusje Ems. Tien en zes jaar waren zij toen Johan J. en zijn vrouw Wies in blije verwachting het huis kochten. De lengtes van Jan en Ems staan nog met lijntjes op de muur gekerfd. Wat lager staan de streepjes van de jongens, Pip en Nen. Beiden geboren aan de Verhulststraat. Zij zullen vier of vijf jaar zijn geweest toen deze kleine inkepingen werden gemaakt. De één was van januari 1913, de ander van december in datzelfde jaar.

*

Wanneer de jongens de zolder betraden om te schumen, hield ik mij stil. Zij speelden er drukkerijtje, vonden er een oude speelgoedlocomotief van Jan of enkele grammofoonplaten. Zij verwonderden zich over de grappige geluiden van een meneer die steeds harder moest lachen, maar ook van de hoes waar met grote letters faust op stond. Ze kregen de indrukwekkende opera, bij gebrek aan een naald, zelfs met een spijker nog door de toeter van de grammofoon. Het verlangen naar kennis en perfectie was voor Johan en Jan misschien wel net zo grenzeloos als dat was voor Faust. Of zij hun ziel voor de verlossing ervan aan de duivel zouden verkopen, was voor hen ook een zoektocht.

21

Het oude huis had zóveel kamers, dat ik er niemand in de weg liep. Een knusse bovenkamer waar ik mijn verslagen op een Mercedes-schrijfmachine uittypte, verborgen achter oude kasten. De oude Belinfante, Isaac, had een voorliefde voor Duitse degelijkheid en had er in zijn laatste jaren drie van aangeschaft. Niet dat ze veel gebruikt werden. Bij het correspondentiebureau schreef men met een kroontjespen en toverinkt, terwijl ik één was geworden met mijn schrijfmachine. Met het verhuizen van Johan naar de Tomatenstraat, zo vlak voor zijn voorziene pensioen, kwam er een einde aan mijn heimelijke zolderjaren.

*

Aantekeningen van levende mensen, compleet met foto en adres zijn gewilde bronnen voor de Duitsers om de Nederlandse elite in kaart te brengen. Ik had het altijd ethisch gevonden mijn kennis zorgvuldig op zolder te houden. Twee redacteuren van een soort smoelenbijbel hebben juist in 1938 zo’n zesduizend biografieën gebundeld. Zesduizend! Een boekwerk van vijf kilo aan informatie over belangrijke Nederlanders. Johan behoorde daar ook toe. Wat hen bezielde om juist déze mensen te beschrijven?

Geen idee. Johans concurrent Mozes Vaz Dias, stond er weer niet in. Terwijl hij met zijn ijdelheid en verdiensten op het gebied van sport- en verkiezingsuitslagen en radionieuwsdiensten toch van enige betekenis mocht worden genoemd. Bram, ik noem hem maar als voorbeeld, die eerst voor persbureau vaz dias en later voor het anp de verkiezingsdienst leidde, mocht weer wel een plek vinden in de catalogus. Compleet met adres. Abraham de Hoop, Jacob Obrechtstraat 43. Er is vast ergens een exemplaar op Het Plein waarin de Duitsers met een rood potlood een vinkje bij de adressen hebben geplaatst.

Lit.: Aardweg en Hüllstrung.

22

Zelf rekent Vaz Dias zich tot de excellente groep van Sefardische filosofen, wetenschappers en creatieven. Hij zet zich er, met zijn neef en twee vrienden, voor in dat Joden van Portugese afkomst gevrijwaard blijven van welke vervolging ook. De Aktie Portugesia noemt hij het in zijn synagoge. Met genealogische feiten en aantoonbare uiterlijke kenmerken heeft zijn comité de mythe van de Sefardische superioriteit wetenschappelijk willen onderbouwen. Tot nog toe heeft het Portugesia-comité de nazi’s met hun theorieën aan het denken durven zetten. Dit leverden vele Sefardim en daarmee ook de Vaz Diassen, toch een sperrstempel op in hun persoonsbewijs. Het stempel dat geldt als een soort vrijwaring waarmee je je veilig mocht wanen.

Ik word naar de werkelijkheid van de dag getrokken door het stof dat door een streep zonlicht dwarrelt. De stofstreep leidt mijn ogen naar een zwart schaakstuk. De koning. Hoe kan het hier zijn achtergebleven? Ik pak het op en werp een blik op het stofvrije silhouet die het op de vloerplank had achtergelaten. Ik beweeg het stuk op mijn vlakke hand terwijl mijn gedachten het laatste spel volgen van Johan met zijn goede vriend en schaakrivaal Herman. Herman van de Pol, oprichter van het anp. Hem had ik toch ook niet in die smoelenbijbel aangetroffen.

Johan en Herman speelden schaak alsof het om hun eigen levens ging. Twee generaties uit de journalistiek die zich qua intellect, levenswijsheden en liefde voor het vak aan elkaar konden meten. Hun speelbord was het centrum geworden van de dans om de koning, het correspondentiebureau. Ik vond dat Johan zijn ziel nooit aan Herman had mogen verkopen. Die mening had ik mij misschien wel te vroeg gevormd. Het spel was nog niet klaar. De Duitsers hadden het bord omgegooid, nog voordat de koning was verslagen.

23

‘Zwartspelers moeten de witspelers niet de macht in het centrum gunnen, hoe verleidelijk de pion er ook staat te lonken’, heb ik Johan weleens horen uitspreken. Johan zou het gambiet nooit geaccepteerd hebben als hij er geen goede compensatie voor in het vooruitzicht had gezien. Ja, dat was het, een gambiet.

Een schaakspel waarin het honderd jaar oude bedrijf van zijn voorouders werd geofferd, vanuit het vertrouwen dat Jan, als Johans gedoodverfde opvolger, eens directeur van het nieuwe anp zou worden. Als adjunct was Jan er nog een paar zetten van verwijderd. Ook Johan had Herman van degelijke juridische adviezen voorzien om zijn mededirecteur Vaz Dias verder een goede vaart te wensen en uit zijn directeursfunctie te verlossen.

Vaz Dias bleef, naast zijn aandeel in het anp, onder steeds nieuwe entiteiten ook zijn eigen persdiensten openhouden om nieuws te verslaan. Dat vonden de toezichthouders, op zijn zachtst gezegd, lastig. Zijn fotobureau, de strijd om de radionieuwsdienst, zijn vrienden van het Damrak, de aanpak van malaria, het maakte niet uit welk nieuws. Bij die goochemerd ging het meervoudig over de toonbank en toonde hij, zo je de dagbladdirecteuren mag geloven, geen enkele loyaliteit. De afkoop van Vaz Dias was misschien wel zijn mazzel. Hij kon tenminste nog voor de Duitsers uit bij het anp wegkomen. Al was het niet tegen de miljoenenclaim die hij ervoor had willen afdwingen.

‘Van Ebbenhout?’, klinkt een warme vertrouwde stem vragend. De stem onderbreekt mijn gedachten. Mijn adem stokt terwijl ik mij wat verward omdraai.

‘Jan, jij hier? Ik was in de veronderstelling dat ik hier alleen was.’ Ondanks de verblindende met stof doorvoede lichtbundel zie ik Jan mij scherp aankijken. In stilte beweegt hij zijn vinger over het stof van de balustrade.

‘Het in bescherming nemen van de koning was toch jouw vaders levensopdracht?’, brak ik het ijs. ‘Hoe kan hij nu met een incomplete set zijn vertrokken?’

24

Jan Belinfante (1902-1942).

‘Mijn arme vader moet een nomade zijn geworden, Stan’, antwoordt Jan kalm. ‘Opgejaagd door de tijdsgeest.’

Ik sta weliswaar aan de andere zijde van het trapgat, in gedachten omhelzen wij elkaar. In het strijklicht staat een tot in de puntjes verzorgde man van tegen de veertig. Zijn neus krult, zijn donkerbruine ogen lijken dwars door mij heen te kijken. In niets zien zijn glimmende schoenen eruit alsof Jan door het stof is komen aanlopen. Ik werp hem de verloren koning toe. Jan doet geen enkele poging om het schaakstuk van een val in het trapgat te redden. Hij had dat ook maar met één hand kunnen doen. In zijn andere hand draagt hij een leren koffer. Hij zal ongeveer op dezelfde plek staan als waar eens het Perzisch kleed heeft gelegen waarop hij zo verwachtingsvol het leven tegemoetzag.

‘Wat jammer dat de dag weer voorbij gaat, zei je destijds.’

‘Ik wilde de dag altijd blijven vasthouden, Stan.’

‘Ja dat wilde jij. Jij zou er alles voor over hebben om de mooie dagen te bewaren. God, wat zie jij er goed uit.’

Twee jaar geleden hadden ze Jan opgepakt. Hij was een dag naar Amsterdam. Zijn vader had geen idee waar Jaap, Joost, Nida en hij mee bezig waren. Johan had de telefoon aangenomen en eenvoudig de boodschap aan zijn zoon doorgegeven. Of hij

25

zich wilde melden bij de sd op Het Plein. Het ging om een belangrijke kwestie, had de officier van de Sicherheitsdienst gezegd. Er leek geen vuiltje aan de lucht. Jan handelt naar eer en geweten en was van veilige afkomst, moet Johan gedacht hebben. Jans vader was weliswaar van Joodse afkomst, zijn moeder was Nederlandse, met een Duitse grootvader.

‘Waarom zou je de Gestapo in vertrouwen nemen, Jan?’ Hij tikt met platte hand op zijn koffer. Er zitten wel wat brandplekken op, maar de koffer lijkt verder intact te zijn

‘Mijn bevrijding, Stan!’, zegt hij quasi trots.

‘Je hebt het gevonden?’, merkt Stan op. De ogen van Jan lijken te verstarren.

‘Het spijt me Stan. Ik kan hier niet blijven. Het is niet veilig. Wil je mijn ouders groeten en Catrien?’

‘CATRIE-IEN!’ Jan heeft haar naam in zijn jonge jaren nog al eens door de vertrekken van het huis doen bulderen, alsof zij zijn persoonlijke assistente was.

‘Geef Nida een kus, ik neem haar niets kwalijk. Jaap en Joost ook niet.’

Ik trek het vel papier uit mijn schrijfmachine en draai er met twee handen een nieuw vel in. Terwijl ik de punt intyp wend ik mijn hoofd af van de schrijfmachine. Gouvernante en unheimisch in één zin? Als de omstandigheden niet zo dramatisch waren geweest is het misschien ook wel mooi hoe Franse en Duitse klanken zich in onze taal samensmelten. Daar zal Jan met zijn taalgenootschap wel anders over denken. Hoe vaak werd ik niet door pruttelende taalpuristen op de vingers getikt over het gebruik van Germanismen? Johan zelf stamt uit een veeltalige dynastie van journalisten en juristen. Ogenschijnlijk op het saaie af. Johan spreekt werkelijk zeven talen vloeiend. Dus waarom zou ik niet, met zo’n smeltkroes aan Europaliefde, ook geen gouvernante en unheimisch in één zin schrijven?

26

Het geluid van de letteraanslagen geeft het ritme aan waarop ik het verhaal van Jan aan het maagdelijk witte papier toevertrouw. Het zachte belletje van de schrijfmachine waarschuwt zo nu en dan dat de wagen naar de volgende regel moet worden gebracht. Ik denk terug aan de pret in zijn ogen toen hij zijn broertjes met de bolderkar door de straten van Duinoord trok. In gedachten hoor ik Wies haar kinderen toespreken terwijl zij de kinderen afdroogt, op het spelletje ‘Wáár is je oogje? Dáár is je oogje.’ Een ritueel om de kinderen te laten zien hoe de wereld, je omgeving en je lijf er uitzien. Wies had al snel spijt van haar opvoedkundige vragen. De kinderen moesten uiteindelijk zelf maar ontdekken waar hun oogjes zitten of hoe de wereld er uitziet.

‘Als je wilt tekenen of schrijven weet je potloden en papier te vinden. Als je in je nakie wilt spelen, speel je maar in je nakie.’ Vooral kinderen nergens toe dwingen, was haar parool. Alleen zo kon zij de ontwikkeling van de kinderen, op het wetenschappelijke af, observeren. Iedere tekening, brabbel of schrijven werd zorgvuldig door haar gedocumenteerd.

Jan was zeven toen hij leunend in de schoot van zijn moeder aan haar liet weten dat hij het liefst in de geschiedenis was blijven leven. Zijn moeder had in Jans jonge jaren vele pogingen ondernomen hem tot sporten te bewegen. Die belangstelling is gering gebleven, merkte zij op. Jan snuffelde liever naar historische feiten, bezocht zijn oma om familieboeken te zien of las in De Grote Witkamp over de geschiedenis van De Zeven Nederlanden. Hij richtte in zijn jongensjaren De Bannerij op, begoochelde zijn vrienden in deze jongensclub met titels, die hij hen verleende op perkamenten oorkonden. voorzien van zegels van gesmolten rode kerstkaars. Jan ondertekende deze vanuit zijn bescheiden, zichzelf toebedeelde, functie van secretaris-generaal.

Lit. Belinfante-Ahn.

27

Deutsche Zeitung in den Niederlanden, 12 april 1943.

De reden is eenvoudig’, zo zei hij. Den Haag ligt aan de kust. Het is met bommenwerpers goed te bereiken en vanaf zee te beschieten. Het kan dus makkelijk worden uitgeschakeld.’

1942. Volk en vaderland, 18 december. Rede Rijkscommissaris.

28

‘Dus gaan ze het alvast slopen?’, bedacht ik mij. Dat soort vragen komen natuurlijk niet door de Goebbels-censuur waar onze persdiensten aan onderworpen zijn. Die uitleg staat in schril contrast met de waarheid, waarvan het de propaganda niet uitkomt dat wij erover schrijven. De waarheid dat wijken plaatsmaken voor de zogenoemde Atlantikwall, een Europalange kustzone vol versperringen, bunkers, tankgoten en mijnenvelden. de waarheid, plaatst in het kerstnummer het andere geluid. Ik was in de omstandigheid de tekst te zien bij één van de stencilposten. Hoewel de communisten eerder op het standpunt stonden dat de Engelsen en Nederlanders, met hun arrogante, koloniale en kapitalistische gedrag, de bezetting over zichzelf hadden afgeroepen, bracht het illegale blaadje nog enig tegengeluid aan die van het nationaalsocialistische volk en vaderland.

Geen schoolmeester die het in zijn hoofd haalt om op Het Plein in vol vertrouwen de vrede te sluiten.

Jan deed zijn uitspraak over de dag die we moeten vasthouden zo heerlijk onbevangen. Een mannetje van zeven had niet kunnen bevroeden dat er dagen kwamen, waarvan je zou wensen dat die nooit begonnen waren. Of voelde hij het aan? Was de reden dat Jan zo bezield was in de geschiedenis te leven erin gelegen dat zo’n zestiende januari van 1941 dan nooit was aangebroken? Die ijskoude winterdag waarop Johan dat ogenschijnlijk onschuldige telefoontje voor Jan had aangenomen.

1943. Een militair correspondent van het Deutsches Nachrichtenbüro (dnb) wordt rondgeleid langs de geëvacueerde kustplaatsen. Provinciale dagbladen, het Rotterdamsch Nieuwsblad en De Telegraaf nemen de dreigende toon en inhoud ervan over: Duitse divisies achter de Atlantikwall staan klaar om de tegenstander te verslaan, waar hij het mocht wagen voet aan land te zetten.3

29

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.
Correspondent tussen Goethe en gossip voorbeeld by Perduco uitgevers - Issuu