WERKDOCUMENT
Kernactiviteiten Basis

LEDEN VAN DE TEKENTAFELS BASIS
Snijdend
Koen Bos, voorzitter (orthopedisch chirurg, NOV)
Karlijn van Donkelaar (aios Obsterie & Gynaecologie)
Niels van Heerbeek (kno-arts, NVKNO)
Rick Hundscheid (aios KNO)
Markus Klimek (anesthesioloog, NVA)
Laetitia de Kort (uroloog, NVU)
Alexander Leijdesdorff (chirurg, NVvH)
Wies Maarse (plastisch chirurg, NVPC)
Maaike Oonk (gynaecoloog, NVOG)
Frank van Rooijen (aios orthopedie, DJS)
Beschouwend:
Liselot Valkenburg-van Iersel, voorzitter (internist, NIV)
Joost Beusekamp (aios cardiologie)
Wouter van Geffen (longarts, NVALT)
Karen Keijsers (klinisch geriater, NVKG)
Tessel Korver (aios kindergeneeskunde, DJS)
Emilie van Lingen (aios interne geneeskunde)
Ramon van Loon (cardioloog, NVVC)
Marieke van Onna (reumatoloog, NVR)
Maarten Tushuizen (MDL-arts, NVMDL)
Met dank aan de vertegenwoordigers van de wetenschappelijke verenigingen van medisch specialismen en de opleidingen huisartsgeneeskunde en specialist ouderengeneeskunde, die hun input hebben geleverd in bijeenkomsten en feedbackrondes van de Tekentafels in de periode tussen oktober 2024 en september 2025.
Vragen
Heb je vragen of opmerkingen over dit document?
Neem contact op via opleiding@demedischspecialist.nl
Vormgeving
Distincto Design
Beeld
Jan Willem Houweling
© Federatie Medisch Specialisten december 2025. Alle opgenomen informatie is eigendom van de Federatie. Overnemen van inhoud, geheel of gedeeltelijk is toegestaan mits met bronvermelding.
Vrijwaring
De Federatie heeft de grootst mogelijke zorg besteed aan de samenstelling van dit document. Desondanks accepteert de Federatie geen aansprakelijkheid voor eventuele onjuistheden in de informatie, noch voor schade, overlast of ongemak dan wel andersoortige gevolgen die voortvloeien uit of samenhangen met het gebruik van de informatie.
VOORWOORD
In het project Ruimte voor opleiden van de Federatie Medisch Specialisten zijn vijf kernactiviteiten beschreven die een arts als basis voor een ontwikkeltraject naar medisch specialist zelfstandig moet kunnen uitvoeren. Ze beschrijven activiteiten die zelfstandig kunnen worden uitgevoerd in laagcomplexe klinische situaties.
De kernactiviteiten zijn uitgewerkt in deelactiviteiten en bijbehorende criteria die in opleidingssituaties fungeren als leerdoelen. Dit is binnen het project Ruimte voor opleiden gedaan door de twee Tekentafels Basis, waarvoor de concilia van de wetenschappelijke verenigingen opleiders en aios hebben afgevaardigd.
De opbrengst van de tekentafels is opgeleverd in dit werkdocument Kernactiviteiten Basis van 8 oktober 2025. In het bijbehorende verantwoordingsdocument Kernactiviteiten Basis is bij alle reacties die wetenschappelijke verenigingen op de concept-kernactiviteiten aangegeven op welke wijze die zijn verwerkt in dit werkdocument Kernactiviteiten Basis.
KERNACTIVITEITEN BASIS IN DIT DOCUMENT
Deze set kernactiviteiten kan dienen als inhoudelijke onderlegger bij een verdere verkenning van de vorm waarin deze opleidingsfase in de praktijk uitgewerkt kan worden.
De vijf kernactiviteiten zijn beschreven aan de hand van de volgende elementen:
a. Deelactiviteiten en gedragsindicatoren.
b. Vereiste kennis, vaardigheden en gedrag/houding om de kernactiviteit te kunnen uitvoeren.
c. Context met voorbeelden van aandoeningen of patiëntengroepen waarbij de leerdoelen aan de orde zijn (behalve bij kernactiviteit 4. Coördineren van (perioperatieve) zorg rond de patiënt)
Inhoudsopgave
Voorwoord 3
Kernactiviteit 1 - Anamnese, diagnose en behandeling (inzetten) bij een patiënt met een niet-acute klinische presentatie 5
Kernactiviteit 2 - Opvang, diagnose stellen en behandeling inzetten bij een patiënt met een acuut bedreigde presentatie 9
Kernactiviteit 3 - Consulten aanvragen en uitvoeren 14
Kernactiviteit 4 - Coördineren van (perioperatieve) zorg rond de patiënt 17
Kernactiviteit 5 - Uitvoeren van eenvoudige chirurgische procedures en ingrepen 21
Anamnese, diagnose en behandeling (inzetten) bij een patiënt met een niet-acute klinische presentatie
Onder ‘niet-acuut’ wordt verstaan: dat bij een patiënt geen directe bedreiging van de vitale functies bestaat en er voldoende tijd is om diagnostiek en beleid zorgvuldig te overwegen. Het gaat om klinische of poliklinische presentaties waarbij de toestand van de patiënt stabiel is, maar wel medisch onderzoek en behandeling vereist zijn.
De arts kan een patiënt met een acute klinische presentatie opvangen en stabiliseren volgens het ABCDE-protocol en de juiste vervolgstappen in gang zetten.
Deelactiviteiten
1 Opvang
• Herkennen van acute/vitale bedreiging.
• Onder stress overzicht behouden en (indien noodzakelijk) hulp en/of supervisie vragen.
• Basaal beleid uitzetten
- Toepassen ABCDE-protocol
- Toepassen MEWS
- Stabiliseren vitale functies.
2 Praktisch doelmatig handelen
• Voorschrijven van intraveneuze vloeistoffen, medicatie, bloedgas, infuus plaatsen, gebruik diagnostische hulpmiddelen, monitoring aanleggen, toegangen, O2 toedienen.
• Aansluiten, interpreteren en behandelen van de basale vitale monitoring (saturatie, ademfrequentie, ECG en bloeddruk).
• Vrijmaken van de luchtweg en zuurstof toedienen dan wel met een masker kunnen beademen.
• Aanleggen van toegangen voor toediening medicatie, vocht en bloedproducten.
• (Laten) bereiden, dubbelchecken en toedienen van medicatie die in acute setting gegeven moet worden.
• Meest voorkomende intoxicaties herkennen en eerste behandeling inzetten.
• Laagcomplex gesprek over behandelbeperkingen voeren.
• Basale kennis van het uitvoeren van beleid ten aanzien van pijn en comfort.
• Snelle beoordeling van (potentiële) vervolglocatie (bijvoorbeeld: Acute Opname Afdeling (AOA, opname kliniek, wachtkamer) van patiënt ter bevordering van doelmatig gebruik seh.
3 Diagnose stellen
• (Hetero)anamnese en lichamelijk onderzoek, doelmatig aanvragen en interpreteren van (beperkt) aanvullend onderzoek (lab, bloedgassen, ECG’s radiologisch).
• Uitvoeren van (beperkt) psychiatrisch onderzoek.
• Opstellen beperkte acute differentiaaldiagnose.
• Uitvoeren van basaal neurologisch onderzoek.
• Multidisciplinaire samenwerking organiseren (bijvoorbeeld spoed interventie team (SIT), opvang patiënt).
• Werken met ondersteuning door nieuwe (informatie)technologieën.
• Beoordelen van de meest geschikte vervolglocatie en tijdig hierop anticiperen (spoedeerstelijns verblijf (ELV), opname kliniek, aanvullende thuiszorg, ontslag met daags erna vervolgafspraak op spoedpoli, etc.).
4 Initiële behandeling hoofdzakelijk gericht op stabilisatie
• Initiëren en uitvoeren spoedeisende behandeling en voortdurend monitoren en aanpassen.
• Voorschrijven medicatie geïndiceerd in de acute setting.
• Gerichte consultatie van medebehandelaars met gebruik van de SBARR-methode.
• Vroegtijdig inschatten of bepaald (behandel)team/persoon opgeroepen moet worden.
• Zelf overleggen met supervisor van ander specialisme, wanneer patiënt toch een ander (bijkomend) probleem blijkt te hebben.
5 Psychosociale aspecten
• Aandacht voor context van patiënt (comorbiditeit, cultureel, sociaal/netwerk, belevingswereld en IQ).
• Behandelbeleid van het team uitleggen.
• Communicatie met patiënt en naasten over ingezette beleid, behandelopties en prognose.
• Gesprekken voeren over palliatieve/terminale zorg, gesprek over behandelbeperking, binnen eigen grenzen.
• Aandacht voor kwaliteit van leven (waar mogelijk).
Kennis
Vereiste kennis, vaardigheden en attitude om deze kernactiviteit uit te voeren.
Veelvoorkomende somatische en psychiatrische aandoeningen en multimorbiditeit
• Kennis van de (patho)fysiologie, diagnostiek en behandeling van veelvoorkomende aandoeningen.
• Kennis van anatomie en fysiologie.
• Kennis van (inter-)nationale richtlijnen en lokale protocollen met betrekking tot de specifieke procedures.
• Kennis van de meest voorkomende infecties en hun verwekkers en de behandeling van deze infecties.
• Kennis van interacties tussen meerdere aandoeningen en de invloed op de algehele gezondheid.
• Inzicht in de invloed van verschillende levensfasen op ziekten.
Diagnostische strategieën en klinisch redeneren
• Kennis van methoden om (uitgebreide) anamnese en lichamelijk onderzoek systematisch uit te voeren.
• Inzet en interpretatie van (basaal) laboratoriumonderzoek.
• Kennis van de beeldvormende technieken die worden aangevraagd, inclusief het nut en de belasting voor de patiënt.
• Kennis van verschillende diagnostische strategieën en methodes bij ouderen (en eventueel kinderen) onder andere screening op frailty.
Farmacologie en individueel medicatiebeleid
• Basiskennis kinetiek van veelvoorkomende medicatie.
• Kennis van medicatiegebruik bij chronische aandoeningen, inclusief contra-indicaties, bijwerkingen, interacties, dubbelmedicatie, over- en onderdosering én inzet therapeutische drug monitoring (TDM).
• Kennis van effectiviteit en bijwerkingen van de meest voorkomende voor te schrijven geneesmiddelen.
Psychosociale en omgevingsfactoren in de zorg
• Inzicht in hoe psychologische, sociale en omgevingsfactoren de gezondheid en het welzijn van de patiënt beïnvloeden.
• Kennis van methoden om psychosociale aspecten in kaart te brengen en bespreekbaar te maken.
Vereiste kennis, vaardigheden en attitude om deze kernactiviteit uit te voeren.
Gezondheidsbevordering en zelfmanagement
• Patiënt voorlichten en wijzen op informatiebronnen (bijvoorbeeld eigen verzekering).
• Begrip van strategieën voor gezondheidsvoorlichting en het bevorderen van zelfmanagement.
• Kennis van leefstijlinterventies en hoe deze effectief kunnen worden geïntegreerd in de zorg.
Multidisciplinaire samenwerking en verwijzingsstructuren
• Inzicht in de rol en expertise van andere disciplines in de zorg voor niet-acute patiënten.
• Kennis van de mogelijkheden en indicaties voor doorverwijzing binnen het netwerk van zorgverleners en externe instanties, zoals Veilig Thuis en de politie.
• Kennis van de basisprincipes van palliatieve zorg en advance care planning.
Wettelijke en ethische aspecten van langdurige zorg
• Kennis van patiëntrechten, wilsbekwaamheid en de juridische kaders die van toepassing zijn in langdurige zorgsituaties onder andere vrijheidsbeperkende maatregelen.
• Kennis van medische ethiek en wettelijke kaders rondom informed consent en privacy.
• Kennis van meldcodes rondom huiselijk geweld en kindermishandeling.
• Inzicht in ethische overwegingen bij langdurige behandeling en zorgplanning.
• De rol en de beperkingen van evidence based medicine en alternatieven voor evidence based medicine.
• Is zich bewust van de rol van zinvolle zorg.
Vaardigheden
Verrichtingen
• Kleine chirurgische verrichtingen op de polikliniek zoals: hechten, verbinden, wondzorg, drainage eenvoudige abcessen.
• Katheter inbrengen, infuus prikken, arteriële bloedgassen prikken
Vaardigheden
• Adequate voorbereiding en afhandeling poliklinisch spreekuur (timemanagement/ polimanagement).
• Multidisciplinaire samenwerking en samenwerking met ondersteunend personeel.
• Herkennen van agressie en kunnen de-escaleren.
• Protocollair kunnen werken.
• Uitvoeren van anamnese en klinisch onderzoek.
• Klinisch redeneren en opstellen van een differentiaaldiagnose.
• Interpreteren van diagnostische tests en vervolgonderzoeken.
• Interpretatie en toepassen van richtlijnen en protocollen.
• Opstellen en bespreken van een behandelplan.
• Individueel medicatiebeleid en monitoring.
• Opbouwen van een vertrouwensrelatie met de patiënt en naasten.
• Beoordelen wilsbekwaamheid en suïcidaliteit.
• Bespreken behandelbeperkingen.
• Omgang met patiënten met lage gezondheidsvaardigheden, laaggeletterdheid en taalbarrières.
• Heldere communicatie naar patiënt en naasten met toepassen van shared decision making.
• Adequate verslaglegging, inclusief correspondentie en registratie van diagnose en verrichtingen.
• Monitoring en evaluatie van het behandeltraject.
• Zelfmanagement en educatie.
• Gestructureerd opzoeken/raadplegen betrouwbare bronnen.
Gedrag/houding
Communicatief
• Patiëntgericht.
• Respectvol en empathisch.
• Open communicatie.
Samenwerking en organisatie
• Gericht op samenwerking in een team /netwerk.
• Regievoerder hele zorgproces.
Persoonlijke ontwikkeling
• Reflectief vermogen en leergierigheid.
• Geduld en doorzettingsvermogen.
• Professionaliteit en integriteit.
• Bewust van grenzen aan eigen kunnen en bij bereiken daarvan tijdig hulp/supervisie inroepen.
Context
Hieronder is een niet uitputtende lijst opgenomen met voorbeelden van situaties/presentaties die passend zijn om deze kernactiviteit zelfstandig te kunnen uitvoeren. De opleidingsgroep kan deze lijst uitbreiden met niet-acute en laagcomplexe klinische presentaties met dezelfde leerdoelen. De ondergenoemde voorbeelden dienen uitsluitend ter illustratie.
Snijdend
Lokale zwelling
Arteriële en veneuze insufficiëntie
Buikpijn
Gewrichtspijn
Huidafwijking
Klachten bewegingsapparaat
Slikklachten
Defecatieklachten
Mictieklachten
Visusklachten
Beschouwend
1. ‘Dokter ik ben moe’- Patiënt met (langdurige) algehele malaise en/of vermoeidheidsklachten.
2. ‘Dokter ik heb pijn’- Patiënt met niet-acute thoracale pijn, abdominale pijn, hoofdpijn, pijn aan bewegingsapparaat.
3. ‘Dokter vader is verward’- Patiënt met niet-acute verandering van gedrag en/of bewustzijn.
4. ‘Dokter ik heb koorts’- Patiënt met koorts op afdeling, uit tropen, langer bestaand.
5. ‘Dokter ik ben kort van adem’- Patiënt met niet-acute dyspnoe.
6. ‘Help het kreat loopt op’- Patiënt met afwijkende nierfunctie en/of elektrolyten (poli) klinisch.
7. ‘Help het lab belt een glucose van 25 door’- Patiënt met een nieuwe of verergerde hyperglycemie (poli)klinisch.
8. ‘Dokter ik weet dat ik niet meer beter wordt, maar u moet mij helpen’ - Begeleiding palliatieve patiënt.
9. ‘Dokter wat doen we met de antistolling voor het biopt’ - Patiënt met antistolling.
10. ‘Dokter mag ik weer aan het werk?’- Patiënt in context van maatschappelijke positie en taken en verantwoordelijkheden van arts.
KERNACTIVITEIT 2
Opvang, diagnose stellen en behandeling inzetten bij een patiënt met een acuut bedreigde presentatie
Onder ‘acuut bedreigd’ wordt verstaan dat bij een patiënt één of meer van de vitale functies (zoals de luchtweg, de ademhaling de circulatie en het bewustzijn) aangedaan zijn. De arts kan dit herkennen en heeft de theoretische en praktische kennis om de behandeling van een acuut bedreigde patiënt op te starten, adequate hulp in te roepen en in overleg de juiste (diagnostische) vervolgstappen in gang te zetten.
De arts kan een patiënt met een acute klinische presentatie opvangen en stabiliseren volgens het ABCDE-protocol en de juiste vervolgstappen in gang zetten.
Deelactiviteiten
1 Opvang
• Herkennen van acute/ vitale bedreiging.
• Onder stress overzicht behouden en (indien noodzakelijk) hulp en/of supervisie vragen.
• Basaal beleid uitzetten
- Toepassen ABCDE-protocol
- Toepassen MEWS
- Stabiliseren vitale functies.
2 Praktisch doelmatig handelen
• Voorschrijven van intraveneuze vloeistoffen, medicatie, bloedgas, infuus plaatsen, gebruik diagnostische hulpmiddelen, monitoring aanleggen, toegangen, O2 toedienen.
• Aansluiten, interpreteren en behandelen van de basale vitale monitoring (saturatie, ademfrequentie, ECG en bloeddruk).
• Vrijmaken van de luchtweg en zuurstof toedienen dan wel met een masker kunnen beademen.
• Aanleggen van toegangen voor toediening medicatie, vocht en bloedproducten.
• (Laten) bereiden, dubbelchecken en toedienen van medicatie die in acute setting gegeven moet worden.
• Meest voorkomende intoxicaties herkennen en eerste behandeling inzetten.
• Laagcomplex gesprek over behandelbeperkingen voeren.
• Basale kennis van het uitvoeren van beleid ten aanzien van pijn en comfort.
• Snelle beoordeling van (potentiële) vervolglocatie (bijvoorbeeld: Acute Opname Afdeling (AOA, opname kliniek, wachtkamer) van patiënt ter bevordering van doelmatig gebruik seh.
3 Diagnose stellen
• (Hetero)anamnese en lichamelijk onderzoek, doelmatig aanvragen en interpreteren van (beperkt) aanvullend onderzoek (lab, bloedgassen, ECG’s radiologisch).
• Uitvoeren van (beperkt) psychiatrisch onderzoek.
• Opstellen beperkte acute differentiaaldiagnose.
• Uitvoeren van basaal neurologisch onderzoek.
• Multidisciplinaire samenwerking organiseren (bijvoorbeeld spoed interventie team (SIT), opvang patiënt).
• Werken met ondersteuning door nieuwe (informatie)technologieën.
• Beoordelen van de meest geschikte vervolglocatie en tijdig hierop anticiperen (spoedeerstelijns verblijf (ELV), opname kliniek, aanvullende thuiszorg, ontslag met daags erna vervolgafspraak op spoedpoli, etc.).
4 Initiële behandeling hoofdzakelijk gericht op stabilisatie
• Initiëren en uitvoeren spoedeisende behandeling en voortdurend monitoren en aanpassen.
• Voorschrijven medicatie geïndiceerd in de acute setting.
• Gerichte consultatie van medebehandelaars met gebruik van de SBARR-methode.
• Vroegtijdig inschatten of bepaald (behandel)team/persoon opgeroepen moet worden.
• Zelf overleggen met supervisor van ander specialisme, wanneer patiënt toch een ander (bijkomend) probleem blijkt te hebben.
5 Psychosociale aspecten
• Aandacht voor context van patiënt (comorbiditeit, cultureel, sociaal/netwerk, belevingswereld en IQ).
• Behandelbeleid van het team uitleggen.
• Communicatie met patiënt en naasten over ingezette beleid, behandelopties en prognose.
• Gesprekken voeren over palliatieve/terminale zorg, gesprek over behandelbeperking, binnen eigen grenzen.
• Aandacht voor kwaliteit van leven (waar mogelijk).
Kennis
Vereiste kennis, vaardigheden en attitude om deze kernactiviteit uit te voeren.
Medische basiskennis van acute zorgprocessen
• ABCDE-protocol en stabilisatietechnieken (inclusief kinderen).
• BLS, ALS (volwassenen en kinderen).
• ATLS.
• Basis ECG-kennis.
• Klinische presentatie van veelvoorkomende acute aandoeningen (bijvoorbeeld sepsis, hartfalen, ademnood).
• Delier en suicidaal gedrag.
• Comorbiditeit.
• (Patho)fysiologisch inzicht in veelvoorkomende acute aandoeningen die onder de basis acute zorg vallen. Hierbij kan men denken aan alles wat op de seh of afdeling acuut is of kan ontstaan en/of wat zich acuut kan presenteren.
• Symptoomherkenning bij de meest voorkomende toxicologische problemen.
• Meest voorkomende infecties en bijpassende diagnostiek en preventiemaatregelen.
• Basis psychiatrische/neurologische presentaties.
Diagnostische kennis
• Inzet en interpretatie van relevante labresultaten en diagnostische tests (bijvoorbeeld ECG, bloedgas, X-thorax) en indicatiestelling voor verder diagnostisch onderzoek.
• Kritisch denken, klinisch redeneren en het opstellen van een (beperkte) differentiaaldiagnose.
• Complicaties van recente ingrepen/interventies herkennen en behandelen.
Farmacologie en individueel medicatiebeleid
• Intoxicatiespiegel bepalen.
• Toepassing van medicatie bij acute situaties (bijvoorbeeld inzet medicatie bij bloedingen, water en elektrolytstoornissen, circulatieproblemen) inclusief contraindicatie, acute bijwerkingen, interactie, dubbelmedicatie, over- en onderdosering.
Multidisciplinaire/interprofessionele samenwerking en communicatie
• Zorgprocessen binnen het ziekenhuis en de rol van verschillende disciplines.
• Communicatietechnieken voor samenwerking en patiëntoverdracht.
• Samen beslissen.
• Netwerkzorg.
• Orgaandonatie.
• Basis infectiepreventie en isolatiemaatregelen.
Vereiste kennis, vaardigheden en attitude om deze kernactiviteit uit te voeren.
Wettelijke en ethische aspecten
• Wilsbekwaamheid, patiëntrechten, wettelijke vertegenwoordiging, behandelbeperking, ‘einde leven’ en de juridische kaders rond spoedzorg.
• Wet- en regelgeving rond handelen/meldingsplicht (infectieziekten).
• Kennis van meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling.
• Vrijheidsbeperkende maatregelen.
• SWAB-richtlijn.
• Landelijke richtlijn en lokale afspraken ten aanzien van ziekenhuisverplaatste zorg.
Psychosociale aspecten van acute zorg
• Herkennen van en omgaan met de emotionele en psychosociale impact van acute situaties op jezelf, collega’s, de patiënt en familie.
• Heldere, volledige en empathische communicatie met patiënt, familie en andere betrokkenen, met inachtneming van culturele verschillen en leeftijd.
• Kent de waarde van overleg met ketenpartners en informeert hen in overleg met supervisor.
Vaardigheden
• Opbouwen vertrouwensrelatie met patiënt en naasten.
• Vitale bedreigingen vroegtijdig herkennen en hier adequaat naar handelen.
• De eerste opvang van acuut zieke patiënten systematisch en in teamverband aanpakken.
• Zinvol inzetten en interpreteren van aanvullende diagnostiek.
• Een werkhypothese en differentiaaldiagnose opstellen, en overleggen met supervisor.
• Heldere, volledige en empathische communicatie met patiënt, familie en andere betrokkenen, met inachtneming van culturele verschillen en leeftijd.
• Aansluiten bij het taalgebruik, intelligentieniveau en belevingswereld/cultuur van de acute patiënt.
• Informeert naasten over kwetsbaarheid ouderen/patiënten en legt de waarde van medebeoordeling van de klinisch geriater uit.
• Herkennen van agressie en kunnen de-escaleren.
• Herkennen acuut verward gedrag en suïcidaal gedrag.
• Herkennen van gedaald bewustzijn.
• Beoordelen wilsbekwaamheid.
• Effectief omgaan met hoge werkdruk en bijtijds hulp vragen bij complicaties of onzekerheid.
• Staat open voor feedback en instructie en vertaalt dit naar persoonlijke leerdoelen in het eigen leerproces.
• Vaardigheden in het opzoeken en toepassen van richtlijnen en wetenschappelijke literatuur
• Digitale administratie.
• Informatie kritisch beoordelen.
• Timemanagement/prioriteren binnen de sequentie van handelingen.
• Samenwerken en communiceren binnen een multidisciplinair team.
• Compact en efficiënt formuleren: hoofd- en bijzaken onderscheiden.
• Triageren.
Gedrag/houding
• (Bij hoge werkdruk) mogelijke complicaties voorzien en hulp inschakelen voordat dit optreedt.
• Stressbestendig.
• Herkennen van eigen grenzen en bijtijds inschakelen of schakelen met supervisie/collega’s.
• Stimuleert gedragsverandering tot een actieve en gezonde leefstijl.
• Besluitvaardig binnen eigen grenzen.
• Actiegericht.
• Empathisch en patiëntgericht.
• Gericht op samenwerking.
• Toont leiderschap en pro-activiteit.
• Regievoerder hele zorgproces.
• Duurzame inzet van medicatie en middelen.
• Kritische reflectie in zowel situaties die goed gaan als bij fouten.
• Integriteit en ethisch bewustzijn.
• Communicatieve openheid.
Context
Het betreft hier alleen basale problemen. Een arts hoeft in deze opleidingsfase zelfstandig niet verder te komen dan de basale behandeling van de ABCDE. Al het andere na deze fase is na overleg met een supervisor. Bij een acuut bedreigde patiënt met complexe voorgeschiedenis of specifieke complexe pathologie is de leeruitkomst dat de arts de patiënt opvangt, acute klinische presentatie herkent en start met stabiliseren en daarbij zonder tijdverlies het best passende specialisme inroept en de patiënt overdraagt.
Het volgende overzicht bevat enkele voorbeelden van situaties of presentaties die geschikt zijn voor het zelfstandig opvangen van de acute patiënt. Afhankelijk van de aanwezige kennis en vaardigheden kan de arts daarbij ook een (werk)diagnose stellen, passende behandeling inzetten en waar nodig collega’s inschakelen. Het betreft geen volledige of verplichte lijst: ook andere, vergelijkbare presentaties en situaties die passen bij de leerdoelen, kunnen hierop aansluiten. De opleidingsgroep kan deze voorbeelden aanvullen of aanpassen aan de praktijk.
Snijdend
De patiënt met:
• luchtwegproblematiek
• met gedaald bewustzijn
• met koorts
• verwardheid met uitval
• sepsis
• shock (distributief, hemorragisch, obstructief of cardiogeen)
• stollingsstoornissen
• benauwdheid
• intoxicaties en onttrekking
• koorts
• potentieel nekletsel
• gedaald bewustzijn
• acuut neurologische uitval
• allergische reacties en/of anafylaxie
• elektrolytstoornissen
• diabetische problematiek
Beschouwend
De patiënt met (uit: seh EPA’s spoedzorg voor anios):
• luchtwegobstructie, respiratoire insufficiëntie
• acute pulmonale aandoeningen (astma, COPD, pneumonie, pneumothorax)
• circulatiestilstand
• shock (hypovolemisch, cardiogeen, obstructief, distributief)
• acute cardiale aandoeningen (ritme- en geleidingsstoornissen, atriumfibrilleren, decompensatio cordis, pericarditis, myocardischemie)
• acute aandoeningen van de grote bloedvaten (acuut abdominaal aneurysma, aortadissectie, trombosebeen, longembolie
• sepsis en levensbedreigende infecties
• gastro-intestinaal bloedverlies, vaginaal bloedverlies
• allergische en anafylactische reacties
• bewustzijnsdaling, verwardheid, acute neurologische uitval, status epilepticus
• ernstige hypo- of hyperthermie
• ernstige metabole ontregeling (glucose, elektrolyten, zuur-base evenwicht)
• (acute) intoxicaties (intentioneel/onintentioneel) en onttrekking
• acute psychiatrische symptomen (agressie, delier, psychose, angst, depressie en suïcidaliteit)
• acute buikklachten
• urineretentie en nierinsufficiëntie
• pijnklachten in de extremiteiten
• verhoogde bloedingsneiging
• acute hoofdpijn
• radiculaire pijn en rugpijn
• duizeligheid
• acute visusklachten
KERNACTIVITEIT 3
Consulten aanvragen en uitvoeren
Het betreft laagcomplexe consultvragen die de arts zelfstandig moet kunnen afhandelen.
De arts kan consulten aanvragen en uitvoeren.
Deelactiviteiten
Consult aanvragen
1 Zoekt op basis van richtlijnen/SWAB/lokale protocollen naar een gericht antwoord op vraag
• Neemt zelfstandig beslissingen op basis van klinische richtlijnen.
• Zelfredzaamheid en snelheid van starten met behandeling (bijvoorbeeld pijn).
• Past zinvolle diagnostiek toe volgens geldende richtlijn en protocollen.
2 Stelt de consultvraag op
• Stelt indicatie voor intercollegiaal consult (ICC), stemt zo nodig af met supervisor.
• Kiest de juiste consulent voor het gestelde probleem.
• Stelt een gerichte consultvraag met duidelijke vraagstelling met aandacht voor differentiaaldiagnose en verantwoordelijkheid van consulterende afdelingen.
• Hanteert de SBAR-methode voor een gestructureerde en effectieve overdracht, geeft voldoende medische informatie en verwijst effectief naar de status voor adequate beoordeling van consultvraag.
3 Stuurt het (aanvragend) consultproces aan
• Communiceert met uitvoerende afdeling of consulenten en brengt de patiënt op de hoogte dat er een consulent betrokken zal worden.
• Geeft de juiste informatie op een gestructureerde manier aan de consulterende afdeling/consulent.
4 Interpretatie en uitvoeren van adviezen
• Begrijpt en analyseert de diagnostische en behandeladviezen van de consulent, naar eigen inschatting met hulp van supervisie.
• Bediscussieert zo nodig aanbevelingen over vervolgbeleid met consulent.
Consult uitvoeren
1 Interpreteert de consultvraag
• Analyseert veel voorkomende, algemeen chirurgische c.q. beschouwende consultvragen zodat het diagnostisch proces gericht kan plaatsvinden.
• Ziet urgentie en schakelt op het juiste moment supervisie in.
• Beoordeelt of de indicatie voor het consult juist is en of het juiste specialisme in consult is gevraagd.
• Heeft inzicht in de context van de consultvraag (supervisieniveau aanvragende afdeling).
2 Voert een gericht diagnosetraject uit
• Neemt een gerichte anamnese af, inclusief medicatieverificatie, op basis van de consultvraag en beschikbare onderzoeksresultaten en behandeltrajecten, en maakt een inschatting met betrekking tot wilsbekwaamheid.
• Verricht lichamelijk onderzoek en vraagt met supervisie (indien nodig) aanvullend diagnostische onderzoek aan.
• Herkent alarmsymptomen/bedreiging vitale functies.
3 Stelt door middel van klinisch redeneren een differentiaaldiagnose op
• Houdt rekening met de specifieke context en epidemiologie.
4 Formuleert en communiceert het behandeladvies
• Stelt – met supervisie - een diagnostisch of therapeutisch advies op gebaseerd op landelijke richtlijn en lokale protocollen.
• Doet – met supervisie - aanbevelingen over vervolgbeleid, rekening houdend met comedicatie.
• Rapporteert op een begrijpelijke en duidelijke manier aan de aanvrager en heeft daarbij aandacht voor het behandeladvies, eventuele risico’s en verwachte uitkomsten.
• Legt op adequate wijze gegevens vast in het medisch dossier, met aandacht voor hoofd- en bijzaken.
5 Stuurt het consultproces aan (uitvoerend)
• Beheert het hele proces van consultvoering (in ziekenhuis en epd), van aanvraag tot terugkoppeling.
• Neemt initiatief bij het nemen van (vervolg)stappen en heeft een constructieve samenwerking met de aanvrager.
6 Evalueert consultaties en volgt deze op
• Volgt het beloop van patiënt over een zinvolle periode naar aanleiding van het uitgebrachte advies.
Kennis
Vereiste kennis, vaardigheden en attitude om deze kernactiviteit uit te voeren.
Medische basiskennis van acute zorgprocessen
• Kennis van veelvoorkomende klinische presentaties en behandelopties van chirurgische c.q. beschouwende consultvragen (uitvoerend) en algemene consultvragen (aanvragend).
• Richtlijnen, protocollen en werkwijzen (landelijk en lokaal).
• Basale kennis van aangrenzende specialismen en hun behandelmethoden (interprofessionele kennis).
• Diagnostische methoden en testen, inclusief indicaties en contra-indicaties.
• Interacties, bijwerkingen, contra-indicaties, over- en onderdosering, dubbelmedicatie en kinetiek van veel voorkomende medicatie.
• Interpretatie van diagnostische gegevens en testresultaten.
• Behandelmogelijkheden, zowel chirurgisch als conservatief.
• Inzicht in potentiële behandeluitkomsten en risico’s.
• Financiële afhandeling van consulten.
• Wetgeving rondom privacy, gegevensdeling en verantwoordelijkheid in consultaties, landelijke verwijsafspraken.
• Inzet en interpretatie laboratoriumonderzoek.
Vaardigheden
• Communicatief vaardig.
• Complexe informatie helder en beknopt overbrengen.
• Toepassen van klinische redeneerstrategieën om adviezen te onderbouwen.
• Veilig medicamenteuze adviezen geven.
• Feedback geven en ontvangen in de consultsetting en vertalen naar concrete acties.
• Werkt multidisciplinair en interdisciplinair samen.
• Klinisch redeneren in de consultcontext.
• Vaardigheden in het opzoeken en toepassen van richtlijnen en wetenschappelijke literatuur.
• Betrekt patiënt en naasten in besluitvorming en overwegingen (shared decision making).
• Maakt een inschatting over de wilsbekwaamheid van een patiënt.
Gedrag/houding
Context
• Samenwerkingsgerichtheid.
• Empathie en respect.
• Zorgvuldigheid en integriteit.
• Regievoerder hele zorgproces.
• Kent eigen grenzen en beperkingen en heeft juist inschattingsvermogen om tijdig supervisie te vragen.
Hieronder volgt een niet uitputtende lijst van de meest voorkomende laagcomplexe consultvragen die een arts zelfstandig zou moeten kunnen afhandelen. De opleidingsgroep kan deze lijst uitbreiden met consultvragen met dezelfde leerdoelen.
Consultvragen snijdend
• Buikpijn (acute buik, ileus, obstipatie)
• Bedreigd been
• Fractuur/pijnlijk ledemaat
• Wond/decubitus
• Algemene wondzorg
• Septische artritis
• Cellulitis/erysipelas/fasciitis
• Hemodynamisch (HD) instabiel chirurgische oorzaak (bloeding, shock)
Consultvragen beschouwend
• Anemie
• Elektrolytstoornissen
• Koorts bij de immuun competente patiënt
• Hyper-/hypoglycemie
• Hyper-/hypotensie
• Dyspneu
• Acute nierfunctiestoornissen
• Gezwollen ledemaat
• Pijn op de borst
• Buikpijn
KERNACTIVITEIT 4
Coördineren van (perioperatieve) zorg rond
de patiënt
Het accent ligt bij de snijdende afdelingen op het uitvoerende proces van geplande interventies, bij de beschouwende afdeling naast het uitvoerende proces ook op het diagnostische proces. Dit betekent dat een aantal leerdoelen/leeruitkomsten specifiek voor beschouwers geldt (aangegeven met Beschouwend en B:) en een aantal elementen specifiek voor snijdende specialismen (aangegeven met Snijdend en S:).
De arts kan zelfstandig afdelingswerkzaamheden uitvoeren en de dagelijkse processen op een klinische/perioperatieve afdeling gestroomlijnd laten verlopen. Daarbij ontvangen patiënten tijdig de juiste zorg en is de medische en verpleegkundige zorg goed op elkaar afgestemd.
Deelactiviteiten
1 Prioriteert en organiseert de patiëntenzorg
(Zie ook kernactiviteit 2. Opvang, diagnose stellen en behandeling inzetten acute patiënt)
• Herkent spoedeisende problemen aan de hand van het ABCDE-principe en organiseert direct passende medische interventies (dat wil zeggen: inschatten van de urgentie, betrekken van de juiste collega’s, zo nodig opschalen van de zorg).
2 Regelt opname en ontslag van patiënten
• Stroomlijn opname- en ontslagprocedure. Vormt een algemeen beeld van de patiënt/inclusief thuissituatie en sociale netwerk (zorgsysteem).
• Stelt medicatie vast bij opname patiënt.
• Organiseert de zorg na ontslag, stemt vervolgbeleid af met betrokken partijen (intraen extramuraal) en neemt samenwerking met systeem/familie mee.
• Indien een patiënt na opname niet naar huis kan, organiseert de arts een passende voorziening, rekening houdend met diagnose, prognose, sociale context en wensen van de patiënt en naasten.
3 Stelt medisch beleid op en stuurt dit bij (Beschouwend)
• B: Formuleert medisch beleid voor patiënten en past dit aan wanneer omstandigheden veranderen in overleg met dienstdoende specialist of supervisor.
• B: Verwerken van adviezen consultaanvragen andere specialismen.
• B: Interpreteert vitale functies en aanvullende diagnostiek.
• B: Beargumenteert door middel van klinisch redenen waarom beleid verandert.
• B: Beleidsveranderingen en actiepunten worden in samenspraak met verpleegkundigen doorgevoerd.
4 Voert medisch beleid uit en stuurt bij (Snijdend)
• S: Controleert of er relevante wijzigingen (ten opzichte van preoperatieve voorbereiding) in de gezondheidstoestand van een te opereren patiënt zijn.
• S: Voert een laatste controle uit op eventuele wijzigingen ten opzichte van de eerdere risico-inschatting voor de aanstaande operatie.
• S: Overziet de inschatting voedingstoestand, decubitusrisico en valincidenten van de patiënt.
• S: Verifieert allergieën, met extra aandacht voor die van antibiotica, en past zo nodig profylaxe aan.
• S: Stelt postoperatief pijnbeleid op aan de hand van de pijnladder. (Past postoperatief pijnbeleid op patiëntniveau toe voorgeschreven door anesthesioloog of protocollair en past aan waar nodig of weet wanneer op te schalen.)
5 Voert dagelijkse controles en visites uit
• Controleert de algehele patiëntconditie door middel van lichamelijk onderzoek en interpretatie van vitale parameters en voert aanpassingen door tijdens de visites.
• Coördineert verpleegkundige paramedische en psychosociale inzet en werkt goed samen.
• Communiceert op een juiste wijze met patiënt en verpleegkundige.
• Gebruikt nieuwe informatie uit beloop, weegt (behandel)consequentie van aanvullend onderzoek af (beeldvorming, TDM, lab) en stelt werkdiagnose en plan bij.
• Optimaliseert de patiënt (individueel medicatiebeleid, leefstijlinterventies).
• Herkent een delier en zet passende interventies in.
• Herkent suïcidale gedachten en weet wanneer psychiater gericht in consult te vragen.
• Voert postoperatieve visites uit en beoordeelt herstel.
• Past principes van ERAS toe (zie https://erassociety.org/)
• Stelt postoperatieve instructies op voor verpleegkundig personeel.
• S: Signaleert postoperatieve complicaties en zet juiste diagnostiek in (Snijdend ).
• S: Stimuleert mobilisatie van patiënt (Snijdend ).
6 Bespreekt verwachtingen met patiënten en naasten
• Peilt verwachtingen over het behandelverloop bij patiënt en naasten, stelt dit bij waar nodig om misverstanden en onrealistische verwachtingen te voorkomen.
• Sluit in gesprek en woordkeuze aan bij de taalbeheersing en kennis van de patiënt en naasten.
• Voert lastige of slechtnieuwsgesprekken samen met supervisor.
• Informeert patiënt en naasten over het beloop tijdens opname en het verdere hersteltraject/ontslaggesprek.
7 Vraagt consulten en aanvullend onderzoek aan (zie ook kernactiviteit 3. Consulten aanvragen en uitvoeren)
• Voert effectief intercollegiaal overleg.
• Vraagt aan en beoordeelt noodzakelijke aanvullende (basis)onderzoeken.
8 Registreert patiëntinformatie en draagt over aan dienstdoende specialisten
• Houdt het patiëntdossier actueel en zorgt voor correcte verslaglegging.
• Zorgt voor adequate mondelinge of schriftelijke overdracht van patiëntstatus en zorgplan aan dienstdoende specialisten of supervisoren en scheidt daarbij kernzaken van bijzaken, draagt actiepunten actief over.
• Meldt (bijna) incidenten en complicaties en registreert deze.
• Organiseert overdracht patiënt vanuit ziekenhuis naar verpleeghuis, en houdt de huisarts op de hoogte.
Kennis
Vereiste kennis, vaardigheden en attitude om deze kernactiviteit uit te voeren
• Medische basiskennis van veelvoorkomende klinische presentaties.
• Interpreteren van diagnostiek, waaronder infectie in lab, myocardinfarct op ECG, verminderd bewustzijn bij laag glucose, bepaalde bacterie bij kweek.
• Beoordelen en managen van (niet al te afwijkende) elektrolytafwijkingen.
• Acuut noodzakelijke behandelingen, zoals adrenaline bij anafylactische shock, glucose bij hypoglykemie, vochttoediening bij sepsis.
• Infuusbeleid.
• Beoordelen en managen van perioperatieve antistolling.
• Fysiologische processen van genezing en herstel na chirurgie.
• Revalidatietrajecten en postoperatieve begeleiding.
• Acute en postoperatieve complicaties, inclusief delier.
• Inschatten van pijn en kennis van pijnbestrijdingsstrategieën.
• Kennis van ERAS (Enhanced Recovery After Surgery).
• B: Relevantie van verenigbaarheden bij parenterale toedieningen en weten hoe deze te achterhalen ( Beschouwend ).
• Spoed- en crisismanagement.
• Toepassen MEWS (Early Warning Score).
• Aanvragen van radiologisch onderzoek (heldere vraagstelling, relevante voorgeschiedenis).
• Interpreteren van radiologische uitslagen.
• Werking en (stralen)belasting van beeldvormende technieken.
• Gebruik van SWAB ID.
• Aandacht voor antimicrobiële resistentie.
• Adequate overdracht middels RSVP of SBAR.
• Actieve bijdrage leveren aan multidisciplinair overleg (MDO).
• Op het juiste moment consulteren van collega’s.
• Afdelingslogistiek en organisatie.
• Protocollen en richtlijnen voor zorgcoördinatie.
• Kwaliteit en veiligheidsnormen in de zorg.
• Medische verslaglegging en documentatie in het epd.
• Beoordelen en bespreken beleid met betrekking tot reanimatie en overige behandelbeperkingen.
• Afstemmen van vervolgbeleid met betrokken partijen (intra- en extramuraal).
• Kennis en toepassing van wetgeving met betrekking tot wilsbekwaamheid, meldcode Veilig Thuis en wettelijke vertegenwoordiging.
• Kennis van WGBO met betrekking tot informed consent.
• Juridische en ethische aspecten van afdelingsmanagement (kaders, richtlijnen, behandelrestricties).
• S: Herkent de meest voorkomende (hospital acquired) infecties en zet vereiste diagnostiek in. (Snijdend )
• S: Inzet en interpretatie van laboratoriumonderzoek. (Snijdend )
Vaardigheden
• Herkennen van patiënten met beperkte gezondheidsvaardigheden/laaggeletterdheid.
• Herkennen van kwetsbare en geriatrische patiënt.
• Uitvoeren wondzorg.
• Organisatie en planning.
• Effectieve communicatie en interprofessionele samenwerking.
• Beantwoorden van teleconsulten eerste lijn.
• Betrekt patiënt en naasten in besluitvorming en overwegingen (shared decision making).
• Timemanagement en probleemoplossend denken, inclusief het prioriteren binnen de sequentie van handelingen.
• Coaching en begeleiding van verpleegkundige en paramedische teamleden.
• Staat open voor feedback en instructies en zet dit om in concrete acties.
• Gestructureerd betrouwbare bronnen en informatie kunnen raadplegen.
Gedrag/houding
• Inlevingsvermogen/empathie.
• Alertheid.
• Stressbestendig.
• Kritische houding.
• Organisatievermogen met ook voor juiste prioritering.
• Besluitvaardig.
• Kent eigen grenzen en schaalt op waar nodig.
• Regievoerder hele zorgproces.
KERNACTIVITEIT 5
Uitvoeren van eenvoudige chirurgische procedures en ingrepen
Onder ‘eenvoudige chirurgische ingrepen’ wordt verstaan: laagcomplexe geplande medische ingrepen met voorspelbaar verloop en laag gezondheidsrisico voor patiënten zonder opname-indicatie.
De arts heeft ervaring met uitvoeren van chirurgische procedures, is daarmee comfortabel en kan zelfstandig een aantal laagcomplexe chirurgische procedures uitvoeren.
Deelactiviteiten
• Voert op professionele wijze het informed consent-gesprek.
• Past de basisprincipes van steriliteit en infectiepreventie correct toe buiten en binnen de poliklinische operatiekamer.
• Voert de time-outprocedure op correcte wijze uit.
• Kent het basis chirurgisch instrumentarium en kan dit op de juiste manier gebruiken.
• Assisteert bij eenvoudige chirurgische ingrepen.
• Dient zelfstandig lokaal anestheticum toe, inclusief de juiste injectietechniek en verdelingspatronen, en kent de mogelijke complicaties hiervan.
• Voert zelfstandig laagcomplexe geplande medische ingrepen uit.
• Maakt juist gebruik van assistentie tijdens de ingreep.
• Kan zelfstandig niet-complexe wonden sluiten met de juiste hechttechniek.
• Werkt vlot samen en beheert de beschikbare operatietijd effectief.
Kennis
Vereiste kennis, vaardigheden en attitude om deze kernactiviteit uit te voeren
Vaardigheden
• Richtlijnen nationaal met betrekking tot de specifieke procedures.
• Kennis van anatomie, wondgenezing, indicaties en contra-indicaties, complicaties etc.
• Steriliteit en afdekken op een operatiekamer.
• Perifeer infuus aanbrengen en venapunctie.
• Arterieel bloedgas afnemen.
• Basis handhygiëne.
• Basisinstrumentarium.
• Basis hechttechnieken.
Gedrag/houding
• Bereidt zich goed voor op procedures.
• Reflectief vermogen en leergierig.
• Geduld en doorzettingsvermogen.
• Professionaliteit en integriteit.
• Professionele omgang met patiënt en medewerkers tijdens ingrepen onder lokale anesthesie.
• Zelfbewustzijn en hulp vragen waar nodig. Kent de eigen grenzen.
• Samenwerking in een team.
• Staat open voor feedback en instructies en zet dit om in concrete acties.
Context
Hieronder volgt een niet-uitputtende lijst van veel voorkomende eenvoudige ingrepen/interventies die een arts zelfstandig zou moeten kunnen afhandelen. De opleidingsgroep kan deze lijst uitbreiden met eenvoudige ingrepen/interventies met dezelfde leerdoelen.
Ingrepen snijdend
Voorbeelden van geplande medische ingrepen met voorspelbaar verloop en laag gezondheidsrisico voor patiënten zonder opname-indicatie zijn:
• Lipomen
• Unguis incarnatus
• Atheroomcystes
• Ingegroeide teennagel
• Percutaan inbrengen thoraxdrain (echogeleid)
• Ganglion
• Huidbiopt, huidlesie excisie
• Oppervlakkig huidabces
Ingrepen beschouwend
Voorbeelden van geplande medische ingrepen/ interventies met voorspelbaar verloop en laag gezondheidsrisico voor patiënten zonder opnameindicatie zijn:
• Lange lijn inbrengen of verwijderen
• Punctie
• Percutaan inbrengen thoraxdrain (echogeleid)
• Beenmergpunctie