DE TAALSTRIJD Met de nakende komst van Nederlandse grootgrutters à la Albert Heijn, vinden we het onze plicht onze lezers te verwittigen dat er ernstige taalkundige slippers te verwachten zijn. We vroegen aan Ad Spithoven, Nederlander van origine, en reeds 40 jaar ‘woonachtig’ in onze regio (Loenhout, nu Wortel), ons een beetje over het gladde ijs heen te helpen.
Rookworst versus Kouwe Pla Ongetwijfeld zal er een ‘tweetalig’ deskundige zijn opgenomen in het personeelskader van Albert Heijn om de meeste vragen over de benamingen van producten voor te zijn. We komen in een Vlaamse supermarkt van een kale reis thuis wanneer we ‘taaitaai’ willen kopen. Bij de Ollanders ligt dit algemeen in de rekken, samen met pepernoten, zeker in de sinterklaastijd. De taaitaai heeft iets weg van speculoos (Vl) – speculaas (Nl) met een anijssmaakje. Een beetje te vergelijken met de ‘moppen’ van Scherpenheuvel. Wanneer de Vlaming bij een slager in Nederland 500 gram beuling vraagt zal hij toch zijn vocabulair moeten overlopen om uiteindelijk een pond bloedworst te krijgen. Die Vlaming van zijn kant kan bij zijn eigen beenhouwer in alle gemoedsrust naar witte en zwarte pensen vragen zonder voor racist door te gaan. Ik herinner mij nog altijd de min of meer ontstelde blik van de medewerkster in de winkel aan de Zeeuwse kust toen onze Vlaamse vriendin vroeg waar zij de chapelure kon vinden. Op de wedervraag wat ze bedoelde bleef het antwoord uit omdat zij geen ‘paneermeel’ kende. Dit zijn uiteraard maar minuscule voorbeeldjes van wat een streepje in het zand tussen Knokke en Maastricht teweeg kan brengen.
Lappen Stappen we samen eens door de supermarkt. De uitdossing van het personeel vertoont aan weerszijden van de grens geen opmerkelijke verschillen. Soms wordt er wat overdreven om, door het dragen van schorten, petten en geknoopte zakdoeken, de verbondenheid met ‘den boerenbuiten’ te accentueren. Het moet suggereren dat hij/zij zojuist de sla eigenhandig heeft geoogst en de kip een kwartiertje geleden haar ei ontfutselde. Bij ‘het vlees’ treffen we zowel in Nederland als in België een grote verscheidenheid aan in zowel vers vlees als in snijwaren (Nl) ofwel charcuterie (Vl). Wat in Nederland opvalt is het grote aanbod in ‘lappen’. Sudderlappen, sukadelappen, bieflappen, schouderlappen, borstlappen, speklappen… Al dat lappengedoe wordt in Vlaanderen veelal versneden en onder de vorm van stoofvlees aan de man gebracht. Waar de noorderbuur gerookte ham en gehaktbrood op zijn brood wil, doet zijn buur uit het
66
Zuiden het met boerenhesp en frikadellenkoek. Bij die frikadellenkoek moet ik u toch even vertellen van een lichte spraakverwarring waar ik lang mee geworsteld heb. Wil men als Hollander een frikandel (Nl), dan vraagt men in Vlaanderen naar een curryworst. Vraagt diezelfde Hollander in Vlaanderen een frika(n)del, dan wordt hem een bal gehakt voorgezet. We vervolgen onze trip langs vlees en aanverwanten en missen in Nederland onze Belgische preparé. En verkopen ze bij AH in Brasschaat nu ‘kop’(Vl) dan wel ‘zult’(Nl). Terug langs de vleestoog in Nederland zien we daar ‘Steak du boeuf’ en, verdorie nog aan toe zeg, een ‘Quarterpounder’. Vlees uit alle windstreken dus. De afdeling worsten kent overal een uitgebreid assortiment. Onbekend in het Zuiden zijn o.a. de Hollandse boerenmetworst, palingworst (er zit geen paling in, alleen een rooksmaakje) en de cervelaat met de structuur van b.v. de salami. Het woord cervelaat echter lijkt qua uitspraak sterk op het Vlaamse cervela, een kookworst die in doorgesneden vorm ook gefrituurd wordt.
Suderans De groenten en conserven leveren geen grote verschillen. Uiteraard wel in de klassiekers als witloof (Vl) – witlof (Nl), pompelmoes (Vl) – grapefruit (Nl) en ajuin (Vl) - ui (Nl). Aardappelen worden in het Noorden vaak overgoten met jus (spreek uit sju), welke benaming altijd geldt voor een vleessaus. Voegt men aan de aardappelen groenten toe en maakt men vervolgens dit mengsel fijn, dan heeft men stoemp, ook wel stamppot in goed Nederlands. In de zuivelafdeling zoeken we in het Noorden tevergeefs naar melkerijboter (roomboter) of naar botermelk (karnemelk). Er is daar ook geen crème fraîche te bekennen als we verse room nodig hebben. De verscheidenheid in melkproducten is boven de meet vele malen groter. In Ollanderland wordt met alle smaken vla (vloeibare pudding) en drinkyoghurt gesmeten en is men blijkbaar verzot op kwark en hangop. Voor die laatste twee kiest Vlaanderenland voor platte kaas en ingedikte yoghurt. Nadat we in onze Nederlandse supermarkt een half rayon met producten voor de Oosterse keu-
ken (wat een keuze!) zijn voorbij gegaan liggen daar de puntbroodjes, (sandwiches in Vl), de bollen (zachte broodjes) en beschuitbollen. Die beschuitbollen zijn niet bol, maar cilindervormig. Die Hollanders wijken dan af van de Vlamingen met de pistolet (piccolo’s in Vl./een kleine baguet). In België is een pistolet altijd een hard rond broodje, wit of grof. Verder ontdekken we bij de noorderburen dingen zoals bitterkoekjes, Jan Hagelkoeken met amandelschilfers en muisjes, die ook dienen om bij een geboorte de beschuiten te bestrooien. Bij dergelijke gelegenheden stelt Vlaanderen zich tevreden met suikerbonen. We vergeten bijna drop in vele vormen. Engelse drop, katjesdrop, zoute drop en zoete drop. Om de verschillen in assortiment bij de supermarkt eens uitgebreid te bespreken stel ik voor dat wij, Ollanders en Vlamingen, de benen onder tafel steken en ons een maaltijd laten serveren beginnend met een ‘suderans’(fruitsap) als aperitief. Vervolgens een licht erwtensoepje met Gelderse rookworst (snert) gevolgd door een ‘kouwe pla’ (slaschotel met gekookte hesp, hardgekookt ei en koude groenten) eventueel met een huzarensalade (aardappel met mayonaise en groenten gemengd). We eindigen met crème-glace in verschillende smaken en voor de liefhebbers zijn er nog Bossche bollen of borstplaat (fondant). We overgieten het festijn met water, plat of bruis (Spa blauw of rood) Heeft u niet genoeg? Dan kan er misschien nog een saucijzenbroodje (bladerdeeg met gehakt) bij ofwel koffiekoeken. Of smoutebollen (oliebollen) met bloemsuiker (poedersuiker). Kinderen geven we een pik (toffee), een neusje (quberon) of een guimauveke (schuimpje) zodat ze niet te veel zeuren of ‘ambetant’ gaan doen. We kunnen ze altijd nog naar de winkel sturen voor een ons (100 gr.), half pond (250 gr.) of een pond (500 gr.) pralines. En wat ikzelf dan nog mis? Dingen waarmee ik groot geworden ben: Brinta als ontbijt en ook nog kapucijners of, diezelfde bonen in jonge vorm, veldertjes, liefst met spekjes. Dat verkopen ze (nog) niet in België. (Ad Spithoven)
Fout ontdekt of ken je nog leuke verschillen: redactie@demaand.be
- JUNI 2011 - DE HOOGSTRAATSE MAAND
DHM_juni_314.indd 66
19-5-2011 11:38:02