Kwartaalblad Brabants Landschap - Winter 2019/2020

Page 1

Inhoud

Thema: beheren, eren, erven

Redactioneel

2

Beheren: is nalaten 45 jaar Beheercommissie Beheer van ‘Het Groene Woud’

4

Eren: wat laat je na? Johan van den Hout Henri Swinkels Wil Coolen Theo Zwijsen Ons Brabants Landschap Erven: laat je na Erven Plus Agrarisch natuur- en landschapsbeheer Stika Unesco Nieuw boek over de natuur rondom Breda Bijlagen: Jeugdblad Excursiebijlage

natuur dichtbij huis

Brabants Landschap

6 22 36 48

60

72


De natuur stelt grenzen


Brabants Landschap

winter 2019

Het kon niet uitblijven … … op 29 mei 2019 oordeelde de Raad van State dat het Programma Aanpak Stikstof (PAS) niet meer gebruikt mag worden voor vergunningverlening. Ongekende maatschappelijke discussies en zelfs confrontaties waren het gevolg: boerenacties in Den Haag en bij alle provinciehuizen, een demonstratie van bouwondernemers en felle discussies in de landelijke en provinciale politiek. In Den Bosch zaten wij als natuurbeschermers tegenover delegaties van boeren en bedrijfsleven, onder supervisie van de gedeputeerde. Aan ons was het om de stem van de natuur te vertolken. Zoals onze te vroeg overleden oud-voorzitter Peter van Wijmen ooit zei: ‘De natuur heeft geen stem, wij moeten voor haar spreken.’ Ja, de natuur stelt grenzen aan onze manier van leven, produceren, consumeren en verplaatsen. Alleen daarom al moeten we naar haar luisteren. Maar dat moeten we ook naar boeren, die te maken krijgen met een heel ander toekomstperspectief, en naar ondernemers, bij wie duizenden banen op de tocht staan.

… maar er zijn lichtpunten … Naar goed Brabants gebruik proberen we met elkaar een begaanbare weg te vinden. Vorig jaar deden we dat met het gezamenlijk manifest ‘Brabants Mozaïek in ontwikkeling’. Afgelopen najaar zetten alle partijen hun handtekening onder een samenwerkingsovereenkomst die moet leiden tot

oprichting van het ‘Van Gogh Nationaal Park’. Dit moet een proeftuin worden van duurzaamheid in het Midden-Brabantse bekenlandschap, dat zich uitstrekt van Eindhoven tot Breda. Met de ZLTO werken we aan een project onder de naam ‘Brabants Bodem’. Het beoogt kleine en middelgrote boerenbedrijven perspectief te bieden met een bedrijfsvoering die meer gericht is op bodem, landschap, natuur en dierenwelzijn. Waar een eerlijke prijs voor hun producten tegenover moet staan. Daar is de steun van ons allemaal, als consumenten, en de retail (tussenhandel) voor nodig.

… en nog meer Gelukkig staan we in ons werk niet alleen. In dit nummer van ons magazine vind u interviews met Brabanders die zich, ieder op eigen wijze, inspannen voor natuur en erfgoed: de oprichter van onze beheercommissie en daarvan al 45 jaar lid; de beheerders van onze natuurgebieden in ‘Het Groene Woud’; twee oud-gedeputeerden met een belangrijke boodschap; personen en bedrijven die ons financieel steunen; en tenslotte bewoners van het buitengebied die natuur realiseren op eigen grond (‘erf’). Ook in het nieuwe jaar gaan we met goede moed de problemen te lijf, gesteund door al deze lichtpunten en lichtende voorbeelden.

Jan Baan, directeur

¯ (b) Boerenprotest aan het Provinciehuis in Den Bosch eind oktober. (o) Vanuit de ruimte is de hoge concentratie aan stikstofoxiden in Nederland helemaal opvallend.

3


Door beheer natuur nalaten


Brabants Landschap

winter 2019

door Thijs Caspers

De beheercommissie van Brabants Landschap Interview met Henk Moller Pillot, man van het eerste uur Prelude In het onderstaande interview wil Henk Moller Pillot geen meningen geven, maar overwegingen. Hij wil beslist geen stellingen poneren. Standpunten zijn in wezen altijd gebrekkig, gaan aan van alles en nog wat mank. Wel wil hij aspecten onder de aandacht brengen. Dit is kenmerkend voor iemand met een diepe kijk op de wereld en wat daarin gebeurt. Inleiding Op 23 september 1975 werd de ‘beheercommissie’ van Brabants Landschap - de eerste 30 jaar nog geschreven met een tussen s - door het dagelijks bestuur van deze stichting ingesteld. Kennelijk was de noodzaak van de oprichting van zo’n commissie al langer onderwerp van gesprek, blijkens een schrijven van Henk Moller Pillot (1936) aan voorzitter Albert Klinkenbergh op 20 januari van dat jaar: ‘Indertijd is er gesproken over een beheerscommissie voor de eigendommen van Brabants Landschap. Daar er in de loop van een jaar zoveel gebeurt op beheersgebied, lijkt het mij urgent deze commissie op korte termijn in te stellen.’ Voorgesteld wordt om door middel van terreinbezoek ideeën uit te wisselen over het gewenste beheer en medewerking te verlenen bij het opstellen van beheersplannen. Dit

werd door het hoofdbestuur in de statuten overgenomen. Als ‘werkwijze’ werd toegevoegd om één dag per kwartaal één of enkele ‘objecten’ te bezoeken. Een belangrijke ‘opmerking’ was nog: ‘De beheerscommissie heeft geen bemoeienis met de gang van zaken bij het dagelijkse beheer.’ Zo, dat was duidelijk.

Wie, wat en waarom De eerste commissieleden waren Peter van Wijmen, Gerrit Costermans, Marian van Wieringen-Groot en Henk Moller Pillot. Om meer te weten te komen over de geschiedenis van zowel commissie als beheervraagstukken, volgt hieronder de weerslag van een gesprek met laatstgenoemde, de enige van de vier die nog in leven is (1936). Hij maakt er nog altijd

¯ (b) Bij de herdenking van het 80-jarige bestaan van het Leijpark in Tilburg (16-11-2019), ontving Henk Moller Pillot de Tilburg Trofee uit handen van loco-burgemeester Mario Jacobs. Dat was vanwege zijn jarenlange vrijwillige inzet voor de natuur in de stad en die in het Leijpark in het bijzonder. (o) Ook het algemeen bestuur van Brabant gaat jaarlijks, traditioneel in juni, een keer op veldbezoek. hier in 2010 op de Pannenhoef.


deel van uit en doet een poging een periode van bijna 45 jaar in vogelvlucht te omschrijven. ‘Twee leden moesten komen uit de wereld van de biologie. Marian was weliswaar geen biologe, maar zeer actief in de Eindhovense afdeling van de KNNV (Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging). Zelf was ik afgestudeerd bioloog, maar zeker geen topdeskundige in beheer. In 1972/73 was ik werkzaam geweest bij het RIN (Rijksinstituut voor Natuurbeheer) in Leersum, waar ik beheerplannen van Staatsbosbeheer (SBB) uit het hele land controleerde. In 1974/75 was ik docent aan het Moller Instituut (nu Fontys Hogescholen) in Tilburg, waarna ik voor mezelf begon met een ecologisch adviesbureau. Peter was jurist en zat de commissie voor omdat hij in het hoofdbestuur zat, dat was regel. En Costermans, van beroep rentmeester, was goed in financiën en gebouwenbeheer. Bij de meeste bijeenkomsten had hij weinig in te brengen, maar hij kende alle terreineigenaren van haver tot gort, wat mooi meegenomen was. Het aantal veldbezoeken groeide al gauw naar zes per jaar, nu zijn het er acht. Van te voren kregen en krijgen de commissieleden het concept-beheerplan van het te bezoeken gebied opgestuurd. Ze bestuderen het, leveren commentaar op de bezoekdag en dan wordt met z’n allen het veld ingegaan. De opmerkingen van de commissie moeten worden meegenomen in het definitieve beheerplan.’

Invloed: ‘laat het betere niet de vijand van het goede zijn’ ‘Voor de medewerkers van Brabants Land-

schap - wij waren slechts ‘buitenstaanders’ kostte onze bemoeienis, zo is altijd mijn indruk geweest, veel kruim. Met haar opmerkingen en aanvullingen, werkt een commissie immers remmend. Het wijzigen van een beheerplan betekent een extra ronde. Terwijl je als natuurorganisatie lange tijd niet eens een beheerplan hoéfde te maken, móet je dat sinds een paar jaar wel, anders vervalt je beheersubsidie. Zou de beheercommissie zich overal mee bemoeien, dan zou ze een storende factor zijn. Statutair had en heeft ze ook geen bemoeienis met het dagelijks beheer, als je het mij vraagt een goede zaak: we worden geacht enkel advies te geven. Al die jaren zie ik dat de afzonderlijke beheerders van Brabants Landschap een grote mate van zelfstandigheid hebben, met zelfs hun eigen stokpaardjes. Ik vind dat niet erg, ben juist blij met de diversiteit in beheerders, dat ze ieder op hun eigen manier werken. De diversiteit in het veld is eraan te danken. Hun motivatie zou verminderen of zelfs verdwijnen door dingen op te dragen die hen niet liggen. Hier zou het betere de vijand van het goede zijn. Werknemers willen perfectioneren en dwingend voorschrijven wat te doen, is een ellende die je tegenwoordig in alle sectoren van de samenleving ziet.’

Het Brabants Landschap-gen ‘Welke koers je als natuurorganisatie vaart, zit in de genen. Natuurlijk heb je ook te maken met de tijdgeest en verander je mee, maar dat werknemers langer bij Brabants Landschap blijven dan bij andere natuurorganisaties zegt veel. Na indiensttreding voel je je al snel thuis

6


Brabants Landschap

(of niet). Je moet er weliswaar hard werken, maar de vrijheid van handelen motiveert. Medewerkers van landelijke natuurorganisaties heb ik vaker horen klagen. De richtlijnen komen er van ver weg, van mensen in de organisatie die je niet of nauwelijks kent. Brabants Landschap is ook altijd een club geweest waar mensen goed met elkaar overweg kunnen. Ook de leden van de beheercommissie hebben, hoewel externen, altijd moeten passen bij de organisatie. Als onderdeel is inlevend vermogen een vereiste. Vanaf het begin gingen wij als beheercommissie met de beheerders op stap en zo leerde je elkaar steeds beter kennen. Die sfeer van wederzijds vertrouwen heeft zich doorgezet. Dat gevoel van bij elkaar horen is in Brabant veel sterker dan elders, je kunt wel spreken van een ‘Brabants model’.’

De grote veranderingen in 45 jaar Jacht ‘Tegenwoordig is het overgrote deel van de Nederlandse bevolking tegen jacht, in de jaren ’70 werd ze normaal gevonden en was ze bijna onbeperkt. Wettelijk mocht op bijna alle soorten eenden geschoten worden. In terreinen van natuurorganisaties werd de houtsnip - toch niet bepaald een ‘plaagdier’ - van september tot februari volop bejaagd. De meerderheid van de beheercommissie vond dat jacht in reservaten moest worden beperkt. Costermans, zelf een jager, is er op een gegeven moment uitgestapt. Veel jachtopzieners klemden wezels en hermelijnen en schoten

winter 2019

op roofvogels, hartstikke illegaal natuurlijk. Nu mag bij Brabants Landschap niet meer op hazen geschoten worden, toen werd het in élk reservaat gedaan. Dat het zo slecht gaat met de haas ligt overigens niet aan de jacht, maar aan de achteruitgang van zijn biotoop, wat weer zijn oorsprong vindt in de intensieve landbouw. Je hoeft als bioloog de jacht en zelfs de stroperij niet eenzijdig negatief te benaderen. Deze praktijken kunnen als voordeel hebben dat populaties niet te groot worden, zodat ze elkaar ook niet kunnen uitroeien. Over de jacht wordt doorgaans (te) emotioneel gedacht, gesproken en geschreven, terwijl het bij natuurbeheer gaat om wat het beste is voor de natuur.’

Historische patronen ‘Pas sinds het einde van de jaren ’80 wordt volwaardig rekening gehouden met de historie van het landschap: de structuren en patronen, aan de hand waarvan je de geschiedenis af kunt lezen. Daarvóór is veel verloren gegaan, ook bij Brabants Landschap. Natuurbeheer is meer dan alleen doen wat goed is voor de wilde flora en fauna. Nu maken, als vanzelfsprekend, cultuurhistorici deel uit van de beheercommissie.’

Publieke opinie ‘Ook bij Brabants Landschap laat de publieke opinie zich gelden. Overdreven bescherming van dieren kan een goed beheer in de weg staan. Zo werd natuurherstel aan een beek tijdelijk opgeschort omdat ergens een waterhoentje zat te broeden. Dat al de andere - vaak

7


onooglijke - waterdieren erdoor naar de bliksem gingen, telde kennelijk niet: ze waren niet aaibaar genoeg. Nog meer dan boeren worden natuurbeschermers dwars gezeten door ‘dierenbeschermers’. Omdat de publieke opinie zich van irrationele argumenten bedient, moet de natuurbescherming spitsroeden lopen. We zijn onze vrijheid (bijna) kwijt. Ik betwijfel of je wel altijd moet doen wat de meerderheid van de bevolking wil. Want heeft die er wel zoveel kijk op? ‘Iedereen moet mee beslissen’, heet het zo fraai, maar ga je over naar zo’n model dan krijgen de hardste schreeuwers de meeste invloed. Democratie is heel mooi, maar dan moeten alle mensen alle zaken van alle kanten bekijken en daar hebben ze noch de tijd noch de competentie voor.’

Bomen ‘Heide ontdoen van bosopslag hoort al 100 jaar tot het reguliere natuurbeheer. Vanaf de jaren ’80 mochten we zelfs hele stukken (saai) bos kappen om heide terug te krijgen. Nu is er vanuit de publieke opinie met oneigenlijke argumenten tegen de kap van bomen zó’n verzet gekomen, dat bepaalde natuurorganisaties het niet meer durven. Dat is een ongelukkige ontwikkeling, want natuur beschermen in Nederland komt neer op het zoveel mogelijk open en nat houden van heidevelden, moerassen en graslanden. Wat weer neerkomt op vechten tegen bomen. Begin jaren ’70 was de Peel nog open, nu ligt er één saai bos met weinig natuurwaarde. Grijp je als beheerder niet in, dan verlies je het altijd en overal van (jong) bos. Wanneer je het probeert

˚ Tot ver in de jaren ’70 mocht de houtsnip ook in reservaten van september tot maart worden bejaagd: niet te geloven!

8


Brabants Landschap

uit te leggen, krijgen mensen een rood waas voor ogen. Want voor de gemiddelde Nederlander staat natuur gelijk aan bos, een beperkte manier van kijken.’

Regelzucht ‘Elk jaar komen er tientallen regels bij. Je kunt geen poot meer verzetten. Boeren en natuurbeschermers worden steeds meer aan banden gelegd. Omdat we van subsidies afhankelijk zijn, moet je er wel in meegaan. Beheerplannen worden gecontroleerd en bekritiseerd. Je wordt ontzettend klem gezet, vroeger helemaal niet. Het is de laatste 25 jaar geleidelijk komen opzetten. Waar het Amerikaanse fenomeen van ‘aansprakelijkheid’ nog bovenop komt. Wie bij storm het bos in gaat en een tak op zijn kop krijgt, kan de geleden schade op de eigenaar van het bos verhalen. Het krioelt van dit soort voorbeelden. De gemeente Tilburg heeft twee ecologen in dienst, waar-

winter 2019

van er één alleen maar kijkt hoe de regels zijn: wat moet je als gemeente doen om niet tegen de regels in te handelen? Dat is heel demotiverend voor natuurbeschermers. Het gaat niet meer om het doel maar om het goed naleven van regels. Daarom lopen er ook zoveel mensen weg uit de gezondheidszorg, het onderwijs en de wetenschap: het doodt de creativiteit.’

Nawoord Toch wil Henk eindigen met een positieve noot. ‘In haar 45-jarige bestaan heeft de commissie enorm gewonnen aan deskundigheid. De samenstelling is diverser, de leden zijn afkomstig uit de meest uiteenlopende disciplines. In die periode is ook veel kennis opgedaan over het oplossen van beheervraagstukken. Meer dan ooit laten negatieve externe invloeden zich gelden op natuurgebieden, waar tóch tegen kan worden opgetreden.’

Veldbezoek van de beheercommissie aan de Groesplaat (Oudendijk) inIn 2018. Henk is omcirkeld.


Door beheer natuur nalaten


Brabants Landschap

winter 2019

door Thijs Caspers

Het koesteren van een kwetsbaar cultuurlandschap Beheer van 'Het Groene Woud' In- en aanleiding Afgelopen zomer ging onze beheerder van ‘Het Groene Woud’ (HGW), Gerard Traa (1953) na 40 (!) jaar met pensioen en werd hij opgevolgd door Sjors de Kort (1979). Dit was voldoende aanleiding om met de gaande en komende man van gedachte te wisselen over het beheer van een landschapstype, dat nog het meest beantwoordt aan wat door Vincent van Gogh (1853-1890) werd vereeuwigd in zijn werken. Misschien moet je zelfs wel zeggen ‘bejubeld’, want zijn doeken en tekeningen getuigen van een emotionele geraaktheid door dit intieme landschap. Het kleinschalige boerenland was toen nog overheersend op de zandgronden, na decennia van ruilverkavelings- en landinrichtingswerken werd dat allengs minder. Maar in HGW, het hart van het ‘Van Gogh Nationaal Park’, dit jaar als samenwerkingsverband opgestart, hebben we vanaf het begin van de jaren ’60 veel inspanningen verricht en is veel overeind gebleven. Wat geen reden is om achterover te leunen! Integendeel, er valt nog genoeg te doen en negatieve externe invloeden blijven zich doen gelden. Waar wij voor stonden, staan en voor gaan, wordt hieronder uit de doeken gedaan

door Gerard (G) en Sjors (S), waarbij we van west naar oost door het gebied gaan. Als aaneengesloten bezit van 2.060 hectare valt over De Mortelen, Scheeken en het Dommeldal natuurlijk het meeste te zeggen. Maar ook parels als het Nuenens Broek, kasteellandgoed Heeswijk (met aansluitend het Aadal) en de Hemelrijken zijn de moeite om bij stil te staan.Welke accenten kent het beheer? Over de hele lijn valt allereerst de continuïteit op. We gooien het met de ‘wisseling’ van de wacht niet over een andere boeg, het gaat om details.

Behoud van kleinschaligheid Bosranden en landschapselementen geef je meer ‘lucht’ door het raster verder het weiland in te zetten. Hetzelfde bereik je door in de bosrand te zagen. In beide gevallen worden scherpe overgangen tussen gesloten en open ruimtes geleidelijk, ontstaan zogenaamde ‘mantels’ en ‘zomen’. Dat oogt niet alleen mooier, maar levert ook natuurwinst op. (S) ‘Dat de oppervlakte begraasd weiland daardoor wat minder wordt, neem je voor lief. Raster singels (lijnvormige landschapsele-

¯ ( b) Gerard Traa (l) Sjors de Kort (m) en Erik van Ingen (r) vergapen zich aan een braamstruweel. De tweede neemt als beheerder het stokje over van de eerste. De eerste en derde speelden (o) Nu al bijna drie jaar geven edelherten door hun vraat en tred mede vorm aan het natuurgebied.

11


menten) ook weer niet te ver uit, anders zijn het namelijk geen singels meer.’ De laatste jaren slaan stroken en blokken van graslandpercelen steeds vaker één of meer maaibeurten over. Deze ‘overhoekjes’ en ‘bloemblokken’ zijn van groot belang voor het overleven van insecten, zangvogels en muizen, vooral in de winter. (S) ‘We gaan de komende jaren door met het creëren van deze faunastroken.’ Begrazing in grote eenheden van meerdere terreintypen bij elkaar, zogenaamde ‘integrale’ begrazing, is hier uit den boze. Deze ‘begeleid natuurlijke eenheden’ zouden volgens de voorstanders ervan zelfredzame natuur bevorderen. (G) ‘Als je De Mortelen als één blok jaarrond laat begrazen, wordt bos wei en wei bos. Dan raak je én de kleinschaligheid én de orchideeën kwijt. Al is het nog zo leuk om met grote grazers te werken, je zult ze binnen de perken moeten houden en aan aanvullend beheer moeten doen.’

Aanpak van verdroging Dit is de grootste opgave voor het toekomstige beheer. Nog maar 50 jaar geleden was De Mortelen wel twee keer zo groot. Na uitvoering van de ruilverkaveling Oirschot - Best eind jaren ’70 was het kleinschalige coulissenlandschap in oppervlakte niet alleen gehalveerd, wat overbleef werd ook nog eens blootgesteld aan verdroging. Dat kwam door het graven van enkele meters diepe watergangen die van zuid naar noord dwars door het gebied lopen. Van west naar oost zijn dat Heerenbeekloop, Grote Waterloop, Paljaartse Loop, Berkenloop en Beerendonkloop. Ze dienen voor het afvoeren van niet alleen landbouwwater, maar ook stedelijk water van Oirschot en Best. Omdat Mortelen en Scheeken door de Provincie zijn aangemerkt als ‘Natte Natuurparel’ zal de hydrologie hersteld moeten worden, onder regie van Waterschap de Dommel. De daarvoor noodzakelijke werken zullen voor De

˚ Vrijgezette elzensingel die nog de littekens vertoont van een prikkeldraad-verleden.

12


Brabants Landschap

Scheeken worden uitgevoerd in 2020, voor de Paljaart (het middengebied tussen A2 en spoor) in 2021 en voor De Mortelen pas na 2023. Ze zijn destijds bewust door de leemlaag heen gegraven, wat maakt dat kwel (kalkrijk grondwater) niet langer kan uittreden, maar wordt weggezogen. Terwijl wij, natuurbeschermers, dat water juist willen vasthouden omdat de rijke flora van leembossen en natte schraallanden ervan afhankelijk is. Met

winter 2019

het waterschap zullen we ze ondieper moeten maken en de bodem vervolgens met leem bestrijken. Dit is een ingrijpende en dure operatie, die we niet alleen kunnen klaren. (S) ‘Dat geldt wel voor de detailontwatering in het rabattensysteem. ‘Rabatten’ zijn lage dijkjes, door onze voorouders opgeworpen uit moerasbos om productiebos te krijgen. De tussenliggende greppels die er het gevolg van waren, kunnen we afdammen.’

Fall and Rise van de boomkikker Genoemde ruilverkaveling luidde ook het uitsterven van de boomkikker in. (G) ‘In 1980

˚ Een van de vele diepe watergangen, eind jaren ’70 gegraven, die het gebied doorsnijden en daarmee ontwateren. Pas vanaf 2023 staan ze bij het waterschap op de rol om aangepakt te worden. Inzet: aan detailontwatering door rabatten kunnen we zélf al wat doen.


¯ Gerard Traa wijst tijdens een excursie boomkikkers aan …

werd hier de laatste gezien. Ze hebben nooit, wat ik steeds gezegd heb, in poelen (zeker niet de steile) gezeten, maar in grasland waarop water bleef staan. Dat kon door de boeren pas in juli of zelfs augustus gehooid worden. De boomkikkers, zowel adulten als juvenielen, waren dan allang verhuisd naar het landbiotoop. Het herintroductieplan van het ingehuurde ‘Bureau Natuurbalans - Limes Divergens’ voorzag aanvankelijk in het graven van poelen. Gelukkig hebben we het plan kunnen aanpassen door ze te vergroten en vooral ondieper te maken. Nu zijn het eerder ‘basisbiotopen’ die ’s zomers meestal droogvallen. Wat goed is voor de boomkikker, niet voor de groene kikker, zijn voornaamste predator.’ Herintroductie vond, met het oog op een gezonde leeftijdsopbouw, plaats in fasen van

2009 tot 2014. Ze is een groot succes gebleken. Zelfs de droge jaren 2018 en 2019 stonden een geweldige reproductie niet in de weg. (G) ‘Er waren afgelopen juni dagen bij dat Jeanne Soetens, een vrijwilligster die ze op de voet volgt, 700 juvenielen uit één poel zag kruipen. En de volgende dag weer zo’n aantal.’ We hebben in het grasland rond de poelen ook geen paarden of koeien gezet, wat aanvankelijk het plan was. Die verstoren meer dan aanvankelijk gedacht. Door het grote aantal nazaten zit er druk op de populatie en zwermen ze uit, moéten dat wel doen. Westelijk worden ze al gezien in het Banisveld, dat is bijna de Kampina, en oostelijk in het Vleeschbroek, wat de verbinding is tussen Scheeken en Dommeldal. (G) ‘Ik krijg regelmatig meldingen van mensen uit de omgeving dat ze bij hen in de tuin zitten. Het kan nu rap gaan. Dit dier kan zich wel 5 km per jaar verspreiden, best wel mobiel voor een amfibie!’ Eenmaal het Dommeldal bereikt, kunnen ze zich zowel in noordelijke als zuidelijke richting verspreiden naar eveneens geschikte gebieden, tot helemaal aan België toe. (G) ‘Dit is ook altijd onze opzet geweest. Het is een soort waar niemand over zeurt. Zijn avondkoren in het voorjaar zijn luid, maar toch rustgevend, te vergelijken met het ruisen van populieren. En mensen fotograferen hem graag! In korte tijd is hij uitgegroeid tot de lieveling van de plaatselijke bevolking.’ De maatregelen voor de boomkikker betreffen ook zijn landbiotoop, denk aan de ontwikkeling van (braam)struwelen. Andere soorten liften hierop mee, zoals de kleine ijsvogelvlinder die zich even snel over het gebied weet te verspreiden.

14


Brabants Landschap

Graslandbeheer Onze graslanden worden beweid met vee van derden, agrariërs uit het gebied. Natuurlijk onder beperkingen, met alleen op de hoogste delen toediening van ruige stalmest. Het bodemleven, waar de das het van moet hebben, wordt erdoor bevoordeeld. Is de bodem na jaren schraal genoeg, dan worden ze niet langer begraasd maar alleen gehooid. Je krijgt dan een ontwikkeling naar ‘bloemrijk grasland’ (met soorten als pinksterbloem en echte koekoeksbloem) en zelfs ‘schraalland’of ‘blauwgrasland’ (met bijvoorbeeld orchideeën en blauwe knoop). Waar vee blijft ingezet worden, streven we naar meer structuur en zachtere overgangen naar bos en singels, voor de natuur daar het hoogst haalbare. Gezien de ontwikkelingen in de veehouderij is het de vraag of hier straks nog wel voldoende boeren zijn. (S) ‘Want als natuur- en landschapsbeheerder blijven we afhankelijk van inscharing

winter 2019

van vee. Voor het beheer van het coulissenlandschap zijn we meer gecharmeerd van roodbont en zwartbont jongvee dan van zwaarder vleesvee. En laat het nou in de melkveehouderij een stuk slechter gaan dan in de vleesveehouderij …’ In De Mortelen komen ook stukken jonge heideontginning voor. (S) ‘Na aankoop hebben we er de oorspronkelijke langwerpige stroken weer zichtbaar gemaakt. Kleinschalige inrichting zou hier niet op zijn plaats zijn, de historiciteit geweld aan doen. Als her-ontginning hebben we zelfs lapjes hei teruggebracht, wat historisch weer wél te rechtvaardigen is. Direct na inrichting keerden hier, tussen struik- en dophei, planten terug als stekelbrem, klein warkruid en echt duizendguldenkruid.’

Terugbrengen van de ‘fine fleur’ De soortenrijkste graslanden of die met de bijzonderste planten vragen de grootste zorg.

… en tijdens een andere orchideeën. Toen hij begon stonden er in de hele Mortelen 3, nu meer dan 20.000.


De lange adem van de beheerder speelt hierbij een belangrijke rol. Toen Gerard in 1980 als beheerder begon, stonden er in de hele Mortelen welgeteld 3 brede orchissen, nu staan er naar schatting 20.000. (G) ‘Je schept de voorwaarden door het maaiveld te verlagen - de voedselrijke bovenlaag af te graven - en er vervolgens maaisel uit te rijden van een schraalland elders in Brabant, waar de gewenste soorten nog wel voorkomen: ‘enten’ heet dat in beheerderstaal. De zaden zoeken het dan zelf uit. Bij een dichte zode lukt het in ieder geval niet.’ Langs deze weg zijn gevlekte orchis en rietorchis vanuit het Nuenens Broek hier terecht gekomen. Tot voor enkele jaren telde De Mortelen slechts één rijke groeiplaats van de knolsteenbreek, het ‘Hollandsch Diep'. Nu veel meer, door op een zelfde manier maaisel uit te rijden. Hetzelfde geldt voor de blauwe knoop, die zijn opmars begon vanuit

Wat vroeger denigrerend ‘waterziek land’ werd genoemd, wordt nu geprezen als (potentiële) ‘klimaatbuffer’.

schraalland ‘De Kei’. Dit is tevens de laatste groeiplaats in De Mortelen van de Spaanse ruiter. Naast het uittreden van kwel heeft deze soort ook een wat venige / zurige omgeving nodig. Omdat hij hier alleen maar vegetatief voorkomt (niet tot bloei komt), is versterking nodig. Die wordt gezocht in maaisel (met daarin zaad) afkomstig van schraallanden bij Nuenen en Eindhoven. Van hoe dichterbij je een soort kunt halen, hoe beter. Vanwege de slappe bodem worden onze vochtige schraallanden jaarlijks gemaaid met een rupsmaaier of een tractor met ballonbanden.

Verbinding Voor het succesvol aanslaan van die zeldzame planten moet - letterlijk - verder worden gekeken. (S) ‘De groeiplaatsen liggen nu nog te ver uiteen. Je moet ze linken of er stapstenen tussen maken, ‘verbinding’ luidt hier het


Brabants Landschap

winter 2019

(b) Knolsteenbreek, (o) blauwe knoop en (inzet) Spaanse ruiter.


motto. De knolsteenbreek, die op wat hogere en drogere plaatsen staat dan de overige genoemde soorten, kun je zelfs laten migreren via (brede) wegbermen en bosranden. In het algemeen geldt: herstel van populaties is goed, maar nog belangrijker is om ze (weer) met elkaar te verbinden, zodat genen kunnen worden uitgewisseld.’ Aan Sjors de schone taak om het knikkend nagelkruid te herintroduceren. Van de welriekende agrimonie, die op en langs bospaden groeit, verspreiden we al langer de klitzaden, gewoon met de hand. Het bovenstaande lijkt wat op ‘tuinieren’, maar deze (zeer) zeldzame soorten hebben een eenmalige impuls nodig, waarna ze het zelf, onder betere condities, moeten zien te rooien. Zo blijven alle inspanningen om ze terug te krij-

gen of brengen, vruchteloos als niet voortvarend wordt gewerkt aan het herstel van de hydrologie.

Bosbeheer De samenstelling van de bossen in De Mortelen wordt natuurlijker. Er komt meer ruimte voor houtachtigen (bomen en struiken) die er van nature thuishoren, terwijl met name de

˚ Knikkend nagelkruid en (inzet) dauwnetel.

18


Van linksboven met de klok mee: een van de vele 1.000-en aangeplante fladderiepen; haagbeuken; bottels van de viltroos; grootvruchtige meidoorn; bloem van de viltroos.


populier minder prominent zal worden. (S) ‘Gezonde populieren oogsten we en ‘woudreuzen’ laten we staan of sterven op stam, vanuit het principe ‘dood hout leeft’. De zo ontstane open plekken planten we in met een nieuwe etage van fladderiep, winterlinde en haagbeuk.’ Spontaan schieten hazelaar en (op natte plekken) zwarte els op. Al deze boomsoorten gaan op termijn het toekomstige ‘woud’ bepalen, wat De Mortelen in feite ook is. Daar horen zelfs wilde roosachtigen bij. De Mortelen is een van de hotspots in Nederland en zelfs heel Noordwest Europa, waarin de hierboven genoemde soorten als autochtoon voorkomen. Dit wil zeggen dat ze er zich na de laatste ijstijd, die 11.500 jaar geleden eindig-

de, vestigden en door de eeuwen heen een eigen genetische identiteit ontwikkelden. Na de Middeleeuwen (500-1500), een periode van fanatieke houtkap, werden nieuwe bossen aangeplant met bomenzaad uit het verre buitenland, ook wanneer het inheemse bomen betrof. De Mortelen bleven daarvan allemaal bespaard. Ook het hakhoutbeheer willen we, over kleinere oppervlaktes, weer oppakken, en dan niet uitbesteden maar in eigen beheer doen. (S) ‘Doorgeschoten eikenhakhout is lastig terug om te vormen, dan lopen de stobben niet meer uit en sterven af. Wilg, els en es zijn minder gevoelig. Kenmerkende voorjaarsbloeiers, zoals eenbes en slanke sleutelbloem, hebben baat bij dit beheer, omdat er dan meer licht valt op de bo-

˚ Hakhoutbeheer in zowel het bos als de bosrand. Inzet: de eenbes gedijt erbij.

20


Brabants Landschap

dem. Nu staan ze eigenlijk alleen nog maar op en aan paden.’

Meer ‘oer’ dan je denkt Als geboren en getogen ‘Mortelaar’ en behept met het ‘natuurvirus’, was Gerard Traa van jongs af bekend met indrukwekkende exemplaren van autochtone bomen. Maar de grote betekenis en waarde ervan waren tot nog zo goed als niemand doorgedrongen, ook niet in natuurbeschermingsland. Daar kwam een einde aan toen in 1990 door Tilburger Bert Maes een methode werd ontwikkeld om de autochtoniteit van bomen en struiken op te sporen. Twee jaar later richtte hij een ecologisch adviesbureau op dat sindsdien door het hele land van allerlei instanties opdracht kreeg om gebieden uit te kammen op het

˚ Oude boskernen in De Mortelen, rood weergegeven.

winter 2019

voorkomen ervan. Op aanvraag van Brabants Landschap en ‘Streekrekening Het Groene Woud’ nam hij in de eerste decade van de 21ste eeuw ook Mortelen en Scheeken onder de loep, letterlijk haast. (G) ‘Die oude fladderiepen wist ik wel te staan, maar Bert vond ook winterlindes en van de mispel, grootvruchtige meidoorn en viltroos steeds één struik (van die laatste kende ik ook een tweede exemplaar). Met behulp van een zeer nauwkeurige ‘stippenkaart’ van zijn hand hebben we de oude bomen en struiken zoveel mogelijk vrij gezet. Zo konden ze ‘ademen’ en goed vrucht of zaad zetten. De zaden, ook uit bottels, zijn bij een bevriende boomkweker, Harry van den Broek, tot stekkies opgekweekt en naderhand in de natuur uitgezet. Langs die weg vonden al zo’n 6 à 7.000 fladderiepen

21


hun weg naar open plekken in het bos. En we gaan nog door, ook met andere soorten.’ Voor een betere verbinding van deze groeilocaties worden daartussen ‘stapstenen’ gemaakt, verse open plekken.

In De Scheeken is het edelhert populair Dit is een veel opener ontginningslandschap dan De Mortelen, welk karakter we willen behouden. Omwille van de cultuurhistorie wordt in de randen het populierenlandschap

˚ Monumentale fladderiep en (inzet) zijn bloeiwijze.

22


Brabants Landschap

nog versterkt, zowel in lijnvormige structuren als blokken, zogenaamde ‘boomweides’. Dit zijn combinaties van natuurbeheer en boomteelt. We werken met zowel de Brabantse staander als de zwarte populier, een inheemse soort. De kern van 230 hectare wordt begraasd door edelherten binnen een raster. Zij spelen een rol bij het creëren van gradiënten in de bosblokken en bosranden. Ze lopen hier sinds 2017 en kunnen de A2 oversteken via een natuurbrug die er al ligt sinds 2005. Vanaf voorjaar 2020 kunnen ze via een nieuwe natuurbrug ook over de spoorlijn Den Bosch Eindhoven. Dan komt er in De Mortelen een begrazingsgebied van 120 hectare bij, waar-

winter 2019

mee de eenheid groeit naar 350 hectare. (S) ‘Omdat we een maximale dichtheid aanhouden van 20 edelherten per 100 hectare, is er ‘maar’ plaats voor zo’n 70 herten. Bij een hogere stand krijg je overmatige bosvraat, waar de biodiversiteit onder zal lijden. Door middel van populatiebeheer zullen we de stand op peil houden. Dat is een keuze en we

˚ Het edelhert, een ‘onbezoldigde landschapsarchitect’, vreet niet alleen grassen en kruiden, maar ook bladeren.

23


Het grazige Aadal bij Middelrode, waar je vrij kunt struinen.

willen zeker niet dat de landschapselementen in het coulissenlandschap vervagen.’ Dankzij de aankoop van strategisch gelegen gronden, kunnen we met het waterschap de hydrologie herstellen. Daarvoor zullen de ontwaterende ‘lopen’ worden gedicht en elders nieuwe moeten worden gegraven. Zo kan de Scheeken uitgroeien tot een heuse ‘klimaatbuffer’.

De laatste, lastige snippers Omdat de realisering van het Natuurnetwerk Brabant (NNB)* in Mortelen en Scheeken dreigde te stagneren, werd oktober 2013 met

de Provincie een contract afgesloten, waarbij 8,2 miljoen euro ter beschikking werd gesteld voor aankoop van nog ontbrekende en inrichting van reeds verworven gronden: het zogenaamde ‘bidbook Groene Woud’. April 2019 liep het contract af en kon de balans worden opgemaakt: 130 hectare erbij en 280 hectare optimaal ingericht voor de natuur (maaiveldverlaging, graven van basisbiotopen etc.). Dat deze ontbrekende stukjes in de puzzel gevonden konden worden, is de verdienste van voormalig adjunct-directeur Erik van Ingen en beheerder Gerard Traa. Dankzij het bid-book

* Het NNB is onderdeel van het Natuurnetwerk Nederland (NNN), de voormalige EHS (Ecologische Hoofdstructuur): over oude wijn in nieuwe zakken gesproken. Het is een netwerk van deels bestaande en deels nieuwe natuurgebieden die door ecologische verbindingszones (evz’s) met elkaar verbonden zijn.

24


Brabants Landschap

is De Scheeken verbonden met het Dommeldal. Vandaaruit kunnen weer verbindingen worden geslagen naar Geelders, Wijboschbroek en Aadal. En in zuidelijke richting naar Moerkuilen en Vressels Bos. Zo komt de realisering van het NNB weer een stuk dichterbij.

Van zonk naar zomp Het Dommeldal tussen Boxtel en Sint-Oedenrode kent een hoge belevingswaarde door de weidsheid en rust: er lopen weinig wandelpaden doorheen. De oude afgesneden meanders houden we open voor zwanenbloem, waterviolier, lange ereprijs en andere ruigtesoorten. In de beemden komen naast elkaar de zeldzame zomp- en moerassprinkhaan voor. Om dit zo te houden gaan we verbossing tegen door te maaien, waarbij we voor de variatie jaarlijks wisselende stroken laten staan.

Kasteellandgoed Heeswijk en … Om hun monumentale karakter verdienen de lanen, gericht op het kasteel, een goed onderhoud. Omdat er ook veel mensen over gaan,

winter 2019

moeten zieke bomen en takhout verwijderd worden. (S) 'De klinkers van zo’n 180 jaar oud waren niet overal meer goed zicht- en beleefbaar en zijn daarom in 2019 geveegd. Delen waarop het zeldzame mosbloempje groeit, zijn hiervan gespaard gebleven.' Ten zuiden van het kasteel ligt een voormalig elzenhakhoutbos waar je beter geen wandelroute uit kunt zetten. Anders zouden teveel ‘gevaarlijke’ bomen en takken moeten worden opgeruimd. Dat kost veel uren én grillige vormen. Overigens lopen ook vanhier ‘zichtlanen’, gericht op het kasteel. De boomgaard bij de Looz Corswarem Hoeve, een zorgboerderij, kent een doorgeschoten beukenhaag van zeker 200 jaar oud: groene cultuurhistorie van de bovenste plank!

… Aa-dal Stroomafwaarts van het kasteel beheren we ter hoogte van Middelrode en Berlicum, verdeeld over vier complexen, delen van het Aadal. Deze beek werd al in de jaren ’30 rechtgetrokken, waar men later spijt van kreeg. In

De klinkers van de lanen op landgoed Heeswijk waren na 180 jaar aan een veegbeurt toe.


˙ (l) Deze hazelaars zijn recent gehakt, (r) de elzen wachten op hun beurt.

deze eeuw, bijna 100 jaar later, heeft Waterschap Aa en Maas de beek hermeanderd door afgesneden meanders weer aan te takken: project ‘Dynamisch Beekdal’. In periodes van hevige regenval bergen de beemden nu water dat benedenstrooms, richting Den Bosch, geen overlast meer kan veroorzaken. En de natuurwaarden van beek en dal zijn er met sprongen op vooruitgegaan. Vanaf 2017 zijn delen ervan door het waterschap aan ons in beheer gegeven. Om doorstroming en waterberging te garanderen, is bepaald dat maximaal maar 20% van de oppervlakte uit bos en struikgewas mag bestaan, de rest moet lager blijven. Daarom maaien en beweiden wij, met brandrode runderen. Het grasland wordt niet over de hele oppervlakte gemaaid of beweid, voor (de overwintering van) insecten worden ook stukken ruig gelaten.

Nuenens Broek / Heerendonk / Breugelsche Beemden Dit is een sterk versnipperd bezit waar we, voor een optimaal beheer, nog veel particu-

liere gronden moeten zien te verwerven. Het gebied is door de Provincie namelijk aangewezen als ‘Natte Natuurparel’ (NNP). Je vindt er net als in De Mortelen een grote afwisseling tussen bos en cultuurland, elzensingels en (zowel doorgeschoten als recent bijgehouden) hakhout. Soorten die met een gericht beheer geholpen kunnen worden, zijn kleine ijsvogelvlinder en moerassprinkhaan. Nergens in Brabant vind je mooiere knotbomen dan in de Breugelsche Beemden. Dichter bij de bebouwde kom van Nuenen is het een hele kunst om de rust in het terrein te bewaren, zeg maar de recreatie te geleiden.

De Hemel te Rijk In De Hemelrijken aan de noordrand van de Oirschotsche Heide vind je bos, droge heide, overgangen daartussen en een flinke wildakker. Een deel van de akker wordt omgevormd tot heischraal grasland en door het dunnen van bos verbonden met de heide. Hier komt namelijk een van de laatste Brabantse populaties voor van de bedreigde bruine eikenpage,

26


Brabants Landschap

die het moet hebben van dergelijke subtiele overgangen. Als ‘waardplant’* kent hij de zomereik, maar dan wel in de ‘kwarrige’ variant: klein, kronkelig en slecht groeiend. Een 10 meter brede rand van de akker wordt omgevormd tot berm van het zandpad dat er aan grenst. Brem, braam, zandblauwtje en muizenoortje hierin zullen de ‘page’ van nectar

winter 2019

voorzien. Nachtzwaluw en veldkrekel gaan van deze maatregelen meeprofiteren. Zo’n 30 jaar geleden zitten Gerard hier in juten zakken volken uit van de kale bosmier. (G) 'Elders in Brabant moesten ze wijken voor woningbouw. Ze sloegen aan en vormen nu tientallen koepelnesten in het bos: noem het een vroeg voorbeeld van fauna-introductie.'

* Iedere vlindersoort kent één of meer specifieke plantensoorten waar hij zijn eitjes op legt. De uitkomende rupsen eten alleen daarvan, op andere planten zouden ze verkommeren.

Door overgangen tussen bos en heide ‘subtieler’ te maken, willen we de bruine eikenpage meer ruimte geven.


Geestelijk nalaten

‘Groei op de pof laat niets na’


Brabants Landschap

winter 2019

door Thijs Caspers & Annelieke Kelderman

Interview met oud-gedeputeerde Johan van den Hout Inleiding Johan van den Hout (1965) kennen we vooral als gedeputeerde Natuur, Water en Milieu namens de Socialistische Partij (SP) voor de provincie Noord-Brabant over twee ambtsperiodes, van zomer 2011 tot zomer 2015 en aansluitend tot zomer 2019. Hij is die acht jaar veelvuldig in het nieuws geweest, zeker sinds de PAS, de ‘Programmatische Aanpak Stikstof’, een landelijke regeling, zomer 2015 zijn intrede deed. Het had als doel Natura 2000 gebieden (een Europese status) te behoeden voor een overdadige neerslag aan stikstof en tegelijkertijd economische ontwikkelingen mogelijk te blijven maken. Als gedeputeerde trok Johan regelmatig aan de bel omdat hij moest constateren dat het in de praktijk helaas niet zo werkte. Hij was hiermee voor een aantal partijen de gebeten hond: zoals zo vaak kreeg ook hier de boodschapper van het slechte nieuws de schuld. Als gedeputeerde maakte hij op 29 mei dit jaar nog mee dat de PAS werd teruggefloten door de hoogste gerechtelijke instantie van ons land, de Raad van State. Omdat de stikstofdeken boven genoemde natuurgebieden bleef groeien, werden duizenden projecten stilgelegd, met

name in de (land)bouw. Met als gevolg boze boeren en bouwvakkers die naar Den Haag en provinciehuizen togen. Iedereen zal het nog duidelijk op zijn netvlies hebben staan. Hoe kijkt Johan terug op deze periode?

Van programmatisch naar problematisch: een pas op de plaats ‘Als provincie Noord-Brabant hebben we geprobeerd de PAS strenger te maken. In deze kritische benadering stond Brabant behoorlijk alleen. Bij het ‘Interprovinciaal Overleg’ (IPO), de 12 provincies samen met het ministerie van LNV (Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit), trok ik steeds aan het kortste eind. De andere provincies zagen de PAS als een manier om zo snel mogelijk zoveel mogelijk vergunningen af te geven. Wat dat met de natuur deed, was kennelijk niet zo belangrijk. Men liet zich te makkelijk in slaap sussen. Maar wij in Brabant wisten bij de invoering ervan eigenlijk al dat het mis zou gaan. Wat is er namelijk gebeurd? Deze regeling maakte meer vervuiling mogelijk met de belofte dat dit in de toekomst zou worden goedgemaakt. Met de PAS is zeg maar een hypotheek op de natuur genomen. Je kunt dat ook op een huis

¯ (b) Na een afwezigheid van eeuwen mocht voorjaar 2017, via een uitzetactie, het edelhert in Brabant terugkeren. Uiteraard was Johan van de partij bij dit feestelijk gebeuren. (o) Johan najaar 2019 bij de laatste van de zes in zijn ambtsperiode gerealiseerde natuurbruggen. Het is die over de Turnhoutsebaan tussen Goirle en Poppel (B). Bespeur de wroetsporen van het wild zwijn (zie ook p 33).

29


doen, maar moet dan wel elke maand afbetalen. In de natuur is daarentegen niet geïnvesteerd. Los je je huis niet af, dan komt er iemand langs die je eruit zet en zo krijgen boeren en bouwers nu ook het deksel op de neus omdat ze hun schuld (aan de natuur) niet afbetalen. Al bijna vijf jaar niet! Van de ene kant vind ik het leuk om achteraf gelijk te krijgen, van de andere kant is het allemaal zo zonde. Deze gedwongen stop was echt niet nodig geweest als van meet af serieuze maatregelen waren genomen. En als we hadden uitgevoerd wat aan Europa was beloofd. In plaats daarvan is een trucje toegepast: ‘we gaan nu investeren in wegen, gebouwen en stallen en straks de uitstoot terugdraaien. Dat is er niet van gekomen en het was ook helder dat het niet zou gebeuren.’

van hout uit verre landen niet duurzaam is, zal meer bos moeten worden aangeplant in eigen land. Vruchtbare landbouwgrond leent zich daar uitstekend voor. Dat klinkt misschien drastisch, maar de omstandigheden vragen erom. Honderd jaar geleden werd ook ineens alle heide beplant met (dennen)bossen omdat er een schreeuwende behoefte was aan stuthout voor de mijnen. Nu dient zich dus een nieuw economisch motief aan voor bosbouw. Het is lastig om vastgeroeste patronen te doorbreken. Bij sectoren als bouw en landbouw zit kennelijk een diep geworteld conservatisme, zo van: ‘hier zijn we goed in, dat blijven we doen en jullie, overheid, moeten dat ten eeuwige dage blijven faciliteren.’ Breng ze maar eens aan het verstand dat je mee moet in een wereld die in rap tempo verandert.’

Meegaan in een wereld die verandert ‘Toen we in 2017 als provinciebestuur voor strengere eisen kozen dan landelijk, ontstond een morrige sfeer van ‘hier kan niets meer’. Onze reactie was dat boeren en bouwers zich met onmiddellijke ingang heel bewust moesten zijn van hun stikstofuitstoot. De energietransitie leeft in brede lagen van de samenleving, geen fabriek stoot nog zwavel uit en nu is uitstoot van stikstof aan de beurt om aangepakt te worden. Boeren en bouwers zullen door de bocht moeten. Het kán ook anders. In de bouw bijvoorbeeld wordt automatisch met steen en beton gewerkt, we leven kennelijk in het ‘mineralentijdperk’. Alle gebouwen worden er uit opgetrokken, wat nergens voor nodig is. Toepassing van hout zou de stikstofuitstoot flink omlaag brengen. Omdat import

Innovatief vermogen moet worden aangeboord ‘Het is óf minder vee óf betere stalsystemen. De intensieve veehouderij zal hoe dan ook moeten voldoen aan de Europese emissieeisen. Langs welke weg, dat zal me worst wezen. Boeren kiezen nu massaal voor (dure) luchtwassers, maar je hebt nieuwe vloersystemen die veel effectiever zijn in het terugdringen van stikstof. En als je het redt met zakjes lavendel vind ik het ook goed. Zit ergens druk op, dan wordt de mens inventief. Na de strenge provinciale verordening in de zomer van 2017 stroomde mijn mailbox vol met allerlei innovatieve ideeën van bedrijven. Wanneer je de gloeilamp verbiedt, komen er allerlei andere lampen, in alle vormen en maten, op de

30


Brabants Landschap

winter 2019

¯ O ndertekening van het Natuurpact in het ‘Bastionder’ in Den Bosch in 2014. Dit is een uitvoeringsakkoord voor Natura 2000 gebieden in Brabant. Op de voorgrond onze directeur Jan Baan, op de achtergrond Johan van den Hout.

markt. Er is genoeg innovatief vermogen, dat wél moet worden aangeboord. Dat gebeurt als er druk op zit. Hetzelfde geldt voor noodzakelijke veranderingen. Onder druk van de stikstofcrisis wordt de maximumsnelheid van 130 km per uur - voor veel (politieke) partijen heilig - plots bespreekbaar. En kan die zomaar naar 100 km per uur worden teruggedraaid. Veel mensen reageren ook ‘spastisch’ op het voorstel om weer autoloze zondagen in te voeren. Onder druk van de Oliecrisis hadden we er tien van in 1973/74. Legio zijn reacties als ‘ik heb een afspraak’ en ‘mijn moeder is ziek, hoe moet dat nou?’ Die ophef is flauwekul, zulke dagen zijn te organiseren. Als wethouder verkeer van Tilburg organiseerde ik ze in 2007, 2008 en 2009. Ondanks dezelfde weerstanden als in de jaren ’70 en nu waren ze

een groot succes. Brussel heeft er sinds tijden elk jaar één en de inwoners daar zouden niet meer zonder willen.’

‘Niet alles kan’ ‘Nederland loopt in Europa helemaal achteraan. Qua stikstofuitstoot zijn we het vuilste jongetje van de klas en qua energietransitie, het halen van de Kaderrichtlijn Water en het aanwijzen van Natura 2000 gebieden zitten we ook al in de achterhoede. Hoe dat komt? Omdat we alles tegelijk willen, wat praktische gezien niet kan. Daar moeten we consequenties aan verbinden en we zullen pijnlijke keuzes moeten maken: bepaalde dingen zullen niet meer kunnen. We wonen met 17 miljoen mensen op een klein stukje aarde, zijn eigenlijk één grote stedelijke agglomeratie met

31


daarin mooie parken, qua grootte en structuur te vergelijken met Los Angeles. Maar daar stelt geen zinnig mens voor om 12 miljoen varkens en 3,5 miljoen runderen te gaan houden en kolencentrales te bouwen. Dat gaat niet, want is te veel: ‘niet alles kan’. Er hoeven geen uitgesproken keuzes gemaakt te worden, maar we zullen wel anders / minder moeten gaan boeren en bouwen. De verhoudingen zijn nu ontwricht, het gaat fout, is crisis. Je kunt dat positief zien: ‘never waste a good crisis’. Er is kennelijk een crisis nodig om mensen wakker te schudden. Daarvoor moeten ze onder druk worden gezet. Dat geldt voor boeren, bouwers en eigenlijk iedereen, heus niet alleen voor kleine kinderen.’

handhavingsteam ‘Samen Sterk in Brabant’ (SSiB). Even een voorgeschiedenis. Na het terugtrekken van de (veld)politie uit het buitengebied wordt de criminaliteit - denk aan stroperij, afvaldumping en wild-crossen - er bestreden door groene boa’s (buitengewoon opsporingsambtenaren). Omdat die in dienst zijn van verschillende instanties, werkten ze vaak langs elkaar heen. Maar sinds SSiB houden 20 boa’s zich speciaal bezig met ‘verbinding’. Er is nu een veel betere afstemming op acties in het buitengebied. In andere provincies kennen ze zo’n systeem niet, als ze slim zijn nemen ze het over. Mensen aan elkaar knopen, vinden we steeds opnieuw uit in Brabant.’

Brabants model

Nalatenschap

‘Ik wil in de toekomst best weer bestuurlijk actief zijn, maar alléén in Brabant. De afgelopen acht jaar heb ik in de keuken kunnen kijken van andere provincies en het Rijk en daar heb je een heel andere bestuurscultuur. Wekelijks zitten we hier met z’n allen rond de tafel: ZLTO (Zuidelijke Land- en Tuinbouworganisatie), tbo’s (terreinbeherende organisaties), BMF (Brabantse Milieufederatie), jagers en noem maar op. We slaan elkaar niet dood, maar praten totdat we eruit zijn. In andere provincies wordt meer geredeneerd vanuit een ivoren toren: ‘zo gaan we het voor al die groepen doen, we hoeven ze niet eens te spreken.’ Daar kennen ze de provinciale milieufederatie alleen van rechtszaken. Maar het werkt toch veel prettiger om normaal als mensen met elkaar om te gaan? Een ander staaltje van ‘er samen uitkomen’ is de instelling van het

‘Wij zijn de enige provincie waar de oorspronkelijke EHS (Ecologische Hoofdstructuur), tegenwoordig NNN (Natuurnetwerk Nederland) geheten, overeind is gebleven, compleet met de bijhorende ecologische verbindingszones (evz’s). Voor de uitvoering ervan is het ‘Bestuurlijk Overleg Natuurnetwerk’ opgericht met daarin alle partijen die iets in de pap te brokkelen hebben in het buitengebied: Provincie, gemeentes, ZLTO, tbo’s, BMF en waterschappen. Eens in de zes weken komen ze samen om te zien wat waar aangekocht kan worden en door wie. In mijn ambtsperiode zijn zes natuurbruggen en in de dertig 'Natuurpoorten' tot stand gekomen. Om met de eerste te beginnen: het is steeds weer hartverwarmend om te zien hoe goed ze werken. Nog voor ze zijn opgeleverd steekt er al wild overheen. Ze werken en zijn noodzakelijk voor dier

32


en mens (als verkeersdeelnemer). Met Natuurpoorten concentreer je recreanten op bepaalde punten in het terrein en houd je de rest rustig. En geef toe, natuur is heel leuk maar je moet er wel wat bij te eten en drinken hebben. Ongeveer hetzelfde geldt voor het ‘Van Gogh Nationaal Park’, dat ik meer een economisch-recreatief dan natuurverhaal vind. De natuur ligt er al, nu bestaat de kunst eruit om mensen naar bepaalde plekken te trekken en er geld aan te verdienen. Een doel in mijn natuurportefeuille dat ik helaas niet gehaald heb, is verzilting van het Krammer-Volkerak, een voormalige zeearm

op de grens van Brabant, Zeeland en Zuid-Holland. Het is stilstaand water waar het bodemleven massaal afsterft, het zit vol algen. Om dat tegen te gaan, wordt er vanuit West Brabant veel zoet water naar toe gepompt. Dat houdt verzilting vanuit de bodem niet tegen. Bovendien verdroogt Brabant erdoor. Zoet water is onderhand een schaars goed geworden. Verzilting zou niet alleen de natuur er bovenop helpen, maar de regio ook economisch weer leven inblazen. Nu wil niemand zwemmen in die groene soep. Ik zie de verzilting er op lange termijn toch van komen.’

˚ Ook boven op de natuurbrug over de Turnhoutsebaan vind je zwijnensporen.

33


Geestelijk nalaten

‘Alleen op de lange

termijn laat je iets na’

34


Brabants Landschap

winter 2019

door Thijs Caspers & Annelieke Kelderman

Interview met oud-gedeputeerde Henri Swinkels Inleiding Van 2015 tot 2019 was Henri Swinkels (1963) namens de Socialistische Partij (SP) gedeputeerde Leefbaarheid en Cultuur voor de provincie Noord-Brabant. Daarvóór was hij fractiemedewerker Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor de Tweede Kamerfractie van de SP, verder terug in de tijd gaf hij opleidingen voor de FNV (Federatie Nederlandse Vakbeweging) en de Nederlandse Politiebond, al in zijn militaire diensttijd deed hij vakbondswerk en ‘tussendoor’ was hij ook nog eens negen jaar gemeenteraadslid in Vught. En dan moet je weten dat hij aan de Universiteit van Utrecht afstudeerde in de evolutiebiologie: al bij al een wonderlijke combinatie. Of toch niet? We hebben hem er zelf naar gevraagd.

bedenken, maar eerst gekeken naar wat er in de samenleving al leeft. Het is relevanter om mensen te helpen met dingen waar zij mee bezig zijn, dat bespaart tijd en geld. Werk verder aan initiatieven die al genomen zijn in plaats van iets nieuws te bedenken. Het loslaten van een agenda vraagt nogal wat, maar ik hoop dat het voor de Provincie een nieuwe werkwijze is. Het is jammer dat ik als gedeputeerde hieraan maar één termijn heb kunnen werken. Ik heb slechts een begin kunnen maken van wat me voor ogen stond. En er bestaat in de politiek altijd een kans dat je opvolger de hele boel weer omgooit. Dat zou zonde zijn van alle tijd en energie die er ingestoken is.’

Leren van de evolutie

Denk in verhalen

‘Ik heb in mijn carrière een onnavolgbaar traject gevolgd. Het is me allemaal overkomen, er kwam steeds iets nieuws op mijn pad. Overigens heeft mijn opleiding me als gedeputeerde sterk geholpen. In de evolutie zie je namelijk hoe kleine veranderingen grote gevolgen kunnen hebben. Het deed me én op de lange termijn denken én de tijd nemen. Resultaten op korte termijn behaald beklijven immers niet. Ik heb ook steeds geprobeerd niet van te voren een programma en plan te

‘Terwijl het erfgoedbeleid voorheen vooral sturend en coördinerend was, wilde ik veel meer verbindingen slaan. Mijn portefeuille werkte daarom via vier verhaallijnen die een leidraad vormen voor wat wel en niet de moeite waard is om in stand te houden. Zo kwamen we tot ‘Bevochten Brabant’ (alles wat met krijg en verdediging te maken heeft, forten bijvoorbeeld), ‘Religieus Brabant’ (kerken, kloosters, kerkhoven etc.), ‘Innovatief Brabant’ (industrie, bedrijfsleven) en ‘Be-

¯ ‘Subsidie voor restauratie van Remise B van Fort Altena is binnen!’, luidt begin 2018 de blijde boodschap van Henri aan onze directeur Jan Baan. (o) Een dik jaar later al bloeit hier de horeca.

35


Vóór

stuurlijk Brabant’ (kastelen, landhuizen etc.). Die verhalen zijn uitgewerkt tot ‘het verhaal van Brabant’, dat door het erfgoedbeleid als uitgangspunt is genomen. Je kunt bijvoorbeeld niet alle kerken overeind houden, maar dankzij het onderliggende verhaal weten we welke de meeste aandacht verdienen. Zo blijft het verhaal van Brabant ‘geborgd’. Waarbij we steeds in het achterhoofd houden: kunnen we dit belangwekkende verhaal van Brabant over 50 jaar ook nog vertellen?’

Na

Partners ‘Vooral vanuit de eerste en vierde verhaallijn heb ik partnership* met Brabants Landschap opgebouwd. Jullie zijn immers ook een erfgoedinstelling, met veel (belangwekkende) gebouwen, die zich vaak ook nog eens op een bijzondere manier tot het landschap verhouden. Het is de bedoeling dat ze na restauratie een nieuwe, duurzame bestemming krijgen. Anders vervallen ze uiteindelijk weer tot ruïnes. Daarom hebben we met elkaar gekeken

˚ Henri in de artillerieloods, horend bij Fort Giessen, met (l) restauratie-architect Ben Massop en (r) onze adjunctdirecteur Ernst-Jan van Haaften. De loods is gerestaureerd in de loop van 2017.

36


Brabants Landschap

en geëxperimenteerd wat wel en niet mogelijk was. Gebouwen staan namelijk niet alleen op zichzelf, je hebt ook te maken met het landschap en mensen eromheen. Wat die drie invalshoeken betreft, ben ik er met Brabants Landschap steeds goed uitgekomen. En we trokken samen op om de middelen bij elkaar te krijgen. De forten Giessen en Altena zijn zo geborgd voor de toekomst. In die zin hebben we samen voor een nalatenschap gezorgd: voor de héle samenleving.’ In 2017, dus nog maar heel recent, is de zorg voor het gebouwde erfgoed, naast het aankopen en beheren van natuur, een kerntaak geworden van Brabants Landschap. Die omslag hebben we zélf gemaakt, maar het moet gezegd dat de Provincie er bij ons op heeft aangedrongen het erfgoed beleefbaar te maken voor het publiek.

Oud dwingt je vernieuwend te zijn ‘In toenemende mate stellen zich rond gebouwen vragen die om een slimme oplossing vragen, qua energievoorziening bijvoorbeeld. Kastelen, kerken en forten zijn dé plekken om te bekijken hoe je dat op een zorgvuldige manier kunt doen. Voor het in stand houden van erfgoed moet je behept zijn met een soort erfgoed-tic, want het is bijna altijd ook een beetje onbegonnen werk. Wist je op voorhand waaraan je begon, dan had je het nooit gedaan. Bij restauratie loop je automatisch tegen dingen aan, die je zo goed mogelijk moet op zien te lossen. En dat op verantwoorde wijze! Een klassieke boerderij bedek je niet zomaar met zonnepanelen omdat je toevallig een energie-opgave hebt. Het zoeken naar oplossingen maakt je gelukkig steeds innova-

winter 2019

tiever. De Provincie heeft samen met Vlaanderen een project lopen om bij bebouwd erfgoed naar innovaties te kijken rond energie en lichtinval. Het is bijvoorbeeld een uitdaging om bij kerken, kastelen en forten de warmte niet naar boven te laten ontsnappen, maar laag te houden, voor het drukken van de stookkosten. Dit zijn problemen waarvan ik het bestaan vóór mijn ambtstermijn niet eens vermoedde. Je kunt wel zeggen dat in de oudste constructies de meeste innovaties plaatsvinden. Voor het behoud van het authentieke karakter dwingt erfgoed ons tot creatieve oplossingen.’

Spijt Afgelopen zomer verhuisde Henri van Gedeputeerde naar Provinciale Staten. Namens de SP behartigt hij er natuur en milieu. ‘Ik zit tot over mijn oren in het stikstofdossier. Wat een ellende hebben we met z’n allen veroorzaakt de laatste 30, 40 jaar. De overheid zag het decennialang aankomen en schoof adequate oplossingen steeds vooruit. Ik schaam me er bijna voor er deel van uit te maken. Ik zag Johan van den Hout, gedeputeerde Natuur, Water en Milieu, van 2011 tot 2019 acht jaar lang een eenzame strijd voeren. Achteraf gezien hadden we hem als provinciebestuur misschien harder moeten steunen. Misschien was ook ik soms teveel op mijn eigen portefeuille gefocust. Met terugwerkende kracht krijg ik steeds meer bewondering voor hem.’

De ‘Wet op behoud van creativiteit’ ‘Ik introduceerde deze wet, die refereert naar de ‘wet op behoud van energie’, tijdens een

37


lezing voor het Prins Bernard Cultuurfonds. Mijn gedachte daarbij was dat we creatief geboren worden, maar ons sterk verouderde onderwijssysteem erin slaagt dat deels de kop in te drukken. De nadruk ligt er op het schoolse leren, terwijl kinderen niet worden beloond voor wat ze zelf uitproberen. De vraag die ik poneerde was hoe we die creativiteit in Brabant het beste konden stimuleren. Met name gemeentelijke wethouders, leerkrachten en mensen uit het bedrijfsleven werden erdoor getriggerd. Vertegenwoordigers uit die sectoren schoven met mij rond de tafel. Het leverde interessante discussies op en er werden 80 ‘wet-houders’ van deze nieuwe ‘wet’ geïnstalleerd.’ In de geest ervan stimuleert Brabants Landschap, dat natuureducatie hoog in het vaandel heeft staan, de zogenaamde ‘buitenschool’. Dit fenomeen geven we de ruimte in ons buitengebied. Wat behelst het?

‘Het is les geven in de buitenlucht. Er zijn al leuke voorbeelden van scholen die een deel van de lessen buiten geven, sommen maken met takjes bijvoorbeeld. Wanneer een kind dan wordt afgeleid door bijvoorbeeld een kever of mier, is het de bedoeling daarop over te gaan. Dat vraagt veel van onderwijssysteem en docent, maar is inherent aan creatief durven zijn. Wetenschappelijk is aangetoond dat dit betere leerlingen oplevert, zij het via een andere weg. Bovendien is het in de culturele sector altijd, heel anders dan in andere sectoren, én-én in plaats van óf-óf.’

Landschap en kunst ‘Het plan van Brabants Landschap rond Haanwijk en Out Herlaer vind ik buitengewoon ambitieus. Voor het slagen ervan is de medewerking van veel partijen noodzakelijk. Het wordt lastig als er één afhaakt. Het plan moet

˚ Henri Swinkels vóór de 17de-eeuwse hoeve het Groot Duijfhuis bij Kasteren.

38


Brabants Landschap

eerst wortel schieten en vervolgens de wind mee hebben. Bij zorgvuldige inpassing kunnen landschap en kunst elkaar enorm versterken. Als ik het goed begrepen heb, wordt kunst gemaakt gericht op die plek. Dat is beter dan een kunstwerk ergens vandaan halen en lukraak in het landschap plaatsen. Dan mag het van mij van alles zijn, van realistisch tot abstract. Kunst mag namelijk vraagtekens oproepen. Om daarin een keuze te maken, is samenwerking met juist het Noordbrabants Museum zo goed.’

winter 2019

Nawoord ‘Zoals ikzelf een man van de lange termijn ben, zijn ook jullie als Brabants Landschap daarop gericht. Waar jullie voor staan, moet ook over 50 jaar nog zijn waarde hebben.’ * Partnership is een toegewijde, stabiele relatie tussen twee partijen die voor een langere termijn wordt aangegaan, waarbij beide partijen offers brengen voor de algehele samenwerking. Maar niet getreurd, deze relatie levert voor beiden ook voordelen op.

˚ Out Herlaer, met de in 2018 terug uitgegraven gracht, wacht nog altijd op restauratie.

39


Materieel nalaten

‘Want

Brabander ben ik’

40


Brabants Landschap

winter 2019

door Thijs Caspers & Annelieke Kelderman

Interview met bouwkundig historicus Wil Coolen Veldhoven Wil Coolen (1950) is geboren in Eindhoven waar vader als arbeider in ploegendienst werkte bij Philips, tegen iets meer dan het minimumloon. Het gezin had twee jongens. Op zijn derde verhuisden ze naar Veldhoven en kwamen te wonen in een rijtjeswoning ook al van Philips - in de eerste grote naoorlogse nieuwbouwwijk d’Ekker. (Toen zijn ouders in 1991 naar het bejaardentehuis gingen, kocht hij 300 meter verderop een huis waar hij nog woont.) Als kind nam hij van huis naar de kleuterschool en terug niet de kortste route, maar nam allerlei omwegen om de gebouwde omgeving in zich op te nemen: ‘Dat fascineerde me toen al, hoe gebouwen, een straat en een hele wijk tot stand komen.’ Zijn tweede grote voorkeur was, waar de meeste andere leerlingen een dutpauze namen, geschiedenisles. ‘Mijn studie- en beroepskeuze stond al vroeg vast: ik wilde iets worden in de bouwkundig-historische sector.’ Deze dubbele voorkeur was overigens niet erfelijk of door opvoeding bepaald.

Tilburg Na de lagere school doorliep hij zonder problemen de MULO, wat de weg vrijmaakte voor het voorbereidend jaar van de HTS. Omdat deze opleiding in Eindhoven geen richting bouwkunde kende, moest hij daarna kiezen tussen die van Tilburg en Den Bosch. De bus-

reis naar Tilburg bleek goedkoper dan die naar Eindhoven en vervolgens per trein naar Den Bosch: ‘Er zat geen geld bij een arbeider van Philips. Ik heb er nooit spijt van gehad. Lijn 42 van de BBA, ik kan de route nog dromen. ’s Morgens om 7.00 uur stapte ik in Veldhoven op en ’s avonds om 19.15 weer uit. Na anderhalf jaar ging ik met een tweedehands autootje.’ Hij haalde alles wederom in één keer en studeerde af op zijn eenentwintigste, gespecialiseerd in de technische kant. ‘Maar de geschiedenis van de bouwkunde had mijn grootste belangstelling, voor mijn afstudeerscriptie daarin haalde ik een tien.’

Valkenswaard Als beton- en staalconstructeur ging hij eerst aan de slag bij bouwbedrijf Wilma in Weert, om al na vier jaar in dienst te treden bij de gemeente Valkenswaard, afdeling bouwtoezicht. Hij bleef er bijna 35 jaar, tot aan zijn pensionering. Zijn takenpakket was aanvankelijk voornamelijk technisch, ‘maar gelukkig kon ik steeds meer cultuurhistorie naar me toetrekken, onder andere monumentenzaken. Ik werd secretaris en adviseur van de commissie daarover.’ (Naast zijn werk was Wil van 2004 tot 2017 tevens lid van de monumentencommissie van de gemeente Heeze-Leende.) Daar kwam na 1992 met de ondertekening door Nederland van het Europese ‘Verdrag van Malta’ de zorg voor het archeologische erf-

¯ (b) Wil Coolen, Brabander in hart en nieren. (o) De ‘Oude Begraafplaats’ in het centrum van Valkenswaard, door Wil van de ondergang gered.

41


goed - het culturele erfgoed in de bodem - bij. ‘Mensen die ervoor opkwamen, werden daarvóór en trouwens ook daarna maar al te vaak gezien als lastpakken. Ruimtelijke werken zouden door die zorg worden tegengehouden. Gelukkig kwamen er regels om archeologische waarden te ontzien en ik heb die namens de gemeente Valkenswaard mee mogen implementeren en uitvoeren. Overigens heeft het nog jaren geduurd voordat Nederland, zoals zo vaak een van de traagste jongetjes van de klas, écht werk maakte van archeologische bescherming.’

Funerair erfgoed Terug naar de monumentencommissie. Daar kwam in 1995 het lot van de oude begraafplaats in het centrum ter sprake. ‘Zoals in zoveel gemeenten werd in Valkenswaard begin jaren ’70 een nieuwe begraafplaats aangelegd buiten de kern, waarmee opheffing en herbestemming van de oude dreigde. Terwijl de plaatselijke heemkundekring er jarenlang, omwille van de cultuurhistorische waarde, bij de gemeente op had aangedrongen er zuinig op te zijn.’ Dit was echter aan dovemansoren besteed. ‘Ze wilden de kring nog wel de tijd geven om vóór ruiming van de graven foto’s en beschrijvingen te maken en dat was het.’ Verlichting kwam in 1988 met een circulaire van toenmalig minister van WVC (Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur) Elco Brinkman, waarin stond dat gemeentes meer aandacht moesten besteden aan het altijd schromelijk verwaarloosde funeraire erfgoed. ‘Er verdween veel wat had moeten blijven. De

monumentencommissie zette de oude begraafplaats op de agenda en toen bleek dat de geschiedenis ervan maar was beschreven tot ± 1800. De ontbrekende periode heb ik als lid van een werkgroep van drie man beschreven. Mijn ervaring als genealoog kwam daar goed bij van pas. Zo kwam een goed onderbouwd rapport tot stand dat de gemeente gelukkig een andere koers deed varen. Nu is Valkenswaard trots op zijn oude begraafplaats.’

‘Nooit meer begraven?’ Een groot deel werd uitgeroepen tot gemeentelijk monument en de grafkapel van de familie Maas-Leën zelfs tot rijksmonument. Verder werd het een ‘passieve’ begraafplaats. Een groep vrijwilligers onderhoudt de monumentale grafmonumenten. Na zijn pensionering werd Wil gevraagd zijn werk voor de Oude Begraafplaats voort te zetten als vrijwilliger. Om de continuïteit ervan te waarborgen, werd op zijn voorstel de ‘Stichting op den Rösheuvel’* opgericht, waarvan hij zelf voorzitter werd (en nog is). ‘Nog tijdens mijn dienstverband had ik voor de raad een notitie gemaakt waarin ik het ‘nooit meer begraven’ aan de orde stelde. De strekking was als volgt: van wat voor arrogantie getuigt het om aan een traditie van meer dan 500 jaar begraven een einde te willen maken? Deze hartenkreet had als resultaat dat vanaf 2012 buiten de als monument aangewezen delen weer begraven mag worden. Ik leid er nu als stadsgids graag mensen rond.’ Dat doet hij samen met anderen voor de plaatselijke VVV.

*Afgeleid van een plaatselijk toponiem. Een ‘rus’ is in het Oost Brabants een grasplag, wat dus duidt op een relatief hoge ligging van het gebied waar grasplaggen werden gestoken. Voor meer informatie over deze bijzondere begraafplaats, zie: www.opdenrosheuvel.nl

42


Brabants Landschap

winter 2019

Brabants Landschap Hoe kwam Wil bij Brabants Landschap uit als zijn erfgenaam?* ‘Ik ben nooit getrouwd geweest en heb verder niemand speciaal op het oog om iets na te laten. Dat deed me op een gegeven moment de vraag stellen: aan wie of wat zal ik dat dan wél doen? Ik heb altijd een goed salaris genoten en er een vrij bescheiden levensstijl op nagehouden. Ik heb er jaren over gedaan een goede bestemming te vinden voor mijn nalatenschap. Een humanitair doel? Bij grotere organisaties blijft nog wel eens wat aan de strijkstok hangen, zegt men. Een internationale organisatie? Dat is te ver van mijn bed. Specifieke erfgoedinstellingen als Monumentenzorg? Die draaien met subsidie toch wel. Dan kom je uit bij de kern van de zaak. Hoewel ik niet van feesten en carnaval Stemmige grafkapel op de ‘Oude Begraafplaats’. houd, voel ik me toch een echte Brabander. Ik deed uitgebreid genealogisch onderzoek naar mijn familie van zowel vaders als moeders keuze. Iemand die al langere tijd in Brabant kant. Bij de eerste kwam ik steevast uit in Oost woont en cultuurhistorisch geïnteresseerd is, Brabant, bij de tweede in West Brabant. Ik heb zou zich moeten schamen als hij / zij Brabants iets met Brabant én cultureel erfgoed en zo Landschap niet kent. Als het zover is, zie ik kwam ik uit bij Brabants Landschap, een nonmijn nalatenschap wel het liefst naar een profitorganisatie die Brabant dekkend is. Het ‘rode’ bestemming gaan (maar dat is geen contact dat ik met jullie kreeg, versterkte mijn absolute must).

*W ilt u meer weten over schenken en nalaten aan Brabants Landschap zie www.brabantslandschap.nl/schenken-en-nalaten


Materieel nalaten

De Regte Heide bedenken met een rolstoelpad

Het Wandelbos in Tilburg, als volkspark aangelegd in 1920 naar een ontwerp van Leonard Springer.


Brabants Landschap

winter 2019

door Thijs Caspers & Annelieke Kelderman

Theo Zwijsen: een bourgondische en natuurminnende Brabander

De gezusters Marij (1954) en Jeannine (1960), geboren Aarts, waren de lievelingen van oom Theo Zwijsen (1929-2018). Zij gingen van jongs af regelmatig bij hem en tante Corrie, die zonder kinderen waren, logeren. Dat was aan het Wandelbos in Tilburg. Vanuit de wijk Broekhoven, eveneens in Tilburg, fietsten ze er zo naartoe. Theo, een echte natuurliefhebber, nam zijn nichtjes graag mee uit wandelen. Daarbij werd ook veelvuldig gepauzeerd bij uitspanningen om de inwendige mens te versterken, zoals de Postelse Hoeve en Boerke Mutsaers. Want naast natuurliefhebber was Theo ook een echte Bourgondiër, een combinatie die je wel vaker ziet, zeker in Brabant. Marij en Jeannine koesteren dierbare herinneringen aan hun oom. Hij was flamboyant, royaal naar anderen toe en hield van stijl. Hij was niet puissant rijk, maar als bankdirecteur toch ook weer niet onbemiddeld. Hij ging modieus gekleed, bezocht goede restaurants en ging graag met zijn vrouw op reis naar sfeervolle oorden. Hij was trots op zijn verwantschap met Joannes Zwijsen (1794-1877), bisschop van Den Bosch maar daarvóór priester in Tilburg. Hij kwam uit een typisch Brabants groot gezin met acht kinderen, zeven jongens en één meisje. Met de laatste, Marij’s en Jeannine’s moeder, onderhield hij een innige band, wat dus later

overging op zijn nichtjes. Trouwens, ook hun vader en moeder waren echte natuurliefhebbers, wat ze op de meiden overbrachten. Op de middelbare school, het Odulphuslyceum, werden ze zelfs lid van de ‘Biologische groep’. Ze werden er in de natuur onderricht door onder meer Henk Moller Pillot* (1936) en Henk Kuiper* (1950-2014). Theo trimde veel in het Wandelbos en een ander favoriet gebied was de Regte Heide onder Goirle. Hij vliegerde er graag en als vliegtuigspotter ging hij er ook naar het parachute springen kijken (het was toen nog een militair oefenterrein). Hij voelde zich sterk aangesproken door de prehistorische grafheuvels aldaar. Ze deden hem, in combinatie met de desolate heidevlakte, sterk denken aan Schotland en Ierland, waar je ook zulke ‘heidense’ landschappen aantreft: het waren zijn favoriete vakantiebestemmingen. Geestelijk nog altijd glashelder, trok hij het de laatste twee jaar van zijn leven fysiek minder. Zijn nichtjes duwden hem nu voortaan voort in het Wandelbos; in een rolstoel. Gekomen aan het

* Toeval bestaat niet! Met de eerste staat in dit magazine een interview (p 4-9) en van de tweede is de foto hiernaast.

45


einde van zijn leven, nodigde hij hen uit om zijn testament op te maken. Hij wilde dat € 10.000 naar Brabants Landschap ging. Hij was immers bezorgd over de toekomst van de natuur in zijn eigen Brabant. Na het overlijden van hun oom zochten de zussen januari 2019 directeur Jan Baan van Brabants Landschap op om een goede bestemming voor het geld te

vinden. Die werd gevonden! Het bedrag is besteed aan de aanleg van een rolstoelpad over de Regte Heide. ‘Het was alsof het zo had moeten zijn: oom Theo zou het bijzonder gewaardeerd hebben over zijn favoriete natuurgebied voortgeduwd te worden’, aldus de zussen. Dankzij zijn genereuze gebaar kan dit met anderen nu wel gebeuren. Waarvoor hulde.

˚ Ten kantore van Brabants Landschap bedachten de nichtjes van Theo Zwijsen een mooie bestemming voor zijn donatie: de aanleg van een rolstoelpad over de Regte Heide; links Jeannine Hesselberth en rechts Marij Kobussen.

46


Maatschappelijk betrokken ondernemen door Annelieke Kelderman & Joke van Nes

Steun natuur dichtbij

Ons Brabants Landschap

Stichting Ons Brabants Landschap... … stelt zich ten doel om bij bedrijven, instellingen en particulieren structurele financiële ondersteuning te vinden voor projecten en activiteiten van Brabants Landschap die buiten de reguliere subsidieregelingen vallen. Daarvoor richt zij rond belangrijke erfgoedlocaties bedrijvennetwerken op. Op dit moment zijn er twee:

I ‘Vrienden van de Forten van Altena’ (sinds 2017) Zij dragen jaarlijks financieel bij aan het behoud van het Brabantse deel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie, genomineerd voor de werelderfgoedlijst van Unesco, en de typische ‘linienatuur’.

Interview met ambassadeur Jan Luijten (directeur Jalinfra) ‘Door meer kennis zié je ook daadwerkelijk meer van de natuur’ (1960, gehuwd, 4 kinderen, woonachtig in Woudrichem, werkzaam in de beton- en waterbouw.)

Hoe kwam je in contact met Brabants Landschap? ‘Via een bouwkavel op Landgoed Kraaiveld tussen Sleeuwijk en Woudrichem. Dit nieuwe landgoed kwam in zwaar weer, maar is toch op zijn pootjes terecht gekomen. Velen droegen daar creatieve oplossingen voor aan, ook Brabants Landschap. Dat verklaart de band, die hopelijk nog lang mag blijven.’ Hoe ervaar je het ambassadeurschap? ‘Brabants Landschap werkt voor het nageslacht. Onze (klein)kinderen moeten ook nog van de natuur kunnen genieten! Probeer naar het landschap te kijken hoe het er over 100 jaar uitziet. Daarvoor moet je open staan voor ontwikkelingen. Collega-ondernemers

47


Steun natuur dichtbij

Ons Brabants Landschap

Dhr. T.G. van Oord BBM Architecten Buyk Constructies B.V. Timmer Architecten Van der Plas Giessen Rabobank Altena-Bommelerwaard Groenenberg Services

probeer ik daarin mee te krijgen. Na de economische crisis (2007-2013), waarin bedrijven overeind moesten zien te blijven, staan ondernemers gelukkig weer open voor hun omgeving. Als ambassadeur klop ik aan bij bedrijven met een ‘brede scope’, die duurzaam ondernemen hoog in het vaandel hebben staan. Dikke kans dat cultureel erfgoed bij hen leeft. Voor een vergadering of cursus kun je als ‘Vriend’ met je bedrijf op Fort Giessen terecht, wat bij de meesten enthousiaste reacties ontlokt. Fort Bakkerskil leent zich voor een ontbijtsessie. Dan begin je, vóór de officiële agenda, met een actueel thema over het landschap. Bij de uitstapjes in het veld, onder deskundige leiding, hoor je deelnemers zeggen: ‘Goh, dat wist ik niet.’ Dat zijn ideale omstandigheden om onder te netwerken.’

✿ ✿ ✿ ✿ ✿ ✿ ✿

Wat wil je bereiken? ‘Op een termijn van 5 jaar hoop ik op een hechte groep van minimaal 20 bedrijven die 4 keer per jaar bijeenkomt en zich concrete doelen stelt: een toegangsbrug naar Fort Giessen bijvoorbeeld. Hoe is die financieel en facilitair te realiseren? Je hoeft niet alles aan Brabants Landschap over te laten, maar kunt als bedrijf een keer vakmensen beschikbaar stellen. Dan sla je letterlijk en figuurlijk samen die brug: maatschappelijk betrokken ondernemerschap heet dat.’

Het aandeel dat zij kopen is minimaal drie jaar geldig en komt ten goede aan het jaarlijkse onderhoud en de ontwikkeling van dit landgoed. Zodat het blijft stralen als parel op de Brabantse Wal.

Vrienden van de Forten van Altena: ✿ Jalinfra BV ✿ De Vries Werkendam ✿ Gemeente Altena ✿ Almbouw Onderhoud B.V. ✿ Oome Raamsdonk B.V.

Mede dankzij de Vriendenbijdrage en de fondsen Stichting Zabawas, VSBfonds en Gravin van Bylandtstichting hebben we in de forten Giessen, Altena en Bakkerksil hun geschiedenis in een eigentijdse expositie vast kunnen leggen.

II

‘Aandeelhouders van Betrokkenheid Landgoed Mattemburgh’ (sinds 2018)

Interview met ambassadeur Arn van der Vorst (directeur Mepavex Logistics) 'Erfgoed is vooral gebaat bij structurele hulp’ (1952, gehuwd, twee kinderen, woonachtig in Bergen op Zoom, werkzaam bij een logistiek bedrijf) Hoe kwam je in contact met Brabants Landschap? Ik ben gevraagd door een bestuurslid. Aanvankelijk had ik niet zoveel met ‘milieu’, waar verandering in kwam bij een recente

48


nemer. En wordt ook informeel veel uitgewisseld. De gastvrije sfeer van de Orangerie, onder regie van de familie Van Akkeren, draagt daar zéér aan bij. Wel meer mensen worden erdoor aangesproken en herhalen hun bezoek.’

uitbreiding van ons bedrijf. Er moest natuur gecompenseerd worden. Benegora en de plaatselijke IVN adviseerden daar beter over dan dure ingehuurde beroepskrachten. Met de gemeente en Brabants Landschap vonden we compenserende ruimte in het Markiezaatsmeer. Als het dan toch moet, dan maar liever ‘dicht bij huis’. Tegenwoordig rijd ik in een hybride auto. Krijg ik een klavertje vier op mijn dashboard, dan word ik als een kind zo blij.’

Wat wil je bereiken? ‘De tuinen zien er al perfect uit, dat moeten we zo zien te houden. Aan ons is verder de uitdaging om het interieur en gebruik van de villa naar een hoger plan te tillen.’

Hoe ervaar je het ambassadeurschap? ‘Door mensen uit te nodigen op het landgoed, zien ze direct waar het om gaat: duurzame omgang met cultureel erfgoed. Ik zie dit als een belangrijke aanvulling op mijn werk als vrijwilliger voor de plaatselijke hospice: daar mensen steunen die aan het einde zijn, hier erfgoed behouden voor de toekomst. Verder wil ik benadrukken dat steun structureel moet zijn. Liever een klein bedrag tien jaar achtereen geven, dan een hoog bedrag in één keer. Investeren op de langere termijn gaat bij mij vóór sponsoring om er vanaf te zijn. Op bijeenkomsten wordt aandeelhouders de kans geboden te vertellen over hun maatschappelijke betrokkenheid als onder-

Aandeelhouders van Betrokkenheid Landgoed Mattemburgh: ✿ De Nijs-Soffers Bouwgroep ✿ Hekbouw B.V. ✿ Ricoh Europe SCM B.V. ✿ Mapavex Logistics ✿ Wijnhandel Brabant ✿ Gemeente Woensdrecht ✿ Rabobank Zuidwest Brabant ✿ Vliegbasis Woensdrecht ✿ Orangerie Mattemburgh ✿ Bio Energie op Maat ✿ Hoveniersbedrijf Kolsters VOF ✿ Archiass bureau voor architecten assistentie ✿ De Kok Bouwgroep ✿ All Day Cleaning B.V.

Als u als bedrijf ook structureel wilt bijdragen aan de toekomst van het Brabantse landschap kunt u contact opnemen met Joke van Nes, relatiebeheerder Stichting Ons Brabants Landschap, via

jvannes@onsbrabantslandschap.nl of 06 – 222 168 52


Natuur ĂŠcht dicht bij huis Brabantse erven krijgen een Plus! Door Jochem Sloothaak, coĂśrdinator soortenbescherming

50


Op eigen goed natuur nalaten

Een erf is het gebied direct om een huis, meer bijzonder een boerderij. Ook opstallen horen daarbij. Het woord verwijst naar erfgoed: datgene wat men kan erven.

Inleiding Het Coördinatiepunt Landschapsbeheer (CL) van Brabants Landschap voert vanaf 2016 het project ‘ErvenPlus’ uit. De eerste twee jaar werden 667 erven zodanig ingericht dat de biodiversiteit erop vooruitging. In 2019 kwam het goede nieuws dat het project, dankzij een financiële bijdrage van de Provincie en 25 gemeentes, een vervolg kon krijgen met nog eens 500 erven, geheten ‘ErvenPlus 2.0’. Eind 2021 zal de laatste ervan zijn ingericht. We hebben het dan over bijna 1.200 gerealiseerde natuurrijke erven in zes jaar tijd: een onverwacht hoge uitkomst. Maar wat houdt ErvenPlus nou eigenlijk in? En waarom staan mensen op lange wachtlijsten om mee te mogen doen? Tijd om de balans op te maken.

Erfvogels Erfvogels zijn voor hun voortbestaan volledig of hoofdzakelijk afhankelijk van erven met bebouwing en direct aangrenzend boerenland. Niet iedereen heeft de luxe dagelijks wakker te worden op een erf. Het geldt voor

30% van de Nederlanders, een percentage dat snel terugloopt vanwege de vergrijzing van dorpen en platteland. Voorbeelden van erfvogels zijn kerk- en steenuil, huis- en ringmus, huis- en boerenzwaluw, torenvalk, grauwe vliegenvanger, gekraagde roodstaart en spreeuw. Ze hebben niet alleen hun biotoop gemeen, maar delen ook een plek op de Rode Lijst van Nederlandse broedvogels. Reden genoeg voor het CL om daar, samen met anderen, wat aan te doen.

Soortenbescherming Doel van ErvenPlus is om waardevolle erven te creëren met steenuil, boerenzwaluw en huismus als iconen voor een hoge biodiversiteit. Dat moet lukken door het nemen van soort-beschermende maatregelen als: het aanbrengen van beplanting, bieden van nestgelegenheid, plaatsen van muizenruiters, aanleggen van modderplaatsen en inzaaien van overhoekjes. Het gaat niet om erfversiering maar erfverbetering. Om de samenwerking met vogelwerkgroepen te versterken, het belang van biodiversiteit op erven onder de aandacht te brengen en deze te monitoren, werkt het CL samen met Orbis, Vogelrevalidatiecentrum Zundert, lokale natuurverenigingen en Streekrekening Het Groene Woud.

Een huismus nestelt dicht bij huis, bij voorkeur onder pannen of een rieten kap. Omdat onze huizen steeds beter worden afgewerkt, vinden ze echter steeds moeilijker een plekje om hun nestje te maken. Daarmee staat de huismus symbool voor een hele groep vogels die vanwege de modernisering van gebouwen én het sterieler worden van tuinen en erven hard in aantal terugloopt. Dat gaat veel mensen aan het hart, wat ook het succes verklaart van ‘ErvenPlus’. Om het hem naar de zin te maken hangen we ‘mussenhotels’ op: is nog gezellig ook.


Orbis Dit is een bureau dat betrokken is bij (onder meer) de ontwikkeling van het landschap in Brabant. Daar hoort de vertaling bij van subsidieregelingen naar concrete resultaten. Spin in het web namens Orbis in ErvenPlus is Fien Oost: ‘We komen nu op plekken in Brabant waar we dat voorheen niet deden. In één moeite door adviseren we ook over andere zaken, zoals subsidieregelingen voor natuur en landschap. Ik werk veel achter de schermen, zie alle mails en whatsapps voorbij komen. Deelnemers van ErvenPlus zijn haast zonder uitzondering enthousiast en leergierig. Ze zitten je echt achter de vodden. ‘Wanneer kom je langs?’ ‘Wordt de beplanting nog geleverd?’ Een mevrouw die altijd al droomde van een fruitboomgaard, maar niet wist welke boomsoorten geschikt

waren en aanleg te prijzig vond, nam bij het zien van een foto op onze website gelijk contact op. Nu staat die gedroomde boomgaard er. Mindere kanten zijn berichten dat plantgoed is doodgegaan, door de droogte bijvoorbeeld. Het is dan moeilijk uit te leggen dat we niet naleveren, maar het lukt me inmiddels.’

Erfscanners Uden Belangrijk binnen ErvenPlus zijn de erfscanners, negen in totaal. Afkomstig uit de regio waar ze actief zijn, brengen ze met de aanvrager eerst een bezoek aan het erf, dat ze bekijken door de - kritische - bril van erfbewonende soorten: welke maatregelen zouden van meerwaarde kunnen zijn? Het is belangrijk

˚ Fien Oost en haar moeder op een ‘erf plus’ in Spoordonk.

52


Brabants Landschap

om aan de deelnemers duidelijk te maken dat je maar de soorten kunt krijgen, die je 'verdient'. Zo worden er alleen muizenruiters geleverd als ook daadwerkelijk uilen voorkomen. Namens het Vrijwillig Landschapsbeheer Uden (VLU) voerde Chris van Lieshout al 80 erfscans uit in de gemeente Uden: ‘Vooral bij boeren ligt nog een grote opgave om de biodiversiteit op hun erf te verbeteren. Eerst moeten we de liefde voor de natuur zien aan te wakkeren. Want onbekend maakt onbemind. Zo meldde een boer maar wat trots dat hij een kerkuil had gezien bij de kast die wij voor hem hadden opgehangen. Van de in totaal 18 kas-

winter 2019

ten die we in 2017 en 2018 voor de steenuil plaatsten, waren er afgelopen voorjaar 8 die jongen opleverden. Omdat je het over van alles en nog wat hebt, duren de keukentafelgesprekken wel 3 à 4 uur. Het is aftasten wat mensen zelf al weten over vogels en andere dieren. En of ze zelf al plannen hebben. Fruitbomen zijn populair, maar worden meestal te duur gevonden. Ik kan ze dan blij maken met de wat goedkopere soorten. Je komt ook in aanraking met mensen die helemaal niets voor natuur voelen. Zich alleen aanmelden omdat ze iets voor niets kunnen krijgen. Merk je dat tijdens de erfscan, dan kunnen we ‘helaas’

Yvonne en Toon van Beek op hun ‘erf plus’ in De Rith bij Breda. Inzet: kunstnesten van de huiszwaluw en één echt nest.


niets voor hen betekenen. Ons doel is niet het wegzetten van budget, maar het natuurvriendelijk inrichten van erven.’

Breda Jan Benoist scande in de gemeente Breda 31 erven, samen met zijn maat uit de plaatselijke uilenwerkgroep Frans Snijder. ‘Na afspraak volgde een praatje met de erfeigenaren. Meestal ken je ze niet. Bij een bakske komt van alles los, dat kan wel een half uur duren: gezellig. Eenmaal beland bij ErvenPlus, pakken we onze 'erfwijzer' en tonen wat voorbeelden. Mooi is dat nooit over geld wordt gesproken, zowel niet door ons als door hen. Daarna maken we een ronde over het erf. Stuiten we daarbij op zo’n ‘beruchte’ laurierhaag, dan wordt op tactische wijze vervanging voorgesteld: zo goed als iedere andere struik heeft meer natuurwaarde. Op een erf in De Rith vielen al jaren huiszwaluwnesten van de trespa, met jongen en al. Jaarlijks nam het aantal af, tot 5 in 2018. Daarom kwamen we aanzetten met 40 kunstnesten, door de erfbewoners allemaal zelf opgehangen. Toen we afgelopen voorjaar terugkwamen, bleken ze

alle bezet! De zwaluwen hadden er zelf nog 1 bijgebouwd.’ Ook op een ander adres sloegen kunstnestjes, in combinatie met een modderplaats, voor 100% aan. ‘De erfbewoner bedankte me ervoor met een fles whisky. Met ErvenPlus wil ik bereiken dat straks De Rith weer vol leven zit. Terwijl ik er de laatste 30 jaar heggen, houtwallen en schuurtjes alleen maar heb zien verdwijnen, merk ik nu een revival.’ ErvenPlus kan niets betekenen als er een wettelijke verplichting is tot aanplant. Ook dat heeft Jan op een paar erven meegemaakt. ‘Toch bekijken we wat aanvullend mogelijk is.’

Uitwerking Na hun bezoek brengen de erfscanners advies uit aan Orbis, waar het wordt uitgewerkt tot een ‘ErvenPlus-plan’. Dit bevat een kaart met de ligging van de beplanting (en haar oppervlakte), en de overige genoemde maatregelen. Ter goedkeuring gaat het naar de deelnemer. Centraal in het project staat biotoopverbetering. In het algemeen geldt ook voor erven: ‘Hoe inheemser de beplanting, hoe ‘biodiverser’. Vooral de meidoorn is populair

˚ Vertrouwde erfbewoners: (l) gewone dwergvleermuis (hier nog niet uit de kast) (m) egel en (r) steenuil.

54


Brabants Landschap

bij erfbewoners. Maar wat ze vaak niét weten, is dat de prachtige witte bloemen, waar veel insecten op afkomen, alleen verschijnen als je de struik niet jaarlijks snoeit. De rode bessen die rijpen in augustus en september en de hele winter door blijven hangen, zijn rijk aan vitamine C. Vogels als kramsvogel en koperwiek eten ze graag. Een favoriete solitaire boom is de walnoot, vroeger vooral functioneel om de vlieg en mug werende werking. Natuurlijk gaven ze, in de vorm van noten, ook belangrijk voedsel voor de winter. Vlaamse gaai, kauw, eekhoorn en muizen zijn er dol op.

Toen nut, nu sier Het is goed te beseffen dat alle boerenerven vroeger functioneel waren aan de mens. Medewerker soortenbescherming Marco Renes: 'Knip- en scheerheggen waren om het erf te begrenzen en onder te verdelen in compartimenten. Hakhoutbosjes leverden brand- en geriefhout en weitjes hooi. Muizenruiters zijn er nu voor muizen, maar vroeger gewoon voor vee! Het nut ging duidelijk voor de sier.'

Het resultaat … Op de tot nu toe ingerichte erven vonden 100.000 bomen en struiken, 5.000 nestkasten, 500 kg kruidenmengsel (uitgezaaid over 72.000 m2 stroken en blokken), 110 muizenruiters en 50

˚ Bessen van de Gelderse roos

winter 2019

steenuil-vriendelijke bakken hun weg. En dan wachten nog 500 erven op hun beurt ... Om te meten wat het effect van dit alles is op erfbewonende dieren, moeten we eerst meer gegevens verzamelen. Voor volgend jaar wordt gewerkt aan registratie. Het is natuurlijk goed nieuws dat veel mensen zich hebben aangemeld, van de andere kant is het budget niet onuitputtelijk. Is dat overschreden, dan zet Orbis nieuwe aanmelders op een wachtlijst.

… trots Erfeigenaren kunnen zich heel verschillend uiten. De vrouw van een boer vertelde enthousiast dat er bij haar veel mussen zaten, terwijl haar man het maar niks vond. Maar we moesten toch maar eens komen kijken voor het ophangen van een mussenhotel. Ook had ondergetekende eens lang - wel een half uur - een bewoner aan de lijn, die werkelijk álles al had gedaan om de biodiversiteit op zijn erf te verhogen. Maar of we tóch even langs wilden komen om hem eventueel bij te leren. Het is mooi om te zien hoe trots mensen kunnen zijn op hun erf én de natuur daarop. Het geeft ons energie om door te gaan met ErvenPlus en andere projecten die de biodiversiteit op het boerenland centraal stellen.

55


Op eigen goed natuur nalaten

Wim (L) & Jos (R) Klessens:

Door Thijs Caspers

Het knotten van grote jongens

56


Brabants Landschap

winter 2019

Agrarisch natuur- en landschapsbeheer Voorgeschiedenis: van Den Haag naar de keukentafel … Tot 2016 viel het agrarisch natuurbeheer onder het Rijk. Omdat de resultaten voor de natuur tegenvielen, hevelde het Rijk deze zorg over naar de provincies, zo van: ‘Hier heb je een budget, jullie zitten dichter bij het vuur en weten dus beter waaraan het besteed kan worden.’ Vanaf genoemd jaar deed daarom een nieuw subsidiestelsel zijn intrede, het ‘Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer’ (ANLB). De provincie Noord-Brabant, die hiervoor jaarlijks 2,8 miljoen euro van het Rijk ontvangt, maakt vervolgens afspraken met zogenaamde ‘collectieven’, samenwerkingsverbanden van meerdere agrarische natuurverenigingen (anv’s). In Brabant zijn er drie, West, Midden en Oost, waaronder in totaal 18 anv’s vallen.* De kern van het nieuwe stelsel is een streekgerichte benadering: het geld gaat daar naartoe, waar de meeste natuuren landschapswinst te verwachten is. Voor een goede inschatting daarvan moet je over (veld)kennis beschikken.

… een verhuizing met effect … Die rust in ruime mate bij ingehuurde ‘gebiedsmedewerkers’, waarvan er in Brabant acht actief zijn. Zij buigen zich over de aanvragen van potentiële deelnemers, boeren en buitenlui, en sluiten na goedbevinding een contract af ‘aan de keukentafel’. Het geld gaat als loon naar de veldwerkers, maar vooral naar de deelnemers. Door mee te doen met één of meer ‘pakketten’ derven zij namelijk inkomsten. Ze offeren er immers landbouwgrond voor op.

Voor de coördinatie en kwaliteitsbewaking van het stelsel is het Coördinatiepunt Landschapsbeheer (CL) van Brabants Landschap ingeschakeld. In 2022, een harde einddatum, gaan Rijk en Provincies evalueren wat dit subsidiestelsel voor natuur en landschap heeft opgeleverd. Valt die evaluatie positief uit, dan kunnen er weer contracten worden afgesloten, met een maximale looptijd van 6 jaar.

… onder meer in Schijndel Hoe werkt het in de praktijk? Welke pakketten zijn er zoal? Een veldbezoek brengt uitkomst. Wie Schijndel (Collectief Midden Brabant, anv Het Groene Woud) vanuit het noorden binnenrijdt, raakt geïmponeerd door lange rijen knotwilgen. De broers Jos (1953) en Wim (1950) Klessens zwaaien hier de scepter over 15 hectare landbouwgrond, waar gras, maïs en aardappelen worden verbouwd. Aan de randen van de akkers liggen stroken van 10 meter breed en in totaal 3 km lang (dat maakt samen 3 hectare), waar het pakket ‘wintervoedselakker’ wordt gezaaid, grotendeels bestaand uit granen (triticale, wintergerst) en kruiden (gele ganzenbloem, aardbeiklaver, phacelia) die veel zaden loslaten. In de wintermaanden blijven de stroken onaangeroerd, waardoor ze een banket vormen voor muizen en overwinterende zangvogels. De patrijs komt er tot broeden.

Eer van je werk hebben Van het pakket ‘knotbomen’ onderhouden de broers er maar liefst 300. Samen met de wintervoedselakkers vallen ze onder de categorie

* Een klein deel van Noordoost Brabant, ‘De Maasheggen’, valt onder collectief ‘Deltaplan Landschap’.

57


¯ Molm uit een oude knotwilg: er bestaat geen betere potaarde! hun voorvaderlijke ‘knotten’, waarvan er heel wat zeker 100 jaar of ouder zijn. ‘Ze waren al dik toen onze ouders nog jong waren.’ Al knot je een boom nog zo deskundig, bij ouder worden scheuren ze open en rotten ze in. ‘Als klein manneke werden we er door moeder op uitgestuurd om daar potaarde, in wezen vermolmd hout, uit te scheppen. Betere potgrond voor planten heb je niet.’

Alles zelf doen ‘droge dooradering’ (terwijl de grond hier lemig is en vocht vasthoudt). De broers zijn nu met pensioen. Jos was algemeen secretaris van de Centrale Organisatie voor de Vleessector in Zoetermeer en Wim medisch analist. Ze waren kortom financieel zelfstandig, maar namen het gemengde bedrijf - met koeien, varkens en kippen - toch over van hun ouders om er als hobbyboeren in de weekenden en vakanties aan de slag te gaan. En dat doen ze nog! Het vee is destijds weggedaan, zaaien en maaien wordt uitbesteed, maar alle grondbewerkingen voeren ze zelf nog uit. Ze hebben er immers aardigheid in en kochten er zes jaar geleden zelfs een nieuwe tractor voor. ‘Want we willen de grond natuurlijk wel rendabel houden. Je moet niet toeleggen op een boerenbedrijf. Wij hechten aan de grond. Uit eerbied voor onze (voor)ouders willen we die economisch, maar zeker ook landschappelijk hoog houden. Wij doen al jaren aan ‘natuurinclusief boeren’, lang voor de term zijn intrede deed.’ Fysieke en mentale ‘drive’ kan de broers niet ontzegd worden. ‘Een ander gaat op zijn vrije dag naar de sportvereniging, wij gaan het veld in of bomen knotten.’ Ze zijn akelig trots op

Het knotten van de bomen doen ze allemaal zelf. Op ingenieuze wijze schakelen ze er ook de tractor voor in. ‘We kunnen het af zonder vrijwilligers, die hebben het al druk zat. De omgeving van Schijndel staat vol knotbomen.’ Het zou ook zomaar kunnen dat ze niet zo professioneel zijn als Jos en Wim zelf. De bomen worden geknot in de maanden januari, februari en maart. De kleine worden om de 3 en de grote jongens om de 4 à 5 jaar geknot. Het dunne hout wordt versnipperd, het dikke opgestookt. Het ANLB onderscheidt drie categorieën knotbomen, de diameter is bepalend (minder dan 20 cm, tussen de 20 en 60 cm en meer dan 60 cm). Hoe dikker de boom, hoe hoger de vergoeding. Aan dit mooie bedrijf zou een einde kunnen komen als Jos en Wim dit fysiek zware werk straks niet meer aan kunnen. ‘Leggen we er financieel op toe, dan zijn we genoodzaakt de grond te verkopen.’ Maar gelukkig tonen hun kinderen, twintigers, steeds meer interesse in overname. Er is dus hoop dat bezoekers van het Schijndelse buitengebied zich tot in lengte van jaren kunnen blijven vergapen aan stoere knotten van de buitencategorie.

58


Brabants Landschap

winter 2019

'Ze worden ouder dan wij' Een paar km zuidelijker woont Ad Verhagen (1943), een gepensioneerde boer. En ook zijn rijen knotwilgen zijn aspectbepalend voor het buitengebied van Schijndel. Hij houdt ze niet zelf bij, maar laat dit over aan een particulier, die als beloning voor het werk het hout mee mag nemen voor de kachel. Hij weet zich nog goed te herinneren hoe de boeren in Schijndel (en waarschijnlijk ook elders) de knotbomen massaal opruimden vanaf het einde van de jaren ’50. Vóór die tijd was knothout belangrijk om er steeds weer nieuwe weipalen van te maken. Omdat die zo snel rotten, waren ze steeds aan vervanging toe. Met het ‘creosoteren’ van palen - daarbij worden ze gedompeld in een soort olie - gingen ze veel

langer mee en was men minder afhankelijk van knotbomen. Als sta in de weg ruimden ze het veld. ‘Mijn vader deed daar gelukkig niet aan mee, we bleven er niet alleen weipalen, maar ook bonenstaken en mutserds (hout voor bakkersovens) van maken. Als ik uit school kwam, moest ik met een hiep dunne takken van de bomen snijden. Als ‘wijpen’ vonden ze hun weg in de dijkversterking.’ Toch snapt Ad die andere boeren wel. Eenmaal rot kunnen ze op gebouwen vallen. Met hun schaduw belemmeren ze de grasgroei en door hun ver reikende wortels moet je er bij het ploegen meters vandaan blijven. ‘Maar ja, ik vind ze nu eenmaal mooi. Ik heb ze van mijn vader geërfd en hij sommige weer van zijn vader. Die ruim je toch niet zomaar op?’

59


Op eigen goed natuur nalaten

Stika laat je niet stikken

60 landgoed. Hans en JosĂŠ van Kordelaar maar wat trots op hun zelf geschapen


Brabants Landschap

winter 2019

Door Thijs Caspers

Een goed te Gassel Natuurschoon ‘op den buiten’ Het ‘Coördinatiepunt Landschapsbeheer’ (CL) van Brabants Landschap speelt een belangrijke rol bij het beschermen van natuur buiten de grenzen van reservaten, zeg maar in het ‘vrije’ agrarische buitengebied. Planologisch is dat minder goed beschermd tegen allerlei negatieve externe invloeden, maar door het benutten van subsidies en andere regelingen kunnen natuur en landschap er toch behouden en zelfs nog versterkt worden. Alleen moet je wel de weg weten om die te vinden. Het CL kan daarbij helpen, mits aan een aantal voorwaarden wordt voldaan. Het huldigt het principe dat niet alleen de wensen van de eigenaren van grond een rol spelen, maar ook de biodiversiteit (verscheidenheid van leven) en de lokale historie: het is een pre als die laatste in het landschap zichtbaar blijft of weer wordt gemaakt. Dat is ondermeer gebeurd bij Gassel (Noordoost-Brabant), niet ver van de Kraaijenbergse Plassen aan de

˚ De gerestaureerde boerderij en Vlaamse Schuur.

Maas. Daar wisten Hans van Kordelaar (1943), een apotheker in ruste, en zijn vrouw José (1947), rond hun gerestaureerde hoeve een landgoedje te stichten van 5,5 hectare dat ressorteert onder de ‘Natuurschoonwet’ (NSW). Bij de inrichting ervan met landschapselementen verleende het CL zijn diensten. Hieronder volgt een verslag van een bezoek aan de landgoedstichters.

Geestgronden zijn arm, maar niet van geest Het echtpaar had een apotheek aan huis in Cuijk met daarbij een leuke tuin met siervijver. ‘Dan spreek je over een heel andere schaal.’ Ze speelden altijd al met de gedachte om na het stoppen van de praktijk in het buitengebied te gaan wonen. Die kans kwam in 1999 toen 7 km verderop de vrijgezelle boer Mooren kwam te overlijden en zijn boerderij aan de Hogendijk te Gassel te koop kwam. ‘Het was aan de prijs, want naar zulke wonin-

61


gen was veel vraag terwijl het aanbod maar laag was.’ Voordat het echtpaar er in 2001 kwam wonen, moest achterstallig onderhoud worden weggewerkt. ‘Het erf was verwaarloosd en allerlei verbouwingen hadden het oorspronkelijke karakter van de boerderij aangetast. Op zich logisch, want voor onze voorgangers was het een bedrijfswoning die vooral functioneel moest zijn. Maar wij wilden haar zoveel mogelijk in de oorspronkelijke stijl terugbrengen, met hedendaags comfort natuurlijk.’ Het boerenbedrijf telde aanvankelijk tientallen hectaren, waarvan de familie Mooren het merendeel, buitendijkse vette kleigrond, al had verkocht, onder meer aan Brabants Landschap. Wat overbleef, bijna 5 hectare armere zandgrond binnendijks, op 19de-eeuwse kaarten aangeduid als ‘Het

Schaar’, ging naar de Van Kordelaars. De geschiedenis van het huis gaat terug tot 1602. De nabijgelegen vestingstad Grave, in handen van de Spanjaarden, werd belegerd door Staatse troepen onder leiding van prins Maurits, ‘wiens zwager Philips van Hohenlohe in onze boerderij zou zijn ingekwartierd. Het huis zelf heeft nooit een naam gehad, het zal wel genoemd zijn naar de elkaar opvolgende families die er woonden.’

Een spin in een woud van regelen Voor de inrichting van de grond werd eerst een landschapsarchitect in de arm genomen, ‘maar wat die voor ogen had was niet ons idee. Wij wilden terug naar de sfeer zoals die er vroeger geweest moet zijn, zo dicht mogelijk bij de historische realiteit.’ En zo kwam

˚ Rijk bloeiende eenstijlige meidoorn.

62


Brabants Landschap

Hans van Kordelaar uit bij Brabants Landschap, zijn buurman. ‘Mijn vrouw en ik hadden totaal geen praktijkervaring, de opstartperiode was dus best een puzzel. Daarom was het een geschenk uit de hemel dat Brabants Landschap kosteloos adviseerde over de aanleg. We zijn tot tekeningen en een planning gekomen.’ Brabants Landschap wees ook op (provinciale) subsidiemogelijkheden, zoals ‘Stika’, wat staat voor ‘Groen Blauw Stimuleringskader’. Wat behelst deze regeling? Aan agrariërs en andere particuliere grondeigenaren worden gelden beschikbaar gesteld voor ‘groene diensten’, zoals het aanleggen van struweelhagen, houtsingels, bomenrijen, bloemrijke randen, poelen en ga zo maar

winter 2019

door. Als ‘eigenaar’ van de regeling verdubbelt de Provincie iedere euro die een gemeente of waterschap hiervoor beschikbaar stelt. Toch is het ‘lospeuteren’ van deze gelden nog geen gemakkelijke opgave. Daarom heeft de Provincie het Coördinatiepunt van Brabants Landschap aangesteld als intermediair, zeg maar ‘spin in het web’. De Van Kordelaars deden er hun voordeel mee en Brabants Landschap is blij met een gelijkgestemde buurman-beheerder.

Naar steeds meer natuurschoon In 2002 begonnen Hans en José met het aanplanten van eerst kniphagen, hoogstamfruitbomen en knotwilgen rond het huis. Ver-

‘ Wiel’ aan de voet van de Hogendijk. Een wiel is een water dat zijn ontstaan te danken heeft aan een dijkdoorbraak in het - vaak verre - verleden.

63


(b) Schotse Hooglanders. (o) Struweelhagen omringen de weitjes.


Brabants Landschap

derop in het veld volgden struweelhagen van onder meer meidoorn, sleedoorn, Gelderse roos en hondsroos en houtsingels met onder meer eik, es en veldesdoorn. De jaren erna gingen ze er gefaseerd mee verder. Om in aanmerking te komen als NSW-landgoed, wat niet alleen status verschaft maar ook financiële voordelen biedt, moet de bezitting minimaal 5 hectare groot zijn en voor minimaal 30% uit houtopstand en/of overige natuur bestaan. Om aan die oppervlakte te komen, werd een aangrenzend weitje bijgekocht. Het daarop aanwezige ‘wiel’ onderaan de eeuwenoude en daardoor cultuurhistorisch belangwekkende Hogendijk, was helaas ooit dichtgegooid met puin en vuilnis. Met advies van Brabants Landschap werd het gesaneerd en werd langs het perceel een singel aangeplant met struweel en bomen. Het weitje werd met een speciaal grasmengsel omgevormd tot natuurweide. Met nog een (groter) wiel dichter bij huis, telt het landgoedje nu twee wielen.

‘Onze groote rivieren’ De beplantingen zijn op de historisch meest verantwoorde plekken gekomen. Namelijk daar, waar ze ook lagen volgens een kadastrale kaart uit 1832. Naast hagen en singels zijn ook solitaire bomen geplant, allemaal fruit- en loofbomen. Bij aankomst in 2001 stonden er al flinke bomen van een gezegende leeftijd, vooral elzen en wilgen. Dat was de uitgangssituatie. Na het planten van hagen en singels werd de akker omgezet in een (natuur)wei, waar Schotse Hooglanders lopen. ‘Ze grazen het hele jaar buiten en dat gaat

winter 2019

prima. In de winter voeren we ze bij met eigen hooi.’ De kalveren die hier geboren worden, gaan op een leeftijd van 8 maanden naar het nabijgelegen Keent, dynamische riviernatuur in beheer bij Brabants Landschap. Hans en José wilden hun eigen terrein naadloos doen overgaan in de omgeving en het moet gezegd dat ze dat uitstekend is gelukt: van een kale boel naar een prent uit het Verkadealbum ‘Onze groote rivieren’ uit 1938. ‘Ik was al jaren donateur van de Stichting Das & Boom en las de publicaties van Jaap Dirkmaat over de biotoopeisen van de das. De Maasvallei, waar wij midden in zitten, is een dassenleefgebied bij uitstek!’ Gezien de graafsporen foerageert de das hier ook.

Er geknipt op staan Aanleggen is één, maar onderhouden is twéé. Doet Hans dat allemaal zelf? ‘Voordat we aan dit hele avontuur begonnen, heb ik me allereerst grondig voorbereid. Ik volgde cursussen in erfbeplanting, het snoeien van hoogstamboomgaarden en het aanleggen en onderhouden van poelen. Aanleg en onderhoud heb ik zoveel mogelijk zelf gedaan, met uitzondering van de dingen die je écht niet in je eentje kunt. En sinds een jaar of tien - mijn rug is niet meer wat het geweest is - heb ik regelmatig hulp. Knippen en snoeien (het eerste is fijnmazig, het tweede grofmazig werk) laat ik voortaan doen en zelf voer ik het snoeisel af. Ook het dunnen van de houtsingels gebeurt in samenwerking. Om de zoveel jaar moet je een singel dunnen, anders blijft er onderaan niets meer in leven: het moet ‘ademen.’

65


‘Ik mis iets in mijn paradijs’ Wat heeft al deze noeste en vooral liefdevolle arbeid opgeleverd voor de wilde planten en dieren? ‘Helaas kan ik bijna niet bedacht krijgen wat qua fauna vooruit is gegaan. Te veel is achteruitgegaan of volledig verdwenen. Gekraagde roodstaart en groene specht zaten er altijd al en gelukkig nog steeds, met meerdere paren. Maar steen- en kerkuil, patrijs, fazant, ijsvogel en kneu zijn bijzondere waarnemingen geworden. We hebben een boomvalk succesvol te broeden gehad, maar hij kwam niet terug. Wél krijgen we bij het hooien in juni steevast ooievaars op bezoek, afkomstig van het opvangcentrum in Linden. Ze stappen achter de tractor aan, waar ze zich tegoed doen aan de opschrikkende grote groene sabelsprinkhanen. Toch weet ik niet of ik zo blij zal zijn als ze straks ‘mijn’ kikkers uit de wielen halen. Wie ons inmiddels ook hebben verlaten, zijn vlinders, (nestelende) zwaluwen en hazen. Tot mijn grote frustratie wordt het een tamelijk leeg land. Ook bij de flora zie je een negatieve ontwikkeling, niet in het minst door de meest uiteenlopende ziektes, van essentaksterfte en iepenziekte tot kastanjemineer- en buxusmot. Dit is allemaal geen nieuws waar je vrolijk van wordt, los nog van de grotere problemen als klimaatsverandering en verdroging, die zich steeds meer manifesteren.’

Prachtig maakt machtig … Een echtpaar dat al 20 jaar al zijn geld, tijd en vooral ziel en zaligheid gooit in het creëren

van een eigen paradijs en daar toch de levende have in ziet tanen: houd je daar geen onbevredigd gevoel aan over? ‘Nee, toch niet. We zijn nog altijd blij dat we het ‘project’ zijn aangegaan. We zijn bevoorrecht dat we hier mogen wonen, maar van de andere kant is het frustrerend dat we - op eigen grond althans - niet veel meer kunnen dan de teruggang beperken. Op middellange termijn krijgen we te maken met de nominatie van de aangrenzende buitendijkse gronden, deels in eigendom van Brabants Landschap, als waterbergingsgebied. Ze gaan dienen als opvang van water waar, door de fluctuaties in regenval, nu eens een tekort en dan weer een teveel aan is. Bij een goede aanpak kan dat de biodiversiteit ten goede komen. Maar die nominatie kan nog wel zo’n 10 jaar op zich laten wachten.’ Zijn ze dan niet trots op hun landgoed? ‘Jazeker wel! Het komt min of meer uit je eigen handen. Je vergroeit ermee, het worden jóuw bomen en jóuw struiken en je moet ze zien te beheren. Je volgt de ontwikkeling van de aanplantingen, ziet alles groeien, leeft van seizoen tot seizoen. Je bent in principe pas rond als je bij de zoveelste keer snoeien open plekken krijgt waar jonge struiken en bomen opschieten, zonder dat je ze hebt aangeplant, uit zaad dus. Dán pas is de cirkel rond. Voor delen van ons landgoed geldt dat al, in nog geen 20 jaar tijd. Dat geeft een machtig gevoel.’ Hans’ en José’s inspanningen hebben ertoe geleid dat de boerderij, de Vlaamse Schuur en het wiel als geheel tot gemeentelijk monument zijn uitgeroepen.

66


Brabants Landschap

… en krachtig Voorjaar 2020 komt het contract met Stika, dat steeds over een periode van zes jaar loopt, weer aan de orde. Een welkome bijdrage aan de onderhoudskosten. ‘Ze is weliswaar verre van kostendekkend, maar hoe dan ook een blijk van erkenning voor de waarde die wij aan natuur en landschap toevoegen. Ze komen kijken voor een finaal oordeel en als dat

winter 2019

positief uitvalt, mag je zelf aangeven of je het contract voort wilt zetten. Dat is altijd op vrijwillige basis, waartegenover staat dat je je aan hun regels moet houden. Een ervan is dat de subsidiabele natuur op meer dan 50 meter van de woning moet liggen. Het gaat immers om het landschap, een algemeen belang. Het is zeker niet de bedoeling dat ze je woonerf subsidiëren’, besluit Hans van Kordelaar.

Aan de overkant van de Hogendijk, in de uiterwaarden van de Maas, liggen gronden van Brabants Landschap: beter een goede buur dan een verre vriend.

67


Op eigen goed natuur nalaten

De Verenigde Naties aan de Maas

68 ( b) Dankzij de vette klei zijn Marius’ weitjes mals. (o) Traditioneel hoort in elk Maasheggen-weitje een poel.


Door Thijs Caspers

De genese van een heggenlandgoed in Oeffelt ‘Niet alles kan’ … In de zomer van 2018 verleende de Unesco* aan ‘De Maasheggen’ de zogenaamde ‘biosfeerstatus’. Het gaat om een eeuwenoud cultuurlandschap in de noordelijke Maasvallei. Wat behelst zo’n status? In gebieden die er onder vallen - 686 in de wereld, dit is het enige in Nederland - hoeft de natuur niet in alle opzichten met rust gelaten te worden. Er wordt immers ook gewerkt, gewoond en gerecreëerd. Daarom wordt er op regionale schaal gezocht naar nieuwe - duurzame - vormen van samenwerking tussen mens en natuur, waarbij de laatste niet de dupe hoeft te worden. Dat is een zware opgave en tegelijk mooie uitdaging. In ‘ons’ biosfeergebied is er in 2016, ter voorbereiding, zelfs een heus ‘uitvoeringsprogramma’ voor opgesteld. Daarin wordt gesteld dat (recreatieve) ondernemers de drijvende kracht zijn achter het gebied. ‘Ecologie en ondernemerschap kunnen er hand in hand gaan, op een manier die zijn gelijke in de wereld niet kent. Het gebied is het toneel van allerlei ontwikkelingen op het vlak van wonen, werken, duurzame landbouw, natuurontwikkeling en ruimte voor de rivier.’ De angst slaat je om het hart. Zal er met al deze bruisende energie en krachtige taal nog wel ruimte overblijven voor de natuur zelf? De heggen, waarnaar het gebied

nota bene is genoemd, gingen de laatste eeuw in totaallengte achteruit van 15.000 naar 2.000 km. Dreigen zij bij al dit geweld het onderspit te moeten delven?

… doordacht wel Niet als het ligt aan een particulier initiatief. Marius Grutters, geboren en getogen in Oeffelt, verwierf vanaf 2005 bij zijn dorp in totaal 4,5 hectare heggengebied, de zogenaamde ‘Klokkenkampen’. Om tot een mooi afgerond geheel te komen, is hij in onderhandeling met het Groen Ontwikkelfonds Brabant (GOB) voor de aankoop van nog eens 6,5 hectare. Op zijn grond liggen eeuwenoude heggen en waar deze later zijn gekapt, heeft hij ze - met behulp van vrijwilligers en scholieren - terug aangeplant volgens het oude patroon. Dat is nog te ontdekken op oude (kadaster)kaarten, die teruggaan tot 1731. Nu beslaat de totale lengte aan heggen al 3, straks 4 km. De strui-

*United Nations Educational, Scientific and Cultural Organization

69


Marius' landgoed

Van Kordelaars landgoed (p 60-67) valt net buiten het biosferegebied omdat de gemeente Grave niet mee doet.

Door een locale werkgroep van de Unesco werd in 2016 alvast een zonering vastgesteld van het biosfeergebied. In blauw en geel zijn de buffergebieden aangegeven, in oranje de kerngebieden.

˚ Marius herstelt zijn heggenpatroon volgens de ‘Katasteraufnahme im Herzogtum Kleve im Jahre 1731’ (delen van Noord Limburg en Noordoost Brabant waren toen nog Duits): zeer fijnmazig dus!

70


Brabants Landschap

winter 2019

verdwenen. Hij is van plan niet alleen het oude landschap, maar ook de bijhorende biodiversiteit te herstellen. Als doelsoorten heeft hij zich gesteld: patrijs, steenuil, geelgors, zomertortel, boomkikker en sleedoornpage. (Voor de laatste twee zal een herintroductieprogramma moeten worden gestart.) En tenslotte wil hij op zijn landgoed het oude ambacht van heggenvlechten in ere herstellen. Gezien de vele kale plekken in het biosfeergebied en het slechte onderhoud van heggen die er nog staan, verdient dit particulier initiatief (brede) navolging: het getuigt immers van natuur-ondernemerschap.

ken zijn autochtoon (zie ook p 20), zeg maar genetisch zuiver. Een- en tweestijlige meidoorn voeren de boventoon (85%), daarnaast staan er sleedoorn, wegedoorn, kardinaalsmuts, rode kornoelje, Spaanse aak, hondsroos en heggenroos. Op fijnmazige wijze omgorden de heggen weitjes, die niet worden beweid en bemest. Ze worden gehooid, waarna het maaisel wordt afgevoerd. Het bodemleven komt erdoor tot rust, waar het insectenleven bij is gebaat. En daar zijn zangvogels weer mee geholpen. Kneu, putter en grasmus komen nog voor, maar veel is sinds Marius hier in 1970 begon met inventariseren,

Ëš Marius vlecht zijn heggen nog op de traditionele - lokale! - wijze.

71


Met andere ogen Natuur in de Baronie Auteurs: Riet Pijnappels en Hans van Engen. Fotografen: Christian Bastiaansen, Gerwin Kieboom, Ed Michels, Jos Pannekoek, Riet Pijnappels, Daan de Vos, Tamara Verhoog, Wim Verschraegen en Johan van de Watering. ISBN 978-90-9032178-3 Uitvoering: 256 pagina's, formaat 24x24 cm, genaaid gebonden, full colour, ruim 500 foto's. Verkoopprijs: 34,95 euro tot 1 januari 2020. Daarna 39,95 euro. Dit boek is verkrijgbaar bij de boekhandel in Breda of te bestellen via www.rietpijnappels.nl.

Dit boek vertelt over het bonte palet aan natuurgebieden in en rondom Breda. Over het ontstaan, de rijke historie, flora en fauna, oude en nieuwe natuur. Over de natte polders, stuifduinen, beekdalen, uitgestrekte bossen en heidevelden. De vele foto’s geven hiervan een sfeervolle impressie. Het zijn prachtige beelden van de mysterieuze en boeiende wereld om ons heen, gezien door de ogen van bevlogen natuurfotografen. Het boek vertelt ook over de onvermoeibare strijd van natuurbeheerders om bedreigde flora en fauna te redden van de ondergang. ‘Met andere ogen – natuur in de Baronie’ is een boeiende ontdekkingsreis in onze eigen achtertuin en een inspiratiebron voor iedereen met een ‘groen’ hart.

72


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.