2 minute read

Een oud schoolgebouw wordt als nieuw –

Next Article
beginnen’

beginnen’

Behalve Voor De Btw

Door: BTW-INSTITUUT

Advertisement

Duurzaam: een begrip dat tegenwoordig niet meer weg te denken is. Het is niet alleen een trend, maar inmiddels ook noodzaak om bij allerlei projecten voor een duurzame aanpak te gaan. Onderdeel van het duurzaamheidsdenken is het zorgvuldig omgaan met vastgoed. Waar voorheen sneller gesloopt en nieuw gebouwd werd, staan transformatie, renovatie en verduurzaming van oude panden inmiddels hoog op de agenda.

Een gemiddeld schoolgebouw is zo’n 40 jaar oud is. Uit het interdepartementaal beleidsonderzoek (IBO) onderwijshuisvesting, uitgevoerd in 2021, bleek dat schoolgebouwen pas na gemiddeld 69 jaar worden vervangen en dat een gemiddeld schoolgebouw een slecht binnenklimaat heeft en niet duurzaam is.

Onderwijshuisvesting verdient dan ook zeker de aandacht. Bij de aanpak van verouderde schoolgebouwen zal de komende jaren niet alleen worden ingezet op nieuwbouw, maar zal ongetwijfeld ook gedacht worden aan ingrijpend verbouwen, renoveren of zelfs transformeren. Hoewel dit bij schoolgebouwen wellicht in mindere mate aan de orde zal zijn dan bij andere typen gebouwen, verdient het toch aanbeveling rekening te houden met de btw-gevolgen die hierbij mogelijk aan de orde zijn. Dit zal bovendien sneller aan de orde zijn als het gebouw naast de onderwijsfunctie ook (een) andere functie(s) krijgt.

Voor de btw-heffing bestaat er een belangrijk verschil tussen een ‘verbouwd’ gebouw en een gebouw dat ‘in wezen nieuw’ is.

Het laatstgenoemde gebouw wordt namelijk gezien als een nieuw onroerend goed, waarvan de levering belast is met 21% btw. Maar wanneer is iets ‘in wezen nieuw’ voor de btwheffing? Is hiervoor beslissend wat in constructief opzicht is gebeurd of spelen ook de uiterlijke wijzigingen van het gebouw, de functiewijziging en de hoogte van de transformatiekosten een rol? Hierover bestond jarenlang discussie. Dit zorgde ervoor dat de Belastingdienst terughoudend was met het innemen van een standpunt en veel btw-ondernemers daarom in onzekerheid zaten op dit punt.

Recent heeft de Hoge Raad in het Wollenstoffenfabriek-arrest hierover duidelijkheid gegeven. Naar het oordeel van de Hoge Raad kunnen alleen de wijzigingen in de bouwkundige constructie, waaronder vervanging (van een deel) van de bestaande bouwkundige constructie, leiden tot de conclusie dat de verbouwing zó ingrijpend is dat daardoor een nieuw gebouw ontstaat. Alle andere factoren – zoals functiewijziging en de hoogte van de verbouwingskosten – kunnen aanwijzingen zijn, maar zijn niet noodzakelijk of doorslaggevend.

Uit dit arrest van de Hoge Raad kunnen we de conclusie trekken dat dus niet snel sprake zal zijn van een ‘in wezen nieuw’ gebouw, hoe vergaand een schoolgebouw ook gerenoveerd wordt. Een andere gevel, nieuwe functie, energiebesparende aanpassingen of compleet andere indeling: daarmee kan een schoolgebouw voor de onderwijsinstelling getransformeerd worden tot nieuw, maar blijft het voor de btw toch oud – en dat is fiscaal gezien vaak niet eens zo verkeerd.

Door: Joanne Ligthart en Machiel van Driel, BTW-INSTITUUT

Deze column is een bijdrage van BTW-INSTITUUT. Voor meer informatie ga je naar www.btwinstituut.nl

‘Bijschrift van de foto’

This article is from: