



RESTAURATIE VAN NEDERLAND’S GROOTSTE GRONDWATER RESERVOIR
Wie het woord landschap opzoekt in Van Dale, vindt als belangrijkste omschrijvingen:
‘1. landelijke omgeving voor zover men die met één blik overziet, bep. zoals zij zich in haar samenstel vertoont, de aanblik ervan’.
En: ‘2. schilderstuk dat een landschap voorstelt’.
Opvallend in die omschrijvingen zijn woorden als ‘ blik ’, ‘ overziet ’, ‘ vertoont ’, ‘ voorstelt ’.
Landschap is niet ‘ natuur ’. Landschap is wat door een kijkende mens wordt gezien, door zijn blik in een kader geplaatst, in haar uiterste vorm van natuur tot kunst gemaakt.
Voor moderne mensen is het landschap iets dat zó aanwezig is, dat we ons er nauwelijks een voorstelling van kunnen maken dat er een periode geweest zou zijn waarin mensen anders naar natuur en landschap gekeken zouden hebben dan wij
- Willem van Toorn
MSc Landschapsarchitectuur
Academie van de Bouwkunst December 2024
Afstudeercommissie
David Kloet
Paul de Kort
Vibeke Gieskes
Examencommissie
Kim Kool
Saline Verhoeven
RESTAURATIE VAN NEDERLAND’S GROOTSTE GRONDWATER RESERVOIR
Voorwoord
Onderzoek
Context
Probleemstelling
Overgangszone als indicator
Projectgebied
Landgebruik(ers)
Ontwerp
Principes
Aanvullen kost tijd
Ingrepen vormen raamwerk
Aanwas en uitbouw
Verbeelding
Reflectie
Veluwe als geheel
Ringpark ‘Rondje Veluwe’
Dankwoord
Bronnen
Eén van de eerste dingen die aankomend architecten leren over landschap is dat het niet eenduidig is gedefinieerd. De rode draad door deze verscheidenheid aan definities zijn woorden met een connotatie naar waarneming, zoals ‘uiterlijk’, ‘zichtbaar’, ‘verschijningsvorm’ en ‘samenhang’. Willem van Toorn haalt dit ook aan in zijn boek Leesbaar Landschap, de quote een paar bladzijdes terug. Lagen, systemen, relaties, interacties, toekomst en verleden; landschap is al snel een containerbegrip dat door de aanschouwer wordt gezien en op individuele wijze wordt ingevuld. Het staat dus al snel open voor een meervoud van opvattingen, interpretaties en discussie. In mijn persoonlijke zoektocht naar betekenis bleek definitie daarmee een valse start, waarbij de ironie om iets inherent visueels vanuit het geschreven woord te willen benaderen mij niet is ontgaan.
De foto op de volgende pagina is een van de uitzichten die mijn ouderlijk huis in Zeeland rijk was. Tijdens mijn eerste studiejaren heb ik menig uur hier op de steiger gezeten filosoferend over landschap en wat het allemaal omhelst. Connecties die ik daar ter plekke kon leggen tussen het waargenomen en een geduchte theorie erachter bleken niet altijd als gedacht uit te pakken. Of juist wel, waarna ik des te meer rechtvaardiging voelde om dit vakgebied verder te verkennen. De gedachte dat iemand anders – jij bijvoorbeeldeen verschillende interpretatie van hetzelfde landschap kan hebben, heel anders dan die van mij, is intrigerend. Een andere kijk op dezelfde dingen is voor mij stof voor gesprek en hopelijk verbinding. De jij in die vorige zin is daardoor mettertijd ontzettend breed geworden; van andere professionals in het vakgebied, docenten en mentoren, tot aan vrienden, familie en af en toe een gewillige vreemde aan de bar. Nadenken over hoe landschap iemand’s wereldbeeld vormt is in mijn leven uiteindelijk symbool komen te staan voor iets veel groters en het vormt nu nog steeds een dankbaar voertuig voor het overbrengen en ontvangen van (mijn) emotie.
Een vroege inspiratiebron bij mijn studies in en over landschap zijn de schilderijen van oude Hollandse Meesters. Deze mede-aanschouwers van het landschap kozen de (voor hen) meest fascinerende aspecten uit om in nauwgezet detail uit te werken en vast te leggen. Een kijk, een canvas, een frame en daarmee een venster. Afbeeldingen die een specifiek landschap met emotie tentoonstellen zonder dat het geschreven woord erbij te pas komt - titelbeschrijving daargelaten natuurlijk - precies zoals de kunstenaar dat in zijn of haar hoofd had. In bepaalde opzichten is daarin een gelijkenis te trekken met het werk van de hedendaagse landschapsarchitect - computerschermen en telefoons blijven ten slotte ook vensters. Het dreigende nadeel van nu is alleen dat de inhoud van deze moderniteiten vaak veel vluchtiger van aard is. Helaas.
Indrukwekkende renders aan het eind van menig architectuurproject dienen net als de schilderijen van toen een vergelijkbaar doel van verleiden en overtuigen. Tegelijkertijd plamuurt de digitale vernis die van de schermen druipt elke vorm van ziel en karakter van dit soort renders achter het glas - iets waar ik me vanaf het eerste moment aan heb geërgerd. Evenals de hoge werkdruk in dit vakgebied , de deadlines en het onherroepelijke tempo van geforceerd produceren. De ziel en zaligheid van een zorgvuldige kunstenaar leggen het altijd af tegen budgettaire beperkingen, haast en stress in een project - enkel en alleen in hoopvolle gevallen leidend tot een compromis tussen de twee. Eigenwijsheid en volhardendheid hierin zijn voor mij persoonlijke eigenschappen die gaandeweg in de denkbeeldige slag tussen werk en kunst zijn gesneuveld, wat met om en nabij de dertien jaar van mijn academische reis een aanzienlijk lange tijd stand heeft weten te houden. Het afronden van deze master heeft deze strijd beslecht in het voordeel van de dagelijkse teneur, wellicht met onverschilligheid op de loer. Ik ga het eens rustig aanschouwen de komende tijd.
Het is desondanks niet alleen kommer en kwel in mijn wereld van landschapsarchitectuur. De andere kant van de technologische munt leert dat het in kaart brengen van verborgen elementen de laatste tijd een stuk gemakkelijker is geworden. De overgangszone van grondwater naar oppervlaktewater, zoals beschreven in dit project, is hier een voorbeeld van. Die vond ik tijdens m’n onderzoek als ogenschijnlijk nietszeggende geodata in een openbaar toegankelijke database. Op mijn scherm getoverd vormde deze data een blauwe ring rondom het Veluwemassief - in het veld alleen indirect zichtbaar, voor de mensen met kennis van het landschap. Het bleek een stukje in kaart gebrachte theorie die bepalend was voor mijn begrip van de onderliggende landschappelijke systematiek.
Uiteindelijk zit de kunst van het vak voor mij in het combineren van het nieuwe met het oude - of het oude met het nieuwe, afhankelijk van hoe je ernaar kijkt. Ontwerp moet voortkomen uit innig begrip van en voor het landschap. Net als de Meesters van vroeger moet er tijd worden genomen om dit begrip te kweken en te vormen tot een nieuw geheel - in parallel met hoe een landschap altijd een historische oorsprong heeft en daarmee de tijd heeft genomen een lading te krijgen die centraal staat in het verhaal. Moderne techniek kan helpen bij onderzoek en bij het overbrengen van een (nieuwe) boodschap - al moet wat mij betreft nooit efficiëntie worden behaald ten koste van de ziel en karakter van het proces en het ontwerp. En als het lukt om bovenstaand op een gedegen manier te combineren, rest ons enkel nog het genot van ontroerende visuals en schilderijen, en alle daaropvolgende gesprekken over opgeroepen emoties - die aan het oppervlak en die daaronder.
“Want het nederstromende water der bergen kan, op de Veluwe, bij stortregen in de zomer of bij hoge sneeuw in de winter, ganse vlakten overdekken, en, als een machtige vloed alles in zijn vaart meeslepen”.
- Heldring en Haasloop Werner, 1845 over maaiveld afvoer
Het Veluwemassief is een gebied dat voor veel Nederlanders bekend is. Het staat niet alleen bekend als één van Nederlands grootste natuurgebieden, maar ook als een plek om te recreëren in de vorm van vakantiehuisjes of lange wandelingen over de paarse heide. Fietstochten door de naaldbossen gaan al snel gepaard met een korte, winderige blik over de zandverstuivingen op het dek van een uitkijktoren. Een wat onderbelicht facet van de Veluwe en daardoor minder bekend onder het grote publiek zijn de heuvelflanken, die strekkend rondom het Natura2000-gebied al eeuwenlang een reis van ontginning doormaken. Dit heeft geleid tot een cultuurhistorisch rijk geladen landschap van landgoederen, enkdorpen, beken en sprengen. Dit landschap is net zoals elke plek gevormd door de interactie tussen de onderliggende geomorfologie en menselijke ontginning.
‘Woeste grond’, zo stond dit zand- en heidegebied bekend in de Middeleeuwen, in de tijd voordat mensen het onder controle hadden. De in de laatste IJstijd ontstane stuwwallen zijn getekend door grootschalige reliëf, wat in hedendaags Nederland vrij haaks staat op het imago van een land dat zo plat is als een dubbeltje. Pas in de 7de eeuw groeide de bevolking hier uit tot een vorm die we vandaag de dag terug zien op Google Maps. Dit gebeurde met name op de rijkere zandgronden, in tegenstelling tot de open plekken in het bos die verzuurd raakten en dus waren dichtgegroeid tot heide. Nieuwe nederzettingen werden gemaakt in daarvoor nieuw ontboste stukke, die ‘loo’ werden genoemd. In de namen Ermelo en Otterlo is dit nog te herkennen. De zandgrond die weinig landbouw kon bevatten werd rijker gemaakt door bemesting van het vee en plaggen van de nabije heide, waar de toplaag van het sediment werd afgeschept om mee naar huis te worden genomen. Hierdoor ontstonden op verschillende plekken enkdorpen met opgehoogde akkers, die het al aanwezige reliëf nog verder aanzette. De groei van deze nederzettingen is desondanks toch beperkt gebleven door dit karakteristiek; land verbouwen op arme zandgronden is erg arbeidsintensief. Als antwoord hierop werden de heuvelflanken van het Veluwemassief als nieuwe landbouwgronden ontgonnen. Alhoewel deze gronden natter waren ontstonden er grotere, rijkere dorpen op de overgang tussen de Veluwe en de Geldersche Vallei, de IJsselvallei en het Zuiderzeegebied (de latere Flevopolder). Boeren trokken van arm naar rijk gebied en daarmee was de basis van dit cultuurlandschap gelegd.
Fast forward naar de 19de eeuw. Het landschap van rijke nederzettingen op de flanken wordt geteisterd door een probleem van menselijke hand: zandverstuivingen. De afgeplagde plakken heide die als mest op de enken werden verspreid bleken meer dan een bron van nutriënten. In het landschap hadden ze ook een andere functie, namelijk het vasthouden van de sedimenten onder het maaiveld. Door het plaggen ontstonden
Ede
Wageningen
grote verstuivingen van het dekzand, wat ironisch genoeg de boeren achtervolgde de rijkere nederzettingen in. Het antwoord hierop was het aanplanten van grote complexen aan naaldbossen, waarvan het hout ook nog eens geld opleverde in de mijnbouw. Vermogende grootgrondbezitters in dit gebied, zoals bijvoorbeeld de Kröller-Müller-familie, zette vervolgens deze bossen af om erin te jagen en sprenkelden een handjevol landgoederen over dit landschap uit. In 1935 werden veel van deze landgoederen opgekocht door de Stichting het Nationale Park de Hoge Veluwe en werd het samengevoegd in het beschermde natuurgebied waar we vandaag zo van genieten.
Als je TopoTijdreis erop naslaat, dan is te zien dat er na 1935 een schift ontstond tussen het Nationale Park en de flanken van het Veluwemassief. Waar het natuurgebied inherent in bescherming wordt gehouden bleven de flanken in ontwikkeling. Industrialisatie van de landbouw kende ook hier op de Veluwe haar doormaak. De boeren woonachtig in de enkdorpen waaierde langzaam uit over het gebied nadat nattere beekdalen door een strikt waterbeheer in stelling werden gebracht voor voedselproductie. Oppervlaktewater verdween naar de spreekwoordelijke achtergrond, door het strak trekken van beekjes en stromingen nu geënt op snelle afwatering. De grote grondwaterbel onder het oppervlak wordt afgetapt als bijzonder schoon drinkwater. De natuurlijke mest van heideplaggen werd vervangen door kunstmatige mest, die met eenzelfde gemak over de velden werd uitgereden. De rust in het tempo van ontginning is wedergekeerd.
Een eeuw later in 2024 dient het volgende glazen plafond zich aan: klimaatverandering. Weer een probleem van menselijke hand, al is het ditmaal een complicatie die zich uit in veel subtielere manieren en op veel grotere schaal dan enkel het Veluwemassief. Globale klimaatveranderingen resulteren in een groeiend extremere dynamiek tussen momenten van water en van droogte. Het boerenlandschap met een gedegen vrees voor water, dat zo zorgvuldig is ontwikkeld tot efficiënt productielandschap, staat ineens in een onhoudbare spagaat, wat de context vormt van dit project.
rijke cultuurhistorische
zandverstuiving Het Kootwijkerzand sprengen, beken & verborgen waterpartijen
De Veluwe en haar zoom worden de laatste jaren dus steeds vaker geraakt door klimaatveranderingen, wat zich uit in een verscheidenheid aan ruimtelijke problemen. De algemene stijging van temperatuur zorgen voor seizoenen die breken met de gewende cadans, onvoorspelbare, heftige regenbuien, stormen en windhozen maken de velden onbereikbaar voor zware machinerie en langdurig aanhoudende periodes van droogte leiden tot gewas sterfte en bosbranden. Naast dat klimaatverandering een direct voelbare impact heeft op landbouw moet ook de natuur het ontgelden. Droogte leidt tot verzuring en daarmee worden de ecosystemen ook van hun plek verschoven, met alle gevolgen van dien. Het markante aan deze gelaagde problematiek is echter niet dat het plotseling opsteekt in de vorm van een hoosbui of dat het onderdeel is van een kwestie die speelt op globale schaal. De spagaat waarin het landschap zich bevindt is juist doordat het door mensen is gemaakt, ook door mensen weer op te lossen. Immers, als de randen van de tekening worden verplaatst dient de tekening enkel op een nieuwe manier ingekleurd te worden, toch? Tegelijkertijd moet daarbij wel worden vermeld dat het eerder genoemde onderscheid tussen stilstaand natuurgebied en in beweging zijnde landbouwgebied er nog steeds is. Of althans, er lijkt te zijn, afhankelijk vanuit welke landschappelijke schaal je het benadert. Op de grootste schaal vormen ze samen namelijk één natuurlijk geheel.
Omdat een groot deel van de klimaatproblematiek zich uit in een hoeveelheid water, of gebrek daaraan, is het logisch om te beginnen bij het watersysteem. Het Veluwemassief is door haar hoogte en geomorfologie een grote berg zand waar in theorie veel water in past. Uit berekening blijkt dit te worden geschat op een enorme 10900 miljard liter water (10,900,000,000,000 liter). Ter verbeelding zijn dit 43,600,000 olympische zwembaden. Als deze capaciteit in de volle breedte benut zou worden, dan zou dit Nederlands grootste waterreservoir kunnen zijn, nog groter dan het IJssel- en Markermeer gecombineerd. De werkelijk aanwezige hoeveelheid is echter geschat op een magere 545 miljard liter, enkel 5% van de gehele capaciteit.
Naar aanleiding van de rampzalige zomers in 2018 en 2019 is er door Deltares onderzoek verricht naar de droogte in de zandgebieden van zuid-, oost- en midden-Nederland (Deltares, 2021). Eén van de belangrijkste conclusies uit dit onderzoek is dat waterbeheer een grote rol speelt, niet alleen in de totstandkoming maar ook het behoud van de problematiek. Het vasthouden van water in tijden van tekorten is slecht doenbaar, omdat het landschap erop is ingericht om het aanwezige water zo efficiënt en snel mogelijk af te voeren. Beken en sloten vallen te snel droog, water heeft geen tijd om in te zijgen en wordt onderaan de heuvel weg gemalen naar randmeer of rivier. Andersom, in de win -
2050 Veluwe principe doorsnede
Markermeer
10900 miljard liter
max. capaciteit (schatting Deltares) = huidig volume (schatting Deltares)
545 miljard liter
a. Verdamping door naaldboscomplex en zandverstuivingen [1.2]
c. Te efficiënte water afvoer [3,5]
d. Drinkwater winning [3]
b. Nivellering cultuurlandschap [2,4]
Bronnen:
1: Bijlsma et al (2012)
2: Witte et al (2019)
3: de Louw et al (2022)
4: Maris (1976)
5: Veraart & Kaandorp (2023)
termaanden blijkt dat het afwateringsnetwerk ingericht op lage hoeveelheden water dus zodanig is geminimaliseerd, dat het overstroomt op piekmomenten. Beken en sloten zijn hand-in-hand met de schaalvergroting van de landbouw-industrialisatie verdwenen naar de achtergrond van het toneel en vormen vaak niet meer dan een geul aan het eind van een kavel. De meanderende beekjes van weleer zijn nu de strakke, rechte waterleidingen van het productielandschap op de Veluwezoom.
Een tweede symptoom dat voortkomt uit de landbouw industrialisatie is het verdwijnen van de groene elementen in dit cultuurlandschap. Betere afwatering maakte het gebied rijp voor de landbouw, technologische vooruitgang zorgde voor de tractoren en andere zware machines om het land te verbouwen. Waar intieme, kronkelende beekjes werden rechtgetrokken werden houtopstanden, bomenrijen, bosjes en struikgewassen gerooid om meer oppervlakte voor deze machines te creëren. Naast dat deze groene elementen een positieve bijdrage leverden aan natuurwaarden in het gebied dienden ze ook in het water-aspect een belangrijke rol, als figuurlijk isolatiemateriaal. Deze elementen houden ten slotte water vast in de wortels, beschermden het tegen de zon en remden de stroom van de beek af tot langzaam kabbelend stroompje (Dijkstra et al, 1997). Gezien de beken als waterleidingen moesten fungeren, was de keuze al snel gemaakt om dit cultuurlandschap te nivelleren. Het water dat de dans wist te ontspringen en wel in kon zijgen in de zandbodem was echter nog niet uit de gevarenzone. Aan zowel de onderkant als de bovenkant van de grondwaterbel sijpelt het water weg, aan beide zijden ook weer door menselijke hand. In een ironische twist blijken de naaldbossen - ooit aangelegd om iets vast te houden - nu te zorgen voor verdamping van de bovenste laag grondwater. Het water wat na jaren zakken de onderste lagen van de bodem weet te bereiken, wordt mechanisch omhoog gepompt en weggeslurpt als drinkwater. Enigszins kort door de bocht heeft dit alles samen geleid tot die 545 miljard liter grondwater die er nu is.
Een grotere grondwaterbel en een watersysteem dat is ingericht op instandhouding van dit reservoir biedt uitkomsten in het klimaatprobleem. Het landschap is beter bestand tegen de extremere grillen van veranderende seizoenen, in zowel tijden van een overvloed (en overlast) van water, als in tijden van gebreken en droogte. De menselijke hand in de vele aspecten van deze problematiek maakt het tot een restauratieproject, meer dan dat er iets vanuit het niets moet worden gecreëerd. En wat mij betreft geeft restaureren weer aanleiding en kans om de goede en mooie dingen uit het verleden een nieuwe toekomst te geven.
Wat het moeilijk maakt bij ingrepen aan de grondwaterstanden en een dergelijk zoetwaterreservoir onder de grond is dat het - zoals de naam weggeeft - onder het maaiveld en dus buiten zicht bevindt. Net als veranderende seizoenen volgt het zichtbare resultaat alleen als langzame golf op de ruimtelijke ingreep, vaak pas maanden nadat de eerste beweging is ingezet. In het geval van de Veluwe is dit niet anders. Er is gelukkig echter wel een ruimtelijke indicator waaraan ‘gemeten’ kan worden, welke in het maaiveld zichtbaar is en leesbaar is voor zowel geleerden als leken.
Elke heuvel met water heeft simpel gezegd een plek waar het grondwater de grond uit komt en overgaat in oppervlaktewater, voluit genaamd de grondwaterovergangszone. In het landschap is dit de plek waar beekjes en stroompjes van nature beginnen. In landen waar de hoogteverschillen groot zijn is deze zone en daarmee het begin van de beek vaak een stuk leesbaarder dan in Nederland, waar hoogteverschil vaak uit slechts centimeters bestaat. Desondanks is de overgangszone in elk land en in elk reliëf hetzelfde, gedefinieerd als de zone waar het grondwater 150 tot 70 centimeter onder het maaiveld staat. Deze bandbreedte resulteert in genoeg spanning ondergronds dat er water aan het oppervlak staat en het een begin van een stroom vormt. In het geval van de Veluwe loopt deze zone rondom de gehele heuvel en dus over de gehele lengte van de zoom (te zien als blauwe ring in de afbeelding op de volgende bladzijde). Deze projectie komt voort uit onderzoek van het Waterschap Vallei en Veluwe en is een samenkomst van de grondwaterstand en lokale geomorfologie. Als vuistregel is te zeggen dat de zone op ongeveer de helft van de overgang van hoog naar laag is gesitueerd, waarbij de breedte een afspiegeling is van hoe steil de helling ter plekke is. Vergelijk bijvoorbeeld de Zuidflank bij Arnhem met de Oostflank bij Apeldoorn. De helling bij Arnhem is zo steil dat de overgangszone slechts een flinterdun reepje is, waarbij de veel geleidelijkere aflopende helling bij Apeldoorn zorgt voor een bredere overgangszone.
Om het Veluwemassief onder te verdelen in deelgebieden wordt de overgangszone gecombineerd met de stroomgebieden. Stroomgebieden zijn gedefinieerd als het areaal van land, waarvan het regenwater naar een bepaalde waterloop afstroomt om naar zee afgevoerd te worden. De deelgebieden zijn in principe dus bovengronds water gecombineerd ondergronds water, in het licht van een integraal watersysteem. Gebaseerd op onderlinge karakteristieken zijn er daarna op hoofdlijn vier verschillende soorten deelgebieden te onderscheiden, die toevalligerwijs overeenkomen met de respectievelijke windrichtingen. In de keuze voor een deelgebied voor dit project geeft de geomorfologie van het Veluwemassief een helpende hand. De grote ijstongen die het gebied hebben gescha-
Deelgebieden
A. Barneveldse beken
A1. Stuwwal Ede
B. Stuwwal Putten-Wezep
B1. Hierdensebeekdal
C. Oostflank Veluwe
D. Sandr-vlakte & Zuidflank Veluwe
0 - 25 m < 0 m 25 - 50 m > 50 m
Overgangszone
A A .1 B B .1 B C D de grondwaterovergangszone, op 150 tot 70 cm onder maaiveld
pen, hebben relieken achtergelaten in de vorm van ondergrondse kleischotten (afbeelding on der). Deze muren van klei zijn door hoge druk zo compact gemaakt dat ze ondoordringbaar zijn geworden voor grondwater. In het leeuwendeel van de deelgebieden zorgt dit voor ‘kunstmatige’ grondwaterstanden, bijvoorbeeld in het noorden (gebied B.1) waar een schaal van klei het grondwater dicht bij het oppervlakte houdt. In de eeuwen ontginning ging de mens hier slim en inventief mee om. De historische papierindustrie bij Apeldoorn is hier een goed voorbeeld van. Kleischotten die water op grote hoogte gestuwd hielden werden doorgeprikt om zogenoemde sprengen te maken, beekjes met een ‘onnatuurlijke’ bron. Ondergronds werd het water gestuwd door kleischotten, door de mensen met sprengen bovengronds gebracht, alwaar het water werd verzameld in stuwmeertjes om met behulp van hoogteverschil de raden van watermolens aan te drijven.
Binnen de scope van dit project bemoelijken deze kleischotten echter wel het gebruik van de overgangszone als indicator, omdat ze het waterniveau en waterstromingen sturen en veranderingen bufferen en uit het zicht ontnemen. Enkel in deelgebieden A en A.1 zijn er geen schotten aanwezig. Hier zullen de ingrepen van het ontwerp en de resultaten dus in direct verband met elkaar zichtbaar zijn op het maaiveld. Deelgebied A vormt daarom het projectgebied van deze scriptie. De voorgestelde ruimtelijke ingrepen zullen ook werken voor de andere deelgebieden, maar de relatie tussen ondergronds en bovengronds zal minder goed zichtbaar zijn. Hierop wordt verder ingegaan in het hoofdstuk Reflectie aan het eind van dit boekwerk.
kleischotten in de ondergrond
A B Westflank Noordflank A A .1
Deelgebied A strekt zich uit over de Westflank van de Veluwezoom, van enerzijds Amersfoort waar de beken in het gebied zich bundelen in het toepasselijk genaamde Valleikanaal tot anderzijds Otterlo en omstreken in het oosten. Centraal in het gebied en daarmee in het project staan de Barneveldse beken, vernoemd naar de stad Barneveld die de beek op ongeveer twee derde van de stroom naar beneden kruist. Kenmerkend voor de streek is zoals eerder beschreven de tweedeling tussen natuurgebied en landbouw, die scherp in contrast wordt gebracht in de buurt van de overgangszone en de enkdorpen Otterlo, Harskamp en Stroe. Hier gaan de opgaande naaldbossen van het natuurgebied over in het semi-open coulissenlandschap waarin de landbouw wordt bedreven. Het Krüller-Müller museum hier in de buurt is een vaak bezochte bezienswaardigheid, evenals de zandverstuivingen zoals het Kootwijkerzand. In lokale plaatsnamen is de cultuurhistorie van het gebied terug te vinden. Met namen als Esveld, Essen, Engveld verwijzingen naar de ontgonnen stukjes land; met ‘es’ en ‘eng’ een synoniem voor enk, de opgehoogde akkers. Met Astbeek, Kootwijkerbroek en Garderbroek indicaties van (vroeger) nattere omgevingen. Op de voorgrond van het toneel hier vindt men stereotypische landbouw, veelal de gebruikelijke graansoorten, en hogerop de helling zijn ondernemingen en boerderijen met paarden te vinden. Paarden vormen een klein deel van de cultuurhistorie op de Veluwe als afgeleide van de rijkdom rondom de landgoederen van weleer. Door de arme zandgronden is landbouw hier gestoeld op kunstmatige bemesting, zoals eerder aangegeven. Door ruilverkaveling en opschaling in de industrie is stikstof hier ook een groot probleem, met name in combinatie met het nabijgelegen Natura2000-gebied. Naast een aantal grootvervuilers in boeren met koeien en kippen respectievelijk zijn paarden ook een grote uitstoter van stikstof. Stikstof zelf speelt een mindere rol in dit project, ondanks dat het vaak in het nieuws is gekomen de laatste jaren. Door de voorgestelde ruimtelijke ingrepen in dit project verandert de rol van de lokale boer hier wel van figuurlijke uitbater naar beschermheer, waarbij deze grootvervuilers van functie en/of van schaalgrootte zullen veranderen. Tegelijkertijd brengt de terugkeer van de groene elementen in het cultuurlandschap, de houtopstanden en verwilderde beekdalen, ook enigszins een buffer en afvang van vrij vliegende stikstof (Oosterbaan et al, 2006).
Terug naar het water. De Barneveldse beken bestaat niet uit één enkele beek. Het is een systeem van beken die allen in westelijke richting stromen en via het Valleikanaal in de Eem uitvloeien. De belangrijkste hiervan zijn, van zuid naar noord, de Modderbeek, de Barneveldse Beek, de Kleine Barneveldse Beek, de Esvelderbeek, en op de grens met Hoevelaken, de Hoevelakense Beek (Bekenstichting, 2022). Een boel namen die in
Barneveld Wageningen
waterlopen beginnen in de overgangzone
reguliere waterstand van het beeksysteem
het landschap allen eerlijk gezegd een vergelijkbaar uiterlijk vertonen; onderdeel van een grootschalig agriculturele vlakte en als waterleidingen achter in de velden, verstopt in de coulissen, de ontwatering verzorgen.
Het hele westelijke gebied van de Veluwe kent droge periodes in de zomer. Het zand in de bodem en het gebrek aan stuwing door kleischotten betekent dat het aanwezige water met de komst van het zomerseizoen weg vloeit, met droogte tot gevolg. Klimaatverandering doet hier nog een schepje bovenop. Het Koninklijke Nederlandse Meteorologische Instituut heeft in 2023 een onderzoek gepubliceerd naar de gevolgen van klimaatverandering, genaamd ‘Klimaatscenario’s voor Nederland’ (van der Wiel et al, 2024). In een groot aantal tabellen zijn trends en variabelen uiteengezet waarmee het toekomstige klimaat in vier scenario’s wordt geprojecteerd. Het is lastig om de impact van deze globale variabelen vast te pinnen op specifieke locaties binnen het projectgebied. Natuurlijke verschillen tussen het natte en het droge seizoen zijn in het algemeen al onderhevig aan grillige veranderingen, die niet elk jaar gelijk zijn aan voorgaande jaren. Om klimaatverandering toch een tastbaar onderdeel te laten zijn van dit project, meer dan alleen een context waarbinnen het verhaal zich afspeelt, heb ik van het KNMI-onderzoek een aantal indicatoren gecombineerd in kaart gebracht. Indicatoren zoals verwachte neerslag, verdamping, droogte en vochtigheid zijn te vertalen in (verwachte) stress op het bestaande landschap. Als je deze indicatoren gelaagd over elkaar heen stapelt, waarbij de intensiteit van de kleur indicatief is voor de hoeveelheid stress die er plaatsvindt, krijg je een tweetal kaarten voor het studiegebied. Aan deze kaarten zijn een aantal ruimtelijke conclusies te verbinden, die op vereenvoudigde wijze eigenlijk het boerenverstand weerspiegelen. In de waterstress-kaart, de donkerblauwe, zie je dat wateroverlast met name plaatsvindt in gebieden waar water van nature samenkomt: de beekdalen op de helling en onderaan bij samenkomst in het Valleikanaal. En de droge evenknie, in de rode droogte-stresskaart geschiedt de grootste stress op plekken die het verst verwijderd zijn van grondwater: de top van de heuvel. Hier verdwijnt het water als eerst en treedt logischerwijs droogte als eerste op.
Inzoomend op het projectgebied zijn de natuurlijke cadans van de seizoenen en de steeds verder uit elkaar lopende pieken van wateroverlast en droogte ook te zien in het maaiveld. In de gemiddelde situatie beginnen de beeklopen iets lager op de helling dan de overgangszone. In theorie zouden ze ín de overgangszone moeten beginnen, echter starten ze in werkelijkheid iets lager door de weinige hoeveelheid grondwater in het massief (5% van de geschatte capaciteit). In de droge zomermaanden krimpen de beken vrij aanzienlijk, tot punten waar meerdere beekjes normaal gesproken samenkomen, alvorens door te stromen naar Amersfoort. In natte wintermaanden groeien de beken de heuvel opwaarts, om uit hun figuurlijke voegen te schieten op plekken waar er weinig of geen sloten zijn aangelegd. Daarnaast komt men in natte tijden overal op de helling plekken tegen waar het water op het maaiveld blijft staan. Dit komt door een verzadigde bodem, waar grondwater op dat moment al tot de nok vol zit of slecht weg kan stromen. Boeren moe -
bron: eigen adaptaties van KNMI ‘23 klimaat scenario’s (KNMI, 2023)
waar water verzamelt is de druk het hoogst
beken groeien uit hun voegen en starten hoger op de helling
bij droogte is afstand tot grondwater leidend
beken krimpen naar een lager punt op de helling
ten hier op geïmproviseerde wijze op antwoorden, met noodafwatering in de vorm van geultjes naar het grotere slotennetwerk. De foto’s van locatiebezoeken, genomen in verschillende seizoenen over de afgelopen drie jaar, laten deze verschillen in seizoenen goed zien.
Lang verhaal kort, de bevindingen in het veld bevestigen wat de theorie over kleischotten suggereert. Zonder kleischotten die het grondwater kunstmatig in stase houden is het landschap sterk onderhevig aan klimaatverandering, wat zich visueel uit in de krimp en groei van de Barneveldse beken. Het restaureren van het watersysteem zal deze dynamiek niet geheel weg nemen. Het zal er wel voor zorgen dat er een robuustheid ontstaat, waarmee het landschap in goede moed mee kan bewegen en grote extremen in zowel water als droogte op kan vangen.
In het gebied zijn meerdere stakeholders en partijen aanwezig die een rol spelen in het toekomstige landschap van de Veluwezoom. Deze partijen opereren op verschillende schalen en vanuit een verscheidenheid aan posities, sommige meer ontvankelijk voor grote ingrepen dan de ander. Gezien de belangrijke rol die water speelt in het geheel is het niet verkeerd om te starten bij de instelling die hierover gaat: het Waterschap Vallei en Veluwe. Het werkgebied van dit waterschap komt ruwweg overeen met het studiegebied van dit project, enkel de westelijke grens verschilt een beetje. Waar de scope van dit project stopt bij de Eem trekt het waterschap dit door tot en met de Utrechtse Heuvelrug. Als overheid zijnde is het waterschap de belangrijkste speler en heeft een sleutelrol toebedeeld gekregen in de transitie naar een duurzamer watersysteem. Niet alleen als initiatiefnemer en visionair, ook als hoeder van het proces en betrekker van alle andere (benodigde) partijen. Door middel van sturing via kennisgeving en officiële regelgeving kan het waterschap de Veluwezoom in stelling brengen voor en begeleiden door de transitie heen.
In nauwe samenwerking met het waterschap opereren de andere overheden, specifiek de gemeente Barneveld en de provincie Gelderland. De gemaakte plannen (lees, dit ontwerp) ligt bij deze twee instanties op het bureau, om van droombeeld verder uit te werken naar realiteit. Ook zij zijn een belangrijke spil in het web om kleinere partijen, lokale bewoners, ondernemers en boeren te enthousiasmeren voor en te overtuigen van de mogelijkheden die dit ontwerp behelst. Via subsidies en kaderstellende regelgeving kan er beweegruimte worden gecreëerd. Wel is de kanttekening noodzakelijk dat er al een grote spanning op dit gebied rust vanwege de stikstofproblematiek. In de nabije toekomst staat er al Europese wetgeving op de loer, in de vorm van de Kaderrichtlijn Water, die relatief strenge eisen zal stellen aan het Veluwse watersysteem en haar gebruikers. Het is daarom een belangrijk onderdeel van de taak van provincie en gemeente om de gebruikers van het landschap te verbinden met de kansen van deze toekomstvisie.
De laatste belangrijke spelers van de overheden zijn Staatsbosbeheer en Rijkswaterstaat. Als eigenaar en hoofdgebruiker van de naaldboscomplexen in het Natura2000-gebied moet Staatsbosbeheer mee (willen) bewegen met de plannen van de andere overheden. Immers, een deel van de probleemstelling is geënt op verdamping van grondwater via de aanwezige naaldbossen. Rijkswaterstaat is de nationaal verantwoordelijke, overkoepende instantie voor doorvoeren van het Kaderrichtlijn Water-beleid. Kennisinstituten zoals de Wageningen University & Research en het STOWA kunnen deze instanties ondersteunen met het maken en onderbouwen van plannen en ontwerpen. Echter, afgezien van wellicht een controlerende rol zullen deze partijen nadat de plannen zijn gemaakt
alle stakeholders en partijen die een rol spelen in het projectgebied
hoogstwaarschijnlijk naar de achtergrond verdwijnen.
De wederhelft van de overheden – minstens net zo belangrijk – zijn in dit gebied de lokale agriculturele ondernemers. De boeren. Even los van het feit dat ze vandaag de dag goed vertegenwoordigd zijn in de (nationale) politiek, spelen boeren op de Veluwe een belangrijke rol in het geheel. Vanuit de geschiedenis, eerder in deze scriptie beschreven, is te zien dat de flanken van de Veluwe inherent een landbouw-gedreven karakter hebben, wat door de eeuwen heen ook zo heeft ontwikkeld. In welk plan dan ook spelen boeren daarom een essentiële rol. Gezien het schaalverschil tussen de boeren, veelal kleine, individuele partijen, en de overheid, landelijke, grootschalige stakeholders, bestaat het risico dat beide helft elkaar kwijt raken in een gecompliceerd, langdurig proces. In acht moet worden gehouden dat plannen voor het gebied, zoals het ontwerp van deze scriptie, uiteindelijk wordt gedragen door de boer op locatie. Deze boer is niet alleen beschermheer (of vrouw) van het terrein of esdorp, ze zijn een innig en integraal onderdeel van het landschap en dienen als zodanig te worden gewaardeerd.
Naast de kennisinstituten zijn er verder nog een aantal andere partijen die een rol spelen op de achtergrond. Vitens als drinkwaterwinning bedrijf zal in dit plan een vrij ondankbare rol moeten spelen, gezien de drinkwaterwinning zal moeten stoppen om de grondwaterbel aan te vullen. Geheel aannemelijk is het feit dat Vitens hier waarschijnlijk niet zonder slag of stoot, of dikke zak geld, mee in zal stemmen. De laatste categorie aan spelers zijn lokale bewoners, recreatieve ondernemers en recreanten in dit gebied. Via bottom-up enthousiasme kunnen zij het plan starten en dragen, evenals dat zij als waarnemers en gebruikers van dit (toekomstige) landschap invulling geven aan het ontwerp. Belangenverenigingen, zoals het LTO, en natuurverenigingen, bijvoorbeeld de Bekenstichting, spelen naar verwachting een minieme, ondersteunende rol voor deze partijen over de duur van het hele proces.
50.1% Agrarisch gebruik
stakeholders geplaatst binnen het projectgebied (boven) en de top 3 landgebruiken o.b.v. areaal in het gebied (onder)
36.8% Bos & open natuur 6.9% Bebouwd terrein
De doelstelling achter de ingrepen in dit project is het aanvullen van de grondwaterbel, wat neerkomt op het herstellen van de aanvulsnelheid van het grondwater, om het terug te brengen naar historische niveaus. De ruimtelijke ingrepen zijn daarom gestoeld op drie belangrijke thema’s: water dat door het systeem vloeit vertragen en langer vasthouden, herintroductie van landschapselementen die een beschermende functie hebben, en het resulterende landschap moet het bestaande sociale weefsel verankeren en verrijken. Op lokaal niveau zullen er verschillen zijn tussen de manieren hoe deze drie thema’s zich zullen uiten. De ingrepen vinden namelijk bovengronds plaats, waar het resultaat zich ondergronds bevindt, evenals dat het op een helling plaatsvindt. Dat betekent een andere combinatie aan ingrepen bovenaan de helling, waar droogte een impactvolle rol speelt, dan onderaan de helling, waar grote hoeveelheden water de dienst uitmaken. Over de hele bandbreedte leid dit tot een interessante overgang tussen hoog en laag, die dezelfde route volgt als het water dat van boven naar beneden stroomt. Als deze overgang voor de eindgebruiker beleefbaar is, vormt water de nieuwe drager van het toekomstige landschap. In letterlijke zin zijn de beekdalen van de Barneveldse beken dus de cruciale bouwsteen van het ontwerp.
Beginnend met het vertragen en het langer vasthouden van water. Hoe langer het water erover doet om door het landschap te vloeien, des te meer water de Veluwe in kan zijgen. Om dit te bewerkstelligen worden de bestaande beken in loop verlengd en op strategische punten worden retentie stops aangelegd. Dit zijn blokkades die de waterstroom afremmen, waardoor vijvers ontstaan waar het water even stil staat. De strategische plekken waar dit gebeurd zijn locaties waar beken van nature samenkomen en plekken waar hoogteverschil kan worden benut om benodigd volume te creëren. In de toekomst zal er over de breedte een grotere hoeveelheid water in het systeem zitten. Hiervoor moet extra (fysieke) ruimte gemaakt worden, in de vorm van piek- en seizoensberging. Het verbreden van waterlopen, het aanwijzen van overstromingsplekken en flexibele landgebruiken op de randen van de beekdalen zijn middelen die hierin kunnen helpen. Als laatst is het belangrijk om de dynamiek in waterstanden beleefbaar te maken. Het is namelijk van betekenis dat het verhaal, de waarom van dit ontwerp, zichtbaar en herkenbaar is in het landschap. Dit kweekt het nodige draagvlak onder bevolking en bezoeker.
De nieuwe duurzame beekdalen dienen ook beschermd te worden, alsook het aanverwante netwerk van kleinere sloten. Extensivering van de kavels in de beekdalen, net als alle kavel-, stads- en bosranden is hierbij de knop waaraan gedraaid kan worden. Meer (opgaande) begroeiing op deze plekken zorgt voor afremming van stroomsnelheden, het
Toekomstige situatie in concept
Bredere beekdalen voor piek- & seizoensberging
Kleinschalig productielandschap met complexe polyculturen
Vervanging naaldbossen voor grassige, kruidenrijke heide vegetaties
Natte graslanden met water opvang en elzenbroekbossen
een vogelvlucht schets van de Veluwe flanken van de toekomst (links),
Herstel grondwater niveau en aanvullingssnelheid
Water vertragen & vasthouden
Herintroductie landschapselementen
Verrijken sociaal weefsel
(links), de drie categorieën ontwerpprincipes (rechts)
Water vertragen & vasthouden
Beekdalen verlengen
Waterretentie & inzijgingsstops aanleggen
Piek- & seizoensberging realiseren
Dynamiek waterstanden beleefbaar maken
Herintroductie landschapselementen
Beekdalen extensiveren
Stads- & kavelranden extensiveren
Loofbos aanplanten op overgangszone
Bestaand naaldbos mixen met loofbos
Heide laten vergrassen
Verrijken sociaal weefsel
Stedelijke verdichting hoger op de helling
Combineren landgebruiken (i.e. agroforestry + recreatieverblijf)
Route v.h.n.l. langs de beken
Bijzondere recreatie locaties
beschaduwen van wateroppervlaktes en verminderen van verdamping. In praktijk betekent dit kruidenrijke graslanden, hooilanden, bloemenweides en verwilderde akkerranden. Deze gaan gelukkig hand-in-hand met eerdergenoemde overstromingslocaties en hebben daarnaast een grote, secundaire, positieve invloed op natuurwaarden binnen het gebied. In het hoogseizoen zijn dit soort kruiden- en bloemrijke randen daarnaast een bijzondere verfraaiing van het landschap. Gezamenlijk betekent dit dat het open agriculturele landschap dicht zal groeien, met het behoud van open plekken her en der – een terugkeer van het coulissenlandschap, in een dichtere vorm dan de coulissen die er nu al zijn.
De andere tak van sport in de categorie groene cultuurelementen zijn bebossing en de heide hogerop de helling. Zoals beschreven heeft de geschiedenis ertoe geleid dat naaldbossen en zandverstuivingen een bijzonder waardevol landschapselement zijn in dit gebied. Echter, in de context van waterhuishouding zijn deze elementen vrij funest. Naast dat ze weinig water vasthouden en vertragen bieden ze ook zodanig weinig bescherming van de zon, dat het (grond)water dicht bij het maaiveld te snel verdampt. Bestaande naaldbossen dienen daarom vermengd te worden met loofbomen. Loofbomen bieden door het aanwezige blad meer schaduw. Op plekken in de grondwaterovergangszone waar nu nog geen opgaande bossen te vinden zijn, moet loofbos worden aangeplant. Het grondwater komt dan op een beschermde manier boven. De paarse heide op de heuveltop is een graag geziene seizoenstrekker, maar is onderhevig aan hetzelfde tekort als de naaldbossen. Door begrazing wordt heide in stand gehouden; heidebegroeiing is namelijk enkel een tussenstadium in de ecologische kolonisatie van arme zandgronden. Het natuurlijke eindstadium is bos. Historische begrazing gebeurde met schapen, als onderdeel van de esdorpen met schaapskooien, en dit dient te verminderen, opdat de heide door kan groeien, eerst naar grassige heide en op termijn naar bos. Al met al creëren de blauwe en groene ontwerpprincipes een duurzame toekomst, waarbij het grondwater op steeds sneller tempo kan worden aangevuld. Deze principes moeten worden verbonden met de sociale kanten van het landschap, waardoor het landschap en gebruiker in symbiose verder kunnen groeien. In de toekomst zal ook de bevolking van dit gebied blijven groeien. Het CBS verwacht een toename van 150,000 mensen in Gelderland in 2050. Deze mensen hebben een plek nodig om te wonen en te recreëren. In een toekomst waar de voet van de heuvel aanzienlijk natter gaat zijn dan de flank en de top, moet verstedelijking hogerop de helling plaatsvinden. Dorpjes als Otterlo, Harskamp en Stroe zullen uitgroeien tot (kleine) steden. Groei van steden en het afnemen van landbouwareaal betekent dat de aanwezige ruimte voor andere landgebruiken gaat krimpen. Het slim combineren van functies is daarom noodzakelijk. Dit kan bijvoorbeeld door agroforestry (landbouw met bomen die economische opbrengsten leveren) te combineren met een recreatief doeleinde als short stay accommodaties. Bijzondere verblijfslocaties en bezienswaardigheden worden op deze manier gekoppeld aan het (recreatieve) sociale netwerk, waardoor de bewoners en bezoekers van dit gebied via de beekdalen het verhaal van hoog naar laag kunnen bezoeken, kunnen zien en kunnen volgen.
Geplaatst op de helling
Beekdalen extensiveren
Piek- & seizoensberging
Waterstanden beleefbaar maken
Waterretentie & inzijgingsstops
Stads- & kavelranden extensiveren
Beekdalen verlengen
Route v.h.n.l. langs de beken
Heide laten vergrassen
Bijzondere recreatie locaties
Loofbos op overgangszone
Stedelijke verdichting de ontwerpprincipes in relatie tot waar ze ongeveer plaatsvinden op de helling
Combineren landgebruiken
Beekdalen extensiveren
Piek- & seizoensberging
Waterstanden beleefbaar maken
Legenda Grondwater symboliek
Grondwater opslag aanvullen
Inzijging van water wel/niet
Veranderende waterstanden
Vergroten water oppervlakten
Flux grondwater versnellen
Combineren landgebruiken
ontwerpprincipes verder uitgedacht in schets, op basis van de werkelijke situatie van Barneveld e.o.
In 2019 is er onderzoek verricht naar de aanvulsnelheid van de grondwaterbel onder de Veluwe (Witte et al, 2019). Het is logisch dat het zacht gezegd ‘even’ duurt voordat een massief ter grootte van de Veluwe weer vol zit met water. Er zijn verschillende factoren die meespelen in hoe snel zoiets kan gaan, zowel positieve als negatieve. Bevolkingsgroei, neerslagintensiteit, stroomsnelheid, om er maar een paar te noemen. Tijd speelt dus een onontkoombare en aanzienlijke rol in het proces, ongeacht de implementatie van ontwerpprincipes. In het onderzoek van Witte et al wordt de huidige snelheid geschat op ongeveer 300 mm per jaar, op basis van de huidige (verdeling in) landgebruiken. Omgerekend betekent, op basis van een hoogte van 15 tot 70 meter zand, het minstens 50 tot 233 jaar duurt voordat de berg vol zit, mits er niet wordt ingegrepen. Het tempo van 300 mm per jaar is vergelijkbaar met de snelheid die dit landschap had ten tijde van 1850. Ondanks dat het landschap in de tussentijd is ontgonnen en ontzettend is veranderd is de voortvarendheid dus over de eeuwen heen gelijk gebleven. Dit is te wijten aan een aantal redenen. Om te beginnen met de landbouw die hier bedreven werd en die nu ook in de dagelijkse praktijk vaak hinder ondervindt van te grote hoeveelheden water; het landschap is dusdanig ingericht dat het water eerder de heuvel af vloeit dan dat het de heuvel in trekt. De snelheid van 300 mm per jaar is nochtans zonder drinkwaterwinning inbegrepen. Winning speelt namelijk als tweede oorzaak een grote rol hierin. Op een gegeven moment in de geschiedenis, omstreeks 1890, is men het grondwater gaan tappen in de groeiende behoefte aan drinkwater. Water dat een lange tijd door zand heeft gestroomd is namelijk erg schoon, net zoals bijvoorbeeld bij de Amsterdamse waterleidingduinen net ten zuiden van Zandvoort het geval is. Tel daarbij op dat de bevolking mettertijd is gegroeid tot wat het nu is, waarbij er telkens meer en meer water nodig was en daarom uit de Veluwe is onttrokken. Dit heeft geleid tot de 5% vulling beschreven in de probleemstelling. Het waterschap heeft toen de kraan (bijna) dicht gedraaigd en de winning gekoppeld aan de aanvulsnelheid. Dit stabiliseerde de situatie. Met drinkwaterwinning inbegrepen ligt de schatting op 200 mm per jaar, wat omgerekend tussen de 75 en 350 jaar zou duren. In beide gevallen schetst dit een niet al te rooskleurig beeld voor het aanvullen van het grondwaterreservoir. Als je kijkt naar de schatting van de snelheid op basis van historische landgebruiken zie je in de grafiek dat die een stuk hoger ligt, met 450 mm per jaar bijna anderhalf tot tweeënhalf keer zo snel. Dit gaat echter uit van een landschap zonder ontginning, lees, een landschap bestaand uit voornamelijk woeste grond. De geprojecteerde groei uit de grafiek komt hierbij voort uit een van nature stijgende hoeveelheid water die door het systeem trekt, waarbij er genoeg tijd is om het water de berg in te laten trekken. Gezien
geprojecteerde aanvullingssnelheid o.b.v. landgebruiken en ontwerpprincipes
bron: Witte et al, 2019 + eigen adaptatie
hoeveelheid opgeslagen water in het Veluwe-systeem
het helaas niet mogelijk om de Veluwe als een tabula rasa schoon te vegen en de ontginning opnieuw te doen met de kennis van nu, biedt deze optie ook geen uitweg.
Wel kunnen we er gelukkig van leren. Voor een deel zijn de ontwerpprincipes genoemd in het voorgaande hoofdstuk ook doorberekend in het onderzoek van Witte et al. Hieruit blijkt bijvoorbeeld dat vegetatie er voor de waterbalans er erg toe doet. Donker naaldhout als Douglassparren en Fijnsparren verdampen tot wel 750 mm van de 850 mm die gemiddeld valt per jaar. In vergelijking, een kale vlakte bedekt met enkel korstmossen weet slechts 250 mm te verliezen. Door te sturen in landgebruik en begroeiing is de historische aanvulsnelheid weer te benaderen.
Een kleine kanttekening is wel vereist, in dat nieuwe vormen van groen ook even de tijd nodig zullen hebben om te groeien, om op figuurlijke snelheid te komen. Dit is in het ontwerp vertaald als een set ingrepen die nu gedaan kunnen worden. Dit vormt een raamwerk waarin het landschap mee kan groeien met veranderende vraag en behoefte. Dit is aangegeven als ontwerpfase één, waarbij ontwerpfase twee de langere termijn richting de toekomst in 2150 is.
Om te komen tot een duurzaam werkend watersysteem op de Veluwe is er vanuit het toekomstbeeld terug geredeneerd naar de meest essentiële onderdelen, die de start kunnen vormen waaraan secundaire ontwikkelingen opgehangen kunnen worden. De drie categorieën ontwerpprincipes zijn hierop geformuleerd. Allereerst zijn de bestaande beken leidend. De beken en de directe omgeving waar de beken doorheen stromen dienen op grote schaal geëxtensiveerd te worden, over de gehele lengte van de helling. Tevens dienen de waterlopen kunstmatig verlengd te worden met meanderingen, herinnerend aan de historische waterlopen. Op sommige plekken is deze historische loop nog aanwezig, bijvoorbeeld in de Grote Valkse beek ten oosten van Barneveld. Op de meeste plekken zijn de historische lopen echter recht getrokken ten behoeve van de landbouw. Om zo’n grootschalige verandering enigszins in goede banen te leiden is in het ontwerp ervoor gekozen om alle kavels te selecteren waar de beek nu aan grenst. Daarnaast is - met het oog op de toekomst - het ook van belang om nu ook beekdal-kavels te extensiveren waar op dit moment nog geen water stroomt. Op den duur zal met een hogere grondwaterstand hier ook spontaan water gaan vloeien. Retentievijvers worden aangebracht op plekken waar de beken samenkomen, waarbij er extra ruimte geschapen dient te worden om grote hoeveelheden water op te slaan. Op deze kavels kan lichte, seizoensgebonden landbouw plaatsvinden. In simpelere termen komt dit neer op begrazing van vee en het groeien van riet en hooi – toepassingen die niet leunen op het gebruik van zware machines en kunstmest en kunnen overstromen indien nodig.
Ten tweede dienen alle randen op vergelijkbare wijze geëxtensiveerd te worden. Landbouw areaal wordt ingeruild voor bloemrijke akkerranden, het bestaande slotennetwerk krijgt meer ruimte in de vorm van natuurvriendelijke oevers, stadsranden krijgen een kraag van bebossing en de bosrand nu gelegen op de grens van het Nationale Park schuift een stukje op naar beneden om de overgangszone te bedekken. Op deze manier zijn alle secundaire aftakkingen van het waternetwerk ook gedekt en beschermd, met meer inzijging en minder verdamping als resultaat. Heide bovenop de heuvel groeit langzaam dicht door minder intensieve begrazing en vormt weer een voorzichtige deksel op de lekke emmer. Als laatst komt het zwaartepunt van de verstedelijking in de esdorpen waar het hoog en droog is. Het verkeersnetwerk wordt uitgebreid met een toegewijd langzaamverkeersnetwerk – een netwerk bestemd voor fietsers, voetgangers en andere recreanten. Deze routes, in roze aangegeven, liggen langs de nieuwe beken en strekken van onder tot bovenaan de helling. Op deze manier is men snel de stad of het dorp uit en op mooie plekken langs de beek en in de natuur.
HOGER OP DE HELLING
Ondanks dat het een onderdeel van het vak van landschapsarchitectuur is, is het inbeelden van een landschap honderdvijftig jaar in de toekomst een taak misschien beter weggelegd voor een waarzegster. Honderdvijftig jaar geleden, in 1874, was de Veluwe nog een grote (stuif)zandbak en stond het aan de vooravond van de grove den beplantingen. Ik vind het persoonlijk niet gek om eenzelfde enorme veranderingen te verwachten voor de komende tijdsspanne van honderdvijftig jaar. Hiervan kan ik de impact niet geheel overzien. Daarom beperk ik me tot de meest aannemelijke ontwikkelingen op basis van een stijgende grondwaterspiegel en laat ik het koffiedik kijken graag over aan andere gewillige experts. Naarmate er een grotere hoeveelheid water wordt opgeslagen in de Veluwe zal de grondwaterspiegel meestijgen, heuvelopwaarts richting de heide. Dit resulteert in een aanwas van meer en grotere waterlopen in de beekdalen, die in directe verhouding tot het ondergrondse zullen ontstaan. De eerder lege kavels van het raamwerk die in beginne mee zijn verwilderd bevatten nu ook hun eigen beekje. Beginpunten van bestaande beken vindt men in de toekomst hoger op de helling – in de verre toekomst zelfs voorbij de huidige overgangszone en het bos, helemaal bij de heide. Onderaan de helling betekent dit alles een exponentieel grotere hoeveelheid water die opgevangen dient te worden, in zowel korte piekmomenten als langdurige, natte wintermaanden. De bufferzone onder de rook van Amersfoort zal dus in omvang toe moeten nemen om te voorzien in deze behoefte. In 2150 heeft verstedelijking plaatsgevonden over de gehele flank. Er is (met enig succes) gestuurd op verdichting in de hogere regionen, al ontkwamen grote steden er niet aan om ook uit te breiden. Barneveld, Voorthuizen en Amersfoort kennen allen nieuwe hoogbouw. Bij Barneveld was de ruimte zo krap dat interactie tussen verstedelijking en de brede beekdalen niet ontweken kon worden. Maar in plaats van dat het elkaar in de weg heeft gezeten, heeft het juist geleidt tot wederzijds succes. Het langzaam verkeersnetwerk rijgt deze nieuwe plekken, in zowel stedelijke context als (es)dorpse context, aaneen en maakt ze bereikbaar voor (elektrische) fiets en zelfrijdende auto.
De groene randen hogerop de flank zijn volgroeid tot houtopstanden, bomenrijen en struikgewas van omvang. De kavels hier zijn landschapskamers geworden, elk met een bijzondere combinatie aan functies. Robotica ontmoet hier recreatie, voedselproductie ontmoet eter. Het water is de verbinder tussen deze kamers en vormt open lijnen in een relatief dicht landschap. Het mozaïek aan functies en invullingen in deze ‘overgangszone’ tussen hoog en laag op de flank trekt omhelst de hele Veluwe en vormt een buffer – niet alleen voor water – tussen het hoger gelegen natuurgebied en het lager gelegen productielandschap.
Bij elk ontwerpproject horen overtuigende visuals – of het nou digitale renders zijn, handschetsen of wellicht in de toekomst een 3D guided tour door de VR-bril voorzien van voice-overs in zwoele, diepe stem. De verbeeldingen voor de toekomstvisie van de Barneveldse beken vind je op de volgende bladzijden. Dit zijn schilderijen, die net als het water stapsgewijs de gang van het hogere deel van de helling naar beneden maken. Liefkozend noem ik ze schilderijen, in een verwijzing naar de werkwijze van de Hollandse olieverf meesters van vroeger. Allen zijn gecomponeerd met aandacht voor de details, het ene detail wat herkenbaarder dan de ander. Vensters op mijn eigen verzonnen landschap, open voor interpretatie van de waarnemer.
Blik op grassige heide. Het heidelandschap strekt ver uit, van bosrand naar kijktoren. Een landschap geraakt door de mensen die hier zijn komen wonen en werken. In het verre verleden, maar ook de mensen van nu, evenals de mensen die hier in de toekomst weten te landen. Hoog bovenop de kijktoren is het uitzicht fantastisch. Op een mooie dag kijk je langs de beken tot aan Amersfoort, over de bossen, de kamers en de velden.
Tocht langs de bosrand. Aan de rafelranden van de heide vindt een continue proces van doorontwikkeling plaats, in de bomen van het gemengde bos die na decennia lange stand sneuvelen, worden gerooid en plaatsmaken voor een nieuwe lichting gewillige sprieten. Het bos als decor voor de wandelpaadjes en sluiproutes van allen die zich door dit landschap heen bewegen; een levendige club weekend-wandelaars evenals de Veluwse wolven en hun nietsvermoedende, grazende doelwitten.
Ontmoeting met de bron van de beek. Het heeft even geduurd, maar de beek is bijna terug bij haar historische beginpunt op de heide. Verstopt onder de rok van het gemengde bos vindt men hier de intieme bron van de Barneveldse beken. Een plek van rust, contemplatie, een gebrek aan wind die op de open heide zeker merkbaar was. Het begin van iets nieuws, iets navolgbaars, iets belangrijks.
Experimentele agroforestry in landschapskamer. Het volgen van de beek leidde tot een bijzondere ontdekking. Dichte bossen gaan geleidelijk over in kamers met ongebruikelijk meubilair. Althans, ongebruikelijk in de zin dat de stoelen hier niet altijd passen bij de tafels, maar desondanks niet minder goed zitten. Drones, camera’s op wielen,
fruitbomen en gemechaniseerde reuzenraden met basilicum. Je zou er maar een nachtje tussen slapen.
Barneveldse bloemenweide. Van kleine studeerkamers naar een woonkamer met ‘open living plan’ - in Barneveld doen ze het gewoon. De beek die als blauwe draad door het landschap trekt is hier ook het decor van een nieuw soort tuinstad. Imposant genoeg voor een nieuwe lichting Academie studenten, die hier eens een kijkje komen nemen tijdens de Holland Tour 2150.
Venster op open landschap bij Achterveld. Het toneel verandert van verhoudingen. Het beekdal steekt een stuk kleiner af bij de grote velden met zware machines, dan hoe ze dat deed in het dichte bos. Bloemrijke akkerranden nu eerder verfraaiingen, als een groen frame passend bij een schilderij gecomponeerd met landbouw. Het water kabbelt rustig verder richting de grote stad op de horizon, op haar eigen tempo, steeds een stap dichterbij.
Waterbuffergebied onder de rook van Amerfoort. De plek waar het allemaal samenkomt. Niet alleen het water, maar ook de natuur en de mens. Het schouwspel hier verandert van dag tot dag – het optreden is nooit hetzelfde. De dans tussen spelers en publiek een rollenspel, het verhaal van de plek met water geïllustreerd. Aan het eind van de show druppelt het publiek één voor één de zaal uit, om morgen terug te keren voor een nieuw optreden.
landschapsarchitectuur op papier
Academie van de Bouwkunst, Amsterdam (R.A. Gramsma Stichting)
landscape architecture on paper
Academy of Architecture, Amsterdam (R.A. Gramsma Stichting)
landschapsarchitectuur op papier
Academie van de Bouwkunst, Amsterdam (R.A. Gramsma Stichting)
landscape architecture on paper
Academy of Architecture, Amsterdam (R.A. Gramsma Stichting)
Ontmoeting met de bron van de beek, 2024
Meeting the source of the brook
landschapsarchitectuur op papier
Academie van de Bouwkunst, Amsterdam (R.A. Gramsma Stichting)
landscape architecture on paper
Academy of Architecture, Amsterdam (R.A. Gramsma Stichting)
Experimentele agroforestry in landschapskamer, 2024
Experimental agroforestry in landscape room
landschapsarchitectuur op papier
Academie van de Bouwkunst, Amsterdam (R.A. Gramsma Stichting)
landscape architecture on paper
Academy of Architecture, Amsterdam (R.A. Gramsma Stichting)
Barneveldse bloemenweide, 2024
Barnevelds flower meadow
landschapsarchitectuur op papier
Academie van de Bouwkunst, Amsterdam (R.A. Gramsma Stichting)
landscape architecture on paper
Academy of Architecture, Amsterdam (R.A. Gramsma Stichting)
Venster op open landschap bij Achterveld, 2024
landschapsarchitectuur op papier
Academie van de Bouwkunst, Amsterdam (R.A. Gramsma Stichting)
landscape architecture on paper
Academy of Architecture, Amsterdam (R.A. Gramsma Stichting)
Waterbuffergebied onder de rook van Amersfoort, 2024
Water buffer zone close to Amersfoort
landschapsarchitectuur op papier
Academie van de Bouwkunst, Amsterdam (R.A. Gramsma Stichting)
landscape architecture on paper
Academy of Architecture, Amsterdam (R.A. Gramsma Stichting)
In conclusie, zoals in het hoofdstuk ‘Overgangszone als indicator’ aangegeven is het projectgebied een onderdeel van een groter geheel. Als onderdeel van deze thesis dient er daarom ook een reflectie over de gevolgen voor de rest van het geheel plaats te nemen. In het algemeen zijn er de volgende opmerkingen over te maken: De keuze voor deelgebied A kwam voort uit de afwezigheid van kleischotten, die als onzichtbare belemmering het grondwater sturen en/of kunstmatig hoog houden. De voorgestelde ruimtelijke ingrepen hebben allen een positieve invloed op het aanvullen en beschermen van de grondwaterbel, en daarmee het Veluwse watersysteem en het grootste zoetwater reservoir van Nederland. Deze ruimtelijke ingrepen hebben dezelfde impact op een gebied zonder kleischotten als op een gebied mét kleischotten. De schotten beïnvloeden met name de mate waarin de resultaten zichtbaar zijn. In theorie kan dit ontwerp dus over het gehele Veluwemassief worden uitgerold, al zal overal de exacte impact natuurlijk onderhevig zijn aan lokale invloeden. Per deelgebied heb ik de ingrepen tegen het licht gehouden, om beknopt te benoemen wat de verschillen tussen de deelgebieden en de punten van aandacht zullen zijn.
De Noordflank wordt geomorfologisch gekenmerkt als de staart van de opstuwing van de Veluwe. In deelgebieden B en B.1 zijn de hellingen van hoog naar laag daarom relatief geleidelijk. De lengte van de helling wordt echter afgeknipt door het Randmeer, waardoor de Lage Zone (de zone onder de overgangszone) erg klein is en de Hoge Zone relatief lang. Het areaal waar water wordt verzameld is groter dan het areaal waar het water verzameld voordat het afgewaterd wordt, dus de waterstress onderaan de helling is hier relatief een stuk erger. Ruimte om piekmomenten op te vangen is dus gering. Tegelijkertijd is de impact door verandering van landgebruik in de Hoge Zone iets groter. De horizontale klei-schaal houdt de grondwaterstand in de Hoge Zone relatief gelijk gedurende het hele jaar. De seizoensdynamiek is dus enigszins getemperd in dit deelgebied. De uitdaging hier is met name het gebrek aan ruimte in de Lage Zone, gecombineerd met de tegendruk van het water in het Randmeer. Ik vermoed dat dit zal leiden tot een sterke afname van het landbouw oppervlak, ten faveure van natte gras- en hooilanden waarin meer water niet zo’n groot probleem is.
De Oostflank van de Veluwe is relatief een erg groot deelgebied. Kleischotten zijn hier aanwezig, maar niet in uniforme afmetingen of vormen. Dit leidt tot een gevarieerde overgangszone. De kleischotten zijn op maaiveld ook terug te zien in de grote hoeveelheid sprengen, waar ze voor jaarronde hoge waterstanden zorgen. Wateropvang in de vorm van retentievijvers en stuwmeertjes zijn hier al aanwezig, maar dienen doorontwikkeld
A. Barneveldse beken
A A .1 B B .1 B C D
te worden op gebruik. De papierindustrie die vroeger werd aangedreven door deze sprengen is immers niet meer aanwezig. De natuurlijke laagte in de Lage Zone wordt alleen bereikt door grondwater dat helemaal bovenaan de helling inzijgt, want de sprengen wateren af in het Apeldoorns kanaal. Deze natuurlijke laagte (tussen het kanaal en de IJssel, verder naar het oosten) zal in de toekomst onder water komen te staan en heeft dus erg veel baat bij toekomstige ontwerpingrepen.
Door de geomorfologie van de Veluwe is deelgebied D bij Arnhem een unieke binnen het gehele massief. Als uiteinde van de ijstong in het Saalien is hier het reliëf het sterkst, evenals de verticale oriëntatie van de vooruitgeduwde kleischotten in de ondergrond. De Lage Zone is daarbij ook gevuld met de rivieren die door de geomorfologie van ligging zijn verschoven, beter bekend als het rivierengebied de Betuwe. Grondwater dat helemaal bovenop de helling valt in dit deelgebied stroomt onder de kleischotten door, om direct bovengronds te komen in de rivieren. De impact van ontwerp ingrepen beperkt zich dus erg tot het gebied van de overgangszone en daar direct boven en onder. Dit gebied is erg stedelijk en zeer door mensen gecontroleerd. Voorgestelde ingrepen hebben hier dus wel nut, maar moeten worden aangepast aan de stedelijke context.
A B Westflank Noordflank A A .1
Zoals de reflectie op het geheel laat zien is de Veluwe, ondanks een relatief uniform karakter, voorzien van een rijkheid aan onderlinge verschillen. Alle flanken zullen met gepaste nuance reageren op de voorgestelde ontwerpingrepen. De cultuurhistorie van een zandgebied met grote invloed van mens kan echter worden doorgezet met een nieuw hoofdstuk, ditmaal op duurzamere wijze met een gerestaureerd watersysteem. In de toekomst blijft er een tweestrijd tussen het meer statische, beschermde natuurgebied en het immer in ontwikkeling zijnde productielandschap op de flanken.
Deze tweestrijd wordt in de toekomst daarin wel vergezeld door een derde compagnon, en zoals altijd wordt de strijd om het spreekwoordelijke bot beslecht in het voordeel van de derde. De nieuwe landschappelijke zone, gevuld met een mozaïek aan functies en belevenissen, ziet er naar uit om een erg bijzonder en kleurrijk landschap te worden. Met de overgangszone tussen hoog en laag, tussen onder- en bovengrond, die de basis heeft gelegd voor het het nieuwe raamwerk groeit de zone hier verder uit tot een volwaardige buffer tussen landbouw en natuur. De beekdalen die van boven naar beneden stromen vertellen het onderliggende verhaal, waar het verborgen grondwater dat minder goed kan. In het ringpark 'Rondje Veluwe' vinden de recreant, de bewoner, de boer en de waarnemer allen langs de beek de stukjes geschiedenis en de stukjes toekomst die het gebied vormen tot één geheel, tot wat iedereen kan zien.
een gelaagde, landschappelijk interessante ring rondom de Veluwe
Het is een publiek geheim dat ik op de moeilijke momenten in het leven de neiging heb om eigenwijs te zijn en me terug te trekken. De afgelopen jaren aan de Academie zijn hier geen uitzondering in geweest. Zo’n monumentale inspanning is echter niet iets wat je in je eentje onderneemt, bewust of onbewust. Er is daarom een grote groep mensen in mijn leven aan wie ik een dankbetuiging kwijt wil.
Allereerst beginnend met de mentoren die mij door het afstuderen hebben heen geloosd. David, Paul en Vibeke, dank jullie van harte. Op de schouders van de groten voor ons ziet men het meest. In het geval van mijn afstuderen heb ik het desondanks erg lang vol weten te houden niks te kunnen zien, met jullie af en toe redelijk scherpe feedback tot gevolg. Hoewel het proces niet altijd even makkelijk was heeft jullie hulp, sturing en wijsheid ervoor gezorgd dat hier een project ligt waar ik trots op kan zijn. Zonder wrijving geen glans, ten slotte. Ik ben blij dat jullie bereid zijn geweest om een eigenwijze student door het vuur te slepen. Dank hiervoor.
Er is een groep vrienden die mij vaak van (digitale) afleiding hebben voorzien in de tijd dat ik aan de Academie heb gestudeerd, collectief staan ze bekend als de Baarders. De klaagzangen die ik heb mogen houden over de headset, samen met het studieontwijkende plezier dat we samen hebben beleefd zijn de momentjes geweest die de hoge druk even van de ketel af haalden. Tijdens de laatste loodjes waren jullie bijzonder aanmoedigend en hebben jullie mij niet mee laten gamen. Dank jullie wel. Ik speel snel weer mee.
Een tweede collectief aan wie ik graag woorden wil wijden is mijn bonte Amsterdamse vriendenkring. Aanvankelijk trok ik naar Amsterdam om samen te wonen met m’n beste vriend Joris, eerder nog dan dat ik landschap wilde studeren, en daar zijn alleen maar lieve vrienden bij gekomen. Dat had ik nooit durven dromen. Ook jullie zijn een fijne steun en toeverlaat geweest in deze moeilijke tijd. Dank en zoals onze proost vaak genoeg luidt: “op vriendschap!”.
Aan mijn collega's bij de gemeenten Haarlem en Zandvoort, in het bijzonder Rolf, Maaike en Liza, jullie hebben me veel vertrouwen en ruimte gegeven de afgelopen jaren. Met vaak zachte woorden van aanmoediging en af en toe de terechte vraag hoe het nu écht gaat. Hierdoor heb ik de tijd gehad om mezelf te kunnen vinden als professional. Dank jullie wel.
De Academie kenmerkt zich doordat het diepe tekens achterlaat op je persoonlijke leven. Niet alleen qua professionaliteit of vakgebiedskennis hou je er wat aan over, je vormt er ook vriendschappen door de gedeelde worstelingen en leuke momenten aan de bar bij Siep. Mustafa en Cristian, zonder jullie had ik de afgelopen jaren niet afgemaakt.
De sigaretjes op de binnenplaats, Cris als trots standbeeld met enkel een onderbroek van bij elkaar geraapt vuilnis, en de lange lijst aan domme stickers op Whatsapp hebben de jaren samen leuk gemaakt. Hier kijken we later als we oud zijn met plezier op terug. Dank jullie wel.
Azat en Daiki, ik tik het hier in het Nederlands want als internationals wonende in dit natte, platte land vol norse mensen wordt het ook wel eens tijd dat jullie de taal leren. Net als met Mustafa en Cris heb ik met jullie vriendschappen opgebouwd die ik nog lange tijd hoop te koesteren. Samen hebben we door deze ellendige Academie heen weten te ploegen, in een atelier in Noord alsook via scherm van de laptop. Dank jullie wel.
Aan mijn familie; broer, woorden schieten te kort in hoe groot jouw steun is geweest tijdens mijn zoektocht – zowel de academische als de persoonlijke. Weet dat ik het waardeer en dat je altijd op me kan rekenen. Zus, tijdens mijn laatste week zwoegen voor dit project weet je me nog om drie uur ’s ochtends te bellen. Niet bepaald handig, maar gelukkig zijn dit soort kleine dingen de steun die je nodig hebt op zware momenten. Pa, bij de diploma uitreiking van m’n bachelor grapte ik dat ik niet nog eens zeven jaar zou doen over het halen van het volgende diploma. Heb ik dat met zes jaar toch maar nét voor de deadline even goed af weten te ronden, hè? Dank jullie wel voor jullie steun en ik hou van jullie.
Als laatste, en zeker niet als minste, Pola. Ik heb je leren kennen op de Academie en we zijn bijzonder snel en dicht naar elkaar toe gegroeid. Onderweg hebben we het elkaar niet altijd even makkelijk gemaakt, maar ons huishouden met Pax en Kluska is er één waar ik ontzettend veel steun en liefde uit heb mogen ontvangen. Het grootste deel van die steun en liefde komt van jou en dat betekent ontzettend veel voor mij. Zonder jou had ik het niet kunnen doen, dankjewel.
Literatuur
Bijlsma, R. J., Sevink, J., & de Waal, R. W. (2012). Droog Zandlanschap. In Herstelstrategieën Deel III: Landschapsecologische inbedding van de herstelstrategieën. (pp. 65120). Ministerie van Economische Zaken.
de Louw, P. G., Witte, J. P., van den Eertwegh, G. A. P. H., Bartholomeus, R. P., Pouwels, J., & Hunink, J. (2022). Beter bestand tegen droogte: oplossingsrichtingen voor een hydrologisch goed functionerend grondwatersysteem in de zandgebieden van Nederland. Stromingen: vakblad voor hydrologen, 28(1), 3-21.
Deltares (2021). Droogte in zandgebieden van Zuid-, Midden- en Oost-Nederland. [PDF document]. https://publications.deltares.nl/WeL2855.pdf
Dijkstra, H., Coeterier, J. F., & Van Der Haar, M. A. (1997). Veranderend cultuurlandschap: signalering van landschapsveranderingen van 1900 tot 1990 voor de Natuurverkenning 1997 (No. 544). DLO-Staring Centrum.
Erisman, J.W., Strootman, B. (2021). Naar een ontspannen Nederland. [PDF document]. https://ontspannennederland.nl/static/naar-een-ontspannen-nederland.pdf
Klimaat Vallei & Veluwe (2023). Atlas: Wateroverlast, Droogte en Hitte. [Website]. https://klimaatvalleienveluwe.nl/atlas/
Maris, A. (1976). Modernisering van de landbouw: waarom en waarheen? (No. 150). Neven, K. (2008). “Hoe kan multifunctionele landbouw bijdragen aan landschapskwaliteit?”. [PDF document]. WUR, Wageningen. https://edepot.wur.nl/117738
Oosterbaan, A., Tonneijck, A. E. G., & De Vries, E. A. (2006). Kleine landschapselementen als invangers van fijn stof en ammoniak (No. 1419). Alterra. http://www2.alterra. wur.nl/Webdocs/PDFFiles/Alterrarapporten/AlterraRapport1419.pdf
Provincie Gelderland (2022). Omgevingsvisie Gaaf Gelderland. [PDF document]. https:// www.gelderland.nl/themas/omgeving/omgevingsvisie
Provincie Gelderland (2022). Streekgids: Veluwe Ruimtelijke Kwaliteit & Landschap. [PDF document]. https://media.gelderland.nl/Streekgids_Veluwe_518fc67b9d.pdf
Remkes, J. (2022). Wat wel kan: uit de impasse en een aanzet voor perspectief. [PDF document]. Rijksoverheid. https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2022/10/05/ wat-wel-kan
RIVM (2023. Atlas Natuurlijk Kapitaal. [Website platform]. Geodan. https://www.atlasnatuurlijkkapitaal.nl/
Ruimtelijk Planbureau (2005). Waar de landbouw verdwijnt: Het Nederlandse cultuurland in beweging. [PDF document]. NAi uitgevers, Rotterdam. https://www.pbl.nl/sites/ default/files/downloads/Waar_de_landbouw_verdwijnt.pdf
Smits, M. J. W., & Van Alebeek, F. A. N. (2007). Biodiversiteit en kleine landschapselementen in de biologische landbouw: een literatuurstudie. https://library.wur.nl/WebQuery/wurpubs/fulltext/39507
Veraart, J. A., & Kaandorp, V. P. (2023). Water vasthouden en bergen in natuurgebieden. Stowa.
van der Wiel, K., Beersma, J., van den Brink, H., Krikken, F., Selten, F., Severijns, C., ... & van Dorland, R. (2024). KNMI’23 Climate Scenarios for the Netherlands: Storyline Scenarios of Regional Climate Change. Earth’s Future, 12(2), e2023EF003983.
Witte, J. P. M., Voortman, B., Nijhuis, K., van Huijgevoort, M., & Rijpkema, S. (2019). Met het historische landschap verdween er water van de Veluwe. Stromingen, 33(1), 91-107. https://www.ecohydrologie.nl/wp-content/uploads/2019/08/artikel_Schoutambt-2019-2. pdf
Geodata
Actueel Hoogtebestand Nederland (2023). Actueel Hoogtebestand Nederland 4. 2023 [Data set]. https://www.ahn.nl/ahn-4 Lagen (WMS): Digital_Terrain_Model_0,5m
Beheer PDOK (2023). Provinciaal Landschapsbeleid (voorheen Nationale Landschappen). 2023 [Data set]. https://nationaalgeoregister.nl/geonetwork/srv/dut/catalog.search#/metadata/08a784fe-0da8-4ede-bec9-c28fa81fc11d Lagen (ATOM): landschappenkaart:LandschappenkaartNL; Natura2000
Hazeu, G. W., Thomas, D., Vittek, M., & Staritsky, I. (2023). Landelijk Grondgebruik Nederland. 2022 (LGN2022) (Version 1) [Data set]. 4TU.ResearchData. https://doi. org/10.4121/688363CC-8C79-439F-BB0E-FE5D0DEB3161.V1
Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (2023). Klimaateffectatlas. 2023 (Versie 1.10) [Data set]. https://www.klimaateffectatlas.nl/nl/ Lagen (WMS): bknsn_hoofdklasse; bknsn_subklasse; bodemdaling2020_2050hoog; bodemdaling2020_2050laag; bodemdaling2020_2100hoog; bodemdaling2020_2100laag;bodemdaling_ophoging; dagen_15mm_2050hoog; dagen_15mm_2050laag; dagen_15mm_huidig; dagen_25mm_2050hoog; dagen_25mm_2050laag; dagen_25mm_huidig; droogtestress_2050hoog; droogtestress_huidig; ghg_2050hoog; ghg_huidig; glg_2050hoog; glg_2050laag; glg_huidig; hittekaart_gevoelstemp_2050hoog; hittekaart_ gevoelstemp_huidig; laagste_grondwater_zomer_2050hoog; laagste_grondwater_zomer_2050laag; laagste_grondwater_zomer_2050huidig; natuurbrandrisico_2050hoog; natuurbrandrisico_huidig; neer-
tekort_10j_2050hoog; neerslagtekort_10j_2050laag; neerslagtekort_10j_huidig; neerslagtekort_ avg_2050hoog; neerslagtekort_avg_huidig; neerslag_winter_2050hoog; neerslag_winter_huidig; neerslag_zomer_2050hoog; neerslag_zomer_huidig; referentieverdamping_2050hoog; referentieverdamping_huidig; tekort_opvwater_extreem_2050hoog; tekort_opvwater_gem_2050hoog; tekort_opvwater_gem_huidig; waterdiepte_neerslag_140mm_2uur; waterdiepte_neerslag_70mm_2uur
Planbureau voor de Leefomgeving (2010). Basiskaart Aquatisch: de Watertypenkaart. 2023 [Data set]. https://www.pbl.nl/publicaties/Basiskaart_Aquatisch-de_watertypenkaart
Lagen (WFS): Watertypen_Lijn_2013_11_PBL; Watertypen_Vlak_2013_11_PBL
Provincie Gelderland (2023). Omgevingsvisie Gaaf Gelderland. 2023 [Data set]. https:// opendata.gelderland.nl/catalogue/srv/dut/catalog.search#/home Lagen (WFS): POVI_Zoekgeb_nieuwe_natuur; POVI_Weidevogelgebieden; POVI_Waterwingebieden; POVI_Waterberging; POVI_Oppervlaktewaterlichaam_v; POVI_Oppervlaktewaterlichaam; POVI_Natte_landnatuur; POVI_Intrekgebieden; POVI_Grondwaterfluctuatiezone; POVI_Gelders_natuurnetwerk; WaOpKn_Stroomgebieden; Wa_Kr_KRW_grondwaterlichamen; Wa_Kr_KRW_grondwaterkwantiteit; Wa_Kr_KRW_grondwaterkwaliteit; POPR_RWP_Natuurwater; POPR_RWP_Oppervlaktewater; POPR_ RWP_Oppervlaktewater_drinkwater; POPR_RWP_KRW_Ontrekkingen_menselijke_consumptie
Provincie Gelderland (2023). Historische sprengen en beken op de Veluwe. 2023 [Data set]. https://data.overheid.nl/en/dataset/27184-historische-sprengen-en-beken-veluwe Lagen (WFS): GzBe_Gemeenten; GzBe_Gemeentegrenzen; ChAr_Sprengen_beken_v;ChAr_Sprengen_beken_p; ChAr_Sprengen_beken_l; ChAr_Relictenkaart_v; ChAr_Relictenkaart_p; ChAr_Relictenkaart_l; ChAr_ Historische_geografie_v; ChAr_Historische_geografie_l; ChAr_DN_Landgoederen; ChAr_DN_Grenzen_Bebouwing; ChAr_DN_Bodemgebruik; Ab_Zandbanen_dieptekaart; Ls_Landschapstypen_19nu; Ls_ Landschapstypen_1850
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (2023). Histland. 2022 [Data set]. https://www. nationaalgeoregister.nl/geonetwork/srv/dut/catalog.search#/metadata/19d90f62-5db94478-9773-c977c5652d2b
Lagen (WFS): histland:HISTLAND
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (2023). Referentiepercelen (voorheen bekend als Agrarisch Areaal Nederland (AAN)). 2022 (AAN2022) [Data set]. https://www.pdok. nl/ogc-webservices/-/article/referentiepercelen
Lagen (WFS): Landbouwgrond; Landschapselementen
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (2023). Basisregistratie Gewaspercelen (BRP). 2023 (BRP2023) [Data set]. https://www.nationaalgeoregister.nl/geonetwork/srv/api/records/098db378-c27a-4910-87d4-addf856c17e8
Lagen (WFS): brpgewaspercelen:BrpGewas
Wageningen Environmental Research (2023). Basisregistratie Ondergrond (BRO) - Bodemkaart (SGM). 2023 [Data Set]. https://www.nationaalgeoregister.nl/geonetwork/srv/ api/records/ed960299-a147-4c1a-bc57-41ff83a2264f
Lagen (WFS):
soil_unit_code
Wageningen Environmental Research (2023). Basisregistratie Ondergrond (BRO) - Geomorfologische kaart (GMM). 2023 [Data Set]. https://nationaalgeoregister.nl/geonetwork/ srv/dut/catalog.search#/metadata/459231d0-7379-4f26-a444-7616e1d888f0
Lagen (WMS): Geomorphological_area
Wageningen Environmental Research (2023). Basisregistratie Ondergrond (BRO) - Digitaal Geologisch Model (DGM). 2023 [Data Set]. https://nationaalgeoregister.nl/geonetwork/srv/dut/catalog.search#/metadata/679544e4-1e86-47ad-995b-8e525cc21fca
Lagen (WMS): groep Gestuwde afzettingen; groep Eem formatie
Met plezier en trots presenteer ik mijn afstudeerscriptie genaamd Vloeiend Veluwe, restauratie van Nederland’s grootste grondwaterreservoir. Het proces om hier te komen is niet altijd vloeiend gegaan - verre van zelfs - inmiddels is het een waardig eind van mijn academische reis. Veel leesplezier en dank aan alle mensen die een rol hierin hebben vervuld.
- Reinier
vloei · en (vloeide, heeft gevloeid, is gevloeid)
1 zacht stromen
vloei · end (bijvoeglijk naamwoord, bijwoord)
1 gemakkelijk, ongedwongen
MSc Scriptie, 2024
MSc Thesis
landschapsarchitectuur op papier
Academie van de Bouwkunst, Amsterdam (R.A. Gramsma Stichting)
landscape architecture on paper
Academy of Architecture, Amsterdam (R.A. Gramsma Stichting)