Romy Esmée van den Berg - Goed wonen moet je verdienen

Page 1


GOED WONEN MOET JE

VERDIENEN

Romy Esmée van den Berg - over het doorbreken van stigma op sociale huur

Goed wonen moet je verdienen

Romy Esmée van den Berg

Mentor: Martin Aarts

Commissie: Pepijn Bakker, Sander van der Ham

Examinatoren: Sebastian van Berkel, Riëtte Bosch

Master Stedenbouw Academie van Bouwkunst Amsterdam

Datum: 25 maart 2025

Introductie

Opgroeien in een sociale huurwoning. Iets wat ik zelf naar alle tevredenheid heb gedaan. Gedurende deze periode had ik nooit door dat er een enorm stigma op sociale huur rust, totdat ik tijdens mijn studiejaren aan het werk ging binnen het vakgebied stedenbouw. Gaandeweg viel mij iets op wat me tot de dag van vandaag verbaast c.q. schokt; de hoeveelheid vooroordelen en negatieve associaties met betrekking tot sociale huur en haar bewoners. Hier startte mijn fascinatie voor sociale woningbouw en het schijnbaar bijbehorende stigma. Wat me met name fascineert is hoe de samenleving (neer)kijkt en zich uit over sociale woningbouw, en niet alleen inwoners, maar ook ‘experts’ in het vakgebied, zoals architecten, stedenbouwkundigen, beleidsmakers en de politiek die een belangrijke rol speelt binnen de volkshuisvesting. Als ‘expert-in-demaak’ heb ik daarom dit stigma binnen de Nederlandse volkshuisvesting onder de loep genomen.

Cijfers over aantallen nieuwbouwprojecten, cijfers over betaalbare huren, cijfers over verduurzamingsmaatregelen, cijfers over woningzoekenden…. Wat we niet mogen vergeten is dat achter ieder cijfer een mens schuilgaat.

- Martin van Rijn, voorzitter van Aedes3

Inhoudsopgave

Inleiding p. 7-14

◊ Goed wonen moet je verdienen

◊ Urgentie

◊ Doel

1. Staat van de [nederlandSe] p. 15-24 woningmarkt

1.1 Woningcrisis p. 17

1.2 ‘Betaalbare woningen’ p. 24

2. geSchiedeniS van de volkShuiSveSting p. 25-49

2.1 Van huisvesting naar markt p. 27

2.2 Eilandjes in een krottenzee p. 33

2.3 Een sociale voorziening p. 35

2.4 Een frisse wind p. 39

2.5 Het begint te kraken p. 45

3. Stigma op Sociale woningbouw p. 51-72

3.1 Politieke invloed p. 55

3.2 Ingeprent stigma p. 59

3.3 Ruimtelijke ongelijkheid p. 69

4. tijd voor een ander woonSySteem p. 73-103

[alla wenen]

4.1 Geschiedenis van Wenen p. 75

4.2 Het Weense Woonmodel p. 80

4.3 Wenen vs. Nederland p. 95

5. aanbevelingen p. 105-124

[voor beleid en vakgebied]

5.1 Introductie p. 106

Aanbevelingen beleid p. 107 Aanbeveling vakgebied stedenbouw p. 117

6. binnenStedelijk verdichten p. 125-188

[in markengouw-midden]

6.1 Wederopbouwwijken op de schop p. 127

6.2 Casestudies p. 131

6.3 Stigma-vrije stedenbouw p. 157

Nawoord p. 189

BroNvermeldiNg p. 191-194

Bronnen:

1 Vakcentrale voor professionals (VCP), juni 2023.

Algemeen Dagblad (AD), augustus 2022.

[ i ]:

1 Betere woningen: Woningen van goede kwaliteit, zowel technisch als esthetisch, zonder achterstallig onderhoud, denk hierbij naast de uitstraling van de woning aan de duurzaamheid en de energetische werking.

Inleiding

Goed wonen moet je verdienen

De titel van dit afstudeerproject is bedoeld om een tegengeluid uit te lokken en discussie te starten. Ik hoop namelijk plechtig dat eenieder die “wonen moet je verdienen” leest meteen bij zichzelf denkt “wat een onzin [iedereen verdient het om goed te wonen]!”. Echter laat de praktijk wat anders zien. Het huidige woonsysteem is namelijk zo ingericht dat de zogezegd “betere1” woningen naar de bovenste laag van de samenleving gaan, wat tegelijk betekent dat de minder goede woningen overblijven

voor de onderste laag. Wat ontstaat is een leefomgeving die als ware ingericht wordt op deze twee lagen; goedkope woningen voor de onderste laag en duurdere woningen voor de bovenste laag, waarbij er meer aandacht en souplesse uitgaat naar de economisch aantrekkelijke, dus duurdere, woningen. Opvallend is dat de middelste laag vrijwel niet bestaat, waardoor middeninkomens vaak tussen wal en schip vallen. Zij komen niet in aanmerking voor de goedkopere woningen en kunnen een dure woning eigenlijk niet bekostigen. Dit leidt

ertoe dat veel middeninkomens in financiele problemen komen1 doordat zij er min of meer toe gedwongen onderdak te zoeken in een voor hun te dure woning.

Kortom, als je meer geld verdient, ‘verdien’ je een betere woning en leefomgeving dan als je financieel minder draagkrachtig bent. Dan moet je het namelijk doen met wat je aangeboden krijgt. Dit betekent voor deze onderste laag, binnen ons huidige woonsysteem, minder keuzevrijheid in woning en woonlocatie en een lagere woon- en omgevingskwali-

teit. Maar dit is niet altijd zo geweest. De volkshuisvesting van 1920 zette zich namelijk af tegen de klassenmaatschappij, huisvesting moest de arbeidersklasse juist verheffen. In de wederopbouwperiode werd “licht, lucht en ruimte” in het leven geroepen ter behoeve van de volkshuisvesting. Dit principe maakte alles en iedereen gelijk en werd doorgevoerd van de woningplattegronden en bezonning tot architectuur en inrichting van de openbare ruimte aan toe. Helaas lijken deze idealen inmiddels tot het verleden te behoren.

Leenhofstraat door architect Dudok in Slotermeer, onderdeel van het Van Eesterenmuseum. © Stadsarchief Amsterdam.

Plan voor de uitbreiding van Amsterdam opgemaakt in 1875

© Loman jr., J. C., Smulders & Co, J., Stadsarchief Amsterdam.

Volkshuisvesting jaren ‘20

De Woningwet uit 1901 pleitte voor verbetering van de volkshuisvesting, door het stellen van kwaliteitseisen aan de bouw. Ook werd er financiering aan gemeentes en woningbouwcorporaties geboden. De wet was een reactie op de ellendige toestanden in de arbeiderswijken aan het einde van de negentiende eeuw.

Daarnaast zijn er velen die het volk willen verheffen, uit humanitaire overwegingen of om de eigen status te verhogen. Door betere woningen zou het volk zelf ook “beter” worden: betere gezondheid door minder tocht en kou en schimmels en door betere slaapplaatsen, meer licht en lucht in de woning, betere scholing door basisonderwijs dichtbij, betere voeding door scholing en door het zelf telen in je tuin, minder dronkenschap, minder zedendelicten, meer kunst en literatuur.

De Spaardammerbuurt in Amsterdam West, met Het Schip op de achtergrond © The Amsterdam Feeling

De idealen van de jaren ‘20

Aandacht voor de architectuur van arbeiderswoningen is een nieuw fenomeen begin twintigste eeuw. Ook zijn er voor het eerst socialisten aan de macht in gemeenteraden van grotere steden. Voor hen is het goed huisvesten van arbeiders topprioriteit: zij moeten ook trots kunnen zijn op hun huis en hun buurt. Hier vloeit de ontwerpstijl de Amsterdmse School uit voort, Het Schip in de Spaarndammerbuurt, ontworpen door architect De Klerk, is een schoolvoorbeeld van deze woningwetbouw. Met het boek Arbeiderswoningen in Nederland uit 1921 willen de architecten Berlage, Kromhout en Wils zo veel mogelijk woningbouwverenigingen en gemeenten stimuleren een architect in te schakelen voor volkswoningbouw.

Het Algemeen Uitbreidingsplan uit 1934 © Stadsarchief Amsterdam.

Het A.U.P.

Het Algemeen Uitbreidingsplan werd in 1934 door de architect Van Eesteren opgezet om de woningnood in Amsterdam op te lossen. Ten westen van de bestaande stad werden vanaf de jaren vijftig de Westelijke Tuinsteden gebouwd. De Sloterdijkmeerpolder werd uitgegraven ten behoeve van de zandwinning en vormde de basis voor de Sloterplas. Van Eesteren wilde dat de inwoners van de wijk die hij ontwierp de mogelijkheid hadden om zich te ontspannen in natuurgebieden en op deze manier in aanraking te komen met planten en dieren. Het ontwerpen waarbij het welbevinden van de bewoners centraal staat wordt het Nieuwe Bouwen genoemd.

Binnentuin Klarenstraat-blok in Slotervaart

© SuperWest 2000-2021, Nº 2 — september 2022.

De idealen van het A.U.P.

De principes van het Nieuwe Bouwen waren licht, lucht en ruimte. Daarnaast was de ‘functionele stad’ een belangrijk begrip voor Van Eesteren. Dit betekende dat de ruimtes voor wonen en werken gescheiden werden. Je kon er wonen en ontspannen, voor je werk moest je de wijk uit. Al deze nieuwe ideeën zijn duidelijk te plaatsen in de tijdsgeest, tijdens de wederopbouw was er een wijdverspreid optimisme en idealisme over het talent van de bevolking. De gedachte was dat als je burgers de beschikking gaf over licht, lucht en ruimte, ze vanzelf zouden opbloeien. - Aldus Oneindig Noord-Holland

En misschien wel het mooiste van de jaren ’60 huisvesting, was dat het alles en iedereen gelijk maakte. Dit principe werd doorgevoerd van de woningplattegronden en bezonning tot architectuur en de inrichting van de openbare ruimte aan toe.

Bronnen:

2 Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, Volkshuisvesting Nederland, augustus 2024.

3 NU.nl, april 2024

[ i ]:

2 Scheefwonen: Er is sprake van scheefwonen wanneer de huur van een woning niet past bij het inkomen van de bewoners. Er zijn twee varianten: Goedkoop scheefwonen - de bewoner verdient te veel om in een sociale huurwoning te mogen wonen. Duur scheefwonen - de bewoner betaalt te veel huur in verhouding tot het inkomen.

3 Aedes: De branchevereniging van woningcorporaties in Nederland.

Urgentie

Het is 2025: We bevinden ons midden in een woningcrisis. Het geschatte nationale tekort bedraagt 401 duizend woningen (2024).2 Het vinden van een woning is dus moeilijk, laat staan het vinden van een passende en betaalbare woning. Ondanks dat het aandeel huishoudens dat makkelijk rondkomt de afgelopen vijf jaar is gestegen, komt nog steeds een derde van de Nederlandse huishoudens moeilijk rond!3 Vooral huurders, jongeren en mensen met een laag of wisselend inkomen hebben vaak moeite met het betalen van hun rekeningen.

Het sociale segment -de sociale huurmaakt een groot deel uit van de Nederlandse woningvoorraad, toch is er momenteel meer vraag náár dan aanbod ván deze woningen. Dit levert niet alleen enorme wachttijden op om aan een (sociale huur-)woning te komen, maar zorgt ook voor steeds meer scheefwonen2 en jongvolwassenen die noodgedwongen (langer) thuis blijven wonen. Daarbij ondervinden niet alleen jongeren problemen, de doorstroming van woningen is slecht; gezinnen wonen in (te) kleine woningen of appartementen waar ze ooit als starters zijn begonnen en het vinden van een geschikte woning voor ouderen is uitermate lastig.

Daartegenover staat het stigma op de sociale huisvesting, onder bewind van zowel

de politiek, media en samenleving, die naast de huidige economie, de bouw van nieuwe sociale huurwoningen tegenwerkt en ruimtelijke ongelijkheid aanwakkert. Ondanks de grote druk op de woningmarkt en de steeds grotere vraag naar betaalbare woningen neemt zowel het aandeel als absoluut aantal sociale huurwoningen de laatste jaren gestaag af! Sinds 2015 zijn er ruim 100.000 sociale huurwoningen verdwenen. Anno nu behoort zogezegd “sociale” huisvesting zichtbaar tot de onderkant van de maatschappij. Hoe kunnen de idealen van de jaren ‘20 en ‘60 zijn uitgemond in fragmentatie van de huisvesting? Waar ging het mis?

Doel

De focus ligt op het stigma, waarbij het gaat om de verschuiving van het beladen begrip ‘sociale huur’, térug naar ‘volkshuisvesting’. Het onderzoek richt zich op de geschiedenis van het Nederlandse woonsysteem, met als referentie het alom bekende Weense woonsysteem, om te laten zien dat het wel degelijk anders kan.

De hoofdvraag van mijn onderzoek luidt:

“Hoe kunnen we nieuwe ‘sociale’ huisvesting realiseren waarbij er geen sprake is van stigma?”

Portiekwoningen in Amsterdam Noord, gebouwd in 1966. © Google Maps.

Uit het onderzoek komt naar voren waardoor het stigma wordt gevormd en gevoed, hoe ruimtelijke ongelijkheid eruit ziet, en hoe je een stigma-vrij woongebied realiseert.

zonde woonomgeving te realiseren, ongeacht zijn of haar achtergrond of financiële status: Goed wonen voor iedereen.

Uitkomst

Volkshuisvesting gaat over meer dan woningen. Volkshuisvesting gaat over mensen. De uitkomst van het onderzoek is een stedenbouwkundig plan dat laat zien dat het, ook in Nederland, mogelijk is om voor iedereen een stigma-vrije, prettige en ge-

Opening van het hoofdkantoor van de Woonbond door Woonbondvoorzitter

Wim Bekenkamp (links) en Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke

Ordening en Milieubeheer Enneüs Heerma, 1991.

© Abbestee, A., De Woonbond, 2025.

1Staat van de nederlandSe woninGmarkt

Bronnen:

4 Nationale Woon- en Bouwagenda, 2022.

5 Capital Value, 2023.

6 EenVandaag, 2022.

7 Centraal Bureau voor de Statistiek, 2022.

1.1 Woningcrisis

Bepaling 2 in artikel 22 van de Grondwet: ‘Bevordering van voldoende woongelegenheid is voorwerp van zorg der overheid’. Wonen is een grondrecht. Een kerntaak van de overheid. En een die momenteel niet goed wordt uitgevoerd.

8 Rijksoverheid, 2024. Nederland kent namelijk een enorm woningtekort. In 2021 bedroeg dit tekort volgens de Nationale Woon- en Bouwagenda 279.000 woningen en de verwachting was dat dit verder zou oplopen tot 317.000 woningen in 2024.4 Deze verwachting werd in 2023 al ingehaald toen het woningtekort uitkwam op 325.000 woningen.5 Inmiddels, anno 2025, blijkt dat het huidige tekort is doorgegroeid naar 401.000 (!) woningen.2

De grootste tekorten zijn te vinden in de grote steden, waar de tekorten in de tienduizenden woningen per gemeente lopen. De allergrootste krapte is in Amsterdam, waar het tekort maar liefst 45.000 woningen telt.

Daarbij is de vraag naar vooral betaalbare woningen ongekend hoog. Tegelijk blijkt uit cijfers van Aedes dat het aantal sociale huurwoningen van corporaties tussen 2014 en 2022 met 80.000 woningen is gekrompen. Maar ook particuliere verhuurders bieden sociale huurwoningen aan: Uit een recente analyse van de Autoriteit Woningcorporaties blijkt dat er vanaf 2015 ook hier nog eens 100.000 sociale woningen

minder zijn.6 Het aandeel sociale huurwoningen binnen het Nederlandse woningaanbod is inmiddels gedaald naar 34% (2021), in 2012 was dit nog 37%.7

Kortom, zowel het absoluut aantal als het aandeel sociale huurwoningen in Nederland daalt.

Wet versterking regie volkshuisvesting

In 2024 werd er een nieuw wetsvoorstel naar de Tweede Kamer gestuurd, de wet Versterking regie volkshuisvesting. Een wet die ervoor moet zorgen dat overheden beter en sneller kunnen sturen op hoeveel, waar en voor wie er woningen gebouwd worden. De woningbouwopgave is groot: van 2022 t/m 2030 moeten er 981.000 nieuwe woningen worden gebouwd, waarvan twee derde betaalbaar.8 Anno 2025 ligt er een herziening op het wetsvoorstel om deze aan te scherpen. De wet biedt de minister meer bevoegdheden om in te grijpen wanneer de woningbouw achter blijft.

Het belangrijkste verschil met het eerdere wetsvoorstel is de dat de verplichting

Bronnen:

9 Nederlandse Ondernemersvereniging voor Afvalbedrijven (NOA), 2025.

10 Het Parool, 2022.

11 Woonbond, 2025.

12 Gemeente Amsterdam, 2025.

[ i ]:

4 De Woonbond: Voluit Vereniging Nederlandse Woonbond, is de onafhankelijke landelijke vereniging van huurdersorganisaties, huurders en woningzoekenden, opgericht in 1990.

om betaalbare woningen te bouwen niet langer per gemeente wordt opgelegd, maar op regionaal niveau. Elke regio moet zorgen voor een evenwichtige spreiding van sociale huur- en middenhuurwoningen. Gemeenten die al een groot aanbod in een van deze categorieën hebben, worden gestimuleerd om vooral in de andere categorie bij te bouwen.9

Gemeenten met minder sociale huur in de voorraad dan het landelijk gemiddelde (27%) moeten verplicht 30% sociale huur bouwen. Gemeenten met meer sociale huur in de voorraad dan landelijk gemiddeld moeten verplicht 40% middenhuur/ betaalbare koop bouwen voor middeninkomens.

Het nieuwe wetsvoorstel is een afzwakking van de eerste versie.

Aldus de Woonbond4.

Amsterdam is een van de gemeenten met een sociale huur voorraad hoger dan het landelijk gemiddelde. Ondanks dat de stad met een aandeel van 46,8% (2021) nog

steeds behoort tot een van de gemeenten met de relatief grootste gereguleerde sector is er sprake van krimp. In 2012 spraken we namelijk nog over een aandeel van 61%.10

Voor Amsterdam blijft de verplichting tot het bouwen van sociale huur dus uit. Ook de Woonbond is bezorgd over deze regel in het wetsvoorstel. Het kan er namelijk toe leiden dat sociale huurders niet meer in deze gemeenten terecht kunnen en worden vervangen door een doelgroep met een hoger inkomen. Dit terwijl juist in grote steden zoals Amsterdam de wachtlijsten voor een sociale huurwoning gigantisch zijn.11 De wachttijd in Amsterdam is gemiddeld meer dan 13 jaar.12

Wat is een sociale huurwoning?

Een sociale huurwoning is in Nederland een type huurwoning waarbij de kale huur -bij aanvang van de huur- niet hoger is dan de dan geldende liberalisatiegrens (ook wel de huurprijsgrens, in 2024: € 879,66 per maand), of als volgens het Woningwaarderingsstelsel (WWS) de redelijke huur niet hoger is dan deze grens. De WWS is in Nederland een wettelijk systeem om een “redelijke” huurprijs voor een woning vast te stellen.

Noord-Holland Noord

Metropoolregio Amsterdam

Holland Rijnland

U16

Haaglanden

Midden-Holland

Rotterdam

Drechtsteden Hoeksche Waard

West-Brabant & Hart van Brabant

Woongaard

Amersfoort

Friesland

Groningen Drenthe

Zwolle Stedendriehoek

Noord-Veluwe

Zeewolde

Food Valley

Arnhem Nijmegen

Noordoost Brabant

Metropoolregio Eindhoven

Oost Nederland

Nederland is ingedeeld in 19 woningmarktregio’s. Deze regio’s vormen de werk gebieden van woningcorporaties. De indeling van de betreffende gebieden is tot stand gekomen op basis van voorstellen van gemeenten.

Limburg
Zeeland

MRA 399.043 corporatiewoningen

De meeste woningmarkt regio’s beslaan slechts een klein deel van de totale corporatiewoningen, namelijk 2% tot 8%.

Metropoolregio Amsterdam en Haaglanden MiddenHolland Rotterdam beslaan met beide 19% dan ook een groot deel van de totale corporatiewoningen.

De MRA beschikt over 399.043 corporatiewoningen (volgens gegevens uit de Digitale Atlas corporatiewoningen in de MRA, 2024).

Het woningaanbod van Amsterdam bedraagt 486.769 woningen (per 01-01-2025)

37% hiervan is een corporatiewoning, dat zijn 175.237 woningen. Nog eens 11% valt onder particuliere huur (zo’n 53.545 woningen). Samen beschikt Amsterdam over het grootste aanbod sociale huurwoningen binnen de MRA.

monitor plancapaciteit mra

De monitor plancapaciteit heeft als doel actueel in beeld te hebben wat de capaciteit in woningbouwplannen is. Het gaat hierbij om zowel harde (vastgestelde) als zachte woningbouwplannen (incl. potentiele locaties voor woningbouw).

‘Betaalbare woningen’ voor veel mensen niet betaalbaar.

- Vereniging Eigen Huis

Bronnen:

13 Volkshuisvesting

Nederland, 2025.

14 Versnelling Woningbouw, 2025.

15 RTL Nieuws, 2022.

1.2 ‘Betaalbare woningen’

Het is duidelijk dat er te weinig betaalbare woningen zijn. Naast mensen met lage inkomens hebben ook mensen met middeninkomens steeds meer moeite met het vinden van een passende woning. Zij komen niet in aanmerking voor sociale huur en het afsluiten van een toereikende hypotheek voor een koopwoning is lastig.

Om dit probleem aan te pakken zijn de ‘Woondeals’ in het leven geroepen. In de Woondeals zijn afspraken gemaakt over de betaalbaarheid van woningen, maar ook over specifieke locaties, percentage betaalbare woningen, percentage sociale huur, huisvesting van aandachtsgroepen en afspraken over de inrichting van de openbare ruimte, de aanleg van weken en et vernieuwen van wijken. Deze Woondeals vormen de komende jaren de basis voor de volkshuisvestelijke opgave in de 35 regio’s.13

Het streven is dat er tweederde van de woningen die gerealiseerd worden, in het segment ‘betaalbaar’ valt. Dat zijn sociale huurwoningen, middenhuurwoningen en betaalbare koopwoningen. Maar hoe betaalbaar zijn deze woningen nou eigenlijk? Volgens Vereniging Eigen Huis (VEH) zijn deze zogezegd betaalbare woningen voor veel mensen onbetaalbaar.

Zo stelde VEH in 2022 al dat een woning van € 355.000 (destijds ‘betaalbare’ koop) voor veel mensen te duur is. En alleen haalbaar is wanneer twee mensen, die beiden

ongeveer € 2.740 per maand verdienen, samen een huis kopen. Veel koppels met een middeninkomen verdienen echter minder en alleenstaanden kunnen het al helemaal vergeten.15

Als het kabinet met name woningen in deze prijsklassen bouwt, blijft het woningtekort bestaan. - VEH

Onder betaalbare huur wordt in 2025 het volgende verstaan:

◊ Sociale huur: max. € 900,07 per maand; geldt voor woningen tot en met 143 WWS punten;

◊ Middenhuur: max. € 1.184,82 per maand; geldt voor woningen tot en met 186 WWS punten;

◊ Betaalbare koop: max. koopsom van € 405.000,-.14

Politicus -en wethouder van Amsterdam van 1914 tot 1927Florentinus Marinus (Floor) Wibaut in zijn werkkamer, 1926. © Stadsarchief Amsterdam

2GeSchiedeniS van de volkShuiSveStinG

Bronnen:

16 ESB, 2021.

2.1 Van huisvesting naar markt

Dat het zo slecht gaat met de Nederlandse volkshuisvesting mag geen verrassing zijn, en het is niet alleen af te schuiven op demografische ontwikkelingen, het is namelijk het resultaat van doelbewust beleid. De afgelopen jaren is de rol van de Rijksoverheid te klein gemaakt. Te veel is gedacht dat de markt vanzelf en alleen een oplossing zou bieden voor de woningnood. En te lang is geloofd dat de optelsom van alle gedecentraliseerde keuzes zou leiden tot de oplossing.

De volkshuisvesting werd de afgelopen decennia gedegradeerd tot ‘woningmarkt’. een paar jaar geleden was het nog volkomen normaal om ‘de woningmarkt’ inderdaad te beschouwen als een markt, compleet met termen als ‘marktconforme huren’ en ‘marktconforme prijzen’. Maar inmiddels is het duidelijk dat die ‘markt’ volkomen verstoord is. Tijdens de Algemene Politieke Beschouwing in september 2021 kwam naar voren dat de politici de term woningmarkt niet langer wilden gebruiken, maar ze hadden ook niet meteen een alternatief hierop.16 Toch is dit alternatief helemaal niet zo ingewikkeld: ‘volkshuisvesting’. Volkshuisvesting gaat namelijk al terug tot in de 18e eeuw.

‘‘t Nut’

Eind achttiende eeuw stond er een beweging op die sterk geloofde dat maatschappelijke kwalen genezen konden worden door een betere opvoeding en goed onderwijs voor de hele bevolking. In 1784 werd de Maatschappij tot Nut van ‘t Algemeen, of

kortweg ‘‘t Nut’, opgericht, hun motto:

“Kennis is de weg naar persoonlijke en maatschappelijke ontwikkeling.”

Door het hele land ontstonden tientallen ‘departementen’ van ‘t Nut, die zich inzette voor het stichten van kleuteronderwijs en lagere scholen, het uitgeven van schoolboeken en de oprichting van onderwijsopleidingen en beroepsonderwijs.

Kinderbibliotheek van ‘t Nut, 1940. © Stadsarchief Amsterdam.

Bronnen:

17 Canon samenlevingsopbouw, gepuliceerd in 2008, laatste wijziging 2018.

18 Mijnhardt W.W. En Wichers A.J. (red.), 1984.

In de tweede helft van de 19e eeuw stimuleerde ’t Nut ook de eerste coöperatieve initiatieven op het terrein van de volkshuisvesting en stond als vereniging van vrijwilligers aan de wieg van talloze publieke en sociale voorzieningen. Ze werden gefinancierd door giften van leden, later richting de 20ste eeuw werden veel initiatieven van ‘t Nut voortgezet door de overheid en andere publieke organisaties.17

De Maatschappij zag zichzelf als een instelling voor volksontwikkeling, en dat betekende -zeker 150 jaar lang- voor ontwikkeling van het “lagere volk”; de achtergestelden.18

Industrialisatie bereikt Nederland

In de 19e eeuw kwam in Nederland de industrialisatie opgang en zodoende werd de ‘fabrieksarbeider’ geboren. Deze arbeiders werkte dagelijks 14 uur in een fabriek en kregen daarvoor slecht betaald, ook hun kinderen werkten mee. Thuis hadden de arbeiders het ook zwaar. Door de industrialisatie waren ze naar de stad getrokken, met woningnood tot gevolg. Gezinnen woonden in kelders, op zolders en in krotten.

Een van de veronderstelde oplossingen voor armoede was om werklozen uit de steden te deporteren om braakliggende gronden te bewerken.

In het midden van de 19e eeuw begonnen burgers in Nederland zich te interesseren voor de huisvestingsproblemen van de arbeidersklasse. De arbeidersklasse ‘woonde’ natuurlijk, maar niet op de manier waarop de burgers zelf leefden of op een manier die door burgers -die zichzelf als fatsoenlijk beschouwden- als acceptabel werd beschouwd. In eerste instantie ging het hen niet om het tekort aan redelijke huisvesting, maar om de manier waarop de arbeiders zich gedroegen op het gebied van huisvesting.

IJzergieterij in Deventer in de 19e eeuw. © Deventer toen en nu.

Steegwoningen in de Jordaan © Stadsarchief Amsterdam, 1903.

De Jordaan was destijds de dichtstbevolkte en armste wijk van Amsterdam. Mensen woonden in tochtige oude krotten, zolders, kelders, gangen en zelfs in stinkende en smalle steegjes.

Zo smal dat de zon er niet tussen kon komen.

Krotwoningen in het Vuile Weespad © Stadsarchief Amsterdam, 1935.

Tweede Laurierdwarsstraat, voorheen het Vuile Weespad.

Deze foto is gemaakt om naar de minister te zenden om een bedrag beschikbaar gesteld te krijgen voor het aankopen van krotten.

Bronnen:

19 Deben, P. L. L. H., 1988.

20 Canon volkshuisvesting, gepubliceerd in 2015, laatste wijziging in 2023.

Scheiding tussen wonen en werken

Voor 1850 werden er slechts enkele arbeiderswoningen gebouwd. Als er al woningen werden gebouwd, was dat vooral voor de overheid, de kerk en de elite en gebeurde dat op een ‘solide’ manier. In de eerste helft van de 19e eeuw nam de overbewoning sterk toe. Door verdere bevolkingsgroei in de tweede helft van de 19e eeuw werd dit alleen maar erger. Tot bijna het einde van de 19e eeuw was er in de arbeiderswoningen vaak geen scheiding tussen wonen en werken. Pas nadat mensen in fabrieken werden gehuisvest, wat een enorme impact had op de gezondheid van de arbeiders, werd deze scheiding een feit en begonnen ondernemers zich te realiseren hoe belangrijk huisvesting voor de arbeidersklasse was.19

De eerste woningbouwverenigingen

Door de industrialisatie vond in Europa, zo ook in Nederland, verstedelijking plaats. Ook toen was er al sprake van huisjesmelkers die de arbeiders en diens gezinnen huisvestten op elke mogelijke plek tegen woekerprijzen. Vaak hadden grote gezinnen maar een kamer als woonruimte tot hun beschikking. Van ondergrondse riolering, stromend water, frisse bedden of badkamers was nog geen sprake. Sociale onrust, naast cholera-epidemieën, was het gevolg. In Londen, later ook in Parijs en Berlijn, werden de eerste initiatieven opgezet om goede en betaalbare

woningen aan te bieden. Hieruit ontstonden de eerste woningbouwverenigingen.

In Nederland werd in 1852 de eerste woningbouwvereniging opgericht: de Vereeniging ten behoeve der Arbeidersklasse te Amsterdam (VAK). Al snel volgde er meer, in de 19e eeuw ten minste 200, ook vormden arbeiders zelf coöperatieve woningbouwverenigingen.20

Woningen aan de Weteringschans ontworpen voor de Vereeniging ten behoeve der arbeidersklasse te Amsterdam, foto uit ca. 1870. © Stadsarchief Amsterdam.

De meeste woningbouwverenigingen waren oorspronkelijk van plan om te bouwen voor verschillende categorieën arbeiders, sommige wilden zelfs uitdrukkelijk bouwen voor de armste arbeiders. In de praktijk bleek dit onmogelijk en werden de huizen bewoond door de meer welvarende arbeiders. Deze arbeiders konden de huur regelmatig betalen en gedroegen zich nogal ‘gedisciplineerd’. Hoewel het in eerste instantie om de huur ging, bleek het ook een manier om ongepast gedrag te voorkomen. Dronkenschap, overlast veroorzaken of het dragen van versleten kleding werd door de woningbouwverenigingen verboden en bestraft met uitzetting en beëindiging van de huur.

Verdienmodel van de overheid

In 1853 gaf koning Willem III het Koninklijk Instituut van Ingenieurs opdracht een studie te doen naar de eisen die gesteld konden worden aan de huisvesting van Nederlandse arbeiders. Het rapport stelde dat de slechte staat van de huisvesting niet gezien moest worden als een louter technisch en hygiënisch probleem, maar dat het huisvestingsprobleem verband hield met het moreel welzijn van de bewoners.

Huisvesting is niet louter een technische en hygiënische opgave, maar houdt verband met het moreel welzijn van bewoners.

Over het algemeen was er, beïnvloed door de heersende liberale ideologie, sterke weerstand tegen overheidsingrijpen in het particuliere woningbezit. Voor zover er in de eerste drie kwartalen van de 19e eeuw door burgers iets werd gedaan om de huisvesting van de arbeidersklasse te verbeteren, gebeurde dat via particuliere middelen en vaak in de sfeer van liefdadigheid. Echter, na de studie van het koninklijk instituut werden er daadwerkelijk enkele woningbouwverenigingen gevormd en kregen de activiteiten op het gebied van huisvesting een zodanige omvang dat in bredere kring gesproken werd over ‘volkshuisvesting’. Het rapport toonde aan dat de exploitatie van arbeiderswoningen met een redelijk rendement kon worden gerealiseerd. Het bouwen van deze huizen zou geen liefdadigheid zijn, maar een verdienmodel van de overheid.19

Bronnen:

21 Verham, A.C., gepubliceerd in 2012, laatste wijziging oktober 2019.

[ i ]:

5 Eilandjes in een krottenzee: Bekend citaat van historicus I.J. Brugmans (1896-1992).

2.2 ‘Eilandjes in een krottenzee’

De woningbouwverenigingen van de 19e eeuw bouwden uitsluitend voor gezinnen.

Alleenstaanden, wezen of ouderen kwamen in instellingen terecht. De verenigingen slaagden er niet in om betaalbare woningen te bouwen voor de minder bedeelden. De industriële revolutie nam een vlucht en ook de arbeiderswoningen van fabrikanten.

Er waren veel particuliere verenigingen opgestaan, echter waren de woningen die zij tot stand hadden gebracht volstrekt onvoldoende om de groeiende groep laagbetaaldse arbeiders aan een fatsoenlijk huis te helpen. Het werden de “eilandjes in een krottenzee5” genoemd. Er moest meer gedaan worden, maar men had angst voor een te machtige overheid.

Liberalen vs. Socialisten

Na 1970 begonnen de radicalen of sociaal-liberalen en democraten te beseffen dat de arbeidershuisvesting niet uitsluitend een taak moest zijn vanuit particulier initiatief. In 1872 liet de Amsterdamse Gezondheidscommissie een onderzoek uitvoeren naar de woonomstandigheden van arbeiders. Conclusie: Bijna driekwart van alle arbeiderswoningen was feitelijk onbewoonbaar, wat een groot gevaar betekende voor de volksgezondheid. De druk op de gemeente Amsterdam om hier iets aan te doen werd hoog, toch bleven liberale politici zich hier fel tegen verzetten.

Als compromis werd in 1875 daarom de Amsterdamsche Vereeniging tot het bouwen van Arbeiderswoningen (AVA) opgericht. Ze werden gefinancierd door de gemeente, daarnaast belegden de notablen geld in een waarborgfonds. Ook de plannen en ontwerpen werden aangeleverd door de gemeente. Uiteindelijk bouwde de AVA ongeveer duizend woningen rond 1900. Niet alle projecten waren echter gelukt, omdat de huur toch te hoog bleek voor veel arbeiders. Verlaging van de huur was onbespreekbaar, dat was te socialistisch voor de liberale bestuurders. Zo bleven bijvoorbeeld in de Zeeheldenbuurt woningen leegstaan.21

Revolutiebouw

Tussen 1875 en 1900 verdubbelde de bevolking in de meeste Nederlandse steden, traditionele vakbekwame bouwers konden niet aan de vraag naar woningen voldoen. Waarna vaak onbekwame en onbemiddelde ondernemers een groot deel van de markt overnamen. De banken verruimde vervolgens hun werkterrein en gingen zich bezighouden met het verlenen van krediethypo-

Bronnen:

22 Schade, C., 1981.

23 Het nieuws van den dag, juni 1893.

24 Klerk, de L., 2008.

[ i ]:

6 Congres voor Openbare Gezondheidsregelingen: Een samenwerkingsverband van sociaalliberale politici, ambtenaren, artsen en ingenieurs, waarbij ook leden van ‘t Nut behoorden tot de gezaghebbende commissie.

theken ter financiering van het bouwproces, wat vooral speculanten aantrok. Zo kon voor het eerst een begin worden gemaakt met de bouw van goedkope arbeiderswoningen van zeer matige kwaliteit: de revolutiebouw (ook wel speculatiebouw genoemd). Het enige wat voor het bouwen van woningen nodig was, was een stuk grond en enige kredietwaardigheid, waarbij de grond en de nieuwbouw als onderpand dienden. Zo zorgde voortaan het bankwezen voor financiële middelen voor woningbouw.22

De onbekwame ondernemers ging op eigen initiatief aan de gang met als doel te verdienen aan de woningnood. Het opvoedkundig idee achter fatsoenlijke woningbouw raakte ondergesneeuwd. De kwaliteit van de woningen liet aan de wensen over, de bouw werd gekarakteriseerd als:

“(...) insolide, alles op een koopje, van de slechtste materialen, voor het uiterlijk heel aardig, maar vol verborgen gebreken (...)23”

Uit de periode 1875-1900 zijn diverse voorbeelden bekend van woningen die al tijdens de bouw of vlak daarna instortten. De woningen werden ook bekritiseerd vanwege de saaiheid van de straten: rijen

eenvormige huizen in lange, smalle straten zonder bomen. Landelijk bekend geworden voorbeelden van revolutiebouw zijn de Haagse Schilderswijk, het Oude Westen en het Oude Noorden in Rotterdam en de Amsterdamse Kinkerbuurt en de Pijp.24

Ingestorte woningen aan de Pieter Nieuwlandstraat, 1899. © Kok, A., Stadsarchief Amsterdam.

Bronnen:

25 Canon volkshuisvesting, gepubliceerd in 2015, laatste wijziging in 2016.

26 Canon volkshuisvesting, gepubliceerd in 2013, laatste wijziging in 2023.

2.3 Een sociale voorziening

In de 19e eeuw werd de ‘heropvoeding’ van arbeiders door welgestelde burgers, gepensioneerde legerofficieren of politieagenten op zich genomen. In de 20ste eeuw werd dit geprofessionaliseerd naar toezichthouders aangesteld door de besturen van woningbouwverenigingen, fabrikanten en gemeentelijke overheden. Het waren niet langer door de politie opgeleide ambtenaren, maar mensen uit onderwijs- en ambtelijke kringen die zelf de na te leven huisregels vaststelden.

Rond 1860 begon een vrouw genaamd Octavia Hill in Londen met haar beschavingsmissie voor het sociaal beheer van arbeiderswoningen. Haar werk werd in Nederland bekend door het boek Over arbeiderswoningen dat in 1886 door Helene Mercier werd gepubliceerd. Twee bij de eerste Amsterdamse woningbouwverenigingen betrokken vrouwen, Johanna ter Meulen en Louise Went, trokken rond 1890 naar Londen om hierover te leren.25

In diezelfde periode, in 1895, werden de leden van het Congres voor Openbare Gezondheidsregelingen6 het met elkaar eens over een nieuwe aanpak voor het gezondheids- en woningvraagstuk. In 1896 werd een rapport over ‘het vraagstuk van de volkshuisvesting’ opgeleverd. Uiteindelijk zou dit rapport leiden tot de Woningwet van 1901. Het rapport gaf als eerste een korte beschrijving van hoe de latere Woningwetwoning (na 1901) eruit zou moeten zien. Er werden voorbeeldplannen opgenomen, die

later gretig werden gebruikt door de eerste woningbouwverenigingen.

In 1897 boekte de sociaalliberalen een stevige verkiezingswinst, waarop koningin Wilhelmina in de troonrede van 1898 een reeks sociale wetten aankondigde die de grondslag zouden leggen voor de Nederlandse verzorgingsstaat. Het kabinet-Pierson verwierf daarmee de eretitel: ‘Kabinet van sociale rechtvaardigheid’.

Een stevig hervormingspakket gaf de overheid een eerste greep op de gezondheidszorg, het onderwijs, sociale verzekeringen en de volkshuisvesting. Die laatste term werd bewust geïntroduceerd om te benadrukken dat het wonen een groter vraagstuk was dan een probleem van alleen arbeiders huisvesten. Juist die omvattendheid rechtvaardigde dat de overheid regulerend moest optreden in het algemeen belang.26

Bronnen:

27 Stadsarchief Amsterdam, geraadpleegd in 2025.

[ i ]:

7 Goedgekeurde woningbouwverenigingen: Ook wel toegelaten woningbouwverenigingen of toegelaten instellingen kwamen in aanmerking voor financiering vanuit de Rijksoverheid middels leningen. Als voorwaarde moesten de toegelaten verenigingen voor belangrijke beslissingen toestemming hebben van de gemeente.

8 Rochdale: De naam verwees naar een Engels stadje dat in 1844 de eerste arbeiderscoöperatie stichtte.

In 1901 maakte de nieuwe Woningwet een aanzienlijke uitbreiding van het aantal door woningbouwverenigingen gebouwde sociale huurwoningen mogelijk. Daarom namen Ter Meulen en Went -de “woningbouwvrouwen”- in 1903 het initiatief tot de oprichting van een Vereniging van Woningopzichteressen, de eerste ‘sociaal werk’-beroepsvereniging in Nederland.25

Goedgekeurde verenigingen

Vanaf de Woningwet van 1901 hing er verandering in de lucht. De tijd van liberalistisch denken was voorbij. De wet maakte de volkshuisvesting tot een zaak van het Rijk, maar in de uitvoering was het een taak van gemeenten. De overheid regelde dus uitdrukkelijk niet zelf de volkshuisvesting. Om particuliere initiatieven te stimuleren stelde het Rijk via gemeenten leningen ter beschikking aan goedgekeurde woningbouwverenigingen7. Er zijn op dat moment lokaal al een paar honderd woningbouwverenigingen, stichtingen en coöperaties actief zónder toelating of geld van de rijksoverheid. Ook zij werken nauw samen met de gemeente of bouwden woningen ondanks de langdurige tegenwerking van de gemeente. Op lokaal niveau is nog lang niet iedereen overtuigd van de noodzaak van de Woningwet.26

De leningen vanuit het Rijk waren aantrekkelijk. Een Amsterdamse tramkoetsier en tramconducteur besproken hierop de mogelijkheid om zelf woningen te gaan bouwen in plaats dit over te laten aan de speculatiebouwers. Hun tramdirecteur zegde zijn hulp toe en samen richtte zij de gemeentewerkliedenbond Rochdale op. Volgens de Woningwet kon de Gemeentewerkliedenbond echter niet zelf bouwprojecten starten: het moest een vereniging zijn, die zich uitsluitend mocht bezighouden met de belangen van de volkshuisvesting. Daarop kwamen in 1903 veertig arbeiders bijeen die Rochdale8 als coöperatieve bouwvereniging oprichtte.

De vereniging stelde zichzelf ten doel de volkshuisvesting te verbeteren door middel van het stichten van hygiënisch ingerichte woningen met betaalbare huren. Het lidmaatschap was beperkt tot werklieden in dienst van de overheid of van een spoorweg- of trammaatschappij en elk lid moest geld inleggen om aandeelhouder te worden. In 1906 werd Rochdale, na vertraging veroorzaakt in Den Haag, formeel toegelaten. In 1909 ging de eerste paal de grond in voor een blok van 28 woningen van maar liefst 57.5 vierkante meter groot, ze hadden zelfs geen bedsteden, maar aparte slaapkamers.27

De volkshuisvesting kreeg het karakter van een sociale voorziening.

Stadhouderskade 2; hoofdstedelijke vrouwen adviescommissie praktische woning inrichting © Stadsarchief Amsterdam, ca. 1928.

Van links naar rechts: mevrouw A. van Blitz-Bon, mejuffrouw Ter Meulen, mevrouw E. Tilanus (voorzitster) en de heer A.W. Zimmerman.

Portret van Louise Went (1868-1951), woningopzichteres bij de Bouw Onderneming Jordaan gedurende 40 jaar tot 1935

Portret van Louise Went © Stadsarchief Amsterdam, 1939.

Bronnen:

28 Canon volkshuisvesting, gepubliceerd in 2015, laatste wijziging in 2023.

[ i ]:

8 Amsterdamse Woningraad: Vereniging, opgericht door o.a. woningopzichteres ter Meulen, die advies en voorlichting gaf over de kansen van de nieuwe woningwet.

9 Nationale Woningraad: Een landelijke vereniging van woningcorporaties die er was voor de belangenbehartiging van en dienstverlening aan lokale instellingen, opgericht door Henri Poels.

2.4 Een frisse wind

De Woningwet, in werking getreden in 1902, was er op gericht om nieuw te bouwen woningen te laten voldoen aan een minimaal aantal bouwkundige eisen. Ook werd er gehoopt dat de wet stadsuitleg zou bevorderen. De wet verplichtte gemeenten bouwverordeningen op te stellen –de minimale eisen– en verbood het bouwen zonder bouwvergunning. Vanweg de Eerste wereldoorlog vaardigde de overheid in 1918 ook nog een woningnoodwet uit.

In hetzelfde jaar als de woningwet werd de Amsterdamse Woningraad8 opgericht. In 1913 volgde de Nationale Woningraad9 opgericht, vandaag de dag bekend als Aedes.

Gemeentelijke woningbedrijven

In 1914 wordt Wibaut de eerste SDAPwethouder van Amsterdam. Hij vind:

De gemeente is verantwoordelijk voor de huisvesting van arbeiders.

En dat de nieuwe woningbouwverenigingen niet genoeg massa hebben om een echt verschil te maken. Als wethouder stroopt Wibaut zijn mouwen op en richt in 1915 de Gemeentelijke Woningdienst op die al snel in vooral Amsterdam-Noord grote aantallen woningen op goedkope grond bouwde.

Middels de nieuwe wet verstrekte het Rijk leningen ter financiering van de bouw van woningwetwoningen. Niet alleen in Amsterdam waait kort na de Eerste Wereldoorlog een socialistische wind. Ook in steden als

Groningen, Rotterdam, Haarlem, Utrecht, Hilversum en Den Haag gaat de gemeente woningwetwoningen bouwen. Van de 25.000 woningen die in 1920 in Nederland zijn gebouwd, waren er ruim 13.000 van

Wethouder Florentinus Marinus Wibaut (1859-1936) in 1931. © Vereenigde Fotobureaux N.V., Stadsarchief Amsterdam.

Bronnen:

29 Archined, 2025.

corporaties en zo’n 8.000 van gemeenten.

In de beginjaren van de woningwet zijn vooral confessionelen tegen deze rol van de gemeente. Zij vinden dat de woningwet vooral is bedoeld voor particuliere verenigingen en commerciële ontwikkelaars. De sociaaldemocraten zijn het daar niet mee eens en vinden dat, mochten de particulieren en ontwikkelaars in gebreken blijven om de woonomstandigheden van arbeiders te verbeteren, de gemeenten zelf woningwetwoningen moeten kunnen bouwen.28

Minister van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid ir. H.B.J. Witte bezoekt de 50.000ste nieuw gebouwde woningwetwoning in Geuzenveld, 16 maart 1957. © Stadsarchief Amsterdam

Daarnaast kregen de gemeenten de mogelijkheid om woningen onbewoonbaar te verklaren, deze te ontruimen en af te breken én woningeigenaren dwingen tot opknappen van het pand.29

‘Verheffing des volks’

Begin 20e eeuw investeerden woningcorporaties in alles wat we nu ‘maatschappelijk vastgoed’ noemen. Ze richtte o.a. gemeenschapshuizen, bibliotheken, scholen en badhuizen op en steunden o.a. buurtcomités en sportclubs. Alles voor de ‘verheffing des volks’.

Door de oorlog werd de huizenproductie tot een minimum beperkt. Dit resulteerde in financieringsmogelijkheden en exploitatiebijdragen van de overheid voor woningcorporaties en gemeenten, zolang ze maar bleven bouwen.

Aandacht voor architectuur

Aandacht voor de architectuur van arbeiderswoningen is een nieuw fenomeen in de 20ste eeuw. Dankzij overheidssubsidies en voorschotten is er voor het eerst financiering beschikbaar voor grotere aantallen woningwetwoningen tegelijk. Bovendien zijn socialisten voor het eerst aan de macht in de gemeenteraad. Het op een goede manier huisvesten van de arbeidersklasse staat voor hen voorop:

Ook zij moeten trots kunnen zijn op hun huis en hun buurt!

“ Steden-bouwkundigen van de geheele wereld komen de producten van onze jongere architecten beschouwen. De trek van belangstellenden is naar de nieuwe arbeiderswijken, kwartieren welke een half jaar geleden gemeden werden door allen, die daar niet thuis behoorden.
- Arie Kepplet, directeur van de Woningdienst Amsterdam in 1921

Bronnen:

30 Canon volkshuisvesting, gepubliceerd in 2016, laatste wijziging in 2023.

Mooie arbeiderswoningen zijn een lange neus naar de lelijke en slechte revolutiebouw van particuliere bouwers, uit de tijd dat de liberalen of confessionelen aan de macht waren in de gemeentepolitiek. Arie Keppler, directeur van de Gemeentelijke Woningdienst Amsterdam was o.a. bezig met woningbouw in Amsterdam-Zuid. Net opgeleverd het complex De Dageraad van architecten Piet Kramer en Michel de Klerk, gebouwd in de architectuurstijl van de Amsterdamse School. Het staat beschreven in het boek, Arbeiderswoningen in Nederland, samen met nog vijftig andere voorbeelden van woningwetbouw tussen 1912 en 1921.

De rijksoverheid stimuleerde woningbouwcorporaties tot bouwen, omdat er voor particuliere bouwers weinig meer te verdienen valt. Door het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog kost het drie keer zo veel om een woning te bouwen. Met het voorbeeldboek willen de architecten Berlage, Kromhout en Wils zo veel mogelijk woningbouwverenigingen en gemeenten stimuleren een architect in te schakelen voor volkswoningbouw. Tot Kepplers genoegen lijken particuliere bouwers de architectuur en bouworganisatie van de woningwetbouw als voorbeeld te nemen.30

2.4 Een frisse wind

De bouwproductie van particulieren keldert van 23.000 woningen in 1912 tot 2.500 woningen in 1918. De sociale woningbouw van corporaties stijgt van 2.500 voor de oorlog tot 25.000 woningen in 1921.

Verandering in toon

In de 19e eeuw werd er m.b.t. huisvesting beschreven hoe men zich diende te gedragen. In de 20ste eeuw werd dit omgedraaid en werd er omschreven hoe men zich vooral niet diende te gedragen: Geen zichtbaar opgehangen wasgoed, geen dieren, geen dronkenschap en geen openbare ontucht. Vanaf 1920 verdwenen deze regels plotseling. Het wordt niet meer nodig geacht om het woongedrag expliciet vast te leggen. Opvallend is ook de verandering van toon in: De huurder wordt steeds meer een gelijkwaardige partner van de verhuurder, met rechten en plichten, net als de verhuurder. De formuleringen werden hierop ook steeds milder. In de moderne overeenkomsten moest men ‘slechts’ een ‘goede huurder’ zijn en werd het houden van huisdieren op een beschaafde manier toegestaan.19

Bronnen:

Canon volkshuisvesting, gepubliceerd in 2015, laatste wijziging in 2016.

Na de Tweede Wereldoorlog

Vanaf 1945 is de woningnood (opnieuw) volksvijand nummer 1. De woningbouw ligt tussen 1945 en 1948 nagenoeg stil. De overheid ziet nadrukkelijk een grote rol voor zichzelf in het oplossen van de woningnood. Het gezin is daarbij de hoeksteen van het beleid:

‘Gezinsherstel brengt volksherstel’

Eenpersoonshuishoudens komen in de beleidsnota’s niet voor. In de woningbouw draait het om het eerlijk verdelen van schaarste. De regering maakt een centraal geleide planning en verdeelt te bouwen woningen én bouwvakkers over Nederland. Het beleidspakket is: huurbevriezing (tot 1939, later: huurprijsbeheersing), woningdistributie, aanbodsubsidies en toenemende rijksleningen. De rijksoverheid leunt in de strijd tegen de woningnood sterk op de gemeentelijke woningbedrijven en de vele toegelaten woningbouwverenigingen, die een soort verlengstuk van de rijksoverheid worden.

Stichting Goed Wonen

Na de Tweede Wereldoorlog verschuift de aandacht van het juiste gebruik naar de functionele en effectieve inrichting van de woning. In 1946 wordt de Stichting Goed Wonen opgericht, een initiatief van een

groep ontwerpers, fabrikanten, winkeliers en consumenten. Hun doel: ‘het wonen in Nederland op een hoger peil te brengen door verbetering van de woninginrichting in de ruimste zin van het woord.’ Via voorlichtingscampagnes en een tijdschrift (vanaf 1948) ijveren ze voor licht, lucht en ruimte in de woningen.31

Staatssecretaris Scholten opent het voorlichtingscentrum Goed Wonen aan de Leidsestraat, 1963. © ANEFO, Stadsarchief Amsterdam.

Schipperen tussen kwaliteit en kwantiteit

In de jaren vijftig en zestig bouwen gemeenten en woningbouwverenigingen, met geld van het Rijk, woningwetwoningen die gebonden zijn aan strenge normen tot op het niveau van de keukenkastjes. Een nieuw huis is gemiddeld 55 vierkante meter en in vrijwel alle gemeenten hetzelfde. De

Bronnen:

32 Canon volkshuisvesting, gepubliceerd in 2016, laatste wijziging in 2023.

woningbouw is in die jaren een voortdurend schipperen tussen kwaliteit en kwantiteit, waarbij de kwantiteit het noodgedwongen toch meestal wint.

In november 1962 opent koningin Juliana samen met minister van Volkshuisvesting Jan van Aartsen de 1 miljoenste naoorlogse woning in Zwolle. In 1971 opent minister Bé Udink in Apeldoorn de 2 miljoenste woning. Er wordt flink gebouwd, maar de behoefte aan woningen blijft ook groeien. Later ontstaat er, met de groeiende welvaart, meer en meer behoefte aan grotere woningen met meer comfort. Tot ver in de jaren tachtig verdelen gemeenten hun schaarse woningen met een distibutiesysteem. Dat geldt vooral voor de goedkopere sociale huurwoningen in (groei)steden en dorpen.

Een groep wethouders, corporatiedirecteuren, wetenschappers, architecten en bewoners zijn ontevreden over de kwaliteit van de sociale woningbouw in met name de stadsvernieuwing, ze noemen het:

Een

grote grijze gehaktbal, waar niemand zich meer persoonlijk verantwoordelijk voor kwaliteit voelt.

Samen stichten zij Werkgroep 5x5. De werkgroep gaat aan de slag om opnieuw de grondslagen van kwaliteit in volkshuisvesting en stadsontwikkeling te vinden die is zoekgeraakt in de naoorlogse wederopbouwperiode. Het begint het ermee dat woningcorporaties en andere opdrachtgevers een visie op de samenleving moeten ontwikkelen voordat zij aan het bouwen slaan. In 1989 gaan ze over in de Stichting Q, Kwaliteit in de Volkshuisvesting. Die stichting probeert met workshops en excursies gemeentebesturen te overtuigen van het belang van kwaliteit in stedenbouw en architectuur voor de samenleving. Uiteindelijk sluiten 21 middelgrote gemeenten zich aan bij de stichting.32

In de jaren zestig nam tevens de bestuurlijke belangstelling voor de activiteiten van Goed Wonen toe en werd concreet toen het ministerie van Volkshuisvesting de stichting subsidie verleende voor haar activiteiten, met name het werk met modelwoningen. De jaren zestig maakte alles en ‘iedereen’ gelijk. Er moest opnieuw worden geleerd dat sommigen eigenlijk gelijker waren dan eerder werd aangenomen.

Bronnen:

33 Canon volkshuisvesting, gepubliceerd in 2015, laatste wijziging in 2016.

[ i ]:

2.5 Het begint te kraken

Waar leegstand en woningnood elkaar kruisten is er eigenlijk altijd gekraakt, alleen heette het niet zo. In de grote steden waren het na de Tweede Wereldoorlog vooral pas getrouwde stellen die ‘clandestien’ woningen bezetten. Soms mochten ze blijven, meestal werden ze gedwongen te vertrekken. Het duurde tot eind jaren zestig, begin jaren zeventig voordat het woord ‘kraken’ algemene bekendheid kreeg.

Kraken werd de meest radicale actievorm waarmee vanuit de protestgeneratie van de jaren zestig het terrein van het wonen werd belaagd. Kraken was tevens een politieke aanklacht tegen het feit dat er woningen leegstonden terwijl er woningnood heerste en dat er grof gespeculeerd werd met panden terwijl jongeren geen fatsoenlijke woning konden krijgen. Meer en meer werd kraken een vorm van leven, een subcultuur, een autonome vrijruimte waar jongvolwassenen afgesloten van de boze buitenwereld hun eigen wereld creëerden.

Eind jaren 70 streek de kraakbeweging neer in een aantal grote complexen. In Amsterdam leidde dat in 1980 tot een enorme confrontatie rond de ontruiming van Vondelstraat 72, waarbij de krakers de eerste slag wonnen en de politie uiteindelijk op 3 maart met 1.200 man ME, vier scherpschutters en mitrailleurs, pantserwagens, waterkanonnen en ongekend geweld het pleit in haar voordeel wist te beslechten. De woede die daardoor werd aangewakkerd, vormde de voedingsbodem van de beruchte

‘Geen woning, geen kroning’-rellen op 30 april 1980.

“Geen woning, geen kroning” geschreven op een schutting in de Haarlemmer Houttuinen. © Suyk, K., ANEFO, Nationaal Archief.

Het was een uitbarsting, maar ook een keerpunt. De jaren tachtig kenden nog wel confrontaties (de Nijmeegse Pierson-rellen uit 1981 bijvoorbeeld), maar het vuur begon langzaam te doven. De meeste gemeentebesturen kozen een strategie om de gekraakte panden langzaam maar zeker te legaliseren.33

Bronnen:

34 Canon volkshuisvesting, gepubliceerd in 2015, laatste wijziging in 2023.

[ i ]:

10 Prestatieafspraken: Gemeenten, woningcorporaties en hun huurdersorganisaties moeten op gelijkwaardige basis afspraken maken over de volkshuisvestelijke opgave in hun gebied. Deze afspraken leggen zij vast in zogenoemde prestatieafspraken vastgelegd in de Woningwet.

Meubilair op straat na ontruiming van een gekraakt pand, 1982. © Alberts, M., Stadsarchief Amsterdam.

Van lid naar consument

Naast het fenomeen ‘kraken’ zien we in de jaren 70 ook een verschuiving waarbij woningbouwverenigingen niet langer meer over hun ‘leden’ spreken, maar over ‘woonconsumenten’. Dit laatste begrip kwam uit een artikel in het tijdschrift Nationale Woningraad. De bevinding over de verschuiving was echter niet nieuw, al in de jaren 50 klonken bezorgde geluiden over de opstelling van verenigingsleden. Een corporatiebestuurder uit Den Haag noemde hier drie mogelijke oorzaken voor:

1. De gestage toename van de welvaart, ook op het gebied van het wonen, waardoor de urgentie tot betrokkenheid afnam;

2. De steeds grotere invloed van de overheid, die in veel gevallen de woningen toewees, waardoor het corporatielidmaatschap vaak geen voordeel opleverde, en;

3. De schaalvergroting en professionalisering bij de woningcorporaties, die de afstand tot de huurder vergrootte.

De politiek nam uiteindelijk afscheid van het idee van woningbouwverenigingen met leden en kwam op voor de belangen van ‘woonconsumenten’. De corporaties namen langzaam maar zeker afscheid van de verenigingsvorm –een proces dat na de verzelfstandiging in 1995 in een stroomversnelling kwam– en gingen hun huurders consequent als klanten aanduiden. Deze lijn is tot de dag van vandaag zichtbaar binnen onze Woningwet.

Wel mochten huurdersorganisaties meespreken met gemeenten en corporaties over de lokale ‘prestatieafspraken’10 en hebben inspraak bij fusies. Ook mogen zij huurdersraadplegingen houden, waarbij de inspraak van huurders via een aparte organisatie loopt. Met de huurder die via een ledenraad inspraak heeft en echt mee kan beslissen, wordt nauwelijks rekening gehouden.34

De mogelijkheid tot inspraak om beslissingen te nemen, binnen de corporaties door huurders zelf is [vanaf hier] verloren gegaan.

Bronnen:

35 Canon volkshuisvesting, gepubliceerd in 2015, laatste wijziging in 2023.

[ i ]:

11 De drie landelijke bewoners- en huurdersorganisaties: LOBH; Landelijke Organisatie Belangengroepen Huisvesting, NVH; Nederlands Verbond van Huurders, en LOS; Landelijk Ombudsteam Stadsvernieuwing.

‘Heerma zo niet’

De rellen waren nog maar net achter de rug als eind jaren 80 huurdersorganisaties opstaan en protesteren tegen de plannen van staatssecretaris Heerma om de volkshuisvesting verder te liberaliseren. Tot ver in de jaren tachtig blijft betaalbare huur in de stadsvernieuwing onomstreden. Dat verandert als de overheid aan een terugtrekkende beweging begint en de discussie over de verzelfstandiging van de corporaties in de jaren negentig tot nieuwe financiële verhoudingen leidt. Opgeteld bij de groeiende populariteit van de stad als woonplaats komt er dan volop ruimte voor duurdere huur- en koopwoningen.

In 1989 vindt op het Rotterdamse Schouwburgplein de slotmanifestatie plaats van de actie ‘Heerma zo niet’. Deze actie werd georganiseerd door de drie landelijke bewoners- en huurdersoganisaties11. Het is van belang dat de drie goed kunnen samenwerken i.v.m. de beoogde fusie in de Nederlandse Woonbond, Heerma dreigt namelijk de subsidiekraan dicht te draaien als de organisaties niet samengaan. In 1990 wordt de Nederlandse Woonbond dan ook geboren, waardoor toch steeds meer woningcorporaties het belang van overleg met hun huurders weer inzien. Binnen de particuliere verhuurde woningen is voor huurders de weg naar de onder-

handeltafel van hun verhuurders een stuk moeilijker te vinden. Er komt een Overlegwet die huurders een structurele plek geeft in het overleg met de verhuurders. Bewoners die hun huis moeten verlaten vanwege sloop of renovatie, krijgen een wettelijk recht op een verhuiskostenvergoeding. Verder weet de Woonbond bezuinigingen op de huurtoeslag te verzachten.35

Operatie-Heerma

In 1958 werd een staatscommissie ‘versterking van de zelfstandigheid van de woningbouwcorporaties’ ingesteld; een commissie die pleitte voor meer vrijheid voor corporaties. In de jaren 80 werd hier door de kabinetten-Lubbers pas echt gehoor aan gegeven. Zij wilden de verzorgingsstaat hervormen: meer vrijheid geven aan markt en maatschappij door decentralisatie van beleid en privatisering van overheidstaken. Tegelijkertijd probeerde ze de bergotingstekorten en staatsschuld terug te dringen door het streven onderdeel uit te maken van de Europese Monetaire Unie. De volkshuisvesting, met een jaarlijkse begroting van meer dan 10 miljard gulden, trok in dat kader de aandacht. Een portefeauille sinds 1986 beheerd door Heerma; dit betekende bezuinigen! In de nota Volkshuisvesting in de jaren negentig schetste Heerma in 1989 de contouren van de nieuwe bestuurlijke verhoudingen die hij voor ogen had.

Bronnen:

36 Canon volkshuisvesting, gepubliceerd in 2015, laatste wijziging 2024.

37 Canon volkshuisvesting, gepubliceerd in 2015, laatste wijziging in 2022.

[ i ]:

12 Parlementaire enquête woningcorporaties: In april 2013 besloot de Tweede Kamer een parlementaire enquête in te stellen naar de opzet en het functioneren van woningcorporaties. Aanleiding hiervoor waren de vele misstanden bij woningcorporaties, zoals de financiële problemen bij Vestia. Omdat de negatieve gevolgen hiervan vooral bij huurders terechtkomen, moet het onderzoek bijdragen aan een beter woningcorporatiestelsel.

13 Belggersmisstappen: Inmiddels bekend als de ABP-beleggersaffaire.

Ondertussen waren corporaties behoorlijk rijk geworden door de stijging van hun huizenbezit en de door hun afgesloten particuliere leningen met lage rente. Het Rijk zag niet langer in waarom zij de corporaties nog moesten steunen middels leningen en subsidies, met in 1995 de verzelfstandiging van corporaties tot gevolg. Woningcorporaties moesten voortaan hun eigen broek ophouden. De overheid zette zichzelf op afstand.

Opheffing Ministerie van Volkshuisvesting

In het kader van de verzelfstandiging werd in 2013, na een geschiedenis van meer dan een eeuw, het ministerie van Volkshuisvesting opgeheven. Door de operatie stelde corporaties zich ondernemender op en begonnen te investeren in de leefbaarheid van wijken. Later kwamen aan aantal negatieve kanten aan het licht, waarbij corporatie beleggingen aangingen t.b.v. zelfverrijking, met de parlementaire enquête woningcorporaties12 tot gevolg.36

De Woningwet uit 2015 van minister Stef Blok (VVD) richtte zich op het weer bij de les brengen van de corporaties. De vrijheid van corporaties wordt ingeperkt, Blok vloot ze...

...‘Terug naar de kerntaak’.

2.5 Het begint te kraken

De teloorgang van volkshuisvesting

Na de beleggingsmisstappen13 van de corporaties kregen ze steeds meer tegenwind in de zeilen. In 2008 werden de vermogens van woningcorporaties afgeroomd d oor de ‘Vogelaarheffing’ (ten gunste van achterstandswijken) en de ‘Bosbelasting’ (de invoering van de vennootschapsbelasting voor corporaties). Vervolgens moesten ze vanaf 2013 ook nog eens ‘verhuurdersheffing’ gaan betalen aan de Rijksoverheid. Europa drong ondertussen aan op een scheiding van sociale en commerciële activiteiten, in jargon: een scheiding van ‘diensten van algemeen economisch belang’ (DAEB) en niet-DAEB.37

De Woningwet bracht veel van deze maatregelen samen. Ook werden de corporaties verplicht om passend te gaan toewijzen, zij moesten zich gaan buigen over de laagste inkomensgroepen. Verder moesten buitenlandse beleggers een deel van de corporatietaken overnemen, de markt was nu aan zet. Al snel kwam aan het potje van de corporaties een einde, om nog te kunnen voorzien in nieuwe, en onderhoud van, sociale huisvesting moesten ze de huren verder opschroeven en een deel van hun voorraad verkopen. Met als gevolg dat tussen 2013 en 2021 het aantal sociale huurwoningen van woningcorporaties met bijna 100.000 woningen af nam!

Liberaal gedachtegoed

1850

Industriële revolutie

Nederland

1918

Woningnoodwet

1920

“Arbeiderspaleizen”

nederlandse geschiedenis & beleid

1850-heden

1852

Eerste woningbouwvereniging: Vereeniging ten behoeve der Arbeidersklasse te Amsterdam (VAK)

Socialisme rukt op

1914

Wibaut richt als wethouder van Amsterdam de gemeentelijke Woningdienst op

Standaardisatie woningbouw

1960

Wederopbouw middels gesubsidieerde “modelwoningen”

1853

Rapport

- Woningwet 1901 - Sociale woningen door de staat gereguleerd en gesubsidieerd

Stadsvernieuwing & onroerendezaakbelasting

1970

Ruimte voor experiment, kwaliteit & participatie

2024

- Wet versterking regie volkshuisvesting & Wet betaalbare huur

- Modernisering woningwaarderingsstelsel

1995

- Verzelfstandiging woningbouwverenigingen - max. 30% sociaal bij nieuwbouw

1979

Intrede Woningwaarderingsstelsel voor huurwoningen

2013

Invoering

Verhuurderheffing voor woningcorporaties (Afgeschaft in 2023)

2000

Nieuwe woningnood door veranderde demografie, woonwensen en verouderde en gesloopte woningen

“Diversiteitsbeleid”

1990

Sloop van sociaal voor de bouw van duurdere woningen

Het begin vanwoningspeculatie

1980

Woningen worden gesloopt, er is veel leegstand: kraakbeweging

Woonprotesten

2013

Kredietcrisis; de huizenmarkt stort in, vraag naar sociale woningen nog groter

2008

Hoge stijging huur- en koopprijzen, vennootschapsbelasting voor woningcorporaties

1988

Nota volkshuisvesting jaren 90 door staatssecretaris Heerma

Propaganda woningbezit

1986

Kabinet-Lubbers 2-3: geen subsidie meer voor sociale huur

Socioloog Henri Lefebvre tijdens een interview in 1997.
© Blogspot For human liberation, 2025.

3StiGma op Sociale woninGbouw

3.1 Politieke invloed

De volkshuisvesting is altijd al aan de politiek onderhevig geweest. In 1920 begon een kanteling plaats te vinden van neoliberaal naar socialistisch en sociaal democratisch gedachtengoed. In 1950 waren er al plannen ter versterking van de zelfstandigheid van de woningbouwcorporaties. In de jaren 80 werd hier door Heerma (kabinetten-Lubbers) gehoor aan gegeven, middels de Nota Volkshuisvesting jaren 90. Hierop volgde de nieuwe Woningwet 2015 van minister Blok (VVD).

Foto van de Nota Volkshuisvesting in de jaren 90

In de jaren zestig kwam de bouwproductie door de woningbouwfabrieken goed op gang. Waarna rond 1990 de woningnood iets van vroeger begon te worden en wonen als politiek thema van de agenda verdween. Als gevolg werd het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu

opgedoekt en vervangen door een bescheiden departement Woningmarkt bij het ministerie van Binnenlandse Zaken. De politiek trok zich terug van het wonen, voortaan kon de markt voorzien in de woningbehoefte. Anno 2025 bleek dit duidelijk wensdenken.

Door de politiek werd het eigen woningbezit gepropagandeerd. En om de vrije huurmarkt meer ruimte te geven moest de sociale huursector worden beknot.

In de jaren 90 werd de vrije huurmarkt uitgevonden. Tot die tijd golden er voor alle huurwoningen een maximaal toegestane huurprijs, die samenhing met de kwaliteit van de woning. Dat werd vrijgelaten bij woningen met een huurprijs van ongeveer 964 gulden (437 euro).

Er kwam een lage inkomensgrens waarmee de sociale huursector voor bescheiden

Bronnen:

38 Eerste Kamer, 2022.

39 BNNVARA, 2020.

40 Verenigingen van Toezichthouders in Woningcorporaties (VTW), 2014.

middeninkomens op slot werd gegooid. Diezelfde middeninkomens waarvan politici al zo lang riepen dat ze tussen wal en schip vielen. Toch moesten er meer koopwoningen en dure huurwoningen in de vrije sector komen.

Naast de vogelaarsheffing en de venootschapsbelasting, moesten corporaties vanaf 2013 ook verhuurdersheffing gaan betalen, kosten die uiteindelijk bij de huurder terecht kwamen, geld dat direct naar de schatkist ging, en niet werd gestoken in het opknappen van woningen of in hoognodige nieuwbouw.

De verhuurdersheffing kostte de corporaties 1,7 miljard per jaar, in 2023 werd deze weer afgeschaft.38

Vanaf 2013 tot en met 2018 nam de voorraad sociale huurwoningen met 100.000 woningen af. Terwijl de vraag naar betaalbare huur steeg. Dat leverde enorme wachttijden voor een sociale huurwoning op. De politiek leek hier onverschillig voor: Ook het departement Wonen binnen Binnenlandse Zaken sneuvelde. Blok, voormalig minister van Wonen, verkondigde aan het eind van zijn ministerschap vol trots dat hij als eerste VVD-er een heel departement had weten op te doeken.39

Van corporatie naar zorginstelling

Ondanks turbulente jaren van volkshuisvesting is er geen een ander land dat zo veel sociale huisvesting heeft gerealiseerd als Nederland. In Nederland is bijna een op de drie woningen een sociale huurwoning. Oostenrijk is een goede tweede met bijna een kwart aan sociale huurwoningen.40

Volkshuisvesting in Nederland was (en is nog steeds) gericht op het voorzien van mensen met een lager inkomen aan fatsoenlijke huisvesting. In de eerste helft van de 20e eeuw wilden woningbouwverenigingen oorspronkelijk bouwen voor verschillende categorieën arbeiders. In de praktijk bleek dit niet mogelijk en werden de huizen bewoond door de meer welvarende arbeiders. De woningbouwverenigingen van de gemeente zorgden meestal voor de armste mensen in de samenleving, zoals ouderen, wezen en werklozen. Inmiddels worden ook zij opgevangen door de corporaties.

Corporaties lijken anno 2025 steeds meer op een zorginstelling voor aandachtsgroepen, a.k.a. mensen met een rugzakje.

3.2 Ingeprent stigma

In de Woningwet van 1901 werd de term ‘volkshuisvesting’ uitdrukkelijk gekozen in plaats van ‘arbeidershuisvesting’, zoals gebruikelijk is in andere landen. Volkshuisvesting werd bewust geïntroduceerd om te benadrukken dat huisvesting een groter probleem was dan alleen huisvesting van de arbeidersklasse.

Wanneer de termen ‘sociale woningbouw’ en ‘sociale huur’ voor het eerst werden geïntroduceerd in plaats van ‘volkshuisvesting’ is niet duidelijk in de literatuur, maar lijkt een link te hebben met de opvoeding van arbeiders naar ‘sociale’ welbeschaafde burgers.

De term ‘sociaal’ is mogelijk in diskrediet geraakt toen er eind 19e en begin 20e eeuw steeds meer maatschappelijke problemen ontstonden. Het ging erom dat veel arbeiders meer dan zestien uur per dag moesten werken onder slechte omstandigheden in gevaarlijke fabrieken. Kinderen konden niet naar school en moesten tevens in de fabriek werken. Arbeiders en hun kinderen woonden vaak in slechte, vuile en brandgevaarlijke huizen. Veel klassieke liberalen uit die tijd wilden niet dat de overheid zich te veel met deze situatie bemoeide. Zij vonden dat het niet de taak van de overheid was om fabriekseigenaren voor te schrijven hoe ze hun werknemers moesten behandelen.

Het ideaal van sociale huisvesting In een ideale wereld is sociale huis-vesting..

..een prachtig voorbeeld van collectieve en flexibele huisvesting:

Met lage huurprijzen omdat je niet investeert in onroerend goed, zoals bij koopwoningen. De woningcorporatie gebruikt deze inkomsten voor diensten, onderhoud en de bouw van nieuwe woningen. Woningen die de verheffing van de arbeidersklasse moest betekenen. Helaas vind je in de praktijk maar weinig terug van dit ideaal. Het probleem is bekend. Sociale huisvesting is door politici om zeep geholpen, eerst door de privatisering van corporaties en later door de verhuurdersheffing. Daarnaast gingen veel huurwoningen in de verkoop. Koopwoningen en particuliere woningen moesten de voorkeur krijgen. Met als gevolg een enorm woningtekort.

De schandvlek genaamd sociale huur Er rust een groot stigma op sociale huurwoningen. Sociale huurwoningen zijn iets geworden voor de minder bedeelden, voor de ‘onderkant’ de samenleving, de schandvlek binnen de woningbouw. Het lijkt erop

Bronnen:

41 De Correspondent, 2020.

42 Julia Maria Keers, 2023. dat iedereen dit neoliberale cliché heeft omarmd, zelfs linkse partijen.

Corporaties ook zelf boosdoener

Woningcorporaties noemen sociale huurders vaak mensen met weinig geld en weinig perspectief en wekken de indruk dat het lastige mensen zijn. Opvallend is dat veel corporatiedirecteuren zelf of hun personeel niet in een sociale huurwoning wonen en dit ook nooit hebben gedaan. Zij zijn vaak van mening dat er automatisch problemen ontstaan als er veel sociale huurwoningen bij elkaar staan. De oplossing die woningcorporaties en gemeenten dan aandragen is om ‘socialebuurten’ met andere huurders en koopwoningen te mengen. Om dit te bereiken verkopen corporaties huizen en laten ze hele sociale blokken slopen, zodat er duurdere woningen (vaak appartementen) voor in de plaats kunnen komen; bekend als gentrificatie.41

Het is waarschijnlijk niet de bedoeling van woningcorporaties om hun huurders in het nauw te drijven met negatieve vooroordelen. Ook de woningcorporaties zelf zaten een lange tijd klem door de verhuurdersheffing, gelukkig werd deze in 2023 weer afgeschaft, waardoor er weer ruimte in de portefeuille ontstond. Tot 2015 konden ze nog geld verdienen door naast sociale huurwo-

ningen ook duurdere woningen te verhuren, maar sinds de wijziging van de Woningwet mag dat niet meer. Het kan zijn dat woningcorporaties zo’n negatief beeld schetsen van sociale huurwoningen omdat ze willen dat er iets verandert. Door de nadruk te leggen op de achteruitgang van wijken, hopen ze wellicht geld van de overheid te krijgen om te investeren in “hun” wijken. Helaas heeft deze strategie veel negatieve connotaties, terwijl de oplossing juist ligt in het weer gaan waarderen van sociale huurwoningen.

Gentrificatie van Amsterdam

In 2015 gaf toenmalig burgermeester van Amsterdam Eberhard van der Laan voor het eerst, vanuit de politieke hoek, aan dat de gentrificatie een groot probleem werd in Amsterdam. De beleidsmakers in Amsterdam volgden nog steeds het narratief dat de gentrificatie van hun stad een goede ontwikkeling was, want dat betekende meer rijke mensen en die zouden ervoor zorgen dat de welvaart in Amsterdam in zijn geheel zou toenemen.

Inmiddels wordt gentrificatie juist steeds meer geassocieerd met hoge huizenprijzen, met verdringing en uitsluiting, met het verdwijnen van dagelijkse voorzieningen en de oude buurtkroeg uit het straatbeeld, hier komen “hippe” tentjes en winkels voor terug.42

“ Het idee is gecreëerd dat je als huurder geen volwaardige burger bent.
- Cody Hochstenbach, stadsgeograaf en onderzoeker

Vooroordelen

Sociale woningbouw gaat gebukt onder negatieve associaties en vooroordelen. Je hoort bijvoorbeeld vaak dat sociale huurder niet trots zouden zijn op hun woning en buurt. In de praktijk en literatuur lijkt hier echter helemaal geen bewijs van te zijn. Ook mijn eigen ervaringen stroken niet met dit vooroordeel, in de “arbeidersbuurten” lijkt vaker een ongedwongen sfeer te hangen, waarbij de buurt een geheel vormt. En natuurlijk is niet alles rozengeur en maneschijn. In buurten met duurdere woningen lijkt alles veel meer te draaien om ‘status’ en het individu. Maar dit is weer mijn eigen perceptie, met vooroordelen over dit soort buurten.

‘Sociale huur is voor arme mensen’.

Dit vooroordeel lijkt helaas steeds meer tot de realiteit te behoren sinds corporaties terug naar hun kerntaak zijn gevloten en zich voornamelijk moeten bezighouden met het huisvesten van zogenoemde ‘aandachtsgroepen’. Hoe je dit weer kunt oplossen?:

Stel sociale woningbouw open voor een grotere doelgroep met verschillende inkomens.

3.2 Ingeprent stigma

Zo wordt sociale woningbouw weer onderdeel van de huisvesting, waar een ieder (met misschien alleen een uitzondering voor de aller rijkste) met plezier kan wonen.

‘Sociale huurders zijn niet trots op hun woning en buurt’.

Zoals ik al noemde lijkt er geen daadwerkelijk bewijs te zijn voor dit vooroordeel. Ik heb hier zelf bijvoorbeeld een hele ander perceptie van. Wel is het zo dat door de liberalisatie huurders eigenlijk geen zeggenschap meer hebben over hun woning en buurt, of in ieder geval in hele beperkte maten. Ook bij vernieuwingsplannen door bijvoorbeeld gemeenten werden sociale huurders minder benaderd om mee te denken over hun buurt. Inmiddels is participatie bij plannen niet meer weg te denken. Het gevoel van trots hangt samen met een stukje eigen verantwoording kunnen nemen, mogelijke oplossing voor dit vooroordeel?: Geef bewoners zeggenschap over hun buurt en de mogelijk om zelf dingen te kunnen oppakken.

Terug van woonconsumenten naar leden!

“ Als je ziet hoeveel er op dit moment op ons bordje ligt, is die taak wel zwaar. Dat zou eigenlijk anders moeten.”

Veel meldingen die bij de corporaties binnenkomen gaan over zaken die eigenlijk niet binnen het takenpakket van de woningcorporatie vallen. Die zijn de verantwoordelijkheid van bijvoorbeeld de politie of een zorginstelling.

- Edwin Sieben, woonconsulent bij woningcorporatie Staedion in Den Haag

Actievoerders tegen de sloop van sociale huurwoningen in de Kinkerbuurt, 2024. © Odijk, C., Het Parool.

3.3 Ruimtelijke ongelijkheid

Sociale woningbouw delft vaak het onderspit wanneer het gaat over ruimtelijke kwaliteit binnen nieuwbouwplannen. Ook ontstaat er bij nieuwe plannen frictie tussen sociale woningbouw en omwonenden. Zij hebben vaak liever geen sociale woningbouw in hun buurt, soms leidt dit zelfs tot protesten tegen de plannen voor sociale woningbouw. Terwijl als de sociale woningbouw er dan toch is gekomen, er helemaal geen problemen blijken te zijn. Het is het stigma dat al problemen creëert voordat die er überhaupt zijn.

Ondanks dat het stigma blijft bestaan, zien we de laatste jaren van woningnood ook precies het tegenovergestelde gebeuren: Protesten tegen de sloop van sociale woningbouw. En er zijn nog meer positieve ontwikkelingen. Zoals dat er tegenwoordig veel meer aandacht uitgaat naar de ar-

chitectuur van ook de sociale woningen. Waarbij er binnen een woonblok vaak geen esthetisch verschil meer zit tussen sociaal, midden- en duursegment. Toch is dit enkel uiterlijk vertoning, architectuur kan (vaak) ruimtelijke ongelijkheid niet oplossen; dit is een taak van stedenbouw!

Bronnen:

43 Global Info, 2015.

Henri Lefebvre

Franse socioloog en filosoof Henri Lefebvre merkte in de jaren ‘60 van de 20ste eeuw op dat het dagelijks leven zoals hij het voorheen kende was veranderd. En niet ten goede, hij zag juist verarming, manipulatie en passiviteit. Waarbij het kapitalisme bezig was nieuwe sectoren te veroveren: o.a. de de stad; die gerenoveerd werd, de sociale ruimte; die uitgeleverd werd aan het toerisme en de vrijetijdsindustrie en op de eerste plaats, het dagelijks leven. Voor Lefebvre is ‘wonen’ een belangrijk element van het dagelijks leven. Hij meent dat ‘habiter’ [wonen] in toenemende mate door een vervreemde ‘habitat’ [leefruimte] vervangen wordt.

Terwijl ‘habiter’ verwijst naar een beweeglijke ruimte die door groepen en individuen die haar gebruiken toegeëigend kan worden.

Het recht op de stad

In Lefebvres werk over de stad ontwikkelde hij ook het concept ‘Het recht op de stad’, voor hem een politiek project. Hierin zet hij zich af tegen het concept van de klassenmaatschappij, niet alleen op het terrein van bedrijf en arbeid, maar ook op het terrein van huisvesting, vervoer, stadsvernieuwing, buurtleven, enzovoorts. Met het begrip Recht op de stad wilde hij een politiek perspectief bieden.43

Belang van stedenbouw

Lefebvre kaart het belang van stedenbouw aan met zijn pleidooi tegen ruimtelijke ongelijkheid in steden. Hij betoogd dat de stedelijke ruimte voor en door de burgers is die er wonen, dat dit niet alleen door de markt gecontroleerd moet worden. Met als doel stedelijk beleid aan te moedigen dat rechtvaardigheid, duurzaamheid en inclusie bevordert. Tot vandaag de dag wordt ‘Recht op de stad’ gebruikt als leus bij protesten van actiegroepen binnen o.a. de volkshuisvesting.

Boek ‘The Right to the City’ van Henri Lefebvre uit 1968.

“ Ruimte is geen wetenschappelijk object dat ver verwijderd is van ideologie of politiek. Het is altijd politiek en strategisch geweest. Er is een ideologie van de ruimte. Want de ruimte, die homogeen lijkt, die als geheel verschijnt in haar objectiviteit, in haar pure vorm, zoals wij die bepalen, is een maatschappelijk product.

- Henri Lefebvre, socialoog en filosoof

Bronnen:

44 TU Delft, geraadpleegd in 2025.

Wat is ruimtelijke ongelijkheid?

Ruimtelijke ongelijkheid is een term die wordt gebruikt om verschillen in economische en sociale omstandigheden tussen verschillende geografische gebieden te beschrijven.

In steeds meer Europese steden zorgt een groeiende kloof tussen arm en rijk voor ruimtelijke segregatie. Arm en rijk wonen steeds verder uit elkaar, wat funest kan zijn voor de sociale stabiliteit van steden, dit blijkt uit een studie genaamd Socio-Economic Segregation in European Capital Cities. Toenemende ongelijkheid onder invloed van globalisering, herstructurering van de economie en arbeidsmarkt, neoliberale politiek en teruglopende investeringen in de sociale huursector zijn directe oorzaken van de groeiende segregatie.

Het liberale politieke klimaat van de afgelopen decennia had grote invloed op de segregatie: Stockholm liet de sterkste stijging van segregatie tussen arm en rijk zien over de afgelopen tien jaar. Londen kwam in het onderzoek sterk gesegregeerd uit de bus en Amsterdam matig gesegregeerd.44

Ruimtelijke ongelijkheid bij sociale huisvesting Ongelijkheid neemt toe in Nederland en dat geldt vooral voor een grootstedelijke omgeving als Amsterdam. Het zijn bovendien vaak dezelfde kwetsbare groepen

3.3 Ruimtelijke ongelijkheid

die te maken krijgen met achterstand, in het onderwijs, de gezondheidszorg, op de arbeidsmarkt en bij huisvesting.

Bij huisvesting zit de ruimtelijke ongelijkheid in zowel de locatie van sociale huisvesting binnen nieuwbouwplannen als in de kwaliteit van de inrichting van de openbare ruimte. Zo zie je vaak dat sociale huisvesting:

◊ Wordt gesitueerd langs drukke wegen en als ware als schild wordt ingezet t.b.v. de daarachter gelegen buurt;

◊ Wordt gesitueerd naast mogelijk overlastgevende functies, zoals bijv. scholen, maar ook sportvelden;

◊ Een minder kwalitatieve inrichting van de openbare ruimte krijgt. De woningen hebben bijv. minder buitenruimtes of de openbare ruimte wordt enkel verhard uitgevoerd en ingezet voor parkeren;

◊ Minder goed is aangehaakt op de rest van de wijk. Vaak is er ook een visuele scheiding te zien (barrières zoals wegen, maar ook water);

◊ Als ‘alleenstaande objecten’ in de buurt staan. Het zijn vaak eilandjes omsloten door straten met parkeren, zonder aanhaking op openbare ruimte met gebruikskwaliteit (zoals bijv. parken).

En het ergste van dit allemaal is misschien nog wel dat dit bewust zo gepland en ontworpen is.

Voorbeelden Van ruimtelijke ongelijkheid

Relatief nieuwe woningbouw bestaande uit sociale huisvesting waarbij ruimtelijke ongelijkheid duidelijk zichtbaar is aan de hand van de locatie. Al deze projecten staan aan een drukke weg.

Foto’s: © Google Maps

Langs de A10 nabij station Amsterdam RAI
Langs de IJdoornlaan in Amsterdam Noord
Langs de IJdoornlaan in Amsterdam Noord
Aan een kruispunt tegenover Metrostation Noord
Langs de Pieter Calandlaan in Amsterdam Nieuw-West

Sociale huisvesting waarbij ruimtelijke ongelijkheid duidelijk zichtbaar is aan de hand van naastgelegen voorzieningen die overlast (kunnen) geven, zoals bijv. scholen en expeditieterreinen.

Foto’s: © Google Maps

Aan een expeditieterrein in Amsterdam Noord
Boven en naast een hotel op IJburg
Boven supermarkt en basisschool in de Bongerd in Amsterdam Noord
Boven en naast scholen in Amstelkwartier in Amsterdam Oost
Naast ROC en langs de President Kennedylaan in Amsterdam Zuid

Maquette van de Weense nieuwbouwwijk Seestadt.

© Zomerplaag J., Gebiedsontwikkeling.nu

4tijd voor een ander woonSySteem

alla wenen

4.1 Geschiedenis van Wenen

De Nederlandse woningmarkt moet een verschuiving maken terug naar volkshuisvesting, waarvan betaalbare huisvesting een onlosmakelijk onderdeel vormt. Huisvesting die toegankelijk is voor een diverse doelgroep om menging van mensen met verschillende achtergronden binnen een buurt te bewerkstelligen. De jaren ‘60 zijn voorbij, de demografie is veranderd, we bouwen niet enkel meer voor gezinnen. We realiseren leefomgevingen voor een diverse groep; studenten, starters, 2-persoonshuishoudens, kleine gezinnen, grote gezinnen, alleenstaanden, een-ouder-gezinnen en ouderen.

Het Nederlandse liberaal-ingerichte woonsysteem voldoet niet meer aan de huidige tijdsgeest van diversiteit, het veroorzaakt eerder het tegenovergestelde; gentrificatie en segregatie. Ik zeg daarom:

Het is tijd voor een ander woonsysteem!

En zo gek is deze bevinding niet. We bevinden ons namelijk opnieuw in een woningcrisis. Een die is veroorzaakt door de politiek, beleidsstukken die daar uit voort vloeide en de markt die maar wat graag aan de volkshuisvesting wilde verdienen. En om alle schuld af te schuiven op de markt gaat wat ver, het is de overheid die ze deze positie en vrijheid heeft gegeven.

Volkshuisvesting van Wenen

Het alom bekende woonmodel van Wenen wordt wereldwijd bekroond. Ooit streden

Amsterdam en Wenen om de officieuze titel ‘Hoofdstad van de volkshuisvesting’. Inmiddels lijkt die strijd geslecht. Waar Nederland sinds de jaren ‘20 is gestopt met volkshuisvesting is Wenen gestaag doorgegaan. Toch zitten er veel gelijkenissen in onze geschiedenis; oorlog, woningnood, liberalen tegen socialisten. Een uitstapje naar de geschiedenis van Wenen:

Weense-revolutie

Gedurende de oorlogen met Frankrijk werd Wenen twee keer door Napoleon ingenomen, in 1805 en 1809. De onrust die de machthebbers sinds de Franse Revolutie (1789) vreesden, braken in Wenen in 1848 uit. De drie decennia hiervoor werd het

Oostenrijkse bestuur gedomineerd door een conservatie staatsman, hij censureerde de pers, plaatste universiteiten onder strikte staatscontrole en onderdrukte nationalistische groeperingen. Op economisch gebied was Oostenrijk een stuk liberaler, waardoor de industrie zich begon te ontwikkelen.

Bronnen:

45 Oostenrijk.nl, geraadpleegd 2025.

[ i ]:

14 Municipalisatie: De overdracht van particuliere entiteiten, activa, dienstverleners of bedrijven naar openbaar eigendom door een gemeente, inclusief (maar niet beperkt tot) eigendom van een stad, provincie of openbaar nutsdistrict.

15 Bedgasten: Kamerbewoners die op bepaalde uren van de dag een bed gebruikten en in ploegendiensten sliepen.

16 “Weense ziekte”: Tuberculose, een typische aandoening van de arbeidersklasse in die tijd.

Hierdoor ontstonden er stedelijke middenen arbeidersklassen die behoefte kregen naar meer inspraak in het politieke bestuur.

In 1848 werd de keizer van Oostenrijk

-Ferdinand Marcellinus- afgezet. De opvolger werd zijn zoon: Frans Jozef (tot 1916). Josef probeerde de rust te herstellen door middel van sociale hervormingen om zijn rijk bijeen te houden. Vrijheid van meningsuiting, democratie en betere werk- en leefomstandigheden waren de inzet van de Weense-revolutie.

Ten tijde van de industriële revolutie werd Wenen het centrum van het spoorwegnet en onder het bewind van Josef werd in 1850 Wenen, vooral binnen de Linienwall, uitgebreid.45

Uitbreiding van de stad

In 1858 werden de vestingswerken afgebroken en werd in plaats daarvan de Ringstaße aangelegd. De stad kende een snelle groei en bloeide van cultuur, kunst en architectuur, wat leidde tot de bouw van vele monumentale gebouwen. De bouwwoede lokte kunstenaars en architecten uit heel Europa. Wenen veranderde in een moderne, levendige metropool, een cultureel centrum van Europa. In 1860 werd de Donau gereguleerd en nam de bevolking van Wenen sterk toe; tot meer dan 2 miljoen inwoners. In 1861 wonnen de liberalen de eerste verkiezingen en in 1875 werd Karl Lueger gekozen in de gemeenteraad, aanvankelijk als liberaal. De stad werd in 1890 voor de tweede keer uitgebreid: de voorsteden buiten de Linienwall werden bij de stad gevoegd.

Ringstraße in Wenen rond 1895. © Archiv Lunzer.

Bronnen:

46 Britannica, 2013-2025.

[ i ]:

17 Soevereiniteit: In essentie gaat soevereiniteit over de zelfbeschikking van staten. Een staat is soeverein wanneer hij binnen zijn grondgebied het hoogste gezag voert.

18 Belastinghervorming: Gelanceerd door de wethouder van Financiën, Hugo Breitner. Na verloop van tijd ontwikkelde Breitner – in samenwerking met Robert Danneberg –de woningbouwbelasting.

Lueger wilde van Wenen een van de mooiste tuinsteden maken. Hij zorgde voor de uitbreiding van de openbare watervoorziening en streefde naar de municipalisatie14 van gas- en elektriciteitsfabrieken, evenals het oprichten van een openbaar vervoersysteem en talrijke maatschappelijke voorzieningen. Hij nam de buitenwijken op in de stad en bouwde parken, tuinen, ziekenhuizen en scholen. Na de verkiezingen van 1895 wonnen de christelijke socialen tweederde van de zetels, ook zij verkozen Lueger tot burgemeester.

Extreme overbevolking en onhygiënische omstandigheden

Na de Eerste Wereldoorlog wordt de 20ste eeuw gekenmerkt door een enorm woningentekort. Een grote meerderheid van de bevolking leefde in woningen die bestonden uit slechts één kamer en een keuken. De woningen werden gedeeld met kamerbewoners en “bedgasten15”. De extreme overbevolking en onhygiënische omstandigheden bevorderden de verspreiding van de “Weense ziekte16”.

De conservatieve regering vaardigde in 1917 een decreet uit voor de bescherming van huurders tegen willekeurige uitzetting en voor beperking van de huurprijs. Door de lagere huurprijzen werden er geen kamerbewoners meer opgenomen, wat het

4.1 Geschiedenis van Wenen

vooral voor de laagste inkomensgroepen nog moeilijker maakte om woonruimte te vinden.

Financiering van de woningbouw

De Sociaal-Democratische Arbeiderspartij trad in 1919 aan in het gemeentebestuur, hierna kreeg Wenen de status van federale provincie van Oostenrijk, wat per 1 januari 1922 fiscale soevereiniteit17 met zich meebracht. Woningbouw werd gestimuleerd door bouwgrondreserves te kopen en de nodige middelen voor de bouw te reserveren. Een beslissende impuls voor de bouw van sociale woningen werd gegeven door een belastinghervorming18. Het uniforme belastingtarief werd opgeheven; de nieuwe belasting trof alleen de hoogste 20% van de huren. Hierop volgde de woningbouwbelasting (1923) dit werd de belangrijkste financieringsbasis voor gemeentelijke bouwprojecten. Verdere inkomsten vloeiden voort uit belastingen op luxe-uitgaven van de welgestelden, waarmee de levering van basisdiensten voor brede lagen van de bevolking werd gefinancierd en tegelijkertijd de economie werd gestimuleerd.46

Inmiddels is Wenen, volgens de media, uitgegroeid tot heus ‘Woonwalhala’. En dat is niet gek, Wenen voert namelijk uitgebreid beleid en programma’s om kwalitatieve volkshuisvesting voor al haar inwoners te garanderen.

‘De Nederlandse ziekte’. Zo noemen ze in Wenen problematisch woonbeleid...

- Housing First Nederland

hoe Wenen met de 5 p’s de huisVesting Waarborgd

1. ‘Produceer huisvesting voor iedereen’ richt zich op het ondersteunen van de productie van betaalbare woningen.

2. ‘Behoud kwetsbare woningen’ richt zich op het behoud van woningen die het risico lopen te worden omgezet in woningen met een marktconforme prijs.

4. ‘Voorkom verplaatsing’ omvat het voorkomen dat huishoudens door druk van de markt uit hun huizen en gemeenschappen worden verdreven.

5. ‘Bevorder gelijkheid, inclusie en duurzaamheid’ legt de nadruk op sociale doelen die een aantoonbare impact hebben op de gezondheid en het welzijn van de bevolking.

3. ‘Bescherm huurders’ omvat vermindering van huisuitzettingen, eliminatie van illegale huuropdrijving, ondersteuning van kleine eigenaren van onroerend goed en de waarborging van stabiele huisvesting.

De 5 huisvesting P’s

Het 5Ps-framework is ontwikkelt door de Global Policy Leadership Academy (GPLA). De GPLA heeft de kernelementen van het Weense sociale huisvestingsmodel in beeld gebracht over hoe het beleid en de programma’s van Wenen samenwerken om een stabiel huisvestingssysteem te creëren.

Bronnen:

47 Euronews, 2023.

48 Vers beton, 2024.

[ i ]:

19 Wiener Wohnen: Wiener Wohnen beheert, renoveert en beheert de gemeentelijke wooncomplexen van Wenen. Dit omvat ongeveer 220.000 gemeentelijke appartementen.

4.2 Het Weense Woonmodel

In 2023 werd Wenen opnieuw (net zoals in 2022) uitgeroepen tot meest leefbare stad ter wereld.47 Voor Wenen is huisvesting een mensenrecht, een basisvoorziening, waarbij ze iedereen in hun stad een betaalbare woning willen bieden. Tegelijkertijd is Wenen de snelst groeiende hoofdstad van Europa, met een sociale huursector die even snel mee groeit aan de bevolking!48

“De

stigmatisering van mensen met een sociale huurwoning kennen we hier niet”. Aldus Wenen

De stad heeft sinds de Tweede Wereldoorlog geen burgemeester meer gehad die niet van de Sociaaldemocratische partij kwam. ‘Het Rode Wenen’ werd een links bastion in het verder tamelijk conservatieve Oostenrijk en hield de traditie van volkshuisvesting in de stad altijd in leven. In tegenstelling tot veel andere Europese steden deed Wenen haar eigen sociale woonvoorraad nooit in de uitverkoop en ondersteunde het jarenlang grote wooncoöperaties. Inmiddels zijn die coöperaties, met steun van de stad, verantwoordelijk voor alle nieuwe huurwoningen in de gereguleerde sector.

Jaarlijks bouwen de coöperaties zo’n 7.000 woningen. Gezamenlijk ontvangen zij ieder jaar ongeveer €355 miljoen subsidie van de stad en federale overheid. De gemiddelde huurprijs bedraagt zo’n €8,50/m².

Wenen voert actief grondbeleid: Coöperaties concurreren onderling om te mogen bouwen op de grond die de gemeente hen aanbiedt. Wie hier wil bouwen moet meedoen aan een ontwerpwedstrijd van de gemeente waarin voorstellen worden beoordeeld op sociale duurzaamheid, ecologie, economie en architectuur, bekend als het ‘vierpijlermodel’.

“Elke Wener wil een sociale huurwoning. Ze zijn betaalbaarder, groter en mooier, terwijl particuliere verhuurders zo veel mogelijk willen verdienen met zo min mogelijk uitgaven. En de meeste Weners kunnen ook een sociale huurwoning krijgen, omdat de inkomenseisen hier hoger liggen dan bijvoorbeeld bij jullie in Nederland.”

-Christian Schantl, Wiener Wohnen19

“ Het Weense woonmodel: Wonen als de rijken, voor iedereen

- Artikel door Nigel van Schaik, Onafhankelijke journalistiek voor Rotterdam

Alterlaa Wenen, sociale woningbouw uit 1968. © The New York Times

Bronnen:

49 WohnFonds_Wien, 2025.

WohnFonds_Wien

De stad Wenen verwerft voldoende grond voor 15 jaar verwachte woningbouw via Wohnfonds_Wien, een non-profitorganisatie die projectontwikkelaars, huiseigenaren, gemeentelijke diensten en servicecentra van de gemeente Wenen coördineert.

WohnFonds_Wien wordt bestuurd door een trust, die wordt voorgezeten door de gemeenteraad en wordt gereguleerd door de publieke sector. De organisatie is in 1984 opgericht om grond ter beschikking te stellen voor de door de overheid gesubsidieerde woningbouw en om de restauratie van oude huizen te begeleiden. Hieruit is een programma voor stadsuitbreiding en -vernieuwing ontstaan, dat internationale erkenning heeft gekregen.49

Het vierpijlermodel

Kwalitatief, comfortabel en betaalbaar, dit zijn enkele kenmerken van de sociale woningbouw in Wenen. Sinds 1995 moet elk gesubsidieerd nieuwbouwproject in Wenen worden beoordeeld op basis van kwaliteitscriteria, hetzij in een openbare aanbestedingsprocedure voor ontwikkelaars, hetzij door de grondadviesraad (de Land Advisory Board).

Voor projecten vanaf 500 gesubsidieerde appartementen is een ontwikkelaarscompetitie verplicht; Kleinere projecten worden beoordeeld door de adviesraad. Er wordt

een ontwikkelaarscompetitie uitgeschreven voor alle eigendommen van het WohnFonds_ Wien, onafhankelijk van het projectvolume. Zowel non-profit als commerciële ontwikkelaars mogen deelnemen aan deze wedstrijden, waarbij ze een projectteam vormen met de architect van hun keuze.

Kwaliteitscommissie

Naast het toepassen van het vierpijlermodel is in geselecteerde stedelijke ontwikkelingsgebieden van Wenen tevens een kwaliteitscommissie aangehaakt. Zij zijn verantwoordelijk voor de kwaliteitsborging van de hele wijk. Dit omvat zowel gesubsidieerde als private woningbouwprojecten. Er wordt getoetst aan de volgende vijf criteria:

Leefbare wijk

Bronnen:

50 WohnFonds_Wien, 2025.

51 Global Policy Leadership Academy, 2025.

52 City of Vienna, geraadpleegd 2025.

Sinds de oprichting heeft WohnFonds_Wien circa 3,7 miljoen vierkante meter grond ter beschikking gesteld voor meer dan 51.400 gesubsidieerde nieuwe appartementen.

De adviesraad fungeert als jury om de nieuwe woningprojecten te evalueren aan de hand van het vierpijlermodel: op basis van 1) architectuur, 2) ecologie, 3) economische haalbaarheid en 4) sociale duurzaamheid. In de adviesraad nemen professionals op het gebied van sociologie deel om de aanpak van de ontwikkelingen op het gebied van sociale vermenging te evalueren. Om ervoor te zorgen dat het beleid voor sociale menging prioriteit krijgt, wordt rekening gehouden met de aanpak van de ontwikkelaars om een goede sociale mix in stand te houden tijdens het scoreproces dat bepaalt hoe openbare grond en subsidies worden toegekend.50

Financiering van sociale huisvesting

Het sociale huisvestingssysteem van Wenen wordt ondersteund door een belasting van 1% op de salarissen van alle Weense inwoners. De helft van deze belasting wordt rechtstreeks uit het loon van elke persoon betaald en de andere helft wordt betaald door hun werkgever. Deze belasting genereert jaarlijks ongeveer € 210 miljoen (2020). De stad Wenen ontvangt ook jaar-

4.2 Het Weense Woonmodel

lijks ongeveer € 180 miljoen aan aflossingen van leningen, aflossingen van erfpacht en huurinkomsten uit de woningvoorraad die eigendom is van de publieke sector. In totaal wordt jaarlijks ongeveer € 390 miljoen gegenereerd voor gebruik in de publieke sector in verband met huisvestingsinitiatieven.

In 2020 werd ongeveer 80,6% (€ 310 miljoen) van de fondsen gebruikt als ontwikkelingssubsidies, waaronder €225 miljoen voor nieuwbouw, en € 85 miljoen om renovaties te subsidiëren. De rest ongeveer 19,4% (€ 80 miljoen) van de belastinginkomsten werd gebruikt als huurhulp voor particulieren.51

Rekensom financiering

Inkomsten uit belasting (1%) van de salarissen: €210 miljoen + Inkomsten aan aflossing van leningen, erfpacht en huurinkomsten uit de publieke sector: € 180 miljoen

= € 390* miljoen, ingezet voor:

◊ Nieuwbouw (€ 225 miljoen);

◊ Renovaties (€ 85 miljoen);

◊ Huurhulp (€ 80 miljoen).

*Anno 2025 geeft City of Vienna zelf aan ongeveer 530 miljoen euro per jaar aan woningbouw uit te geven.52

Architectuur: Stedenbouwkundige structuur, architectuur, bouwstructuur, appartementsstructuur.

Economie:

Ecologie:

Sociale duurzaamheid:

Economie

Architectuur Ecologie

Totale bouwkosten, gebruikerskosten en contractvoorwaarden, impact van de inrichting van het appartement op de kosten.

Klimaatvriendelijk bouwen met behoud van hulpbronnen, gezonde en milieubewuste woningen en een scala aan kwaliteiten en functies in groene ruimte en buitenruimte.

Sociale duurzaamheid

Geschiktheid voor het dagelijks leven, kostenreductie door planning, wonen in een gemeenschap, huisvesting voor veranderende behoeften, gemeenschappelijk wonen en gemeenschapsgevoel.

criteria kWaliteitscommissie Voor leefbare Wijken

Relatie tot het totale ontwikkelingsconcept van de wijk, de bouwstijl en uitstraling, het samenspel tussen openbare ruimte en gebouwen, plattegrond en kwaliteiten voor de gebruikers.

Buitenruimte en openbare ruimte op de behoefte van de doelgroep afgestemd, bescherming en behoud van de bestaande bomen-populatie, nieuwe aanplant en concept voor beheer en onderhoud.

Klimaatbescherming en reactie op klimaatverandering, natuurbescherming, mobiliteit en energie, maar ook materialen en recycling, bouwplaatsbeheer en logistiek.

Verstedelijkingsprocessen, betrokkenheidsprocessen, gemeenschappelijk wonen en gemeenschapsgevoel.

De interne en externe integratie van de lokale economie, coördinatie en integratie in de omgeving en synergie.

Leefbare wijk
“ Het is essentieel om in de sociale woningbouw een mix van mensen uit verschillende levensrichtingen te houden, en nee, het is niet altijd makkelijk.”
- Kathrin Gaal, Locoburgemeester en Wethouder Huisvesting van Wenen

[ i ]:

20 Limited Profit Housing Association (LPHA): Zoals hun naam al zegt, mogen woningverenigingen met een beperkte winstoogmerk slechts in beperkte mate winst maken. Deze winsten moeten op hun beurt worden geherinvesteerd in de aankoop van grond, renovatieprojecten of nieuwbouwprojecten. Ter compensatie van deze beperkingen en vereisten zijn woningontwikkelaars met een beperkte winstoogmerk vrijgesteld van vennootschapsbelasting.

Grote doelgroep

Door brede inkomensdoelstellingen te stellen en een mix van inkomens in elke gemeenschap (en in de meeste ontwikkelingen) te eisen, heeft Wenen een breed draagvlak voor sociale huisvesting opgebouwd. Hoge inkomensgrenzen van ongeveer 180% van het mediane inkomen vormen de kern van de sociale huisvestingsaanpak van Wenen.

4.2 Het Weense Woonmodel

van nieuwe ontwikkelingsprojecten. Het primaire doel van het sociale mengingsbeleid is dat er in alle wijken inkomensdiversiteit is en tweederde sociale woningbouw in alle nieuwe woningbouwontwikkelingen. De overige een derde van de eenheden wordt verhuurd tegen marktconforme tarieven.

Soorten huisvesting

Grofweg kent Wenen zeven* hoofdsoorten huisvesting:

Daarnaast heeft in Wenen sociale huisvesting verschillende fysieke vormen aangenomen en is het in de loop van de tijd geëvolueerd om te reageren op de veranderende behoeften en uitdagingen van haar bevolking.51 Omdat Wenen genoeg betaalbare woningen bouwt om aan de lokale vraag te voldoen, woont meer dan 60% van de 2 miljoen inwoners van de stad in ‘sociale’ woningen (gemeentelijke en gesubsidieerde woningen).

1. Gemeentelijke woningen;

Het Weense beleid voor “sociale vermenging” is gebaseerd op het principe dat de integratie van huishoudens met verschillende beroepen en achtergronden de sociale solidariteit bevordert, de criminaliteit vermindert, de gezondheid verbetert, de sociale mobiliteit vergroot en stereotypering van huishoudens die hulp nodig hebben, vermijdt. Het beleid inzake sociale vermenging wordt uitgevoerd door middel van bestemmingsplannen, financieringsstructuren en scorecriteria voor het selecteren

2. Gesubsidieerde woningen door de Limited Profit Housing Association (LPHA)20;

3. Coöperatieve woningen;

4. ‘SMART’-woningen;

5. Woningen in de publieke sector (in Nederland de vrije sector genoemd);

6. Tijdelijke noodwoningen; 7. Koopwoningen.

#1 t/m 4 uitgelegd op de volgende pagina’s.

* En woningen voor specifieke doelgroepen zoals studentenwoningen.

soorten

1. Gemeentelijke woningen (Gemeindebau)

In de jaren ‘20 waren de sociaaldemocraten aan zet in het stadhuis en werd Wenen in 1922 een onafhankelijke deelstaat. Hiermee werd ook de basis gelegd voor “Red Vienna”. In 1923 werd een uitgebreid bouwprogramma gelanceerd om fatsoenlijke huisvesting te creëren - licht, droog en uitgerust met waterleidingen en toiletten. Ook werden de gemeentelijke woningen voorzien van gemeenschapsvoorzieningen zoals zwembaden, kleuterscholen, wasruimtes, centra voor moederbegeleiding, poliklinieken, tuberculosecentra, gymzalen en bibliotheken.

De stad Wenen bouwde in het interbellum 63.000 gemeentelijke woningen. Inmiddels biedt de gemeentelij-

ke woningbouw van Wenen al ongeveer 100 jaar mensen een kwalitatief goede en betaalbare woning. Tegenwoordig wonen er ongeveer 500.000 mensen in gemeentelijke woningen, wat een kwart van de bevolking van Wenen is.

Referentie:

Het George-Washington-Hof had oorsprongelijk 1.097 woningen en 69 restaurants. Binnen in het complex zijn er vijf naast elkaar liggende binnenplaatsen met uitgestrekte groene zones. Twee straten kruisen de binnenplaatsen. Door de vele passages en doorgangen lijkt het woonblok aan alle kanten open.

George Washington-hof met 1.008 woningen gebouwd tussen 1925 en 1930. © www.nikles.nl
Het George-Washington-Hof van bovenaf.
© Thomas Ledl onder licentie CC BY-SA 4.0.

2. Gesubsidieerde woningen (woningbouwverenigingen onder de LPHA)

Sonnwendviertel gezien vanuit de gezamenlijke binnentuin, woonblok met 450 woningen gebouwd tussen 2009 en 2014. © Daniel-tbs.

In de jaren ‘80 werd de Limited Profit Housing Association (LPHA) de dominante vorm van nieuwe woningbouw en financiering in Wenen. De meeste LPHA-projecten bestaan uit gemengde inkomens, waarbij twee-derde van de eenheden is gereserveerd als huisvesting onder de marktprijs voor inkomensgekwalificeerde huurders.

Het huisvestingssysteem van Wenen geeft een sterke voorkeur aan eenmalige kapitaalbijdragen om de ontwikkelingskosten te compenseren in plaats van maandelijkse huursubsidies. Hoewel deze regeling meer overheidssubsidies vooraf vereist, resulteert het in permanent betaalbare woningen zonder doorlopende overheidsfinanciering.

Sonnwendviertel gezien vanuit de gezamenlijke binnentuin. © Google Maps, 2025.

Referentie:

Blok configuratie. © 2025 StudioVlayStreeruwitz

Sonnwendviertel is gelegen nabij het centraal station van Wenen. De ontwikkeling (hierboven in roze verbeeld) beschikt over 450 woningen en meer dan 3.000 m² aan gemeenschappelijke voorzieningen, van kinderdagverblijf tot bioscoop, bibliotheek, kruidentuin, klimhal en wellnesscentrum. Een 3-dimensionaal netwerk van paden, de “loper”, verbindt de woningen met alle voorzieningen. Er zijn verschillende soorten woningen, van 3-kamer woningen van 55 m² tot eenpersoonlofts, gezinsmaisonnettes en gedeelde appartementen van 360 m².

3. Coöperatieve woningen (Genossenschaftwohnungen & Baugruppe)

Wohnprojekt Wien met 39 woningen, 500 m² aan gemeenschappelijke ruimtes en 400 m² aan commerciële units (2010-2013). © Einszueins Architektur.

Coöperaties, bekend als “baugruppe,” zijn zelf gefinancierde, woningbezitters die in aanmerking komen voor subsidies. Ze worden vaak gevormd door collectieven met gedeelde belangen en omvatten gemeenschappelijke ruimtes die de belangen van de groep ondersteunen. Deze vorm van collectief eigendom wint aan populariteit in Oostenrijk, en grote openbaar eigendom grondontwikkelingen reserveren regelmatig locaties voor coöperatieve ontwikkelingswedstrijden. Ongeveer 136.000 wooneenheden - ongeveer 15% van de totale woningvoorraad van Wenen - worden beheerd door coöperaties.

Vereniging voor Duurzaam Leven, leden; 60 volwassenen en 20 kinderen. © Einszueins Architektur.

Referentie:

Wohnprojekt Wien bestaat uit 39 woningen en is goed verbonden met het openbaar vervoer. De kern van het project: een zelfbesturende gemeenschap en het idee om duurzaam te blijven denken en leven. Grondstofbesparend bouwmateriaal en een lage verwarmingsvraag, evenals wonen en werken onder één dak. Voertuigdelen, tijduitwisselingssystemen, groentebedden en gemeenschappelijk eigendom dragen verder bij aan duurzaamheid. Dit totaalconcept heeft ook anderen overtuigd – het woonproject Wenen is onder andere bekroond met de Oostenrijkse staatsprijs voor architectuur en duurzaamheid.

4. SMART-woningen

SMART-woningen worden gekenmerkt door een doordachte, compacte indeling en lage huurprijzen. Dit betekent dat huurders geen huur hoeven te betalen voor ongebruikte woonruimte. De maandelijkse huurprijzen sluiten met maximaal €7,50 p/m² bewust aan bij de gemeentelijke woningen. Huurder kunnen zelf kiezen voor alternatieve opties voor kamerindeling, inrichting en particuliere buitenruimtes. Er zijn vijf type woningen: 1) 40 m² = 1 kamer, 2) 55 m² = 2 kamers, 3) 70 m² = 3 kamers, 4) 85 m² = 4 kamers en 5) 100 m² = 5 kamers. De verdeling van alle SMART-woningen in een complex mag maximaal 65 m² bedragen.

Referentie:

Kabelwerk bestaat uit 1.004 woningen + hotel, winkels, kinderdagverblijven, cultureel centrum, zwembad, multifunctionele ruimtes, kantoren, bars en restaurants en bejaardentehuis. Ondergrondse parkeergarages en aansluiting op openbaar vervoer zorgen voor een hoogwaardige leefomgeving met de focus op autoluwe groene recreatieplekken. De gebouwen zijn omringt met loopbruggen, pleinen, sportvelden en speeltuinen. Zes teams van architecten creëerden een verscheidenheid aan woningtypen, variërend van tuin- en terrasappartementen tot maisonnettes, kantoren aan huis en woningen met atriums.

Kabelwerk bestaat uit 1.004 SMART-woningen. © Anna Blau.
Groene openbare ruimte tussen de woonblokken van Kabelwerk. © Kabelwerk Bauträger gmbh.

Bronnen:

53 Overheid.nl. Tweede Kamer der StatenGeneraal, 2018.

4.3 Wenen vs. Nederland

Zoals al eerder genoemd heeft geen enkel ander land zoveel sociale huurwoningen als Nederland. In Nederland is één op de drie (2021) woningen een sociale huurwoning. Oostenrijk staat op de tweede plaats met een kwart aan sociale huurwoningen.

Woningvoorraad

De woningvoorraad in Wenen is anders dan in Nederland of meer vergelijkbaar schaalniveau; de MRA. Wenen heeft 2 miljoen inwoners, de MRA 2,5 miljoen. Wat opvalt is dat de woningmarkt anders verdeeld is, Wenen heeft afgerond 80% huur en 20% koop, in de MRA is dit afgerond 50/50.

Doelgroepen

De volkshuisvesting in Nederland was (en is nog steeds) gericht op het bieden van fatsoenlijke huisvesting aan de laagste inkomensgroep. In de eerste helft van de 20e eeuw wilden woningcorporaties oorspronkelijk bouwen voor verschillende categorieën arbeiders. In de praktijk bleek dit echter niet mogelijk en werden de huizen bewoond door de meer welgestelde arbeiders. De gemeentelijke woningcorporaties richtten zich meestal op de armste mensen in de samenleving, zoals ouderen, wezen en werklozen. Inmiddels is de volkshuisvesting in Nederland verworden tot woningmarkt en is sociale woningbouw alleen nog voor mensen met een zogenaamd rugzakje. In Wenen is er het altijd blijven gaan over volkshuisvesting; huisvesting voor iedereen (met uitzonde-

ring van de meest rijke inkomensgroepen)!

Waarbij menging van doelgroepen enorm van belang is. In Nederland is de doelgroep van sociale huisvesting juist steeds eentoniger geraakt wat stigma in de kaart speelt. Wenen is trots op haar sociale huisvesting en woonbeleid, van stigma is geen sprake.

In Nederland wonen veel mensen die een bijstandsuitkering ontvangen en mensen in de schuldhulpverlening voornamelijk in een sociale huurwoning. Onderzoek wijst helaas uit dat er 193.000 mensen in de schuldhulpverlening zitten. Het is niet bekend hoeveel van deze mensen daadwerkelijk in een sociale huurwoning wonen, maar cijfers van de Nederlandse Vereniging voor Veiligheidskunde (NVVK) laten zien dat slechts 8% van de mensen in de schuldhulpverlening een eigen woning bezit (2016). 92% van de gevallen betreft dus mensen die in een huurwoning wonen (sociale sector of particuliere sector). Van alle aanvragen heeft ongeveer 65% van de mensen een inkomen gelijk aan het minimumloon of lager, of ontvangt een bijstandsuitkering. Aangenomen kan worden dat deze mensen grotendeels in een sociale huurwoning wonen.53

Bronnen:

54 Rijksoverheid, 2025.

55 City of Vienna, 2025.

[ i ]:

21 Huurtoeslag: Een bijdrage om de huur van je woning mee te kunnen betalen. Om de toeslag te kunnen krijgen, mag je niet te veel verdienen. Hoe hoog je inkomen mag zijn, hangt af van uw huur, uw leeftijd en de samenstelling van uw huishouden, ook mag je niet te veel vermogen hebben. Daarnaast mag de huur niet te hoog zijn max. € 900,07 in 2025.

Inkomensgrens

Voor zowel Nederland als Wenen geldt dat niet iedereen in aanmerking komt voor sociale huisvesting, of je in aanmerking komt is afhankelijk van je inkomen en huishoudsamenstelling. In Nederland kom in aanmerking voor een sociale huurwoning als je inkomen maximaal € 49.669 per jaar is (prijspijl 2024). Voor huishoudens met meer dan een persoon geldt een maximum inkomen van € 54.847 per jaar.53

Om de sociale huur betaalbaar te houden, geldt een maximum huurprijs. De maximale huurprijs wordt door middel van een puntensysteem bepaald en bedraagt in 2025 € 879,66. In 2022 was dit € 763,47. De huurprijs kan jaarlijks stijgen, maar niet onbeperkt. Daarnaast kunnen mensen in aanmerking komen voor huurtoeslag21. Mensen met een “te hoog” inkomen komen niet in aanmerking en moeten naar een huurwoning in de vrije sector. Dit zijn woningen met een veel hogere huur die je volgens de overheid zonder toeslagen zou moeten kunnen betalen. Je verdient dus zogenaamd te veel geld voor een sociale woning, niet genoeg geld om een hypotheek voor een koopwoning af te sluiten, maar je kunt wel huur betalen in de vrije sector die vaak gelijk of hoger is dan wat je aan hypotheek kwijt zou zijn. Dan val je tussen wal en schip.

In Nederland komt 40% van de bevolking in aanmerking voor sociale huisvesting. In Wenen is dit 80%. Dat heeft te maken met het feit dat Wenen hogere inkomensgrenzen hanteert dan Nederland, namelijk:

◊ 1 persoon max. €59.320;

◊ 2 personen max. €88.400;

◊ 3 personen max. €100.030;

◊ 4* personen max. €111.660;

◊ Meer dan 4, elk extra persoon: + €6.510 (prijspijl 2025).54

Het grootste verschil tussen Nederland en Wenen wordt zichtbaar bij huishoudens vanaf twee personen.

De grens voor tweepersoonshuishoudens ligt in Wenen namelijk ruim 61% hoger dan in Nederland. Daarbij komt dat Nederland geen onderscheid maakt tussen tweepersoonshuishoudens en grotere huishoudens, terwijl Wenen hier wél rekening mee houdt. Bij een huishouden van vier personen verdubbeld in Wenen ook de inkomensgrens en voor elk extra persoon geldt een aanvullend bedrag. Dit resulteert in een grotere doelgroep en buurten met een diverse samenstelling aan huishoudens en achtergronden.

Wenen (Oostenrijk), 2 miljoen inwoners

76% huur en 19% koop, onderverdeeld in:

◊ 22% gemeentelijke woningen;

◊ 21% gesubsidieerde/non-profit woningen; (= samen 43% sociaal segment)

◊ 33% particuliere woningen;

> Hiervan is slechts 7,4% zonder enige huurcontrole;

> Met een maximaal winstoogmerk van 3,5%;

> Verplicht om de winst opnieuw te investeren in woningbouw;

◊ 19% koopwoningen.56

MRA (Nederland), 2,5 miljoen inwoners

50% huur en 47% koop, onderverdeeld in:

◊ 30% sociale huur corporatie

◊ 6% sociale huur particulier

◊ 14% vrije sector huur

> Huurders kunnen ter beoordeling bij de Huurcommissie terecht wanneer zij volgens het WWS te veel huur denken te betalen;

> Geen huurprijzen limiet;

> Geen verplichting tot investering in woningbouw;

◊ 47% koopwoningen.57

Bronnen:

56 Statistics Austria wohnungserhebung, 2023.

57 WiMRA, 2024.

58 Stadt Wien, geraadpleegd 2025.

59 President and Fellows of Harvard College, 2023. & Gebaseerd op cijfers uit het woononderzoek van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, 2022.

doelgroep | Wenen Vs. nederland

eenzijdige doelgroep Van sociale WoningbouW in de mra

Bronnen:

60 NVVK financiële hulpverleners, 2021.

61 Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, 2020.

62 Statistics Austria, The Information Manager, 2024.

[ i ]:

22 Nibud: Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting. Nibud is een onafhankelijk kennis- en adviescentrum op het gebied van huishoudfinanciën.

23 BRK: Bureau Krediet Registratie is een stichting “voor financieel welzijn” en houdt een elektronisch dossier bij van iedereen met een krediet in Nederland. Dit omvat kredietovereenkomsten, zoals leningen (ook hypotheken), creditcards en betaalrekeningen.

Betaalbaarheid

Uit twee onderzoeken van het Nibud22 naar de betaalbaarheid van Nederlandse woningen blijkt dat een kwart van alle huurders het financieel niet redt om rond te komen omdat hun woonlasten te hoog zijn. Dit betreft circa 800.000 Nederlandse huishoudens. De conclusies zijn gebaseerd op cijfers van het Centraal Bureauvoor de Statistiek (CBS) uit 2015. Deze problemen treffen vooral mensen die in een sociale huurwoning wonen. Het gaat hierbij vooral om alleenstaanden, uitkeringsgerechtigden en huurders tussen de 25 en 45 jaar.60

Uit andere cijfers van het Nibud (2019) blijkt dat 38% van de huishoudens (circa 600.000) met ernstige betalingsproblemen woningeigenaren zijn. Ook het Bureau Krediet Registratie (BKR)23 laat in de Schuldmonitor 2020 zien dat er - hoewel het aantal sterk is gedaald - nog steeds 39.000 huishoudens zijn met een betalingsachterstand van meer dan drie maanden op hun hypotheek. Ook zelfstandigen komen vaker in financiële problemen en bezitten vaker een eigen woning.61

Gemiddelde huurprijzen

De gemiddelde huur in de MRA bedraagt €823,- per maand, voor recent verhuisde huurders is dit €1085,-. De gemiddelde huur in Nederland bedraagt €17,77 per m²

4.3

Wenen vs. Nederland

(2023).57 Dit betekent dat je gemiddeld in Nederland voor een woning van 80 m² ongeveer € 1.420 per maand betaald. De gemiddelde huur in Wenen bedraagt €9,50/ m² per maand (2023), bij een woning van 80 m² komt dit neer op ongeveer €760. Echter is bedraagt de gemiddelde maandelijkse huur in Wenen € 634. Voor sociale huisvesting - gemeentelijke woningen, gesubsidieerde woningen en SMART-woningen - geldt een maximale huurprijs van € 7,50/m².62

Grondprijs

De reden dat Wenen zoveel betaalbare huisvesting heeft weten te realiseren begint bij de grond en de prijs van deze grond om te kunnen bouwen.

Daarbij komt dat het beleid van Wenen de verwachting op enorme rendementen op voorhand tempert.

Eén van de succesfactoren van het Weense woonmodel is dat de stad al in de jaren zestig, toen daar weinig aanleiding toe leek te zijn, op grote schaal grond aankocht. Om discussie in de gemeenteraad over aankopen te vermijden, plaatste de stad het gemeentelijke grondbedrijf - WohnFonds_Wien - op afstand van de politiek. Zo kon de stad Wenen enorm groeien met vooral betaalbare woningbouw. Omdat

Bronnen:

63 Stadszaken.nl, 2024.

64 Stadt Wien, 2024.

65 Metropoolregio Amsterdam, 2024.

WohnFonds_Wien deze grond goedkoop heeft aangekocht, rekenen ze ook niet de hoofdprijs voor de grond ten behoeve van woningbouw. Omgekeerd hanteert WohnFonds_Wien als uitgevende partij bij tenders (prijsvragen/wedstrijden) stevige eisen ten aanzien van hun vier-pijler-model, waarop inschrijvers, vaak ‘Genossenschaften’ [gesubsidieerde verenigingen] en coöperaties, met elkaar concurreren. Zo bewerkstelligd Wenen niet alleen betaalbare woningen, maar ook nog eens duurzame woningen van hoogwaardige kwaliteit met een fijne en gezonde leefomgeving voor iedereen.

Maar, net zoals in Nederland, kregen ook in Wenen derden het potentieel van de woningmarkt in de gaten. Daarom besloot het stadsbestuur van Wenen in 2018 ook een planologisch juridisch-instrumentarium te implementeren. Hierin werd wettelijk vastgelegd dat nieuwbouwprojecten voor minimaal uit tweederde sociale huisvesting moeten bestaan en dat de ontwikkelaars maximaal € 187/m² voor de grond mogen betalen.

In Nederland betaald de markt al snel € 1.000/m² voor grond ter behoeve van vrije-sector-woningen. Terwijl in Wenen afdwingt dat er sociale huisvesting moet komen met huren die niet meer dan € 9 tot € 10/m² mogen bedragen.63

Bevolkingsdichtheid en grondeigendom Ondanks dat Wenen en de MRA ongeveer de zelfde hoeveelheid inwoners herbergen gebeurd dit op een ander schaalniveau. Wenen met 2 miljoen inwoners beschikt over ca. 396 km² land, de MRA met 2,5 inwoners over ca. 1.210 km² land.

Wenen heeft een bevolkingsdichtheid van 4.835 mensen/km² (2024).64 In de MRA bedraagt dit 1.587 mensen/km². Amsterdam - als vergelijkbare stad - heeft een bevolkingsdichtheid van 4.950 mensen /km² (2024).65

De bevolkingsdichtheid in Wenen ligt drie keer zo hoog als in de MRA, maar is gelijk aan Amsterdam.

Toch als we het over Nederland hebben, hebben we het over een klein, vol land, waarin nog zoveel moet gebeuren en dan hebben we het niet alleen over het oplossen van het woningentekort. Daarnaast bestaat de misplaatste gedachte dat het grootste deel van de grond in bezit is van kleine organisaties en particulieren, dat de overheid schaakmat staat en weinig invloed heeft op grondspeculatie. Dit is echter niet zo.

Bronnen:

66 De Volkskrant, 2020.

Tweederde van de Nederlandse grond is in eigendom van het Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen.

Hierna volgen verenigingen of stichtingen (zoals provinciale landschappen) met ongeveer 20% aan grond. Kort door de bocht heeft de Nederlandse overheid verreweg de meeste grond in bezit. Toch is niet al deze grond beschikbaar, Staatsbosbeheer is namelijk de grootste landeigenaar van Nederland, en het grootste deel hiervan is aangewezen als natuurgebied. In Nederland is dan ook niet de hoeveelheid grond het belangrijkste, maar de locatie van de grond.

Projectontwikkelaars hebben

maar een gering aandeel in het Nederlandse grondbezit: 1 tot 2%.

In de lijst van grootgrondbezitters komen projectontwikkelaars niet voor, maar ze spelen wel een belangrijke rol bij de ontwikkeling van vooral stedelijke gebieden. Je hoeft niet veel grond te bezitten om macht te hebben. Waar het vooral om gaat is: waar ligt die grond en wat kun je ermee? Waardevol is vooral grond die nog ‘vrij’ is, dat wil zeggen; grond die van bestemming kan veranderen.

4.3 Wenen vs. Nederland

Tekort aan beschikbare grond

Meer dan de helft van Nederland ligt volgens gegevens van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) al vast: daar staan huizen of bedrijventerreinen op, lopen spoorlijnen overheen of het is natuur. Wat overblijft, is een ‘vrije’ ruimte van 1,5 miljoen hectare. Vrij tussen aanhalingstekens, want het is voornamelijk agrarisch land (92%) dat vooral aan de randen van het land ligt: Groningen, Friesland, Zeeland. Maar agrarisch land kan van functie veranderen.66

Deze schaarsheid aan vrije grond, maakt de grond in Nederland peperduur. Daarnaast is in Nederland de speculatieve handel in versnipperd grondeigendom een maatschappelijk probleem dat de afgelopen jaren steeds meer aandacht heeft gekregen. Dit fenomeen houdt in dat handelaren landbouwgrond kopen, de kadastrale percelen opknippen in kleine stukjes en vervolgens verkopen aan kopers tegen een niet-marktconforme prijs.

Voor woningbouw is tot 2050 naar schatting 13 tot 30 duizend extra hectare grond nodig. Voor het afmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN, de oude

Ecologische Hoofdstructuur) moet nog 39 duizend hectare grond worden aangekocht. Volgens het PBL kunnen daar in de toekomst nog zo’n 150 duizend hectare natuur

bijkomen als uitvloeisel van verplichtingen die Nederland is aangegaan om de biodiversiteit te beschermen. Maar er zijn ook nog claims voor grond voor zonneparken en windmolens, bedrijventerreinen en infrastructuur. Iemand moet de knoop doorhakken over wat waar komt, maar het Rijk is juist de laatste jaren teruggetreden van die verantwoordelijkheid. De grondportefeuille werd verdeeld over provincies die ook verantwoordelijk werden voor het aankoopbeleid voor nieuwe natuur.

Volgens PBL is het gevolg bestuurlijke verrommeling, waarbij gemeenten, provincies en het Rijk hun eigen belangen hebben. En die stroken niet altijd.

Overheden zouden meer met elkaar moeten samenwerken. Dat gebeurd te weinig.

In de jaren ‘80 en ‘90 werkte de overheidsinstanties wel op grote schaal samen; in het kader van de stadsvernieuwing. Toen werd veel grond onteigend. Inmiddels is het draagvlak voor grondonteigening afgenomen, mede omdat het simpelweg veel te duur is. In de jaren zeventig werden groeikernen en groeisteden aangewezen als Almere en Zoetermeer. In de decennia hierna

4.3 Wenen vs. Nederland

herrezen een tal van vinexwijken. Het waren triomfen van de planologie. Nederland had er een apart ministerie voor: Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu (VROM) en een dienst die erop toezag dat alles ordentelijk verliep: de Dienst Landelijk Gebied (DLG) die een eigen, omvangrijke grondportefeuille bezat. Maar eind jaren negentig kantelde het beeld dat Nederland van bovenaf maakbaar was. Decentralisatie en privatisering waren de nieuwe toverwoorden. Het ministerie van VROM werd in 2010 opgeheven en uitgesplitst over andere ministeries. De DLG volgde in 2015.66

PBL pleit ervoor dat de Rijksoverheid de regie weer naar zich toe moet trekken. Dat grote opgaven op het gebied van landbouw, klimaat, energie en woningbouw op een hoger niveau centraal moet worden georganiseerd. Daar moet niet alleen Binnenlandse Zaken bij betrokken zijn, maar ook de ministeries van Infrastructuur en Waterstaat, Economische Zaken en Landbouw. Vooral de deelname van die laatste is cruciaal, zegt PBL, want alle ontwikkelingen zullen altijd ten koste gaan van de landbouw. Simpelweg omdat de landbouw de grootste grondgebruiker is van Nederland. Ik geef toe, niet alle opgaven zijn binnenstedelijk op te lossen, maar een deel van de woningbouwopgave wel! Neem de bevolkingsdichtheid van Wenen als voorbeeld.

1. Huisvesting en ruimtelijke kwaliteit:

Een (t)huis, betaalbaar en kwalitatief goed.

1 2 3 4 5

Huisvesting is een basisbehoefte en zou daarom op #1 moeten staan!

2. Klimaat - Energie

- Mobiliteit:

Een gezond bestaan voor mens, dier en plant.

3. Sociaal welzijn:

Een plek met de mogelijkheid om te ontmoeten, sporten, spelen en recreëren, maar ook om te rusten.

4. Architectuur en materialisering:

Een plek die niet alleen prettig aanvoelt, maar er ook zo uitziet.

5. Diversificeren:

Naast basisvoorzieningen ook speciaal programma, zoals kunst, cultuur, en zelfexpressie.

Waarden Thema’s

5aanbevelinGen

voor beleid en vakGebied

Stadhuis/Muziektheater. Tentoonstellingszaal in het voorlichtingscentrum van het stadhuis tijdens de expositie “Van dicteren tot communiceren; vijf eeuwen voorlichting in Amsterdam”, in 1988. © Alberts, M., Stadsarchief Amsterdam.

5.1 Introductie

Nederland kent een rijke geschiedenis van volkshuisvesting. We kunnen leren van de idealen uit de jaren ‘20 en ‘60, maar ook van de missers uit de jaren ‘80 en ‘90. En natuurlijk kunnen we leren van buitenlandse woonmodellen zoals die van Wenen. Al deze geleerde lessen komen in deze paragraaf als aanbevelingen aan bod.

De aanbevelingen kunnen globaal in twee rubrieken worden ingedeeld: 1) Beleid & 2)

Vakgebied. Beleid en vakgebied zijn nauw met elkaar verbonden.

◊ Beleid is een set van richtlijnen, regels en procedures die een organisatie of afdeling gebruikt om een bepaald doel te bereiken.

◊ Een vakgebied daarentegen is een specifiek terrein van studie, activiteit of expertise (zoals stedenbouw en architectuur). Het vakgebied implementeert niet alleen beleid, het heeft ook de kennis uit de praktijk om beleid te ontwikkelen. Beleid beïnvloed het vakgebied, maar tegelijkertijd komt beleid vaak tot stand op basis van ontwikkelingen binnen het vakgebied. Het is een wisselwerking.

Aanbevelingen voor beleid:

Op de volgende pagina’s komen de volgende aanbevelingen voor beleid aan bod:

1. Investeer (meer) in volkshuisvesting;

2. Laat bedrijven bijdragen aan volkshuisvesting;

3. Voer actief grondbeleid;

4. Vergroot de doelgroep voor sociale huisvesting;

5. Behoud en versterk sociale huisvesting;

6. Verdicht de bestaande voorraad.

Aanbevelingen voor het vakgebied stedenbouw:

Deze laatste aanbeveling hierboven bevindt zich op het kantelpunt van beleid en vakgebied. Vanaf punt zeven zijn de aanbevelingen gericht op het vakgebied, dat zijn de volgende:

7. Het - zowel verdichting als uitleglocaties - begint bij goede stedenbouw! Dat wil zeggen eerst onbeïnvloed ontwerpen, waarbij er geen ruimtelijke ongelijkheid is op basis van inkomstengroepen;

8. Houd ontwikkelcompetities;

9. Zet architecten in;

10. Maak van bewoners weer leden. Geef bewoners inspraak en bepaalde vrijheden!

inVesteren

De miljoenennota voor 2025. © Rijksoverheid.

Investeer (meer) in volkshuisvesting !

Achtergrond:

Nederland is van plan meer te investeren in volkshuisvesting om de groeiende vraag naar woningen tegemoet te kunnen komen. De regering wil de woningbouw opschalen naar 100.000 woningen per jaar en stelt hiervoor verschillende maatregelen voor, waaronder versnelde bouwprocessen en meer investeringen in sociale huurwoningen. In de kamerbrief van 21 mei 2024 gaf minister Hugo de Jonge antwoord op de vraag hoeveel geld er is uitgegeven en wat dat aan volkshuisvesting heeft opgeleverd. Het antwoord: In 2022 en 2023 is in totaal € 11 miljard aan financiële ondersteuning vrijgemaakt voor het versnellen van de woningbouw. Dit levert tussen nu en 2035 circa 700.000 woningen op.

Investering voor 2025:

Volgens de miljoenennota die op Prinsjesdag in 2024 gepresenteerd werd bedraagt de verwachte uitgave voor volkshuisvesting in 2025 € 8,9 miljard. Daarmee komt de investering voor ‘volkshuisvesting en ruimtelijke ordening’ op de negende plek (van hoog naar laag, van de totaal 18 investeringsposten) te staan.

Ter vergelijking: Wenen hanteert tien investeringsgroepen waarbij ‘sociale bijstand en huisvestingssubsidies’ met een investering van ruim € 3,7 miljard op de tweede plek staat.

Huisvesting is een basisbehoefte. Een basisbehoefte waarin het Rijk tekort schiet, en wat heeft geleid tot een enorm woningentekort. Het moment is gekomen om meer te investeren in volkshuisvesting!

bijdrage Van bedrij

Laat bedrijven bijdragen aan volkshuisvesting !

Het sociale woonsysteem van Wenen wordt o.a. ondersteund door een belasting van 0,5% op de salarissen van alle Wenen die door hun werkgever wordt betaald. Deze belasting genereert jaarlijks ongeveer € 110 miljoen. Het idee om bedrijven te verplichten in woningbouw te investeren is in Nederland momenteel een onderwerp van debat.

Voordelen hiervan:

◊ Positieve impact op de woningvoorraad;

◊ De stimulatie van economische activiteit en de potentiële positieve invloed op sociale cohesie.

Keerzijde:

◊ Het bezorgt bedrijven extra administratieve belasting;

◊ De ‘markt’ kan mogelijk verstoort raken.

Keuzemogelijkheden:

Er zijn een aantal varianten waaruit gekozen kan worden:

1. Bedrijven belasten wat inkomsten voor woningbouw genereert (alla Wenen);

2. Bedrijven verplichten zelf in woningbouw te investeren (bijvoorbeeld multinationals, keerzijde is dat deze variant mogelijk niet transparant is);

3. Bedrijven aan moedigen om te investeren in woningbouw door het bieden van subsidies of belastingvoordelen vanuit het Rijk (de keus om bij te dragen ligt dan bij bedrijven zelf).

Voer (actief) grondbeleid !

Dit kan op verschillende manieren. Wenen hanteert actief grondbeleid. Wat voor soort grondbeleid de gemeente kiest, bepaalt hoeveel invloed zij kan uitoefenen op ontwikkelingen:

1. Actief grondbeleid: De gemeente verwerft zelf grond.

2. Faciliterend grondbeleid: De gemeente laat de grondverwerving en -uitgifte over aan private partijen, de gemeente legt alleen de openbare voorzieningen aan.

3. Publiek-privaat samenwerkingsmodel (PPS): Een tussenvorm tussen actief en fasciliterend grondbeleid. De grond wordt via een gezamenlijke onderneming van de gemeente en ontwikkelaars (Gemeenschappelijke Exploitatiemaatschappij) herverdeeld en in kavels gesplitst.

Hulpmiddelen:

◊ Wet voorkeursrecht gemeenten: Met deze wet kan de gemeente druk uitoefenen om grond in eigendom te krijgen. Het geeft de gemeente een eerste recht van koop op een stuk grond dat eerder bij besluit daarvoor is aangewezen.

◊ Bestemmingsplannen: De Wet ruimtelijke ordening (Wro) verplicht de gemeente tot het maken van een ruimtelijke structuurvisie. Per project vertaalt de gemeente die visie in onder meer een bestemmingsplan en een grondexploitatieplan. Gemeenten kunnen grondspeculatie tegengaan door in bestemmingsplannen grond alvast te bestemmen voor sociale woningbouw en maatschappelijke functies.

doelgroepen

Bewoners uit Seestadt in Wenen. Samen hebben ze de vereniging Seestadtgrün opgezet, die vandaag de dag zo’n 100 leden telt en zich inzet voor meer groen in Seestadt.

Foto: © Zoidl

Vergroot de doelgroep van sociale huisvesting ! In Wenen komt 80% van de inwoners in aanmerking voor sociale huisvesting t.b.v sociale menging. Het primaire doel van het sociale menging beleid is dat er inkomensdiversiteit is in alle districten met 2/3 sociaal segment in alle nieuwe woonontwikkelingen.

Voordeel:

Het integreren van verschillende doelgroepen - huishoudens uit verschillende beroepen en achtergronden - bevordert de sociale solidariteit, vermindert criminaliteit, verbetert de gezondheid, verhoogt sociale mobiliteit en voorkomt stereotypering van huishoudens a.k.a.: stigma!

Hulpmiddelen:

Het sociale menging beleid wordt uitgevoerd via:

◊ Bestemmingsplannen - grondbeleid vanuit de gemeente;

◊ Financieringsstructuren - waaronder subsidies;

◊ Ontwikkelcompetities - kwalitatieve beoordelingscriteria voor het selecteren van nieuwe ontwikkelingsprojecten.

behoud sociaal

Gemeentelijkewoningen het Lassalle-Hof sinds 1924-1925 in Wenen. Foto: © Peter Gugerell, Public Domain Dedication (CC0)

Behoud (en versterk) sociale huisvesting ! Sinds 2015 zijn in Nederland ruim 100.000 sociale woningen verdwenen. Deze woningen zijn of gesloopt en vervangen door duurdere woningen of door de woningbouwcorporaties verkocht. Om het aanbod van betaalbare woningen te garanderen is het noodzakelijk om het bestaande aanbod van sociale huisvesting te behouden!

Waarom behouden?:

◊ Sociale huisvesting maakt een groot deel uit van de voorraad betaalbare woningen in Nederland;

◊ Door het woningtekort, de grote druk op de “woningmarkt” is er een steeds grotere vraag naar betaalbare woningen;

◊ Sociale huisvesting staat op “goedkope” grond. Door het verkopen van deze woningen gaat de grondprijs omhoog omdat deze bestemd wordt voor duurdere woningen, hierdoor komt het realiseren van betaalbare woningen in het gering.

Voordelen:

◊ Een groot deel van de sociale huisvesting is gebouwd in de wederopbouwperiode, deze woningen zijn inmiddels veelal verouderd. Vaak is sloop-nieuwbouw de beste optie om ook de woningen te verduurzamen. Dit biedt kans om de buurt te verdichten middels betaalbare woningen; het sociale segment!

◊ Door een grotere doelgroep toe te laten voor sociale huisvesting ontstaan gemengde buurten, slopen en vervangen voor duurdere segment woningen is dus niet nodig. Zo worden de bestaande buurten versterkt!

Verdichten

Verdicht de bestaande voorraad !

Juist buurten bestaande uit sociale huisvesting bieden potentie tot verdichting! De meeste Nederlandse portiekwoningen uit de wederopbouwperiode zijn (of waren oorspronkelijk) eigendom van woningcorporaties. De combinatie van goedkope grond, het in eigendom zijn van één organisatie, de einddatum van veel van deze woningen en sociale problematiek - allemaal ten tijde van een woningnood - maakt deze locaties de perfecte opgave.

Voordelen:

◊ Voor verdichting is geen extra (weg)infrastructuur nodig, zoals dat wel het geval is bij uitleglocaties, dit scheelt aanzienlijk in kosten;

◊ Verdichting kan een impuls betekenen voor de omgeving, bijvoorbeeld doordat er meer draagvlak ontstaat voor voorzieningen of wanneer er sprake is van een eenzijdige doelgroep of vergrijzing;

◊ Met verdichting gaat de woningvoorraad omhoog bínnen de bestaande contouren van de stad/wijk/buurt. Dit maakt tevens doorstroming mogelijk, waardoor bewoners die willen verhuizen in hun eigen wijk/buurt kunnen blijven wonen.

◊ Corporatiewoningen zijn in eigendom van een organisatie, dus er is geen sprake van gefragmenteerd eigendom wat herontwikkeling moeilijk maakt;

◊ Corporatiewoningen staan op (relatief) goedkope grond, wat herontwikkeling aantrekkelijk maakt (zeker wanneer je dit spiegelt met uitleglocaties waarbij bouwgrond aangekocht en herbestemd moet worden);

◊ De woningen uit de wederopbouwperiode zijn uniform. Bij herontwikkeling kan ingezet worden op een diverse bewonerssamenstelling. Dus een diverse doelgroep, met verschillende soorten huishoudens en achtergronden.

Hierom biedt herontwikkeling van de bestaande sociale voorraad dé kans om ruimtelijke ongelijkheid en stigma tegen te gaan!

Een hoge dichtheid geeft draagvlak voor voorzieningen en levendigheid. Dat is te zien aan Seestadt waar bewoners en bezoekers deelnemen aan het straatfestival.

Foto: © Niko Havranek

positie Van stedenbouW

Een onderzoek naar hoe stedenbouw van belang kan zijn in de vernieuwing die dringend noodzakelijk is in vele twintigste-eeuwse wijken in ons land. Gepubliceerd in 2010.

Het begint bij stedenbouw !

Stedenbouw heeft grote invloed op gemeenschappen en de samenleving. Het vormt de basis voor hoe we wonen, werken, reizen en interageren in onze omgeving, en kan een positieve of negatieve impact hebben op niet alleen het milieu - waaronder klimaat en biodiversiteit - , maar ook op de kwaliteit van wonen en leven.

Jammer genoeg wordt stedenbouw vaak gebruikt als politieke agenda, die verwijst naar de kwesties en prioriteiten die door politieke leiders en beleidsmakers worden bepaald. Maar stedenbouw kan ook worden beïnvloed door verschillende stakeholders, waaronder lokale gemeenschappen, bedrijven en non-profitorganisaties. Positief heeft dit betrekking op beleid dat gericht is op duurzame infrastructuur en mobiliteit, betaalbare woningen, en het bevorderen van een aantrekkelijke en leefbare omgeving voor burgers. Toch wordt het vakgebied beïnvloed, beginnend bij de grondprijs: Die bepaald veelal in welke prijscategorie de woningen vallen. En bepaald daarmee ook de doelgroep waarvoor er gebouwd wordt. Ook bepaald de kwaliteit van de omgeving de woningwaarde, waardoor de goedkopere woningen op minder kwalitatieve locaties komen te staan: ruimtelijke ongelijkheid in de dop.

Aanbevelingen:

◊ Architectuur levert een bijdrage tégen zichtbare ongelijkheid en stigma. Maar ruimtelijke ongelijkheid los je hiermee niet op. Dit staat of breekt met stedenbouw.

◊ Laat stedenbouw onafhankelijk, en zonder beïnvloeding door een politieke agenda, vanuit haar expertise werken;

◊ Eerst ontwerpen! Er wordt vaak al in hokjes gedacht voordat er wordt ontworpen. Ontwerp een plan waarbij iedereen prettig en kwalitatief goed kan wonen. Is de locatie niet geschikt voor de hoogste inkomens? Dan is de locatie überhaupt niet geschikt om te wonen. Dus ook niet voor de laagste inkomensgroep;

◊ Investeer om een plangebied leefbaar te maken. De kosten zijn wellicht op voorhand hoog, maar betalen zich (ook letterlijk) terug middels zowel de fysieke als mentale gezondheid van bewoners.

Houd ontwikkelcompetities !

In Wenen moet elk gesubsidieerd nieuwbouwproject in een openbare aanbestedingsprocedure voor ontwikkelaars worden beoordeeld op basis van kwaliteitscriteria. Voor projecten vanaf 500 gesubsidieerde appartementen is een ontwikkelaarscompetitie verplicht; kleinere projecten worden beoordeeld door de adviesraad. Voor gemeentelijke woningen wordt onafhankelijk van het projectvolume altijd een ontwikkelaarscompetitie uitgeschreven! Kortom, juist voor sociale en betaalbare huisvesting worden ontwikkelcompetities ingezet en verplicht!

Voordeel:

De wedstrijden zijn een competatieve manier om betaalbare woningbouw innovatief en duurzaam te maken, mét behoud van hoge kwaliteitsnormen.

Hulpmiddelen:

◊ Bepaal vooraf de grondprijs middels residuele methode: Bij deze methode is de grondwaarde het residu van de verkoopwaarde minus de stichtingskosten. De kwaliteit van de woningen is leidend, hier kan in de ontwikkelcompetitie goed op gestuurd worden.

◊ Subsidie voor sociale huisvesting: Via bijv. de Knelpuntenpot sociale huur kunnen gemeenten subsidie aanvragen voor het bouwen van sociale huurwoningen. De subsidie is afkomstig vanuit de provincies. In Zuid-Holland kan de gemeente voor een (zelfstandige) sociale huurwoningen € 6.000 aan subsidie aanvragen (2025).

Noord-Holland heeft een dergelijke regeling in het verleden ook gehad, maar is hier inmiddels mee gestopt: Investeer in de bouw van betaalbare woningen!

Woonblok D12 in Seestadt Wenen, sociale woningbouw uit 2017 middens ontwikkelcompetitie.

Prijzen: 1e plaats in de wedstrijd voor projectontwikkelaars 2012; 2e plaats Caparol Architectuurprijs 2016, categorie Kleur - Structuur - Oppervlak; 2e prijs AIT – Award 2016, categorie “Betaalbare Woning”; Grote Prijs op de 7e Internationale Tentoonstelling van Landschapsarchitectuur 2017, Belgrado. Foto: © Klimaaktiv.

Zet architecten in !

In Wenen is het sociale segment niet alleen voor mensen met een laag inkomen, maar ook voor de middenklasse, waardoor een sociale mix ontstaat. De stad legt veel nadruk op kwalitatieve, betaalbare huisvesting en schakelt daarom ook architecten in om woningen te ontwerpen die aan deze eisen voldoen.

Wenen had tussen de twee wereldoorlogen bijna 200 architecten in dienst om meer dan 60.000 gemeentelijke woningen te ontwerpen en bouwen. Ook in Nederland was in de jaren ‘20 de sociale huisvesting onderhevig aan architectuur. Zo waren Berlage en De Klerk pioniers van de Amsterdamse School en maakte zij veel invloedrijke ontwerpen. Veel van deze door architecten ontworpen huisvesting is inmiddels beschermd vanwege haar historische en architecturale waarde en is zelfs aangemerkt als monument.

Belang van architectuur:

◊ Sociale problematiek kan voort komen uit slechte kwaliteit huisvesting. Zowel de kwaliteit als de esthetica van woningen houdt verband met het moreel welzijn van bewoners;

◊ Het inzetten van architecten voor ook betaalbare woningen waaronder sociaal segment verkleind zichtbare ongelijkheid tussen woningen voor verschillende lagen uit de samenleving;

◊ Architectuur bepaalt (mede) hoe mensen de omgeving ervaren en hoe ze ermee omgaan. Goed ontworpen gebouwen met bijbehorende buitenruimte, bevordert sociale interactie.

Samen gaan ook deze punten stigma tegen!

Render van het ‘Spaarndammerhart’, nieuwbouw in de Spaarndammerbuurt in Amsterdam.

Ontworpen door DS, architecten KorthTielens en Marcel Lok en kunstenaar Martijn Sandberg in opdracht van Heijmans vastgoed bv. De grondeigenaar is de Gemeente Amsterdam. De nieuwbouw is gebaseerd op de rijkdom van de Amsterdamse school traditie waarin architectuur, kunst en natuur samen gaan.

positie Van beWoners

Coöperatieve woningen ‘Wohnprojekt Wien’, gebouwd tussen 2010-2013. Het project beschikt over diverse gemeenschappelijke ruimtes, zoals een keuken, werkplaatsen en muziekkamer. De zolder is van iedereen en is de rustzone van de gemeenschap met sauna, bibliotheek, daktuin en gastenappartementen. De commerciële ruimte op de begane grond maakt het mogelijk om dicht bij hun huis te werken en verlevendigt de omgeving. Foto: © Einszueins architektur.

Maak van bewoners weer leden !

In Wenen is een aanzienlijk deel van de bewoners lid van hun woningvereniging. Dit is een gemeenschappelijke eigendom van een appartementencomplex, waarbij bewoners gezamenlijk eigenaar zijn van de gebouwen, grond en gemeenschappelijke ruimtes. Dit staat in contrast met het huurmodel van Nederland waarbij bewoners steeds meer als consumenten worden gezien en behandeld.

Aanbevelingen:

◊ Maak van bewoners weer leden i.p.v. consumenten. Dit houdt in dat bewoners meer zeggenschap hebben over hun woning en woonomgeving. Dit bevordert het gevoel van verantwoordelijkheid en betrokkenheid.

◊ Geef bewoners inspraak en bepaalde vrijheden! Niet alleen tijdens de ontwikkelfase met participatie, maar ook na de oplevering tijdens de gebruiksfase. Bewoners die bijvoorbeeld gezamenlijk een binnentuin vormgeven voelen zich hier (meer) mee verbonden. Ook geeft het de bewoners een gevoel van trots.

◊ Maak bewoners mede-eigenaar. Bewoners hebben dan niet alleen het recht om te wonen, maar zijn ook mede-eigenaar van het gebouw en de gemeenschappelijke ruimtes. Zo zijn voorzieningen afgestemd op wat bewoners nodig hebben en kunnen bewoners dit gezamenlijk vormgeven.

Al deze punten komen de sociale cohesie ten goede.

Luchtfoto naar het westen van Nieuwendam, met links volkstuincomplex Wijkergouw. Op de achtergrond omgeving IJdoornlaan, Hilversumstraat en Markengouw. Rechts de Ringweg-Noord in aanleg, 1969. © Dienst der Publieke Werken; Afdeling Stadsontwikkeling. Stadsarchief Amsterdam.

6binnenStedelijk verdichten

in markenGouw-midden

Bronnen:

67 Canon volkshuisvesting, gepubliceerd in 2016, laatste wijziging in 2023.

6.1 Wederopbouwwijken op de schop

In de jaren tachtig kondigden zich in de middelgrote steden van Nederland de eerste leefbaarheidsproblemen aan. Dit waren wijken waar na de Tweede Wereldoorlog de wederopbouwflats in groten getale waren verrezen. Heerma zag in deze wijken geen structureel probleem opdoemen. In 2005 voorspelde hij dat de stadsvernieuwingstrein tot stilstand zou komen. “Dan is de klus geklaard en zullen er verder geen (financiële) inspanningen van rijkswege nodig zijn”.67

Vooral in grote steden als Rotterdam, Amsterdam en Den Haag werden de problemen steeds manifester. Als de verzelfstandiging van de woningcorporaties in 1995 een feit is, gaat ook het ministerie van Volkshuisvesting aan het probleem trekken. In 1997 komt staatssecretaris Tommel met de Nota Stedelijke Vernieuwing, waarin het begrip ‘preventieve herstructurering’ wordt geïntroduceerd. Het gaat niet alleen om de fysieke kwaliteit van de naoorlogse woningen (die was in veel gevallen zo slecht nog niet), maar vooral om de woonkwaliteit van de wijken.

Tussen 2000 en 2009 gaat hier ruim drie miljard euro in om. Vanaf 2000 begint de nieuwe stadsvernieuwingstrein op stoom te raken en komt er een ingrijpende herstructurering van de naoorlogse wijken op gang, waarin vooral woningcorporaties vele honderden miljoenen investeren. Nogal wat grootschalige naoorlogse galerijflats gaan tegen de vlakte om plaats te maken voor chiquere nieuwbouw met koopwoningen.

‘Vogelaar-wijken’

De financieel-economische crisis temperde ook de voortvarendheid waarmee de Vogelaar-aanpak in 2007/2008 van start was gegaan. Minister Ella Vogelaar wilde een versnelling aanbrengen in veertig wijken door een integraal vernieuwingsprogramma gericht op de sociale stijging van bewoners. Het was groots en meeslepend aangekondigd, het zou tien jaar (tot 2017) duren, maar het eerste daaropvolgende kabinet deelde dit (PvdA-)enthousiasme niet en stopte de veertig actieplannen van de Vogelaar-wijken.67

‘Ontwikkelbuurten’

In 2021 benoemde gemeente Amsterdam 53 buurten tot ‘ontwikkelbuurt’; waar de leefbaarheid van de buurt laag wordt beoordeeld. Buurten waar mensen zich vaker dan gemiddeld in Amsterdam onveilig voelen. In veel ontwikkelbuurten is het aandeel corporatiewoningen hoog, in een aantal buurten boven de 80%. Oplossing om de leefbaarheid te verbeteren? Sloop van de corpora-

tiewoningen met vervangende nieuwbouw van duurdere segment huur- en koopwoningen! Zo holt de hoeveelheid betaalbare woningen achteruit.

De 53 ontwikkelbuurten gedefinieerd door gemeente Amsterdam. © Gemeente Amsterdam, 2021.

Casus

Om mijn hoofdvraag “Hoe kunnen we nieuwe ‘sociale’ huisvesting realiseren waarbij er geen sprake is van stigma?” te beantwoorden heb ik een van de 53 ontwikkelbuurten uitgekozen als casus. Het betreft de buurt Markengouw-Midden, onderdeel van de Waterlandpleinbuurt in Amsterdam Noord.

Ook deze buurt uit de wederopbouwperiode is (vanaf 2010) herontwikkeld middels sloop-nieuwbouw. Ondanks dat dit met redelijke aandacht is gebeurd, zijn er toch nog een aantal pijnpunten terug te zien wanneer het gaat over stigma. In het volgende

hoofdstuk laat ik deze zien en stel ik een “nieuw” model voor in het kader van“Wat als je stigma-vrij gaat ontwerpen en ontwikkelen?”. Met als uitkomst een stedenbouwkundige plan dat laat zien dat het, ook in Nederland, mogelijk is om voor iedereen een stigma-vrije, prettige en gezonde woonomgeving te realiseren, ongeacht zijn of haar achtergrond of financiële status: Goed wonen voor iedereen.

Sloop van de corporatiewoningen in Markengouw-Midden. © Google Maps, mei 2018.

Markengouw-Midden

Corporatiewoningen gebouwd tussen:

Voor 1909

1909-1918

1919-1945

1946-1989

1990-2007

2008-2023

ooit leVerde de bouW Van koopWoningen juist protest op

Protest tegen de bouw van koopwoningen. © Busselman, F., Stadsarchief Amsterdam, 1991.

Stadsdeelraad Zuid. Protest tegen de bouw van koopwoningen.

Eendrachtsparkbuurt voor sloop © Google Maps

Markengouw-Midden woningen die gesloopt hadden moeten worden (ging niet door vanwege financieringsproblemen) © Google Maps

Van Tijenbuurt voor sloop © Google Maps

6.2 Casestudies

Voor mijn ontwerpend onderzoek ben ik begonnen met het onderzoeken van een aantal casestudies. Deze casestudies betreffen buurten in Amsterdam die de afgelopen decennia door sloop-nieuwbouw zijn geherstructureerd. De volgende maken deel uit van de casestudies:

◊ Eendrachtsparkbuurt in Nieuw-West;

◊ Van Tijenbuurt in Geuzenveld, en;

◊ Markengouw-Midden in Noord.

eendrachtsparkbuurt

Eendrachtsparkbuurt voor sloop, 2008 © Google Maps
Nieuwbouw Eendrachtsparkbuurt, 2023 © Google Maps
Plangebied Plangebied Gesloopt Nieuwbouw Geplande bouw (oplevering 2025)
Luchtfoto 2003. © Data en informatie. Gemeente Amsterdam.
Situatie 1957
Luchtfoto 2024. © Pdok.
Situatie heden (2024)

Eendrachtsparkbuurt

Bronnen: [ i ]:

Voormalige situatie

De Eendrachtsparkbuurt in Nieuw-West is in 2014 middels sloop-nieuwbouw vernieuwd. De gesloopte portiekflats dateerden uit 1957 en bestonden uit vijf bouwlagen met bergingen in de plint. De bebouwing bestond uit L-vormige strokenbouw, met tussen de gebouwen in groene hofjes. Deze hofjes waren ingericht als siertuin en aan twee zijden omsloten door een straat met parkeren. Het gebied bevatte één woningtypologie: appartementen.

Huidige situatie

De huidige situatie, gebouwd in 2014, bestaat uit samengestelde woonblokken gesitueerd rondom het nieuwe Eendrachtspark. De ontsluiting van de woningen varieert van galerij, portiek, corridor en zelfs grondgebonden. De binnentuinen zijn groen ingericht en langs de randen

voorzien van privé tuinen. Het semi-openbare groen van de binnentuin is tussen de opengewerkte bouwblokken afgesloten middels een hekwerk. Hierdoor is de tuin enkel toegankelijk voor bewoners van het woonblok.

Sociale woningbouw

De voormalige situatie bestond uit totaal 458 woningen, hiervan waren 418 sociale huur (91%). De woningdichtheid was met 25 wo/ha relatief laag. Het gebied is verdicht naar 35 wo/ha, oplopend tot 47,5 wo/ha in 2025. In totaal komt de nieuwe situatie te bestaan uit 879 woningen, hiervan zijn 417 sociale huur (47%). Het aantal sociale huurwoningen is sinds 2014 afgenomen met 117 woningen. In 2025 zal het gebied verdicht zijn met totaal 421 extra woningen, echter zijn er geen sociale huurwoningen bijgekomen, het aantal is min of meer gelijk gebleven.

Plangebied

Bouwjaar 1957 | Dichtheid 25 wo/ha

Totaal 458 woningen

418 sociale huurwoningen

91% van de woningvoorraad is sociaal segment

Sociale huur Vrije sector en koop Onbekend/anders

Bouwjaar 2014 | Dichtheid 35 wo/ha (47,5 in 2025)

Totaal 643 woningen (879 in 2025)

301 sociale huurwoningen (417 in 2025)

47% van de woningvoorraad is (ook in 2025) sociaal segment

Van tijenbuurt

Van Tijenbuurt voor sloop, 2008 © Google Maps
Nieuwbouw Van Tijenbuurt, 2023 © Google Maps

Luchtfoto 2003. ©Data en informatie. Gemeente Amsterdam.

Situatie 1958

Luchtfoto 2024. © Pdok.

Situatie heden (2024)

Plangebied Plangebied Gesloopt Nieuwbouw

Troelstralaan
Troelstralaan

Van Tijenbuurt

Bronnen: [ i ]:

Voormalige situatie

De woningvoorraad van de Van Tijenbuurt in Geuzenveld in 1958 bestond uit een mix van appartementen en grondgebonden woningen. Bijna alle grondgebonden woningen zijn blijven bestaan, maar de appartementcomplexen zijn gesloopt. De gesloopte portiekflats bestonden uit vier of vijf bouwlagen met bergingen in de plint. De bebouwing bestond uit L-vormige strokenbouw, met tussen de gebouwen in groene hofjes. Deze hofjes waren openbaar toegankelijk, maar enkel ingericht met gras en aan twee zijden omsloten door een straat met parkeren.

Huidige situatie

De huidige situatie, afgerond in 2019, bestaat uit woonblokken met (L-vormige)strokenbouw. De portiekflats hebben voornamelijk plaatsgemaakt voor grondgebonden

woningen met privé tuinen, enkel het grote samengestelde woonblok aan de Troelstralaan bevat nog een aantal appartementen. Van dit woonblok zijn de twee binnentuinen (gesplitst door een weg) semi-openbaar en afgesloten middels een hekwerk. Hierdoor zijn de tuinen enkel toegankelijk voor bewoners van het woonblok. In de plint bevinden zich enkele voorzieningen.

Sociale woningbouw

De voormalige situatie bestond uit totaal 485 woningen, met 100% sociale huur. De nieuwe situatie beschikt over 28 woningen minder en over het hele gebied is het percentage sociale woningen gehalveerd. Niet alleen doordat de nieuwe bebouwing over minder sociale huur beschikt, maar ook omdat de bestaande grondgebonden sociale huurwoningen door de jaren heen zijn verkocht.

Plangebied Sociale huur Vrije sector en koop

Bouwjaar 1958 | Dichtheid 45 wo/ha

Totaal 585 woningen

585 sociale huurwoningen

100% van de woningvoorraad is sociaal segment

Bouwjaar 2019 | Dichtheid 43 wo/ha

Totaal 557 woningen

301 sociale huurwoningen

47% van de woningvoorraad is sociaal segment

Markengouw-Midden voor sloop, 2008 © Google Maps
Nieuwbouw Markengouw-Midden, 2023 © Google Maps

Luchtfoto 2003. © Data en informatie. Gemeente Amsterdam.

Luchtfoto 2024. © Pdok.

Situatie 1967

Situatie heden (2024)

Plangebied Plangebied Gesloopt Nieuwbouw

IJdoornlaan
IJdoornlaan

Voormalige situatie

Bronnen: [ i ]: Markengouw-Midden

De woningvoorraad in Markengouw-Midden in de Waterlandpleinbuurt te Amsterdam Noord bestond oorspronkelijk geheel uit portiekflats. Het grootste deel hiervan is gesloopt, alleen de complexen aan de oostrand zijn blijven staan. Ook hier bestonden de gesloopte portiekflats uit vier of vijf bouwlagen met bergingen in de plint, in L-vormige strokenbouw, met tussen de gebouwen in groene hofjes. Deze hofjes waren openbaar toegankelijk, sierlijk ingericht, hadden een speeltuintje waren aan twee zijden omsloten door een straat met parkeren.

Huidige situatie

De huidige situatie bestaat uit samengestelde woonblokken met voornamelijk grondgebonden woningen, alleen aan de IJdoornlaan zijn appartementen teruggekomen.

Ondanks dat de grondgebondenwoningen allemaal een privé tuin hebben beschikken de bouwblokken ook over een semi-openbare binnentuin. Deze binnentuinen zijn wederom afgesloten middels een hekwerk. De openbare ruimte is onderhanden genomen en een aantal autostraten zijn getransformeerd tot autovrije woonstraten.

Sociale woningbouw

De voormalige situatie bestond uit totaal 1.361 woningen, met 100% sociale huur. De nieuwe situatie beschikt over 223 woningen minder, het aandeel sociale woningen is gedaald en er zijn maar liefst 520 sociale woningen minder. Er is door de verandering in woningtypologie een afname in woningaantal en in toegankelijke openbare ruimte.

Wanneer de resterende portiekwoningen ook getransformeerd worden zal het aantal wellicht verder dalen.

Plangebied Sociale huur

Vrije sector en koop

Bouwjaar 1967 | Dichtheid 83 wo/ha

Totaal 1.361 woningen 1.361 sociale huurwoningen

100% van de woningvoorraad is sociaal segment

Bouwjaar afronding 2020 | Dichtheid 69,7 wo/ha

Totaal 1.138 woningen

841 sociale huurwoningen

74% van de woningvoorraad is sociaal segment

Stigma herkennen

De herstructurering van Markengouw-Midden is met best wat aandacht gedaan. De architectuur is modern, waarbij er geen onderscheid in kwaliteit zit tussen het sociale segment en het midden- en dure segment. Ook zit er geen esthetisch verschil tussen de nieuwe koopwoningen en de sociale huurwoningen. Toch zijn er op stedenbouwkundige-aspecten wel een aantal stigmatiserende missers te duiden.

Sociale woning voornamelijk opgestapeld langs de drukke weg.

En als geïsoleerde objecten opgenomen in het plan. Ze staan als afgezonderde eilandjes in de openbare ruimt, zonder kwalitatieve openbare ruimte aan zowel voor en achterkant; hier is namelijk alleen parkeren te vinden.

Sociale woning aan het schoolplein, als buffer voor de rest van de buurt

Een deel van de bebouwing van de buurt is blijven staan. Dit zijn precies dezelfde woningen als de woningen die inmiddels gesloopt zijn.

Doordat een deel is blijven staan ontstaat er een duidelijke ruimtelijke scheiding in de buurt.

De voorheen openbare groene hoven zijn ingeruild voor afgesloten binnentuinen.

Ook de overgang van privé naar openbaar laat aan de wensen over. En de ondergrondse afvalcontainers zijn een voor een terug te vinden bij de voordeuren van de sociale woningen.

Wat als.. We stigma-vrij gaan ontwerpen?!

Ruimtelijke inpassing aan de hand van voorbeelden

Als test om te zien wat zoal mogelijk is binnen de testlocatie van Markengouw-Midden heb ik een aantal gerealiseerde buurten in de testlocatie geplakt. Hierbij heb ik voorbeelden gebruikt uit Amsterdam en Wenen.

ruimtelijke inpassing aan de hand Van referenties

Bijlmer, 1015 verblijfsplaatsen
Spaarndammerbuurt, 1120 verblijfsplaatsen
Banne Noord, 895

895 verblijfsplaatsen

Karl-Marx-Hof (Wenen), 1382 woningen
Alterlaa (Wenen), 2176 woningen

ruimtelijke inpassing aan de hand Van referenties

IJburg, 986 verblijfsplaatsen
Overhoeks, 2005 verblijfsplaatsen
Funenpark, 1185

Seestadt (Wenen), 1945 wonen Eendrachtsparkbuurt, 1540 verblijfsplaatsen verblijfsplaatsen

6.3 Stigma-vrije stedenbouw

Stigma-vrije stedenbouw aan de hand van drie modellen

Naar aanleiding van de geschiedenis van zowel de Nederlandse als Weense volkshuisvesting ben ik uitgekomen op drie mogelijke modellen voor de herstructuring van Markengouw-Midden. Wat als we deze buurt stigma-vrij gaan ontwerpen? Hoe komt de buurt er dan uit te zien? En wat betekent dit voor de mensen die er wonen?

Dit zijn de volgende modellen:

◊ Vernieuwd A.U.P.;

◊ Schoolvoorbeeld jaren ‘20;

◊ Weens Wonen.

Het eerste model, Vernieuwd A.U.P, gaat uit van de uitgangspunten van het A-U-P, maar dan in een moderner jasje;

Het tweede model, Schoolvoorbeeld jaren ‘20, is gebaseerd op de nostalgie van de volkshuisvesting van de jaren ‘20, met name geïnspireerd op de Spaarndammerbuurt;

En het derde model, Weens Wonen is geïnspireerd op de hedendaagse volkshuisvesting van Wenen.

Vernieuwd A.U.P. | 1.350 woningen (80 wo/ha)

Bij licht, lucht en ruimte draait het om gelijkheid, met simpele L-vormige stempels, en groene openbare hoven. Maar bij vernieuwing op deze manier blijft de dichtheid en het woningaantal gelijk aan de huidige situatie, dit in combinatie met dezelfde idealen kun je wellicht beter de buurt renoveren.

Schoolvoorbeeld jaren ‘20 | 1.755 woningen (105 wo/ha)

Het Amsterdamse School-model is duidelijk geïnspireerd op de Spaarndammerbuurt, waarbij grote gebaren en kwaliteit van de semi-openbare ruimte de buurt eenheid geeft. Echter is er met dit model enkel een echt hoge dichtheid te bereiken middels kleine woningen van gemiddeld 65m².

Weens Wonen | 2.320 woningen (140 wo/ha)

Met Weens Wonen is wél een hoge dichtheid te behalen, met betaalbare huurwoningen voor iedereen. Dit model gaat uit van een divers woningaanbod, met sociaal segment voor zowel de lage als middeninkomens, wat de buurt aantrekkelijk maakt voor verschillende soorten huishoudens en doelgroepen. Dit is dan ook het voorkeursmodel.

Ruimtelijke context

Voordat we weer inzoomen op de projectlocatie, zoomen we nog even uit naar de context van de locatie: Waterlandplein en Nieuwendam omgeving.

Groen en voorzieningen

In de Koers ‘Amsterdam maakt ruimte’ uit 2023 wordt er binnen de stad ruimte gezocht voor een aantal belangrijke thema’s, zoals klimaat, biodiversiteit en schone lucht. Ook routes voor langzaamverkeer zijn van belang. Markengouw-Midden is omringt door een stevige groenstructuur, maar er missen een aantal belangrijke verbindingen. Hiernaast is met groen-gele pijlen aangegeven welke dat zijn, ook in relatie tot belangrijke voorzieningen in de omgeving.

In de ‘Groenvisie, een leefbare stad voor mens en dier 2020 - 2050’ van Amsterdam staan een aantal ambities die ik mee heb genomen in het nieuwe ontwerp van de projectlocatie:

◊ Groene routes:

In 10 minuten wandel je van voordeur naar een park, in 15 minuten fiets je naar een natuurgebied.

◊ Groen, tenzij: Waar het kan vervangen we tegels, bakstenen en asfalt door groen, tot een natuurlijke leefomgeving met ruimte voor ontmoeting

◊ Openbaar en toegankelijk groen: Volkstuinparken, sportparken en schooltuinen worden toegankelijker voor meer mensen.

Groen, voorzieningen en openbaar vervoer

Naast groene verbindingen is verbinding middels openbaar vervoer van belang voor hoogstedelijke gebieden. De projectlocatie is best goed verbonden, binnen 200 meter liggen twee bushaltes. Elke 10 minuten komt er een bus die je naar het grootwinkelcentrum of de Noord-Zuid-lijn brengt (zie de kaart hiernaast). De projectlocatie behoeft geen verdere interventies voor openbaar vervoer wanneer het gaat over bijvoorbeeld het aanleggen van een busbaan. Wel zit er een ontwerp-opgave in het veraangenamen van deze verbinding t.b.v. woningbouw.

Autoinfrastructuur (i.c.m. openbaar vervoer)

Andere belangrijke ambities die in de Koers worden benoemd zijn ruimte maken voor autovrije en autoluwe gebieden en minder straatparkeren. Daarom maakt ik op de locatie een knip in het autonetwerk. De auto zal alleen nog langs de randen van de projectlocatie komen. Het gehele binnengebied wordt autovrij. Wel wordt er bij het ontwerp van deze straten rekening gehouden met auto’s voor hulpverlening, zoals ambulances en brandweer, en verhuiswagens. Het autoparkeren wordt aan de randen in verscholen parkeergarages opgevangen.

Wandel- en fietsverbindingen zijn daarom extra belangrijk in het plan.

Fietsverbindingen

Zoals al eerder gezegd zijn voor dit plan wandel- en fietsverbindingen extra belangrijk. Er er missen een aantal belangrijke verbindingen. Hiernaast is met groen-gele pijlen aangegeven welke dat zijn, ook in relatie tot belangrijke voorzieningen en groen in de omgeving.

Verbonden buurt

Met al deze ambities samen moet er binnen de ring van Amsterdam een hoogstedelijk, goed verbonden en gezonde diverse buurt ontstaan! - Geïnspireerd op het Weense Woonmodel, gecombineerd met waarden vanuit het A-U-P en de Amsterdamse School uit de jaren ‘20. Het plan is geheel gericht op sociale huisvesting voor zowel de lage als de middeninkomens, waarbij er geen sprake is van stigma door ruimtelijke ongelijkheid of kwaliteitsverschil in woningen (architectuur).

Verbinding en parkeren

Binnen stigma-vrije-stedenbouw is verbinding een belangrijk uitgangspunt. Daarom wordt er een uitgebreid voet- en fietsnetwerk uitgerold, die voor verbinding zorgt met het naastgelegen winkelcentrum, het omliggende groen en een aantal scholen. Parkeren op straat maakt plaats voor openbare ruimte en parkeren wordt op blokniveau opgelost langs de randen.

Stedelijke superblokken

Stedelijke superblokken maken een hoge dichtheid mogelijk. Waarbij de basisschool midden in het gebied naar de hoek verplaatst, dichtbij de bushalte en andere scholen.

Robuuste groenstructuur

Het raamwerk biedt ruimte voor een robuuste groen- en bomenstructuur. Waarbij de parkstrook lang de A10 de buurt ingetrokken wordt richting het buurtpark, die weer in verbinding staat met het Baanakkerspark en de Schellingwouderbeek. Ook de IJdoornlaan krijgt een kwalitatieve groene inrichting.

Hoge randen, lage binnenwereld

De buurt krijgt een stedelijk karakter, met hogere randen, maar ook met een lagere, meer buurtse, binnenwereld. Op plekken aan bijvoorbeeld pleinen of hoofdroutes komen hoogteaccenten.

Divers met groene binnentuinen

De superblokken worden samengesteld uit kleinere diverse woonblokken, met groene binnentuinen met looproutes en programma passend bij de bewoners.

Verschillende woonsferen

Het raamwerk biedt verschillende woonsferen. Zo kun je rustig wonen aan groen, praktisch wonen boven een parkeervoorziening of nabij voorzieningen of je settelen in de zogenoemde leefstraten.

Rustige parkstrook

Actieve leefstraten

Levendige straat;

Door winkels

Door sport

Door onderwijs

Programma (winkels, voorzieningen en sport & spel)

De laatste laag bevat ruimte en inrichting voor sport en spel in de buurt. Bestaande uit speelplekken voor kinderen, rust en zitplekken, en plekken voor ontmoeting en sport.

Met ruimte om op te groeien, spelen op zowel straat als in de binnentuinen. Ruimte voor ontmoeten. Door margestroken en goede inrichting van privé naar openbaar. Gezond leven kan daarbij niet ontbreken, met zit en rustplekken in het groen, maar ook bijv. ruimte voor moestuintjes. Als laatste is ook de mogelijkheid tot verplaatsen van belang. Dit kan door snelle hoofdroutes voor fiets door bepaalde straten, maar ook door rustige wandelroutes door de binnentuinen.

Rustige zitplekken in groen

Delfse stoep en margestroken die bewoners zelf invulling kunnen geven

Groene ader door het plan

Ruimte voor spelen op straat

Ruimte voor collectieve functies

Relatie tussen woningen en binnentuinen

Openbare ruimte door bewoners te gebruiken

Groene binnentuinen met ruimte voor sport en spel

Doelgroepen

Bij verplaatsen gaat het om keuzemogelijkheden en dit geldt in mijn model ook voor de woningen.

Het is niet meer de jaren ‘60. de demografie is veranderd, we hebben niet langer te maken met maar 1 doelgroep. Naast kleine gezinnen hebben we namelijk ook te maken met grote gezinnen, maar ook studenten en starters. Tegelijk zijn er steeds meer alleenstaanden, 2 persoonshuishoudens en 1 oudergezinnen. En vergeet natuurlijk niet de ouderen. Ook zien we steeds vaker de behoefte naar groepswonen.

Al deze doelgroepen kunnen een plek krijgen binnen een divers samengesteld superblok.

Uitwerking

Samengesteld superblok

Parkeren wordt opgelost in de eerste 2 bouwlagen. Daarbovenop komt een binnentuin. En de woonblokken worden ingevuld met een variatie aan woontypologieën.

Het voorkomen van blinde plinten is van belang. Door halfdiepe woningen toe te passen ontstaat hier ruimte voor maisonnettes. Dit kunnen bijv. 2-laags-maisonnettes zijn van 6070m² maar ook 3-laags van 120m². verder is er een verscheidenheid aan appartementen te vinden met verschillende ontsluitingen. Zo heb je in de woonstraten eerder kleinschalige portieken en aan de stedelijke randen eerder torentjes met een centrale hal.

Maisonnette 70 m² Via corridor

Maisonnette 100 m² Via corridor

Appartement 65-75 m² Via portiek

Maisonnette 65 m² Via corridor

Appartement 65 m² Via centrale hal

Appartement 80-90 m² Via centrale hal

Maisonnette 80 m² Via corridor

Appartement 90 m² Via portiek

Appartement 68 m² Via corridor

Appartement 80 m² Via galerij

Appartement 60 m² Via corridor

Maisonnette 120 m² Via eigen entree

Maisonnette 70 m² Via corridor

Maisonnette 100 m² Via corridor

Appartement 75 m² Via portiek

Appartement 65-70 m² Via portiek

Maisonnette 110 m² Via portiek

Appartement 75 m² Via portiek

Maisonnette 80 m² Via centrale hal

Appartement 70 m² Via portiek

Appartement 60 m² Via galerij

Maisonnette 65 m² Via eigen entree

Maisonnette 80 m² Via corridor

Voorbeeld uitwerking woonblok met parkeren

In doorsnede zit dat er bijvoorbeeld zo uit. De half verdiepte woningen in de plint geven ruimte voor bergingen en parkeren. En natuurlijk kan een woning soms worden afgewisseld met een voorziening in de plint.

De woonblokken kunnen worden toegesplitst op doelgroepen, zoals bijv. grote maisonnettes voor gezinnen en seniorenwoningen te midden van de binnentuin.

Dit project had tot doel de sociale activiteiten op de trappen van Sint Nicolaas, Vendôme en Laziza in de wijken Mar Mikhael en Gemmayzeh, Beiroet, te rehabiliteren en te verbeteren.

Opgave van publieke trappen in Beiroet. © Catalytic Action.

Nawoord

Elk land kent up en downs wanneer het gaat om volkshuisvesting. Nederland raakte vanaf de jaren ‘80 haar voorheen bloeiende volkshuisvesting - sinds de jaren ‘20kwijt. De oorzaak ligt bij het liberaliseren van beleid, waarbij het socialistische gedachtengoed weg ebde. Anno 2025 spreekt de politiek eindelijk weer van volkshuisvesting, waar voorheen vooral de ‘woningmarkt’ op nummer een stond.

Het is een misplaatste gedachte dat we in het gecreëerde systeem moeten blijven bivakkeren. Dit systeem heeft desnoods - nu in de 21ste eeuw - opnieuw geleid tot een woningnood. We kunnen leren van andere woonsystemen. Wenen biedt een prachtig voorbeeld wanneer het gaat om een stigma-vrij woonsysteem.

Met dit afstuderen heb ik getracht het belang van goed woonbeleid, stedenbouw en architectuur te laten zien. We moeten ontwerpen voor álle mensen, en niet een plan indelen in inrichten op groepen gebaseerd op financieel economische status gedacht vanuit stigma.

Stigma-vrije-stedenbouw kan! En het moet! Samen maken we een verbonden buurt: Goed wonen voor iedereen!

Bronvermelding

Inleiding

1. Vakcentrale voor professionals (VCP), juni 2023. Modale middeninkomens steeds meer in de problemen. Modale middeninkomens steeds meer in de problemen - VCP.

En: Algemeen Dagblad (AD), augustus, 2022. Meerderheid middeninkomens heeft geldzorgen: vooral betalen boodschappen problematisch. Meerderheid middeninkomens heeft geldzorgen: vooral betalen boodschappen problematisch | Geld | AD.nl

2. Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, Volkshuisvesting Nederland, augustus 2024. Het statistisch woningtekort uitgelegd. Het statistisch woningtekort uitgelegd | Home | Volkshuisvesting

Nederland

3. NU.nl, april 2024. Een op de drie huishoudens heeft moeite om rond te komen. Een op de drie huishoudens heeft moeite om rond te komen | Economie | NU.nl

Hoofdstuk 1

STATUS VAN DE NL WONINGBOUW

1.1 Woningcrisis

4. Nationale Woon- en Bouwagenda, maart 2022. https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2022/03/11/nationale-woon-en-bouwagenda

5. Capital Value, februari 2023. Woningtekort stijgt naar 400.000 woningen. https://www.capitalvalue.nl/ nieuws/woningtekort-stijgt-naar-400-000-woningen/

6. EenVandaag, augustus 2022. Meer dan 100.000 sociale huurwoningen verdwenen in 8 jaar tijd: ‘We moeten een enorme inhaalslag maken’. https:// eenvandaag.avrotros.nl/item/meer-dan-100000sociale-huurwoningen-verdwenen-in-8-jaar-tijd-wemoeten-een-enorme-inhaalslag-maken/

7. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), oktober, 2022. Steeds minder gereguleerde huurwoningen beschikbaar https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2022/42/ steeds-minder-gereguleerde-huurwoningen-beschikbaar

8. Rijksoverheid, maart 2024. Wetsvoorstel Verster-

king regie volkshuisvesting naar Tweede Kamer. https:// www.rijksoverheid.nl/actueel/nieuws/2024/03/07/ wetsvoorstel-versterking-regie-volkshuisvesting-naar-tweede-kamer

9. Nederlandse Ondernemersvereniging voor Afvalbedrijven (NOA), februari 2025. Mona Keijzer komt met aangepast voorstel woningwet. https://www. noa.nl/nl/nieuws/mona-keijzer-komt-met-aangepast-voorstel-woningwet

10. Het Parool, oktober 2022. CBS: aandeel sociale huurwoningen blijft dalen. https://www.parool.nl/nederland/cbs-aandeel-sociale-huurwoningen-blijft-dalen~be25a4ce/

11. Woonbond, februari 2025. Gewijzigde regiewet: minder sociale huur, meer onduidelijkheid. https:// www.woonbond.nl/nieuws/gewijzigde-regiewet-minder-sociale-huur-meer-onduidelijkheid/

12. Gemeente Amsterdam, geraadpleegd maart 2025. Sociale huurwoning. https://www.amsterdam. nl/wonen-leefomgeving/wonen/woonmogelijkheden/ sociale-huurwoning/#:~:text=De%20wachttijd%20 in%20Amsterdam%20is,Soms%20zelfs%20veel%20 korter.

1.2 ‘Betaalbare woningen’

13. Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, Volkshuisvesting Nederland, geraadpleegd maart 2025. Woondeals. https://www.volkshuisvestingnederland.nl/onderwerpen/woondeals

14. Versnelling Woningbouw, gemeente Utrecht, geraadpleegd maart 2025. https://www.versnellingwoningbouw.nl/onderwerpen/betaalbaar-bouwen

15. RTL Nieuws, april 2022. VEH: ‘Betaalbare woningen’ voor veel mensen niet betaalbaar. https://www.rtl. nl/economie/life/artikel/5301230/betaalbare-woningen-niet-betaalbaar

Hoofdstuk 2

GESCHIEDENIS VAN DE VOLKSHUISVESTING

2.1 Van huisvesting naar markt

16. ESB, november 2021. Van woningmarkt naar volkshuisvesting. https://esb.nu/van-woning-

markt-naar-volkshuisvesting/

17. Canon samenlevingsopbouw, gepubliceerd mei 2008, laatste wijziging oktober 2018. https://www. canonsociaalwerk.eu/nl_opb/details.php?cps=0&canon_id=5

18. W.W. Mijnhardt en A.J. Wichers (red.), Om het algemeen volksgeluk: Twee eeuwen particulier initiatief 1784-1984: Gedenkboek ter gelegenheid van het tweehonderdjarig bestaan van de Maatschappij tot Nut van ‘t Algemeen, Edam: Maatschappij tot Nut van ‘t Algemeen, 1984. ISBN 9090008020

19. Deben, P. L. L. H., 1988. Van onderkomen tot woning: een studie over woonbeschaving in Nederland 1850-1969.

20. Canon volkshuisvesting, gepubliceerd februari 2015, laatste wijziging augustus 2023. 1852 Vereeniging ten behoeve der Arbeidersklasse. Eerste Nederlandse woningbouwvereniging. https://www. canonsociaalwerk.eu/nl_vhv/details.php?cps=1

2.2 Eilandjes in een krottenzee

21. Verham, A.C, gepubliceerd augustus 2012 laatste wijziging oktober 2019. 2011 - 2025 Historama Rond 1900. Volksopvoeding in Nederland: woningbouw. https://www.historamarond1900.nl/maatschappij/ volksopvoeding/woningbouw

22. Schade, C., 1981. Woningbouw voor arbeiders in het 19e-eeuwse Amsterdam. ISBN 9789060124482. 23. Het Nieuws van den Dag, juni 1893. Brieven uit de Residentie. CXL.

24. Klerk, de L., 2008. De modernisering van de stad 1850-1914. De opkomst van de planmatige stadsontwikkeling in Nederland. ISBN 9789056626181.

2.3 Een sociale voorziening

25. Canon volkshuisvesting, gepubliceerd juni 2013, laatste wijziging september 2016. 1903 Wonen moet je leren. Het woonbeschavingsoffensief. https://www. canonsociaalwerk.eu/nl_vhv/details.php?cps=4&canon_id=478

26. Canon volkshuisvesting, gepubliceerd februari 2013, laatste wijziging augustus 2023. 1901 De

Woningwet. ’Zaak van het Rijk, taak van gemeenten’. https://www.canonsociaalwerk.eu/nl_vhv/details. php?cps=3

27. Stadsarchief Amsterdam, geraadpleegd in maart 2025. Archief van de Bouwvereniging Rochdale. https://archief.amsterdam/inventarissen/details/1411#:~:text=Op%2012%20mei%201903%20 kwamen,1844%20de%20eerste%20arbeidersco%C3%B6peratie%20stichtte.

2.4 Een frisse wind

28. Canon volkshuisvesting, gepubliceerd maart 2015, laatste wijziging augustus 2023. 1915 Ontstaan gemeentelijke woningbedrijven. ”Wie bouwt? Wibaut!”. https://www.canonsociaalwerk.eu/nl_vhv/details. php?cps=8

29. Archined, januari 2015. Honderd jaar woningwet. https://www.archined.nl/2001/01/honderd-jaar-woningwet/#:~:text=De%20woningwet%20van%20 1901%20was,verbood%20het%20bouwen%20zonder%20bouwvergunning.

30. Canon volkshuisvesting, gepubliceerd januari 2016, laatste wijziging augustus 2023. 1921 Amsterdamse School. Kwaliteitsarchitectuur voor het volk. https://www.canonsociaalwerk.eu/nl_vhv/details. php?cps=10

31. Canon volkshuisvesting, gepubliceerd april 2015, laatste wijziging september 2016. 1946 Goed wonen. Smaakvol wonen als unieke en individuele expressie. https://www.canonsociaalwerk.eu/nl_vhv/details. php?cps=13

32. Canon volkshuisvesting, gepubliceerd maart 2016, laatste wijziging augustus 2023. 1921 Amsterdamse School. Kwaliteitsarchitectuur voor het volk. https://www.canonsociaalwerk.eu/nl_vhv/details. php?cps=10

2.5 Het begint te kraken

33. Canon volkshuisvesting, gepubliceerd januari 2015, laatste wijziging september 2016. 1968 De kraakbeweging. ’Leegstand is een misdaad’. https:// www.canonsociaalwerk.eu/nl_vhv/details.php?cps=17

34. Canon volkshuisvesting, gepubliceerd augustus 2015, laatste wijziging maart 2023. 1972 Van huurder tot woonconsument. Afscheid van woningbouwverenigingen. https://www.canonsociaalwerk.eu/nl_vhv/ details.php?cps=19

35. Canon volkshuisvesting, gepubliceerd januari 2015, laatste wijziging oktober 2023. 1972 Georganiseerde huurdersbeweging. ’Houd huren betaalbaar’. https://www.canonsociaalwerk.eu/nl_vhv/details. php?cps=18

36. Canon volkshuisvesting, gepubliceerd augustus 2015, laatste wijziging juni 2024. 1995 Operatie-Heerma. Woningcorporaties op eigen benen. https://www.canonsociaalwerk.eu/nl_vhv/details. php?cps=21

37. Canon volkshuisvesting, gepubliceerd juni 2015, laatste wijziging juli 2022. 2014 Parlementaire enquête woningcorporaties. Uithuilen en opnieuw beginnen. https://www.canonsociaalwerk.eu/nl_vhv/ details_verwant.php?cps=1&verwant=489

3. Hoofdstuk 3

STIGMA OP SOCIALE WONINGBOUW

3.1 Politieke invloed

38. Eerste Kamer, oktober 2022. Afschaffing verhuurderheffing. https://www.eerstekamer.nl/wetsvoorstel/36219_afschaffing

39. BNNVARA, februari 2020. Politiek moet de zelf gecreëerde wooncrisis oplossen. https://www.bnnvara. nl/joop/artikelen/politiek-moet-de-zelf-gecreeerde-wooncrisis-oplossen

40. Vereniging van Toezichthouders van Woningcorporaties (VTW), april 2014. Governance sociale huisvesting in Europa; een vergelijk met Engeland en Duitsland. ISBN 9789491008160.

3.2 Ingeprent stigma

41. De Correspondent, december 2020. Sociale huurders hebben geen medelijden van woningcorporaties nodig, wel hun solidariteit. https://decorrespondent. nl/11888/sociale-huurders-hebben-geen-medelijden-van-woningcorporaties-nodig-wel-hun-solidariteit/e790fe36-b579-0671-109e-d539e89debd8

42. Julia Maria Keers, maart 2023. Interview met Cody Hochstenbach over ‘Uitgewoond’ (Waarom het hoog tijd is voor een nieuwe woonpolitiek). https://www.juliamariakeers.nl/2023/03/06/interview-met-cody-hochstenbach-over-uitgewoond/

3.3 Ruimtelijke ongelijkheid

43. Global Info, november 2015. Henri Lefebvre en Het Recht Op De Stad. https://www.globalinfo.nl/ achtergrond/henri-lefebvre-en-het-recht-op-destad/

44. TU Delft, geraadpleegd in 2025. Groeiende segregatie in Europese steden. https://www.tudelft.nl/ bk/onderzoek/research-stories/groeiende-segregatie-in-europese-steden

Hoofdstuk 4

HET IS TIJD VOOR EEN NIEUW WOONYSTEEM 4.1 Geschiedenis van Wenen

45. Oostenrijk.nl, 2013-2025. Geschiedenis van Wenen. https://oostenrijk.nl/geschiedenis-wenen/ 46. Britannica, laatste wijziging maart 2025. Vienna. https://www.britannica.com/place/Vienna

4.2 Het Weense Woonmodel

47. Euronews, augustus 2023. Wenen in 2023 opnieuw uitgeroepen tot meest leefbare stad ter wereld. Andere Europese steden glipten uit de top 10. https://www.euronews.com/next/2023/08/18/ vienna-named-worlds-most-liveable-city-again-in2023-other-european-cities-slipped-out-of48. Vers beton, februari 2024. Het Weense woonmodel: “Wonen als de rijken, voor iedereen”. https:// www.versbeton.nl/2024/02/het-weense-woonmodel-wonen-als-de-rijken-voor-iedereen/ 49. WohnFonds_Wien, geraadpleegd in 2025. good for you. good for Vienna. About WohnFonds_Wien. https://www.wohnfonds.wien.at/english_information 50. WohnFonds_Wien, januari 2025. The Quality Committee. https://www.wohnfonds.wien.at/media/ Website%20PDF-INFO%20Downloads/Publikationen/Neubau/20250103_wfw_Quality-Committee-engl.pdf

51. Global Policy Leadership Academy, geraadpleegd in 2025. Social Housing in Vienna. Reflections from Los Angeles Housing Leaders. https://resources.gpla. co/vienna/key-takeaways

52. City of Vienna, geraadpleegd in 2025. Subsidies voor huisvesting. https://socialhousing.wien/tools/housing-subsidies

4.3 Wenen vs. MRA

53. Overheid.nl, 2018. Tweede Kamer der Staten-Generaal. Kamervragen (Aanhangsel) 2017-2018, nr. 2199, 25 mei 2018). https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20172018-2199.pdf

54. Rijksoverheid, geraadpleegd 2025. Wat verandert er voor u in 2025? https://www.rijksoverheid.nl/ onderwerpen/veranderingen/wonen-en-leefomgeving#:~:text=Verhoging%20inkomensgrens%20sociale%20huurwoning,%E2%82%AC%2054.847%20 voor%20meerpersoonshuishoudens.

55. City of Vienna, geraadpleegd 2025. Flat allocation criteria. Broad access to subsidised housing. https:// socialhousing.wien/tools/flat-allocation-criteria

56. Statistik Austria, 2023. Wohnen 2022. Zahlen, Daten und Indikatoren der Wohnstatistik. ISBN 9783903393479. https://www.statistik.at/fileadmin/ user_upload/Wohnen-2022_barrierefrei.pdf

57. WiMRA, juli 2024. Onderzoek en Statistiek. Wonen in de Metropoolregio 2023. https:// www.metropoolregioamsterdam.nl/wp-content/ uploads/2024/07/Wonen-in-de-Metropoolregio-Amsterdam-WiMRA-2023.pdf

58. Stadt Wien, geraadpleegd in 2025. Vienna’s Actions for Affordable Housing Objectives for an “Active Housing Policy”. https://www.iut.nu/wp-content/ uploads/2019/10/Daniel-Glaser-The-Vienna-model-for-affordable-housing.pdf

59. President and Fellows of Harvard College, 2023. Joint Center for Housing Studies, Harvard University. https://www.jchs.harvard.edu/sites/default/files/ research/files/harvard_jchs_the_peoples_housing_history_van_deursen_2023.pdf

En: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, juni 2022. Wonen langs de meetlat. Resulta-

ten van het WoonOnderzoek Nederland 2021. https:// open.overheid.nl/documenten/ronl-6ba59413e76cef7c060942077d1ab7eb072ed52d/pdf

60. NVVK financiële hulpverleners, november 2021. NVVK start pilot met hypotheekverstrekkers. Beginnende schulden bij huizenbezitters eerder in beeld. https://www.nvvk.nl/page/1439/2021/11/09/Beginnende-schulden-bij-huizenbezitters-eerder-in-beeld 61. Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, december 2020. Parameters huurtoeslag, TRSHV en liberalisatiegrens. https://open.overheid. nl/documenten/ronl-f8ec1fc6-8985-4ae2-af3687b2ccf9761a/pdf

62. Statistics Austria, The Information Manager, maart 2024. Average monthly rent remains at 9.5 euros per square metre in Q4 2023. https://www.statistik.at/fileadmin/announcement/2024/03/20240319Wohnen2023Q4EN.pdf

63. Stadszaken.nl, juli 2024. Zo houdt Wenen speculanten buiten de deur en wonen betaalbaar. https:// stadszaken.nl/artikel/6397/zo-houdt-wenen-speculanten-buiten-de-deur-en-wonen-betaalbaar

64. Stadt Wien, augustus 2024. Vienna in figures 2024. https://www.wien.gv.at/statistik/pdf/viennainfigures-2024.pdf

65. Metropoolregio Amsterdam, juli 2024. Haarlem is dichtstbevolkte gemeente in Metropoolregio Amsterdam. https://www.metropoolregioamsterdam. nl/haarlem-is-dichtstbevolkte-gemeente-in-metropoolregio-amsterdam/

66. De Volkskrant, november 2020. Van wie is de grond in Nederland? https://www.volkskrant.nl/ nieuws-achtergrond/van-wie-is-de-grond-in-nederland~b5ac8934/?referrer=https%3A%2F%2Fwww. google.nl%2F

Hoofdstuk 5 TESTLOCATIE MARKENGOUW-MIDDEN

5.1 Wederopbouwwijken op de schop

67. Canon volkshuisvesting, gepubliceerd maart 2016, laatste wijziging maart 2023. 1997 Stedelijke vernieuwing. Herstructurering van naoorlogse wijken. https:// www.canonsociaalwerk.eu/nl_vhv/details.php?cps=22

'Goed wonen moet je verdienen' gaat over het stigma op sociale woningbouw binnen ons Nederlandse woonsysteem. Zelf ben ik opgegroeid in een sociale huurwoning, in dit huis, waar ik tevens ben geboren, heb ik bijna mijn hele leven gewoond. Nooit was ik me bewust van het stigma dat op sociale huur rust. Dat veranderde toen ik tijdens mijn studiejaren aan het werk ging binnen het vakgebied stedenbouw. Ik werd tot mijn verbazing (lees; schok) geconfronteerd met vooroordelen en negatieve associaties m.b.t. sociale huur én haar bewoners. Hier startte dan ook mijn fascinatie voor dit onderwerp.

Toen ik begon aan dit 'project' lag mijn focus op 'waarom is sociale woningbouw zo duidelijk herkenbaar?', wat vooral een esthetisch vraagstuk is. Al snel besefte ik dat dit niet de kern van mijn verhaal was. Die kern ligt namelijk meer diepgeworteld, het gaat terug naar het ontstaan van sociale huisvesting en naar wat er nu van sociale huisvesting verworden is. Het stigma gaat veel verder dan uiterlijke vertoning alleen, het gaat om mensen -de samenleving, doelgroepen, haar bewoners-, waarden, en over de ruimtelijke ongelijkheid binnen ons woonsysteem.

Het is niet louter een architectonische opgave, het begint bij stedenbouw!

In mijn onderzoek heb ik de geschiedenis van de Nederlandse volkshuisvesting onder de loep genomen en hier het Nederlandse (woon)beleid naast gehouden, wat een duidelijke link heeft met de rol van de politiek. Ook stigma vanuit de samenleving zelf en demografische veranderingen door de tijd heen spelen een rol. Vervolgens heb ik mijn bevindingen m.b.t. het Nederlandse woonsysteem gespiegeld aan het welbekende Weense woonsysteem. Wat kunnen we van Wenen leren? Met als doel te laten zien dat een ander woonsysteem wel degelijk mogelijk is!

Tenslotte goed wonen -gezond, betaalbaar, kwalitatief en vrij van stigma- verdient iedereen, ongeacht achtergrond of financiële status.

GOED WONEN MOET JE

VERDIENEN

Romy Esmée van den Berg - over het doorbreken van stigma op sociale huur

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.