

MuziekFABRIEK ARCHITECTUUR
Robin Frings Academie van Bouwkunst Amsterdam 21 januari 2025
Master architectuur
Academie van Bouwkunst Amsterdam
© Robin Frings, 2025
rdmc.frings@gmail.com
Mentor
Judith Korpershoek
Commissieleden
Wouter Kroeze
Annette Bos
Toegevoegde leden t.b.v. het examen
Machiel Spaan
Lisette Plouvier
21 januari 2025
01 Waarom hier, waarom nu? 04 - 05
02 Verborgen goud 06 - 11
03 Historische conext 12 - 27
04 Geen gezeik: Dit is het gebouw 28 - 67
05 Muzikale identiteit en ruimtelijke 68 - 91 behoeften
06 Conceptvorming muziek & 92 - 131 architectuur
07 Herbestemming en ingrepen 132 - 157
08 Reflectie: Wat nou klaar? 158 - 159
09 Bedankt! 161
DE TOEKOMST VAN ARCHITECTUUR LIGT IN PUIN!
WAAROM HIER, WAAROM NU?
WAAROM?
De toekomst van architectuur ligt in puin. Dit statement vormt de kern van mijn afstudeeronderzoek, waarin ik pleit voor het herwaarderen en herbestemmen van bestaande bouwwerken. In een wereld waar duurzaamheid en efficiënt ruimtegebruik centraal staan, biedt hergebruik van bestaande gebouwen niet alleen een ecologische oplossing, maar ook een kans om historische waarde en stedelijke identiteit te behouden. Mijn fascinatie ligt in de verborgen schoonheid van deze gebouwen: bouwwerken die door de tijd zijn ingehaald, maar nog steeds potentie hebben om betekenisvol te zijn voor de stad en haar gebruikers.
WAAR?
Om deze opgave aan te gaan, heb ik ervoor gekozen mij te richten op Rotterdam. Deze stad heeft een bijzondere rol gespeeld in mijn persoonlijke ontwikkeling en is verweven met mijn herinneringen. Het is een stad waar ik van kinds af aan met mijn ouders wekelijks heen ging. Het is de stad die mijn interesse voor gebouwen aangewakkerd heeft. Maar het is ook de stad waar ik mijn vader door de oneerlijke strijd tegen kanker achter heb moeten laten. Rotterdam is een stad voor mij met vele indrukken die ik hoop voor altijd bij mij te dragen. Graag wil ik er daarom een nieuwe indruk bij maken en dat is die van mijn afstuderen.
WAT?
Muziek is altijd een bron van inspiratie en energie voor mij geweest. Als afsluiting van mijn opleiding wil ik een project realiseren dat muziek centraal stelt en tegelijkertijd een nieuwe betekenisvolle plek toevoegt aan Rotterdam. Het idee is om drie muziekgenres – Jazz, Hiphop en Hardcore – te verenigen in een herbestemd gebouw. Deze genres zijn gekozen omdat ze niet alleen sterk verbonden zijn met de stad, maar ook een breed spectrum van energieën en ritmes vertegenwoordigen. Mijn doel is om een ruimte te ontwerpen die deze diversiteit ondersteunt, met respect voor de bestaande architectuur en de mensen die het gebouw zullen gebruiken.
HOE?
Mijn aanpak is iteratief en experimenteel, geïnspireerd door ‘artistic research’. Door middel van maquettes, materiaalstudies en gebruikersanalyses onderzoek ik hoe Jazz, Hiphop en Hardcore hun plek kunnen vinden binnen de architectuur. De bestaande structuur van het gebouw vormt het startpunt, maar ik stel mijzelf steeds de vraag hoe conservering, transformatie en nieuwe toevoegingen elkaar kunnen versterken. Het proces laat ruimte voor toeval en creativiteit, maar houdt altijd vast aan één principe: elke ingreep moet een verrijking zijn. Dit project is geen eindpunt, maar een beginpunt; een dialoog tussen verleden en toekomst, tussen architectuur en muziek, en tussen de stad en haar bewoners.
VERBORGEN GOUD
Op jacht in de stedelijke wildernis van Rotterdam naar bouwwerken die buiten de kudde vallen. Zoals een jager zijn prooi selecteert, heb ik mijn zoektocht gericht op gebouwen die zijn losgeraakt van hun omgeving: vergeten, vervallen of functioneel overbodig. Deze plekken, verstopt in het stedelijk landschap, vormen het verborgen goud van de stad. Net als Rotterdam zelf, draait mijn zoektocht niet om perfectie, maar om potentie.
MOTIVATIE
Vervreemde bouwwerken hebben mij altijd gefascineerd, niet door hun voorkomen, maar door hun verhaal: hoe zijn ze op dit punt in de tijd terechtgekomen? Ze zijn onbedoelde blikvangers in het straatbeeld, omgeven door een zekere mystiek. Daarnaast geloof ik dat de toekomst van architectuur niet alleen draait om nieuwbouw met een focus op duurzaamheid en toekomstgericht bouwen. Werken met wat er al is, biedt naast een duurzame oplossing ook een extra laag, een diepere betekenis in je ontwerp. Je zet als het ware het verhaal van een bestaand bouwwerk voort, je geeft het een tweede leven met meer gelaagdheid en karakter.
Bij bestaande bouw moet je je nog meer verantwoorden in de keuzes en ingrepen die je maakt. Wat heeft waarde en wat niet? Deze afwegingen, zowel op historisch als functioneel vlak, maken het een complexere opgave. Tegelijkertijd biedt deze uitdaging nieuwe kansen voor de architect, die in deze context de rol van bemiddelaar op zich neemt. Door samen te werken met het bestaande geloof ik dat er architectuur ontstaat van een ander niveau: een wederzijdse versterking tussen oud en nieuw, die niet mogelijk zou zijn bij een volledig nieuw ontwerp.
Kiezen voor het werken en respecteren van een bestaand bouwwerk betekent ook kiezen voor flexibiliteit en aanpassing. Je oorspronkelijke opgave verandert, en daarmee ook je architectonische ingrepen. Dit niveau van gelaagdheid en betekenis ontstaat niet zo diepgaand bij nieuwbouw, omdat de waardes en context daar anders liggen.
De mindset van “verborgen goud,” gecombineerd met het duurzame karakter en de rol van de architect als bemiddelaar, vormen voor mij het credo:
DE TOEKOMST
VAN ARCHITECTUUR
LIGT IN PUIN!



1. Elektrische Centrale Galileistraat (N)51.9097, (E)4.4242.
2. Rotterdamse Citrusveiling (N)51.9126, (E)4.4265.
3. Katoenveem (distributie) (N)51.9074, (E)4.4318.
4. HAKA-gebouw (bedrijfsgebouw) (N)51.9081, (E)4.4360.
5. Pakhuis Sint Job (N)51.9027, (E)4.4604.
6. Monumentaal Herenhuis (N)51.9083, (E)4.4799.
7. CO-OP Meelfabriek (N)51.9020, (E)4.4825.
8. Pakhuis Santos (N)51.9032, (E)4.4973.
9. Het Poortgebouw (N)51.9111, (E)4.4912.
10. Het Stoomgemaal (N)51.9121, (E)4.4763.
11. voormalig Centraal Postkantoor (N)51.9229, (E)4.4790.

LOCATIE LOCATIE
LOCATIE
In mijn zoektocht naar het ‘verborgen goud’ van Rotterdam heb ik eerst een aantal criteria opgesteld waaraan het bouwwerk moest voldoen:
• Het bouwwerk moet buiten zijn context met de omgeving staan door verval, misplaatsing of leegstand, om de noodzaak van verandering te benadrukken.
• Het bouwwerk moet een duidelijke cultuurhistorische waarde hebben, verbonden met de stad en/of de omgeving.
• Het bouwwerk moet mogelijkheden bieden tot transformatie.
Met deze criteria ben ik via verschillende platformen, zoals het gemeentearchief, wederopbouwrotterdam.nl, monumenten. nl en funda.nl, op zoek gegaan. Daarnaast ben ik ook zelf met een scooter door de stad getrokken, op jacht, om potentiële objecten te verkennen. Wat vooral opviel tijdens dit onderzoek was dat veel gebouwen waren ingehaald door de tijdsgeest. Dit maakte ze functioneel misplaatst, onbenut of onderbenut.
De redenen hiervoor zijn divers. Zo leidde de verplaatsing van industrie, zoals de overslaghavens die steeds meer naar de Maasvlakte verschoven vanwege grotere containerschepen en betere infrastructuur, tot leegstand van pakhuizen. Ook de digitalisering van bedrijfstakken, zoals de fruitveiling of postsortering, zorgde ervoor dat specifieke gebouwen overbodig werden. Daarnaast maakte de transitie van industrie- naar woongebieden veel bouwwerken ongeschikt voor hun oorspronkelijke functie, wat leegstand en verval in de hand werkte.
Uit dit verkennende onderzoek kwam een top drie van potentiële bouwwerken naar voren:
(A) De Rotterdamse Citrusveiling (N)51.9126, (E)4.4265.
Om Rotterdam te versterken als transitohaven, besloten drie grote fruitimporteurs in 1950 een fruitcentrum op te richten in het Vierhavengebied. De Rotterdamse Citrusveiling (Rotterdam Fruit Exchange N.V.) centraliseerde de versnipperde fruitveilingen in een modern gebouw. Dit spraakmakende pand, met zijn kenmerkende schuine gevels waarin state-of-the-art telefooncellen waren verwerkt, weerspiegelt een tijdperk van vooruitgang.
Tegenwoordig is het gebouw een relikwie uit een vervlogen tijd, ingehaald door de digitalisering en automatisering van de handel. Ondanks de rijke architectuur en duidelijke historische waarde, heeft het gebouw geen duidelijke toekomst en is het lot ervan onzeker.
(B) Het Poortgebouw (N)51.9111, (E)4.4912.
Een ander markant gebouw is het Poortgebouw over de Stieltjesstraat in Rotterdam-Zuid. Opgericht in 1879 als hoofdkantoor van de Rotterdamse Handelsvereniging (RHV), is het een iconisch pand met sprekende architectuur. Na diverse overnames en herbestemmingsplannen werd het pand in 1982 gekraakt. Sindsdien is er geen verdere ontwikkeling geweest. Hoewel het gebouw piept en kraakt door verval, blijft het een interessante casus met voldoende uitdagingen en mogelijkheden voor herbestemming. De combinatie van verval en potentie maakt het een fascinerend object voor transformatie.
(C) CO-OP Meelfabriek (N)51.9020, (E)4.4825. Misschien een opvallende keuze in de lijst
is de CO-OP Meelfabriek, gerealiseerd in 1952. In tegenstelling tot de andere gebouwen is dit complex nog steeds in gebruik zoals oorspronkelijk bedoeld: de aanvoer, verwerking en distributie van graan naar meel zijn, op enkele moderniseringen na, nog altijd volledig in werking.
Waarom dan toch als kandidaat?
Ondanks dat het gebouw functioneert, is de omgeving drastisch veranderd. Het voormalige havengebied is getransformeerd naar een woonwijk.
Omliggende industriële gebouwen zijn gesloopt of getransformeerd tot appartementen, en de nieuwbouw in
het gebied is volledig gericht op wonen. Hierdoor is de CO-OP Meelfabriek een vreemde eend in de bijt: zijn zware industriële functie en voorkomen sluiten niet meer aan bij het moderne straatbeeld. Enkel de haven, ontworpen voor binnenvaartschepen, heeft nog een functionele relatie met het gebouw; de rest van de omgeving is aangepast op voetgangers, fietsers en automobilisten.
Daarnaast geloof ik dat een transformatie naar woningbouw, zoals veel andere panden in de omgeving hebben ondergaan, niet de kernwaarde van dit gebouw behoudt. Om de (cultuur)

historische waarde van de Meelfabriek te conserveren, is een andere aanpak nodig. Om deze redenen is mijn keuze voor dit gebouw gevallen.


Omdat de misplaatsing van de Meelfabriek voortkomt uit de transitie die het omliggende gebied heeft doorgemaakt, is het essentieel om hierbij stil te staan. Dit hoofdstuk neemt een moment om te reflecteren op hoe deze transformatie is begonnen, waar het gebied nu staat, en welke mogelijkheden de toekomst biedt. Deze analyse helpt om mijn visie te verfijnen en een sterke koppeling te maken met de omgeving, door in te spelen op toekomstige behoeftes en kansen. Mijn doel is niet alleen om de locatie te conserveren, maar ook om deze te betrekken bij het publieke domein. De Meelfabriek, die zeven decennia in de schaduw van de stad functioneerde, krijgt hiermee de kans om eindelijk zijn geheimen te onthullen. Door mijn ingreep wordt het gebouw niet alleen opnieuw betekenisvol, maar fungeert het ook als katalysator voor nieuwe publieke functies, zowel binnen als buiten het gebouw.
KATENDRECHT, HOE ZAT DAT
OOK ALWEER?
Katendrecht wordt voor het eerst genoemd in 1199, toen het een ambacht was dat behoorde tot de heer van Putten. In de 14e en 15e eeuw werd het gebied regelmatig getroffen door dijkdoorbraken, waardoor het meerdere keren onder water kwam te staan. Vanaf 1410 werd de ambachtsheerlijkheid in leen gegeven aan de bedijkers, waarna Katendrecht uitgroeide tot een geliefd buitengebied voor welgestelde families uit Rotterdam. De rijke elite ontvluchtte de stad vanwege de stank en drukte en zocht rust en ruimte in het groene lustoord Katendrecht.
In 1766 kwam Katendrecht volledig in Rotterdamse handen, waarna het gebied in de tweede helft van de 19e eeuw een andere functie kreeg. De industrialisatie van het Duitse Ruhrgebied maakte Rotterdam
tot een cruciale logistieke toegangspoort.
Nieuwe havenbekkens werden aangelegd, en rond 1900 waren de eerste en tweede Katendrechtsehaven, de Rijnhaven en grotendeels ook de Maashaven voltooid. Zo ontstond het schiereiland Katendrecht als onderdeel van de Rotterdamse haven.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd ongeveer de helft van de haven door bombardementen verwoest. Na de oorlog werd de wederopbouw met grote kracht ingezet, waardoor de haven snel groeide.
Deze groei bracht niet alleen economische welvaart, maar ook sociale uitdagingen met zich mee. In de jaren ‘70 telde Katendrecht maar liefst 121 bordelen en stond het bekend als de rosse buurt van Rotterdam.
Alles wat elders in de stad verboden was, vond zijn plek op Katendrecht.
In 1982 besloot de gemeente in te grijpen en startte een grootschalige stadsvernieuwing. Deze transformatie heeft Katendrecht getransformeerd van een verloederde wijk tot een bruisend en geliefd stadsdeel. Het gebied geldt nu als een voorbeeld van hoe een vervallen buurt nieuw leven kan worden ingeblazen.


TIJDSLIJNSTUDIE
Om inzicht te krijgen in de historische ontwikkeling en toekomstige mogelijkheden van Katendrecht, heb ik een tijdslijnstudie uitgevoerd over een periode van 100 jaar (1950–2050). Dit onderzoek is vertaald naar een vijftal maquettes op schaal 1:2500, waarbij elk model een belangrijk omslagpunt of kenmerkende fase in de transformatie van het gebied visualiseert.
1950 Prille industrialisatie
In 1950 bevindt Katendrecht zich midden in de wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog. Het industriële gebied is grotendeels verwoest, maar nieuwe pakhuizen en een uitgebreid netwerk van spoorlijnen geven de haven een nieuw gezicht. Deze infrastructuur ondersteunt de overslag en distributie van goederen vanuit binnenvaart- en vrachtschepen. Midden in deze bedrijvigheid ligt de arbeiderswijk van Katendrecht, waar overbevolking en erbarmelijke

leefomstandigheden de boventoon voeren. De wijk wordt grotendeels bewoond door Chinese migranten en staat bekend om zijn levendige, maar ruige nachtleven, vol bars en cafés die zeelieden aantrekken.
1970 Piek van de haven!
In 1970 bereikt de havenactiviteit zijn hoogtepunt. De Rijnhaven bruist van bedrijvigheid, met een constante aanvoer van vracht- en binnenvaartschepen en een druk netwerk van spoorlijnen. Tegelijkertijd

verslechtert de situatie in de omliggende woonwijken. De huizen zijn klein, verouderd, en vaak zonder basisvoorzieningen, wat de leefomstandigheden verder onder druk zet.
De introductie van de gestandaardiseerde zeecontainer markeert het begin van een logistieke revolutie, die de infrastructuur en het gebruik van de haven drastisch zal veranderen. Hoewel de bedrijvigheid nog op zijn piek is, luidt deze technologische verandering langzaam het einde in van de

haven zoals die tot dan toe functioneerde.
2010 De Feniks
In de decennia na de containerisering en modernisering van internationale handel heeft het merendeel van de industrie zich verplaatst naar het westen van Rotterdam, met name naar de Maasvlakte. De verouderde binnenstedelijke infrastructuur van Katendrecht kon niet meer voldoen aan de logistieke eisen van de steeds grotere vrachtschepen en de overslag van zeecontainers. Slechts een handvol
kleine industrieën, waaronder de CO-OP Meelfabriek, blijft operationeel dankzij hun afhankelijkheid van binnenvaartschepen. De rest van het gebied wordt herontwikkeld, gesloopt of blijft leegstaan.
De komst van de Erasmusbrug in 1996 markeert een belangrijke mijlpaal in de transformatie van de zuidoever van Rotterdam. Het centrum van de stad, dat zich traditioneel uitstrekte van het centraal station tot aan de Maas, staat nu in directe verbinding met de overkant. Deze

overkant, die voorheen uitsluitend werd geassocieerd met industriële activiteiten en werken, verandert langzaam maar zeker in een plek om te wonen. De brug fungeert niet alleen als fysieke verbinding, maar ook als katalysator voor de stedelijke transformatie van gebieden zoals de Kop van Zuid en uiteindelijk Katendrecht. Dit heeft geleid tot een nieuwe dynamiek waarin wonen en werken dichter bij elkaar komen te liggen. De brug symboliseert de verbinding tussen oud en nieuw Rotterdam en versterkt de stedelijke transformatie

die de stad en haar zuidoever opnieuw definieert.













2020 Nieuwe dynamiek
Katendrecht, ooit het afvoerputje van de stad, is in 2020 een van de populairste plekken van Rotterdam. Luxe appartementen domineren het straatbeeld, terwijl imposante industriële relicten zoals de CO-OP Meelfabriek, Pakhuis Santos en de Fenixloodsen fungeren als monumenten van een voorbij tijdperk.
De infrastructuur is grondig aangepast aan de nieuwe functies van het gebied.
Spoorlijnen hebben plaatsgemaakt voor autowegen, fietspaden en wandelroutes. Stedenbouwkundig verwijzen alleen de contouren van het schiereiland nog naar de oorspronkelijke havenfunctie, maar zelfs dit is aan het verdwijnen. Delen van de havenbekkens worden gedempt om ruimte te maken voor groenvoorzieningen, gericht op de behoeften van de nieuwe bewoners.
2050 Toekomstvisie
In 2050 is Katendrecht volledig getransformeerd tot een woonwijk met een hoge dichtheid. Waar ooit de industrie floreerde, zijn nu moderne appartementen en stedelijke voorzieningen de norm. De CO-OP Meelfabriek, inmiddels al decennia in gebruik als appartementencomplex, weerspiegelt deze transformatie. Het industriële karakter is in delen behouden, maar de nadruk ligt op woonfunctionaliteit. Iconische elementen van de fabriek zijn getransformeerd of aangepast om te


voldoen aan de eisen van modern stedelijk wonen, waarbij de monumentale waarde in sommige gevallen naar de achtergrond is verschoven.
Hoewel de herontwikkeling van de Meelfabriek voorziet in de dringende vraag naar woningen, ontstaat er ook een risico: het verlies van publieke waarde en historische verbinding. De ruimte rondom het gebouw, evenals de voormalige functie als verbindend element in de industriële haven, zijn in deze plannen

grotendeels genegeerd. Dit benadrukt de noodzaak om verder te kijken dan louter woonontwikkelingen.
Ik geloof dat Katendrecht in 2050 een plek moet zijn waar wonen, cultuur en publieke functies samenkomen. De transformatie van het gebied biedt juist de kans om de geschiedenis zichtbaar te houden en betekenisvolle publieke ruimtes te creëren. Mijn ontwerp voor de MuziekFABRIEK positioneert de Meelfabriek als een culturele spil in een steeds dichter
bevolkte woonwijk, waardoor niet alleen de herinnering aan het industriële verleden blijft leven, maar ook een actieve bijdrage wordt geleverd aan de sociale en culturele dynamiek van Rotterdam.





STAD IN TRANSITIE
Wanneer we de stad in zijn geheel bekijken, wordt de voortdurende transformatie van Rotterdam onmiddellijk zichtbaar. Industriële gebieden en verouderde wijken maken plaats voor moderne woningbouw. Sociale huurwoningen worden gesloopt en vervangen door nieuwe (hoogbouw) wooncomplexen. Hoewel cijfers slechts een deel van het verhaal vertellen, geven de posities van woningen in aanbouw, voorbereiding, en studie een scherp
beeld van waar de grootste transformaties plaatsvinden. Deze ontwikkelingen hebben niet alleen fysieke impact, maar beïnvloeden ook de sociale samenstelling en samenhang van buurten. Mijn focus ligt op de gebieden waar de grootste groei wordt verwacht in de komende decennia, om hier met mijn ontwerp actief op in te spelen.
WONINGEN IN AANBOUW
36.973
WONINGEN IN VOORBEREIDING
12.773
WONINGEN IN STUDIE


Publieke voorzieningen in beweging Met de verplaatsing en spreiding van het stadscentrum zullen publieke voorzieningen moeten meebewegen. In een analyse van de huidige situatie heb ik bestaande publieke voorzieningen in kaart gebracht, samen met gegevens over hun bezetting capaciteit. Dit geeft inzicht in hoe deze functies momenteel verspreid zijn over de stad. Deze verdeling speelt een cruciale rol bij het inspelen op stedelijke veranderingen en het ontdekken van nieuwe kansen voor Katendrecht en omgeving.
THEATERS
10.000 > 15.000 zitplaatsen
1000 > 2000 zitplaatsen
500 > 750 zitplaatsen
100 > 250 zitplaatsen
CLUBS
1000 > 2000 gasten
500 > 750 gasten
100 > 250 gasten
HORECA
1000 > 2000 gasten
500 > 750 gasten
100 > 250 gasten









DE UITKOMST
Wanneer we de nieuwbouwprojecten, bestaande publieke functies en het verborgen goud in de stad combineren, ontstaat een krachtig beeld van de stedelijke toekomst. Een aanzienlijk deel van de Rotterdamse inwoners verplaatst zich naar het zuiden van de stad, wat de Maas als natuurlijke scheidslijn extra benadrukt. De Erasmusbrug zal een nog belangrijkere verbindende rol krijgen, niet alleen fysiek maar ook sociaal. Deze ontwikkeling biedt kansen om publieke functies vanuit het centrum uit te breiden naar het zuiden, met Katendrecht als het nieuwe hart van het toekomstige stadscentrum. Hier ligt een unieke mogelijkheid om geschiedenis en toekomst te verbinden en een plek te creëren die zowel sociaal als cultureel inspireert.

“ALLES VAN WAARDE IS WEERLOOS“

GEEN GEZEIK: DIT
IS HET GEBOUW
Na de ruimtelijke en historische context van Katendrecht en de Rijnhaven in kaart te hebben gebracht, verschuift de aandacht nu naar de CO-OP Meelfabriek zelf: haar huidige staat, structuur en de inventarisatie van haar unieke kenmerken.
De Meelfabriek, gelegen aan de Rijnhaven, is een bouwwerk omhuld door geheimzinnigheid. Zoals eerder benoemd, is het een gebouw dat door de tijdsgeest is ingehaald. Tegenwoordig wordt het gezien als een ‘vreemd industrieel relikwie’ binnen de nieuwe stedelijke invulling van het gebied met woningbouw.
Om het gebouw te kunnen begrijpen en doordachte ontwerpbeslissingen te nemen, heb ik mijn onderzoek gericht op vier kernaspecten: het oorspronkelijke functioneren van het gebouw, de huidige bouwkundige staat, de analyse van documentatie en archiefbeelden, en een waardebepaling met oog op conservering en transformatie. Deze thema’s vormen de basis van mijn aanpak en dienen als leidraad voor de ontwerpopgave.
Het oorspronkelijke functioneren van het gebouw
De CO-OP Meelfabriek is in oorsprong een geavanceerde industriële machine waarin ruw graan werd verwerkt tot zelfrijzend bakmeel. Om dit proces te doorgronden, heb ik de werking van het gebouw blootgelegd. Welke machines en technologieën waren hiervoor nodig? Hoe was de interne logistiek ingericht om dit proces efficiënt te laten verlopen? Het beantwoorden van deze vragen onthulde de unieke rol die de Meelfabriek speelde in de voedselproductie van Rotterdam en Nederland. Dit inzicht helpt niet alleen om de architectonische keuzes te begrijpen, maar legt ook de basis voor een toekomstgericht ontwerp dat recht doet aan de oorspronkelijke functie.
Bouwkundige staat
Naast het functioneren heb ik de huidige bouwkundige staat van het gebouw onderzocht. Welke materialen zijn gebruikt bij de bouw van deze betonnen kolos?
Hoe hebben deze materialen de tand des tijds doorstaan? En welke onderdelen van de constructie blijven functioneel, ondanks de jaren van verval? Deze inventarisatie biedt cruciale inzichten in de fysieke mogelijkheden en beperkingen van het gebouw. Ze vormen de basis voor het bepalen van de haalbaarheid en duurzaamheid van toekomstige aanpassingen.
Archiefstudie en Ruimteanalyse
Om de ontwikkeling en architectuur van de Meelfabriek te doorgronden, heb ik oude bouwtekeningen, archiefbeelden en documenten uit het stadsarchief van Rotterdam bestudeerd. Deze bronnen bieden een unieke kijk op de oorsprong en evolutie van het gebouw. Ze onthullen hoe functionele eisen en industriële processen hebben geleid tot de kenmerkende vorm en ruimtelijke indeling van de fabriek. Bovendien bracht dit onderzoek verborgen details en ruimtes aan het licht,
die jarenlang onbekend waren gebleven. Deze ontdekkingen bieden een nieuw perspectief op hoe het gebouw kan worden getransformeerd, terwijl het zijn historische integriteit behoudt.
Waardebepaling en spelregels voor conservering
Als afsluitende stap heb ik een waardebepaling opgesteld om richting te geven aan hoe om te gaan met ingrepen die ingrijpen op of botsen met het bestaande gebouw. Deze waardebepaling is ontwikkeld om ervoor te zorgen dat iedere verandering niet alleen noodzakelijk en doordacht is, maar ook een verrijking biedt aan de oorspronkelijke kwaliteiten van het gebouw. Het vormt een leidraad om het evenwicht te bewaren tussen behoud en transformatie, waarbij zowel het verleden wordt gerespecteerd als ruimte wordt geboden voor een nieuwe toekomst.


01. Graanzuiger






































Ruw graan wordt per boot aangevoerd en bij de kade door de graanzuiger opgezogen. Vervolgens wordt het graan naar de graansilo’s getransporteerd, waar het in afwachting van verdere verwerking wordt opgeslagen.
02. Elevatortoren
Het oorspronkelijke functioneren van het gebouw












De elevatortoren pompt het ruwe graan omhoog naar de gewenste verdiepingen en silo’s.

03. Motorhuis
De Meelfabriek aan de Rijnhaven werd gebouwd als antwoord op de wederopbouw en de onafhankelijkheid van buitenlands graan na de Tweede Wereldoorlog. Vanuit de mindset van voedselzekerheid voor Nederland werd de fabriek ontworpen met de nadruk op efficiëntie en moderniteit. De opdracht voor het ontwerp werd neergelegd bij architect J.J.M. Vegter, die met zijn functionele benadering moderne betonconstructies toepaste om deze doelstellingen te behalen.

Het motorhuis fungeert als hoofdcontrolecentrum van het proces. Hier wordt bepaald naar welke silo het graan wordt gestuurd voor verdere verwerking of opslag.
04. Silogebouw II
































Grote silo’s bieden ruimte voor de opslag van aanzienlijke hoeveelheden ruw graan.
In 1952, drie jaar na het slaan van de eerste paal, leverde dit Europa’s modernste meelfabriek op. Met een productiecapaciteit van 80 ton per etmaal en slechts 35 man personeel om het gehele productieproces te beheren, was het een toonbeeld van innovatie.


























05. Silogebouw I
Naast de grote silo’s zijn er kleinere silo’s beschikbaar voor specifieke partijen graan.


















06. Achtersteven












In de achtersteven wordt het ruwe graan tijdelijk opgeslagen en gereinigd in conditioneercellen, waar het wordt voorbereid op verwerking.
In 1963 werd de fabriek uitgebreid met de iconische 65 meter hoge betonnen graansilo’s, eveneens ontworpen door Vegter. Deze uitbreiding verhoogde de opslagcapaciteit van de fabriek met 30.000 ton en versterkte de rol van het gebouw als een cruciaal onderdeel in de voedselvoorziening en zelfstandigheid van Nederland.



07. Middenschip








In het middenschip bevindt zich de maal- en zeefinstallatie. Hier wordt het ruwe graan verwerkt tot meel.
08. Borstgebouw


Dit gedeelte herbergt de bloemsilo’s, waar het geproduceerde meel wordt opgeslagen na verwerking.
09. De Kop (Zakkenmagazijn)
Het eindproduct wordt in de kop van het gebouw verpakt en opgeslagen in grote zakken, klaar voor distributie.
Verdere uitbreidingen zijn er, mede door beperkingen vanuit de omgeving, nooit meer gekomen. Door een combinatie van juridische en financiële problemen werd de CO-OP Meelfabriek in 2000 verkocht aan Codrico. In 2015 kreeg de fabriek officieel de status van rijksmonument, als erkenning voor haar cultuurhistorische waarde en als reactie op de transformatie van Katendrecht van een industrieel havengebied naar een levendige woon- en uitgaansbuurt. Hiermee is de fabriek een van de laatste productiebedrijven in het gebied, en anno 2025 nog altijd in bedrijf.

STAAT
Wat in 1952 door kranten werd gepresenteerd als Europa’s modernste meelfabriek en een technisch hoogstandje op het gebied van productieprocessen en materiaalgebruik, is na meer dan zeven decennia duidelijk getekend door de tand des tijds. Een eerste verkenning van het gebouw laat zien dat het productieproces altijd prioriteit heeft gekregen boven bouwkundig onderhoud.
Waar glas ooit sneuvelde, zijn dichte panelen teruggeplaatst. Oude leidingen zijn provisorisch afgedopt, terwijl nieuwe buizen en leidingen zonder duidelijke afstemming met de bestaande architectuur zijn geïnstalleerd. Op plekken waar kieren zichtbaar zijn, is staalplaat vluchtig tegenaan geschroefd.
Regulier onderhoud lijkt grotendeels te hebben ontbroken. Schilderwerk is op veel plaatsen weg gecorrodeerd, houten geveldelen en kozijnen vertonen ernstige rotschade, en het beton is op meerdere plekken losgebroken door de roestende wapening eronder. De glans en uitstraling van het gebouw, ooit een toonbeeld van moderniteit, zijn daardoor grotendeels verloren gegaan.
En toch, vanuit een filosofisch standpunt, had dit verval nauwelijks toepasselijker kunnen zijn voor een stad als Rotterdam. De ruwe, rauwe staat van het gebouw, gecombineerd met de zichtbare sporen van verval, weerspiegelt in mijn ogen perfect het karakter van de stad: ‘niet lullen maar poetsen.’ Het gebouw bezit een ongewaardeerde schoonheid, een schoonheid die zeven decennia nodig heeft gehad om zich op deze manier te openbaren.


Het gebouwencomplex van de CO-OP Meelfabriek bestaat uit twee hoofdmassa’s. Het voorste deel, de Zeeffabriek aan de havenzijde, is opgebouwd met een betonnen skeletconstructie, ingevuld met glas en metselwerk. De achterliggende Silogebouwen daarentegen zijn uitgevoerd in massief beton en gerealiseerd met behulp van een klimbekisting. Voor een gedetailleerde analyse van de bouwkundige staat heb ik het industriële perceel opgedeeld in vier onderdelen. Elk onderdeel wordt zorgvuldig onderzocht en gedocumenteerd om de huidige staat vast te leggen.
De Zeeffabriek
Wanneer we inzoomen op de eerste bouwmassa van het complex, zien we een aaneengeregen gebouw, opgebouwd uit vier karakteristieke onderdelen.
De Kop: Aan de kop bevindt zich het zakkenmagazijn met daarboven het kantoorgebouw. Tot de 7e verdieping bestaat dit deel uit een betonnen geraamte omlijst met gepleisterd metselwerk en kleine ramen. Vanaf de 8e verdieping zijn de gevels gevuld met een mix van houten panelen, glas en metselwerk, wat de Kop een opvallende kroon geeft. Een betonnen passage verbindt het gebouw met de

havenkade en fungeerde als overslagbrug voor graan en meel.
De Borst: De bloemsilo’s, ook wel “de Borst,” vormen het hart van de Zeeffabriek. Binnen het betonnen geraamte staan smalle, hoge silo’s, los van de gevels. De gevels zijn uitgevoerd in halfsteensverband metselwerk met kleine ramen, wat luchtigheid toevoegt aan het massieve volume.
Het Middenschip: Dit volume onderscheidt zich door de tegenstelling in de gevels. De noordgevel, gericht op het water, heeft grote glaspartijen binnen

een oplopend betonnen raamwerk. De zuidgevel is gesloten, uitgevoerd in strak metselwerk met een dambordvormige raamverdeling in de gevel. Het gebouw rust op een gekantelde betonnen basement met raamopeningen die licht naar de kelder brengen.
De Achtersteven: Dit kruispunt vormt de overgang tussen Middenschip en het Silogebouw. Dit deel heeft een betonnen geraamte omlijst met gepleisterd metselwerk en bevat silo’s voor de opslag en hercirculatie van grondstoffen.


Silogebouw I (1952)
Het eerste silogebouw ligt verscholen achter zijn grotere broer, die in 1966 werd gebouwd. Dit silogebouw is tegelijkertijd met de realisatie van de Zeeffabriek opgetrokken. Het voorste deel, de elevatortoren, bestaat uit een betonnen geraamte met metselwerk als vlakvulling.
Op de kop bevindt zich het betonnen motorhuis, dat rondom is voorzien van glazen puien. Achter de elevatortoren bevinden zich 12 betonnen silo’s voor de opslag van ruw graan. Een opvallend detail aan dit bouwwerk is dat de silo’s, in tegenstelling tot die van de Zeeffabriek, niet verborgen zijn achter een façade.






Silogebouw II (1966)
De grotere broer, Silogebouw II, is qua bouwkundige opzet praktisch gelijk aan zijn kleinere voorganger. Wat opvalt, is dat het gehele gebouw volledig is opgetrokken uit beton, gerealiseerd met behulp van klimbekisting. Het gebouw kenmerkt zich door een hardere vormgeving en een uitgesproken geslotenheid. De elevatortoren heeft glazen puien die van de begane grond tot de bovenste verdieping doorlopen. Een markant onderdeel van dit gebouw is het betonnen motorhuis, met hangende glazen puien aan de noord- en zuidgevel.


Het Industrieterrein
Wanneer we uitzoomen, worden de contouren van het industrieterrein zichtbaar. De Zeeffabriek en de Silogebouwen staan in een L-vormige opstelling langs de havenkade. Vanaf Silogebouw II loopt het terrein schuin naar binnen af, een overblijfsel van de spoorlijn die tijdens de hoogtijdagen van de haven werd gebruikt voor de distributie van goederen.
Het terrein zelf is opgedeeld in vijf zones:
De Haven: De haven heeft een diepgang van 7,65 meter en is geschikt voor binnenvaartschepen. De kademuur is

opgebouwd uit betonnen segmenten, versterkt met houten meerpalen voor het aanmeren van schepen.
De Kade: De kade vormt een robuuste werkruimte tussen de haven en de fabriek. De bestrating bestaat uit een combinatie van straatklinkers en staltonplaten, die ontworpen zijn om het zware verkeer op de kade te ondersteunen. Het meest iconische element is de graanzuiger, die word gebruikt voor het overslaan van graan van schip naar fabriek.
De Tussenruimte: Tussen deze twee gebouwen bevindt zich een open terrein
dat een functionele verbindingszone vormt. De bestrating in dit gebied is vergelijkbaar met die van de kade en biedt ondersteuning voor transport en logistiek.
De Groenstrook: Een opvallend element van het terrein is de groenstrook die vanaf Silogebouw II schuin naar binnen loopt tot aan de entree van het industrieterrein. Deze strook bestaat uit een grasveld met een lage beschoeiing en enkele verspreide bomen: een es, een wilde appelboom en een sierkers. De strook wordt verder omlijst door een laurierkershaag richting de straat, wat een subtiel contrast vormt met de industriële omgeving.

De Erfafscheiding: De erfafscheiding bestaat uit een gegalvaniseerd stalen hekwerk met klimbeveiliging. Bij de entree verandert dit hekwerk in een robuuste industriële constructie, uitgevoerd in horizontale golfplaten. Deze staat haaks op de kade en sluit het terrein visueel en functioneel af.


EVEN VOELEN
Om een stap dichter bij het gebouw te komen en het karakter van de toegepaste materialen bloot te leggen, heb ik grafietuitslagen gemaakt van verschillende onderdelen van het gebouw. Deze uitslagen leggen de ruwheid en rauwheid van het gebouw vast – kwaliteiten die het industriële karakter mede bepalen. Het doel is om de materialen van de nieuwe toevoegingen zo af te stemmen dat ze in harmonie zijn met de oorspronkelijke architectuur, zonder de eigenheid van het nieuwe ontwerp te verliezen. Dit vraagt om een diep begrip van hoe de materialen in schaal, textuur en samenstelling samenwerken, zodat de nieuwe interventies zowel visueel als tactiel logisch aanvoelen binnen de context van het gebouw.



Silogebouw II voet


Silogebouw II sectionaaldeur


Silogebouw II silowand (A)


Silogebouw II silowand (B)


Silogebouw II paneel


Zeeffabriek middenschip


Zeeffabriek de borst


Zeeffabriek de kop

ARCHIEFSTUDIE
EN RUIMTEANALYSE
Om het gebouw volledig te doorgronden, ben ik naar het stadsarchief van Rotterdam gegaan om bestaande beelden en bouwkundige tekeningen van de COOP Meelfabriek te bestuderen. Met deze bronnen, aangevuld met mijn eigen foto’s, heb ik vrijwel iedere ruimte kunnen analyseren en digitaliseren als voorbereiding op de verdere uitwerking van de opgave. In dit subhoofdstuk deel ik een selectie van de meest relevante archiefbeelden en tekeningen, die een uniek inzicht geven in de geschiedenis en opbouw van het gebouw.



Stadsarchief Rotterdam. (z.d.). Collectie panorama
luchtfoto’s, Geschat 1930-1980. Geraadpleegd op
oktober 2020, van




Stadsarchief Rotterdam. (z.d.). Collectie panorama en luchtfoto’s, Geschat 1930-1980. Geraadpleegd op
oktober 2020, van









WAT JE NIET ZIET
Wat de bestaande plattegronden en doorsnedes tonen, staat in contrast met wat de gevels verhullen. Binnen de CO-OP Meelfabriek, achter het beton en metselwerk, bevinden zich diverse (verborgen) ruimtes waar de gevel niets over prijsgeeft. Van verschillende typen silo’s en oplopende verdiepingshoogtes tot immense kelders en leegstaande open ruimtes.
Om deze verborgen ruimtes inzichtelijk te maken, heb ik een ‘leegtesculptuur’ gemaakt. Net zoals een Nolli-map het onzichtbare in een stad zichtbaar maakt, legt deze maquette de interne leegtes van het gebouw bloot. Dit nieuwe perspectief op het interieur brengt niet alleen de ruimtelijke complexiteit van het gebouw in kaart, maar helpt ook te bepalen welke ruimtes potentie hebben om te worden geconserveerd, getransformeerd of ontsloten voor het grotere publiek. Het gebouw, dat zich zeven decennia in mystiek heeft gehuld, wordt hiermee stap voor stap ontdaan van zijn geheimen.


OVER DE LENGTE
EN DE BREEDTE
Geïnspireerd door het idee om het onzichtbare zichtbaar te maken, heb ik de interne structuur van het gebouw verder onderzocht. Hiervoor heb ik het gebouw over de X- en Y-as doorgesneden op meerdere punten, waarbij de doorsneden achter elkaar zijn geplaatst. Deze opstelling toont niet alleen de potentie van de ruimtes binnen de huidige structuur, maar onthult ook direct de dualiteit tussen de gesloten gevels en de verborgen binnenruimtes.
De achter elkaar geplaatste doorsneden creëren een ruwe, driedimensionale perceptie van de CO-OP Meelfabriek.
In dit nieuwe perspectief heb ik de potentiële ruimtes gemarkeerd en in kaart gebracht. Dit helpt om te bepalen welke ruimtes geschikt zijn voor conservering, transformatie of een nieuwe functie.
Met dit onderzoek heb ik een fundament gelegd voor de volgende ontwerpfase. De geïdentificeerde ruimtes vormen een uitgangspunt voor verdere uitwerking en experimenten in toekomstige ontwerpstudies.



CONCESSIE (C) + VERRIJKING (V) > BESTAANDE WAARDE (B)
WAARDEBEPALING EN SPELREGELS
VOOR
CONSERVERING
Nu de werking van het gebouw is blootgelegd, de bouwkundige status is geanalyseerd en alle ruimtes zijn gedocumenteerd, kan worden bepaald wat van waarde is om te conserveren. Omdat de toekomstige ingrepen en hun impact nog niet volledig bekend zijn, heb ik een waardebepaling opgesteld. Dit document zorgt ervoor dat nieuwe ingrepen respectvol en betekenisvol worden geïntegreerd. Het helpt bij het maken van cruciale keuzes: wat moet behouden blijven, wat kan wijken, en waar kan nieuwbouw de bestaande kwaliteiten versterken?
De waardebepaling introduceert een fundamentele spelregel: waar concessies aan het bestaande noodzakelijk zijn, moet de toevoeging een verrijking bieden. Dit betekent dat elke ingreep niet alleen een praktische oplossing moet zijn, maar ook de ruimtelijke ervaring moet versterken en de bestaande waarde van het gebouw moet overstijgen.
De formule:
Concessie (C) + Verrijking (V) > Bestaande Waarde (B)
Waarbij:
• C staat voor de ingreep of concessie, zoals een sparing in een vloer of wand.
• V staat voor de toevoeging, die de ingreep rechtvaardigt door de beleving, functionaliteit of architectonische kwaliteit te verrijken.
• B staat voor de oorspronkelijke waarde van het gebouw, gedefinieerd op basis van zijn historische, architectonische en functionele betekenis.
Een balans tussen verleden en toekomst Deze formule dwingt tot bewuste afwegingen waarin respect voor het verleden hand in hand gaat met het creëren van een toekomst waarin het gebouw niet alleen functioneel blijft, maar ook betekenisvol wordt heruitgevonden. Door deze aanpak blijft de identiteit van de Meelfabriek behouden, terwijl ze transformeert tot een bouwwerk dat nieuwe generaties inspireert en een actieve rol speelt in de stedelijke context.

“ALS IEDEREEN ERGENS ANDERS VANDAAN KOMT
IS NIEMAND EEN VREEMDE“

Rien Vroegindeweij
MUZIKALE
IDENTITEIT & RUIMTELIJKE BEHOEFTEN
Een geïntegreerde analyse van de oorsprong, perceptie en tijdsgebonden ruimtebehoeften van Jazz, Hardcore en Hip-Hop in Rotterdam, en hun toepassing binnen het herbestemde gebouw.
‘THE BIG THREE’ MUZIEKGENRES
VAN ROTTERDAM
Wat is het geluid van Rotterdam? Nee, niet het geluid van ronkende dieselmotoren van binnenvaartschepen of oceaanreuzen op de Nieuwe Maas, en ook niet het slissen van trams door de binnenstad. En nee, evenmin het geluid van duizenden voetstappen op een zaterdagmiddag in de Koopgoot. Wat is het geluid waar Rotterdam naar luistert, “rijdend langs de Maas in de auto of op de fiets, wachtend bij een tramhalte of stappend door de menigte op een vrije zaterdag?” Welke muziekgenres klinken er door de speakers, in je oortjes, of op je Spotify? En misschien nog wel interessanter: “waarom juist in Rotterdam?”
Elk muziekgenre rust op een achterban, een cultuur die het genre draagt. Omdat iedere stad en zijn bevolking uniek zijn, vormen zich onder een aanzienlijk deel van de inwoners specifieke, gemeenschappelijke interesses die verbonden zijn met het stedelijke karakter en de cultuur. In mijn zoektocht naar dit geluid, naar “wat de Rotterdammer luistert”, kwam ik drie belangrijke muziekgenres tegen die elk een sterke, onlosmakelijke band hebben met de stad of een bepaalde bevolkingsgroep.
Om die reden krijgen deze drie genres ook een prominente plek in mijn gebouw.



Jazzzz, oh ja joh?
Jazz kwam, zoals bijna niet anders kan in een stad als Rotterdam, binnen via de havens. In de vroege 20e eeuw brachten de boten (Rotterdams voor “bulkcarriers”) via de trans-Atlantische handel niet alleen graan, katoen en steenkool uit Amerika, maar ook jazz mee. Zeelieden en reizigers namen vaak platen mee of speelden zelf muziek aan boord of in de havencafés, waardoor jazz in contact kwam met de Rotterdammers. Naarmate jazz populairder werd, begonnen lokale clubs en theaters in Rotterdam jazzoptredens te organiseren. Bekende plekken zoals het Pschorr en het Grand Hotel Central werden al snel populaire locaties voor jazzmuziek. Deze optredens trokken een breed publiek aan, variërend van havenarbeiders tot artiesten en cultuurliefhebbers. In de jaren 1920 werden jazz en dans in veel van deze uitgaansgelegenheden een vast onderdeel van het avondprogramma. Ook de technologische ontwikkelingen van die tijd speelden een grote rol. Dankzij de komst van de grammofoon en de opkomst van de radio klonk jazz vanuit Amerika ook in Rotterdamse huiskamers, wat bijdroeg aan de populariteit bij een breder publiek.
Hoewel jazz na de tweede wereldoorlog meer naar de achtergrond vertrok om plaats te maken voor andere muziekgenres, heeft jazz de stad ook vorm gegeven. Zo is er sinds 1976 het driedaagse ‘North Sea Jazz Festival’ dat jaarlijks terug komt. Kent Rotterdam de Codarts Hogeschool voor de kunsten, waar jazz onderwijs centraal staat en internationaal een sterke reputatie kent. Studenten van over de wereld komen naar Rotterdam om zich te ontwikkelen als jazzmusici, en dat houdt de jazzcultuur in de stad levend. Daarnaast had de stad ook zijn eigen jazzicoon: Jules Deelder, alias de “Burgemeester van de Nacht.” De dichter en schrijver, landelijk bekend om zijn grote liefde voor jazz, stond bekend om zijn strakke zwarte pakken en eigenzinnige brilmonturen. Met zijn unieke stijl en passie
voor de muziek maakte hij de associatie tussen jazz en Rotterdam onlosmakelijk.
Wat Rotterdam uniek maakt, is de manier waarop jazz zich mengt met andere muziekgenres. De stad staat bekend om zijn open-minded benadering van muziek en cultuur, waarbij jazz samensmelt met genres als hip-hop en elektronische muziek. Dit heeft geleid tot een vernieuwende en dynamische jazzscene die blijvend in beweging is. Deze kruisbestuivingen zijn terug te vinden in Rotterdamse clubs zoals BIRD en Dizzy, waar veel jonge musici met verschillende achtergronden samen komen en experimenteren.


Bam! In je smoel
Met een multiculturele bevolking zo rijk en divers als die van Rotterdam kon het bijna niet anders dan dat hiphop begin jaren 80 insloeg als een bom. Vooral de jonge generatie was in deze periode op zoek naar een energieke en directe manier om hun sociale en culturele identiteit te uiten. Hiphop bood hen niet alleen die ruimte, maar zorgde er ook voor dat deze zelfexpressie op verschillende manieren kon worden vormgegeven, via muziek, breakdance, graffiti en mode.
Hiphop, met zijn roots in de straatcultuur en de nadruk op de expressie van sociaaleconomische struggles, vond gemakkelijk een vruchtbare bodem in Rotterdam.
De stad had in veel wijken te maken met armoede, werkloosheid en sociale ongelijkheid, wat een sterke basis vormde voor jongeren om zich verbonden te voelen met de boodschap van het genre.
De verspreiding van hiphopmuziek werd bovendien mogelijk gemaakt door het cassettebandje, een goedkoop medium dat eenvoudig te kopiëren en te delen was. Dit maakte het ideaal voor jongeren die zich geen dure platen of apparatuur konden veroorloven, maar toch de nieuwste hiphop wilden luisteren, opnemen en verspreiden onder vrienden en leeftijdsgenoten. Zo werd hiphop voor deze jongeren een middel om hun identiteit, frustraties en dromen te uiten en om aandacht te vestigen op de sociaalpolitieke situatie in hun buurt.
Nog altijd is hiphop een sterk en levendig genre in de stad. Hiphop is niet alleen een muziekscene, maar ook een sociale beweging en een platform voor jongeren. Deze bewegingen blijven de culturele diversiteit van Rotterdam versterken en zorgen ervoor dat de stad zich blijft profileren als een broedplaats voor creatief talent en hiphopkunst.


Hard in de Haven
Een geheel ander genre dat een sterke binding vond met de stad door sociale, culturele en muzikale factoren, was hardcore. Deze elektronische muziekstijl ontstond begin jaren ’90 in Nederland en bouwde voort op de rave- en housecultuur van de late jaren ’80. Rotterdam speelde hierin een unieke rol dankzij de connectie met het rauwe, industriële karakter van de havenarbeiderscultuur. De agressieve, harde sound van hardcore sloot naadloos aan bij deze sociale en culturele setting en werd voor veel jongeren in de stad het geluid van verzet tegen sociale structuren en beperkingen. Hardcore groeide uit
tot een subcultuur en een manier van leven. Het bood een plek waar mensen uit verschillende sociale, economische en culturele achtergronden zich konden verenigen door middel van muziek.
Binnen de hardcore subcultuur ontstond in Rotterdam een stroming die nauw verbonden raakte met de stad: de gabbercultuur. Gabber werd al snel een internationaal icoon van de hardcore scene. In Rotterdam groeide gabber uit tot het symbool van de hardcorecultuur en onderscheidde zich door compromisloze beats, rauwe en directe stijlen, en een sterke verbondenheid met het industriële en stedelijke karakter van de stad. Gabber werd daarmee een van de eerste Nederlandse elektronische muziekstijlen die wereldwijd doorbrak en zette Rotterdam definitief op de kaart als bakermat van hardcore.
In de jaren ‘90 en begin 2000 groeide hardcore uit tot een breed gedragen genre met Rotterdam als epicentrum. Evenementen zoals Nighttown en Parkzicht waren belangrijke bakens voor de hardcore scene en trokken duizenden bezoekers die zich volledig lieten meeslepen door de intense beats. Festivals zoals Thunderdome en Masters of Hardcore fungeerden als internationale podia voor hardcore en gaven het genre een wereldwijde uitstraling, met Rotterdam als één van de ankerpunten.
Rond het einde van de jaren ’90 bereikte hardcore zijn hoogtepunt. In deze periode vond een verfijning van het genre plaats, wat leidde tot de opkomst van subgenres zoals hardstyle en jumpstyle. Deze stromingen introduceerden een melodieuzere en toegankelijkere benadering, waardoor hardcore een breder publiek bereikte. Ondanks deze ontwikkelingen bleef hardcore trouw aan zijn rauwe en compromisloze identiteit. Rotterdam speelde hierin een belangrijke
rol als thuishaven voor de meer pure stijlen van het genre, terwijl het zich ook aanpaste aan een veranderend publiek.
Hardcore is nog steeds een prominent genre, met een sterke aanwezigheid op zowel lokale als internationale festivals en evenementen. Hoewel de gabbercultuur niet meer dezelfde zichtbaarheid heeft als in de hoogtijdagen, blijft hardcore relevant door zich aan te passen aan de veranderende muziekscene en het aanspreken van nieuwe generaties. Rotterdam speelt hierin nog steeds een belangrijke rol als bakermat, waar hardcore wordt gevierd in clubs, op evenementen
en door een toegewijde gemeenschap. De stad fungeert als een plek waar de rijke historie van het genre samenkomt met hedendaagse ontwikkelingen. Hardcore behoudt zijn kernwaarden van rauwheid en intensiteit, maar heeft zich tegelijkertijd ontwikkeld om nieuwe luisteraars aan te trekken. Zo blijft het genre niet alleen een onderdeel van de muziekcultuur, maar ook van de identiteit van Rotterdam.

DE BEZOEKER
AAN ZET
Wat maakt een hiphopper anders dan een raver, en hoe kijkt een jazzhead naar de must-haves van zijn ideale club? Het beantwoorden van deze vragen vereist een blik vanuit het perspectief van de bezoekers zelf. Om hier inzicht in te krijgen, heb ik voor elk genre een moodboard samengesteld. Deze moodboards bestaan uit beelden en citaten die afkomstig zijn van de bezoekers zelf, en vormen een visuele representatie van hun percepties en voorkeuren.
Deze visuele profielen geven niet alleen een compleet gebruikersbeeld per genre, maar dienen ook als klankbord en maatstaf binnen de verdere ontwerpopgave. Ze maken duidelijk welke ruimtelijke, culturele en esthetische aspecten essentieel zijn om elk genre zijn eigen identiteit te geven in de MuziekFABRIEK.



Soms moet je er even wat moeite voor doen om de muziek te voelen, misschien zelfs snappen… jazz heeft een hele duidelijke en boeiende ontwikkeling doorgemaakt.., de beloning voor de moeite is er dan uiteindelijk ook dubbel en dwars naar.




‘Binker & Moses -
Feeding the Machine’Zit nu middenin track 3, en dit klinkt best lekker. De toevoegingen van Luthert zorgen voor een fraaie omgeving waarin Binker zijn sax de sporen kan geven, en Moses Boyd legt ook menige vette groove neer. De klank lijkt ook wat te echoën, heb ik de indruk, waardoor ik me in een hermetisch afgesloten kamer waan waarbij de geluiden van alle hoeken op je af komen. Indringende ervaring, moet ik zeggen!
Fredpit (Jazzfanaat)
Nick Pulmans (33jr - Jazzfanaat)

Hiphop is een cultuur, bestaande uit vier elementen. De muziek, de dj, rap, mc. Beeldende kunst, graffiti en breakdance, de danskant ervan. En het heeft ook vier spirituele principes. Peace, unity, love, having fun. Dat zijn belangrijke dingen om te weten. Die vier elementen hebben een verborgen vijfde erachteraan hangen: Each one teach one. Kennisoverdracht. We morgen elkaar allemaal wat leren en inspireren.
“ ”





Nieuwe moves kregen we door te kijken naar andere dansers, heel veel kungfu films, acrobatische moves en gewoon zelf verzonnen bewegingen.
“ ”

Gerrit-Jan Mulder (Brainpower)
Edson Themen (B-boy, breakdancer)



Hardcore is een muziek stijl waarin mensen die meer aan de ruigere kant van het leven zitten of misschien wat meer aan de donkere kant of die het wat zwaarder hebben zich juist daar in kunnen uiten omdat die muziek dat toelaat. Het is een raggend tempo.
“ “ ”

In het dagelijks leven ben ik gewoon heel erg tot mezelf of met andere bezig, en op een feestje kan ik compleet op mezelf focussen en op mijn eigen blijdschap. Hoe ik me voel waar ik wil staan hoe ik wil dansen, je hebt zoveel bewegingsvrijheid op een feestje. Het is vooral het stukje vrij zijn.
”



Anna Colassin (Gabbahontaz)
Venus Ascencion (EarlyVenus)
HOE LAAT GAAT HET LOS?
Wanneer trek ik mijn Nike Air Max uit de doos? Is er nog tijd om wat haarlak in te doen en mijn tanden te poetsen? En vooral: hoe laat spreken we af? Simpele vragen, maar met uiteenlopende antwoorden. Elk genre – Jazz, Hiphop en Hardcore – heeft immers zijn eigen ritme, van pieken tot pauzes en van interactie tot consumptie. Om een compleet beeld te krijgen, heb ik de tijdslijn van deze genres onderzocht over een cyclus van 28 uur.
Deze analyse richt zich op vijf thema’s: duur, dans, interactie, consumptie en sanitair. Door deze thema’s te koppelen aan tijd, wordt duidelijk hoe de intensiteit van elk genre fluctueert door de dag en nacht heen. Wat zijn de momenten van rust? Waar liggen de pieken? En hoe verhouden deze zich tot elkaar? Het visueel vertalen van deze inzichten in een grafische tijdslijn maakt het verloop per genre tastbaar.
Met deze gegevens kan ik niet alleen inspelen op de unieke behoeften van elk genre, maar ook beter begrijpen waar overlap en onderlinge pieken plaatsvinden. Dit biedt een cruciale basis om ruimtes en programma’s in het ontwerp zo te organiseren dat ze niet alleen aansluiten op individuele ritmes, maar ook bijdragen aan een dynamische wisselwerking tussen de genres.




optredes zijn relatie kort, ±3 uur
DUUR
DANS

tijdsduur dans loopt net zo lang door als optreden. heeft een duidelijk einde

ruim voor een optrede begint komt met al samen om te socializen
INTERACTIE
er is eigenlijk altijd wel een hoge verwachting voorafgaand aan het optrede. Men komt echt om bezield te worden
zeer aandachtig en betrokken publiek dat kritisch luisterd
lange nazit door publiek voor nabespreking en borrel
afhankelijk van het soort jazz optrede vindt er wel of geen dans plaats
CONSUMPTIE
vaak genoeg dus ook een zittend ipv dansend publiek

het publiek neemt echt de ruimte en tijd om te socializen en na te praten
er wordt echt geluisterd onder het genot van een hapje en of drankje

optredes kennen een duidelijke rust zonder verstoring
SANITAIR
naborrelen en samen het optrede reflecteren is een vast onderdeel bij jazz

piek momenten voor en na optredes

warming up primetime
DUUR
voortijdige samenkomst breakdancers [repetitie]
DANS
duidelijke pauze tussen optredes

2e optrede artiest

publiek is erg betrokken bij het optrede
veel interactie voor de tijd onder publiek
INTERACTIE
afterparty
tijdens de afterparty volgt een geleidelijke overgang naar de lounge

consumptie is vrij hoog en volgt de lijn van het optrede
CONSUMPTIE
men zoekt elkaar na het optrede op om te socialisen en na te praten.
ook na sluitingstijd blijft men nog enige tijd hangen

doorlopende wc gebruik met, voor en tussen optredes piek momenten
SANITAIR
na afloop van het optreden blijft de consumptie hoog, terwijl men geniet van wat achtergrondmuziek


optredes zijn relatief kort, ±1 uur, maar volgen elkaar direct op
DUUR
voortijdige ontmoetingen en samenkomst publiek, men zoekt elkaar op en trekt verder op
DANS
piek met de eindshow [afsluiter van de avond]

TL-lichten aan, iedereen naar huis

publiek trekt als een menigte op en is erg betrokken
INTERACTIE

voortijdig heeft men al contact met elkaar
consumptie is frequent en kort. de focus ligt op hydrateren en middelengebruik.
CONSUMPTIE
SANITAIR
sanitairgebruik is in de pauzes en is kort maar intensief
in de ruimte tussen optredes komt men wat losser van elkaar om te kunnen consumeren

publiek stuitert buiten door en vloeit zo langzaam af consumptie loopt vrijwel het hele event door

zeer actief duidelijke pauzes
klimax
DE ORDENING
VAN TIJD EN
RUIMTE
Wanneer de tijdlijnen van elk genre – Jazz, Hiphop en Hardcore – over elkaar heen worden gelegd, vallen enkele opvallende patronen op. Hoewel er een aanzienlijke overlap is in tijd, verschillen de genres in hun beginmomenten, intensiteit, en eindes. Deze combinatie van overlap en afzonderlijke pieken biedt belangrijke inzichten in de behoeften van de gebruikers en geeft richting aan de programmatische invulling van het gebouw.
Om deze patronen verder te analyseren, heb ik de genres onderverdeeld in vijf thema’s: duur, dans, interactie, consumptie en sanitair. Aan de hand van grafische analyses heb ik per thema de specifieke eisen en mogelijkheden voor de ruimteverdeling binnen het gebouw onderzocht.
Duur
Het thema duur laat zien dat Jazz een afwijkend ritme heeft ten opzichte van Hiphop en Hardcore. Jazz begint zowel overdag als ‘s avonds relatief vroeg, wat betekent dat dit genre buiten de piekuren valt. Dit biedt de mogelijkheid om Jazz dieper in het gebouw te positioneren, waar minder doorloop vereist is. Hiphop en Hardcore starten ongeveer tegelijkertijd en trekken direct een grote toestroom van bezoekers. Wachtrijen zullen bij deze genres een vast verschijnsel zijn, wat vraagt om een doordachte sturing van de menigten. Aan het einde van de avond zijn de verschillen juist groot: elk genre kent een ander afsluitmoment, waardoor het gebouw geleidelijk leegstroomt.
Dans
Jazz onderscheidt zich ook hier: dans is geen vast onderdeel van dit genre.
Bezoekers komen vooral om in rust te luisteren en te genieten. Bij Hiphop is dans echter een integraal onderdeel, met een opvallende piek aan het begin van de avond door breakdancebattles. Deze warmingup voorafgaand aan rapoptredens vraagt om extra ruimte. Hardcore toont een ander patroon: korte, intense pulsaties van dans beginnen al buiten en in de wachtrij. Binnen het gebouw volgt het dansritme strak de optredens, met korte pauzes ertussen. Hardcore eindigt met een explosieve climax, waarbij iedereen nog een laatste keer volledig losgaat. Daarna is het Tl-lichten aan en iedereen eruit.
Interactie
Bij Hiphop en Hardcore lopen de interactiemomenten grotendeels synchroon met de optredens en dans. Breakdancebattles en sociale dynamiek op de dansvloer zijn voorbeelden hiervan. Jazz toont juist een tegenovergesteld patroon: hier vindt de meeste interactie plaats vóór of na het optreden, vaak met een drankje in de hand. Dit benadrukt de behoefte aan een bar voor Jazz waar bezoekers in alle rust kunnen napraten.
Consumptie
Bij Jazz draait consumptie om ontspanning. Bezoekers nemen de tijd voor een hapje en drankje, vaak als onderdeel van de interactie na het optreden. Hiphop kent daarentegen een langdurige, intensieve consumptie. De lounge en bar blijven hier gedurende het hele optreden actief in gebruik.
Bij Hardcore zijn consumptiemomenten kort en intens. Door de fysieke intensiteit van het genre en het vaak voorkomende drugsgebruik drinken bezoekers veel water en energiedrankjes in korte pauzes. Dit vraagt om een centrale bar met snelle doorlooptijden.
Sanitair
Sanitair is het enige thema waarin alle drie de genres grote overlap vertonen. De
piekmomenten zijn vrijwel synchroon, wat betekent dat een aanzienlijke capaciteit nodig is om wachtrijen te voorkomen. Een efficiënte indeling met veel toiletten en korte doorlooptijden is essentieel.
De analyse van deze thema’s toont dat elk genre unieke eisen stelt, maar ook gezamenlijke uitdagingen biedt. Deze inzichten vormen de basis voor een ontwerp dat niet alleen functioneel is, maar ook de beleving van de bezoeker centraal stelt. Het ontwerp biedt ruimte voor verbinding, ontmoeting en de energie van de muziek, waarbij de balans tussen individuele behoeften en gezamenlijke dynamiek de kern vormt.
INTERACTIE
CONSUMPTIE
SANITAIR


CONCEPTVORMING
MUZIEK & ARCHITECTUUR
Hoe maak je van een industriële reus een symfonie van ruimte en functie? Conceptvorming is voor mij de brug tussen idee en werkelijkheid. Het biedt de mogelijkheid om de verborgen waarde van een gebouw niet alleen zichtbaar te maken, maar ook opnieuw te definiëren. In dit hoofdstuk verbind ik de dualiteit van de Meelfabriek – ruw en efficiënt, mysterieus en functioneel – met de esthetiek en kracht van muziek. Dit vormt de basis voor mijn transformatie naar een MuziekFABRIEK.
DOEL EN
CONTEXT VAN
CONCEPT-
VORMING
Om grip te krijgen op de opgave stelde ik mezelf als doel een conceptueel model vorm te geven dat de essentie van de uitdaging en mijn visie op het gebouw samenvat. Dit model moest niet alleen de complexe dualiteit van de Meelfabriek belichten, maar ook een visie bieden op haar transformatie naar een MuziekFABRIEK.
Tijdens mijn verkennende onderzoeken ontdekte ik de verborgen schoonheid van de industriële efficiëntie achter de rauwe, betonnen schil van de fabriek. Het gebouw balanceert tussen een brute, gesloten buitenkant en een georganiseerde, functionele binnenkant, waarbij de brutalistische vormentaal weinig prijsgeeft over de interne werking. Dit contrast tussen buiten en binnen, mysterieus en efficiënt, vormt samen met de imposante uitstraling en de verdwijnende cultuurhistorische waarde de kernpilaren van mijn ontwerp. Deze elementen wilde ik niet alleen zichtbaar maken, maar ook conserveren en door ontwikkelen in de transformatie naar een nieuwe functie.
Om deze dualiteit te koppelen aan muziek, ben ik op zoek gegaan naar een muzikaal voorwerp dat net zo functioneel en efficiënt was als het productieproces in de fabriek, maar waarbij esthetiek en schoonheid kenmerkend waren. In deze zoektocht naar een object dat de paradox tussen efficiëntie en esthetiek belichaamt, kwam ik uit bij de trompet. Dit instrument, met zijn esthetisch aantrekkelijke en direct herkenbare vorm, symboliseert het muzikale aspect van mijn conceptvorming. Het samensmelten van deze schijnbare
tegenpolen – de industriële rauwheid van de fabriek en de verfijnde schoonheid van muziek – vertaalde ik naar een experimentele ingreep. De trompet werd in een rechthoekige bekisting geplaatst en volledig ingegoten met beton. Door deze ingreep verloor de trompet zijn glanzende, goudkleurige uitstraling en werd hij visueel gelijkgetrokken met de Meelfabriek. Alleen het mondstuk en de beker bleven zichtbaar en open, waardoor het instrument enigszins functioneel en herkenbaar bleef, terwijl het uiterlijk volledig werd gereduceerd tot zijn abstracte vormen.
Na het uitharden van het beton heb ik de trompet in reepjes gezaagd, waarbij de verborgen schoonheid van de luchtkanalen zichtbaar werden. Het beton fungeert hier als achtergrond e n conservering van het moment, en transformeert de trompet tot een stilleven. Deze ingreep biedt een nieuw perspectief en vormt een metafoor voor de transformatie van de fabriek. Net zoals de trompet door beton is omgeven en in een nieuwe context wordt geplaatst, wordt de Meelfabriek getransformeerd: haar rauwe, industriële identiteit blijft zichtbaar, maar haar functie wordt opnieuw gedefinieerd in een moderne context.










FRONT TO...






BACK TO...






FRONT
UIT DE KOP, IN DE KLEI
Geïnspireerd door het conceptmodel, het verkennend onderzoek en de studiemaquettes van het bestaande gebouw, ben ik gestart met een eerste ontwerpverkenning voor de Meelfabriek. Het doel was om de ruimtelijke mogelijkheden en beperkingen van het gebouw te onderzoeken door vier scenario’s te verkennen waarin de muziekgenres Jazz, Hip-Hop en Hardcore een plek vinden binnen de fabriek.
De scenario’s – maximaal contact, minimaal contact, wijd en compact – dienden niet alleen om de positionering en onderlinge relaties tussen de genres te verkennen, maar ook om inzicht te krijgen in de betekenis van de resterende ruimtes die tussen de ingrepen ontstaan.
Om bouwtechnische beperkingen in dit stadium te vermijden, voerde ik deze studie uit met klei. Het gebouw werd opgedeeld in zeven onderdelen, elk met een eigen vormbak op schaal 1:200 waarin de kleimassa eenvoudig kon worden gereproduceerd. Met mes en spatel werkte ik de scenario’s uit door de massa’s uit te houwen, wat een directe en handson manier bood om de ruimtelijke impact van elk scenario te onderzoeken.
De kracht van deze werkwijze ligt in de focus op ruimtelijke beleving en gebruikersbehoeften. Door bewust afstand te nemen van technische details, kon ik me richten op het verhaal dat de ruimtes vertellen en hoe ze de verwachtingen van gebruikers kunnen versterken. Deze verkenning legde een stevige basis voor het verdere ontwerpproces, waarin de dynamiek tussen ontworpen en toevallige ruimtes een belangrijke rol speelt in de transformatie van de Meel- naar MuziekFABRIEK.




Maximaal Contact
In dit scenario worden de drie genres verspreid door het gebouw geplaatst, zonder duidelijk gedefinieerde zalen. Gebruikers zoeken zelf hun ideale plek, terwijl de route door het gebouw hen langs uitnodigende ruimtes leidt. Deze opstelling stimuleert spontane interactie tussen de gebruikers. Door het verkennen van het gebouw ontstaat er een natuurlijke dynamiek waarin bezoekers elkaar en elkaars muziekstijl ontmoeten. Bovendien zorgen de open verbindingen tussen de ruimtes ervoor dat de muziek van verschillende genres subtiel met elkaar in aanraking komt.




Minimaal Contact
In deze opstelling krijgt elk genre een eigen, strikt afgebakend gebied met een eigen entree, concertzaal en facilitaire voorzieningen zoals bars, sanitair en garderobes. De entrees zijn bewust verborgen en zo ver mogelijk van elkaar verwijderd om interactie tussen de gebruikers te minimaliseren. Elk genre bevindt zich bovendien op een eigen niveau en heeft unieke zichtlijnen binnen het gebouw. De resterende ruimtes blijven in deze opzet ontoegankelijk, wat zorgt voor een rigide scheiding tussen de genres en hun bezoekers.




Wijd
Dit scenario lijkt op het model van maximaal contact, maar met één belangrijk verschil: elk genre krijgt een eigen, afzonderlijke ruimte. Hierdoor hebben bezoekers geen last van elkaars muziek. Het gehele gebouw wordt benut, waarbij de concertzalen op verschillende locaties zijn gesitueerd. De facilitaire ruimtes fungeren als verbindende elementen tussen de zalen en vormen zo een cruciaal onderdeel van de ruimtelijke dynamiek. Deze koppelstukken verbinden de gebruikers zonder de scheiding tussen de muziekgenres volledig op te heffen.




Compact
In dit scenario worden de drie genres, inclusief hun facilitaire ruimtes, zo compact mogelijk ondergebracht binnen één bouwblok. Bij de uitwerking van dit idee binnen het kleinste bouwblok – het motorhuis – loop ik tegen de grenzen aan van de schaal en de fysieke beperkingen van werken met klei. Hoewel ik weet dat het technisch mogelijk zou moeten zijn, maken deze beperkingen het lastig om het ontwerp volledig te testen.
Deze uitdaging roept direct een nieuwe vraag op:
IS HET MOGELIJK OM DRIE GENRES, COMPLEET MET ALLE FACILITEITEN, BINNEN HET BESTAANDE VOLUME
VAN HET MOTORHUIS TE REALISEREN?

Dit vraagstuk vormt een logische vervolgopgave en biedt nieuwe kansen om de grenzen van compact en adaptief ontwerpen verder te verkennen binnen de transformatie van de Meelfabriek.

Alles even op een rijtje
De verschillende scenario’s bieden elk een unieke kijk op hoe de genres Jazz, Hiphop en Hardcore zich kunnen verhouden tot het gebouw en tot elkaar. Uit Maximaal Contact neem ik het concept van de ‘restruimtes’ mee. Dit toevallige maar waardevolle bijproduct van de ingrepen biedt onverwachte mogelijkheden en voegt een extra laag toe aan het ontwerp. Het fungeert als een stilte binnen de dynamiek van het gebouw, waardoor er ruimte ontstaat voor nieuwe interpretaties en functies.
Bij Minimaal Contact spreekt de intieme
geborgenheid en uniciteit van de ruimte mij aan. Het gevoel van afzondering en focus creëert een omgeving die zowel persoonlijk als bijzonder aanvoelt. Dit principe biedt gebruikers een exclusieve beleving, waarin zij zich volledig kunnen onderdompelen in een specifieke sfeer of ervaring. Ik geloof dat een bewuste toepassing van dit principe een waardevolle toevoeging kan zijn voor bepaalde genres of de beleving van specifieke ruimtes.
Het model van Wijd inspireert door de zekere vrijheid en toegankelijkheid van het concept. Hierin komt de kracht van het verbinden van ruimtes door middel

van facilitaire functies naar voren. Deze aanpak toont aan dat deze verbindende elementen niet alleen functioneel zijn, maar ook bijdragen aan de ruimtelijke dynamiek en de ervaring van het gebouw. Dit is een aspect dat ik verder wil ontwikkelen.
Uiteindelijk vormt het scenario Compact de kern van de verdere ontwerpopgave. De uitdaging om drie genres inclusief facilitaire ruimtes onder te brengen binnen de beperkte ruimte van het motorhuis bracht nieuwe vragen naar voren. Het onderzoek naar de mogelijkheden en beperkingen van compact ontwerpen zal de basis vormen voor een diepere
verkenning, waarbij de inzichten uit de andere scenario’s meespelen.



“BINNEN DE PERKEN ZIJN DE MOGELIJKHEDEN
EVEN ONBEPERKT ALS DAARBUITEN”

HOE KLEIN IS TE KLEIN?
Met de inzichten en ideeën uit de eerdere scenario’s richtte ik mij op het kleinste onderdeel van de Meelfabriek: het Motorhuis. Na een eerdere kleistudie op schaal 1:200 besloot ik deze ontwerpverkenning voort te zetten, maar nu opgeschaald naar 1:100. Door opnieuw met klei te werken, kon ik mij blijven concentreren op ruimtelijke beleving en gebruikersbehoeften, zonder direct beperkt te worden door bouwtechnische details. De enige spelregel in dit experiment was dat de ontwerpen volledig binnen het bestaande volume van het Motorhuis moesten blijven.




Het proces resulteerde in vijf verschillende varianten, elk gericht op het efficiënt huisvesten van de drie muziekgenres en hun facilitaire ruimtes. Gedurende het proces werd ik me echter steeds meer bewust van een verschuiving in mijn focus. Terwijl ik mij richtte op de ruimtelijke beleving, merkte ik dat de waarde van het bestaande gebouw naar de achtergrond verdween. Deze realisatie bracht mij ertoe om de opdracht bij mijn laatste model aan te scherpen en opnieuw te definiëren:
Hoe kan ik de ruimtelijke beleving uit de voorgaande modellen zoveel mogelijk integreren binnen het bestaande bouwwerk?
Met deze herdefiniëring richtte ik mij op het samenbrengen van de sterkste elementen uit eerdere studies, gecombineerd met een hernieuwde waardering voor het Motorhuis als bestaand architectonisch object. Het resultaat is een drielaags volume met een duidelijke voor- en achterkant. De betonnen kern van het

Motorhuis, die letterlijk de ruggengraat van het gebouw vormt, speelt hierin een cruciale rol. Deze kern fungeert als een scheidend element tussen de verschillende zalen en tegelijkertijd als een verkeersader die de ruimte verbindt.
Daarnaast ontstaan er tussen de zalen zogenaamde restruimtes. Deze toevallige ruimtes voegen een extra dimensie toe aan het ontwerp, omdat ze uitnodigen tot verdere verkenning en nieuwe invullingen. Deze dynamiek tussen ontworpen en

toevallige ruimtes vormt een inspirerend uitgangspunt voor de volgende fase in het ontwerpproces. Het Motorhuis is niet langer alleen een fysieke structuur, maar een platform voor interactie, beleving en ontdekking.

I









IV


IN GESPREK MET
DE RUIMTE
Als laatste stap in mijn maquette-studie ben ik overgestapt van klei naar hout, piepschuim en karton om de ruimtes nog beter te definiëren en te onderzoeken. Deze overgang markeerde een belangrijk moment in het ontwerpproces, waarin de focus verschoof naar het vinden van balans tussen bestaande structuren en nieuwe invullingen. Om dit proces beter te ondersteunen, heb ik de schaal vergroot naar 1:50. Deze opschaling was noodzakelijk om de realiseerbaarheid van de ontwerpkeuzes direct mee te nemen in de studie.
Een ruimte moet niet alleen voldoen aan de wensen en verwachtingen van de gebruikers of bijdragen aan een memorabele beleving, maar ook praktisch werkbaar zijn. Dit betekent dat de ruimtelijke indeling afgestemd moet zijn op de functie en de groepsgrootte die het zal huisvesten. Bij deze schaal en met deze uitgangspunten veranderde mijn rol als ontwerper: van een vrije creatieve verkenning naar een kritische bemiddelaar tussen bestaande structuren en nieuwe toevoegingen.
De uitdaging in deze fase lag in het vinden van een ideale balans. Elk element moest kritisch worden beoordeeld op zijn waarde en bijdrage aan het totaal. Door deze methodische benadering werd de vormstudie niet alleen een oefening in creativiteit, maar ook een proces van strategische keuzes en afwegingen. Het doel was helder: een harmonie creëren waarin zowel het bestaande bouwwerk als de nieuwe functies elkaar versterken, zonder dat één van beide zijn identiteit verliest.











MOTORHUIS: VAN RUIMTE NAAR BELEVING
Dankzij de industriële schaal van het Motorhuis is het mogelijk om tussen de bestaande vloeren een extra niveau toe te voegen. Deze nieuwe volumes – waaronder sanitaire ruimtes en een zaal voor Hardcore – fungeren als multifunctionele bouwblokken. Ze bieden niet alleen onderdak aan nieuwe functies, maar functioneren ook als horizontale dividers tussen ruimtes. Samen met de constructieve kern van het Motorhuis creëren ze een heldere driedeling: onder het blok bevindt zich ruimte voor Hiphop en een ruime bar, terwijl bovenop de volumes ruimte ontstaat voor Jazz, een tweede bar en een greenroom (artiestenfoyer).
Om deze driedeling functioneel en toegankelijk te maken, heb ik de bestaande kern opnieuw ingezet en uitgebreid. De bestaande spiltrap, nu getiteld “Stairway to Heaven,” fungeert als eenrichtingsverkeer naar boven. Een nieuwe spiltrap aan de andere zijde van de kern, “Stairway to Hell,” biedt een route naar beneden. Deze trappenhuizen zijn op elke laag verbonden, waardoor bezoekers vrijwel ongehinderd door het gebouw kunnen stromen en toegang hebben tot alle faciliteiten.
Een van de meest innovatieve toevoegingen aan het ontwerp is de activering van de zogeheten ‘Ma-space’ – een concept dat zijn oorsprong vindt in de Japanse architectuur en zich richt op de tussenruimte. Deze Ma-space fungeert als dynamische verbinding tussen de zalen, maar biedt tegelijkertijd ruimte voor spontane invulling. Of het nu gaat om een mini-concert, expositie, atelier of
intieme performance, de Ma-space geeft bezoekers en artiesten de vrijheid om deze ruimte te vormen naar hun eigen creativiteit en behoeften. Deze extra dimensie voegt een vierde zaal toe aan het gebouw: een flexibele en interactieve ruimte die letterlijk en figuurlijk tussen de andere zalen in beweegt.
De route naar je bestemming wordt hierdoor niet alleen functioneel, maar ook een onderdeel van de totale beleving. Het stimuleert bezoekers om genres en ruimtes te ontdekken die ze anders misschien zouden missen. Het ontwerp moedigt ontmoeting en interactie aan, en biedt ruimte voor onverwachte ervaringen.
Het skydeck vormt de letterlijke en figuurlijke kroon op de Ma-space. Dit volume biedt ruimte voor buitenconcerten, een terras of een rookruimte. Met een eigen uitstraling en identiteit voegt het skydeck een onderscheidende laag toe aan het Motorhuis, waarmee het gebouw zijn rol als unieke ontmoetingsplek voor muziek en beleving versterkt.
Deze laatste studiemaquette, waarin de balans tussen bestaande en nieuwe elementen wordt onderzocht, fungeert als metronoom voor de verdere uitwerking van het ontwerp. Het is een tastbare afsluiting van het onderzoek en biedt een solide basis voor de volgende stappen in het proces, waarbij de verbinding tussen ruimte, gebruikers en functionaliteit centraal blijft staan.
HERBESTEMMING
EN INGREPEN
In dit laatste onderdeel van mijn onderzoek presenteer ik het uitgewerkte plan voor de herbestemming van de CO-OP Meelfabriek naar een MuziekFABRIEK. Dit plan is de culminatie van mijn eerdere analyses, conceptstudies en ontwerpexperimenten. Het weerspiegelt niet alleen een nieuwe invulling van een iconisch gebouw, maar ook mijn visie op hoe architectuur kan dienen als een brug tussen verleden en toekomst
PROGRAMMA
functieverdeling
isometrie
verkeersruimte / facilitair
ROUTE GEBOUW
uitsplitsing verkeersstroming isometrie
DOOR






00 LIFTTOREN
entree / exit / controle
+0.0
01 entree
02 corridor uitsmijter
03 toegangscontrole
04 lobby 05 liften
06 stairway to haven 07 beveiliging/control room
08 stairway to hell
09 exit
10 artiesten/jazz entree
11 lift- & trapportaal
12 trappenhuis

13 artiestenlift entree / toegangscontrole




23
21 stairway to haven
22 lift motorhuis




10 MOTORHUIS
dak entree / kijker
+46.610
27 stairway to haven
28 expo passage
29 vrije ruimte
30 lift motorhuis
31 stairway to hell
32 kijker / kleinste zaal


stairway to haven expo passage

kijker / kleinste zaal




11 MOTORHUIS












12 MOTORHUIS



sanitair




13 MOTORHUIS
51
(vip)cafe / jazz / greenroom +55.705 60
55 coulisse
56 wc
57 kleerkamer / douche
58 lift motorhuis
59 stairway to hell




14 MOTORHUIS

14 MOTORHUIS
hemelbalkon / openluchtpodium +58.245
65 stairway to haven
66 hemelbalkon
67 openluchtpodium
68 lift motorhuis
69 stairway to hell

dakpaviljoen / nacht

dakpaviljoen / dag






BEDANKT!
Dank aan iedereen die mij heeft geholpen om tot dit punt te komen, niet alleen tijdens mijn afstuderen, maar ook in de jaren ervoor. Jullie inspiratie, begeleiding, steun en motivatie – of dat nu als docent, werkgever, collega, vriend of familie was – hebben mij gevormd tot de persoon en ontwerper die ik vandaag ben.
Dit afstudeeronderzoek markeert niet het einde, maar juist het begin van een nieuw hoofdstuk. Het is een fundament waarop ik verder wil bouwen, met de lessen die ik heb geleerd en de mensen die mij onderweg hebben geïnspireerd. Ik kijk uit naar wat de toekomst brengt, met de overtuiging dat het avontuur van leren en creëren nooit ophoudt.
Bedankt voor alles wat ik van jullie heb mogen ontvangen en voor het vertrouwen dat jullie in mij hebben gesteld. Dit werk is mede dankzij jullie tot stand gekomen.
Mijn commissieleden:
Judith Korpershoek (mentor)
Wouter Kroeze
Annette Bos
Toegevoegde leden presentatie:
Machiel Spaan
Lisette Plouvier
Thuisfront:
Mijn lieve vrouw Geerke Frings
Arthur Frings
Mijn ouders:
André Frings † 2017
Bertie Frings
Emad Rammo
Hans Marquart
Harm Korfker
Gerben ter Horst
Carla Renkema