

DE SLIBKAPITALISTEN
Boris von der Möhlen
Afstudeerrapport
Master Stedenbouw
Januari 2025
Commissie
Herman Zonderland (mentor)
Jan Maas
Mathias Lehner
Toegevoegde leden t.b.v. het examen
Riette Bosch
Iruma Rodríguez Hernández



Samenvatting
Polderkapitalisme
Een durfinvestering
Circa 500 jaar geleden werd er een durfinvestering gedaan. Rijke Antwerpenaren investeerden samen in het permanent omdijken van de Doelpolder. Deze inpoldering werd een groot succes, want de vruchtbare zeeklei bracht de boeren rijke oogsten.
Weldra werden deze boeren zelf eigenaren van de grond. Ze begonnen de oogsten op te slaan in grote schuren en terug te verkopen aan de stad. Er werd een efficiënt systeem opgetuigd van grootschalige landbouw in een rationele structuur, en het dorp Doel als vitale kern met ondersteunende nijverheid.
Deze aanpak werd ook wel het polderkapitalisme genoemd, een voorloper van het kapitalisme dat juist deze polder zou gaan bedreigen...
Laatste polder langs de Schelde
Bij de naoorlogse uitbreiding van de Antwerpse haven hebben de Belgische polders langs de Schelde plaatsgemaakt voor haven en industrie.
Slechts een aantal dorpskernen en gebouwen zijn overgebleven, verstilde relicten in een industrieel landschap. Alleen de Doelpolder is blijven bestaan. Deze plek heeft daarom voor veel mensen een belangrijke symbolische betekenis die groter is dan alleen het materiële erfgoed dat het herbergt.
Het slibkapitalisme als voortzetting van het polderkapitalisme en als verbinder tussen polder, haven en Schelde.
Onzekere toekomst
Maar ook de toekomst van deze laatste droogmakerij is onzeker. Geplande uitbreidingen op de linkerscheldeoever hebben voor jarenlange onzekerheid gezorgd. Bewoners streden een bijna onwinbare juridische strijd tegen gedwongen onteigeningen en opkoopprogramma’s van het zeer kapitaalkrachtige havenbedrijf. Inmiddels is alle landbouwgrond opgekocht. Langzaam wordt deze getransformeerd tot nieuwe natuur. Compensatie voor de uitbreiding van de dokken en de verstorende baggerwerken op de Schelde. Het dorp Doel is verworden tot een spookdorp met een vage herinnering van haar oude glorie. Bewoond door nog een handjevol kunstenaars, krakers en ‘zij die bleven’. Sinds 2018 is de toekomst van het dorp gegarandeerd, maar cultuurhistorische waarde van het polderkapitalisme is dat allerminst. Als de economische basis is verdwenen, wordt het een verstild relict. Net als de andere Belgische polders langs de Schelde is vergaan.
De hedendaagse versie
Accepterend dat het polderkapitalisme is vervaagd en niet meer terugkomt, zet ik daar in dit afstudeeronderzoek een hedendaagse versie tegenover.
Slibkapitalisme
Nieuwe economische basis
Bij deze hedendaagse variant wordt in samenwerking met het Antwerps havenbedrijf gewerkt aan een duurzaam toekomstperspectief voor de gehele polder. De baggerproblematiek van de haven wordt ingezet als kans om een nieuw verdienmodel te creëren.
De Doelpolder gaat zich richten op mitigatie van de negatieve effecten van de baggerwerken. Door de verdieping van de Schelde bevindt zich steeds meer slib in het water, waardoor algengroei geremd wordt, de basis van het waterleven. Om duurzaam te kunnen opereren heeft de haven vergunningen nodig, en moet zij deze schade compenseren.
De polder als slibmotor
Door het slib lokaal terug te winnen in een slibmotor en op te waarderen naar klei wordt niet alleen de haven van haar afval ontdaan, maar ontstaat ook een economische basis voor de bewoners. Zij houden dit getijdenlandschap open door het slib te oogsten, rijpen en verkopen.
Het ontwerp gaat uit van de sublieme ervaring die de uitgestrekte, koude leegte van het havenlandschap oproept met daarin grote industriële objecten. In dit landschap staan de bewoners van de polder, de dynamiek in de
Schelde en de economische belangen van de haven in directe verbinding met elkaar, in een voelbare strijd tussen economische rationaliteit en onvoorspelbare natuurlijke processen.
Keramiekhoofdstad Doel
In opvolging van de slibmotor moet ook het vervuilde slib uit de nabijgelegen havendokken een bestemming vinden. Materiaal dat zich op dit moment aan het opstapelen is in de haven, wachtend op een oplossing. Deze ‘afvalstroom’ zal moeten worden gekeurd omdat het gedeeltelijk vervuild is. Dit biedt aanleiding om te gaan experimenteren met verschillende toepassingsmogelijkheden waarbij de vervuiling wordt vastgelegd in het materiaal. Van slibstenen tot keramiek. Er ontstaat een echte slibkapitalistische samenleving waarbij de volledige Doelse economie om de verwerking van slib draait.
Het ontwerp van het dorp staat in contrast met de slibmotor. Het dorp is warm en kleinschalig. Er vindt kleinschalige, ambachtelijke nijverheid plaats. Doel wordt de keramiekhoofdstad van België. Tussen dorp en haven vormt de opslag en transport van de kleiproducten een intermediair, waarmee het dorp geleidelijk overgaat in de grootmacht waartegen het zo lang streed.


Het gonst achter zijn slapen
Het hart bonkt in zijn keel
Het is al veel
Veel te lang geleden
Is dit langzame vervagen
De prijs die je betaalt
Voor de veel te snelle jaren
Lang geleden
Technicolor heimwee
Laat zien wat je nu mist
De greep op wat geweest is
Raakt verslapt
De winnaar heeft gelijk
Laat het nu maar komen
Uit het nummer Altijd voor het eerst
van de Tröckener Kecks


In de afgelopen 70 jaar zijn alle Belgische polders langs de Schelde door het Antwerpse havenbedrijf omgezet naar industriegebied. Alle polders? Nee, een klein dorp bleef dapper weerstand bieden aan de vooruitgang en maakte het leven van de havenbaronnen bepaald niet gemakkelijk...
Dit boek is opgedeeld in twee delen. Het eerste deel ‘Polderkapitalisme’ is een analyse van de drijvende krachten achter het ontstaan van de rijke polderkapitalistische samenleving, en het vervagen daarvan. In het tweede deel ‘Slibkapitalisme’ is een ontwerpvoorstel gevormd dat een nieuwe economische basis vind voor de polder in het oplossen van de slib- en baggerproblematiek van de Antwerpse haven.
Inhoud

Dit is de Doelse Slibsteen. Het resultaat van een anderhalf jaar durend onderzoek. Een onderzoek dat begint bij de fascinatie voor een verloren polderdorp en eindigt in de Schelde.
In eerste instantie verwachtte ik bij het bakken van de Scheldeklei een rode steen. Dit is namelijk ook de kleur van de steen die in de naburige Ruppelmondse baksteenindustrie werd gebakken.
De steen is op het eerste gezicht eenvoudig, bijna saai. Maar als je er beter naar kijkt een verhaal vertelt over zijn verleden.
Een steen met een egale hele lichte gele gloed. Een kleur die breekt met het verleden. Door de steen heen zijn rode spikkels te vinden, deze niet geheel gemengde ijzeroxides zijn de imperfecties die het natuurproduct zijn unieke verhaal geven.
De steen laat zien dat niets is wat het lijkt. En het resultaat nooit wordt wat je ervan verwacht. Maar dat het ook juist een positieve verrassing kan vormen als je ervoor openstaat.







Foto Dominique Panhuysen
POLDER KAPITALISME
Dit verhaal begint bij het typerende polderkapitalisme dat ontstaan is in Doel. Want hoewel deze plek nu in een strijd verwikkeld is met het grootkapitaal, is dit niet altijd zo geweest. Heel lang was deze polder zélf het kapitaal.
Ontstaan van het polderkapitalisme

Leven in de delta
Doel wordt voor het eerst vermeld in 1267 als ‘De Doolen’. Men leeft op kleine eilandjes in de Schelde van vis en vogelvangst. Ook worden er af en toe dijkjes aangelegd. Dat is echter niet zonder gevaar, vanwege de sterke getijdenwerking overstroomd het gebied regelmatig.
Door het de getijdenwerking van de rivier wordt er een dikke laag zeeklei afgezet. Deze klei vormt een vruchtbare voedingsbodem voor de landbouw.
Het Verdronken Land van Saeftinghe staat vandaag de dag nog steeds onder invloed van het getij en geeft een goed beeld van de delta in zijn natuurlijke vorm.

Buitendijkse schapenherder op een terp in het Verdronken Land van Saeftinghe
Bron: Archief Beveren


Buitendijkse getijdennatuur op Het Paardeschor, tussen Schelde en de Doelpolder
Foto Dominique Panhuysen

De geschiedenis van Doel is sterk verbonden met de dynamiek van de Schelde. Hier is de polder zichtbaar als een eiland in de Schelde waarbij de tekening van een schaapskooi duid op redelijk extensieve bewoning.
Bron: Felixarchief. Scheldekaart van Rupelmonde tot de Noordzee

Een durfinvestering
De zeeklei vormde een zeer vruchtbare bodem voor de landbouw, maar bewerking ervan was door de vele vloeden nog te risicovol. Rijke Antwerpenaren deden een durfinvestering. Door dijken aan te leggen die stormen konden weerstaan kon commerciële landbouw worden bedreven. Vanaf 1567 werden de zomerdijken vervangen door winterdijken. De grond werd verpacht aan lokale boeren. Zo was ook de bekende Belgische schilder Rubens grondeigenaar.
De poldergronden zorgden voor goede opbrengsten waardoor uiteindelijk de boeren zelf eigenaar werden van hun grond. Gesteund door die opbrengsten groeide Doel uit tot een belangrijke havenstad en ontstond er in het dorp een centrum van handel en nijverheid, gestuwd door de rijke opbrengsten vanuit de polder.
De inpoldering van de Doelpolder ontstond vanuit een nauwe samenwerking tussen stad en platteland.
InvesteringenInspiratie

Antwerpen
Samenwerking tussen stad en platteland
Doel
Handel
Recreatie




Polderkapitalistische ontginingstructuur van de Doelpolder.
Rationele structuur
De polder is opgezet in een heldere gridstructuur. De gehele polder vormt één open eenheid. De ruimtelijke begrenzing is de omringende dijk. De structuur van de polder beschrijft goed de sociaalmaatschappelijke verhoudingen in de polder.
Langs de hoofdassen waren de adellijke hoeves gesitueerd. De assen worden vervolledigd met een variabele gridstructuur, waar de kreekrestanten van voor de inpoldering doorheen snijden. Onder aan de dijk bevinden zich de arbeiderswoningen van de dagloners.
Legenda
Adellijke hoeves
Woningen langs de dijk
Kreken
Dijken
Vaste hoofdassen
Variabele gridstructuur

Dikbillen
Dikbillen op de Doelse veemarkt. De dikbillen zijn koeien die behoorlijk veel vlees geven, en alleen via een keizersnede geboren kunnen worden, zijn exemplarisch voor de polderkapitalistische mentaliteit.
Bron: Archief Beveren
School
Dambord stratenpatroon
De rationele structuur is ook in het dorp Doel herkenbaar: een raster met assen die eindigen op statige gebouwen van belangrijke instanties en voorname dorpsbewoners. Het dambordpatroon is typisch en cultuurhistorisch zeer waardevol. Het is een stedenbouwkundige typologie die vooral in Nederland, en maar heel beperkt in België terug te vinden is.
Molen
Klooster
Kerk
Boerenhuis
Sluis
Pastorie


Veehouderij in de Doelpolder.
Eiland in de Schelde
’t Eylandt den Doel
In de 16e eeuw werden de middeleeuwse polders in de streek verwoest door overstromingen en inundaties gedurende de Tachtigjarige Oorlog. Dit gebeurde tijdens het beleg van Antwerpen. Na 1585 werden de gebieden bezet door de ‘Staatse legers’.
Gedurende het Twaalfjarig Bestand (16091621) stond de hele regio onder invloed van overstromingen van de Schelde en getijden.
De dijken rond de Doelpolder waren echter gedeeltelijk bewaard gebleven omdat ze recent waren versterkt. Doel diende als steunpunt in oorlogslinies, met een fort dat was gebouwd in de buurt van de Scheldemolen.
In 1614 werd Doel opnieuw omdijkt. De herinrichting van het dorp en de polder die toen begon heeft geleid tot het gebied dat we nu kennen. De Doelpolder was in die periode een eiland in de Schelde, omringd door een estuarium van kreken en van slikken – ’t Eylandt den Doel.
Omdat de polder relatief oud is, is het maaiveld ook relatief laag gelegen ten opzichte van omliggende polders.
De Doelpolder was lange tijd een eiland in de Schelde. Omringd door water.

Bron: Universiteit Utrecht, Niewe kaerte van t Landt van Waes ende
Hulster Ambacht, vertoonende oock de stroomen van de Ooster ende
Wester Schelde
1568-1648
Tachtigjarige Oorlog
Tijdens deze periode werd de toegang tot de Schelde door de Republiek der Verenigde Nederlanden afgesloten om de haven van Antwerpen te blokkeren en de economische macht naar Amsterdam te verschuiven. De afsluiting begon in 1585, nadat Antwerpen door de Spanjaarden was heroverd, en duurde tot het Verdrag van Münster in 1648.
Franse Tijd
Na de annexatie van de Zuidelijke Nederlanden door Frankrijk werd de Schelde weer geopend. Tijdens de Franse overheersing was de Schelde open voor scheepvaart.
Belgische onafhankelijkheid
1830-1839
De Schelde werd opnieuw afgesloten door Nederland na de Belgische opstand in 1830, als onderdeel van de spanningen tussen België en Nederland. De toegang bleef afgesloten tot de ondertekening van het Verdrag van Londen in 1839, waarbij Nederland instemde om de Schelde vrij te geven in ruil voor een vergoeding van tolrechten.
Blokkade van de schelde
Om de concurrentiepositie van de Amsterdamse haven te versterken hebben de Nederlanders veel pogingen gedaan om het scheepvaartverkeer op de Schelde te blokkeren. En niet zonder succes.
De Schelde is vaak afgesloten geweest waardoor de Antwerpse haven op grote achterstand kwam te staan.
Blokkade van de Schelde, tussen de forten Lillo en Liefkenshoek.
Rechts op de voorgrond is het dorp Doel herkenbaar aan de molen en kerktoren.
Bron: Rijksmuseum

De haven rukt op
Industrialisatie
Toen de blokkades eenmaal waren opgeheven was de industriële revolutie in volle gang. De de haven heeft zeker na de Tweede Wereldoorlog een enorme groei doorgemaakt. België wilde laten zien waar het toe in staat was.

Hieronder is een uitsnede te zien uit een panorama van Antwerpen door de Antwerpse firma Etablissements Hypsométriques, gemaakt voor de Gentse Wereldtentoonstelling van 1913. Dit panorama benadrukt de kracht van Antwerpen als industriële stad.
Bron: Museum Aan de Stroom Antwerpen


Kaartbeeld net na de oorlog
Bron: Topotijdreis
Naoorlogse economie
In de naoorlogse periode stond economische groei centraal. De schaalvergroting in de haven was immens, en ging ineens het beeld rond de Schelde bepalen. Hierbij werd vooral ingezet op een goede concurrentiepositie en in mindere mate nagedacht over de gevolgen hiervan. Niet zonder economisch succes: de haven van Antwerpen is nu de grootste zeehaven van België, en na Rotterdam de grootste haven van Europa.

Kaartbeeld huidige situatie
Bron: Haven van Antwerpen
In de naoorlogse periode leidde de immense schaalvergroting van de haven tot economisch succes, waardoor de haven van Antwerpen de grootste van België werd en na Rotterdam de grootste van Europa.
Het verhaal van havenuitbreidingen is ook een verhaal van het verlies van de Belgische poldercultuur.
De verloren havendorpen
Met het uitbreidingsproject dat de ‘Grote
Doorsteek’ werd genoemd verdwenen de dorpen Wilmarsdonk, Oorderen, Oosterweel en Lillo geheel of gedeeltelijk. Van Lillo is nog een historische kern over, van Wilmarsdonk rest alleen nog de kerktoren, de andere twee dorpen zijn volledig met de grond gelijk gemaakt. Om het erfgoed van deze dorpen te behouden is in 1959 een museum opgericht, het Poldermuseum. Dit museum geeft een beeld van het leven in deze verdwenen Scheldedorpen.
NEDERLAND
LILLO
OORDEREN
WILMARSDONK
OOSTERWEEL

De afbraak van het dorp Wilmarsdonk in 1966.
Bron: bremserlaurentius.wordpress.com/

De kerktoren van Wilmarsdonk, als curiositeit achtergelaten in de haven.

Fotografie: Sander Groen
Verstild relict
Van het dorp Lillo is nog de historische kern over.
Het vormt een bijzonder mooi, maar ook verstild relict in de haven.

Laatste polder
Doel is de laatste Belgische polder langs de schelde, op circa 15 kilometer van Antwerpen vervult het nog steeds een belangrijke recreatieve functie voor de stad
Strijd om Doel
Begin van het conflict om Doel
Doel is de laatste van de Belgische polderdorpen.
In de 20e eeuw begon de bevolkingsgroei van het rijke polderdorp te stagneren. Dit had alles te maken met de industrialisatie. Door schaalvergroting in de landbouw nam de boerenbevolking af, en daarmee ook de lokale nijverheid. Ook de lokale haven werd overvleugeld door de grotere en modernere Antwerpse haven.
Vanaf de jaren ‘60 kwam deze afname in een stroomversnelling. De Belgische regering kondigde plannen aan om de haven van Antwerpen uit te breiden, ten koste van Doel. Er kwam een bouwstop en er werd een kerncentrale in het dorp gerealiseerd, maar van een volledige afbraak kwam het niet.
Vanaf de jaren ‘60 begon het conflict over Doel door plannen voor havenuitbreiding en de bouw van het Deurganckdok, wat leidde tot overlast en onzekerheid over het voortbestaan van het dorp.


In 1995 kondigde de Vlaamse regering aan het Deurganckdok ten zuiden van Doel te bouwen. Dit dok werd gedeeltelijk gepland in de Doelse polder. Hierbij bleef het dorp gespaard, maar er ontstond wel significante overlast. Dit leidde tot een hevige strijd over het voortbestaan van het stadje, waarbij onduidelijke politieke beslissingen en juridische fouten voor vertraging en onzekerheid zorgden. Bron: Bewonersvereniging Doel2020
Historische tijdlijn bewoning Doel
De Doolen
1267
1571 Het Land van den Doel 1583 Inundatie

1614 Herdijking

1792 Zelfstandige parochie 1893 Boeren stoomtram

1940 Tweede wereldoorlogWitte Brigade 1968 Bouwverbod 1969 Bouw kerncentrale 1978 Gewestplan behoud van Doel 1963 Eerste plannen havenexpansie





In 1999 kwam de Vlaamse regering met plannen voor een tweede getijdendok, ook wel het Saeftinghedok. Bij de planvorming er veel druk gezet vanuit de Maatschappij Linkerscheldeoever, die als belanghebber vanuit de haven en als eigenaar van een groot deel van de woningen begon met het slopen en onbewoonbaar maken van de woningen. Hierdoor werd de druk op de overgebleven bewoners nog verder opgevoerd.
Toch nam sinds 2003 het reële inwoneraantal geleidelijk weer toe. Er kwamen krakers op het gebied af vanwege de vele leegstaande gebouwen. Veel van deze krakers zijn kunstenaars, afgekomen op de leegstaande gebouwen en relatieve wetteloosheid. Er wordt ook wel een parallel getrokken met Ruigoord,
In 1999 werd het Saeftinghedok gepland, wat leidde tot sloop en leegstand in Doel, maar vanaf 2003 vestigden krakers, vaak kunstenaars, zich in het dorp, wat resulteerde in een hernieuwde gemeenschap en toeristische belangstelling.
een bedreigd Amsterdams havendorp waar kunstenaarsgemeenschappen het dorp een nieuw leven inbliezen en na aanvankelijke schuring samen met bestaande bewoners een nieuwe gemeenschap opbouwden.
De strijd van Doel is een strijd die niet onopgemerkt blijft. Er zijn diverse groepen gevormd die voor het belang van het dorp opkomen, en is het opgenomen in de lijst voor meest bedreigde erfgoed. Ook is er belangstelling ontstaan bij toeristen die zich vergapen aan het desolate karakter van het dorp.
Bron: Bewonersvereniging Doel2020

Het dorp is verlaten en overgroeid.


Crossers door de polder vormen de meeste reuring.
In 2018 is het “Verbond voor de Toekomst” gesloten, een akkoord tussen bewoners en de haven over het behoud van Doel en de omliggende polder.
Verbond voor de toekomst
In 2018 werd onverwachts een aanpassing gedaan aan het ontwerp van het Saeftinghedok, het dok dat het einde zou betekenen voor Doel. Deze kwam niet meer direct door het dorp, maar er net langs lopen. Hierdoor kwam er een nieuw perspectief voor het dorp. Er werd een overeenkomst gesloten tussen de bewoners en de haven: Het Verbond voor de Toekomst. In dit nieuwe akkoord is consensus ontstaan tussen alle partijen over de toekomst van het dorp Doel en het omliggende poldergebied. Niet alle partijen zijn even gelukkig met dit akkoord, het wordt door de bewoners eerder gezien als een ‘aanvaardbaar compromis’ ten opzichte van een volledige annexatie door de haven. Er is ruimte ontstaan om het conflict via dialoog op te lossen. Enkele belangrijke punten uit het akkoord zijn:
• Het behoud van Doel als dorp met respect voor de cultuurhistorische waarde en leefbaarheid.
• Behoud van alle gehuchten en nederzettingen in het poldergebied met respect voor leefbaarheid.
• De ontwikkeling van een nieuw containerdok ten zuiden van Doel
• Voorzien in natuurcompensaties
• Garanties voor lokale boeren

Beeld: Informatiepagina Extra Containercapaciteit Antwerpen

De Doelpolder met hoogspanningsmasten naar de Kerncentrale, voor de zekerheid alvast ‘op pootjes’
Foto Dominique Panhuysen

Doel met op de achtergrond een voorbijvarend containerschip
Foto Dominique Panhuysen
Natuurcompensatie
Nieuwe natuur
Om de realisatie van grote havenwerken te compenseren wordt er nieuwe natuur gerealiseerd. In de recente geschiedenis is niet alleen het dorp maar ook de landbouw steeds meer onder druk komen te staan. Zo is het Hedwigeen Prosperproject gerealiseerd, waarbij poldergrond omgezet is in getijdennatuur. Deze natuurcompensatie is nodig om de uitdieping van de Schelde te compenseren. Ook de Doelpolder zal grotendeels dit pad volgen, om tijdelijke natuurcompensaties voor de aanleg van het Deurganckdok een permanente locatie te geven. Zo snijd de uitbreiding van de haven aan twee zijden de polder in, en blijft er slechts een fractie over van het oorspronkelijke landbouwareaal. De historische polder wordt zo langzaam ontdaan van de mens, en haar economische basis.
Om deze compensaties vorm te geven heeft het havenbedrijf al vrijwel alle grond opgekocht. Dit zorgt ervoor dat de grondprijzen relatief hoog zijn, en de toekomst van het gebied ook sterk afhankelijk is van de beslissingen die door het havenbedrijf genomen worden.
Om grote havenwerken te compenseren, wordt nieuwe natuur gecreëerd, met het opkopen van de grond wordt de haven een grote belanghebber in het gebied.

Plan voor gedeeltelijke transformatie van de Doelpolder naar intergetijdengebied.
Bron: Arcadis
Hedwige-Prosperproject
Prosperpolder Zuid
Doelpolder Noord
Tijdelijkedijk
Doelpolder Midden
Doel Leefbaarheidsdijk

Uitbreiding haven



Prosperpolder Noord en de Hedwigepolder zijn geheel ontpolderd om plaats te maken voor een intergetijdengebied dat aansluit op het verdronken land van Saeftinghe. De grond die is vrijgekomen bij het afgraven van dijken en ontgraven van kreken is gebruikt voor het vormen van een panoramaheuvel. Deze gronden vormen natuurcompensatie voor de teruglopende pioniersvegetatie voor de uitdieping van de Schelde die gerealiseerd is om nog grotere containerschepen te kunnen ontvangen.
Uiteindelijk zal ook de hedwigepolder langzaam opslibben tot een hoge kwelder, zoals ook bij het Verdronken land van Seafthinge is gebeurd.


Ongebruikte delen van het Doeldok worden gedempt om natuurcompensatie te realiseren. Deze natuurgebieden zijn niet toegankelijk en ook niet zichtbaar voor de buitenwereld.



De leefbaarheidsdijk scheid dorp en haven
Tijdelijke dijk scheid nieuwe natuur in Doelpolder Noord en landbouw in Doelpolder Midden
Foto Dominique Panhuysen
Foto Dominique Panhuysen

Beeld: Projectbureau Omgeving
Een belangrijk ruimtelijk motief rondom het havengebied is het verplaatsen en bergen van grote hoeveelheden gebaggerd materiaal.
Voor de bevaarbaarheid of het realiseren van nieuwe dokken waarbij grond vrijkomt.
De leefbaarheidsdijk van Doel, maar ook de natuurcompensaties kunnen in dit perspectief worden gezien. Rondom de haven wordt op dit moment gewerkt aan een bufferzone van landschapsdijken en natuurcompensatiegebieden waar deze grond in terecht kan.
Er wordt gewerkt wordt aan een bufferzone van landschapsdijken en natuurcompensatiegebieden.
Eerder is onderzocht wat de mogelijkheden zijn voor het hergebruik van al deze grondstromen. Hier is een rapport te zien dat onderzoekt hoe gebaggerd havenslib mogelijk kan worden gebruikt voor de realisatie van landschapsdijken rondom de haven. Het rapport wordt ingeleid door havenbaron en (ver) familielid Leo (junior) Delwaide.
‘‘Slibbehandeling. Hoewel er druk gezocht wordt naar economisch rendabele procesgerelateerde behandelings- en verwerkingstechnieken voor baggerslib lijken grootschalige toepassingen zoals sinteren of verhitten op korte termijn niet haalbaar.’’
Uiteindelijk wordt er gekozen voor een mechanische ontwateringsinstallatie waarmee het slib samengeperst wordt, en eventueel later hergebruikt kan worden. Dit type verwerking sluit hergebruik volgens het onderzoek niet uit:
‘‘Van bij de aanvang is het concept van de deponie bij de mechanische ontwateringsinstallatie zo uitgewerkt dat op langere termijn bepaalde stortvakken met geschikte specie terug kunnen worden afgegraven en gebruikt voor allerlei toepassingen, zoals de bouw van bufferdijken. Mechanisch ontwaterd slib sluit dijkbouw namelijk niet uit, wel integendeel. De bouwtechnische kwaliteiten ervan zijn beter dan die van gewoon gerijpt slib.’’
Voorwoord
In 1998 opende het haven-promotiefestival Portival met een colloquium “Landschapsontwikkeling tussen haven en stad”. Bruno De Vos (Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer), Patrick Dictus (dienst Groenvoorziening stad Antwerpen), Paul De Rache (hoofd milieuafdeling Havenbedrijf), ikzelf en moderator Patrick Meire (Instituut voor Natuurbehoud) voerden het debat.
Toenmalige Schepen voor Leefmilieu Mieke Vogels en ikzelf gaven in deze periode te kennen dat wij een publiek debat wilden initiëren over het gebruik van baggerslib voor de bouw van bufferdijken die de overlast van de haven moesten reduceren. Tegelijk zou daardoor de nodige capaciteit gecreëerd worden voor het aanslepend probleem van de berging van onderhoudsbaggerspecie uit de haven.
In januari 1999 werd een eerste aanzet gegeven tot een maatschappelijk debat in een publieke hoorzitting te Berendrecht, in aanwezigheid van Ludo Van Campenhout en Mieke Vogels. De idee om slib te gebruiken voor de bouw van bufferdijken tussen de dorpskern en de haven werd aan een 80-tal dorpsbewoners uiteengezet. Aangezien havenslib verontreinigd is met een breed gamma aan chemische stoffen, was de realisatie van zulk idee alleen mogelijk indien de risico’s voor het milieu en de volksgezondheid volledig gekend en onder controle waren. Hoewel niet onmiddellijk verwacht werd dat het voorstel op gejuich zou onthaald worden, bleef een uitgesproken negatieve reactie uit, wat het havenbedrijf en het stadsbestuur er toe aanzette de denkpiste verder uit te werken.
Een multidisciplinaire werkgroep “Landschapsdijken” diende het project vorm te geven. Er werd een meerjarige onderzoeksovereenkomst afgesloten met het laboratorium voor Bosbouw van de Universiteit Gent en het Instituut voor Natuurbehoud van de Vlaamse overheid. Zij formuleerden een aantal vragen waarop een wetenschappelijk onderzoek minimaal antwoord zou moeten geven:
• welk potentieel bezitten slibdijken voor het ontwikkelen van natuur, en welke vormen van beheer zijn het meest aangewezen ?
• waar situeren zich de belangrijkste (eco-)toxicologische risico’s, via welke routes kunnen polluenten in het milieu terecht komen, en hoe kunnen deze routes worden afgesneden ?
• hoe kan de bufferende waarde van deze dijken worden gemaximaliseerd ?
Tijdens de onderzoeksperiode (2000-2005) evolueerde het havenbeleid echter snel. In 2002 werd op initiatief van de Vlaamse Regering een strategisch planningsproces voor de haven opgestart. Hierin werd onder meer naar een structurele oplossing gezocht voor de problemen van de verwijdering en de berging van onderhoudsbaggerspecie. Na een paar jaar studie werd uiteindelijk geopteerd voor een monodeponie waarin mechanisch ontwaterde baggerspecie zal worden geborgen, wat voor de enorme slibhoeveelheden uit de haven op korte termijn vooral operationeel eenvoudiger is. Als gevolg van deze recente ontwikkelingen is de aanleg van bufferdijken op dit moment geen prioriteit voor het Antwerpse havenbeleid. Dat neemt niet weg dat deze optie op termijn terug op de voorgrond zal komen. Van bij de aanvang is het concept van de deponie bij de mechanische ontwateringsinstallatie zo uitgewerkt dat op langere termijn bepaalde stortvakken met geschikte specie terug kunnen worden afgegraven en gebruikt voor allerlei toepassingen, zoals de bouw van bufferdijken. Mechanisch ontwaterd slib sluit dijkbouw namelijk niet uit, wel integendeel. De bouwtechnische kwaliteiten ervan zijn beter dan die van gewoon gerijpt slib. Ook elders in Europa en de wereld, waar niet altijd de investeringsmiddelen voorhanden zijn om voor grootschalige, hoogtechnologische slibverwerking te kiezen, zal er ongetwijfeld belangstelling zijn voor eenvoudige, creatieve concepten die op een geïntegreerde wijze milieuproblemen in de haven aanpakken: slibberging, natuurontwikkeling, recreatie, buffering tegen overlast van stof, lawaai, visuele hinder, veiligheidsrisico’s, enz.
slib. Ook elders in Europa en de wereld, waar niet altijd de investeringsmiddelen voorhanden zijn om voor grootschalige, hoogtechnologische slibverwerking te kiezen, zal er ongetwijfeld belangstelling zijn voor eenvoudige, creatieve concepten die op een geïntegreerde wijze milieuproblemen in de haven aanpakken: slibberging, natuurontwikkeling, recreatie, buffering tegen overlast van stof, lawaai, visuele hinder, veiligheidsrisico’s, enz. Dit eindrapport is de samenvatting van zes jaar onderzoek. Het is een lijvig document geworden waarin de geïnteresseerde lezer met de bijgevoegde Leeswijzer snel zijn weg zal vinden.
Dit eindrapport is de samenvatting van zes jaar onderzoek. Het is een lijvig document geworden waarin de geïnteresseerde lezer met de bijgevoegde Leeswijzer snel zijn weg zal vinden.
Baron Leo Delwaide Schepen voor de Haven
Baron Leo Delwaide
Schepen voor de Haven

Foto Dominique Panhuysen
Een grote berg slib
De slibberg van de rechterscheldeoever
De mechanische ontwateringsinstallatie wordt uiteindelijk ook gerealiseerd en AMORAS genoemd. Dat staat voor Antwerpse Mechanische Ontwatering, Recyclage en Applicatie van Slib. Het project verwerkt al het slib dat in de havendokken aan de rechterscheldeoever wordt verzameld. De dokken liggen hier achter sluizen waardoor de bodem ook een zekere verontreiniging kent. Om het materiaal in een continue proces te verwerken wordt de totale hoeveelheid gebaggerde specie verzameld in een onderwatercel. Daardoor komen ook verschillende types materiaal door elkaar, vervuild en minder vervuild slib. Dit vormt een probleem, want hoewel de mechanische kwaliteit (samenstelling) van het materiaal uitstekend is, is de vervuilingsklasse van de som van deze delen niet veilig voor een brede toepassing. Het is daarom is het nog steeds niet mogelijk om het materiaal her te gebruiken.

AMORAS verwerkt al het slib van de rechterscheldeoever. Maar door het mengen van vervuild en minder vervuild materiaal blijft het hergebruik ervan problematisch.
De installatie van AMORAS verwerkt al het slib van de haven achter de sluizen op de rechterscheldeoever.
Ontvangst en zandafscheidingsinstallatie
Transport
Bergingslocatie (slibberg)
Indikking
Verzamellocatie slib in onderwatercel


Verwerkingsproces
Het slibverwerkingsproces in het AMORASproject begint met de ontvangst van baggerslib afkomstig uit de haven van Antwerpen. Dit slib wordt vervolgens naar de ontwateringsinstallatie getransporteerd.
In de ontwateringsinstallatie ondergaat het slib een mechanisch ontwateringsproces. Hierbij wordt het slib gescheiden in een droge en natte fractie. Dit gebeurt door middel van filtratie en persing, waarbij water uit het slib wordt verwijderd.
De natte fractie, die nog steeds een aanzienlijke hoeveelheid water bevat, wordt verder behandeld om milieuverontreiniging te minimaliseren. Dit kan onder andere gebeuren door sedimentatie, filtratie of chemische behandeling, afhankelijk van de samenstelling van het slib en de geldende milieunormen.
De droge fractie,wordt ontwaterd tot een ‘filterkoek’ en vervolgens gestort op een steeds maar groeiende slibberg die uiteindelijk een hoogte van 55 meter kan bereiken.
De linkerscheldeoever kent nog geen goede oplossing voor de verwerking van het zich opstapelende bodemslib. Dit zal op den duur een probleem vormen.
Transport slib door persleidingen



Mechanische

Schelde
10.000.000 m³ / j

Tonne E3
5.000.000 m³ / j

IJsseloog
750.000 m³ / j
Noordzeekanaal
800.000 m³ / j
Slufter
1.500.000 m³ / j
Rotterdam
Nieuwe waterweg
5.000.000 m³ / j
Antwerpen
AMORAS
500.000 m³ / j
Noordwest-Europese delta
De 4 grootste havens van Europa liggen in de noordwestelijke delta. Deze hebben een vergelijkbare problematiek als het gaat om de slibopgave. Het grootste deel van het slib is relatief schoon en kan worden teruggebracht in de natuur, in de vaargeul of verder weg. Soms is het slib te vervuild en moet het worden geborgen. Hiervoor zijn verschillende depots gerealiseerd waar het vervuilde slib zich ophoopt.
Berging (zwaar) vervuild slib
Berging schoon slib

Rotterdam: natte berging in onderwaterdepot ‘de Slufter’ met een capaciteit van 150 miljoen kuub - 55% gevuld.

Antwerpen: droge berging in een filterkoekenberg bij ‘AMORAS’ met een maximale stabiele hoogte van 55 meter - 40% van de hoogte bereikt

IJsselmeer: natte berging in ‘ Het IJsseloog’ met een capaciteit van 20 miljoen kuub, voor de haven van Amsterdam en berging van de IJssel - 60% gevuld.
Estuarium uit balans
De naoorlogse schaalvergroting van de economie heeft geleid tot een verminderde ruimte voor de rivier waardoor het estuarium uit balans is geraakt.
Estuarium uit balans
In de naoorlogse schaalvergroting van de economie is de mens steeds meer ruimte gaan innemen in het estuarium. Door bedijkingen, inpolderingen en ruimere geulen is er minder ruimte gekomen voor de rivier. Dat heeft een aantal gevolgen:
• Omdat er meer water door een kleinere, trechtervormige geul stroomt is een grotere landinwaartse getijdenbeweging, met een hoger vloedpeil. Dit betekent dat de dijken verhoogd moeten worden, bovenop de zeespiegelstijging.
• Door de toegenomen vaalgeuldiepte is de dynamiek in het water groter en daarmee de troebelheid van het water sterk toegenomen.
In het bijzonder rond de Belgisch-Nederlandse grens. Hoe meer zwevende stof in het water, hoe minder het licht door kan dringen. Zo wordt de fotische diepte, de diepte tot waar algen voldoende licht hebben om te kunnen groeien, sneller bereikt. Hierdoor is er minder leven in de rivier.
• Er is minder ruimte voor de slikken in de overgangszone tussen de hoge schorren en de diepe wateren. Ook wordt de overgang van platen en slikken naar geulen steiler. Deze platen die bij eb droogvallen, zijn belangrijke voedselgebieden voor bodemdieren en vogels.
• Verder treedt verstarring op, waardoor intergetijdengebieden en geulen nauwelijks meer van plaats veranderen. Het gevolg is minder ‘verjonging’ van leefgebieden.
Afname stroomgebied door uitbreiding havens
Afname slikken
Verstorende activiteiten
Minder dynamiek: Van meergeulig naar enkelgeulig systeem
Uitdiepen vaargeul


Fotische diepte
Mengdiepte

Beeld: Dredging Services - Chairborne GSL
Beeld: SDN
De interactie tussen economie, ecologie en het dagelijks leven langs de Schelde is verstoord geraakt. In de Doelpolder zijn drie grotere belangen in strijd met elkaar.
Strijdige belangen
1. Het belang van de cultuurhistorische polder, die ligt besloten liggen in tradities en agrarische monumenten, maar beperkt toekomstperspectief kent door de hoge grondprijzen terwijl deze juist groei nodig heeft.
2. Het belang van de Schelde, die bijzondere getijdennatuur herbergt. Ook hier is groei nodig om teruglopende kwaliteit van de getijdennatuur te compenseren en om ruimte te bieden voor het steeds hoger wordende waterpeil in combinatie met een toenemende getijdenslag.
Polder
Landbouw en Cultuurhistorie
Schelde
Natuur en waterveiligheid
3. Het belang van de Antwerpse haven als belangrijkste economische motor van de regio met meer dan honderdduizend (indirecte) banen. Om als wereldhaven te kunnen functioneren moet zij voortdurend kunnen blijven groeien in schaal. Maar ook aan haar imago denken. Haven Welvaart en werkgelegenheid
SLIB KAPITALISME
Wat als de slibproblematiek niet als probleem wordt gezien, maar gebruikt als oplossing voor een verbond tussen polder, haven en stroom?
Oplossen van het slibprobleem
Slibkapitalisme als de verbinder tussen polder, haven en Schelde.
In het ontwerpend deel van dit rapport onderzoek ik hoe de slibproblematiek van de haven kan worden gebruikt om de polderkapitalistische cultuur van Doelpolder een nieuwe economische basis te geven.
Een problematiek die enerzijds zit in de vorming van vervuild materiaal dat geen toepassing vindt, anderzijds in de verstoring van de natuurlijke dynamiek in de Schelde.
Door dit slib lokaal terug te winnen en op te waarderen naar klei wordt niet alleen de haven van haar afval ontdaan, maar kan ook worden gewerkt aan verbinding tussen de bewoners van de polder, de dynamiek in de Schelde en de economische belangen van de haven.
Deze komen ook naar voren in de ruimtelijke configuratie van de polder.
• De Doelpolder als hedendaagse polderkapitalistische samenleving: een bewoond landbouwgebied met erven en gehuchten.
• De Doelpolder als verlengde van de schelde: Waar nieuwe natuur met een estuarien karakter ontstaat.
• De Doelpolder als verlengde van het havengebied: Een slibverwerker waar slib tot klei wordt verwerkt.
WATERVEILIGHEID
Ruimte voor de rivier
HELDER en GEZOND WATER
Afvangen giftige en troebele deeljtes
SCHELDE REDLOP


VERDIENMODEL
Slib als economische bouwsteen


NATUURDOELSTELLINGEN
Herstel slikrijke natuur
TOEKOMSTZEKERHEID
Oplijnen gezamelijke belangen
NEVAH
OPEN VAARGEUL
Verminderen baggerlast
De slibopgave
Het slibprobleem is tweeledig. Ten eerste is er de verhoogde dynamiek waardoor het water steeds troebeler wordt en er minder ruimte is voor de overgangszone tussen land en water. Ten tweede is er het slib dat zich opstapelt in de dokken van de rechterscheldeoever.
Slibmotor voor zwevend slib uit de Schelde
Troebel water wordt de polder ingelaten. Het bezonken materiaal wordt gerijpt en verwerkt.
Rijpingsdepot voor bodemslib uit de havendokken (Vervuild) slib wordt aangebracht door baggerschepen, vervolgens gerijpt en verwerkt.


Realisatiefases
Historische polderstructuur
Uitgangspunt is het behoud van de historische polderstructuur met de (deels verloren gegane) kenmerkende omdijking, bestaande gehuchten, en het natuurlijke reliëf met een aflopende hoogte van de noord naar de zuidzijde en kreekrestanten uit de tijd van voor de inpoldering.
De transformatie van polderkapitalisme tot slibkapitalisme ontvouwt zich in 4 fases.
Slibmotor
Er worden twee getijdenkleppen gerealiseerd waardoor het Scheldewater de polder in kan stromen en slib kan bezinken. Er wordt een permanent waterdragende ringdijk gegraven om noodzakelijke binnendijkse versterkingen te realiseren en roofdieren op een natuurlijke manier uit het gebied te weren.
Gecultiveerd getijdenlandschap
Naar verloop van tijd gaat het gebied dichtslibben en ontstaat de behoefte om het gebied te onderhouden en zo open te houden. Zo wordt een specifieke natuurwaarde onderhouden en kan het slib blijven bezinken. Het beheer van de slibmotor gebeurt door slibboeren die hun geoogste klei langs vaarten vervoeren. Zo krijgen de bestaande gehuchten ook een adres aan de Schelde.
Slib uit de havendokken
De kerncentralesite wordt herontwikkeld tot rijpingsdepot voor bodemslib uit de Antwerpse haven aan de linkerscheldeoever. Er ontstaat een scala aan kleiproducten met een brede variatie aan toepassingen. Doel veranderd in een volwassen slibeconomie door verwerking van klei in hoogwaardige producten.


Het openzetten van de getijdenklep zorgt ervoor dat er een enorme dynamiek de polder inkomt die bestaande patronen uitwist.
Slibmotor
Om slib af te vangen wordt op twee locaties water de polder ingelaten, waarbij het tij kunstmatig kan worden verlengd voor optimale bezinkcondities.
Inlaat getijdenklep
Om slib af te vangen moet er eerst water de polder in stromen. Door op twee plekken een inlaat te maken kan voldoende water de polder instromen.
De noordelijke instroomlocatie wordt als eerste gerealiseerd naast de plek waar nu al een kleinere inlaatduiker zit. Ook in het zuidelijk deel van de polder komt een klep, omdat dit deel van de polder lager gelegen is kan hier op termijn meer water instromen.
Het tij wordt kunstmatig verlengd door de duiker gesloten te houden als het water binnen is gestroomd. Daardoor krijgen de fijne slibdeeltjes die voor troebelheid zorgen tijd om te bezinken.



Getijdengeul over schor
Getijdenklep
EHW: 7m TAW
GHW: 5m TAW
GLW: 0,5m TAW
Principe slibvang met verlaagd peil en overslagbestendigheid
Getijdenklep
Gecultiveerd getijdenlandschap
GHW: 3.5m TAW
Gem. polderpeil 2.2m TAW
Bodem instroomgeul -3,5m TAW






Beeld: Gereduceerd getijdengebied Doelpolder, Schaalmodelproeven van gecombineerde inen uitwateringsconstructie

Gecultiveerd getijdenlandschap
In het gecultiveerd getijdenlandschap woed een voortdurende strijd tegen het vervagen. Het landschap symboliseert de onmacht van de mens in zijn poging om het land te ordenen in een definitieve, optimale vorm.
Landschappelijk gradiënt
De polder heeft van nature een klein hoogteverschil, waarbij de noordzijde van het gebied hoger, en zanderiger is. Dit hoogteverschil wordt ingezet om een landschappelijk gradiënt te creëren. Van intensief naar extensief beheer. In de zuidelijke zones bezinkt door de grotere waterdiepte meer slib, en is het bodemleven beperkter. Dit gebied kan intensiever beheerd worden. De noordelijke zones worden minder intensief onderhouden waardoor ze hoger opslibben en natuurlijke systeem minder verstoord worden.


Bodemsamenstelling
Extract uit de bodemkaart van België (AGIV).
De bestaande bodem bestaat grotendeels uit zware klei. Bij de winning van slib voor klei is het dus geen probleem als er mening optreed of om deze incidenteel af te graven. In de noordelijke delen van de Doelpolder is echter ook meer zanderig materiaal te vinden dat niet goed bruikbaar is.

Hoogteopbouw
Extract uit de bodemkaart van België (AGIV).
In de hoogteopbouw is een graduele opbouw van hoog naar laag zichtbaar, maar zijn ook de kreekrestanten van voor de inpoldering nog goed herkenbaar.
De natuurlijke hoogte en samenstelling van de bodem is sturend voor de functionaliteit.
De beheerssystematiek staat in dienst van de optimalisering van economische en ecologische condities.
Systematiek van het ontgraven
De ontgravingssystematiek van het gecultiveerde getijdengebied wordt ontleend aan de eisen die de mens aan het gebied stelt. Deze gaan over het maximaliseren van de slibvangst, maar ook over het realiseren van specifieke natuurwaarden. Er ontstaat een strooksgewijze ontgraving in een haakpatroon. In de haken kan water blijven staan, ook als het gebied weer leegstroomt. Dit zorgt voor aanvullende bezinking van slib, maar zorgt er ook voor dat waterdieren in de slibmotor kunnen overleven en voorkomt dat er ‘ecological traps’ ontstaan.
De langwerpige vorm van de haken maakt dat er zeer geleidelijke gradiënten ontstaan. Ook draagt het patroon bij aan een verminderde verstoring en behoud van de volledige ecologische gradiënt.






Sliberven
Kleirijpingsdepot











Ook de sliberven vormen een samenspel waarbij economie en ecologie elkaar versterken.
Begroeid met aangewaaid, lokaal onkruid
Zandbodem
Ontwateringslaag verkregen uit zand-slibscheiding
Dijklichaam
Omkadering van het depot, opgebouwd uit de Doelse kleibodem
Aanslibbing langs de rand van het erf zorgt ervoor dat de slibboer zich geen zorgen hoeft te maken over de waterbestendigheid van zijn sliberf, dat zich manifesteert als een terp op een
Aansliboever
landschappelijke schaal.
Voorkomt af-en overslag van het dijklichaam en creert een gradientrijke oever
Slibmotor
Verzamelt slib uit het troebele Scheldewater, een bron van microscopisch leven
Rijpingsdepot
Begroeid met aangewaaid, lokaal onkruid, vormt een veilige broedlocatie voor vogels
Zandbodem
Ontwateringslaag voor het slib die langzaam wordt opgebouwd uit snel de bezinkende zandfractie.
Dijklichaam
Omkadering van het rijpingsdepot, opgebouwd uit de Doelse kleibodem om het slib op zijn plaats te houden.
Aansliboever
Voorkomt af-en overslag van het dijklichaam en creëert een gradiëntrijke oever
Slibmotor
Verzamelt slib uit het troebele Scheldewater, een bron van microscopisch leven.


Beheer van de slibmotor met lansdschappelijk gradiënt
CONSOLIDATIEENONTZILTING INBRENGENSLIB
KLE I OOGST
NEGEOLPNENEIAAM
De oogstklok
In de oogst en bewerking van het slib wordt rekening gehouden met optimale rijpingsduur, maar ook met de broedperiode van lokale vogels.







Hoogdynamische geulen





De kanalen met hard substraat voor mens en natuur, slibstenen. Met de vrijgekomen polderklei worden de sliberven aangelegd. Na aanleg worden de randen op den duur verstevigd met geperste slibstenen. Daarmee kan een diep waterprofiel onderhouden, waardoor er meer slib in het water meekomt. Het meest slibrijke water bevind zich namelijk meer naar de bodem van de Schelde.

Diep waterprofiel




Overmaat in diepte verzekert bevaarbaarheid en trekt met zijn dynamiek slib de polder in.
Slibstenen
Versterking van de vaargeul. Hard substraat zorgt tevens voor vestigingsmogelijkheden voor schelpdieren. Omdat de dieren afhankelijk zijn van de waterbeweging voor voedselvoorziening, zuurstof en om hun afvalstoffen af te voeren zullen deze zich op hun gemak voelen in de geulen.
Overgangszone
Halfdiepe waterzone met gemiddelde dynamiek, bied ook ruimte voor recreatieve vaart.

500m
De slibboer
Op het grote slik krijgt een nieuw type landarbeider de kans. Slibboeren oogsten het slib uit de slibmotor om deze na een rijpingsperiode te kunnen ze deze verkopen als klei. Met hun werk houden ze de slibmotor open. De oppervlaktes van de erven zijn toegespitst op de hoeveelheid werk die een boer in een jaar kan verrichten, waarbij ook het transport van de klei meegenomen wordt in het werk. Zo wordt werk dat normaal uitbesteed wordt aan grote (multinationale) ondernemingen lokaal gehouden. Bij het oogsten van het slib en het vervoeren van de klei is efficiëntie essentieel. Daarom worden de sliberven op korte onderhoudsafstand gehouden en wordt er een systeem van ‘grachten’ aangelegd waarover de klei per schip kan worden vervoerd.



Erven met onderhoudsafstand.
Ontsluitingsstructuur over ‘grachten’.


Sliberf ‘Gracht’



De slibmotor met centraal in het midden het erf van de slibboer
Het verkopen van slib als grond vormt een marginaal verdienmodel voor de slibboer.
Doorsnede van de loskade op het sliberf
Verdienmodel van de boer
Het verdienmodel van een kleiboer is marginaal.
De verdiencapaciteit is sterk afhankelijk van de transportkosten, deze vormen circa 80% van de prijsvorming. Daarom wordt het transport zo efficiënt mogelijk georganiseerd, met minimalisering van grondoverslag.
De opbrengst van een m³ klei is afhankelijk van kwaliteit en toepassing zo’n €13 tot €22 per m³ De slibmotor slibt gemiddeld aan met 12 cm per jaar, gedroogd is dit 6cm klei. 1ha slibmotor levert daarmee ca. €7000 op, dat is meer dan mais, een gangbaar gewas is in deze regio, maar
transport vergt ook een grotere investering in tijd en geld. Mede daarom kan de het huidige aantal landbouwbedrijven worden verdubbeld van 8 naar 16. De boer heeft gemiddeld beschikking over 24ha per boer. Daarvan is 21ha slibmotor en 3ha kleirijping. Dit levert per boer €147.000 omzet op.
Kosten worden beperkt door twee boeren bedrijven op één erf te situeren en de noodzakelijke machinerie te delen. Daarnaast kunnen een aantal machines die in de traditionele landbouw worden gebruikt een nieuw leven krijgen in de slibeconomie.
Graafmachine
1 per erf (soms al in bezit)
Voor het overslaan van grond op de duwbak
Tractor
1 per erf (meestal al in bezit)
Voor het trekken van divers materieel
Ploeg
1 per erf (meestal al in bezit)
Voor het omzetten van de grond in het rijpingsproces
Scraper
1 per erf (mogelijk aan te passen materieel)
Voor het oogsten en transporteren van de klei
Ponton
1 per erf (nog niet in bezit)
Transportmiddel voor materieel en voor de sliboogst
Duwbak
1 per erf (nog niet in bezit)
Transportmiddel voor de gerijpte klei naar afnemer
In de slibeconomie verschuift de werkgelegenheid van toeleveringsketen naar verwerking en transport.
Duwboot
1 per erf (nog niet in bezit)
Voor het verplaatsen van de ponton of de duwbak
Economie in de samenleving
De verdiencapaciteit neemt toe waardoor de economische activiteiten op het platteland intensiveren. Daar staat tegenover dat de vorm van werkgelegenheid veranderd. Er bestaat in de slibeconomie nagenoeg geen toeleveringsketen zoals bij een regulier boerenbedrijf gangbaar is. In de verwerking en met name in het transport is de grootste werkgelegenheid te vinden. De crux van het sliberf zit in de schaal. Die groot genoeg is voor schaalvoordelen in het transport, maar ook weer niet te groot. Daardoor kan de rijping, oogst, verwerking en transport via de erven lopen en blijft veel werkgelegenheid op de locatie.
landbouw
Diepe, rechthoekige erven: minimalisering infrastructuur
Vierkante erven: minimalisering transportafstand.
Traditioneel erf met gemengde landbouw
Bedrijfsgrootte 48 hectare
Twee sliberven met slibvangst,
Bedrijfsgrootte 24 hectare
Rijpingsdepot
Slibmotor
Gemengde
Vergelijking tijdsbesteding tussen oude en nieuwe economie Tijd in dagen
Januari Plannen, onderhoud, administratie 4
Slibtransport, Plannen, onderhoud, administratie 12
Februari Onderhoud, voorbereiding 4
Slibtransport, inspectie kwaliteit 16
Maart Grondbewerking, bemesten, vroege zaai 8
Slibtransport, graven ontwatering 16
April Zaaien, onkruidbestrijding, grondbewerking 10
Slibtransport 12
Mei Gewascontrole, irrigatie, onkruidbestrijding 8 Slibtransport 6
Juni Gewasbeheer, bemesten, aanaarden 12 Slibtransport 6
Juli Oogst vroege gewassen, opslag, laatste irrigaties 12 Slibtransport 4
Augustus Hoofdoogst, transport, groenbemesters 12
Maaien en ploegen 16
September Oogst, transport, bodemonderhoud 16
Omzetten grond, oogst droge kleidelen 20
Oktober Laatste oogst, grondbewerking, opslag 16
Inbrengen slib, Kleioogst 20
November Grondonderhoud, administratie 4
Inbrengen slib 20
December Jaarafsluiting, administratie 4
Inbrengen slib, Jaarafsluiting 12
Traditioneel
Slibboer







Woning van gerecyclede containers
Overslag op duwbak
Grondbuffer
Zomer / laag water
Strooksgewijze kleioogst richting grondbuffer
Aangroei rietoever




Natte sliboogst vanuit ponton
Winteropslag materieel
Winter / hoog water
Inlaat water-slibmengsel
Rijpingsdepot met water-slibmengsel
De ecologie van de slibmotor is een dynamisch brakwatergetijdengebied met drie ontwerplagen die verschillende habitats creëren.
Ecologie van de slibmotor
De ecologische situatie in de slibmotor vormt een bijzondere situatie van brakwatergetijdennatuur dat zich in tegenstelling tot het Verdronken land van Saeftinghe in de jonge pioniersfase bevind. Om in het grote slik de ecologische waarde te optimaliseren is het van belang om een voldoende gradiëntrijk gebied te realiseren dat zo min mogelijk verstoord wordt. Er zijn drie ontwerplagen die op de schaal van de polder voor diversificatie zorgen.
1. Het landschappelijk gradiënt
De mate van overstroming is afhankelijk van het natuurlijke hoogtebeeld van de polder. Dit zorgt ook voor een verscheidenheid in ecologische condities die grofweg opgedeeld kan worden in:
• De permanente onderwaterzone, deze vormt een goed habitat voor algen en vissen, maar is te diep voor het ontstaan van een rijk bodemleven.
• De overgangszone, deze zone overstroomt regelmatig. Op enkele plekken ontstaat pioniersvegetatie, en hier zal een rijker bodemleven ontstaan waar vogels op af komen.
• De hoge kwelder, deze zone overstroomd zelden en kent een vaste begroeiing. Het vormt een broedgebied voor vogels en is een leefgebied voor kleine zoogdieren.
1. Landschappelijk gradiënt

2. Hoogdynamische geulen
3. Sliberven
2. Hoogdynamische geulen
De geulen kennen door het voortdurende in- en uitstromen een veel hogere dynamiek, rond deze geulen kunnen schaal- en schelpdieren zich nestelen, die gebaat zijn bij meer beweging in het water.
3. De sliberven
Deze vormen net als de hoge kwelders uitvalspunten voor vogels. Omdat ze niet bereikbaar zijn voor roofdieren vanuit het land vormen ze veilige broedplaatsen.
Erf
Hoge kwelder
Middelhoge kwelder
Lage kwelder
Pionierszone, luw water
Permanent overstroomd, luw en diep water
Permanent overstroomd, dynamisch water


Het leven in de slibmotor is een samenhangende keten die begint in de bodem.


Ruigpootbuizerd

Diklipharder


Steurgarnaal



Fytoplankton
Producent


Getijdenbeweging
TAW +3,0m
Consument



Zilverreiger




Graszanger










Schorrenzoutgras
+2,0m



























Hoge kwelder
Lage kwelder
Pionierszone
Permanent overstroomd
Schorzijdebij Aardworm
Scholekster
Bergeend
Grauwe gans
Japanse oester
Zeeaster
Zwemkrab
Wadslak
Heen
Kiekendief
Wadkreeft
Baardman
Zeeduizendpoot
Lepelblad Riet
Klein darmwier
Strandloper
Kokkel
Melkkruid
TAW +1,0m
Sliberven
TAW

Het landschap in de slibmotor wordt doorlopend beheerd, en kan dus ook worden gemonitord en aangepast op de bevindingen. Er kan worden gestuurd op specifieke voorwaarden voor het leven in de bodem, welke weer voedsel vormt voor grotere (zoog)dieren.
ADe slibmotor laat iedere getijdenslag 4.800.000m³ water binnen. Dit resulteert op jaarlijkse basis in het bezinken van 1.000.000 ton slib.
2 De slibfractie wordt opgebracht op rijpingsvelden waar deze langzaam wordt omgevormd tot klei. Ieder vak biedt ruimte voor de inhoud van één sleephopperzuiger, en kent daarmee ook zijn eigen karakteristiek en unieke toepassing. Nadat het materiaal gerijpt is blijft er circa 200.000m³ klei over van wisselende kwaliteit. 2
B
Slibboeren oogsten jaarlijks het bodemslib en rijpen het op hun erven. Nadat het materiaal gerijpt is blijft er circa 200.000m³ klei over.
Sleephopperzuigers baggeren jaarlijks circa 1.500.000 ton materiaal op rond de Antwerpse haven. Dit brengen ze ter verwerking naar de voormalige kerncentralesite van Doel.
Het aangebrachte materiaal wordt mechanisch gescheiden in een zandfractie en een slibfractie. De zandfractie kan hierna direct worden verkocht, de slibfractie wordt middels rijping omgezet worden in klei.
C Via een directe verbinding met de Schelde verkopen de boeren de grond, wat niet verkocht kan worden wordt opgeslagen op de erven
Hoog-kwalitatieve, vervuilde klei wordt verwerkt in slibblokken of bakstenen, de verontreiniging wordt zo uit vastgelegd.
Vanuit de haven wordt de gerijpte klei verscheept. Geoogste klei die niet meteen een plek vindt, wordt opgeslagen in de grondbank.




Fase 1 (reeds in werking getreden)
Realisatie kleine getijdenduiker die Scheldewater de polder inlaat. Drassige weilanden en weidevogels trekken naar het gebied.
Fase 2 (gepland, 2030)
Afbraak tijdelijke dijk tussen Doelpolder Midden en Doelpolder noord. Vergroting getijdeninlaat met toevoeging van geulenstelsel
Fase 3 (2040)
Gehele polder onder water, opening zuidelijke getijdensluis. Toevoeging van waterrijk habitat met dieper water
Fase 4 (2050)
Polder slibt langzaam dicht. Opwaarderen noordelijke inlaat naar getijdensluis en aanleg waterstructuur. Er komt meer water in de polder en er beginnen testen met het afgraven van het getijdengebied.

Fase 5 (2065)
Meerder slibboeren vestigen zich in het gebied. Het noordelijk deel van de polder verlandt. Er is sprake van een gecultiveerd getijdengebied.




Enkele gracht
Model met eenvoudige structuur maar grotere onderhoudsafstanden
Alternatieve indelingen

Versterken gehuchten
Model koppelt rijpingsdepots aan versterking dijken van gehuchten
Leefbaarheidsdijk
Model koppelt rijpingsdepots aan activeren leefbaarheidsdijk
Buitendijks
Model met onderhoud vanuit een centrale plek en buitendijks rijpingsdepot
Kerncentrale
Model koppelt rijpingsdepot aan herontwikkeling kerncentrale
Slib uit de havendokken
Verwerking van het havenslib
Bij de verwerking van het havenslib gaat het om de gebaggerde specie van de binnendijkse haven aan de linkerscheldeoever verwerkt. In tegenstelling tot de rechterscheldeoever waarvoor AMORAS gerealiseerd is, is hier nog geen duurzame oplossing voor de verwerking. Om slib te kunnen gebruiken als grondstof moet het product in ieder geval ‘gerijpt’ worden tot klei. Om waarde aan het product toe te voegen kan het materiaal verder verwerkt worden tot hoogwaardiger (gebakken) product, en worden opgeslagen om vraag en aanbod op elkaar af te stemmen.
Om van waardeloos havenslib tot een waardevolle grondstof te komen moeten een aantal stappen worden doorlopen.
Rijpingsdepot
Allereerst dient de slib te worden ‘gerijpt’ om overvloedig water uit het materiaal te krijgen en een gedeelte van de zoutlast en organisch materiaal kwijt te raken. Belangrijk is dat in tegenstelling tot het AMORAS project de slibvracht opgedeeld wordt in verschillende ladingen, waarbij kan worden gesorteerd op vervuilingsgraad.
Industrie
Een gedeelte van het slib kan worden gebakken tot bakstenen of geperst tot slibblokken. Hier is beperkte vraag naar, dit percentage zal rond de 10% liggen. Maar bied ook kansen (te) vervuild materiaal te fixeren.
Deponie
Grote infrastructurele projecten op de Schelde zijn niet altijd aan de orde. Daarom is er een plek nodig om de gerijpte klei op grote schaal op te slaan. Daarmee worden vraag en aanbod op elkaar afgestemd.


De kleimeester schept een kleine test uit het rijpingsdepot voor de bodemanalyse.
Hier wordt het slib tot klei gerijpt en beoordeeld op kwaliteit.
Rijpingsdepot
Het depot wordt gerealiseerd op de locatie van de kerncentrale. Waar de hoge zanderige bodem waarop de centrale is gebouwd als ideale rijpingslocatie met goede ontwateringslaag. Er wordt gebruik gemaakt van bestaande infrastructuur van leidingen en diepwaterlocatie van waterkoelingssteiger voor het afmeren van sleephopperzuigers. De historische dijkformatie wordt zichtbaar gemaakt in ontsluitingsstructuur. Iedere ontwateringsvijver heeft de capaciteit van één sleephopperzuiger, daardoor kan de kwaliteit van de klei worden gecontroleerd en kunnen er specifiek toepassingen worden gezocht voor de mechanische kwaliteit en mate van vervuiling. Het gebied is groot genoeg om de alle baggerspecie van de linkerscheldeoever te kunnen verwerken, met als resultaat een jaarlijkse opbrengst van 225.000m³ klei.

Bron:wikipedia.nl
Het kleidepot vind zijn plek t.p.v.. de kerncentralesite die op zijn retour is en binnen enkele jaren zal moeten sluiten.
Rijpingsdepot
Ontsluitingsweg via historisch dijktracé

Een kleimeester keurt de klei
Bron: Cobouw








Scheiden zandfractie
Verzamelen
Invoeren
Testen
Rijpen

Op de grondbank wordt gerijpte klei bewaard, als de vraag aanwezig is wordt materiaal overgeslagen op duwbakken om te worden verkocht op adressen langs de Schelde.
Grondbank
Met de grootschalige overslag van klei op bootvervoer slaat de identiteit van de haven over naar de noordkant van het dorp. In tegenstelling tot de Antwerpse haven kan deze kade wel degelijk (tijdelijk) opengesteld worden voor publiek, waardoor ook meer interactie met de haven kan ontstaan, die zich gewoonlijk achter hekken bevind.


Grondlichaam in continue bewerking

Grond van verschillende herkomsten en kwaliteiten
Kade 1


Klei uit slib kent een brede toepassing, afhankelijk van de vervuilingsgraad en samenstelling.
Toepassingsmogelijkheden klei
De mogelijke toepassing van de klei is sterk afhankelijk van de vervuilingsgraad en mechanische kwaliteit (bijvoorbeeld korrelgrootte en percentage organische stof). De klei uit de slibmotor bestaat vrijwel volledig uit licht vervuild klasse 2 materiaal. Klei uit de haven valt ook vaak in deze categorie, maar kan ook in andere categorieën vallen afhankelijk van de winlocatie.




Kwaliteit
Klasse 1
Topkwaliteit
20% van het totaal
Vervuiling
Licht
Klasse 2
Klei met licht afwijkende waarden
70% van het totaal
Zwaar
Toepassing
Modelleerklei
Keramiek
Dijkenklei afdekking buitenkant
Bakstenen (hoge temperatuur gebakken)
Tegels (hoge temperatuur gebakken)
Licht
Vulling dijklichaam
Fundering wegen
Grondverbeteraar landbouw
Bakstenen
Zwaar
Slibblokken
Fundering wegen industrie
Klasse 3
Categorie behandeld als reststroom
10% van het totaal
Licht
Zwaar
Aanvullen bermen
Dempen van sloten
Grondophoging algemeen
Ophogen industrieterreinen
Afvoeren en bergen


De slibkapitalisten
Doel wordt de nieuwe keramiekhoofdstad
Tegen de overlast van de haven wordt niet langer gestreden, integendeel. Het dorp wordt zelf onderdeel van de haven en een veroorzaakt haar eigen overlast. In de leegstaande panden vestigen zich kleine keramiekateliers die gebruik maken van de unieke karakteristiek van de klei die gewonnen wordt.
Het dorp wordt vanaf nu rondom omgeven door water. Er vormt zich een eiland waarbij de kleiverwerkende industrie zich aan de noordrand situeert en de grondoverslag zich aan de zuidzijde. De geplande ‘leefbaarheidsdijk’ die een buffer moet vormen tussen haven en dorp en nu vorm krijgt als grondoverslag sluit ook aan op hetzelfde hoogtepeil als de haven.
Het dagelijks leven in Doel komt volledig in het teken te staan van het slibkapitalisme. Identiteit van dorp en haven versmelten langzaam tot één.
Privaat
Publiek

Luwe binnenwerelden
De binnen en buitenzijde van de bouwblokken staan in sterk contrast. Waar de buitenzijde stenig is en er veel licht en geluidsoverlast is, vormen de binnenwerelden juist de tegenovergestelde situatie. De luwe, groene en lommerrijke binnenwerelden die bij het verval van het dorp zijn ontstaan dempen de invloeden van buitenaf. Door de blokken heen ontstaat een dwaalmilieu. Rondom het dorp bevind zich een intermediaire zone met landbouw die langzaam zal vervagen. Dorp en industrie / haven zullen naadloos in elkaar over gaan lopen.

Doorsnede van een kleibakkerij. Het microklimaat van het dorp staat in contrast met de uitgestrekte slibvelden erbuiten.
Keramiekoven
Gemeenschapstuin
Schaal: 1:100
Datum: 2085 Formaat: 297x420mm
Onderwerp: Doorsnede Kleibakkerij Doel


Een toeriste vergaapt zich aan de bonte verzameling keramiek.
De nieuwe identiteit van het dorp is een optelsom van de rijke cultuurhistorische lagen die het al kent.
Beeldkwaliteit
Op het moment dat het dorp herbouwd wordt kan de mystieke aantrekkingskracht van het spookdorp nooit in stand gehouden worden.
Bij de herbouw wordt de speelse vrijheid, openheid en groene kwaliteit uit de vervalperiode zo veel mogelijk te behouden, maar dit ook te verenigen met de trots van het polderkapitalisme van weleer en de slibeconomie van nu. Er wordt gestreefd naar een kwart van zowel restauratie, herstel, verval als herbouw. Zo gaan verschillende tijdslagen een dialoog met elkaar aan.
Voor de bestaande gebouwen die nog gerenoveerd kunnen worden wordt restauratie naar de oorspronkelijke staat nagestreefd. Gebouwen worden ontdaan van graffitiwerken. Aangebrachte keim of stuc wordt, waar deze is aangebracht, verwijderd om de oorspronkelijke roodschildering van de polderkapitalistische samenleving naar voren te brengen.

Terugbrengen van oorspronkelijke roodschildering
Restauratie: terugbrengen roodschildering
Herstel: gedeeltelijke herbouw met slibsteen
Verval: Restanten gebouw worden onderdeel van de publieke ruimte
Herbouw: nieuwbouw in slibsteen
(Gedeeltelijke) herbouw wordt gerealiseerd in de lokaal gewonnen karakteristieke slibsteen, geel met rode spikkel, waarmee een nieuw tijdperk gemarkeerd wordt.
Enkele vervallen gebouwen worden niet gerestaureerd voor uitgifte, maar een onderdeel van de publieke ruimte. Daardoor wordt het groene en publieke karakter van het dorp vastgelegd. Op deze plekken ontstaat ruimte voor collectiviteit en eventueel vrijheid voor individuele expressie.
De binnenhoven worden niet volledig uitgegeven maar toegevoegd aan deze publieke ruimte waardoor een informeel, groen en verbonden dwaalmilieu ontstaat in de luwte, bescherming biedend aan de licht- en geluidsoverlast van de haven.

Restauratie in combinatie slibstenen en historische bakstenen.

Gebouw als onderdeel van de publieke ruimte.


Verzamelen slibmonsters op het Paardeschor
Foto Dominique Panhuysen
Een slibeconomie is duur om te realiseren, maar bied wel degelijk meerwaarde als vanuit een breed maatschappelijk perspectief wordt geredeneerd.
Wie betaalt wat
De slibeconomie is erg duur om te realiseren. De economische baten van het winnen van klei zijn enkel voldoende om de slibboeren een bestaan te geven en genereren geen aanvullende baten om de investeringen mee terug te verdienen, zoals het aanleggen van een getijdenklep. Andere voordelen die lastiger in geld uit te drukken zijn echter zeer groot. Denk aan winst op het gebied van watergezondheid, biodiversiteit, baggerlast en bredere veiligheid tegen stormvloed.
De ingreep moet daarom worden betaald door een combinatie van overheid en haven (semioverheid), eventueel gesteund door de EU.
Voor deze partijen hebben dergelijke voordelen wel degelijk een economische waarde, naast natuurlijk de intrinsieke waarde van het project. Deze economische waarde wordt ontleden uit de noodzakelijkheid van het halen van achterliggende natuur of veiligheidsdoelstellingen.
Klei uit de slibmotor wordt gegarandeerd afgenomen door de Antwerpse haven, voor een vastgestelde prijs. De haven, en niet de boer, wordt daarmee de risicodragende partij. De haven heeft een grote kasstroom en belang in de continuïteit van het systeem. Daarnaast heeft de haven kennis en ervaring met het wegzetten van grote
hoeveelheden grond en grote infrastructurele projecten.
Een dergelijke aanpak vaagt veel van de verschillende actoren
• Van de bewoners van de Doelpolder, dat zij accepteren dat wat geweest is niet meer terug kan komen, en vooruitkijken naar een nieuwe, rigoureus andere toekomst
• Van de Europese unie en Natuurorganisaties; dat er niet louter meer gedacht wordt in doelen die 1 op 1 te vertalen zijn in
• Van de Haven, dat zij accepteren dat Doel zal blijven bestaan en de samenwerking met de bewoners aan durven te gaan.
• Van de overheid, om een gedurfd initiatief te steunen.
Kosten/batenanalyse slibeconomie
Kosten
Maatschappelijk
Economisch
Sloop agrarische bedrijven en infrastructuur
7 stuks, 1miln, 50jr 5km², €60 / m², 50 jr
€200.000
Aanleg ringdijk om bestaande gehuchten met grond uit havens 4km, €7,5 miljn / km, 50jr
€600.000
Verlies polderlandschap
Versterken bestaande dijken met grond uit ringsloot 5km, 4miljn / km, 50jr
€400.000
Aanleg 2 getijdensluizen
80miljn / 50jr
€1.600.000
Maatschappelijk
Economisch
Bijzondere recreatie
Nieuwe natuurwaarde
Gezonder water
Risico op falen
Verminderde toegankelijkheid gebied
Verdwijnen agrarische identiteit
Onderhoud sluizen
€500.000
Baggerwerkzaamheden en grondtransport slibmotor 16 fte / €180.000
€2.900.000
Imago
Flexibiliteit
Nieuwe economische basis
Verbinding met de Schelde
Nieuwe identiteit
Vermeden kosten dijkverzwaring door vastleggen piekbelasting in retentiebekken
3,5km², €0,50 / m³
€1.800.000
Vastleggen stikstof 3,5km², €50.000 / ha, 50jr
€350.000
Halen natuurcompensatiedoelen
3,5km², €340.000 / ha, 50jr
€2.400.000
Baten + 8,3 miljoen - 6,6 miljoen
Vermeden baggerkosten
100,000m³, €2,5 / m³
€250.000
Opbrengst klei
3,5km², 5cm / m², €20 / m³
€3.500.000
Jaarlijkse kosten / baten gerekend met een afschrijvingstermijn op investeringen van 50 jaar
Met bijzondere dank aan
Commissie en mentor
Herman Zonderland (mentor)
Jan Maas (commissie)
Mathias Lehner (commissie)
Slibverwerking
Patrick van Goethem (AMORAS)
Ecologie
Jan Soors (INBO Vlaanderen)
Alexander van Braeckel (INBO Vlaanderen)
Jos de Graaf (RRog)
Keramiek
Bastienne Kramer
Freddy de Vos
Leo van der Heijden
Fotografie
Dominique Panhuysen
Economische waardering natuur
Job Papineau Salm
Verder
Monique Delwaide
Renzo Veenstra
