250309_Boekje Robert-janvanderlinden_ A4 Final exam

Page 1


Het Ommeland

Daar waar de stad het landschap ontmoet

Robert-Jan van der Linden

Samenvatting

Rondom de grote steden is de druk op het landschap groot. De oprukkende stad en ambities voor duurzame lokale productie van bijvoorbeeld energie en voedsel; en noodzaak voor recreatie en natuurontwikkeling; knellen met de huidige grootschalige landbouw. In mijn plan zoom ik in op het Ommeland van Rotterdam; Voorne-Putten. Juist op Voorne putten dreigt het productieve landschap te verdwijnen en te verparken onder deze ruimtedruk. Door het introduceren van een groenblauw raamwerk, gebaseerd op het bodem en watersysteem, krijgt het landschap structuur op schaal van het eiland. Maar dit groenblauwe raamwerk brengt ook de landschapslogica terug in de 51 individuele polders waaruit dit eiland is opgebouwd. Maar deze polders krijgen door deze aanpak ook hun eigen identiteit, door het combineren en stapelen van functies en de polderspecifieke eigenschappen zoals bodem en cultuurelementen. Hierdoor ontstaat een uniek divers landschap aan elkaar geregen door de groenblauwe structuur. Daarmee is dit landschap klaar voor de toekomst.

Het ommeland; Daar waar de stad het landschap ontmoet

Inhoud:

summary:

Around the major cities, pressure on the landscape is high. The expanding city, ambitions for sustainable local production of energy and food, and the need for recreation and nature development conflict with current large-scale agriculture. This plan focuses on the Ommeland of Rotterdam: Voorne-Putten. On Voorne-Putten, in particular, the productive landscape is at risk of disappearing and being transformed into parkland due to this spatial pressure. By introducing a green-blue framework based on the soil and water system, the landscape gains structure at the scale of the island. This green-blue framework also restores the landscape logic within the 51 individual polders that make up the island. At the same time, this approach strengthens the identity of each polder by combining and layering functions with polder-specific characteristics such as soil composition and cultural elements. The result is a unique and diverse landscape, interconnected by the green-blue structure, making it ready for the future.

Titel: Het ommeland

Ondertitel:

Daar waar de stad het landschap ontmoet

Auteur: Robert-Jan (R.) van der Linden

Datum publicatie: 13-03-2025

Type document:

Afstudeerboek; behorende bij Tentamen 4 (final examination)

Organisatie: Academie van Bouwkunst

Relatie tot organisatie: Student Master Landschapsarchitectuur

Afstudeercommité:

Marieke Timmermans (mentor)

Saline Verhoeven (commissielid)

Merten Nefs (commissielid)

Examencommité: Huub Juurlink (extra lid en voorzitter van het examencommité)

Ziega van den Berk (extra lid)

Marieke Timmermans (mentor en secretaris van het examencommité)

Afbeeldingen: alle afbeeldingen uit dit document zijn eigen opnames tenzij anders vermeld, voor het kaartmateriaal zijn onderleggers gebruikt uit de database: Publieke Dienstverlening Op de Kaart (PDOK) dit kaartmateriaal valt onder de CC-BY-4.0 licentie.

Contact: robertjan.landschap@gmail.com

Voorne-Putten was vooroorlogs een van dé badplaatsen voor Rotterdam. De tramverbinding met het centrum van de stad en het aantrekkelijke landschap bracht de Rotterdammer, die meer vrije tijd kreeg, naar het strand en duin van Rockanje en Oostvoorne.

Affiche door H.W. Ta; 1950

Maar deze directe verbindingen tussen Rotterdam en Voorne-Putten zorgden er ook voor dat de landbouw kon industrialiseren. In het duin werden tere tuinbouwproducten geproduceerd, zoals aardbei en sla. Door de directe verbinding konden deze producten dezelfde dag nog worden verhandeld op de veiling. In het binnenland van het eiland werden op grote schaal suikerbieten verbouwd. Door de tramverbinding konden landarbeiders en de bieten snel tussen stad en landschap worden vervoerd.

RTM tram met bieten, Archieven.nl

Bufferstroken tussen de steden, 1962, uit het Archief van de Rijksdienst voor het Nationale Plan.

Door verschillende factoren verdwijnt deze relatie tussen de stad Rotterdam en Voorne-Putten als recreatieve bestemming in de laatste helft van de 20e eeuw. Met belangrijke factoren dat recreatiegebieden met grote maat of meer kwaliteit beter bereikbaar werden. Daarnaast zetten de Nota’s ruimtelijke ordening in deze regio volop in op de kwaliteit en recreatieve voorzieningen in het interstedelijke landschap van Midden Delfland, Rottermeren en het Groene Hart en verstedelijking tot wat wij nu Randstad noemen.

Het groene landschap tussen de grote steden krijgt nog steeds veel aandacht vanuit de provincie met integrale plannen. De prioriteit in deze plannen ligt voornamelijk op recreatie en natuurontwikkeling.

Het ommeland daarbuiten komt wel voor in de individuele studies naar circulariteit, natuurontwikkeling en recreatie, maar komen niet samen in een integrale visie.

Ontwerp omgevingsvisie Zuid-Holland 2018

Toch zijn er steeds meer opgaven die in dit ommeland moeten gaan landen. Al deze opgaven vragen ruimte en kunnen niet zonder meer worden gecombineerd zonder verlies van ruimtelijke kwaliteit.

Energie Lokale voedselproductie
Natuurinclusiviteit
Wonen
Recreatie en toerisme
Zoetwatervoorraad
Cultuurlandschap

Daarbij is het grootste gevaar dat het landschap onder deze ruimtedruk zal verparken: een totale metamorfose waarin het agrarische gebruik en dynamiek en de schaal van het landschap wordt vervangen door natuur, recreatie en de menselijke schaal.

Terwijl de kwaliteiten van het landschap van Voorne-Putten juist liggen in de rijkdom van cultuurelementen, zoals deze slingerende slapende dijken die als relikwie van de stapsgewijze inpoldering nog te vinden zijn in het landschap...

... de laat middeleeuwse dorpjes die zijn gesticht aan de dynamische kreken die dwars door het eiland liepen.

...en de plekken waar het krekenlandschap, door het agrarisch landschap heen, zichtbaar is.

Als natuurlijke elementen slingeren de kreken door de agrarische gronden heen en kaderen zij lange vergezichten en sterke contrasten met de haven.

Maar, deze kwaliteiten zijn voornamelijk te vinden aan de randen van het eiland en zijn beperkt onderdeel van het agrarische landschap.

Zo is er ruimte voor natuur in het buitendijks gebied en duin, maar vanuit deze gebieden is er geen sprake van dooradering en ecosysteemdiensten naar het landschap. De natuur en recreatie liggen rug aan rug met het agrarisch landschap.

Panorama Voorne-Putten

De kwaliteit van landschapsstructuren

Landschappelijke onderlegger

Landschap van kreken

Hoofdstuk 1

landschapshistorie

Op het eerste gezicht zijn veel van de polders op Voorne-Putten hetzelfde. Maar, door de enorme diversiteit van bodemsamenstelling, menselijk ingrijpen, rijping van de grond en waterbeheer is de landschappelijke onderlegger eigenlijk zeer divers. Deze diversiteit wordt alleen niet gereflecteerd in het bodemgebruik en landschappelijke inrichting. In tegenstelling; het landschap wordt voornamelijk gebruikt voor de generieke teelt van aardappel, ui, bieten en hooiland (ruim 90% van het landbouwareaal op Voorne-Putten). Het watersysteem negeert de topografie van het landschap en snijdt als kanalen met grote diepte door hoger gelegen akkers. En, het landschap is vrij van enige water- en ecologische buffers die teelten kunnen ondersteunen.

Het negeren van de landschappelijke onderlegger komt met grote risico’s. De huidige intensieve landbouw kan in de toekomst, in combinatie met de bodemproblemen, niet in zijn huidige vorm blijven bestaan. Klimaatverandering zorgt voor meer weersextremen zoals extreme regenval, lange periodes van droogte en warmte, instabiliteit van het ecosysteem en verzilting van de sloten. Deze extremen leiden tot onzekerheden bij de teelt van gewassen. De productiviteit neemt af, gewassen lopen schade op, kunnen niet meer geïrrigeerd worden en gronden kunnen niet worden bewerkt of betreden met machines. Om deze bodemproblemen beter te begrijpen moeten we terug in de tijd. In de loop van de afgelopen 1000 jaar is deze bodem gevormd. Door de natuur en de mens.

In dit hoofdstuk wordt het bodemvormende proces beschreven aan de hand van vijf tijdstappen.

Hollandse delta voor het jaar 1200

Het kustlandschap met kreken, zandplaten en zoutwatermoerassen stroomt regelmatig onder water.

Langs de kreken ontstaan kreekruggen waar het land iets hoger ligt. Deze kreekruggen zijn tijdelijk bewoond geweest, maar tot aan de 11e eeuw zijn deze eilanden niet permanent bewoond.

Op enkele plekken aan de noordzijde van Voorne-Putten zijn nog restanten van een groot veengebied te vinden. De rest van het veengebied, die ooit zo groot was als de hele delta, is rond 800 inmiddels verdwenen onder een laag klei of weggeslagen door de zee en rivierwater.

De moerassen van riet, biezen en wilgen vormen eilanden van vegetatie tussen de kreken. Door de getijden en de rivieren wordt slib, klei en zand aangevoerd. Dit sediment blijft hangen tussen de planten en zo worden de eilanden hoger en hoger.

Zandig

Kleiig

Moerig/ veen

Bevaarbaar water

Zandplaat/ ondiepte rivier

Voorne
Goeree
Overflakkee

Delfland Schieland

Bewerking van de tekeningen:

Putten

IJsselmonde

Hoeksche Waard

Holland te Z. van het IJ in 1300. Blad IV, Geschiedkundige Atlas van Nederland, A.A. Beekman, 1938 Geologische Kaart van Nederland, Rotterdam West (37 W), Rijks Geologische Dienst, 1979 Geomorfologische kaart, BRO, 2024 Atlas Nederland in holoceen, Jos Bazelmans, 2011

Hollandse delta rond het jaar 1300

Op verschillende hooggelegen plekken in het landschap beginnen gemeenschappen zich te vestigen en te weren tegen de dynamiek van het water. Door de aanleg van dijken rondom het hooggelegen landschap kunnen deze polders niet langer overstromen. Hiermee versterken de heren van Voorne en Putten hun machtspositie. De hooggelegen plekken zijn bijvoorbeeld de kreekruggen, die al in de 7e en 8e eeuw worden bewoond, het veengebied en de zone achter de duinen.

Ook worden er een aantal kreken afgedamd. Hierdoor ontstaan er clusters van polders. Die met een grotere (ring-) dijk beter beschermd kon worden tegen het water.

Zandig

Kleiig

Moerig/ veen

Goeree

Bevaarbaar water

Zandplaat/ ondiepte rivier

Bedijkt land

Voorne
Overflakkee

Delfland Schieland

Bewerking van de tekeningen:

Putten

IJsselmonde

Hoeksche Waard

Voorne omstreeks 1300, kaart no. 1 , Jhr. L.F. Teixeira de Mattos en K.B.A.Buijtendorp, 1952

Holland te Z. van het IJ in 1300. Blad IV, Geschiedkundige Atlas van Nederland, A.A. Beekman, 1938

Geomorfologische kaart, BRO, 2024

Atlas Nederland in holoceen, Jos Bazelmans, 2011

Hollandse delta rond het jaar 1400

Bijna honderd jaar later hebben deze clusters zich uitgebreid tot (bijna) aaneengesloten eilanden.

Door de relatief veilige situatie groeien de agrarische gemeenschappen uit tot dorpen en steden (Brielle, Heenvliet en Geervliet) waar de gegoede burgerij zich vestigde. Het geld dat zij meebrachten werd geïnvesteerd in grote bedijkingsprojecten.

In de Sint-Elisabethsvloed van 1421 overstroomde een deel van Putten en werden de eilanden van Putten en Hoeksche Waard definitief van elkaar afgesneden.

Zandig Kleiig Moerig/ veen

Goeree

Bevaarbaar water Zandplaat/ ondiepte rivier

Bedijkt land

Voorne
Overflakkee

Delfland Schieland

Bewerking van de tekeningen:

Putten

IJsselmonde

Hoeksche Waard

Voorne in 1400, kaart no. 2 , Jhr. L.F. Teixeira de Mattos en K.B.A.Buijtendorp, 1952

De St. Elizabethsvloed in 1421. (De Bourgondische Tijd. Blad 4), Geschiedkundige Atlas van Nederland, A.A. Beekman, 1938 Geomorfologische kaart, BRO, 2024

Atlas Nederland in holoceen, Jos Bazelmans, 2011

Hollandse delta rond het jaar 1500

Daar waar de Hoeksche Waard, IJsselmonde, Goeree en Overflakee nog maar pril zijn ontgonnen. Zijn rond 1500 de eilanden van Voorne en Putten al bijna gelijk aan de huidige vorm. Al brak er met enige regelmaat weleens een dijk door.

Door het verder aanwassen van land en de systematische bedijking en afdamming van kreken kon steeds meer land worden aangewonnen.

De Bernisse (de rivier tussen Voorne en Putten) werd steeds ondieper en smaller door een veranderende stroming. Hierdoor groeide het land van Voorne en Putten steeds meer tegen elkaar aan.

Zandig Kleiig Moerig/ veen

Goeree

Bevaarbaar water

Zandplaat/ ondiepte rivier

Bedijkt land

Voorne
Overflakkee

Delfland Schieland

Bewerking van de tekeningen:

Putten

IJsselmonde

Voorne in 1530, kaart no. 3 , Jhr. L.F. Teixeira de Mattos en K.B.A.Buijtendorp, 1952

De St. Elizabethsvloed in 1421. (De Bourgondische Tijd. Blad 4), Geschiedkundige Atlas van Nederland, A.A. Beekman, 1938

Geomorfologische kaart, BRO, 2024

Atlas Nederland in holoceen, Jos Bazelmans, 2011

Hoeksche Waard

Hollandse delta rond het jaar 1882

Het verlanden van de Bernisse (de rivier tussen Voorne en Putten) zette zich voort in de eeuwen daarna. Het is dan ook hier waar nog enkele smalle polders worden aangewonnen. Door de verlanding van de maasmond wordt het haringvliet een steeds meer strategische locatie voor de Nederlandse vloot. Hiervoor werd een nieuwe marinehaven opgericht; Hellevoetsluis. In 1830 werd ook het kanaal door Voorne geopend waardoor (marine) scheepvaart het haringvliet en de open zee goed kon bereiken. Dit kanaal snijdt dwars door de polderstructuur van Geervliet naar Hellevoetsluis.

Zandig Kleiig Moerig/ veen

Goeree

Zandig

Zandplaat/ ondiepte rivier

Bedijkt land
Voorne
Overflakkee

Delfland Schieland

Bewerking van de tekeningen:

Putten

IJsselmonde

Voorne in 1882, kaart no. 4 , Jhr. L.F. Teixeira de Mattos en K.B.A.Buijtendorp, 1952 Bonnebladen, Topographisch Bureau, Topotijdreis.nl, 1882

Geomorfologische kaart, BRO, 2024

Atlas Nederland in holoceen, Jos Bazelmans, 2011

Hoeksche Waard

1000 jaar ontginning

Zeer divers landschap door: Landschappelijke onderlegger (Ondergrond van voor menselijke invloed)

• Prehistorische ondergrond, zand, klei en veen;

• Prehistorische ondergrond van zand soms dicht aan de oppervlakte en soms diep weg onder lagen klei of veen;

Kreken vormen op verschillende wijze het reliëf van de bodem

• Door de kreken op de eilanden Voorne en Putten stroomde sediment mee met de bewegingen van het getijde;

• Inversie; kreken zijn volledig ontwaterd en zijn door inklinking van verschillende fracties klei nu zichtbaar als hogere structuren in het landschap;

• Natte laagtes; Kreken zijn niet ontwaterd en daardoor niet ingeklonken. deze structuren zijn nog steeds als natte laagtes zichtbaar in het landschap;

Door de zeer lange periode van ontginning (ruim 10 eeuwen)

• diverse technieken van ontginning en landaanwinning;

• diverse schaalgroottes;

• diversiteit in nut van de ontginning, de ene polder vanwege waterveiligheid de ander voor productiviteit;

• Hoe ouder des te verder de bodem is ingeklonken, geoxideerd en ontkalkt;

Zware en lichte klei:

Doordat het water in een kreek sneller stroomt dan op de overstromende gronden, dwarrelen alleen de grootste kleideeltjes in de kreek neer. Op de overstromende delen dwarrelen alle fracties aan sediment neer. De grote kleideeltjes kunnen minder inklinken, na ontwatering, en blijven daarom veel luchtiger en makkelijk te bewerken. De overstromende delen klinken meer in bij ontwatering. Daardoor daalt deze bodem verder en is de klei moeilijker te bewerken..

Inversie:

kreken zijn volledig ontwaterd en zijn door inklinking van verschillende fracties klei nu zichtbaar als hogere structuren in het landschap; Natte laagtes:

Kreken zijn niet ontwaterd en daardoor niet ingeklonken. deze structuren zijn nog steeds als natte laagtes zichtbaar in het landschap;

Het landschap van kreken

Na duizend jaar aan bodemvormende processen zijn er nog steeds relikwieën van de oude kreken in het landschap zichtbaar. Deze kreken vormen een aaneengesloten netwerk van microreliëf. Soms vormen zij natte laagtes, soms hogere ruggen. Deze structuren zijn uitermate goed geschikt voor ecosysteemdiensten.

Zij liggen als een fijn vertakt stelsel over de eilanden, vormen hoogteverschillen die voor akkerbouw inefficiënt zijn en voor ecologie en recreatie juist interessant, en de natuurlijke laagtes bergen als vanzelfsprekend water.

Actuele hoogtekaart van het eiland Voorne-Putten

In deze bewerking van de hoogtekaart is het microreliëf op Voorne-Putten zichtbaar gemaakt. Op sommige plekken zijn de historische kreken goed te herkennen als lager gelegen (blauwe structuren) of hoger liggende inversie kreken (oranje of rood).

Ten behoeve van de visualisatie van het microreliëf is het landschap opgedeeld in 3 zones.

Gradiënt van rood (hoog) naar blauw (laag) is:

+5.0 meter NAP naar +0.0 meter NAP (5.0 meter verloop)

+0.5 meter NAP naar -1.5 meter NAP (2.0 meter verloop)

-1.0 meter NAP naar -2.5 meter NAP (1.5 meter verloop) Bewerking van AHN4 DTM

De bodemvormende processen zoals beschreven in dit hoofdstuk zorgen voor een grote diversiteit aan bodemopbouw en de daarbij horende problematiek. De risico’s van klimaatverandering en bodemrijping voor Voorne-Putten zijn hierna in beeld gebracht. In hoofdstuk 4 worden deze problemen individueel gekoppeld aan oplossingsstrategieën.

Verzilting

Het gebied achter de duinen en enkele diep gelegen polders rondom de Bernisse hebben in de toekomst te maken met verzilting. Door zeespiegelstijging en het (op een kier) openen van de Haringvlietsluizen zorgen voor zoutwaterdruk vanaf onder. Bij lange periodes van droogte kan dit brakke water in de sloten omhoog komen. Gewassen kunnen hierbij beschadigen en water uit de sloten kan niet meer gebruikt worden om mee te irrigeren.

Veenoxidatie

De bodem van de polders aan de noordwest en oostzijde van de Bernisse is opgebouwd uit klei op veen. De klei en veenlagen zijn zeer wisselend van diepte (holle bollige gronden). Door wateronttrekking oxideerd (verteerd) het veen en daalt de bodem. Dit leidt tot wateroverlast en emissies van CO2; En, afhankelijk van de bodemsamenstelling, tot veel reliëf en tot verzuring. Gebrek aan zoetwater(-voorraad) Landbouw heeft een constante betrouwbare wateraanvoer nodig. Door weersextremen is het aanbod regenwater onvoorspelbaarder. Grote delen van Voorne zijn kwetsbaar voor uitdroging bij lange perioden van droogte. Door het ontbreken van voldoende waterbuffer is er ook te weinig water om het land te irrigeren.

Wateroverlast duinen

Water uit het duin stroomt snel af via diepe rechte kanalen. Het water heeft daarmee onvoldoende tijd om in het duin te infiltreren. Bij grotere weersextremen zoals grote regenbuien en/of buien na lange periodes van droogte, stromen de gronden aan de voet van het duin onder water. Het water wordt daarna via kanalen afgevoerd en kan niet meer gebruikt worden om het grondwater aan te vullen.

Verzuring en bodemstructuur

Enkele polders rondom de Bernisse hebben een slechte bodemstructuur (Knippige klei) of zijn vatbaar voor verzuring (kalkarme poldervaaggronden). Door een gebrek aan organische stof in de bodem wordt dit proces van verzuring verergerd. De verzuring zorgt voor een verslechterde opname van nutriënten uit de bodem door de gewassen met een afname van productie tot gevolg.

Verdroging

De polders ten oosten van Hellevoetsluis hebben een drooglegging tot meer dan 2m. Deze kleigronden zijn kwetsbaar in tijden van droogte omdat de wortels van de gewassen niet reiken tot aan de watervoerende laag en afhankelijk is van regen en irrigatie.

Deze kaartbeelden zijn bewerkingen vanuit verschillende bronnen en visualisaties van systeemanalyses. Bronnen: klimaateffectatlas.nl, atlasleefomgeving.nl, atlasnatuurlijkkapitaal.nl, dinoloket.nl, Waterstaatskundigekaarten Waterschap Hollandse Delta, streekarchiefvp.nl

Introductie groenblauw raamwerk

In het landschap van Voorne-Putten komen veel opgaven samen. Dit plan koppelt deze opgaven door de introductie van een groen-blauw raamwerk. Binnen deze groen-blauwe zone komen veel ruimtelijke opgaven samen zoals waterberging, recreatie, natuurlijke dooradering, cultuurhistorische elementen, extensieve landbouw en verbetering van bodem en waterkwaliteit. Door het bundelen van deze opgaven blijft er ruimte voor landbouw. Deze landbouw profiteert van het groen-blauwe raamwerk door de ecosysteemdiensten die zij levert. De ordening van de landbouwgronden speelt er dan ook op in door natuurinclusieve landbouw in de nabijheid van het groen-blauwe raamwerk te vestigen, zodat deze er zo goed mogelijk van profiteren.

Door ingrepen in het watersysteem (zie hoofdstuk 4) worden de historische kreekstructuren in het landschap leesbaar. Dit plan gebruikt deze kreken als ruimtelijke drager van Voorne-Putten. De kreken vormen het groen-blauwe raamwerk dat zorgt voor voor ecosysteemdiensten voor de landbouw, ruimtelijke kwaliteit voor de leefbaarheid in de kernen, toerisme & recreatie en het herstellen van de balans tussen natuur & landbouw en de steden & dorpen op Voorne-Putten.

Het groen-blauwe raamwerk is een uitbreiding van de huidige groenblauwe dooradering (lichtgroen) met circa 37km2 aan waterbergingen, bosjes, natte wei- en hooilanden, ruigtes, moerasbossen, boomgaarden, hagen, hakhout en rietlanden. Dit allemaal dooraderd met recreatieve routes, campingplaatsen en voedselbossen.

Bestaande groen-blauwe zones: recreatieve parken, buffergroen en natuurgebieden.

Nieuwe groen-blauwe zones

Landbouwgebied met zeer sterke groen-blauwe dooradering

Verbindingszone voor water, recreatie en ecologie

Extensiveringsopgave

Om ruimte te creëren voor het groen-blauwe raamwerk worden de extensiveringsopgaven van de landbouw gecombineerd. De landbouw moet verduurzaamd worden, daar lijken de verschillende overheden het over eens. De opgaven zijn verdeeld over de verschillende schalen van de overheid. Europees is er de Farm To Fork strategie waarin afgesproken is dat 25% van de landbouw biologisch is in 2030. De rijksoverheid heeft bepaalt dat landbouwers 4% van hun bouwland als niet productief moeten inrichten sinds 2024. De provincies hebben de taak gekregen om 10% groenblauwe verbindingen te realiseren in het landelijk gebied in 2050 (5% in 2030).

In dit plan zijn deze opgaven niet afzonderlijk van elkaar bezien, maar door het combineren van deze opgaven in één structuur wordt de impact en waarde vele malen groter. Gezamenlijk zijn de extensiveringsprogramma’s goed voor ca. 19,75% van het landelijk gebied.

landschap

Aanvalsplan
Realisatie van 10% groenblauwe dooradering

Huidige groen-blauwe dooradering

Raamwerkkaart 2050

Groen blauwe zones

Duinrellen;

Vernatte veen en klei-op-veen polders;

Kreekbeddingen

Bos op hoge gronden

Bos in laagtes

Mozaiek landschap

Indeling landbouwgronden

(op basis ontwateringsdiepte)

Natuurlandbouw

Natuurinclusieve akkerbouw

Groen blauw dooraderde landbouwgronden

- Weide

- Akker

- Tuinbouw

- Veehouderij

- Fruitgaard

Vegetatietypen

Moerasbosbos (essen-elzenbos en abeelen-iepenbos op moerige gronden)

Singel

Droge bossen (verrijkt essen-iepenbos)

Collectie van liniare landschappelijke elementen en ruigtes

Kruidenrijke weide

Duingrasland met berkenstruweel en berken- eikenbos

Bodem en water sturend

leidraad voor integrale herstructurering

Hoofdstuk 3 Methodiek

De filosofie

Ruimtelijke kwaliteit en inclusiviteit

Grondgebruik op basis van water en bodem

Bodemsoort en eigenschappen

Grond- en oppervlaktewatersysteem

Het optimaliseren van het landgebruik heeft de afgelopen eeuw veel invloed gehad op de inrichting van het landschap. Nu de stabiliteit van het ecosysteem wankelt door klimaatverandering ontstaan er risico’s voor landbouw, biodiversiteit en woonklimaat.

Bodem en water sturend gebruikt nature-based solutions om de fundering van het landschap gezond te maken. Het watersysteem wordt geoptimaliseerd en het landgebruik aangepast op de natuurlijke ondergrond.

Hierdoor worden huidige en toekomstige risico’s voor bodem, water, productiviteit en ruimtelijke kwaliteit voorkomen.

De Methodiek

Dit ontwerpend onderzoek naar een integrale methode voor bodem en water gestuurd ontwerp maakt gebruik van drie ontwerpstappen.

Stap1 zonering

Allereerst wordt er ingegrepen in het watersysteem ten behoeve van de beschikbaarheid van water, ontwatering, waterkwaliteit, bodemkwaliteit en beperken van emissies & externe input. Dit is een top-down planningsmethode vanuit de landschapsanalyse. Uiteindelijk leidt deze stap tot een zoneringsplan in gradaties tussen zones waar landbouw voorop staat tot structuren waar water, natuur en recreatie voorop staan.

Stap2 Groen-blauw netwerk

Het groen-blauwe raamwerk dat is ontstaan door ingrepen in het watersysteem wordt ingericht als een aaneengesloten structuur. In deze structuur komen plekken voor waterberging, natuur landbouw en nevenfuncties samen. De aaneengesloten structuur van wel 70 km lang en heeft een oppervlakte van 37 km2. In deze stap wordt eveneens gekeken of het beheer van de groenblauwe structuur collectief kan worden ingezet.

Stap3 Poldergerichte aanpak

Alle 51 polders van Voorne-Putten worden in de 3e stap heringericht. Op basis van de zonering wordt er per polder een mogelijke uitwerking voorgesteld. Dit leidt tot specifieke oplossingen en diversiteit tussen de polders. Binnen dit ontwerpend onderzoek is er gekozen om verschillende scenario’s uit te werken. In de praktijk is deze stap in het proces bedoeld als participatieve stap. Grondeigenaren dragen samen zorg voor de invulling van de zonering, op eigen wijze.

De situatie

Het landschap van Voorne-Putten is een landschap van contrasten. Zoals veel Nederlandse landschappen is er een strikte scheiding tussen landbouw, stad, natuur en recreatie. De ruimtevraag, maar vooral de noodzaak voor ecosysteemdiensten, betekent een fundamenteel andere aanpak van de landinrichting. Niet langer landbouw omvormen naar natuur of wonen, maar integrale oplossingen die positief zijn voor beide partijen.

Het probleem

Als de opgaven naast elkaar worden geprojecteerd op het landschap. Passen zij geen van allen optimaal. Recreatie zit in de weg voor productiviteit en kwalitatieve natuurontwikkeling en er is al helemaal geen ruimte voor extensieve teelten, omdat landbouwers al grond moeten afstaan voor de overige opgaven. Daardoor komen zij inkomen te kort voor een duurzame businesscase.

Door de landbouw te koppelen aan de landschappelijke opgaven kunnen zij verduurzamen, bijdragen aan een natuurinclusief landschap en de structuur bieden voor opgaves voor recreatie. Aanvullende inkomens uit landschapsbeheer, alternatieve (neven-)teelten, duurzame productie en recreatie/ toerisme kunnen de risico’s van het agrarisch ondernemen stabiliseren. Daarnaast ontstaat er door deze functiemenging diversiteit en uniciteit die kwaliteiten bieden voor natuur en recreatie.

Beleid en financiering

Op alle schalen van de overheid zijn visies op het landschap. Een aantal van de relevante beleidsstukken staan hieronder. De gemeenschappelijke trend in deze documenten is: het verduurzamen van de landbouw, tegengaan van verlies van biodiversiteit, het verbeteren van waterkwaliteit, verbeteren van landschappelijke recreatie/ toerisme en verbeteren van de leefkwaliteit in landelijke gebieden. Met dit plan wordt ingespeeld op deze ambities. Hierdoor is het plan grotendeels te financieren uit de bijbehorende overheidssubsidies. Onderaan deze pagina een uiteenzetting van relevante subsidies.

Farm to Fork Strategy

For a fair, healthy and environmentally-friendly food system #EUGreenDeal

Ontwikkeldocument

Nationaal Programma

Landelijk Gebied 25 november 2022

Subsidie voor natuur- en landschapsbeheer Onderdeel van het Subsidiestelsel Natuur- en Landschapsbeheer Aanvraagperiode 2011

152 miljoen per jaar (2024) Eco-premie/ Eco-regeling uit GLB Gemeenschappelijk landbouw beleid, (landelijk)

24,3 miljard eenmalig NPLG Nationaal Programma Landelijk gebied & Aanvalsplan landschap (vervallen eind 2024)

2 miljoen per jaar LEADER (Zuid-Hollandse eilanden)

20,19 miljoen per jaar (2024) SNL Subsidie voor natuur- en landschapsbeheer (Zuid-Holland)

2 miljoen per jaar (2025) Waterbeheerprogramma (Waterschap Hollandse delta)

ca. 10 miljoen eenmalig (2023-2025) SKNL Subsidieregeling Kwaliteitsimpuls Natuur (Zuid-Holland)

2 miljoen per jaar (2025) Kwaliteitsimpuls recreatie (Zuid-Holland)

10 miljoen eenmalig (2025) Regio Deal Zuid-Hollandse Delta

1 miljoen per jaar (2025) Haven omgevingsfonds

Ontwerp - Deel A Omgevingsvisie Voorne aan Zee 2040 ’T is mooi hier

Bodemproblematiek

strategieën voor verbetering van bodem- en watersysteem

Hoofdstuk 4 Systeemontwerp

De risico’s van klimaatverandering en bodemrijping (bodemdaling, verzuring en verslechteren van de bodemstructuur) zijn hierna in beeld gebracht. In dit hoofdstuk worden deze problemen individueel gekoppeld aan oplossingsstrategieën.

Verzilting

Gebrek aan zoetwater(-voorraad)

Veenoxidatie

Wateroverlast duinen

Verzuring en bodemstructuur

Verdroging

Legenda

Zoetwaterbubbel

Zoetwaterbuffer

Behoud veenbodem

Dynamische duinrellen

Levende bouwvoor

Contact met grondwater

Zoetwaterbubbel

Het watersysteem van noord-west Voorne is zo ingericht dat het water zo snel mogelijk kan worden afgevoerd. Brede watergangen met steile taluds snijden diep door het akkerbouwland. Om het zoute kwelwater te kunnen onderdrukken moet er in deze polders meer zoet water worden vastgehouden.

Verzilting

Het gebied achter de duinen en enkele diep gelegen polders rondom de Bernisse hebben in de toekomst te maken met verzilting. Door zeespiegelsteiging en het (op een kier) openen van de Haringvlietsluizen zorgen voor zoutwaterdruk vanaf onder. Bij lange periodes van droogte kan dit brakke water in de sloten omhoog komen. Gewassen kunnen hierbij beschadigen en water uit de sloten kan niet meer gebruikt worden om mee te irrigeren.

Onder het zoete grondwater is het grondwater zout. Normaal is dat geen probleem. Het zoute water zit diep genoeg weg. Door lange periodes van droogte kan de laag met zoet grondwater dunner worden. Het zoute water drukt dan door naar het oppervlakte. Eerst komt het zoute water in de sloten terecht. Hierdoor kan het water uit de sloot niet meer worden gebruikt voor irrigatie. Wordt het nog ernstiger dan kan het zout ook de wortels van planten aantasten.

Door jaarrond meer water vast te houden blijft de laag met zoet water boven het zoute grondwater dikker. Hiervoor moet het grondwater in het grootste deel van noord-west Voorne omhoog. Per peilvlak verschilt deze ingreep tussen de +0.25 meter en +0.50 meter peilverhoging.

Door het aanpassen van het peil blijft er niet overal voldoende drooglegging (afstand tussen grondwater en maaiveld) over om akkerobouw op te kunnen laten plaatsvinden.

Zoetwaterbuffer

Het centrale deel van Voorne-Putten is dé verbinding met de buitenwateren. In dit gebied zijn dan ook de grote weteringen, waterinlaten en gemalen aanwezig. De grote wateren rondom Voorne-Putten zijn niet alleen de zoetwatervoorraad van het eiland, maar ook voor de industrie in de haven, de tuinbouw in het Westland en in kleinere mate ook voor drinkwater. Deze zoetwatervoorraad moet worden verdeeld en is eindig bij extreme periodes van droogte. Het is daarmee dus van belang dat Voorne-Putten ook zelfvoorzienend is in de voorraad van zoet water. Dit middengebied kan gaan functioneren als een gebied waar de balans tussen te veel en te weinig water kan worden opgevangen.

Gebrek aan zoetwater (-voorraad)

Landbouw heeft een constante betrouwbare wateraanvoer nodig. Door weersextremen is het aanbod regenwater onvoorspelbaarder. Grote delen van Voorne zijn kwetsbaar voor uitdroging bij lange perioden van droogte. Door het ontbreken van voldoende waterbuffer is er ook te weinig water om het land te irrigeren.

Op dit moment is er een beperkte hoeveelheid ruimte beschikbaar om overtollig water (bij hevige regenval) vast te houden in de polders van Voorne-Putten. Alle water die niet direct nodig is wordt de polders uitgepompt. Bij hevige regenval kan het water niet goed weg en zijn de pompen nog dagen bezig het water weg te krijgen.

Op het moment dat de polders weer water nodig hebben wordt er water ingelaten uit de omgeving. Als het water uit de omgeving in de toekomst schaarser wordt, kan dit tot problemen leiden.

Door het inrichten van overloopgebieden, waar het waterpeil kan fluctueren, wordt het mogleijk water op te slaan binnen de polder. Hierdoor hoeft het water de polder niet uit en is het direct beschikbaar voor als dat nodig is. Deze ruimte is eveneens de plek waar water op het moment van grote hoeveelheden neerslag kan worden geborgen zodat het overige land niet onder water blijft staan.

Behoud veenbodem

Anders dan de meeste veengebieden in west Nederland is het veen op Voorne-Putten voor het grootste deel overdekt met een laag klei. Dit levert andere problemen op. Hier zijn niet alleen de emissies van verterend veen en bodemdaling het probleem, maar ook onregelmatige zetting en verzuring van de bodem. Door het verhogen van het waterpeil komt het veen weer onder de grondwaterspiegel te liggen en kan het niet langer verteren. Op sommige plekken is het ophogen van het waterpeil niet mogelijk, omdat er bebouwing of cultuurhistorische elementen aanwezig zijn. Dan wordt er gezocht naar een samenspel van broekbossen, rietvelden en het dempen of verplaatsen van watergangen om veenoxidatie tegen te gaan.

Veenoxidatie

De bodem van de polders aan de noordwest en oostzijde van de Bernisse is opgebouwd uit klei op veen. De klei en veenlagen zijn zeer wisselend van diepte (holle bollige gronden). Door wateronttrekking oxideerd (verteerd) het veen en daalt de bodem. Dit leidt tot wateroverlast en emissies van CO2; En, afhankelijk van de bodemsamenstelling, tot veel reliëf en tot verzuring.

Het is van groot belang dat het veen in de bodem niet verteert. Niet alleen het constante proces van bodemdaling en daarmee benodigde peilverlagingen zijn een probleem, maar ook de onregelmatige wijze waarmee de bodem daalt. Hierdoor ontstaan er hoge droge plekken en lage natte plekken en is landbouw steeds meer onmogelijk.

Door het verhogen van de waterstand kan een deel van het veen onder water worden vastgelegd.

Daarnaast zorgt het broekbos ervoor dat de bodemtemperatuur laag blijft en er minder water verdamp. Hierdoor verteert het veen minder snel. Het bos vangt daarnaast ook nog CO2 op en legt dit vast.

Dynamische duinrellen

Het water uit de duinen is zeer bijzonder omdat het zeer kalkrijk is en daarmee bijzondere ecologie voortbrengt. Het watersysteem van deze duinstromen noemen we ook wel Duinrell. Veel van deze waterstromen uit het Voornes Duin stromen als gekanaliseerde beekjes zichtbaar af. Het grootste probleem van het afvoeren van duinwater is dat het water niet kan infiltreren. Hierdoor wordt de zoetwaterbuffer van het duin steeds kleiner en kan het zoute water daaronder veel dieper en krachtiger het binnenland intrekken. Door het water af te remmen kan de zoetwaterbubbel aanvullen. Hierdoor onderdrukt het de zoutwaterstroom en gelijktijdig draagt het bij aan een bijzonder ecosysteem.

Wateroverlast duinen

Water uit het duin stroomt snel af via diepe rechte kanalen. Het water heeft daarmee onvoldoende tijd om in het duin te infiltreren. Bij grotere weersextremen zoals grote regenbuien en/of buien na lange periodes van droogte, stromen de gronden aan de voet van het duin onder water. Het water wordt daarna via kanalen afgevoerd en kan niet meer gebruikt worden om het grondwater aan te vullen.

Het water uit de duinen stroomt snel af richting de grote weteringen. Het zoute water uit de diepe ondergrond kan aan de oppervlakte komen en doorstromen naar het binnenland van Voorne-Putten.

Door het zoete water de ruimte te geven om te infiltreren door vloeilanden en meanders aan te leggen in de duinrellen vult de zoetwaterbubbel.

Deze bubbel zorgt ervoor dat diepe waterstromen van zout zeewater worden onderdrukt.

Levende bouwvoor

Door een proces van eeuwenlang ploegen, bemesten en ontwateren is de bodem zijn kalk verloren. Bodemorganismen voelen zich niet meer thuis in deze bodems en zorgen dus ook niet voor de omzetting van organische stof naar voedingsstoffen. Maar ook de bodemstructuur heeft te lijden onder de kalkloosheid. Deze zogenoemde “knippige gronden” zijn erg slecht te bewerken en hebben beperkte waarde voor de landbouw. Deze gronden kunnen met deskundige hand nog levensvatbaar blijven voor de landbouw. Door voldoende organische stof in de grond te houden blijft de grond te bewerken en door niet over te bemesten kan de verzuring worden geremd.

Verzuring en bodemstructuur

Enkele polders rondom de Bernisse hebben een slechte bodemstructuur (Knippige klei) of zijn vatbaar voor verzuring (kalkarme poldervaaggronden). Door een gebrek aan organische stof in de bodem wordt dit proces van verzuring verergerd. De verzuring zorgt voor een verslechterde opname van nutriënten uit de bodem door de gewassen met een afname van productie tot gevolg.

In dit voorbeeld van een polder met kalkarme poldervaaggronden zijn bijna alle percelen afgewaardeerd naar graslanden. De percelen zijn te slecht te bewerken voor akkerbouw.

De bodem is niet overal even slecht. Door goed te kijken naar de landschappelijke onderlegger zijn er beter bewerkbare historische kreekruggen te vinden in het landschap. Door een combinatie van herinrichting van het landschap, landschappelijke beplanting, precisiebemesting en goede teeltplanning kan deze polder weer worden gebruikt voor akkerbouw.

Contact met grondwater

Polders zijn ingedeeld in verschillende peilgebieden. Binnen dat vlak wordt het oppervlaktewater op één hoogte gehouden. Maar, soms is er binnen een peilgebied een hoogteverschil in het maaiveld. Op de ene plek kan het water op 0,50 meter diepte zitten en op een andere plek in het peilgebied op 1,50 meter diepte. Zo ook in de polders ten oosten van Hellevoetsluis. Door het grondwater op te hogen komt het grootste deel van deze peilgebieden weer in contact met het grondwater. Andere dieper liggende gebieden worden ingericht als groen blauwe zone ter ondersteuning van de intensieve teelten in de rest van de polder.

Verdroging

De polders ten oosten van Hellevoetsluis hebben een drooglegging tot meer dan 2m. Deze kleigronden zijn kwetsbaar in tijden van droogte omdat de wortels van de gewassen niet reiken tot aan de watervoerende laag en afhankelijk is van regen en irrigatie.

Het grondwater ligt op sommige plekken zo diep dat er geen gewas is die het grondwater kan bereiken. Deze gewassen zijn dan altijd aangewezen op irrigatie.

Door het ophogen van de waterstand kunnen gewassen weer zelfstandig bij het vocht in de bodem. Het effect is dat er zones onder water komen te liggen of te drassig worden om productief te kunnen gebruiken.

Verhogen van het polderpeil. In meters ten opzichte van huidig peil +#,##

Op aangegeven plekken is het opknippen van peilgebieden gewenst.

Door aanpassingen in de peilgebieden is op enkele plekken een aanpassing noodzakelijk in gemalen en sluizen.

1) Vergroot areaal; capaciteit vergroten

2) Om de waterbuffer maximaal te kunnen gebruiken is er een gemaal noodzakelijk

De hiervoor beschreven ingrepen tegen de bodemproblematiek vragen om aanpassingen in de waterstand. Hiernaast is zichtbaar welke peilvlakken moeten worden gewijzigd, met de hoogte van de peilverhoging, extra gemalen & dammen en waar grote peilgebieden moeten worden opgeknipt in meerdere peilvlakken.

De aanpassing van deze grondwaterstanden heeft effect op het grondgebruik. Zo komen er gronden onder water te staan, zijn er gronden waar het drassig wordt en zijn er gronden waar akkerbouw weer mogelijk wordt.

Integraal landschap voor recreatie, boer en natuur

Hoofdstuk 5

Inrichtingsplan groen blauwe zone

Boeren binnen één polder zijn op elkaar aangewezen. Zij beheren gezamenlijk het landschap, de bodem- en het watersysteem en de groenblauwe dooradering. Op lokale schaal moet er dus gezocht worden naar een samenwerkingsvorm waarin de baten en lasten over de verschillende boeren wordt verdeeld.*

Zo kan een boer die zich richt op intensieve landbouw het beheer van de groen-blauwe dooradering overlaten aan boeren die graag natuurinclusieve landbouw plegen, maar daarvoor moeten wel gronden worden afgestaan. Om dit proces te versoepelen kan gebruikgemaakt worden van landbouwgrond uit de grondbank (door de overheid opgekochte landbouwgrond van vrijwillig stoppende boeren).

*Daar waar de schaal van de ingreep voor meer dan één polder dient kan het beheer ook ondergebracht worden bij een organisatie voor landschapsonderhoud zoals Zuid-Hollands landschap, Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer of een coöperatie van boeren.

1. Groenblauw raamwerk | Natuurlandbouw

2. Bufferzone | Natuurinclusieve landbouw

3. Hoog productieve zone | Intensieve landbouw

Huidig; patchwork van verschillende bedrijfsvormen

1. Groenblauw raamwerk | Natuurlandbouw
2. Bufferzone | Natuurinclusieve landbouw
3. Hoog productieve zone | Intensieve landbouw

Raamwerkkaart 2050

Groen blauwe zones

Duinrellen;

Vernatte veen en klei-op-veen polders;

Kreekbeddingen

Bos op hoge gronden

Bos in laagtes

Mozaiek landschap

Indeling landbouwgronden

(op basis ontwateringsdiepte)

Natuurlandbouw

Natuurinclusieve akkerbouw

Groen blauw dooraderde landbouwgronden

- Weide

- Akker

- Tuinbouw

- Veehouderij

- Fruitgaard

Vegetatietypen

Moerasbosbos (essen-elzenbos en abeelen-iepenbos op moerige gronden)

Singel

Droge bossen (verrijkt essen-iepenbos)

Collectie van liniare landschappelijke elementen en ruigtes

Kruidenrijke weide

Duingrasland met berkenstruweel en berken- eikenbos

Door de ingrepen in het watersysteem ontstaat er een zonering. De uitwerking van deze zonering leidt tot dit groen-blauwe raamwerk. In deze zone bevinden zich alle ecosysteemdiensten van het landschap en het merendeel van de recreatie. Maar er kan op sommige delen ook nog extensief worden geboerd.

Het groen blauwe raamwerk vormt een aaneengesloten netwerk van natuur, water en recreatie van ongeveer 37km2 en is ongeveer 70km lang. Binnen deze zone zijn verschillende recreatieve routes. Zo kun je uitgebreid kanoën, fietsen of wandelen in een fijnmazig netwerk. Maar ook ecologie kan zich goed verspreiden door dit ononderbroken netwerk van minimaal 80 meter breed. Of je nu urenlang wil wandelen door de natuur of vanaf een van de vogelkijkpunten bijzondere dieren wil spotten, dat kan allemaal in de groen blauwe zone.

Deze structuur is in één uitwerking verder gedetaileerd.

Uitwerking waterbergingszone
Holle Mare

-0.80NAP drooglegging 1.45m

-1.70NAP drooglegging 0.55m

Dit is het kerngebiesd van de Holle Mare. De Hole Mare was ooit een kreek. Nu is het nog het laagst gelegen deel van 4 aaneengeschakelde polders. In sommige polders heeft het water al de ruimte. Op andere plekken claimt het water de ruimte bij extreme buien. Door die buien loopt de kernzone onder water

Door deze zone in te richten als waterbergingsgebied kan er meer water worden vastgehouden voor de landbouw in de aanliggende polders. In deze zone ongeveer 130 meter breedt moet zowel water worden vastgehouden als andere functies landen. Daarom is deze plek niet over de hele lengte geschikt voor extensieve landbouw. Maar des te interessanter voor recreatie.

Strokenlandbouw op kreekrug
Weide- hooiland in laagtes

Met Hellevoetsluis in het zuidwesten is deze zone de uitgelezen kans voor een waardig uitloopgebied voor deze woonkern met ruim 40.000 inwoners.

Hellevoetsluis heeft in de huidige situatie, voor een landelijk gelegen plaats, weinig kwalitatief groen voor recreatie.

Deze structuur biedt een uilo Een andere groep die hier het landschap ontmoet is de automobilist. De belangrijkste N-weg richting het toeristische zeeland komt hier doorheen.

Door klustering van de natuurlijke dooradering van het landschap ontstaat er een landschap waar allerlei vormen van ecologie in terecht kunnen. Daar waar met de huidige regelgeving kleine randen van 4 of 5 meter langs percelen de norm zijn is de natuurlijke dooradering van dit landschap zeer robuust. De natuurinclusieve landbouw aan de randen van deze zone geven daarnaast ook veel afwisseling aan de biotopen. Zo zijn er zelfs in het polderslandschap niet alleen maar watergelelateerde biotopen.

Door de robuuste schaal van de groen blauwe zone is er plek genoeg voor de recreant en zijn er plekken waar ook de recreant niet komt. Daarmee is deze plek ook optimaal voor ecologie.

De beplanting in de waterbergingszone moet uiteraard goed bestand zijn tegen overstroming en bijdragen aan de locale ecologie. Daarnaast is er in het gebied veel ruimte voor natuurlijke successie waardoor de beplanting zich natuurlijk kan aanpassen aan het miroreliëf en andere groeiomstandigheden.

Ook als de waterberging vol zit kan er nogsteeds in worden gerecreërd. Zo zijn er op verschillende plekken hoogtes gecreëerd met de vrijkomende grond en zijn er vlonderpaden door de rietvelden en over de plassen.

Het gebied is ook toegankelijk voor recreatie op het water bijvoorbeeld met de kano of met een sub kan er met hoog en laag water het gebied worden verkend.

In de zone voor natuurinclusieve landbouw zijn vele vormen van beplanting aanwezig. Onder andere heggen, hagen, erfbeplanting, natuurvriendelijke oevers en singels.

Ook dit landschap is daardoor zeer intressant voor recreanten. En, omdat boeren hier ook aan huisverkoop en horeca kunnen doen. Daarnaast ligt er een entreepunt voor dit landschap in deze zone. Direct aan de N57 (hier links op de afbeelding)

De landschapsboerderij ligt met geanceneerde doorkijkjes en aan de recreatieve routes op een prachtig knooppunt in het landschap. Vanaf deze plek kan een route worden gestart en ligt met 3km afstand van Hellevoetsluis op een ideale afstand als bestemming voor een lunch of een kop koffie. Vanaf de boerderij is er zicht op de waterbergingszone maar ook op alle vormen van duurzame landbouw in de omgeving. Er is dan ook geen betere plek dan in de boerderij om deze producten te verkopen.

Er is geen plek in de westelijke delta zo veelzijdig als Voorne-Putten. Alle 51 polders op het eiland zijn uniek. Hun plaats in het watersysteem, hoogteligging, microreliëf, bodemopbouw, rijping van de bodem, cultuurhistorische elementen en landgebruik maken iedere polder anders dan de polders om hen heen. Door het huidige landgebruik en het ontbreken van groen-blauwe elementen is deze diversiteit niet goed ‘leesbaar’. Door de ingrepen in het watersysteem is er noodzaak het landgebruik aan te passen op de landschappelijke onderlegger (hoofdstuk 4 en 5). Dit hoofdstuk laat middels ontwerpend onderzoek zien hoe het gebruik en inrichting van de polders verandert door deze ingrepen. Deze scenario’s zijn er voor bedoeld om aan te tonen dat efficiënte vormen van agrarisch gebruik en het intensiveren van het landschap elkaar kunnen versterken en andere vormen van gebruik hier gebruik van kunnen maken.

Uitwerkingen zijn onderdeel van het ontwerpend onderzoek. Hierin is onderzocht wat de mogelijke uitkomsten kunnen zijn van een participatietraject met de grondeigenaren.

De twee uitwerkingen zijn:

1. Polder die door herschikking weer gebruikt kan worden voor akkerbouw; 2. Polder die wordt omgevormd naar natuur.

“Het

Uitwerking Veenpolders

oude en nieuwe land “ en “ Oudeland” (Abbenbroek)

Bodemdaling en co2 uitstoot zijn het grootste probleem in de veenpolders. De opbouw van het veen pakket op Voorne-Putten is niet zoals in het veenweidegebied. Hier zijn er lagen van veen en lagen van klei die elkaar afwisselen in de bodem. Het veenpakket ligt ook niet overal even diep. Daarom is hier specifiek maatwerk nodig om al het veen vast te leggen in de bodem. Ook omdat het waterpeil niet genoeg omhoog kan om het veen volledig af te dekken. Daarvoor liggen de vloerpeilen van de woningen in de middeleeuwse kernen te laag.

Daarom is het nodig om verschillende oplossingen te combineren. De eerste oplossing is het verhogen van de waterstand. Daarnaast kan de aanplant van bos op de hogere gronden met veen verdamping tegengegaan.

Maar ook door het dempen van sloten kan het waterpeil in de bodem worden gemanipuleerd. Grondwater bolt iets op tussen twee sloten. Hoe groter de afstand tussen de sloten, hoe groter dit effect. Daarmee kan er op specifieke plekken veen worden vastgelegd.

De verschillende ingrepen in het watersysteem en door de aanplant van bos zijn goed te zien in deze plankaart. De bosstructuren volgen de plekken waar veen hoog in de bodem zit en met het ophogen van het waterpeil niet onder water komen te liggen. Hierdoor ontstaan er interessante amorphe bosstructuren over de kavels heen.

Uitwerking gemengde landbouw

“Polder Geervliet”

-0.80NAP drooglegging 1.45m

-1.70NAP drooglegging 0.55m

De laaggelegen delen van de polder zijn verzuurd. Binnen de kavels is er ook een “groot” verschil in hoogte van wel 90 centimeter binnen enkele meters. Op de ene plek ligt het waterpeil dan ook op net 50cm diep en op de andere plek wel 1,5meter. Dat verschil is te groot om consistente kwaliteit te garanderen in het gewas.

Door goed te kijken waar deze hoogtes in het landschap liggen -de plekken waar vroeger de kreken liepen- en hier de verkaveling op in te richten kan hier weer akkerbouw op plaats vinden.

Strokenlandbouw op kreekrug
Weide- hooiland in laagtes

Hiervoor moet het landschap drastisch worden aangepast. De verkaveling en het slotenpatroon worden aangepast aan het reliëf van de bovengrond. De langgerekte percelen worden dus niet doorbroken door watergangen maar wateren naar de zijkanten af richting de lager gelegen weilanden. Tussen de akkerbouw en de weilanden liggen bosstroken van minimaal 30meter breed. Deze breedte is minimaal voor de ontwikkeling van een natuurlijk bos. Het bos is op haar beurt weer ondersteunend aan de landbouw en ecologie.

Midden in de landschapskamers liggen de weilanden. Deze weilanden worden extensief beheerd door begrazing of als hooilanden. Daarmee worden ze dus gekoppeld aan melkveehouders. De percelen waar de koeien op kunnen worden beweid liggen in directe verbinding met de boerderijen. De losliggende percelen zijn voor jongvee die nog niet gemolken hoeven te worden.

Over de zelfde routes waar de koeien overheen lopen kunnen ook de recreanten door het gebied. Omdat al deze paden gericht zijn om de koeien naar de stal de leiden komen ook alle recreanten langs deze boerderijen. Een uitstekende plek voor een horeca of verkoop van eigen producten aan de boerderij dus.

De percelen zijn veel langwerpiger geworden door de aanpassing op de onderliggende kreken. En door het aanpassen op de topografie zijn er een stuk minder sloten. Ideaal voor het introduceren van strokenteelt. In deze methode worden stroken van verschillende gewassen afgewisseld. Bijvoorbeeld een strook van wortelen, mais en een met tarwe. Hierdoor kunnen ziekte en plagen zich minder goed verspreiden door het gewas. In dit ontwerp wordt een methode voorgesteld waar alle boeren een gezamenlijk teeltplan maken. Een boer hoeft hierdoor geen specialist te worden in veel meer teelten. De strokenteelt is inmiddels een bekend begrip binnen de Nederlandse akkerbouw. De data gestuurde teeltplannen zijn nog nieuw. Er zijn enkele voorbeelden in de landbouw waar deze technieken al worden gebruik. Ook in de conventionele landbouw is het gebruikelijk om wisselteelten toe te passen. Voor de teelten waar een boer zelf niet goed in is wordt het land tijdelijk verpacht. De methode voor dit landschap bouwt voort op deze vorm van landbouwefficiëntie.

Dit landschap leent zich er daarnaast ook nog eens goed voor om als recreant door heen te bewegen. Nu is er hier alleen een route over de grote dijken. Door ook routes door het landschap te faciliteren is het landschap niet alleen vanaf de hoger gelegen wegen te bekijken, maar kan de bezoeker ook tussen de gewassen lopen. Een echte landschapservaring dus.

In het verleden ging natuur en landbouw samen in een kleinschalig inefficiënt landschap. De natuur is uit het landschap verdwenen en de landbouw is voorop gesteld. Dit ontwerp bewijst dat een efficiënt productielandschap ook samen kan gaan met natuur en recreatie.

De bossages rondom de weilanden liggen op de gradiënt tussen nat en droog. Daarmee vormen zij het ideale tussenlandschap voor vele vormen van ecologie die voor het foerageren de natte gronden nodig heeft en nestelt in deze bufferzone. Er is volop ruimte voor natuurlijke successie, waardoor diversiteit in de vegetatie ontstaat.

Maar deze polder biedt niet alleen een interessant perspectief voor de boer maar zeker ook voor de natuur. Door de smalle singels en heggen tussen de percelen -met inheemse beplanting die thuis horen op de iets drogere hogere akkers.

Dit landschapsplan “Het ommeland; daar waar de stad het landschap ontmoet” geeft invulling aan de urgente vraagstukken rond landbouw op dit moment. Door functies te combineren en goed te kijken naar het natuurlijke landschap ontstaan er als vanzelfsprekende oplossingen. Deze ontwerpmethode leidt tot een duurzaam maar vooral ook ruimtelijk veel interessanter landschap.

Het ommeland

“ Daar waar de stad het landschap ontmoet”

Robert-Jan (R.) van der Linden Afstudeerproject Master Landschapsarchitectuur Academie van Bouwkunst Amsterdam 13-03-2025

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.