Bossche Kringen jaargang 1 nummer 3 september 2014

Page 1

• september 2014 • Een uitgave van Kring Vrienden van ’s‑Hertogenbosch • € 4,95

jaargang 1 • nummer

3

Kleine monumenten zijn geen wegwerpartikelen Eendenkooi achter de schermen Fraai onderdeel Maaspoort

Zwanenbroedershuis vernieuwd


In dit nummer Nieuws

Stad

26 Bericht van het Stadsarchief

38 Eendenkooi achter de schermen

26 Bericht van Het Noordbrabants Museum

68 ’s-Hertogenbosch verandert 50 Kringwandeling 5 revisited

27 Bericht van de BAM

58 Zwanenbroedershuis vernieuwd

Taal

60 Vonk & Vlam

24 Haskies en schutje speule

Kunst en cultuur

46 Etymologieën van ‘achterom’ tot ‘weg’ 1

6

Kamermuziek in de stad

Historie

37 Beeld van een Madonna

15 Kermis anno 1913

42 Broeders van Maastricht te ´s-Hertogenbosch (slot)

30 Hoofdkwartier in een afwachtingsopstelling

44 Het gelui van Bossche klokken 14

43 Lokroep

Werkgroepen

65 Halvezolenlijn in beeld

16 Kleine monumenten zijn geen wegwerpartikelen 64 En toen was er water… 66 Alle klokken luiden, wij vertellen het verhaal

5

8

16

44

46

57

BOSSCHE KRINGEN

2

JAARGANG 1 • NUMMER 3 • SEPTEMBER 2014


Berichten

Bossche Kringen is het minimaal zes maal per jaar verschijnend tijdschrift van Kring Vrienden van ’s‑Hertogenbosch.

62 Berichten van de werkgroep Culturele Activiteiten 66 Behendig varen

Mensen 8

Redactie Nik de Vries (voorzitter-hoofdredacteur), Alies Baan , Jan Buiks , Ronald Glaudemans , Michele van den Heuvel, Ed Hupkens, Jan Korsten, Eva Repkes , Gerard ter Steege, Joris van Dierendonck (hoofdredacteur), Ellie de Vries (fotografie) en Johan Strang (bestuur). ■

Scherprechtersfamilie Kahle (Caele)

16 Bootgesprekken 11

18 De Zusters van Liefde van Jezus en Maria Moeder van Goede Bijstand te Schijndel in Rosmalen en ’s-Hertogenbosch 1 28 Christian van der Ven ontvangt de Van Wijnpenning

Bossche Kringen is voortgekomen uit de redacties van KringNieuws en Bossche Bladen. Auteurs van voormalig Bossche Bladen zijn hieronder gekenmerkt met een .

56 Een nadere kennismaking 12 67 In Memoriam

Redactie

Aan dit nummer schreven mee: Geert Donkers 18 37, Frank Finkers 24, Ronald Glaudemans 27, Ed Hupkens 28 46, Jan Korsten 16, Jacques Luyckx 38, Stefan Molenaar 43, Redactie 5 56, Tom Sas 30, Cornelis R.H. Snijder 8, Gerard ter Steege 6, Ton Vogel 42, Nik de Vries 4 6 16 23 50 57 58 60 64 65, Werkgroep Culturele Activiteiten 62, Werkgroep Kerken en Kloosters 44 ■

4 Voorwoord

5

Ons nieuwe blad!

23 Kleine kunst 15 Opbergcassette Bossche Kringen 57 Varen met de winnaar

Ontwerp en Vormgeving Studio Van Elten ’s-Hertogenbosch

18

38

58 BOSSCHE KRINGEN

60 3

Redactie-adres Secretariaat Bossche Kringen Postbus 1162, 5200 BE ’s‑Hertogenbosch E-mail: redactie@kringvrienden.nl Oplage 2.500 stuks Niets uit een editie mag worden gekopieerd of elders gepubliceerd zonder uitdrukkelijke toestemming van Kring Vrienden en de redactie; dit geldt ook voor het in enige vorm elektronisch beschikbaar stellen. De redactie heeft getracht alle rechthebbenden van het illustratie­ materiaal te achterhalen. Personen of instanties die desondanks van mening zijn aan deze uitgave aanspraken te kunnen ontlenen wordt verzocht om contact op te nemen met de redactie.

JAARGANG 1 • NUMMER 3 • SEPTEMBER 2014


Nik de Vries

Ten geleide

Bossche Kringen is een uitgave van:

Voorwoord Voor de redactie was het best wel spannend, het vorige nummer. Jack van Elten had een mooie nieuwe vormgeving ontworpen en iedereen had zijn/haar uiterste best gedaan om er een geslaagd nummer van te maken. Wat zouden de lezers ervan vinden? Gelukkig: op een wat negatieve reactie na hebben we louter fijne opmerkingen gekregen. Dat doet ons goed, want we weten dat we zo op de goede weg zijn. Er staan ons in september en de maanden daarna veel interessante zaken te wachten. Eind september wordt het gerenoveerde Zwanenbroeders‑ huis heropend en het is mooi geworden, zoals u kunt zien en lezen in een bijdrage. Het festival vol kamermuziek Bossche Kamerklanken krijgt aandacht: u kunt erheen op 28 september. De Klokkengroep organiseert een fietstocht langs bijzondere klokken op 19 september en tot slot heeft onze werkgroep Culturele Activiteiten een aantal mooie zaken bedacht. Lees erover in dit nummer en doe eraan mee. Als u dit leest, zijn de Open Monumentendagen al geweest. We doen er verslag over in het novembernummer. Daar vindt u ook een overzicht van wat de werkgroep Het Kleine Monument in de 25 jaar van haar bestaan zoal heeft bereikt. In dit nummer een kennismaking met een aantal leden van de werkgroep. De serie artikelen over de broeders van Maastricht in onze stad vormde een inspiratiebron voor Geert Donkers iets te schrijven over de zusters van Schijndel. Ook deze groep religieuzen heeft veel betekend voor onder‑ wijs en zorg, onder andere in Rosmalen. Natuurlijk besteden we ook aandacht aan de Eerste Wereldoorlog, die 100 jaar geleden begon en vier jaar ellende betekende, ook voor het neutrale Nederland. En houdt u van ‘keinderspèllekes’? Lees erover in de bijdrage van Frank Finkers. Natuurlijk is er nog veel meer, maar leest u zelf wat u het meest interes‑ seert. Ik wens u veel lees- en kijkplezier.

Kringhuis en Kringbalie Parade 12 Telefoon 073 - 613 50 98 Telefax 073 - 614 60 21 Voor openingstijden zie onze website www.kringvrienden.nl www.DagjeDenBosch.com Secretariaat Postbus 1162 5200 BE ’s‑Hertogenbosch E-mail: algemeen@kringvrienden.nl Internet: www.kringvrienden.nl Betalingen: IBAN: NL98INGB0003119716 Jaarlijkse bijdrage minimaal € 17,50 Lidmaatschap Als lid van Kring Vrienden van ’s-Hertogenbosch krijgt u het blad Bossche Kringen zes keer per jaar gratis in de bus. Wilt u geen lid worden, dan is het mogelijk een abonnement te nemen. Dat kost € 27,50 per jaar. Losse nummers kosten € 4,95.

Wilt u zelf een bijdrage leveren aan Bossche Kringen: ons redactieadres staat in het colofon. Hebt u iets aardigs, maar hebt u geen tijd of zin zelf te schrijven, laat het ons weten: iemand van de redactie komt graag langs.

Voorpagina Nog niet zo lang geleden werd in ’s-Hertogenbosch in september kermis gevierd, zo’n beetje rond de tijd dat u dit blad in de bus krijgt. Ten tijde van het opmaken van het blad vond de kermis van 2014 plaats, half augustus. Fotografe Ellie de Vries maakte de kleurrijke voorplaat. Zie ook het korte stukje over de kermis van 1913 elders in dit blad.

BOSSCHE KRINGEN

4

JAARGANG 1 • NUMMER 3 • SEPTEMBER 2014


Ons nieuwe blad! 17 juli 2014 is voor ons als redactie een belangrijke dag. Niemand minder dan Nanningh van Foreest is naar ’s-Hertogenbosch neergedaald om het eerste exemplaar van Bossche Kringen te overhandigen aan zijn achter-, achter-, achter- achterkleinzoon Huib van Olden. De zon brandt op de binnenplaats van het Kruithuis, waar de plechtigheid plaatsvindt. In een mooie ‘samenspraak’ met Allegonda van Engelen, Gon van Tieneske zogezeet, - gespeeld door Anke Heesbeen - vertelt Nanningh van Foreest – alias Carlo van de Water - dat hij blij is terug te zijn na zoveel eeuwen. Hij vindt dat zijn partij het goed gedaan heeft, Gon heeft daar zo haar twijfels bij. Hij signaleert een groot verschil tussen toen en nu: “Ik schreef mijn aantekeningen bij kaarslicht in een tentje. Deze gingen per koerier naar het westen en dan duurde het een paar dagen voor de mensen het konden lezen. Nu gaat alles veel sneller, heb ik begrepen.” De vraag of het nog wel van deze tijd is een papieren tijdschrift te maken, beantwoordt hij met een volmondig ja, immers “het noodt mensen bij een wijntje kennis te nemen van een stuk Bossche geschiedenis.” Hij overhandigt het eerste exemplaar aan wethouder Van Olden, die op de hem typerende manier antwoordt: “Waarde voorvader, toen u in 1668 overleed op hoge leeftijd… kon u niet bevroeden dat u een van mijn meest memorabele voorouders zou worden.” Tekst: Redactie Foto: Ellie de Vries

BOSSCHE KRINGEN

5

JAARGANG 1 • NUMMER 3 • SEPTEMBER 2014


Tekst: Foto’s:

Gerard ter Steege en Nik de Vries Ellie de Vries

Cultuur

Kamermuziek in de stad Naast vele grote populaire muziekevenementen kent de stad ook kleinschalige concerten met een klassieke inslag. Voor de liefhebbers zijn daar de lunchconcerten en het muziekfestival Kamerklanken: klassieke muziekconcerten gespeeld in de ‘huiskamer’ uitgevoerd door kleine bezetting. Deze concerten worden georganiseerd door de Stichting Vrienden Kamermuziek ’s-Hertogenbosch. Deze stichting kent een actief en enthousiast bestuur onder leiding van de voorzitter Ruud Bokeloh. Clary van Roosmalen tekent voor het secretariaat terwijl Peter Dijkhuizen de zorg heeft voor de financiën. Matthieu Hogenboom is verantwoordelijk voor de programmering van de concerten en Paul de Backer verzorgt de publiciteit. “Van kamermuziek kun je bij wijze van spreken in een grote huiskamer genieten,” aldus de voorzitter.

Matthieu Hogenboom en Ruud Bokeloh.

Kamermuziek kent een lange geschiedenis; ze bestaat al sinds de tijd van de Barok eind 16de, begin 17de eeuw. barokmuziek gedijde bijzonder door de bloeiende muziek‑ cultuur aan de diverse Europese vorstenhoven. Rijke aanzienlijke burgers hadden musici/compo‑ nisten in dienst of verstrekten de financiële middelen om zich volledig op de muziek toe te leggen. Veel hoogtijdagen en festiviteiten werden in kleine kring opgeluisterd door speciaal voor die gelegenheid in opdracht gecomponeerde werken. Nu nog speelt een kamerorkest muziek in een grotere ‘huiskamer’ en niet in een grote concertzaal. Deze muziek is dan ook speciaal voor een kleinere orkestbezetting geschreven. Het repertoire komt uit de tijd dat de symfonieorkesten nog niet zo omvangrijk waren als tegenwoordig.

Stichting Vrienden Kamermuziek ’s-Hertogenbosch kent ruim 250 ondersteunende vrienden. Samen met enkele sponsoren maken zij het mogelijk dat in de stad blijvend van kamermuziek kan worden genoten. Alle informatie over de lunchconcerten, het muziekfestival Kamerklanken en de kaartverkoop is te vinden op de website: www.kamerklankenshertogenbosch.nl.

BOSSCHE KRINGEN

6

JAARGANG 1 • NUMMER 3 • SEPTEMBER 2014


Lunchconcerten In 1981 is in ’s-Hertogenbosch het initiatief ontstaan lunchconcerten met kamermuziek te gaan organi‑ seren op een passende locatie. Onder de paraplu van de Coöperatieve vereniging culturele evenementen De Voormalige Azijnfabriek werden twee concerten per maand georganiseerd. Destijds vonden deze uitvoeringen plaats in een voormalige azijntonnen‑ fabriek gevestigd Achter het Azijntonnetje. In 1982 nam Go Jansen samen met een twintigtal donerende vrienden de organisatie over. De concerten werden elke donderdag tijdens de lunchpauze en later ook op zaterdagmiddag verzorgd. Na een tijdelijk verblijf in de Muzerije kwam de concertreeks definitief naar het koorgedeelte van de oude Sint-Jacobskerk. De naam Azijnfabriek bleef en in 2004 nam Jan Rijnaarts de Azijnfabriek over van Go Jansen. De naam werd gewijzigd in Podium Azijnfabriek. Tot die tijd waren de kamerconcerten kenmerkend voor de activiteiten van de Azijnfabriek. Vandaag de dag kent het podium een wat bredere programmering voor meer leeftijds‑ categorieën. Vanaf 1 oktober 2005 organiseert de Stichting Vrienden Kamermuziek ’s-Hertogenbosch de lunchconcerten. Behalve in juli en augustus worden er twee lunchconcerten per week georganiseerd. Ieder jaar wordt een uitgebreide programmering gepresen‑ teerd, die zich kenmerkt door een grote diversiteit. Muziek uit de tijd van de renaissance tot aan reper‑ toire van hedendaagse componisten. Het accent van de programmering ligt op de zogenaamde klassieke muziek, maar ook andersoortige muziek is er te horen: klezmer, balkan, jazz en afrikaans. De lunchconcerten beginnen op donderdag en zaterdag telkens om 12.30 uur in Podium Azijnfabriek aan de Bethaniestraat. Met recht een muzikaal pareltje in ’s-Hertogenbosch!

Het Matangi Kwartet opent het festival.

heeft in de loop der jaren dan ook een uiterst klank‑ volle reputatie opgebouwd bij liefhebbers van kamer‑ muziek uit het hele land. Ook dit jaar is de artistieke leiding weer in goede handen bij de klarinettiste Céleste Zewald. Het openingsconcert vindt op 28 september om 11.00 uur plaats in de sfeervolle hal van het Stadhuis. De middagconcerten in verschillende huiskamers in de stad beginnen om 14.00 uur, 15.30 uur en 17.00 uur

Jeroen Bosch Ziekenhuis Matthieu Hogenboom is verantwoordelijk voor de programmering van de verschillende kamerconcerten. Hij heeft een netwerk opgebouwd waarbij hij steeds op zoek is naar nieuwe relaties en mogelijkheden. Hij kent de musici en zorgt dat de contacten met hen op niveau blijven. “De concerten in de stad zijn gewild onder de musici vanwege de ongedwongen sfeer, een aandachtig publiek en intimiteit van de locaties,” vertelt Matthieu. De Stichting is ook betrokken bij de concertserie op de JBZ-locatie. Een serie concerten op de derde zondag van de maand in de kapel van het Jeroen Bosch Ziekenhuis. De programmering laat een grote diversiteit en veelzijdigheid zien. Een programma met koormuziek, orgelconcerten en kamermuziek door musici en ensembles met een hoog kwaliteitsniveau. Ook de bijzondere architectuur van deze kapel maakt een bezoek aan de een klein uur durende concerten meer dan waard. De concerten worden georganiseerd in samenwerking met de Stichting Vrienden Jeroen Bosch Ziekenhuis. Deze stichting zet zich in voor projecten die het verblijf van patiënten en bezoekers in het ziekenhuis aangenamer maken. De concerten zijn in eerste instantie bedoeld voor de patiënten en hun bezoek, maar ook andere muziekliefhebbers zijn welkom.

Muziekfestival Kamerklanken

Om de twee jaar organiseert de Stichting het Festival Kamerklanken. Dit jaar voor de 10de keer op zondag 28 september. Het festival heeft dit jaar als titel VIER TIEN. Het is een festival met een even brede program‑ mering als de lunchconcerten. De uitvoering ligt in handen van professionele musici en ensembles van naam uit binnen- en buitenland. Wat dit festival zo bijzonder en sfeervol maakt, is dat de kamermuziek staat geprogrammeerd op vijftien ‘huiskamer’ loca‑ ties in het centrum van ’s-Hertogenbosch. Muziek in de oorspronkelijke vorm bij gastvrije huiseigenaren in veelal aansprekende panden. Luisterrijke korte concerten waarvan men kan genieten in een intieme entourage. Een heel bijzondere ervaring! Dit festival

BOSSCHE KRINGEN

7

JAARGANG 1 • NUMMER 3 • SEPTEMBER 2014


Cornelis R.H. Snijder*

Historie

Scherprechtersfamilie Kahle (Caele) Huwelijksverbod voor Bossche scherprechter

Het oude beroep van scherp­ rechter spreekt nog steeds tot onze verbeelding. Eeuwen­ lang was men van mening dat inbreuk op de bestaande rechts­ orde alleen door het afschrik­ wekkende voorbeeld van de doodstraf kon worden gekeerd. Voor dit ‘beulswerk’ was niet iedereen geschikt. De scherp­ rechter diende een bekwaam vakman te zijn, een beëdigd functionaris. In de periode 1668-1736 had de Bossche familie Kahle (Caele) dit ambt vast in handen.

Afb. 1. IJsvermaak nabij de stadsgalg van een fictieve stad. Schilderij (detail) Hendrick Avercamp, ca. 1620. (Collectie: Rijksmuseum) De galg op dit schilderij lijkt vrijwel identiek aan het Bossche exemplaar zoals dat afgebeeld is op prenten van de Slag van Lekkerbeetje (zie afb. 2).

BOSSCHE KRINGEN

8

JAARGANG 1 • NUMMER 3 • SEPTEMBER 2014


De scherprechter door de eeuwen heen

De straffen werden in het openbaar voltrokken, zodat de bevolking kon zien en controleren dat het recht werd gehandhaafd (en vooral ook eerst zou nadenken voordat men zelf de maatschappelijke normen en waarden zou schenden). Vanaf de zestiende eeuw werden deze terechtstellingen met klokgelui aangekondigd, zodat het publiek zich tijdig naar het ‘theater van de afschrikking’ kon begeven. Na voltrekking van de vonnissen (in ’s-Hertogenbosch op de markt) werden de lijken vervolgens op het galgenveld op de Vughterheide tentoongesteld en bleven hier nog enige tijd ter afschrikking hangen (afb. 2).

De functie van scherprechter of beul (Latijn: ‘lictor’ of ‘carnifex’) bestond in de Duitse landen al in de twaalfde eeuw. Een scherprechter was in die tijd niet alleen een beul, maar had ook meerdere toezicht- en ordedienstfuncties.1 Aan de hand van een Zeeuwse Keur uit 1256 kunnen we aannemen dat dit ook in de Nederlanden de situatie was. In deze keur staat dat iedereen die een dief betrapt, hem in hechtenis mocht nemen en mocht ophangen, indien er geen officiële strafvoltrekker voorhanden was. Dit geeft dus te kennen dat er vóór 1256 in Zeeland een strafvoltrekker (=scherprechter?) aanwezig was.2

Afb. 2. Galgenveld Vughterheide. Detail van een prent van de Slag van Lekkerbeetje uit 1600, vervaardigd door Joseph Mulder, 1682-1684. (Collectie: Rijksmuseum)

Heelkunde

In de late Middeleeuwen werd het scherprechters­ beroep op grond van het christelijk verbod tot doden nog vaak als een zonde beschouwd. Vanaf de zestiende eeuw echter ging de strafjustitie als een wil van God gelden en werd beulswerk als rechtvaardig gezien. In de achttiende eeuw, onder invloed van de leerstellingen van het natuurrecht, werd de doodstraf, zoals ook de handelingen van de scherprechter, opnieuw als twijfel­ achtig beschouwd. Uit deze tijd dateert dan ook de dubbele moraal: dat men aan de ene kant, op grond van de zogenaamde afschrikking executies verlangde, terwijl men aan de andere kant de uitvoering hiervan verachtte.

BOSSCHE KRINGEN

Minder bekend is dat in vroegere tijden de bevoegdheid om zich met heelkunde bezig te houden ook aan de scherprechter was toegekend. Scherprechters waren zeer bedreven in de behandeling van botbreuken, spierscheuringen, verstuikingen en verrekkingen.3 De bevoegdheid van de scherprechter om als chirurgijn, wondarts of ledezetter4 te mogen werken, berustte vooral op een oud gewoonterecht.5 In de meeste steden leidde dit tot onenigheid met het chirurgijnsgilde. De chirurgijns beschouwden de medische handelingen van de scherprechter als oneerlijke concurrentie.

9

JAARGANG 1 • NUMMER 3 • SEPTEMBER 2014


Scherprechters vormden onderling hechte groeperingen. Ze voerden een veelal strategisch huwelijksbeleid door binnen de eigen beroepsgroep te trouwen. Hierdoor bleven kennis, vermogen, macht en aanstelling gewaarborgd.6 Bovendien werd het beroep in Nederland door slechts een beperkt aantal families uitgevoerd. Zo bedienden vanaf het begin van de zeventiende eeuw (1632) tot de afschaffing van de doodstraf (1870) verschillende generaties van de families Everts van Oldenburg, Kahle, Nanning en Kleijne het zwaard, de galg en het rad in ’s-Hertogenbosch.

Afb. 3. Het ‘Scharfrichterhaus’ in het Duitse Rietberg (NoordrijnWestfalen). Gezien de 18de-eeuwse datering van dit huis kan het niet als geboortehuis van Hans Jurrien Kahle worden aangemerkt. (Foto: Mw. Dr. Gisela Wilbertz, Hannover)

De scherprechtersfamilie Kahle In ’s-Hertogenbosch was in de periode 1668-1736 de familie Kahle (Caele) als scherprechter werkzaam. De eerste ‘Bossche’ scherprechter van het scherprechters­ geslacht Kahle was mr. Hans Jurrien Kahle (Caele), een in 1644 in Rietberg (Noordrijn-Westfalen) geboren scherp­rechterszoon (afb. 3). Na problemen met zijn vader (mr. Henrich Kahle jr.)7 vluchtte Hans Jurrien in 1668 vanuit Wiedenbrück naar Nederland, waar hij op 30 mei 1668 (24 jaar oud) tot plaatsvervangend scherp­ rechter van ’s-Hertogenbosch werd benoemd.8 Zijn beide halfbroers Hans Hendrick Kahle en Ernst Kahle namen eveneens hun toevlucht tot Nederland, terwijl ook neef Johann Hermann Kahle en zijn half-oom Hans Henrich Kahle daar hun gewin zochten.

Afb. 4. ‘Beulszwaard’ van mr. Peter Everts van Oldenburg, 4 mei 1644. (Collectie: Het Noordbrabants Museum, in bruikleen van de gemeente ’s-Hertogenbosch)

BOSSCHE KRINGEN

10

JAARGANG 1 • NUMMER 3 • SEPTEMBER 2014


Hans Henrich Kahle werd scherprechter te Zutphen (1671-1693) en Arnhem (Hof van Gelre, 1693-1700), terwijl Johann Hermann Kahle tijdens de Frans-Nederlandse Oorlog (1672-1679) als militair-scherprechter in Maastricht werkzaam was. De halfbroer van de Bossche scherprechter Hans Jurrien Kahle, Hans Hendrick Kahle, werd scherprechter te Appingedam (Oldambten, 1667-1673) en Leeuwarden (1673-1702). Zijn andere halfbroer Ernst Kahle was als scherprechter in functie te Breda (1690-1704) en trouwde in zijn derde huwelijk (1695) met Aeltien Kleemann (Clemens, Klemans), een scherprechtersdochter uit Zwolle.

Hans Jurrien Kahle De Bossche scherprechter mr. Hans Jurrien Kahle startte in 1668 als assistent van mr. Peter Everts van Oldenburg.9 Dit omdat de ‘bejaarde’ scherprechter om redenen van ‘sijnen langduerigen ouderdom ende swackheyt’ gevraagd had om een ‘bequamen substituyt’ in dienst te mogen nemen. Dit werd hem toegestaan met een extra toevoeging van 150 gulden jaarlijks, mits Everts van Oldenburg zijn eigen functie ‘wel ende hoffelyck’ zal blijven waarnemen.10 Ook werd daarbij afgesproken, dat hij zich verder niet meer ‘met het schoonmaecken der Secreten (=toiletten)’ en ‘het vegen der Schouwen’ zou bemoeien. Bovendien zou hij ook ontlast worden van het reinigen van de stadswallen, mits hij afstand deed van de jaarlijkse hiervoor bedoelde toelage van 50 gulden. Zijn jonge vervanger mr. Hans Jurrien Kahle nam deze ‘nevenwerkzaamheden’ gaarne voor zijn rekening. Mr. Peter Everts van Oldenburg, scherprechter te ’s-Hertogenbosch (1632-1681), had zijn eigen ‘beulszwaard’ (afb. 4). Dit zwaard is ook door zijn opvolgers gebruikt. Het is gegraveerd met bloemranken en gestempelde merken, waaronder een gestileerde eenhoornskop. Op het gevest draagt het de initialen V.D.I. en er omheen een zilveren bandje met het opschrift ‘Peter Ewert anno 1644 den 4 May’. Op het lemmet staat aan de ene zijde C.V.S. (de initialen van de zwaardmaker?) en aan de andere zijde: ‘Wan ich das Schwerd duhgtig hebe, so wunsche ich dem Sunder das ewige Lebenn’. In 1670 trad Hans Jurrien Kahle met het Groningse nichtje van zijn Bossche meester in het huwelijk, te weten: Catharina Everts van Oldenburg (de dochter van mr. Peters broer Hans Everts van Oldenburg).11 Een typische scherprechters-constellatie! Bij het aangaan van hun huwelijk woonde het jonge echtpaar in de Berberstraat, een verbastering van de huidige Berewoutstraat. Daarna verhuisden ze naar de Smalle Haven.

BOSSCHE KRINGEN

Afb. 5. De assistent-scherprechter. Anonieme prent uit 1849. (Collectie: auteur)

Sober, nuchter en verstandig Uit de correspondentie met mr. Hans Falckenhagen12 die in juli 1677 verzocht om in Den Bosch tot scherp­ rechter aangesteld te mogen worden, weten we dat mr. Peter Everts van Oldenburg dan nog leeft en in goede gezondheid verkeert en dat hij bovendien Hans Jurrien Kahle als assistent-scherprechter (afb. 5) in dienst heeft. Uit deze bron leren we bovendien dat mr. Hans Jurrien zijn officie zeer goed verstaat en in zijn ambt als een sober, nuchter en verstandig man wordt gezien. Bovendien heeft hij dan al meerdere ‘swaere justitien voltrocken’ in Heusden en ’s-Hertogenbosch, en op order van de Graaf van Nassau ook in het garnizoen van Hasselt.13 Peter Everts van Oldenburg sterft op 21 januari 1681 in ’s-Hertogenbosch en wordt aldaar (‘te Cruysbroers’) op 25 januari 1681 begraven.14 Omdat na het overlijden van een scherprechter ‘desselfs ampt binnen drye (3) daegen volgens t’reglement van haer Ho: Mo: weder moetende vergeven werden’, werden de schepenen bijeengeroepen, om ‘daer over te deliberen aen wien goet soude vinden ’t selve te deseseren’. Er wordt dan geheel volgens verwachting

11

JAARGANG 1 • NUMMER 3 • SEPTEMBER 2014


Afb. 6. Mr. Hans Jurrien Kahle, lutherse lidmaat Breda, 1690. De tekst luidt als volgt: ‘den Hans Jorgen Kaele eene attestatie gegeven, wegen het gebruyk des H. Avontmaels, den 13. 9bris (november) 1690 woonende tot S’Hertogenboss’. (Stadsarchief Breda)

Afb. 7. Begrafenis-inschrijving van Hans Caelle (Hans Jurrien Kahle), 1 april 1705. (Stadsarchief ’s-Hertogenbosch)

Op 26 mei hierop volgend verkreeg Johannes Kahle tevens ook zijn aanstelling als: ‘Scherpregter van den krijgsraad des garnisoens van ’sHertogenbosch, in plaatse van Hans Jurrien Calen welke deese wereld overleeden is’.19 Johannes is dan pas 20 jaar oud en op dat moment ook nog scherprechter te Breda. Op 11 maart 1704 was namelijk de Bredase scherprechter Ernst Kahle overleden.20 Kort hierop haalde zijn weduwe Aeltien Kleemann haar ‘aangetrouwde’ neefje Johannes (zoon van de Bossche scherprechter) in huis. Johannes Kahle, dan eigenlijk nog onervaren, volgde per direct zijn halfoom op als scherprechter te Breda. De weduwe Aeltien Kleemann was in 1704 nog redelijk jong (32 jaar oud) en zag in Johannes een verse echtgenoot. En heel belangrijk: door een scherprechter te trouwen, bleef de aanstelling gewaarborgd. Echter, het door Aeltien Kleemann en Johannes Kahle voorgenomen huwelijk werd door de Bredase kerkenraad geweigerd. Daarom trok het inventieve ‘liefdespaar’ begin 1705 naar de stad Amsterdam om daar in alle anonimiteit te trouwen. Mr. Johannes Kahle gaf bij zijn ondertrouw aan chirurgijn (!) te zijn en op de Oudeschans te wonen, terwijl Aeltien in de Romeinsarmsteeg woonde (afb. 8). Door zich geen scherprechter te noemen, bleven hem vele lastige vragen bespaard. Als chirurgijn (zijn nevenberoep) kon hij anoniem blijven. Er waren immers vele chirurgijns in Amsterdam. Op 8 maart 1705 trouwden ze in de Amsterdamse gereformeerde Oude Kerk.

voor ‘mr. Hans Jurrien Caale inwoonder deser Stadt’ gekozen. Op 26 januari 1681 wordt mr. Hans Jurrien op een tractement van ‘negen gulden sweex (=per week) ende vijftich guldens jaers voor huishuyer’ als nieuwe Bossche scherprechter aangesteld.15 Mr. Hans Jurrien stond als lutherse lidmaat in Breda ingeschreven (afb. 6). Op 8 februari 1684 werd ‘Hans Jurien Kael, meester vanden scherpen gerechtte deser stadt’ nog als poorter van ’s-Hertogenbosch toegelaten (eed: 10 februari 1684). Een voorrecht dat in de andere steden zelden aan de scherprechter werd toegekend.16 Mr. Hans Jurrien Kahle werd op 1 april 1705 in de Bossche Geertruikerk begraven (afb. 7). Zijn echtgenote Catharina Everts van Oldenburg (‘de vrouw van Hans Kale’) werd kort na hem op 12 juni 1705 in dezelfde kerk ter aarde besteld.17

Huwelijksverbod Direct na het overlijden van mr. Hans Jurrien Kahle werd diens zoon Johannes Kahle op 4 april 1705 tot de nieuwe scherprechter van ’s-Hertogenbosch benoemd: ‘Is bij de Heere Dirck s’Gravensande praesident voorgebragt, dat met het overlijden van Hans Jurien Calen de Scherpreg­ters plaets deser Stadt was comen te vaceren off de Heeren vande Leeden (= stadsbestuur) niet goet soude vinden daer toe een ander bequaem persoon aen te stellen. Waarop gedelibereert sijnde is goet gevonden ende verstaen aen te stellen tot Scherpregter deser Stadt den persoon van Jan Caale, onder het tractement daertoe staende.’18

BOSSCHE KRINGEN

12

JAARGANG 1 • NUMMER 3 • SEPTEMBER 2014


Bloedschendig huwelijk

van de schout gebracht, terwijl de Bredase kerkenraad per missive bedankt werd ‘voor haar Christelijken ijver en Godtsvrugd’.24 Mr. Johannes Kahle/Calen (‘voor heen Scherpreghter tot Breda, ende alsnu tot s’Bosch’) geeft zich echter niet gewonnen en laat eind 1705 weten, dat ‘Menschen van haer Mestier (=métier, beroep) soo niet tereght connen raeken om te trouwen’. Er werd gewoonlijk immers alleen binnen de ‘scherprechterswereld’ getrouwd. Hij vraagt per direct aan de Staten-Generaal om dispensatie van het echtreglement en om wettiging van zijn alreeds ‘geconsommeerde huwelijck’ (afb. 9).25 Aeltje Clemens is dan reeds in blijde verwachting van hun eerste dochter,26 maar Kahles argumenten zijn niet overtuigend genoeg. Het verzoek wordt geweigerd.

Na het ‘Amsterdamse’ huwelijk lezen we in de Bredase ‘acta consistorii’ (gereformeerd) dat onze: ‘Scerprigter Kalè [Kahle] elders buiten dese Stadt in Ondertrou sekerlijk opgenomen [is] en ook actueel getrout (:sonder hyr te sijn geproclameert, niet tegenstaande beide tot Breda woonen:) met de weduwe van den voorigen Scerprigter Kalè, vaders halfbroeder van de tegenwoordige Scerprigter, en dus met sijn angetrouwde moeie (=tante)’.21 Het clandestiene en bloedschendige huwelijk verwekte in Breda een gevoel van afkeer en de kerkenraad kwam direct in actie. Er werd nu eendrachtig besloten om de weduwe Aeltien Kleemann voortaan van het Heilig Avondmaal uit te sluiten. Bovendien zou de weduwe ook als lidmaat geschorst worden (‘uitwerpinge uit de Gemeente’). Ook werd er nu besloten om de Bossche kerkenraad verder in te lichten over: ‘het bloedschendigh huwelijk van den geweesen Scherpreghter Kalè met de weduwe van den vorigen Scherpregter Kalè, sijn vaders half broeder’.22 De Bossche kerkenraad vraagt hierop om ontbinding van het reeds gesloten huwelijk.23 Het clandestiene huwelijk wordt door de Bossche schepenen ter kennis

Afwijzingen In de jaren 1707 en 1714 vraagt Johannes Kahle wederom om wettiging van zijn eerder gesloten huwelijk. Maar opnieuw volgen afwijzingen van de Staten-Generaal, die hun advies hadden ingewonnen bij de Raad van Brabant.27 Op 21 december 1713 passeert voor notaris De Cassemajor het besloten testament (op langstlevende) van: ‘Johan Cale Inwoonende Borger deser Stadt [’s-Hertogenbosch] ende Aeltje Clemans Eechte tot Amsterdam

Afb. 8. Amsterdam, ondertrouw van Johannes Cale en Aeltie Clemans, 20 februari 1705. (Stadsarchief Amsterdam)

BOSSCHE KRINGEN

13

JAARGANG 1 • NUMMER 3 • SEPTEMBER 2014


Afb. 9. Negatief advies van de Raad van Brabant aan de Staten-Generaal op het verzoek om dispensatie van Johan Calen, 7 dec. 1705. (BHIC ’s-Hertogenbosch)

getrouwde Luyden’.28 Heel nadrukkelijk geeft het echtpaar hier aan, dat het te Amsterdam is getrouwd! Verder wordt in het testament ook hun ‘saam verweckte kint’ vermeld (=Catharina Kahle/Caale).29 Aeltien Kleeman en Johannes Kahle werden, respectievelijk op 6 januari 1729 en 30 maart 1736, in de Bossche Geertruikerk begraven. Ook dochter Catharina werd aldaar op 10 augustus 1737 begraven (‘de vrouw van Johan Nanning’). Na deze overlijdens wordt op 22 oktober 1737 op verzoek van scherprechter Johannes Nanning30 (dan weduwnaar van dochter Catharina) en andere nabestaanden het besloten testament van ‘Jan Calle en Aeltje Clemens egteluyden’ geopend.31 Na deze opening wordt op 29 oktober 1737 taxatie en op 4 november 1737 inventarisatie gedaan van de aanwezige goederen: ‘met

BOSSCHE KRINGEN

der doot ontruijmt en naergelaete bij Johannes Caale en Aeltie Klemans als leefde egte luijden en die bevonden sijn overigh te wesen en niet verteert te sijn mits dood en aflijvigheijt van Catharina Caale in leven huysvrou van Johannes Nanningh, in wonende Borger deser Stad’.32 De taxatie van de inboedel wordt bepaald op 910 gulden en 8 stuivers. Mr. Johannes Nanning is de enige erfgenaam ‘van sijn Huijsvrou [Catharina Caale] ende verder Erffgenamen van Johan Caale’. Blijkbaar heeft het scherprechters-echtpaar KahleKleemann zich niets aangetrokken van hun permanent geweigerde huwelijk. Zij leidden een vrij normaal leven binnen de stad ’s-Hertogenbosch en werden daar met alle respect in de kerk (Geertruikerk) begraven!

14

JAARGANG 1 • NUMMER 3 • SEPTEMBER 2014


Kermis anno 1913

* Cornelis R.H. (Cees) Snijder (1946) verricht uit persoonlijke interesse historisch onderzoek naar de Nederlandse scherprechtersgeslachten. Hij houdt zich aanbevolen voor nieuwe vondsten met betrekking tot de (Bossche) scherprechters: snijder@scherprechter.nl.

De kermis van 1913 vindt plaats van 14 tot en met 22 september. Op de kermis zelf komen we een nieuwe attractie tegen: Ze vliegen. Op de Markt kan men vliegen in machines “systeem Bleriot”. De machines worden “door electriciteit gedreven”. Op de Pensmarkt staat de Rodelbaan, met “Trottoir Roulant”; het is “Zwitsersche Alpensport” en de exploitant hoopt “met een druk bezoek vereerd te zullen worden”. Ook de Salon-Caroussel met Cake Walk is present en tegenover Sociëteit de Arend staat een Lachhuis, “overal reuzen succes”. Liefst twee firma’s adverteren met “Kermiscadeaux en kinderspeelgoederen”: De Adelaar en de Wilhelmina-Bazar. Bij Tip Top op de Pensmarkt kan men zich laten fotograferen. Dan is er een verscheidenheid aan randamusement. Aan de Koningsweg is het “Eerste Nederl. Revue-gezelschap” neergestreken: “50 Artisten - 300 Costumes – 30 Décors” zijn er voor ’t Zal wel wennen!, een “Groote Pracht-Revue in drie acten”. Entree van ƒ 0,50 tot ƒ 1,50. Op het Meijerijplein, “achter het oude station” treedt de Nieuwe Nederlandsche Tooneelvereeniging op. In de Chicago bioscoop is, naast een filmprogramma, ook variété te zien: “Fantoches: Mysterieuze verschijningen, en De Wilde: Imitateur Excentrique”. Schouwburg Casinoo biedt een gevarieerd programma, onder andere een pantomime, een komische jongleur, een humorist en “Mejuffrouw Adrienne Solser, Hollandsche transformatie-Soubrette”. Tot slot kan er op veel plaatsen gedanst worden. Vier gelegenheden adverteren in de krant: De Unie (aan de Veemarkt!, entree 15 cent per persoon), café-restaurant Frans de Wilt (hoek Kerkstraat en Parade), Café In den Brouwketel (Hinthamerstraat tegenover de Sint-Jan, consumpties 7 cent) en het Amsterdamsch Café-Restaurant in de Vughterstraat.

Noten 1 Gisela Wilbertz, ‘Wohnstätten und Tätigkeitsbereiche von Scharfrichtern und von Abdeckern. Organisatorischer Zusammenhang und personale Differenz’, in: Richtstättenarchäologie, bewerkt door Jost Auler (Dormagen 2008), pag. 506-531, ald. 506. 2 Bert Verwerft, De beul in het Markizaat van Antwerpen tijdens de Bourgondische en Habsburgse periode (1405-1550), (Gent 2007, scriptie Universiteit Gent), pag 6. 3 Cornelis R.H. Snijder, ‘Het scherprechtersgeslacht Van Gelder (Von Geldern)’, in: De Nederlandsche Leeuw 131 (2014), pag. 1-20, ald. 1-3. 4 De ledezetter (lidzetter) is een behandelaar van kreupelheid en dislocaties na fracturen en verminking. 5 Stadsarchief Dordrecht, Notariële Archieven Dordrecht, toegangnr. 20, inv.nr. 124, fol. 493-494, 20 mei 1676 (notaris Gijsbert de Jager jr.): Mr. Benedictus Kellenaer (1651-1706), scherprechter te Dordrecht 1673-1680, liet omwille van dit oude gewoonterecht een notariële verklaring optekenen. 6 Cornelis R.H. Snijder, ‘Scherprechters te Maastricht, 1580-1870. Een historisch-genealogische studie’, in: De Nederlandsche Leeuw 119 (2002), kol. 145-220, ald. 145-146. 7 Henrich Kahle jr., tot 1654 scherprechter te Rietberg, daarna scherprechter te Wiedenbrück 16541670. 8 Gisela Wilbertz, Scharfrichter und Abdecker im Hochstift Osnabrück. Untersuchungen zur Sozialgeschichte zweier »unehrlicher« Berufe im nordwestdeutschen Raum vom 16. bis zum 19. Jahrhundert

(Osnabrück 1979), pag. 143, 151 en 222. 9 Mr. Peter Everts van Oldenburg, scherprechter te ’s-Hertogenbosch (1632-1681), zoon van Mr. Matthias (‘Matze’) Everts van Oldenburg, scherprechter te Oldenburg (1614-1625), en Elisabeth N. 10 Stadsarchief ’s-Hertogenbosch (SAHt), Oud Stadsarchief (OSA), inv.nr. 305, fol. 245-246, 30 mei 1668. 11 Mr. Hans Everts van Oldenburg, scherprechter te Oldersum/Oost-Friesland (1625-1631), Coevorden (1630-1651) en Groningen (1650-1660). 12 Mr. Hans Falckenhagen is in Gottorp (Sleeswijk-Holstein) geboren, scherprechter (1674) in de vesting Naarden, daarna scherprechter te Bergen op Zoom (1680-1687) en overleed aldaar op 29 juli 1687. 13 Brabants Historisch Informatie Centrum ’s-Hertogenbosch (BHIC), toegangnr. 9 (Archief Raad en Rentmeester-generaal der Domeinen), inv.nr. 24, fol. 4vo. 14 SAHt, Archief schepenbank van Empel, inv.nr. 78, fol. 11-11vo, 21 jan. 1681; SAHt, OSA 6007, fol. 62-62vo, 25 jan. 1681. 15 SAHt, OSA 315, fol. 83vo. 16 SAHt, OSA 3268, fol. 216vo. 17 SAHt, OSA 6026, fol. 87vo-88 en 88-88vo; SAHt, OSA 6134, fol. 85 en 87. 18 SAHt, OSA 331, fol. 171vo. 19 Nationaal Archief, Archief Raad van State, toegangnr. 1.01.19, inv.nr. 1535, Commissies, fol. 48vo-49. 20 Stadsarchief Breda (SAB), Lutherse lidmaten 1668: ‘Ernst Kaele, Scherprigter, obiit den ii Mart: 1704, praeteritae noctis’ (bij het verstrijken van de nacht). 21 SAB, Hervormde Gemeente Breda, toegangnr. 0303, inv.nr. 7, ongefol., 4 april 1705. 22 SAB, toegangnr. 0303, inv.nr. 7, ongefol., 20 juni 1705. 23 SAHt, OSA 616, ongefol., 29 juni 1705. 24 SAHt, OSA 423, fol. 36vo-37vo, 9 juli 1705; SAB, toegangnr. 303, ongefol., 11 juli 1705. 25 SAHt, OSA 3399, fol. 101, 30 nov. 1705; Ibidem, fol. 103-103vo, 29 dec. 1705; BHIC, toegangnr. 322 (Collectie Martini), inv.nr. 98, fol. 68vo, 30 nov. 1705; Ibidem, fol. 69, 29 dec. 1705; BHIC, toegangnr. 19 (Archief Raad van Brabant), inv.nr. 2, resolutienr. 1017, fol. 693, 7 dec. 1705; Ibidem, inv.nr. 433, ongefol., 15 dec. 1705. 26 Anna Kale (Kahle), gedoopt ’s-Hertogenbosch (Grote Kerk) 28 maart 1706, overl. voor 21 dec. 1713. 27 SAHt, OSA 3399, fol. 105-105vo, 13 april 1707; Ibidem, fol. 114, 4 mei 1714; BHIC, toegangnr. 322 (Collectie Martini), inv.nr. 98, fol. 70, 13 april 1707; Ibidem, fol. 75, 4 mei 1714; BHIC, toegangnr. 315 (Collectie Santvoort), fol. 428, 14 april 1707; BHIC, toegangnr. 19 (Raad van Brabant), inv.nr. 433, ongefol., 2 mei 1714; Ibidem, inv.nr. 3, fol. 373-374, 3 mei 1714 (nr. 1411); BHIC, toegangnr. 19, fol. 374, 5 juni 1714 (nr. 1412). 28 SAHt, Notariële Archieven, inv.nr. 2953, fol. 615-616, 21 dec. 1713. 29 Cath(a)rina Kahle (Kil, Calé, Caale), ged. ’s-Hertogen­bosch (Grote Kerk) 30-1-1709, tr. 1736 Johannes Nanning. 30 Johannes Nanning, ged. Breda (Grote Kerk) 13 mei 1707, scherprechter te ’s-Hertogenbosch (1736-1742), begr. ald. (Geertruikerk) 3 febr. 1742, zn. van Christiaen Nanning, adj.-scherprechter te Zwolle (1699-1705), scherprechter te Breda (1705-1709), en Willemina Smits. 31 SAHt, Notariële Archieven, inv.nr. 2954, fol. 46vo, 22 okt. 1737. 32 SAHt, Notariële Archieven, inv.nr. 3030, fol. 412vo-417, 29 okt. 1737; Ibidem, fol. 425-429vo, 4 nov. 1737.

Opbergcassette Bossche Kringen Omdat we weten dat veel mensen tijdschriften graag bewaren, hebben we bedacht een cassette uit te brengen om dat bewaren ordelijk te laten verlopen. De cassette is nog niet op de markt. We willen graag van u weten of er voldoende belangstelling voor bestaat. Dus: wilt u een cassette om Bossche Kringen mooi te bewaren, stuur dan even een mailtje naar de redactie. Bij voldoende belangstelling gaan we de cassettes laten drukken.

BOSSCHE KRINGEN

15

JAARGANG 1 • NUMMER 3 • SEPTEMBER 2014


Tekst: Jan Korsten en Nik de Vries Foto’s: Ellie de Vries

Monumenten Bootgesprekken

11

Kleine monumenten zijn geen wegwerpartikelen Oplettende wandelaars komen her en der in de stad stenen tegen met spreuken van Domien van Gent. ‘Oe Gotte, kèk daor’, ‘Van wie bende gij d’r eentje?’, ’Rikkemedaosie’ en zo meer. De stenen zijn op kinderhoogte aangebracht om ook de jonge generatie in contact te brengen met het Bosch dialect. Ze zijn een initiatief van de werkgroep Het Kleine Monument van de Kring Vrienden van ’s-Hertogenbosch. Het is een actieve werkgroep die regelmatig naar buiten treedt met reddingacties voor verwaarloosde kleine monumenten, het nomineren van kandidaten voor de Kringplaquette en met de onthulling van nieuwe spreukstenen. Dit jaar viert de werkgroep het vijfentwintigjarig bestaan, reden genoeg voor een bootgesprek.

Liefde voor de stad Op een zomeravond in augustus varen we met een delegatie van de werkgroep Het Kleine Monu‑ ment, Nort Lammers, Piet van Leeuwen, Rien Mulders en Henk van Vugt, over de Binnendieze voor een bootgesprek. Nort Lammers is al sinds het begin in 1989 actief binnen de groep, Piet van Leeuwen sinds 1994, Henk van Vugt sinds

V.l.n.r.: Nort Lammers, Nik de Vries, Piet van Leeuwen, Rien Mulders, Jan Korsten en Henk van Vugt.

BOSSCHE KRINGEN

16

JAARGANG 1 • NUMMER 3 • SEPTEMBER 2014


anderhalf jaar en Rien Mulders is dit jaar lid geworden. De drijfveer is van alle vier hetzelfde: liefde voor de stad en ook iets tastbaars willen doen van de stad. Nort Lammers was 25 jaar geleden een van de initiatiefnemers. Dat gebeurde onder andere uit woede en frustratie over de slordige en onzorgvuldige omgang met kleine monumenten die zo belangrijk zijn voor het straatbeeld. Wanneer er geen aandacht aan wordt besteed, verdwijnen ze op een gegeven moment eenvoudigweg. Volgens Lammers zijn kleine monumenten echter geen wegwerpartikelen en verdienen ze beter.

Veel initiatieven Suggesties voor nieuwe projecten komen uit allerlei hoeken. Natuur‑ lijk gaan de leden van de werk‑ groep zelf op onderzoek uit. Er komen echter ook suggesties van Bosschenaren. Het streven is overigens niet om alles te bewaren, dat is ondoenlijk en ook niet wenselijk. Bij het maken van de noodzakelijke keuzes is een belangrijk criterium dat een monu‑ ment nog steeds leeft in de directe omgeving. De afgelopen kwart eeuw heeft de werkgroep in samenwerking met BAM, gemeente, individuele Bosschenaren en het bedrijfsleven veel bereikt. Enkele hoogtepunten zijn de recente terugkeer van het beeldje van pastoor De Kroon in de tuin van de voormalige pastorie van de Sint-Pieter, de replica van de Vaas van Vreugde op het Juli‑ anaplein, het uithangbord In de Palmboom aan de Hinthamerstraat 212 en het borstbeeld van Karel V in de Hof van Zevenbergen. Eind augustus wordt ook de Pelikaan‑ fontein, eindelijk in volle glorie hersteld, op zijn nieuwe plaats in de

Beurdsestraat in werking gesteld, iets wat al bijna sinds het begin op de wensenlijst stond.

Gevelstenen Tussendoor passeren we ook op de Binnendieze verschillende kleine monumenten in de vorm van gevelstenen. Deze ‘Diezestenen’ worden momenteel geïnventari‑ seerd, waarbij de precieze locatie met behulp van gps wordt vastge‑ legd. Iets wat overigens onder de overkluizingen van de stadsrivier niet altijd even gemakkelijk is. Het project is onderdeel van een lopende inventarisatie van alle gevelstenen in ’s-Hertogenbosch. Andere activiteiten zijn de eerder al genoemde stenen met spreuken van Domien van Gent en het nomineren van gebouwen voor de Kringplaquette. Die plaquette is een beloning voor het met zorg restaureren en onderhouden van historische commerciële panden in de binnenstad.

Plannen voor de toekomst Hoewel de werkgroep de afgelopen kwart eeuw veel voor elkaar heeft gekregen, is het nog lang geen tijd om op de lauweren te gaan rusten. Er zijn nog voldoende uitdagingen voorhanden. Zo zwengelde de werkgroep jaren geleden met succes de discussie aan om het Heilig Hartbeeld op het Emmaplein te restau‑ reren. Het beeld werd inderdaad in volle luister hersteld, alleen verdwenen de vier wapenschildjes die er oorspronkelijk opzaten. Die schildjes moeten terug. De werk‑ groep Heraldiek heeft inmiddels uitgezocht om welke wapens het gaat. De volgende stap is het vinden van personen of instanties die het project financieel mogelijk willen maken.

BOSSCHE KRINGEN

17

Andere projecten zijn het vinden van een nieuwe locatie in het Jeroen Bosch Ziekenhuis van het straatnaambordje ‘De Plein’, het plaatsen van de (gerestaureerde) naambordjes op de huizen van de Hinthamerstraat, de restauratie van het grafsteentje van Anna Santini in de zuidelijke buitenmuur van de Sint-Jan, het terugplaatsen van een straatnaambord bij de steeg Achter de Vergulde Ploeg en het terugplaatsen de plaquette van burgemeester Loeff bij stadion De Vliert. Die plaquette werd recente‑ lijk teruggevonden in een gemeen‑ teloods en was in 1951 onthuld bij gelegenheid van de opening van het stadion. Bij de bouw van het vernieuwde stadion verdween de plaquette letterlijk uit beeld. Rest ons nog de heren te bedanken voor het openhartige gesprek. We wensen de werkgroep nog veel successen en succesjes.

JAARGANG 1 • NUMMER 3 • SEPTEMBER 2014


Tekst: Geert Donkers Foto’s: Stadsarchief

Architectuur

De Zusters van Liefde van Jezus en Maria Moeder van Goede Bijstand te Schijndel in Rosmalen en ’s-Hertogenbosch 1 In de voorbije maanden was er in dit blad aandacht voor het leven en werk van de Broeders van Maastricht in ’s-Hertogenbosch. Ook de Zusters van Schijndel hebben in onze gemeente activiteiten ontplooid. Zij hebben zowel in Rosmalen als in ’s-Hertogenbosch gewoond en gewerkt. In enkele afleveringen wordt hun werk belicht.

Van Meeuwengesticht circa 1930.

BOSSCHE KRINGEN

18

JAARGANG 1 • NUMMER 3 • SEPTEMBER 2014


Inleiding In de 19de eeuw leidde een aanzienlijke groep mensen in Schijndel een armoedig bestaan. Zij waren aangewezen op de bedeling, op werkverschaffingsprojecten van de gemeente en op hulp vanuit andere organisaties zoals de kerk. Vanaf 1831 was Antonius van Erp (1797-1861) pastoor in Schijndel. Als pastoor legde hij een grote sociale belangstelling aan de dag. Vooral de zorg voor de arme zieke medemens en de mogelijkheden tot het volgen van onderwijs met name voor meisjes vond hij van groot belang. Van Erp richtte een schooltje op waar meisjes onder‑ wezen werden in godsdienst en handwerken. Hij richtte een verzoek om hulp aan de Zusters van Tilburg. Deze congregatie was gesticht door Johannes Zwijsen, pastoor in Tilburg. Van Erp was met hem bevriend. Het verzoek bleek tever‑ geefs en bij pastoor Van Erp rijpte het plan om zelf een congregatie te stichten. Hij kende een vrouw, Maria de Bref, die haar noviciaat doorbracht bij de Zusters van Tilburg. Na haar professie in 1836 vestigde zij zich met enkele medezusters in de oude pastorie in Schijndel. Aanvankelijk was er nog geen sprake van een klooster, maar van een ‘associ‑ atie tot het oprichten van een huis of gesticht’. Ook kloosternamen werden in officiële stukken nog niet gebruikt. 1 november 1836 werd de officiële stichtingsdatum van de Congre‑ gatie van Liefdadigheid van Jezus en Maria, de Moeder van den Goeden Bijstand. In 1837 kregen ze toestemming voor de oprichting van een lagere school. De eerste

overste, Maria de Bref, behaalde daarvoor haar onderwijsbevoegd‑ heid. Vanaf het begin van de stichting had pastoor Van Erp voorzien in een eenvoudig regelboek. Deze zogenaamde constitutie was de basis voor de congregatie. De regel van de Zusters van Liefde uit Tilburg stond model voor die van de Zusters van Schijndel. Twee elementen bleven, ook na herzie‑ ningen van de regel, van belang voor de zusters: de godsdienstige en geestelijke vorming van de leden en het zich toeleggen op de noden van de medemens. Het devies Ora et labora was een kernachtige samenvatting van het klooster­

mei 1881 kreeg de constitutie de officiële goedkeuring van paus Leo XIII. De praktijk van alledag werd vast‑ gelegd in een boekje met ‘bijzon‑ dere regelen’, het zogenaamde directorium. Voorschriften met betrekking tot onder andere kleding, behuizing en voeding werden hierin beschreven. Reeds in de eerste jaren van het bestaan van de congregatie meldden zich regelmatig nieuwe postulanten. De omstandigheden in het klooster waren echter moei‑ lijk: de zusters hadden nauwelijks inkomsten en ontbeerden vaak de eerste levensbehoeften. In die beginfase was het sterftecijfer onder de jonge zusters hoog.

Mariaschool voor meisjes 1948.

ideaal. Bovendien legden de leden de geloften af van gehoorzaamheid, kuisheid en armoede. Met name in de beginfase was het vinden van een goede afweging tussen bidden en werken problematisch. Deze vorm van religieus leven was immers nieuw en kende weinig historische voorbeelden. Op 27

BOSSCHE KRINGEN

19

De eerste stichting van een klooster buiten Schijndel was in 1856 in Geldrop waar een broer van pastoor Van Erp pastoor was. Van 1856 tot 1929 werden 36 nieuwe kloosters, ofwel succur‑ salen gesticht. In de jaren ’20 vertrokken de eerste zusters naar de missie. Vlak voor de Tweede

JAARGANG 1 • NUMMER 3 • SEPTEMBER 2014


Wereldoorlog waren er in Neder‑ land en elders 47 kloosters. In 1896 ging de eigen kweekschool in Schijndel van start. Deze school was uiteraard van groot belang, omdat het geven van onderwijs tot een van de hoofdtaken van de congregatie gerekend werd. In 1873 kwamen de Zusters van Schijndel naar Rosmalen en in 1929 stichtten zij het klooster in de Nemiusstraat te ’s-Hertogenbosch. De geschiedenis van de Zusters van Schijndel in de gemeente ’s-Herto‑ genbosch wordt hier beschreven.

1. Het klooster ’Huis Van Meeuwen’ te Rosmalen: stichting Vanaf 21 april 1873 waren de Zusters van Schijndel werkzaam in Rosmalen. Zij vestigden zich in Rosmalen op uitnodiging van pastoor Joh. Oliviers. De bouw van hun klooster werd mogelijk door een grote financiële inbreng van mevrouw Theresia van Meeu‑ wen-Coenen. Zij was een gefor‑ tuneerde vrouw, die oorspronkelijk afkomstig was uit ’s-Hertogen‑ bosch. Zij bezat onder andere het

buitengoed Eykenburg bij het dorp Maliskamp. Uit de verkoop van deze grond zou daar een gesticht voor arme, oude mensen gebouwd worden. Er lag een plan klaar voor het gebouw: een tekening van de Bossche architect Nabbe. De pastoor wist mevrouw Van Meeuwen echter over te halen het klooster niet in Maliskamp maar in Rosmalen aan de Kerkenhoek te bouwen. Uit enkele bewaarde brieven van mevrouw Van Meeuwen bleek dat zij in het huis één kamer voor haarzelf opeiste en dat het gesticht haar naam moest dragen. De brieven werden verstuurd uit Aken. Zij verbleef daar vanwege haar slechte gezondheid en over‑ leed er ook in mei 1882. Het totale kapitaal van ƒ 50.000,- werd, uiteraard, onder grote erkentelijk‑ heid van de Rosmalense parochie geaccepteerd. Voordat de zusters naar Rosmalen kwamen werd er een Acte van Overeenkomst gesloten tussen het bestuur van de congregatie in Schijndel en het kerkbestuur van de parochie Sint-Lambertus te Rosmalen. Algemeen overste van de zusters was toen zuster Emma‑

Klooster Het klooster werd toegewijd aan het H. Hart van Jezus. Of het gebouw gerealiseerd werd naar het reeds eerder genoemde plan bleef vooralsnog onduidelijk. Het klooster werd gebouwd in een U-vorm. Het middelste hoofdge‑ bouw was twee verdiepingen hoog en kreeg een iets uitspringend deel waar zich de ingang bevond. Boven de deur was een spitsbogig muur‑ vlak. “Het met pannen gedekte schilddak werd gedragen door een overstekende dakgoot op consoles, waartussen gemetselde boogjes,” beschreef Jan Smits in zijn vade‑ mecum. Aan weerszijden van het hoofdgebouw bevonden zich naar voren uitspringende eenlaagse vleugels. In eerste instantie werd het klooster bewoond door vijf zusters. Bij het toenemen van de taken

Zusters bij 75-jarig bestaan Van Meeuwengesticht 1948.

BOSSCHE KRINGEN

nual de Gier. In deze acte werden in een aantal artikelen de rechten en plichten van beide partijen vastge‑ legd. Er werd onder andere bepaald dat het gesticht en de zusters onder het gezag van het moeder‑ huis in Schijndel bleven. Voorts dat de taken van de zusters in het onderwijs en in de verzorging van oude mannen en vrouwen lagen. In het gesticht was plaats voor maxi‑ maal 12 ouderen. De kosten van de zusters kwamen voor rekening van het kerkbestuur en werden vastge‑ steld op ƒ 700,- per jaar. Verande‑ ringen in het contract waren alleen mogelijk met tussenkomst van de bisschop van ’s-Hertogenbosch. Op 3 februari 1874 berichtte het kerkbestuur van de paro‑ chie H. Lambertus officieel aan het Gemeentebestuur dat een ‘instelling van weldadigheid’ was opgericht in het gebouw ‘Liefdadig‑ heidsgesticht van Meeuwen’.

20

JAARGANG 1 • NUMMER 3 • SEPTEMBER 2014


groeide het aantal zusters uiter‑ aard. De andere bewoners waren ouden van dagen. Aanvankelijk moest men genoegen nemen met een sobere, armoedige inrichting. Het eenvoudige huisraad werd vanuit Schijndel aangevoerd. In 1895 werd de eerste steen gelegd voor de kapel. Op 8 april 1896 werd de kapel ingezegend. De zusters voorzagen in hun levensonderhoud uit de bijdragen van het kerkbestuur en uit bijdragen in de pensionkosten van de ouden van dagen. Verder had mevrouw Van Meeuwen grond in Rosmalen nagelaten, waarvan de zusters het vruchtgebruik hadden. Het betrof onder andere weilanden aan de Maaskant, de zogenaamde Zeven Morgen, met grazend vee. Ondanks deze inkomsten leden de zusters een armoedig bestaan.

De werkzaamheden van de zusters: onderwijs Op 1 mei 1873 begonnen de zusters Helena van Kant en Hendrika Maria de Gier met het geven van bijzonder onderwijs aan een groep van 48 meisjes. Een jaar later waren dat er al 80. In de oogsttijd echter waren het er aanzienlijk minder: de kinderen moesten op het land helpen. In 1896 werden de scholen (kleuter- en lager onderwijs) verder uitgebreid, terwijl in 1906 nieuwe schoolgebouwen tot stand kwamen. Dit gebeurde onder pastoor Fritsen. In een nieuwe overeenkomst kwamen de congre‑ gatie en het kerkbestuur overeen dat in het onderwijs aandacht moest zijn voor de catechismus en voor handwerken. Voorts regelde het congregatiebestuur het aantal zusters dat nodig was en zorgde het kerkbestuur voor de gebouwen en de meubels.

Verwoeste sacristie en gebouw Van Meeuwengesticht 1948.

Men kreeg in 1929 een tegenvaller te verwerken. De inspecties van onderwijs en volksgezondheid keurden namelijk het gebouw van de bewaarschool en de drie lokalen van de laagste klassen van de lagere school af. In 1932 werden deze klassen ondergebracht in het gebouw van de oude jongens‑ school; het kleuteronderwijs lag jarenlang stil. Pas zeven jaar later was er weer ruimte voor de kleu‑ ters. Voor het onderwijs in Rosmalen was 3 mei 1939 een belangrijke datum. Op die dag werd de nieuwe

BOSSCHE KRINGEN

21

Mariaschool plechtig ingezegend. Het gebouw was door architect H.W. Valk ontworpen in boerder‑ ijstijl. Deze bouwwijze zou voor de kinderen van Rosmalen een ‘thuis‑ gevoel’ geven. Bovendien paste de school ruimtelijk gezien zeer goed in deze omgeving. De vreugde voor de kinderen was echter van korte duur. Enkele maanden later werden er gemobiliseerde soldaten in de school ondergebracht. In de naoorlogse decennia kreeg de school door diverse verbou‑ wingen een U-vorm. In 1960 werd als hoofd van de Mariaschool

JAARGANG 1 • NUMMER 3 • SEPTEMBER 2014


een leek, de heer C. Pennings, benoemd. Eind jaren ’80 verhuisde de school naar een andere locatie in het Ven. De oude Mariaschool werd kort daarna gesloopt. Vanuit de lagere school groeide in de jaren ’50 de zogenaamde 7de en 8ste klas, die een formele vorm kreeg in het VGLO (Voort Gezet Lager Onderwijs). Voor veel meisjes was deze verlenging van de onder‑ wijstijd bedoeld om de overgang naar het einde van de toenmalige leerplichtleeftijd te maken. In de jaren ’60 kwam uit het VGLO voor meisjes het Lager Huishoud- en Nijverheidsonderwijs (LHNO) voort. In augustus 1967 kwam in Rosmalen LHNO-school De Bron tot stand. Leiding en personeel waren nagenoeg gelijk aan de VGLO-school. Aan de school was tevens het Mater Amabiliswerk verbonden. Dit was vormingswerk voor de werkende jeugd. De school was aanvankelijk gevestigd aan de Van Meeuwenstraat. In 1977 kwam aan de Kattenbosch een nieuw‑ bouwschool tot stand voor circa 250 leerlingen. Ook hier traden de zusters terug uit de schoolleiding. De Bron bleef bestaan tot 1990. De school kwam toen onder de ophef‑ fingsnorm. De Zusters van Schijndel maakten dit niet meer mee. In 1987 waren de laatste zusters uit Rosmalen vertrokken.

Zorg De oorspronkelijke opzet van mevrouw Van Meeuwen was de oprichting van een liefdesgesticht. De huisvesting en verzorging van oude mannen en vrouwen behoorden derhalve tot de kern‑ taken van de zusters. Mannen waren ouder dan 65 jaar, vrouwen moesten de 60 gepasseerd zijn. Voor de verzorging van de ouden van dagen ontvingen de zusters

aanvankelijk ƒ 100,- exclusief medicijnen en begrafeniskosten. De vrouwen woonden links van de hoofdingang, terwijl de mannen hun verblijf aan de achterzijde van het gebouw hadden. Een telling uit 1951 gaf aan dat zo’n 11 zusters zorgden voor 37 ouden van dagen. Tot augustus 1953 was de zorg voor deze groep bejaarden aan de zusters toevertrouwd. In oktober 1882 werd in het klooster een weeshuis voor kinderen uit de parochie Rosmalen gesticht. Het doel was om verwaar‑ loosde kinderen of weesmeisjes tot ‘brave christenen en nuttige leden der maatschappij te vormen’. Meisjes werden geplaatst tussen 5 en 12 jaar. Zij mochten blijven tot zij in goede diensten konden worden geplaatst of tot ze in eigen behoefte konden voorzien. Ook jongens tot 7 jaar werden in het klooster opgevangen. Parochianen konden bijdragen in de zorg voor de weeskinderen. Vanaf 3 gulden werd men beschermheer of –vrouw. ‘Medeopzichter’ werd men bij een donatie van 25 gulden. In oktober 1934 werd het weeshuis opge‑ heven. Behalve de structurele zorg voor bejaarden en wezen stond het klooster open voor noodsituaties. Zo was het klooster toevluchts‑ oord tijdens overstromingen van de Maas op het eind van de 19de eeuw. Het klooster had namelijk een verdieping waarop men zich kon verschansen. Het klooster werd in 1876 ingericht als noodhos‑ pitaal tijdens een tyfusepidemie. De patiënten werden met eenvou‑ dige middelen door de zusters verpleegd. Op advies van de dokter rookten de zusters zelfs siga‑ retten om infectie te voorkomen.

BOSSCHE KRINGEN

22

In oktober 1914 namen de zusters tijdelijk 12 Belgische vluchtelingen op.

Het nieuwe klooster Vanwege achterstallig onderhoud en door oorlogsschade was de bouwkundige staat van Huis van Meeuwen slecht. In 1953 werd onder lichte dwang van de zusters in een vergadering van kerkbe‑ stuur, congregatieleiding, verte‑ genwoordigers van het bisdom en beoogd architect De Reus besloten om een deel van het klooster te slopen en te herbouwen. Na goedkeuring van de bouwplannen door de bisschoppelijke bouwcom‑ missie werd het werk aanbesteed. De werkzaamheden ten behoeve van de bejaarden werden beëindigd en de zusters namen tijdelijk hun intrek in het klooster in de Nemius‑ straat in ’s-Hertogenbosch. Op 27 april 1955 zegende pastoor Van der Heijden in aanwezigheid van genodigden het klooster in. Het klooster kreeg een L-vorm en had deels twee bouwlagen en voor een deel één verdieping. In de hoofd‑ vleugel bevond zich op de begane grond de kapel. Na het vertrek van de zusters uit Rosmalen in 1987 trachtte het parochiebestuur het klooster te verhuren. Het gemeentebestuur had echter andere plannen met deze locatie. Het kloostergebouw 2. Het werd uiteindelijk gesloopt. Op deze plaats werd een steunpunt voor ouderen gebouwd: Van Meeu‑ wenhof. (De bronnen worden vermeld bij de laatste aflevering)

JAARGANG 1 • NUMMER 3 • SEPTEMBER 2014


Tekst: Nik de Vries Foto’s: Ellie de Vries

Kleine kunst

Ladderwedstrijd 10 Zoals u ziet: deel 10 van de ladderwedstrijd. Ellie de Vries maakt steeds een detailfoto en het is aan u te zoeken waar dat detail thuishoort. Vorige keer hebben we het u niet te moeilijk gemaakt. De oplossing is: een reliëf van De Wijnschenker op de zijgevel van de Moriaan. Als winnaar hebben we dit keer Nort Lammers uit de hoge hoed getrokken. Voor hem ligt een leuke prijs klaar in het Kringhuis aan de Parade. Zoals gezegd, de plaquette bevindt zich aan de zijkant van de Moriaan, het pand waar de VVV zetelt en waar onlangs een dependance van Brownies en Downies is geopend. Na het opknappen van de zijgevel is ook het reliëf weer in volle glorie te aanschouwen. Het reliëf is een replica in brons van een Romeins tableau uit de tweede eeuw. Het origineel bevindt zich in het Landesmuseum in Trier. In 1985 schonk de stad Trier deze kopie aan zusterstad ’s-Hertogenbosch bij gelegenheid van het 800-jarig bestaan van onze stad. Kees van Houten schrijft bij zijn oplossing nog: “Over het pand is natuurlijk van alles te vertellen maar dat kan iedereen opzoeken. Wat ik wel weet is dat de vader van mijn schoonzoon Wim Jansen samen met zijn ouders in de Moriaan heeft gewoond. Tijdens

de 2e wereldoorlog hadden zij daar inkwartiering van Duitse leger officieren die zich keurig

gedroegen. Oma Jansen had later een schoenenwinkel op de Markt bij het stadhuis.”

En dan de volgende opgave: Ellie de Vries heeft opnieuw een foto gemaakt in de Bossche binnenstad. Aan u de taak te zoeken waar deze steen zich bevindt en dat ons te melden. Mocht u nog een aardige anekdote erbij hebben, graag! U kunt uw oplossing uiterlijk 8 oktober sturen naar de redactie van Bossche Kringen. We wensen u veel succes!

BOSSCHE KRINGEN

23

JAARGANG 1 • NUMMER 3 • SEPTEMBER 2014


Tekst: Frank Finkers Illustratie: Guus Ong

Moers Taal

Haskies en schutje speule Keinderspèllekes in ’s-Hertogenbosch

De levensvatbaarheid en de verandering van dialect kun je terugzien in het gebruik ervan door jongeren. In hoeverre is in Bosch dialectgebruik nog een van de belangrijkste activiteiten van kinderen, spelen, speule, terug te vinden? In het vorige nummer van Bossche Kringen roept Jos Swanenberg lezers op om vragenlijsten in te vullen die een afspiegeling moeten gaan vormen van dialectkennis in Brabant, ook van het Bosch. Deze lijsten moeten onder meer gegevens gaan opleveren over dialectverlies en dialectverandering. Het lijkt mij interessant als er daarbij ook aandacht zou zijn voor het dialectgebruik van spelende kinderen. In dialect spelende jeugd kan namelijk een belangrijke indicatie vormen van het behoud en het verlies, maar ook van de verandering van dialect. Het Bosch’ Woordenboek (1993) onderkent het belang van deze insteek en heeft daar vooral in het tweede deel (2002) nadrukkelijk oog voor. De schrijvers: ‘In dit tweede deel van het Bosch Woordenboek worden diverse spelletjes genoemd en beschreven. De meisjes hadden meestal hun eigen spelletjes, omdat die van de jongens dikwijls tamelijk ruw waren.’ Dan volgt er een hele reeks benamingen van in ’s-Hertogenbosch nog bestaande of inmiddels verdwenen spelvormen.

Speule Wie kent nog knebbelspul (een soort mikado), kruislesje (tikkertje), of kierieje/kieriotte (krijgertje spelen)? Zijn er eigenlijk wel Bossche kinderen die, als zij samen gaan knikkeren, het nog hebben over schutje speule? En zouden ze het dan ook hebben over het gevaar om bij dat knikkeren door je tegenspeler lillek kèps, lelijk blut gespeeld te worden? De knikkerterm knips, de mogelijkheid om tussentijds met je duim en wijsvinger met je eigen knikker een knikker

BOSSCHE KRINGEN

van je tegenstander weg te schieten, kennen ze die nog? Zouden ouders hun kinderen nog altijd waarschuwen dat spelen soms ook kan ontaarden in ruzie, in kètjesspul? Hebben kinderen het samen nu nog, als ze verstoppertje spelen, over haskies of haskies speule? Ik vermoed dat dergelijk taalgebruik nog maar heel weinig voorkomt, wellicht op nog maar enkele plekken in de stad. Is er iets voor in de plaats gekomen? Intrigerende vragen voor zo’n onderzoek.

Koekerèl, koekerèlle Van één oud Bosch ‘speulwoord’ weten we in ieder geval heel zeker dat het nog altijd volop in het Bossche wordt gebezigd: ’nne koekerèl, een tol, waarmee je dus kunt koekerèlle. Dat dit woord ook tegenwoordig nog veelvuldig wordt gebruikt, heeft alles te maken met het Oeteldonkse carnaval. In Den Bosch speelt de Oeteldonkse jeugdhofkapel De Koekerèlle sinds jaar en dag carnavalsmuziek. De kapelleden hebben zelfs het zo kenmerkende liedje over koekerèlle tot hun lijflied gemaakt: Ik heb ’nne koekerèl zien drèèie op ’t rèndje van de geut, wè hadde we ’n leut (2x). Ofwel: ik heb een koekerèl (tol) zien draaien op het randje van de goot, wat hadden we plezier! Het Bosch’ Woordenboek meldt dat er van dit lied zelfs een deftige quasi Franse versie bestaat: J’ai ’nne koekerèl vue draoie sur le rèndje de la geut. Waarmee maar weer eens onderstreept wordt dat het Oeteldonkse carnaval nog altijd als een soort beschermheer functioneert voor het behoud van het Bossche dialect.

24

JAARGANG 1 • NUMMER 3 • SEPTEMBER 2014


Verdwenen

Nieuw

Het Bosch Woordenboek vermeldt een grote reeks spelletjes die, voor zover ik weet, niet meer gespeeld worden. In dergelijke gevallen kun je eigenlijk niet meer echt spreken over dialectverlies, maar is er sprake van geschiedschrijving. Als een spel verdwenen is, kan een kind er ook niet meer in het dialect over praten. Welke jongen kent nog het spelletje pinkere, een spel met een slaghout en drie stenen? Welk meisje weet wat bikkele is, een spelletje met vijf bikkels, de kootjes van schapenpoten? Welk kind kent het balspel met een slaghout, kreppe, nog? Spelen uit een tijd waarin er helemaal geen geld was voor dure computerspèllekes. Spellen die nog wél gespeeld worden, leveren meer informatie op. Vliegere bestaat nog steeds, touwke springe ook en bij voetballen worden er nog altijd spelers potje gelapt, onderuitgehaald. Kinderen die in het bos eikels gaan zoeken in de herfst, ekele, dat gebeurt nog altijd, maar of ze het woord ekele kennen? Zijn er nog ouders die tegen een dreinend kind zeggen: Gaoi nou gauw ekele, ’t heet gewaoid: ga nou gauw buiten spelen?

Zijn er dan geen nieuwe ontwikkelingen? Zeker, daar zijn voorbeelden van. Zo willen kinderen tegenwoordig bij computerspelletjes maar al te graag het hoogste spelniveau bereiken: in ’t hôôgste lèvel komme. Het woord lèvel wordt daarbij uitgesproken met die kenmerkende vette Bossche è-klank, als in het zinnetje Wè’n vèt spèk! En dan moeten ze ook nog oppassen dat ze - een variant op kèps - nie kei kepot gespeuld worre bij dat computerspelletje. Weet u vanuit het Bossche meer over het dialect? Als u de vragenlijst invult, helpt u mee om onder meer het Bossche dialectgebruik in kaart te brengen. Uw inbreng op de website www.hetverhaalvanhetbrabants.nl wordt zeer gewaardeerd.

BOSSCHE KRINGEN

Bronnen: • Lex Reelick, Cor Swanenberg, drs. Erwin Verzandvoort en Michel Wouters, Bosch Woordenboek I (’s-Hertogenbosch 1993). • Lex Reelick, Cor Swanenberg, drs. Erwin Verzandvoort en Michel Wouters, Bosch’Woordenboek II (’s-Hertogenbosch 2002).

25

JAARGANG 1 • NUMMER 3 • SEPTEMBER 2014


Nieuws

Bericht van het Stadsarchief Openstelling

Anders dan bij de meeste andere gemeentelijke afdelingen is voor een bezoek aan het Stadsarchief geen voorafgaande afspraak noodzakelijk. De openbare studiezaal staat gedurende de openingstijden (dinsdag tot en met vrijdag van 09.30-17.00 uur) gratis voor u ter beschikking. Het Stadsarchief is dit najaar bovendien op de volgende zaterdagen geopend: • 4 oktober • 1 november • 6 december

Vriend & Vijand

Het maken van een afspraak wordt wel aangeraden indien u een bepaalde medewerker van het Stadsarchief persoonlijk wilt spreken.

Maand van de Geschiedenis

De maand oktober staat dit jaar opnieuw centraal als Maand van de Geschiedenis. Tijdens deze maand vinden in het hele land allerlei activi‑ teiten plaats rond het thema voor 2014: ‘Vriend en Vijand’. Onder andere wordt het ‘Stuk van het jaar’ gekozen. Het Stadsarchief zendt hiervoor het door het publiek gekozen Bossche stuk ‘Liefde’ in.

O K TO B E R 2014 .................... maandvandegeschiedenis.nl ............

140423_MVDG_campagneA4.indd 1

Bericht van Het Noordbrabants Museum De tentoonstelling Gezin XXL: een huis vol broers en zussen is een groot succes. Elke dag ontvangt het museum 1000 bezoekers of meer. De tentoonstelling loopt nog tot en met 21 september 2014. Op 6 september begint de tentoonstelling Plaatsen van herinnering – fotografie door Wijnanda Deroo. Wijnanda fotografeert interieurs die een nieuwe functie hebben gekregen. Een oude boerderij is ingericht als atelier, een school als woonhuis/werkplaats, een watertoren als café en rommelwinkel. In opdracht van Het Noordbrabants Museum heeft zij een nieuwe serie gemaakt. Vijfentwintig raadselachtige ruimtes in Noord-Brabant worden nu in het museum op groot fotoformaat getoond. Watertoren ’s-Hertogenbosch, 2014. Foto: Wijnanda Deroo i.o.v. Het Noordbrabants Museum

BOSSCHE KRINGEN

26

JAARGANG 1 • NUMMER 3 • SEPTEMBER 2014

....

.........

23-04-14 11:12


Bericht van de BAM De stad van Bosch in 3D Wanneer de stad in 2016 met allerlei evenementen zal herdenken dat zij 500 jaar geleden haar beroemdste inwoner verloor, zal ook de BAM een bijdrage leveren aan dit jubeljaar. Binnen een ruimer evenement, dat onder andere in samenwerking met het Stadsarchief wordt georganiseerd, zal de BAM in het Groot Tuighuis laten zien hoe de stad er in de tijd van Jheronimus Bosch uit heeft gezien. Zo zal aan de hand van oude en nieuw gemaakte kaarten inzichtelijk worden hoe de stad omstreeks 1500 ruimtelijk was georganiseerd. Waar bevonden zich de stedelijke instellingen, waar waren de verschillende ambachten geconcentreerd, hoe uitgestrekt waren de kloosterterreinen en welke stadsdelen werden bij de stadsbranden vernield? Dat zijn enkele thema’s die zullen worden uitgewerkt en in relatie met bouwhistorische en archeologische vondsten zullen worden gepresenteerd. Ook de woonhuizen van de gewone Bosschenaren en de fraaie daarin aangebrachte muurschilderingen zullen worden getoond. Door jarenlang onderzoek van de BAM, ondergronds en bovengronds in de oude stad, is veel kennis opgedaan over de verschijningsvormen van deze huizen, maar ook over de stedelijke gebouwen, vestingwerken, kerken en kloosters. Door nieuwe digitale technieken is het mogelijk om deze kennis om te zetten in betrouwbare driedimensionale reconstructies, die voor eenieder te begrijpen zijn. Hierdoor kunnen archeologische en bouwhistorische gegevens voor een veel breder publiek inzichtelijk worden gemaakt. Bouwhistorici van de BAM zijn al bijna twee jaar bezig met het digitaal nabouwen van allerlei Bossche gebouwen om deze in 2016 te kunnen presenteren. Een mooi voorbeeld is de reconstructie van de Sint-Anthoniuskapel aan het einde van de Hinthamerstraat, waarvan nu alleen nog de sterk verbouwde gevel met een achttiende-eeuws klokkentorentje resteert. De oorspronkelijke, veel grotere kapel werd ten tijde van Bosch in 1491 gebouwd door de Sint-Anthoniusbroederschap. Nadat de kapel na 1629 haar functie verloor, werd deze stukje bij beetje afgebroken totdat alleen het voorste deel nog overeind stond. In 1955 werden

BOSSCHE KRINGEN

Reconstructie van de Sint-Anthoniuskapel kort na de bouw in 1491.

de fundamenten van de kapel bij de voorbereiding van de bouw van Anthoniegaarde door Gemeentewerken ingemeten. Bij de vernieuwing van het verzorgingshuis werden in 2001 de overgebleven zijmuren, grenzend aan de voorgevel, gedocumenteerd. Hierbij kwamen delen van spitsboogvensters en een traptoren aan het licht. Door al deze gegevens te combineren en met behulp van historische afbeeldingen, kon een betrouwbare reconstructie worden gemaakt van de kapel zoals deze er kort na de bouw moet hebben uitgezien. De komende tijd zullen nog diverse Bossche gebouwen op deze wijze worden uitgewerkt, zodat in 2016 een brede visualisatie van de ‘de stad van Jheronimus Bosch’ kan worden gepresenteerd. Tekst: Ronald Glaudemans Tekening: Jan Viguurs, BAM

27

JAARGANG 1 • NUMMER 3 • SEPTEMBER 2014


Tekst: Ed Hupkens Foto’s: Ellie de Vries

In het zonnetje

Christian van der Ven ontvangt de Van Wijnpenning De Koninklijke Vereniging van Archivarissen in Nederland (KVAN) hield op 16 en 17 juni 2014 haar jaarlijkse archiefcongres. Tijdens deze in Assen gehouden KVAN-dagen kreeg BHIC-medewerker Christian van der Ven de Hendrik van Wijnpenning uitgereikt. Deze verenigingspenning wordt toegekend aan personen die zich op bijzondere wijze hebben ingezet voor de vereniging en/of het archiefwezen. Degene aan wie dit jaar de penning is toegekend, heeft als motto: Ontdekken is niet alleen het vinden, maar ook het zoeken. Dit devies brengt Christian van der Ven op allerlei manieren in praktijk. Christian van der Ven in het BHIC.

Christian van der Ven is geboren en getogen in Waal‑ wijk. Na de middelbare school volgde hij een leraren‑ opleiding aan de toenmalige Katholieke Leergangen/ Mollerinstituut in Tilburg. Tijdens zijn studie was hij al in de ICT werkzaam, als docent en programmeur. Na zijn afstuderen werkte hij gedurende een half jaar als docent geschiedenis en staatsinrichting in het voortgezet onderwijs. Daarna werkte hij als automa‑ tiseringsmedewerker bij het Gemeentearchief Waal‑ wijk. Daar bracht hij twee zaken bijeen, die sindsdien niet meer veranderd zijn: historie en ICT. Inmiddels had Christian ook de opleiding tot archivaris aan de Archiefschool Amsterdam voltooid. Sinds 2004 is hij werkzaam als hoofd Studiezalen en Inlichtingen in

BOSSCHE KRINGEN

28

JAARGANG 1 • NUMMER 3 • SEPTEMBER 2014


De Hendrik van Wijnpenning.

het Brabants Historisch Infor‑ matie Centrum (BHIC) te ’s-Her‑ togenbosch en Grave. Verder is hij projectleider van de Web 2.0-projecten van het BHIC. Daarnaast is hij als cursusdocent verbonden aan de Archiefschool en begeleidde hij voor Coers Internet Trainingen cursisten van archiefinstellingen bij het volgen van 23-Archief‑ dingen, een online Web 2.0-leerprogramma voor archiefmedewerkers. “Op het BHIC zijn de werkom‑ standigheden heel erg prettig. De historische werk‑ plek is stimulerend. Inhoudelijk is er de afgelopen jaren wel veel veranderd, er is een sterke ontwikke‑ ling richting digitale dienstverlening”, aldus Van der Ven.

Digitale archivaris Aan de toekenning van de Van Wijnpenning heeft een scala aan initiatieven een onmiskenbare rol gespeeld. Het gaat om ontwikkelingen die nu een begrip in het Nederlandse archiefwezen zijn. Vaak werden die in samenwerking met anderen uitgevoerd, maar Van der Ven was daarbij de inspirerende of drijvende kracht

erachter. Begin 2007 startte hij het weblog De Digitale Archi‑ varis, om zijn ideeën en ervaringen met andere vakbroeders te delen. Hij is medeoprichter van SNAAI (Sectie Nieuwe en Aankomend Archivarissen en Informatiespecialisten). De SNAAI wil een brug slaan tussen studenten en reeds afgestudeerde archivarissen. De mede door Christian ontwikkelde cursus 23-Archiefdingen heeft menig archivaris op het pad van de social media gebracht. Hij is oprichter van Archief 2.0, een online kennisnetwerk voor archivarissen. De zogeheten speel-en-deel-ses‑ sies van dit netwerk richten zich op samenwerking, kennisuitwisseling en ontmoeting betreffende het nieuwe internet, social media, community’s, digitale dienstverlening, gebruikersparticipatie. Tot slot, de mede door hem opgezette ArchiefWiki is een belangr‑ zijke bron voor archiefterminologie en informatie over archiefdiensten geworden. “Innovatie en samen‑ werking in het archiefveld zijn mijn doel, evenals het positief uitdragen van ons mooie vak en het beroep van archivaris”, aldus deze digitale archivaris.

Het KVAN-bestuur stelde de Van Wijnpenning in 1987 in. De verenigingspenning wordt toegekend aan personen die zich op buitengewone wijze inzetten of hebben ingezet voor de KVAN en/of het archiefwezen. Deze verenigingspenning is vernoemd naar Hendrik van Wijn (1740 – 1831). Op 5 juli 1802 werd hij benoemd tot archivaris van de Bataafse Republiek, een nieuw gecreëerde functie. Deze datum wordt beschouwd als het begin van het Nederlandse archiefwezen. Hendrik van Wijn wordt beschouwd als de schepper van het Rijksarchief. De Hendrik van Wijnpenning is nu in totaal tien keer toegekend.

BOSSCHE KRINGEN

29

JAARGANG 1 • NUMMER 3 • SEPTEMBER 2014


Tom Sas*

Eerste Wereldoorlog

Hoofdkwartier in een afwachtingsopstelling ’s-Hertogenbosch: 10 augustus – 6 oktober 1914

Nadat was besloten dat Nederland op 1 augustus 1914 overging tot mobilisatie van de troepen, werd op 9 augustus bepaald dat het hoofdkwartier van het veldleger gevestigd zou worden in de Fraterschool aan de St. Josephstraat in ’s-Hertogenbosch. Vanuit dit gebouw coördi­ neerde de commandant van het veldleger, luitenant-generaal G.A. Buhlman (1852-1919), de afwachtingsopstelling van het vier divisies tellende veldleger. Ook in de Bossche samenle­ ving was in die eerste twee maanden merkbaar dat er oorlogsdreiging in de lucht hing.

Nederland ging vóór het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog misschien niet zo uitbundig mee in het militaire machtsvertoon van de Europese buren, maar had uiteraard wel een leger paraat. Volgens goed nationaal gebruik: op de fiets! (Prentbriefkaart, verstuurd naar Kerkrade op 24 mei 1910. Brabant-Collectie, Tilburg University)

BOSSCHE KRINGEN

30

JAARGANG 1 • NUMMER 3 • SEPTEMBER 2014


Mobilisatie Nadat in de zomer van 1914 de verschillende mogendheden elkaar de oorlog verklaarden, stelde de Nederlandse regering dat het in de uitgebroken oorlog volstrekte onzijdigheid in acht zou nemen. Nederland wenste neutraliteit te blijven. Om dit te bewerkstelligen werd een actieve gewapende neutraliteitspolitiek gevoerd, waarbij het Nederlands grondgebied op geloofwaardige manier verdedigd zou worden. Op 31 juli besloot de regering per 1 augustus over te gaan tot mobilisatie van de landweer, de grens- en kustwacht en de bewakingsdetachementen voor bruggen en andere punten van strategisch belang.1 Per 1 augustus werd luitenant-generaal C.J. Snijders (1852-1939) benoemd tot opperbevelhebber van de Nederlandse strijdkrachten. Op die eerste augustus kreeg de mobilisatie gestalte, waarbij tweehonderdduizend mannen naar hun militaire plaats van bestemming moesten gaan. Om de soldaten daarvan in kennis te stellen, werden in de dorpen en steden oproepen aangeplakt en luidden de kerkklokken. Vervolgens voltrok zich een logistiek schouwspel waarbij militaire en civiele autoriteiten alles in het werk stelden om de mobilisatie zo soepel mogelijk te laten verlopen. Ook de aandacht van het Bossche stadsbestuur was hier op gevestigd. Op 6 augustus kwam er een machtiging van de burgemeester van ’s-Hertogenbosch, jhr. P.J.J.S.M. van der Does de Willebois (1843-1937), en de wethouders. Daarin werd gesteld dat alle ambtenaren en werklieden van de gemeente die als gevolg van de mobilisatie van het leger onder de wapenen waren geroepen, voorlopig het volle loon zou worden uitbetaald. Verlengingen van deze machtiging volgden maandelijks in de tweede helft van 1914.2 Opperbevelhebber Snijders had ondertussen ’s-Hertogenbosch al aangedaan door op 1 augustus op de Vughterheide de net opgekomen troepen te inspecteren.3 De opperbevelhebber kon enkele dagen later tevreden terugkijken op een geslaagde mobilisatie. Op 4 augustus waren 200.000 man bewapend en gepositioneerd in de zogenoemde afwachtingsopstelling, die Snijders zelf had ontworpen.4 Naast 70.000 man die de forten van onder meer de Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam bemanden, 10.000 man die de grenzen bewaakten en 20.000 man in opleidingscentra, bestond het hoofdbestanddeel van het Nederlandse leger uit het veldleger. Dit veldleger telde vier divisies met een totaal van ongeveer 95.000 man en werd zoals eerder gememoreerd ondergebracht in een afwachtingspositie. Het veldleger werd zo opgesteld dat de Nederlandse neutraliteit aan alle kanten verdedigd kon worden. De eerste

BOSSCHE KRINGEN

Luitenant-Generaal der Infanterie G.A. Buhlman (1852-1919), commandant van het veldleger 1913-1915, uit: J. Kooiman, De Nederlandsche strijdmacht en hare mobilisatie in 1914 (Purmerend/Arnhem, in afleveringen 1915-1922).

divisie verdedigde de Noordzeekust tegen een aanval van zee, de tweede divisie lag achter de IJssel voor een aanval uit het oosten, de derde divisie lag gelegerd in Noord-Brabant om de zuidgrens af te schermen, terwijl de vierde als een reservedivisie centraal achter de andere drie divisies lag. De Nederlandse kusten werden verder door de marine in staat van verdediging gebracht. Na de inval van het Duitse leger in België was het voor de Nederlandse legerleiding duidelijk dat het zwaartepunt van de defensie in het zuiden diende te liggen. Op 9 augustus volgde daarom het besluit om de in Midden-Nederland geplaatste vierde divisie te verplaatsen naar Noord-Brabant in de omgeving van Tilburg. Een aanzienlijk deel van de eerste divisie aan

31

JAARGANG 1 • NUMMER 3 • SEPTEMBER 2014


de kust werd geplaatst bij Eindhoven. De troepenmacht werd verder aangevuld met de op 8 augustus opgerichte cavaleriebrigade en met het Korps Rijdende Artillerie.5 Hiermee kwam meer dan de helft van de mobiele krijgsmacht in het zuiden des lands te liggen.6 Tot slot werd besloten het hoofdkwartier van het veldleger te verplaatsen van Den Haag naar ’s-Hertogenbosch, waarmee de stad het centrum werd van de Nederlandse verdediging.

Het Bossche hoofdkwartier Op 9 augustus werd een bericht verspreid aan alle Nederlandse legereenheden dat het hoofdkwartier van het veldleger verplaatst zou worden naar ’s-Hertogenbosch.7 Er werd melding gemaakt dat op 10 augustus om 13.00 uur een deel van de tot het hoofdkwartier behorende officieren zou afreizen naar ’s-Hertogenbosch. Per auto werd de route Leiden-Utrecht-Vianen-Woudrichem-Heusden gevolgd. Op die maandag 10 augustus nam de commandant van het veldleger zijn intrek in de Fraterschool aan de St. Josephstraat. Het veldleger stond sinds 1913 onder commando van

de 61-jarige luitenant-generaal der infanterie Gerard Abraham Buhlman (1852-1919). Na zijn jeugd te hebben doorgebracht in zijn geboortestad Breda, startte zijn militaire loopbaan met een opleiding aan de Koninklijke Militaire Academie in 1869. Na zijn opleiding te hebben voltooid, maakte hij carrière bij de infanterie en in 1910 was hij opgeklommen tot de rang van generaal-majoor en benoemd tot commandant van de vierde divisie. Toen de toenmalige commandant van het veldleger in 1913 ontslag nam, moest de kersverse minister van Oorlog, Nicolaas Bosboom (1855-1937), op zoek naar een nieuwe commandant. Zijn oog viel daarbij op kolonel W.H. van Terwisga (1861-1948), maar deze miste nog de nodige ervaring. Hierdoor moest er een interregnum worden ingevuld en de keuze daarbij viel op Buhlman, voor een periode van twee jaar.8 Alle troepen die in Brabant gelegerd waren, werden onder bevel gesteld van Buhlman. Als divisiegroep ‘Brabant’ stond die nu ook boven de civiele autoriteiten.9 Dat laatste werd duidelijk op 10 augustus toen werd besloten dat met ingang van 11 augustus Zeeland, Noord-Brabant, Limburg en Gelderland bezuiden de

Ansicht van de St. Josephstraat met aan de rechterzijde de Fraterschool waar van 10 augustus tot en met 6 oktober 1914 het hoofdkwartier Veldleger, onder leiding van Luitenant-Generaal G.A. Buhlman, was gevestigd. (Collectie: Stadsarchief)

BOSSCHE KRINGEN

32

JAARGANG 1 • NUMMER 3 • SEPTEMBER 2014


Waal in staat van oorlog werden verklaard. Vanuit zijn hoofdkwartier in de St. Josephstraat werd dit door Buhlman middels een proclamatie kenbaar gemaakt.10 Zaak was het aan iedere mogelijke grensoverschrijding met kracht weerstand te bieden. Daarnaast was het de taak van Buhlman te zorgen voor veilige verbindingen met het leger in het hart van het land, het militaire gezag uit te oefenen, troepenverplaatsingen over de grens in de gaten te houden en rust en orde in de grensstreek te bewaken.11 Op 11 augustus had de Commissaris van de Koningin van Noord-Brabant, mr. A.E.J. van Voorst tot Voorst (1858-1928), een onderhoud met Buhlman. Hierin drukte de commandant van het veldleger hem op het hart alle burgemeesters ervan te doordringen dat voorkomen zou moeten worden dat in hun gemeente ‘hetzy door middel van een dagblad, vlugschrift, bulletin of op wat wyze ook, eenige publiciteit gegeven wordt aan het aanwezig zyn, door- of voorbytrekken van Nederlandsche troepen. Elk bericht aangaande die troepen, onder wat vorm ook, moet beslist geweerd.’12 De burgemeesters werd dringend verzocht alle uitgevers en drukkers in hun gemeente hiervan in kennis te stellen en indien noodzakelijk een

BOSSCHE KRINGEN

‘De commandant van het veldleger met hoofdofficieren van den Generalen Staf, - Majoor H.C. Fortanier; Luitenant-Generaal G.A. Buhlman; Luitenant Kolonel M.D.A. Forbes Wels, Chef van den Staf; Majoor J. van der Weijden van den Generalen Staf N.I.L.’, uit: J. Kooiman, De Nederlandsche strijdmacht en hare mobilisatie in 1914 (Purmerend/Arnhem, in afleveringen 1915-1922).

preventieve censuur toe te passen op wat door hen gedrukt en gepubliceerd werd, ten einde aan de verdediging van het Nederlandse grondgebied geen afbreuk te doen. Burgemeester Van der Does de Willebois gaf hier meteen gevolg aan door in de Provinciale Noordbrabantsche en ’s-Hertogenbosche Courant kenbaar te maken dat de gemeente in Staat van Oorlog was verklaard. Daarbij wees hij nadrukkelijk op het door het militair gezag opgelegde verbod dat berichten en opmerkingen betreffende militaire maatregelen in de publiciteit zouden komen.13 Dat Buhlman het toezicht op de drukpers tot prioriteit verhief blijkt uit het feit dat vier dagen later er wederom een onderhoud plaats had met Van Voorst tot Voorst, waarin Buhlman aangaf dat bladen die zich niet aan dit verbod zouden houden door hem geschorst zouden worden. Van Voorst tot Voorst maakte dit weer kenbaar aan de burgemeesters

33

JAARGANG 1 • NUMMER 3 • SEPTEMBER 2014


Proclamatie van de Commandant van het Veldleger betreffende het in Staat van Oorlog verklaren van de provincies Limburg, Noord-Brabant en een deel van Gelderland, 1914. (Nationaal Archief, Hoofdkwartier Veldleger, inv.nr. 261)

Aanplakbiljet met oproep aan de Bossche bevolking hun wapens in te leveren, 27 augustus 1914. (Stadsarchief, NSA, inv.nr. 2537, volgnr. 177 Inlevering van Vuurwapenen)

van de Noord-Brabantse gemeenten en Van der Does de Willebois liet het schrijven voor gezien ondertekenen door de redactie van de Provinciale Noordbrabantsche en ’s-Hertogenbosche Courant en Het Huisgezin.14 Een dag eerder had Van der Does de Willebois al een circulaire ontvangen ter kennisgeving aan de inwoners van ’s-Hertogenbosch, van de hand van de minister van Binnenlandse Zaken P.W.A. Cort van der Linden (18461935) en minister van Oorlog Bosboom, ‘betreffende de door elke Nederlander in acht te nemen onzydigheid met betrekking tot het tusschen de Nederland omringende landen uitgebroken conflict’.15 Het was de Nederlandse regering en de legerleiding er alles aan gelegen te voorkomen dat de Nederlandse neutraliteit geschonden zou worden. In dat kader moet ook de oproep van Buhlman aan Van der Does de Willebois worden gezien, waarin door de commandant van het veldleger werd verzocht hem een opgave van de in ’s-Hertogenbosch verblijfhoudende verdachte personen te doen toekomen, waarbij bijzondere aandacht gewijd

diende te worden aan correspondenten van buitenlandse bladen.16 De kwestie werd eind augustus nogmaals onder de aandacht gebracht bij de Commissaris van de Koningin door de territoriale bevelhebber van Noord-Brabant. Die hamerde erop dat onder geen voorwaarde vreemde oorlogscorrespondenten zich in het in Staat van Oorlog verklaarde gebied mochten bevinden.17 Op 5 september kon Van der Does de Willebois berichten dat, na onderzoek van de commissaris van politie in ’s-Hertogenbosch, in zijn stad correspondenten van vreemde bladen niet aanwezig waren.18

BOSSCHE KRINGEN

Invloed op het Bossche leven Behalve dat het hoofdkwartier van het veldleger in ’s-Hertogenbosch was gevestigd, merkte de Bossche bevolking ook op andere manieren dat er oorlogsdreiging in de lucht hing. Ondanks de aanname van de Vestingwet door het Nederlandse parlement in 1874 waarmee de stad als stelling een marginale rol was gaan innemen, had ’s-Hertogenbosch wel een garni-

34

JAARGANG 1 • NUMMER 3 • SEPTEMBER 2014


zoen in bezit. De omvang van het garnizoen varieerde voor 1914 tussen 900 en 1700 man, wat erop neerkwam dat in deze tijd tussen de 3 en 6 procent van de stadsbevolking militair was.19 Na de afkondiging van de mobilisatie nam het aantal militairen toe. Het 17e regiment Infanterie en het 3e en 4e regiment Veldartillerie waren in en rond ’s-Hertogenbosch gelegerd.20 Om alle soldaten gehuisvest te krijgen werden de soldaten in de stad ingekwartierd. Op 7 augustus maakte burgemeester Van der Does de Willebois aan de bevolking bekend dat men verplicht was in deze bijzondere omstandigheden huisvesting te verlenen.21 Ook in scholen werden soldaten gehuisvest. De ambachtsschool werd ontruimd vanwege de mobilisatie van het leger, maar omdat dit samenviel met de zomervakantie ondervond het onderwijs hier geen hinder van.22 In de Rijkshoogere Burgerschool werden gedurende de maand augustus 500 militairen gehuisvest. Dat bracht ‘aan school en meubilair een niet gering nadeel toe.’23 Dat de aanwezige militairen voor overlast zorgden blijkt ook uit een incident van 14 augustus.24 Een groot aantal militairen had die middag zonder zwembroek gebruikgemaakt van de gemeentelijke zweminrichting, hetgeen bij de algemene politieverordening verboden was. Ondanks de aanzeg-

ging van de badmeesters hadden de soldaten geweigerd aan hun verzoek te voldoen. Mocht dit zich nog een keer voordoen, dan zou de militairen de toegang tot de gemeentelijke zweminrichting worden ontzegd. Om te voorkomen dat de soldaten voor overlast zouden zorgen door een bezoek aan de kroeg en het nuttigen van alcoholische dranken aldaar, werd begin augustus aan de Nederlandschen Bond van Koffiehuis- en Restauranthouders en Slijters Afdeeling ’s-Hertogenbosch verboden sterke dranken aan militairen te verstrekken. Pas eind augustus, toen het aantal soldaten in de stad aanmerkelijk terugliep, werd dit verbod opgeheven.25 Mochten militairen op een of andere wijze over de schreef gaan en met de politie in aanraking komen, dan was er een speciaal arrestantenlokaal met zes cellen op het hoofdcommissariaat van de politie.26 Begin augustus bogen burgemeester en wethouders zich over de vraag of het naar aanleiding van de kritieke tijdsomstandigheden niet wenselijk zou zijn bepaalde festiviteiten niet door te laten gaan. Op 10 augustus werd besloten dat de Provinciale Land- en Tuinbouwtentoonstelling, die gepland stond voor 6, 7 en 8 september, zou worden uitgesteld.27 Ook werd besloten de kermis niet te laten doorgaan. De reeds

Burgemeester Van der Does de Willebois. De foto is gemaakt ter gelegenheid van zijn afscheid in 1917. (Collectie: Stadsarchief, Archief familie Van der Does de Willebois)

BOSSCHE KRINGEN

35

JAARGANG 1 • NUMMER 3 • SEPTEMBER 2014


betaalde pachtsommen voor staanplaatsen zouden worden teruggegeven.28 Van de Commissaris van de Koningin kwam een schrijven dat koningin Wilhelmina (1880-1962) had besloten dat haar verjaardag niet gevierd zou worden. Verzocht werd in de gemeente met de wens van Hare Majesteit rekening te houden.29 Hieraan werd door burgemeester Van der Does de Willebois gevolg gegeven. Op 26 augustus kwam een bericht van de Commissaris van de Koningin, uit naam van de territoriale bevelhebber in Noord-Brabant, aan Van der Does de Willebois, dat de inwoners van ’s-Hertogenbosch uitgenodigd werden hun vuurwapens met daarbij horende patronen in te leveren.30 Van der Does de Willebois besloot aan het verzoek gevolg te geven en een dag later werd door openbare kennisgevingen in de stad aan de inwoners kenbaar gemaakt hoe en wanneer zij hun vuurwapens dienden in te leveren. De oproep had echter geen succes, want slechts 200 inwoners voldeden aan het verzoek.31 Verdere consequenties waren er echter niet. Tot slot was ook merkbaar dat de oorlog, die zich ten zuiden van ons land afspeelde, op economisch vlak van invloed was. Op 31 augustus vaardigde Van der Does de Willebois een publicatie uit betreffende het bakken van een goed en goedkoop volksbrood.32 Op grond van voorschriften van de regering en de noodzakelijkheid in deze moeilijke tijd een deugdelijk en gewichthoudend tarwebrood tegen een matige prijs verkrijgbaar te stellen, was besloten dat de verschillende bakkerijen in ’s-Hertogenbosch een grof tarwebrood zouden gaan vervaardigen. Het kreeg de naam waterbrood 1914, zou met stempels gemerkt worden en zou voor de prijs van 11½ cent in de winkels verkrijgbaar worden gesteld.

Het hoofdkwartier verdwijnt, de oorlog blijft Nadat de aandacht van de Nederlandse militaire leiding in de loop van september meer naar West-Brabant verschoof, werd op 6 oktober besloten het hoofdkwartier te verplaatsen naar Oosterhout. Hiermee kwam een einde aan de positie van ’s-Hertogenbosch als militair centrum van het gemobiliseerde veldleger. Dat wil echter niet zeggen dat de Bossche bevolking nadien van de uitgebroken wereldoorlog niets merkte. Na 10 oktober was er de komst van 5000 Belgische vluchtelingen. Gedurende de gehele mobilisatieperiode bleven er militairen in ’s-Hertogenbosch gelegerd en vanaf 1916 was het hoofdkwartier van de vierde divisie onder generaal-majoor R. Dufour (1862-1934) in de stad gevestigd. De inwoners kregen vanaf 1915 te kampen met voedselschaarste, prijsverhogingen en werkeloosheid.

BOSSCHE KRINGEN

En tot slot werd in 1917 in de stad het Rooms-katholiek Huisvestingscomité gevestigd dat zich onder meer richtte op de opvang van kinderen uit Oostenrijk. Op dit moment doen Jac. Biemans namens het Stadsarchief ’s-Hertogenbosch en de auteur van dit artikel namens de Stichting Studiecentrum Eerste Wereldoorlog (SSEW) onderzoek naar bovenstaande facetten rond het thema ’s-Hertogenbosch 1914-1918, wat in 2017 moet leiden tot een boekpublicatie. * Tom Sas (1980) is docent geschiedenis op het Ds. Piersoncollege te ’s-Hertogenbosch. Daarnaast werkt hij als zelfstandig onderzoeker met als specialisme Nederland en de Eerste Wereldoorlog en is hij secretaris van de Stichting Studiecentrum Eerste Wereldoorlog (SSEW).

Noten 1 W. Klinkert, ‘De Nederlandse mobilisatie van 1914’, in: W. Klinkert (red.), Mobilisatie in Nederland en België 1870-1914-1939 (Amsterdam 1991), p. 25. 2 Stadsarchief ’s-Hertogenbosch (GAHt), Nieuw Stadsarchief ’s-Hertogenbosch 1811-1920 (NSA), inv.nr. 1432 Agenda van ingekomen stukken 1914, volgnr. 2404 Uitbetaling van de lonen. 3 W. Klinkert, ‘C.J. Snijders (1852-1939). Met het geweer in de aanslag’, in: W. Klinkert, S. Kruizinga en P. Moeyes, Nederland neutraal. De Eerste Wereldoorlog 1914-1918 (Amsterdam 2014), p. 79. 4 Ibidem, 79. 5 W. Klinkert, ‘Verdediging van de zuidgrens 1914-1918’, in: Militaire Spectator 156 (1987) nr. 5, p. 215. 6 W. Klinkert, ‘Met de pen of met het zwaard. Militaire middelen en verdediging van de neutraliteit 1910-1914’, in: H. Binneveld e.a. (red.), Leven naast de catastrofe. Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog (Hilversum 2001), p. 25. 7 Nationaal Archief Den Haag (NL-HaNA), archief Hoofdkwartier Veldleger, toegang nr. 2.13.16, inv.nr. 261, Forbes Welles aan de Opperbevelhebber van Land- en zeemacht en andere legereenheden, 9 augustus 1914. 8 N. Bosboom, In moeilijke omstandigheden aug 1914-mei 1917 (Gorinchem 1933), pp. 95-96. 9 Klinkert, ‘C.J. Snijders’ a.w. (zie noot 3), p. 79. 10 NL-HaNA, Hoofdkwartier Veldleger, 2.13.16, inv.nr. 261, proclamatie van de commandant van het veldleger, 11 augustus 1914. 11 Klinkert, ´Verdediging van de zuidgrens’ (als noot 5), 215. 12 GAHt, NSA, inv.nr. 2537 Stukken binnengekomen bij de burgemeester 1914, volgnr. 164, Commissaris van de Koningin A. van Voorst tot Voorst aan heeren burgemeesters der gemeenten in Noord-Brabant, 11 augustus 1914. 13 Provinciale Noordbrabantsche en ’s-Hertogenbosche Courant, 11 augustus 1914. 14 GAHt, NSA, inv.nr. 2537 (als noot 12), volgnr. 164, Commissaris van de Koningin aan de burgemeesters in de provincie, 15 augustus 1914. 15 GAHt, NSA, inv.nr. 2537 (als noot 12), volgnr. 165, Commissaris van de Koningin aan de burgemeesters in de provincie, 14 augustus 1914. 16 NL-HaNA, Hoofdkwartier Veldleger, 2.13.16, inv.nr. 262, Kennisgeving verdachte personen, Buhlman aan Heeren Commissarissen der Koningin en Burgemeesters in het Ambtsgebied, 11 augustus 1914. 17 GAHt, NSA, inv.nr. 2537 (als noot 12), volgnr. 171, Commissaris van de Koningin aan de burgemeesters in de provincie, 25 augustus 1914. 18 GAHt, NSA, inv.nr. 2537 (als noot 12), volgnr. 171, Burgemeester van der Does de Willebois aan Commissaris der Koningin in Noord-Brabant, 5 september 1914. 19 J.P.C.M. van Hoof en W. Klinkert, ’s-Hertogenbosch en Vught. Een militair verleden (’s‑Gravenhage 1993), p. 48. 20 Ibidem, 91. 21 Provinciale Noordbrabantsche en ’s-Hertogenbosche Courant, 10 augustus 1914. 22 GAHt, NSA, inv.nr. 391 Gemeenteverslag 1914, bijlage E, 4. 23 GAHt, NSA, inv.nr. 391 Gemeenteverslag 1914, bijlage B, 13. 24 GAHt, NSA, inv.nr. 2537 (als noot 12), volgnr. 160, Burgemeester Van der Does de Willebois aan de garnizoenscommandant, 14 augustus 1914. 25 GAHt, NSA, inv.nr. 2537 (als noot 12), volgnr. 179, Burgemeester Van der Does de Willebois aan de afd. ’s-Hertogenbosch van den Ned. Bond van Koffiehuis- en Restauranthouders en Slijters, 29 augustus 1914. 26 GAHt, NSA, inv.nr. 2537 (als noot 12), volgnr. 169, Burgemeester Van der Does de Willebois aan de garnizoenscommandant, 19 augustus 1914. 27 Provinciale Noordbrabantsche en ’s-Hertogenbosche Courant, 11 augustus 1914. 28 GAHt, NSA, inv.nr. 1432 Agenda van ingekomen stukken 1914, volgnr. 2309. 29 GAHt, NSA, inv.nr. 2537 (als noot 12), volgnr. 174, Commissaris van de Koningin aan de burgemeesters in de provincie, 18 augustus 1914. 30 GAHt, NSA, inv.nr. 2537 (als noot 12), volgnr. 177, Commissaris van de Koningin aan de burgemeesters in de provincie, 26 augustus 1914. 31 GAHt, NSA, inv.nr. 2537 (als noot 12), volgnr. 177, Commissaris van de Politie aan de Burgemeester van ’s-Hertogenbosch, 2 september 1914. 32 GAHt, NSA, inv.nr. 2537 (als noot 12), volgnr. 186, Bekendmaking Waterbrood 1914, 31 augustus 1914.

36

JAARGANG 1 • NUMMER 3 • SEPTEMBER 2014


Tekst: Geert Donkers Foto: Ellie de Vries

Heiligenbeelden

Beeld van een Madonna Op het Kapelaan Koopmansplein staat op een hoge, smalle sokkel een beeld van een Madonna met kind. Het beeld staat daar als herinnering aan kapelaan Koopmans, die op deze plaats doodgeschoten werd. De tekst op de sokkel spreekt voor zich: “Hier viel Kapelaan Koopmans. 9 Augustus 1944”. Koopmans was tijdens de oorlog kapelaan in de parochie van Sint-Antonius van Padua in de Muntel. Hij was een harde werker en zeer gezien bij zijn parochianen. Naar alle waarschijnlijkheid was hij betrokken bij verzetsactiviteiten. Bij een huiszoeking op de pastorie vluchtte hij naar buiten; hij werd door soldaten op het plein voor de kerk, het Duhamelplein, neerge‑ schoten. Het voorval maakte alom diepe indruk. Meteen na de oorlog werd het Duhamelplein als eerbetoon omge‑ doopt in Kapelaan Koopmansplein. Een stichting vanuit de parochie zamelde geld in voor een gedenk‑ teken. Het geld was snel bijeen; het zou echter tot 1956 duren vooraleer het beeld er stond. Het werd een staande Madonna in brons die met de ene hand haar kind hoog optilt en met de andere hand naar beneden wijst. Onder haar voeten vertrapt ze een slang. De uitbeelding van Maria met kind week enigszins af van het gangbare. Meestal werd Maria afgebeeld met het kind op de arm, zittend op schoot of staande voor haar. Maar Maria die het kind hoog optilde was een vrij onbekend thema. Maria met haar kind die een slang vertrapte, was een oud beeld. Eva werd in het Oude Testament overwonnen door de slang, terwijl

BOSSCHE KRINGEN

37

Maria, de nieuwe Eva, de slang overwon. De symboliek van de slang was in het onderhavige beeld wellicht actueler: Maria vertrapte het kwaad dat recent overwonnen werd. De beeldhouwer van het beeld is Peter Roovers (1902-1993). Hij kreeg zijn opleiding aan de Academie van Rotterdam en in Parijs aan de École des Beaux Arts en in het atelier van Antoinne Bourdelle. Hij was van 1936 tot 1967 als leraar verbonden aan de Koninklijke Academie voor Kunst en Vormgeving in ’s-Hertogen‑ bosch. Hij woonde en werkte echter in Noord-Limburg. Na de oorlog restaureerde hij het kasteeltje in Heyen en ging er wonen. Roovers werkte in brons, steen, hout en keramiek. Hij vervaardigde religi‑ euze kunst en, na de oorlog, enkele oorlogsmonumenten. Het grote oorlogsmonument, tot voor kort aan de Hekellaan, werd ook door Peter Roovers ontworpen. Midden jaren ’50 was ’s-Hertogen‑ bosch een katholieke stad. Een oorlogsmonumentje in de vorm van een religieus beeld was toen een normale zaak. Bronnen: T. Janssen, Antoniuskerk ’s-Hertogenbosch Bossche Encyclopedie

JAARGANG 1 • NUMMER 3 • SEPTEMBER 2014


Tekst: Jacques Luyckx Foto’s: Rut Stokman

Bossche Plekken

Eendenkooi achter de schermen Fraai onderdeel Maaspoort

BOSSCHE KRINGEN

Het begrip eendenkooi is ongeveer iedereen bekend. Maar als je vraagt wat het nut en de noodzaak van een eendenkooi is, vallen de meeste monden stil. Ook in ’s-Hertogenbosch, dat zich erop mag beroemen een van de weinige plaatsen te zijn die een eendenkooi binnen de stedelijke bebouwing heeft. Van de zeventien eendenkooien die de gemeente ’s-Hertogenbosch ooit binnen haar huidige grenzen telde, zijn er nog twee over. Behalve de eendenkooi in Maaspoort bevindt zich er nog één nabij het Engelermeer die naar het zich laat aanzien zijn registratierecht dit jaar kwijt zal raken.

38

JAARGANG 1 • NUMMER 3 • SEPTEMBER 2014


De Bossche eendenkooi – vroeger Empelse eenden‑ kooi geheten - ligt in Maaspoort als een kostbaar onderdeel van het fraaie Burgemeester van Zwieten‑ park. Gelegen aan het Burgemeester van Zwietenpad fiets je er ongemerkt voorbij. Daarom heeft kooiker Rut Stokman standaard zeven routebeschrijvingen in zijn computer staan die de bezoeker de weg wijzen, of je nu met de auto, op de fiets of met het openbaar vervoer komt. De eendenkooi wordt gerund door vrijwilligers, Rut Stokman voorop, de enige die in het bezit is van een kooikersakte. Om voldoende tijd voor zijn passie te

hebben doet Stokman zijn werkweek bij Reinier van Arkel in vier dagen. Reinier van Arkel is zijn andere passie, bovendien de reden waarom hij in ’s-Hertogen‑ bosch terecht is gekomen. Want geboren in Haarlem (1955) en zeventien jaar Hillegom kwam hij naar Vught voor de opleiding psychiatrisch verpleegkundige. Daarna deed hij in het Groot Ziekengasthuis weliswaar ook nog de opleiding voor algemeen verpleegkun‑ dige, maar daarna keerde hij met hart en ziel terug bij Reinier van Arkel. Maar ook het kooikersbloed is hem niet vreemd. Zijn grootvader was kooiker, evenals een achterneef, die een eendenkooi heeft in Vijfhuizen, bij Haarlem.

Rogge-ei

De ‘Eendenkooi Maaspoort’ beslaat een oppervlakte van vier hectaren, waarvan één hectare water. Met zijn rogge-ei-model heeft deze eendenkooi de meest voorkomende vorm, een plas met vier kromme

BOSSCHE KRINGEN

sloten, de zogeheten vangpijpen. Langs de vang‑ pijpen bevinden zich rietschermen, want de kooiker, die niet gezien mag worden werkt letterlijk achter de schermen. Ook het spreekwoord ‘de pijp uitgaan’ vindt zijn oorsprong in de eendenkooi. Want door zich de vangpijpen in te laten lokken vliegen de eenden de dood tegemoet. De eendenkooi is immers bedoeld voor de jacht op wilde eenden, ook wel trekeenden genoemd. Over de vangpijpen zijn namelijk smal toelo‑ pend bogen gemaakt met netten er overheen met aan het einde gaas: de vangkooi. Met behulp van tamme en halfwilde eenden worden trekeenden die in de grote plas van het Burgemeester van Zwietenpark een prima plek zien om te foerageren naar de plas van de eendenkooi gelokt, waar de kooiker het met voer extra aanlokkelijk maakt voor de eenden. Om ze tegen de wind in een van de vangpijpen te krijgen, speelt behalve dat aanlokkelijke voer ook de kooikershond zijn onmisbare rol. In de pluim van

39

JAARGANG 1 • NUMMER 3 • SEPTEMBER 2014


Hout en bout

De tamme eenden beschouwen de plas van de eenden‑ kooi als hun vaste verblijfplaats. Ze zijn gewend aan de kooiker, van wie ze immers ook voer krijgen. De half‑ wilde eenden zijn een beetje gewend aan de kooiker. Ze foerageren weliswaar in de Burgemeester van Zwietenplas of elders, maar eten op z’n tijd ook een hapje mee bij de tamme eenden. Al doende lokken zij de trekeenden mee. Temeer, licht de Bossche kooiker toe, omdat ‘de eendenkooi een oase van rust is en wilde eenden van rust houden’. Om de rust te bewaren heeft een eendenkooi ook een zogenaamd paalrecht. Dat wil zeggen dat de eendenkooi rondom palen mag zetten, met daaraan waarschuwingsborden. ‘Op het doen opvliegen van eenden’ door lawaai te veroorzaken, staat van oudsher een boete, die blijkens een regle‑ ment dat Stokman in het Rijksarchief vond, ooit vijftig Karolusgulden bedroeg. Ook zelf doen de medewerkers er alles aan om de stilte te bewaren. Daarom wordt er nog gemaaid met de zeis en overtollig hout wordt niet gekapt, maar met de zaag verwijderd. Behalve de eenden vormde ook het vele beschermende hout rond de plas een bron van inkomsten. Ingewijden als Rut Stokman kennen dan ook een oud gezegde: ‘De kooiker leeft van hout en bout.’ Toen het nog een rendabele kooi was beliep de vangst drie- à vierduizend eenden.

de hond menen de eenden een vos te herkennen – die een vergelijkbare staart heeft – en omdat de wilde eenden veiligheidshalve precies willen weten waar dat beest heen gaat volgen ze de kooikershond, die ze als het ware vanaf de oever keurig de vangpijp in leidt. ‘Het is dus’, aldus Rut Stokman, ‘een samenspel van de kooiker (met zijn voer), de tamme en halfwilde (lok) eenden en de hond’.

BOSSCHE KRINGEN

Behalve de eendenbouten werd dus ook het overbodige hout verkocht, vooral essenhout, bij uitstek geschikt om er stelen van te maken. Stokman: ‘Neem maar een willekeurige schop en in 99% van de gevallen blijkt de steel van essenhout. Dat hout is stevig, maar tegelijk een beetje buigzaam. Dat voorkomt dat ze breken.’ Overigens gaat dit verhaal niet langer op, want de eendenkooi Maaspoort, die in 1672 door Reinier van Meerwijk in een moerassig, dus oneconomisch stuk

40

JAARGANG 1 • NUMMER 3 • SEPTEMBER 2014


weiland werd gesticht, heeft in de loop der jaren het recht op de vangst van eenden verspeeld. ‘De laatste pachter heeft de eendenkooi niet meer als zodanig laten registreren. In 1953 heeft Staatsbosbeheer de vier hectare natuurschoon gekocht, maar in 1986 kwam de eendenkooi in het bezit van de gemeente ’s-Hertogenbosch, na een ruil met een stuk Sterren‑ bosch aan de zuidzijde van de gemeente.’

Vrij uniek

‘Den Bosch houdt de boel in stand, want het is vrij uniek, een eendenkooi in een woonwijk. De gemeente wil dat de natuur die er is, blijft en waar mogelijk versterkt wordt.’ In de praktijk is dat de zorg van Rut Stokman, die zich daarbij gesteund weet door een groot aantal enthousiaste vrijwilligers. Op maandag zijn er altijd acht senioren actief in de eendenkooi en vanaf september kan Stokman op 15 à 20 andere vrijwilligers rekenen. ‘Tot maart, want dan begint het broedseizoen. Voorts heeft de Eendenkooi Maaspoort een overkoe‑ pelend bestuur dat uit zes personen bestaat.’ Om volledig te zijn vertelt Stokman ten slotte nog, dat er ‘ook eendenkooien zijn die uitsluitend mannetjeseenden vangen (voor de consumptie). De vrouwtjes worden weer vrijgelaten. Dit wordt gedaan omdat er sprake is van een mannetjesoverschot.’ In totaal telt Nederland nog 118 eendenkooien die allemaal nog ‘kooi(=vang)recht’ hebben. Echter, de eendenkooien die in bezit zijn van Natuurmonumenten en Brabants- en andere Landschappen hebben dit vangrecht (voor de consumptie) eigener beweging omgezet naar vangrecht voor ringonderzoek en moni‑ toring vogelgriep. De eendenkooi Maaspoort staat niet meer geregistreerd en mag dus niet meer vangen, ook niet voor ringonderzoek e.d. Als de bestaande Floraen Faunawet binnen afzienbare tijd wordt vervangen door de Natuurwet kan de Bossche eendenkooi wel weer geregistreerd worden. Stokman: ‘Maar het is niet de bedoeling weer te gaan vangen voor de consumptie. We willen echter wel in aanmerking komen voor ring‑ onderzoek, waarvoor overigens eerst een vergunning zal moeten worden aangevraagd.’ Dankzij de rust is de eendenkooi ook een eldorado voor vogels. Tot blijde verrassing van Stokman en zijn medewerkers heeft er het afgelopen jaar zelfs een koppeltje ijsvogels gebroed. De twee jonkies genieten er nog dagelijks van de vrije natuur. Ook bijen zijn er welkom, blijkens het bijenhotel dat men in de eendenkooi heeft gemaakt. Bijeengehouden door een bouwsel, waarin men met enige fantasie een bijen‑ korf kan zien, is allerlei materiaal verzameld, waarin

BOSSCHE KRINGEN

solitair levende (wilde) bijen hun eitjes kunnen leggen: verschillende soorten boomstammetjes, rietstengels, bamboestokken en verschillende soorten stenen waarin gaatjes zijn geboord. In al die gaatjes vinden de bijen wel iets wat geschikt is om hun eitjes te leggen, soms wel tien achter elkaar. Als interessante bijkomstigheid weet Rut Stokman er bij te vertellen dat solitair levende bijen, anders dan de honingbijen in korven of bijenkasten, geen angel hebben en dus niet kunnen steken.

41

JAARGANG 1 • NUMMER 3 • SEPTEMBER 2014


Kooihuisje

Elders in de eendenkooi laat Rut Stokman zijn nieuwste trots zien: een kooihuisje op de plaats waar vroeger ook een kooihuisje heeft gestaan. De restanten van dat huisje zijn door de archeologi‑ sche dienst nauwgezet onderzocht en gedocumen‑ teerd. Aan de hand van de gevonden materialen kon worden vastgesteld wat voor soort stenen en wat voor dakpannen in het oorspronkelijke onderkomen van de kooiker waren gebruikt. Met behulp ook van foto’s van kooihuisjes elders heeft via ‘Den Bosch Doet’ een

architect gratis het ontwerp getekend, dat vervolgens is uitgevoerd door leerlingen van het Vakcentrum voor de Bouw van het Koning Willem I College. Voor de betrokken leerlingen een bijzonder project, omdat ze technieken moesten toepassen die ze op school nooit zouden hebben geleerd, zoals de gemetselde funde‑ ring, de steensmuur, gemetseld in boerenverband, en het uitbouwen van een schoorsteentje. ‘Aanvankelijk vonden ze het maar niks. Er was geen elektriciteit, dus ook geen betonmolen. En nog meer van dat soort dingen. Maar met cement dat door een bevriende betonondernemer in kuipen werd aangevoerd lukte het evengoed. En toen het af was, waren ze razend enthousiast.’ Het resultaat was ook werkelijk af, mede dank zij de kozijnen en deuren die de timmerleer‑ lingen van de opleiding hadden gemaakt. ‘Een groot gedeelte van de inboedel van het kooihuis - met o.a. een potkacheltje en een strozak om te slapen – konden we met voorkeur kopen bij het Boerenbondmuseum in Gemert, een dag vóór de uitverkoop.’ Rest nog te vermelden dat Rut Stokman behalve eenden ook bezoekers probeert te lokken naar zijn paradijsje. Met vier keer per jaar een standaard­ excursie plus de nodige particuliere rondleidingen (op aanvraag) telt de eendenkooi jaarlijks enkele honderden bezoekers.

Ton Vogel

Bossche gelovigen

Broeders van Maastricht te ´s-Hertogenbosch (slot) In een reeks van vier artikelen heb ik beschreven hoe het deze broeders is vergaan tussen 1843 en 1870 bij hun werkzaamheden aan de Armenschool van de parochie Sint-Pieter en het R.K. Weeshuis in de Keizer‑ straat. In de afscheidsbrief van de Algemeen Overste, Br. Bernardus van 9 oktober 1869, ontbrak een deel van dat epistel, de 2e pagina. Die tekst volgt hierbij. (Zie Bossche Kringen juli 2014, bladzijde 35)

BOSSCHE KRINGEN

42

JAARGANG 1 • NUMMER 3 • SEPTEMBER 2014


Stefan Molenaar*

BAMpraat

Lokroep Archeologen zijn van mening dat het verleden ons veel kan vertellen. Het verleden zelf denkt daar heel anders over en houdt over het algemeen de kaken stijf op elkaar. Kortom, wie iets te weten wil komen over het verleden zal dus zijn uiterste best moeten doen om een goed verhaal aan al die dode materie te ontfutselen. Wetenschappelijke methoden en technieken en een flinke dosis inlevingsvermogen zijn hierbij onontbeerlijk. Toch is een volledige en authentieke beleving van het verleden een illusie. Van zomaar een zomerse marktdag in het jaar 1324 blijft archeologisch gezien niet veel meer over dan een drietal muntjes die verloren zijn geraakt, een kuiltje met wat slachtafval en twee handen vol scherven van een ondeugdelijke pispot. Hoeveel wetenschappelijke technieken we er ook op loslaten, we krijgen niks mee van het geschreeuw van kooplieden, het geratel van houten wielen en het gekrijs en gesnater van de levende koopwaar. Om van alle bijbehorende smaken en geuren maar te zwijgen. En toch is er een klein groepje van archeologische vondsten waarmee we het verleden opnieuw leven kunnen inblazen, letterlijk en figuurlijk. In ’s-Hertogenbosch hebben we in de afgelopen decennia verschillende fluitjes opgegraven. Het aanbod varieert van kleine steengoed fluitjes tot sierlijke houten blokfluiten. Veel muziek zit er overigens niet meer in, want de steengoedfluitjes zijn vaak sterk beschadigd en de houten fluiten zijn gekrompen of grotendeels vergaan. Er is echter één fluitje dat de dans is ontsprongen. Het is 6 centimeter lang, gemaakt van vogelbot en in de jaren ’70 opgegraven in de Bossche binnenstad. Het fluitje is niet meer dan een benen pijpje waarin heel zorgvuldig een halfrond venster is gesneden. Er zitten geen vinger‑ gaten in maar het heeft wel een prachtige zijdeachtige glans. Aan niets is te zien dat dit fluitje bijna 750 jaar oud is! Het fluitje was niet bedoeld om een vrolijk riedeltje op te spelen. Daarvoor ontbreken immers de vingergaten. Op basis van vergelijkbare vondsten is het aannemelijk dat het fluitje diende om goudplevieren mee te lokken en te vangen.

Om weer geluid uit zo’n belang‑ rijk stukje erfgoed te krijgen, mag je geen risico’s nemen. Ik roep daarom de hulp in van Roland Dingen. Roland is vrijwilliger bij de BAM maar tijdens zijn werkzame leven een uiterst bekwaam en veel gevraagd fluitist. Hoewel zijn oeuvre vooral renaissancemuziek omvat en zijn instrumenten even zeldzaam als kostbaar zijn, is hij bereid zijn rijke ervaring en feilloze techniek in te zetten voor een uniek experiment. Enigszins gespannen zet Roland het fluitje aan zijn lippen en na wat korte oefeningen kaatst, na bijna acht eeuwen van stilte, plotseling

BOSSCHE KRINGEN

43

de ijle roep van een middeleeuwse goudplevier door de kamer. In de stilte die volgt, spitsen we allebei onze oren. Ingespannen luisterend of we in de verte het geklapwiek van een nieuwsgierige goudplevier horen. Maar het blijft stil. Roland en ik hebben dan weliswaar in een paar seconden een reis van 750 jaar terug in de tijd gemaakt, de goudplevier van nu heeft blijkbaar geen zin in een dialoog met het verleden. * Drie keer per jaar schrijft archeoloog Stefan Molenaar over bijzondere vondsten of fenomenen uit de lange geschiedenis van ’s-Hertogenbosch.

JAARGANG 1 • NUMMER 3 • SEPTEMBER 2014


Tekst: Werkgroep Kerken en Kloosters (Klokkengroep) Foto’s: Frans van der Smissen

Het gelui van Bossche klokken 14

Als gegoten De vakantietijd ligt achter ons. De meeste werknemers zijn weer aan de slag gegaan. Van veel zaken die we door hun inspanningen in de winkels kopen, krijgen we op de verpakking uitleg over de belangrijkste kwaliteiten van het product en over het land of de plaats waar het gemaakt is. Op klokken vinden we alleen de naam van de klokkengieters en van hun vestigingsplaats. Op de Bossche klokken kwamen we bij onze inventarisatie tien klokkengieters tegen. Hun ondernemersnaam was ook de bedrijfsnaam en gaandeweg na jaren een kwaliteitsmerk. Pas in de vorige eeuw verschijnen ook bedrijfslogo’s.

Sint-Jan, absis Maria.

De oudste klok in onze stad vonden we in het daktorentje van het stadhuis. Ze werd gegoten door Willem van Vechel. Later verandert zijn naam in Willem Buscoducis, hij verhuisde naar ’s-Herto‑ genbosch. Hij kreeg de eretitel Magister campanarum (Meester klokkengieter). Zijn Mariaklok is de eerste klok van Bossche makelij. De startklok van twee eeuwen ’s-Hertogenbosch klokkengie‑

tersstad, van 1372 tot 1565. Die periode wordt afgesloten door drie generaties Van Moer. In onze gemeente hangen nog drie klokken van deze gietersfamilie: een klok van de Sint-Catharinakerk, een in het Jheronimus Bosch Art Center en een in de Bokhovense kerk Antonius Abt. Een vierde Moerklok bevindt zich inhet Noordbrabants Museum.

BOSSCHE KRINGEN

44

Als eerste na deze periode hangt een klok in de Antoniuskapel op het einde van de Hinthamerstraat. Die is in 1573 gegoten door de Mechelse gieter Adriaen Steylaert. Hij schreef “Slavator” op de klok, maar bedoelde ongetwijfeld ‘Salvator’. Of het door die schrijf‑ fout bij deze enige geleverde klok is gebleven, is niet bekend.

JAARGANG 1 • NUMMER 3 • SEPTEMBER 2014


17de eeuw en later

In de tweede helft van de 17de eeuw gieten de gebroeders François en Pieter Hemony hun nu nog steeds befaamde beiaarden: het lukte hen zeer klankzuivere en harmonisch samenklinkende klokken te gieten. 14 klokken van de stadhuisbeiaard zijn van hun hand. Verder draagt de Sint-Jans­ toren twee forse Hemony-klokken en ook de Nederlands Hervormde Kerk in Engelen is een Hemony‑ klok van Pieter rijk. 20 beiaarden goot François in Amsterdam, voor binnen- en buitenlandse klanten. In dezelfde periode goot de Antwerpse gieter Melchior del Haze een klok voor de Sint-Catharinakerk en een achttal voor het stadhuis. De laatste zijn in 1951 omgesmolten om als Eijs‑ boutsklokken terug te keren. In 1872 giet Van Aerschodt een aantal beiaardklokken voor de Sint-Janstoren. In 1923/25 gieten de Engelse klokkengieters Gillett en Johnston 36 nieuwe beiaardklokken, drie van de Van Aerschodt-klokken blijven meespelen. In de naoorlogse jaren worden ruim 100 klokken voor ’s-Hertogenbosch gegoten door de klokkengieterijen Van Bergen, Koninklijke Eijsbouts en Petit en Fritsen. Als vervan‑ ging voor de als gevolg van de in de Tweede Wereldoorlog geroofde klokken. Of als nieuwe klokken voor nieuwe gebouwen zoals de Sint-Lukaskerk en de Wederkomst‑ kerk. Ook uitbreidingsklokken voor de beide beiaarden maakten daar deel van uit.

Gietproces

Grote klokken werden vroeger gegoten in een gietkuil in de buurt van de kerk of het klooster waarvoor de klok bedoeld was. Dit was de oplossing voor moge‑

lijke vervoersproblemen vanwege de omvang en het gewicht. Het verdere voornamelijk ambachtelijke werk verloopt nog steeds volgens hetzelfde stappenplan als in de late Middeleeuwen. De klokkengieter moet de wensen van de opdrachtgever weten om te zetten naar een klokkenontwerp . Hij bepaalt uiteindelijk hoe de klok er komt uit te zien qua vorm, deco‑ raties enzovoort. Dat is natuurlijk een proces van vakkennis, maar het vraagt bovendien een flinke portie creatieve inbreng. Dat ontwerpmodel moet uitgewerkt worden in een gietplan. Uiteraard kwamen in de vorige eeuw enige ondersteundende auto‑ matiserende routines in beeld. Ook aan de klokkengieterskunst gingen de aansturende computer‑ mogelijkheden niet voorbij. Dat begint met een modelkern voor de binnenkant van de klok, samengesteld uit stenen en Brus‑ selse aarde. Dat is een mix van fijnkorrelig zand en leem. Die wordt door een circulerend sjab‑ loon in de bedoelde ronde vorm gebracht. Daaroverheen wordt een laag van zachtere leem en was aangebracht. Daarin zijn ook de decoratie-ringen en letterteksten opgenomen. Die dubbellaag wordt vanwege het eenmalige gebruik de ´valse klok´ genoemd. Een derde steen-en-leemlaag wordt als over‑ sized mantel aangebracht, die al het voorgaande materiaal stevig in vorm bij elkaar houdt. Na droging en uitharding door verwarming wordt de valse klok verwijderd. Resultaat: een open ruimte tussen kern en mantel. Daarin wordt ten slotte het tot 1100° verhitte brons gegoten. Brons, een mengsel van vier delen koper en een deel tin, heeft al

BOSSCHE KRINGEN

45

Sacramentskapel.

eeuwen de status van edelmetaal. Vandaar de lovenswaardige positie van Olympisch eremetaal. Brons heeft weinig last van weersinvloeden, is stevig, met nauwelijks kans op vervorming en klankrijk. Standbeelden zijn ook vaak uit brons gegoten en dus lang ´in beeld´. Voor klokken geldt hetzelfde! Na het gieten volgt het stemmen van de klok. Dat is een zeer precies proces onder toezicht van de klok‑ kengieter. Aan de binnenkant van de klok wordt de dikte van de klok‑ kenwand zo nodig door schuren en slijpen aangepast. Dat moet in een keer goed gaan. Fouten achteraf verbeteren is nauwelijks mogelijk. Wat kan een klok zich meer wensen: elegant, pasmaat, als gegoten… en ook nog in brons.

JAARGANG 1 • NUMMER 3 • SEPTEMBER 2014


Tekst: Ed Hupkens Foto’s: Stadsarchief

Kleine kunst

Etymologieën van 1 ‘achterom’ tot ‘weg’ Straatnamen zijn vaak samenstel­ lingen, opgebouwd uit een bepa­ lend element en een grondwoord (Hooge Steenweg, Adelheidstraat, Redemptoristenpad). Het bepa­ lend element kan bestaan uit namen van beroemde personen of bekende stadsburgers, histo­ rische entiteiten, beroepen of moderne thema’s. Het grond­ woord – de achtervoegsels of affixen - wordt vaak gevormd door een zelfstandig naamwoord, dat het type of soort straat aangeeft. In een tweeluik wordt een alfabetisch overzicht van de meest gebruikte grondwoorden gegeven. Tevens wordt aange­ geven of die ook in ’s-Hertogen­ bosch voorkomen. In dit nummer starten we met deel een.

In ons land zijn veel wegen in en buiten de steden en dorpen heel lang zandpaden gebleven. Ook voor ’s-Hertogenbosch en omgeving was dat het geval. In de loop van de tijd zijn de belangrijkste zandwegen door de overheid van verharding (bestrating) voorzien. De term ‘rijksstraatweg’ dankt daar zijn naam aan, een van rijkswege bestrate weg. Overal waar mensen zich verplaatsten over wegen of straten, ontstonden straatnamen. In het verleden kwamen namen van straten gewoon voort uit de alledaagse omgangstaal. Straatnaamgeving is in die zin zo oud als de weg naar Rome, of dichterbij huis, zo oud als de weg naar Hintham. Tegenwoordig is straatnaamgeving een zaak van de gemeente, die vaak geadviseerd wordt door een Straatnamencommissie. In vroegere tijden bestond het woord ‘straatnaamgeving’ overigens nog niet, dat dateert pas van de 19de eeuw. Het is de Amsterdamse ‘bovenmeester ener stads-tusschenschool’ en geschiedschrijver Jan ter Gouw (1814–1894) geweest, die in 1873 bewust het woord ‘straatnaam’ heeft gevormd om er het naamkundig verschijnsel mee aan te duiden waar het hier om gaat. Bestonden er aanvankelijk slechts de namen ‘weg’ en ‘pad’, later is een onderverdeling met soortnamen gekomen. Zowel in de oudere als de moderne straatnaamgeving worden de oude grondwoorden wel eens achterwege gelaten. Men kiest dan voor ‘morfologische creativiteit’, zoals – in ’s-Hertogenbosch - Kromme Elleboog, De Mortel, De Barkentijn, Halewijn, Het Hooghemaal, Hooiwagen, De Omloop.

Putgang anno 1931.

Van achterom tot dreef Achterom – doodlopende weg Een achterom is een doodlopend weggetje, waaraan geen woningen hun ingang hebben. Een achterom kan aan de straatzijde afgesloten worden. We vinden de toegang tot een achterom vaak overbouwd of opgenomen in een van de buurpanden. In ’s-Hertogenbosch komt geen straat voor die begint met ‘Achterom’. Wel komen straten voor die beginnen met ‘Achter’, vaak genoemd naar op de hoek staande huizen. Meestal waren deze straatjes

BOSSCHE KRINGEN

46

JAARGANG 1 • NUMMER 3 • SEPTEMBER 2014


Borch – bolwerk, versterkte plaats

smalle ontsluitingen naar achterliggende erven, waar eenkamerwoningen (cameren) stonden en/of bedrijven gevestigd waren. Onze stad heeft tientallen van deze typisch Bossche Achter-straatjes gekend, op dit moment telt de gemeente er nog 22. 20 komen voor in de historische binnenstad (Achter den Engel, Achter den Doove, Achter den Engelschen Pispot, Achter het Zwarte Beerke et cetera), één in Rosmalen (Achter de Driesprong) en één in Kom Empel (Achter den Brink).

In de gemeente ’s-Hertogenbosch komen enkele tientallen straten voor die eindigen op ‘borch’. Die bevinden zich alle 55 in De Overlaet, een woonwijk in het noorden van Rosmalen, die eind jaren tachtig werd gebouwd. De burcht Rodenborch bevond zich waar nu de straat Augustinessenborch gelegen is. Op de zandheuvel aldaar groeit een monumentale lindeboom. Eronder liggen de resten van de burcht (omstreeks 1400), die gebouwd is op de resten van een ouder mottekasteel. In 1485 werd hier het klooster De Annenborch gesticht. Een mottekasteel is een middeleeuws burchttype dat meestal in hout werd opgetrokken. Het hoofdkenmerk was dat het stond op een motte, een kunstmatig aangelegde, aarden heuvel. Het mottekasteel zelf bestond veelal uit een torenvormig gebouw. In Nederland komen naast de term motte ook andere benamingen voor, zoals werf, bergh, barch, borg, huus, casteel, hege wier, vliedberg, die alle op een motteversterking betrekking kunnen hebben. De wijk De Overlaet heeft een aantal buurten, die te herkennen zijn aan de straatnamen op ‘borch’: vogelborchen (Gruttoborch, Sperwerborch), visborchen (Karperborch, Zalmborch), kloosterordeborchen (Birgittinessenborch, Kruisherenborch), edelsteenborchen (Agaatborch, Parelborch), rivierborchen (Dintelborch, Leyborch), politicusborchen (Den-Uylborch, Gerbrandyborch).

Baan – weg of pad Een baan is van oorsprong een vrijgemaakte plek of doorgang, een route die is opengemaakt, zodat je erdoor kunt lopen of rijden. Vergelijk dit met de uitdrukking ‘zich een weg banen’, waarin ‘banen’ zoiets als ‘slaan’ betekent. In de standaardtaal is ‘baan’ onder meer een plaats die voor bepaalde activiteiten wordt benut: glijbaan, kegelbaan, renbaan, tennisbaan, startbaan, wielerbaan, atletiekbaan, ijsbaan. De zeemansterm ‘baantje’ verwijst naar een lichte betrekking bij het zeewezen, die vrijstelling gaf van de vermoeiende en drukke werkzaamheden aan boord van een schip. Daar hebben we uiteindelijk de andere, moderne betekenis van ‘baan’ aan te danken: werk, betrekking. In de gemeente ’s-Hertogenbosch kennen we de Bosschebaan (Kloosterstraat), Graafsebaan, Hervensebaan, Oude Baan (Molenhoek) en Rompertsebaan.

Berewouthof anno 1966.

BOSSCHE KRINGEN

47

JAARGANG 1 • NUMMER 3 • SEPTEMBER 2014


Dreef – open baan in bos, brede landweg Een dreef of drift was aanvankelijk een weg waarlangs men vee van het dorp naar het open veld dreef. Het is verwant met het Engelse ‘drive’, dat als werkwoord oorspronkelijk ook ‘drijven’ betekende. Als je op dreef bent, ben je figuurlijk aan het drijven. Dan ben je gewoon lekker bezig. Straatnamen met ‘dreef’ als achtervoegsel, komen zo’n 20 keer voor in ’s-Hertogenbosch, bijna uitsluitend in de (nieuwere) buitenwijken. Voorbeelden: Arkdreef (Maaspoort), Buitenpepersdreef (De Buitenpepers), Herendreef (De Haren), Rompertdreef (De Rompert), Slagendreef (De Slagen).

Van gang tot laan Gang – doodlopende weg Achter den Doove anno 1980.

Boulevard – voorname, brede straat De naam ‘boulevard’ is de verbasterde Franse uitspraak van het Middelnederlandse woord ‘bolwerk’. Dat was oorspronkelijk een verdedigingswerk. De Fransen namen dat woord over en verruimden de betekenis tot ‘wandelweg op de plaats van de gesloopte 14de-eeuwse wallen en bolwerken’. Tijdens de heerschappij van Napoleon III werd Parijs grondig verbouwd door de stadsarchitect Haussmann (1809-1891). Parijs was voordien een stad van smalle straatjes geweest, met slechts enkele brede wegen (boulevards) op de plek van de gesloopte vestingwerken. In de tweede helft van de 18de eeuw werden er ook andere straten tot boulevard verbreed, die naar het centrum van de stad – Place de l’Etoile – leidden. Daar ontlenen we in het Nederlands dan weer de huidige betekenis aan. ’s-Hertogenbosch kent op dit moment twee boulevards: Maasboulevard in de Maaspoort en Onderwijsboulevard in het Paleiskwartier. In het kader van het plan Herinrichting Binnenstadsring krijgen we er – in de nabije toekomst – drie boulevards bij. Het traject vanaf Brugplein naar Willemsplein, met een extra wegdeklaag bij De Draak, gaat Oranjeboulevard heten. Het tracé vanaf Parklaan naar Hekellaan krijgt de naam Vestingboulevard. Deze boulevards krijgen een parkachtige middenstrook en fietsbanen, gescheiden van de autobaan. De baan langs de Zuid-Willemsvaart zal Kanaalboulevard gaan heten. De inrichting van deze boulevard komt pas aan de orde als duidelijk is wat er met het kanaal en het GZG-terrein gaat gebeuren. De complete stadsring wil ’s-Hertogenbosch op termijn als dertig kilometerzone inrichten.

BOSSCHE KRINGEN

Een gang was een pad dat ergens in een achterterrein doodliep. Een gang was over het algemeen smaller dan een steeg, een volwassen man kon er met zijn volle breedte vaak niet door lopen. Er waren ook overdekte gangen, donkere tunnels door belendende panden. Een heel smalle gang werd in sommige steden ook wel spleet, scheur of snijding genoemd. Onze stad kende in vroegere tijden een aantal van die gangskes: Boonengang (Weversplaats), Caathovensch Gangske (Achter het Stadhuis), Gang naar St. Corneliskapel (Vughtereinde), Krengelgang (Windmolenbergstraat), Schapengangske (Tolbrugkwartier), Spijkerboorgang (Oude Dieze). ’s-Hertogenbosch kent tegenwoordig slechts twee gangskes, beide in de binnenstad. De eerste is De Kloostersgang, een compleet overbouwd straatje dat de Orthenstraat verbindt met de Barbaraplaats. Vroeger leidde De Kloostersgang naar het terrein van het voormalige Sint-Geertruiklooster. Het tweede gangske is de Putgang, een steegje dat gelegen is tussen de panden Korte Putstraat 11 en 13. Het dankt zijn naam aan een put, die vermoedelijk aan het einde van de gang stond. Beide gangskes behoren qua bouwperiode tot het middeleeuwse stratenpatroon.

Gracht – straat langs gegraven waterloop Een gracht is een gegraven kanaal. Net als ‘graf’ is het afgeleid van het werkwoord ‘graven’. Als vormvariant komt ook ‘grift’ voor. Van oorsprong was het dus de benaming van een waterloop, later ook de weg ernaast. De Bossche Singelgracht is van oorsprong een vestinggracht en is gelegen ten zuiden van de stad. Vanaf de aansluiting op de Dommel bij de Vughterstuw stroomt de Singelgracht langs de Parklaan, Spinhuiswal en Zuidwal om uiteindelijk via de Hekelsluis aan de Hekel-

48

JAARGANG 1 • NUMMER 3 • SEPTEMBER 2014


Handelskade anno 1985.

laan in de Binnendieze te stromen. In ’s-Hertogenbosch is slechts één straat met ‘gracht’ in de naam, de Singelgrachtweg in Het Bossche Broek.

hun naam. Het merendeel hiervan bevindt zich in De Groote Wielen, het nieuwe stadsdeel ten noorden van Rosmalen. Andere voorbeelden: Diezekade (Veemarktkwartier), Handelskade (binnenstad), Tramkade (Het Zand). Opvallend is dat er in onze gemeente twee keer een Bankade voorkomt: één in De Groote Wielen en één in De Koornwaard (Kom Empel). Volgens de ‘regelgeving’ is het eigenlijk niet toegestaan om twee identieke straatnamen in dezelfde gemeente te hebben.

Hof – omsloten ruimte Het woord ‘hof’ (met lidwoord ‘de’) komt al honderden jaren in onze taal voor in de betekenis van ‘omsloten ruimte, tuin, verblijfplaats’. Het is altijd een ruimte die afgeschermd of omheind is. We kennen het woord ook in enkele vaste samenstellingen zoals kerkhof (lidwoord ‘het’) en doolhof (idem). Uit de oorspronkelijke betekenis heeft de term zich ook ontwikkeld tot ‘huis van adel’, ‘koningshuis’ en ‘rechtbank’. In de loop der tijden is in de stad een aantal hofjes verdwenen: Hofje van Pikarie (Berewoutstraat), Plantsoenzichthofje (St. Jacobskerkhof). In de gemeente ’s-Hertogenbosch komen nu nog ruim 40 straten voor met ‘hof’ in de naam, waarvan een fiks aantal in de nieuwere buitenwijken. Voorbeelden: Berewouthof (binnenstad), Hofje van Koolen (binnenstad), Almhof (Aawijk-Zuid), De Kerkhof (Kom Engelen), Oppershof (Bokhoven), Anna van Asseldonkhof (Maaspoort).

Laan – weg met bomen Over de herkomst van dit woord bestaat enige onzekerheid. Het zou verwant zijn met het Oudgriekse ‘elaúnein’ dat (voort)drijven betekent. In deze situatie is een laan dus oorspronkelijk een soort dreef (‘brede landweg’). Het is in ieder geval familie van het Engelse ‘lane’. In het Middelnederlands kwam de term alleen voor in de kuststreken (Holland en West-Vlaanderen). De algemene betekenis toentertijd was ‘zijweg, weg die een bepaalde eindbestemming met een hoofdweg verbindt’. Aan deze betekenis herinneren de samenstelling ‘oprijlaan’ en de uitdrukking ‘iemand de laan uit sturen’ (ontslaan). Bij uitbreiding ontstond gewestelijk ook de betekenis ‘perceelscheiding’, niet noodzakelijk met een weg, maar wel vaak met bomen. Pas in het Vroegnieuwnederlands (16de en 17de eeuw) kreeg het woord de huidige betekenis van ‘weg met aangeplante bomen’. In de gemeente ’s-Hertogenbosch komen 219 straten voor met ‘laan’ in hun naam. Ook hier komen enkele lanen voor, die dubbel zijn: Churchilllaan (Molenhoek en De Kruiskamp), Frederik Hendriklaan (Molenhoek en De Vliert) en Wagnerlaan (Molenhoek en Zuid).

Kade, kaai – straat op een oeverwal De benaming is ontleend aan een Keltisch woord voor ‘afscheiding, haag, omheining’: *kajo, *kagjo. In de loop der tijd is hieruit ons woord ‘kaai’ ontstaan met de betekenis ‘smalle aarden oeverwal aan een waterloop’ en ‘los- en laadkade in een haven’. De gelijkenis met het Frans woord ‘quai’ en het Engelse ‘quay’ is geen toeval. De d in ‘kade’ is ontstaan uit hypercorrectie, het verschijnsel in de taal waarbij de spreker een vermeende taalfout ten onrechte ‘corrigeert’. In ’s-Hertogenbosch komen zo’n 16 straten voor met ‘kade’ in

BOSSCHE KRINGEN

Wordt vervolgd

49

JAARGANG 1 • NUMMER 3 • SEPTEMBER 2014


Tekst: Nik de Vries Foto’s: Ellie de Vries (nieuw) en wandelboekje (oud)

KringWandeling

Kringwandeling revisited We zijn toe aan het nalopen van de vijfde wandeling van de Kring Vrienden. Het is Rondom de Vughterdriehoek uit oktober 1976. Het bijbehorende boekje is niet meer te koop, maar we proberen de route zo goed mogelijk te beschrijven voor de mensen die deze ook willen nalopen. We kijken vooral naar wat er in de loop van bijna 30 jaar veranderd is.

Berewouthof.

5

We starten dit keer op Bastion Oranje. Hier is inmiddels het Bastionder gebouwd, waar het grote kanon Stuergewalt een mooi onderkomen heeft gevonden. Het uitzicht over het Bossche Broek blijft prachtig. We steken over en wandelen langs het Refugiehuis van de Abdij van St. Geertrui de Sint Jorisstraat in. Rechts passeren we nieuwbouw, die de plaats heeft ingenomen van een van die typische volksbuurten die ’s-Hertogenbosch rijk was. Alleen de namen – en de Mortelkazerne – bestaan nog. De bewoners van vlak na de Tweede Wereldoorlog wisten al dat hun wijk zou verdwijnen. In een toneelstuk over Bosch Marieke (opgevoerd in 1947, 1949 en 1955) klonk het afscheidslied: “De wijk en het spel gaan verdwijnen. Dat krijgen we nimmer weerom.”

Sint Jorisstraat In de Sint Jorisstraat zien we rechts het complex De Twaalf Apostelen. In het begin van de 20ste eeuw werden er 12 oude mannen verpleegd, vandaar de naam. “De kern van het komplex bestaat uit een adellijke behui-

BOSSCHE KRINGEN

50

JAARGANG 1 • NUMMER 3 • SEPTEMBER 2014


Vughterstraat vroeger en nu.

zing van grote allure; het is een samentrekking van twee naast elkaar gelegen oudere huizen,” zo schrijft Peter-Jan van der Heijden in het boekje, “Rechts van het grote pand bevindt zich een sterk verbouwde boerderij.” Ook aan de andere kant staan enkele monumentale panden: het Huis van Bewaring, het woonhuis ernaast en het “bejaardenhuis op nr. 25”. De eerste twee panden zijn samen met het Paleis van Justitie op de Spinhuiswal inmiddels verkocht; het is afwachten wat daar mee gebeuren gaat. Halverwege de straat kijken we links het Kruisbroedersstraatje in: “op die manier krijgt U een doorkijkje dat een schilderij waard is.” In de Vughterstraat aangekomen gaan we rechtsaf en we kijken daar vooral naar boven, naar de prachtige bovengevels.

over het bruggetje weer rechts en opnieuw meteen links, de Walpoort door naar de Sint Janssingel. Wat verder naar rechts ziet u het in aanbouw zijnde Sint Jansbolwerk, waar hopelijk ook de Kring te zijner tijd een plaatsje vindt. Aan de overkant van de Dommel zien we de wijk Het Zand, de eerste wijk die buiten de wallen werd aangelegd na de Vestingwet van 1874. We lopen linksaf en passeren het klooster van de Zusters van J.M.J. Hun scholen zijn inmiddels getransformeerd in prachtige appartementen. Op de hoek van de Berewoutstraat zien we de Berewouthof. In 1744 werd dit gebouwd als kazerne, “op kosten van de gemeente”. In 1920 verlieten de militairen het gebouw en “heeft de gemeente er een hofje voor bejaarden van gemaakt”. Via de Berewoutstraat lopen we naar de Vughterstraat. De Berewoutstraat “is genoemd naar Arnout Berwouts die in het midden van de 14e eeuw een groot huis bezat op de hoek Berewoutstraat/Vughterstraat, aan onze linkerhand”.

Naar de Westwal

Heen en weer

Dan slaan we linksaf de Snellestraat in. Hier stroomt rechts de Binnendieze grotendeels onder de huizen door. Vaar eens mee met een van de boten en u ziet hoe dat eruit ziet. In de Snellestraat vinden we onder andere twee gevelstenen die oorspronkelijk in het voorhuis aan de Schapenmarkt zaten: Het Bijlken (nummer 17) en De Blauwe Hont (op 29). Voor Het Misverstant gaan we linksaf het Begijnstraatje in. Het pand is niet langer “behangen als een kerstboom”. In de Postelstraat rechtsaf, meteen weer linksaf,

We gaan rechtsaf en lopen langs de Kuipertjeswal. Hier heeft de tweede stadspoort in de Vughterstraat gestaan – de eerste stond ter hoogte van Het Zuiden, begin Schapenmarkt –. Deze poort werd in 1662 ingericht “voor doctoren en chirurgijns om aldaar de anatomie te exerceren”. Tot 1669 is hier een ontleedkamer geweest. In 1677 besloot het stadsbestuur de ruimte te geven aan enige “liefhebbers om aldaar hunne rariteiten te plaatsen”. In dit eerste Bossche museum werden naast rariteiten ook kunstvoorwerpen en gebruiksvoor-

BOSSCHE KRINGEN

51

JAARGANG 1 • NUMMER 3 • SEPTEMBER 2014


Twee maal Achter den Engel.

werpen van andere volken tentoongesteld. In een van de komende nummers van Bossche Kringen komen we uitgebreid terug op deze rariteitenkamer. We lopen door en gaan rechtsaf, Achter de Boomgaard in. Op de Westwal gaan we links tot we komen bij het steegje tussen nummer 26 en 27, Achter den Engel. Helaas kunnen we hier niet mee doorheen, terug naar

BOSSCHE KRINGEN

de Vughterstraat, maar we kunnen wel even ‘binnenkijken’: hier stonden kamerwoningen, waar het zonlicht niet in doordrong. We gaan dezelfde weg terug naar de Vughterstraat; daar gaan we rechts tot het tweede steegje, het Katerstraatje. Kijk vooral even naar het huis links: het heeft prachtige glas-in-lood-ramen, maar ook (goed kijken, want bijna vervaagd) twee huisnummers:

52

JAARGANG 1 • NUMMER 3 • SEPTEMBER 2014


Achter den Engel vroeger.

83 en 219. Nummer 83 was van de voormalige Vughterdijk, het andere nummer is het nummer van de Vughterstraat. We gaan door het Katerstraatje opnieuw naar de Westwal. Aan de overkant links zien we de kantoren van Essent. “Eens lag hier een stadswijk. Deze lag aan het uiteinde van Het Zand. De Bossche bevolking oordeelde dat dat nogal ver was. En toen had men meteen een naam: Lombok; immers dat lag ook ver weg.” Bij de bevrijding van ’s-Hertogenbosch in oktober 1944 is de wijk kapot geschoten en daarna niet meer herbouwd. Vanaf de Westwal was de wijk te bereiken via de Knuppeltjesbrug, inmiddels al lang vervangen door een stevige brug voor voetgangers en fietsers.

PNEM-gebouw vroeger, Essent nu.

BOSSCHE KRINGEN

53

JAARGANG 1 • NUMMER 3 • SEPTEMBER 2014


Voormalig kantoor PNEM.

eens in als dat mogelijk is (een aantal straatjes is partikulier eigendom geworden).” Links staan enkele panden uit de 17de eeuw, bijvoorbeeld De Swarte Sleutel (277), De Drije Swarte Mollen (267) en De Bijenkorf (269-271), waarnaar een steegje op de Westwal, Achter de Bijenkorf, is genoemd.

Pand De Bijenkorf in de Vughterstraat.

Op het einde van de Westwal gaan we linksaf, passeren zo het gerenoveerde Wilhelminaplein met zonnewijzer, een cadeau van de Bossche bevolking bij de viering van het 750-jarig bestaan van de stad in 1935. We gaan weer linksaf de Vughterstraat in en passeren ook aan de rechterkant verschillende steegjes: “Loopt U er gerust

Achter de Bijenkorf.

BOSSCHE KRINGEN

54

JAARGANG 1 • NUMMER 3 • SEPTEMBER 2014


Parklaan nu en vroeger.

Pand De Swarte Sleutel in de Vughterstraat.

Terug naar het begin

BOSSCHE KRINGEN

We gaan rechtsaf de Kuipertjeswal in, bewonderen de Kruiskerk en op de T-splitsing kijken we naar rechts, de Parklaan in. Ooit was dit een prachtige flaneerstraat, maar dat is al lang geleden. We lopen er even in om aan de rechterkant een kort bezoekje te brengen aan het Tilmanshofje, een oase van rust. We gaan terug richting het Paleis van Justitie. Dit is in 1920 gebouwd aan de Spinhuiswal. Het werd in 1944 verwoest doordat het in brand werd gestoken. “De rijksbouwmeester F. Duthour Geerling was daarna de architect van het huidige Paleis van Justitie. Dit gebouw […] werd in 1950 heropend.” Het had er een verdieping bij gekregen. En zo lopen we richting ons startpunt, het Bastion Oranje, waar de wandeling eindigt.

55

JAARGANG 1 • NUMMER 3 • SEPTEMBER 2014


Tekst: Redactie Foto: Ellie de Vries

Wie is Wie?

Een nadere kennismaking 12 In het eerste nummer van Bossche Kringen was ook een tekening van Guus Ong te vinden. Bij de rubriek Moers taal verzorgt hij een prachtige illustratie. Illustraties waarin de tekenaar het Bossche dialect op een min of meer ludieke wijze in de tekening voor het voetlicht weet te brengen. De redactie is zeer in haar nopjes met de toezegging van Guus om in iedere editie een cartoon voor Moers Taal te gaan verzorgen. Reden voor de redactie om Guus nader aan de lezers voor te stellen.

Wie is Guus Ong? Ik ben in ‘s-Hertogenbosch geboren en bezocht na het Sint Janslyceum de Kunstacademie te Tilburg waar ik de opleiding voor docent Tekenen volgde. 40 jaar was ik als leraar Tekenen en Kunstgeschiedenis aan het Jeroen Bosch College verbonden. Naast het lesgeven heb ik

BOSSCHE KRINGEN

altijd veel getekend en als cartoonist–karikaturist was ik medewerker van diverse bladen in Nederland en in het buitenland. In New York werkte ik enkele jaren voor het agentschap the Cartoonist en Writers Syndicate en werd later ook vast medewerker van de Chicago Tribune, meestal als Karikaturist van ‘Faces in the

56

JAARGANG 1 • NUMMER 3 • SEPTEMBER 2014


Tekst: Nik de Vries Foto: Ellie de Vries

News’. Ik ben getrouwd met Johanneke Grapperhaus en vader van twee dochters, Mei Lin en Su Lan. Ondertussen ben ik ook opa van twee kleinzoons.

Wat heb je met ’s-Hertogenbosch? Veel! Ondanks het feit dat we al lang in Sint-Michielsgestel wonen, zijn wij altijd Bosschenaar in hart en nieren gebleven. De stad heeft me altijd veel inspiratie gegeven en ik loop nog heel vaak – met of zonder schetsboek – in de binnenstad. Ik hou van de stad en haar bewoners!

Gewonnen

Varen met de winnaar

Waar kennen de Bosschenaren je van? Als je 40 jaar als docent aan een middelbare school hebt gewerkt, hebben enkele duizenden leerlingen je ‘meegemaakt’ (en mee gemaakt ). In het verleden heb ik enkele boeken gepubliceerd over ‘s-Hertogenbosch en de Bosschenaren. De oudste publicatie vind ik nog steeds de beste: Spul van de Rul (1976) is de naam van de bundel met Bossche uitdrukkingen, verzameld door Jan Bruens, destijds directeur van het plaatselijke VVV en groot verzamelaar en liefhebber van het Bossche Dialect. Ik heb toen de uitdrukkingen in cartoonbeelden gevisualiseerd. Ik ben nog steeds heel trots op dit boekje dat helaas nooit een herdruk heeft mogen beleven! Sinds twee jaar maak ik iedere week met heel veel arbeidsvreugde een tekening onder de titel Bossche Kletsplaojkes voor de Bossche Omroep; in deze cartoons probeer ik Bossche uitdrukkingen te verbeelden. In 2013 verscheen mijn laatste bundel Bossche Kletsplaojkes in eigen beheer uitgegeven (te bestellen via mijn e-mailadres: augustong@home.nl).

Vanwaar je interesse voor het Bossche dialect? Naast de ‘sappigheid’ van het Bossche dialect hebben vooral de bewoners altijd veel voeding gegeven voor mijn karikaturale visie. Het Bossche volk een vergrotende spiegel voorhouden door middel van de karikatuur , ik ben gelukkig dat ik dit iedere week mag en kan doen!!

Waar vind je inspiratie voor je tekeningen? Naast de vele publicaties over het Bossche dialect zijn vooral de wandelingen door de binnenstad bronnen, maar ook regelmatig supermarkten, winkels als de Action bezoeken. Als je met een bepaalde ‘bril’ in de stad loopt, kom je altijd wel zaken en types tegen die in mijn tekeningen te verwerken zijn! Het materiaal ligt letterlijk op straat!

Vorig jaar zijn we gestart met de ladderwedstrijd. Dat houdt onder andere in dat er een jaarwinnaar is. De eerste winnaar is Hans de Laat. Samen met zijn vrouw Carrie, hun kinderen en een paar vrienden voeren we met de Frederik Hendrik over de Dommel. Op de heenweg – aangenaam gemaakt door koffie met een chocolade bol -werd vooral verteld over de natuur en de plaats die ’s-Hertogenbosch daarin inneemt. Helaas zagen we de ijsvogels niet, maar wel twee groepen jonge nijlganzen. Bij ’t Vaantje keerden we en op de terugweg kregen we onder het genot van een drankje alles te horen over het Beleg van 1629. Ook toen al kwamen vanuit heel Europa de ramptoeristen op onze stad af om te zien hoe Frederik Hendrik het eraf zou brengen. De winnaars zijn geen onbekenden op het gebied van ’s-Hertogenbosch en zijn geschiedenis: ze zijn Boschloog en zelfs hebben ze zo’n 30 modules van Boschlogie 3 erop zitten. Ze houden ervan door de stad te wandelen en dan is een fotozoektocht een leuke aanleiding. Wie wordt straks de winnaar van 2014?

BOSSCHE KRINGEN

57

JAARGANG 1 • NUMMER 3 • SEPTEMBER 2014


Tekst: Nik de Vries Foto’s: Ellie de Vries

Architectuur

Zwanenbroedershuis vernieuwd Na de aanpak van de buitenzijde van het Zwanenbroedershuis was het tijd ook de binnenkant te renoveren. Er komen immers twee spannende jaren aan. In 2016 wordt de 500ste sterfdag van Zwanenbroeder Jheronimus Bosch herdacht. 2018 is het jaar dat de Zwanenbroeders 700 jaar bestaan. Daar hoort een mooi en netjes pand bij.

Als we eind juli 2014 in het huis rondgeleid worden door de beheerder Tom Witlox, is de aannemer net met het grote werk klaar. Het is tijd voor de afwerking en details. Eind augustus komt de stoffeerder en begint men met de herinrichting. De enige die nu aan het werk is, is de vloerendeskundige, die met eindeloos geduld en vakmanschap de houten vloer van de tuinkamer aan het schoonmaken en oliën is.

Niet direct zichtbaar Veel van het werk is voor lekenogen niet echt zichtbaar. Qua stijl is er niets veranderd. “Het is ons ‘clubhuis’, we willen het huiskamergevoel behouden,” legt Tom uit. Toch zijn er vernieuwingen zichtbaar. Zo is er een lift aangebracht, overigens kunstig weggewerkt achter een houten paneel. Er is een nieuwe keuken aangelegd op een deel van de gang naast het huis. De aankleding van de keuken is keurig aangepast aan de rest van het interieur.

BOSSCHE KRINGEN

58

JAARGANG 1 • NUMMER 3 • SEPTEMBER 2014


Minder zichtbaar, maar wel aanwezig is een uiterst moderne beveiliging. Logisch als je bedenkt welke kostbaarheden aanwezig zijn. Verder is het behang gereinigd en is er opnieuw geverfd. Daarbij hebben de deuren een speciale behandeling gekregen, waardoor ook moderne exemplaren er oud uitzien. De museumkamer is waar nodig gerepareerd. Daarbij stuitte men op een bijzonderheid, die tot dan onbekend was: voor de muur aan de voorkant is gebruik gemaakt van puin uit het oude huis, aangevuld met specie. Ook toen al moest men op de centjes letten!

heeft gelegen. De bedoeling was deze opnieuw te bouwen. De vergunning en de financiering waren rond, maar onderzoek aan de kademuur wees uit, dat deze blijkt te bestaan uit een losse muur voor de eigenlijke kademuur. Nu is een nieuwe offerte gemaakt. Steentje voor steentje wordt de voormuur afgebroken en vervolgens opnieuw opgebouwd, waarbij deze met ankers vastgezet wordt aan de achtermuur. Het ligt is de bedoeling dat de steiger klaar is in april 2015. Daardoor kunnen de schippers van de Binnendieze hun bootjes aanmeren; gasten kunnen zo langs achter het Zwanenbroedershuis bezoeken.

Tuin en steiger

Slot

Aanvankelijk zou ook de tuin heringericht worden als een lusthof uit de renaissance. Helaas was dit plan te duur. Bovendien zou er dan geen feest meer gehouden kunnen worden vanwege de buxushagen. Ook het plan voor de achterzijde is gesneuveld vanwege het ontbreken van geld. Er zou een Amerikaanse veranda aangebouwd worden, maar het prijskaartje van 150.000 euro was te gortig. Nu is er een houten buitenvloer met aangepaste trap gebouwd, ook mooi. Onderzoek heeft uitgewezen dat er in de 16de en 17de eeuw een steiger in de Binnendieze aan de achterzijde

Zoals gezegd: eind augustus wordt de allerlaatste hand gelegd aan de herinrichting. Hopelijk is alles klaar voor de lunch na de mis voor de overleden leden, die traditiegetrouw plaatsvindt op de eerste zaterdag van september. De officiële opening vindt plaats op 26 september. Vanaf 1 oktober kan iedereen het vernieuwde Zwanenbroedershuis bezoeken. Dan kunt u met eigen ogen aanschouwen dat de 450.000 euro die de renovatie gekost heeft, goed besteed is.

Radiatoren zien eruit als houten lambrisering.

Een bezoek aan het Zwanenbroedershuis kunt u reserveren via de Kring Vrienden van ’s-Hertogenbosch. Voor 5 euro krijgt u tevens een interessante rondleiding. Het is ook mogelijk in het Zwanenbroedershuis te trouwen of er een diner of feest te organiseren. Hiervoor kunt u contact opnemen met de beheerder Tom Witlox.

BOSSCHE KRINGEN

59

JAARGANG 1 • NUMMER 3 • SEPTEMBER 2014


Tekst: Nik de Vries Foto’s: Ellie de Vries

Architectuur

Vonk & Vlam Nog steeds wordt met man en macht gewerkt aan de realisatie van de parkeergarage Vonk & Vlam. De firma Heijmans streeft ernaar het karwei begin 2015 geklaard te hebben, zodat de garage in april 2015 opengesteld kan worden. Tijdens een rondleiding op 28 juni 2014 vallen de enorme afmetingen op. Atilla Turan van Heijmans vertelt over de logistiek van het geheel. “We werken niet alleen met maand- of weekschema’s, maar zelfs per uur weten we wie wat waar moet doen.” Alle onderdelen zijn uniek, genummerd en gecodeerd. Daardoor is het mogelijk alles op tijd op de goede plaats te krijgen.

Met helm, veiligheidsvestje en idem laarzen mogen we het bouwterrein betreden. Wat we zien, is een enorme betonnen bak. Ruim 300 meter lang strekt deze zich uit langs de vestingmuren. De bouwkuip is in twee stukken verdeeld. Daardoor kan de doorlooptijd verkort worden. Voor de constructie zijn eerst ruwe diepwanden aangebracht. Daarbinnen wordt gewerkt aan ‘nette’ wanden en als die klaar zijn, worden de ruwe wanden weer verwijderd.

BOSSCHE KRINGEN

De garage

We moeten ons de garage voorstellen als een water‑ dichte doos. Deze wordt aan de onderkant verankerd. Als straks het dak erop ligt, komt daarbovenop water van maximaal 1.25 meter diep. De garage zelf krijgt drie parkeerlagen, samen goed voor ruim 1000 auto’s. Via een zogenaamde wokkel rijdt men naar beneden, naar niveau -1; vandaar gaat men via een hellingbaan naar -2 en -3. Daarbij gaat men onder de vestingmuur door.

60

JAARGANG 1 • NUMMER 3 • SEPTEMBER 2014


Elke verdieping krijgt een (histo‑ risch) thema. In laag -3 wordt de oudste periode van ’s-Hertogen‑ bosch getoond en naar boven toe komen we steeds meer naar onze tijd. Er komen mogelijk vitrines, waar ook (replica’s van) vondsten worden tentoongesteld. Je kunt daarbij denken aan de Neanderthalervond‑ sten en de skeletten van Franse soldaten uit het einde van de 18de eeuw. Vanuit de parkeergarage lopen de bezoekers via een doorgang in de vestingmuur naar de Casinotuin en vandaar verder naar de Bossche binnenstad.

De wokkel

Zoals gezegd: men komt via een wokkel binnenrijden. De kern van de wokkel is in feite een grote ronde doos op palen. Bovenop de wokkel komen bomen, aan de buitenzijde ervan worden bankjes gebouwd. Door die bomen kunnen we de wokkel ook beschouwen als een grote bloempot.

Slot

Over de naam van de garage is een kleine discussie op gang gekomen. De gemeente had bedacht de garage Sint-Jan te noemen. Dan hebben we al drie Sint-Jannen in ’s-Hertogenbosch: de kathedraal, met de oudste rechten, en bolwerk Sint-Jan bestaan al. Een derde Sint-Jan lijkt mij een beetje te veel van het goede, dus ik zou ervoor pleiten de bestaande naam Vonk & Vlam te handhaven. Never change a winning name, zouden de Engelsen kunnen zeggen…

BOSSCHE KRINGEN

61

JAARGANG 1 • NUMMER 3 • SEPTEMBER 2014


Tekst: Werkgroep Culturele Activiteiten

Op stap!

Berichten van de werkgroep Culturele Activiteiten Sinds mei kent de werkgroep een verandering van samenstelling. Sonja van Roosmalen heeft zich wegens drukke andere werkzaamheden uit de werkgroep teruggetrokken; Til Palm is vanuit de voormalige Boschboom als nieuw lid erbij gekomen en profileert zich in een van onderstaande stukken via een door haar op te richten studiegroep. Ook Eric Overdijk heeft zich uit de werkgroep teruggetrokken. Onderaan treft u de namen van de huidige leden van de werkgroep aan.

Historisch Diner op Koning Willem I College

Al verschillende jaren organiseerde voorheen De Boschboom dit traditionele diner met medewer‑ king van studenten van het KWIC aan de hand van een bepaald historisch thema. En nu heeft de werkgroep dit interessante en smaakvolle project met plezier overgenomen!

De Werkgroep Culturele Activiteiten organiseert ook dit jaar het Historisch Diner in de Mensa van het Koning Willem I College (Vlijmenseweg 2) in samen‑ werking met studenten van de Middelbare Horeca School en de afdeling Marketing en Communicatie. Het diner wordt verzorgd op een prachtige historische locatie en is wederom gebaseerd op de historische keuken; de aard van het diner blijft een verrassing tot degenen die zich ingeschreven hebben een uitnodiging thuis ontvangen. Aan de hand van het nog te bepalen historische thema verzorgen de studenten de bijzon‑ dere aankleding van de Mensa en het entertainment passend bij deze historische maaltijd. Alle leden van de Kring Vrienden van ’s-Hertogenbosch kunnen aan het diner deel nemen. Omdat de belangstelling de afgelopen jaren heel groot was, menen we er goed aan te doen van u te vragen dat uw inschrijving en betaling vóór 1 november 2014 binnen zijn. Mochten er dan nog plaatsen over zijn, dan kunnen we buiten de Kring gaan melden dat men kan inschrijven.

Programma: Wij bieden u een welkomstdrankje, een drie-gangen diner met amuse vooraf, ‘aangeklede’ koffie en een toepasselijk wijnarrangement aan in een bijzondere ambiance en met sfeervolle muziek. Tijdstip: Kosten: Opgave:

Foto Studio Van Elten

BOSSCHE KRINGEN

62

donderdag 27 november 2014, van 18.00 - 22.00 uur € 37,50 per persoon voor leden van de Kring persoonlijk of telefonisch (073-6135098) aan de Kring‑ balie o.v.v. adres, telefoonnum‑ mer/e-mailadres. Ook per e-mail kan dat: algemeen@kringvrienden.nl o.v.v. Historisch Diner.

JAARGANG 1 • NUMMER 3 • SEPTEMBER 2014


De laatste perkenier van Banda, Pongky van den Broeke.

Voor nadere informatie kunt u altijd terecht bij een van de werkgroepleden. Met name Wiet van Gent, Ietje Schiks en Janine van de Kamp verzorgen dit evene‑ ment. U ontvangt te zijner tijd een reserveringsbevesti‑ ging met het verzoek het verschuldigde bedrag vóór 1 november 2014 over te maken. Uw betaling beves‑ tigt uw definitieve deelname. Maximaal 100 personen kunnen aan het historisch diner deelnemen. De einddatum van inschrijvingen en betalingen ligt op 1 november 2014. Schrijft u bijtijds in; we verwachten, zoals in de afge‑ lopen jaren, een enorme belangstelling. Zeker nu deze uitnodiging gericht is aan alle leden van de Kring.

Lezing over de (winter)specerij Nootmuskaat onder de titel: Perkeniers op Banda

Perkeniers waren nootmuskaatboomkwekers. Via de V.O.C. kwamen de specerijen naar Nederland. Noot‑ muskaat was in de 17de eeuw een felbegeerde specerij in Europa. Deze specerij werd toentertijd voornamelijk op de Banda-eilanden aangetroffen. De Vereenigde

BOSSCHE KRINGEN

Oostindische Compagnie (V.O.C.) verdiende fors aan de handel in nootmuskaat en wilde een volledige mono‑ polie op de nootmuskaathandel verkrijgen. We zijn via Eric Overdijk dit fenomeen op het spoor gekomen en hebben contact gelegd met de laatste afstammeling van een perkenier in Nederland, Rick van den Broeke, dus dit wordt iets heel aparts. De lezing hebben we geprogrammeerd voor 18 december als een avondprogramma en zij wordt gegeven in het Kringhuis. Mocht u nu al interesse hebben: kijkt u op de website van Indonesienu: http://www.indonesienu.nl/nu-actueel/rick-van-denbroeke-banda-eilanden-molukken In Bossche Kringen van november 2014 komen we hier op terug, maar de datum kunt u nu al reserveren in uw agenda. Wie weet krijgen we nog recepten en tips voor het gebruik van nootmuskaat in deze kruidenmaand. We hopen natuurlijk weer op een grote opkomst tijdens de door ons georganiseerde activiteiten. De werkgroep Culturele Activiteiten: Wiet van Gent, Janine van de Kamp, Til Palm en Ietje Schiks.

63

JAARGANG 1 • NUMMER 3 • SEPTEMBER 2014


Tekst: Nik de Vries Foto’s: Ellie de Vries

Onthulling

En toen was er water… Vrijdag 29 augustus 2014 was een belangrijke dag voor de werkgroep Het Kleine Monument van de Kring Vrienden. Eindelijk, na bijna 25 jaar lobbyen, werd de Pelikaan­ fontein opnieuw in werking gesteld. Deze staat op een nieuwe plek, het pleintje van de Weversplaats.

Het was druk op het pleintje: vertegenwoordigers van de gemeente, van de Kring en buurtbewoners waren toegestroomd. Nort Lammers, voorzitter van de werkgroep Het Kleine Monument, vertelde nog eens hoe belangrijk kleine monumenten voor een stad zijn: het zijn juweeltjes. Ooit zijn ze opgericht met een bepaalde reden en dat geeft ons de plicht ze te koesteren. Dat geldt ook voor de Pelikaanfontein, die nu een waardige nieuwe plek heeft gekregen in het vernieuwde Paleiskwartier.

Wethouder Van Olden kruipt uit technische ruimte.

BOSSCHE KRINGEN

Lang geleden, in de late Middeleeuwen, was deze omgeving een rijke buurt van lakenwevers. Veel straatnamen herinneren ons nog aan die tijd. Iets minder lang geleden lag hier een echte volksbuurt. Ook in deze buurt vinden we kleine exempels, bijvoorbeeld de twee Mariabeeldjes aan het begin van de Beurdsestraat.

De fontein Tot nu toe is het nog niet gelukt erachter te komen waarom deze fontein Pelikaanfontein heet. Oorspronkelijk is de fontein afkomstig uit de buurt. In de tuin van de stadsvilla Wolvenhoek 10-12, nu een foeilelijke parkeergarage, stond de fontein vanaf de 19de eeuw. De

V.l.n.r.: Huib van Olden, Nort Lammers, Peter Berlijn en Joop Thissen.

64

JAARGANG 1 • NUMMER 3 • SEPTEMBER 2014


Nik de Vries

Uitgelicht

Halvezolenlijn in beeld

Wethouder Van Olden kruipt uit technische ruimte.villa

was het eigendom van fabrikant A. Rouppe van der Voort. Deze verkocht het pand rond 1930 aan Lamers en Indemans. En die firma schonk de fontein, die in de weg stond, in 1931 aan de gemeente. De fontein werd herplaatst op Bastion Baselaar, voorzien van een groter bassin. In de loop van de tijd verkommerde de fontein, waarna een groot gedeelte gedemonteerd werd. In 1987 bracht kunstenares Leidi Haaijer het kunstwerk Herfstbladeren op het bassin aan. In 1989 werd de werkgroep Het Kleine Monument opgericht. Een van de zaken die deze werkgroep ter hand nam, was ijveren voor volledig herstel van de Pelikaanfontein. Een lange weg moest gegaan worden voor in 2008 een doorbraak kwam: er was overeenstemming over de plaats van herbouw en de financiering van het project.

Toen in 2011 een groot boek uitkwam over de Halvezolenlijn, de spoorweg tussen Lage Zwaluwe en ’s-Hertogenbosch, dacht ik dat nu alles wel geschreven zou zijn over deze roemruchte spoorlijn. Nee dus! Onlangs is opnieuw een boek uitgekomen, dat gewijd is aan deze lijn.

Ingebruikstelling Wethouder Huib van Olden bedankt Nort en prijst het werk van de werkgroep. Hij memoreert nog even de overlast voor de buurt door de bouw van het museumkwartier, maar nu is de buurt ‘afgerond’ door de fontein. Samen met voorzitter van de Kring Joop Thissen en buurtbewoner Peter Berlijn stelt de wethouder vervolgens de fontein in werking. En toen was er water… We feliciteren de werkgroep met deze nieuwe mijlpaal.

Wethouder Van Olden krijgt uitleg techniek.

BOSSCHE KRINGEN

Paul Henken is een spoorwegen treinenfa‑ naat. Al vanaf 1975 is hij geïnteresseerd in de spoorlijn die vanaf 1886 de verbinding vormde tussen ’s-Hertogen‑ bosch en Lage Zwaluwe. Hij besloot een boek van zijn hobby te maken en heeft dat heel zorgvuldig en met veel liefde gedaan. Voor- en achterin het boek staat een schematische weergave van de lijn en alle stations ervan. Vervolgens beschrijft hij in zijn boek minutieus elke stukje van het traject. Dit deel zit vol bijzondere details. Zo schrijft hij over de Moerputtenbrug: “36 vaste overspanningen van elk 16,472 meter lengte, totale lengte 597,6 meter. Beschadigd in oktober 1944, hersteld op 5 maart 1947. Rijksmonument sinds 1975.” Dan volgt het belangrijkste en uitgebreidste deel van het boek: tientallen foto’s in zwart-wit en kleur van stations, treinen, locomotieven, delen van het spoor en zaken als de watersnoodramp en een bizar ongeluk. Alles volgt de lijn van Lage Zwaluwe tot ’s-Hertogen‑ bosch. Uit deze laatste plaats zijn diverse foto’s opge‑ nomen, deels bekend, maar vooral ook ‘nieuw’. Ik denk dat de schrijver en samensteller van dit boek met deze uitgave veel liefhebbers een groot plezier heeft gedaan. Het boek heet De spoorweg Lage Zwaluwe – ’s-Hertogen­bosch 1886 – 2014. Het telt 160 pagina’s en is keurig gebonden. Het kost € 28,00 en is verkrijg‑ baar bij boekhandel Heinen.

65

JAARGANG 1 • NUMMER 3 • SEPTEMBER 2014


Korte berichten

Alle klokken luiden, wij vertellen het verhaal De Bossche Klokkengroep organiseert een fietstocht met als thema: Klokkengieters. De Bossche klokken werden gegoten door tien verschillende klokkengieters. Zes klokken, waaronder een beroemde Moer- en een Hemony‑ klok, komen aan bod bij de fietstocht op zaterdag 20 september. We fietsen vanaf de Brabanthallen via het Engelermeer naar Engelen en Bokhoven. Heen en terug 25 km. In de nabijheid is voldoende parkeerruimte. We vertrekken om 9.45 uur bij het hoofdgebouw van de voormalige Brabanthallen. Halfweg drinken we koffie of thee bij de kerk uit de 11de eeuw in Engelen. Rond 12.00 uur eindigen we bij de Antonius Abtkerk in Bokhoven. Terugtocht op eigen gelegenheid. Deelname: € 5,00. Aanmelden via de Kringbalie Parade 12 (tel. 073 - 613 50 98) of via internet http://www.kringvrienden.nl >> reserveren

Behendig varen De schippers van de Binnendieze scheppen er genoegen in hun boten heelhuids door ook smalle stukken rivier te manoeuvreren. Om te laten zien waartoe ze in staat zijn, houden ze van tijd tot tijd een wedstrijd, waarbij het uiterste van hun stuur‑ manskunst gevergd wordt. In de week van 11 augustus 2014 was het weer zover. In de haven was een parcours uitgezet. De schippers moesten hun boot langs hangende palen sturen, vervolgens de boot in een hoek drijven, zonder de muur te raken. Daarna weer langs palen varen, keren, het eerste deel nogmaals varen. In de toog over de Vismarkt was een reddingsboei gehangen, waar de schippers vanuit hun boot een stok doorheen moesten werpen, zonder dat de boot ergens tegenaan botste. Dat alles ging op tijd. En om het extra lastig te maken stond voorin de boot een paaltje te wankelen, dat niet mocht omvallen, op straffe van extra tijd. Jaap Bimmel was de enige foutloze schipper. Hoewel langs de kant hilariteit hoogtij vierde, voeren de schippers bloedserieus hun route. Uiteindelijk kwam Dieuwerke de Ruiter als winnares uit de bus. Ze liet Wim Tempels (tweede) en Ad van der Stokker (derde) achter zich. En na hen nog vele tientallen schippers!

BOSSCHE KRINGEN

66

JAARGANG 1 • NUMMER 3 • SEPTEMBER 2014


In Memoriam Denise Stuiveling (1954-2014) Onlangs bereikte ons het droevige bericht dat Denise Stuiveling voor velen van ons onverwacht is overleden. Vanaf het seizoen 2007 was Denise als enthousiaste vrijwilligster betrokken bij de vaartochten over de Binnendieze. Tijdens het vaarseizoen was zij in de Molenstraat samen met haar collega’s druk bezig aan de balie met het verkopen van de vaarkaarten. Ondanks dat zij niet uit ’s-Hertogenbosch afkomstig was, kon Denise de bezoekers prima voorlichten over de vaartochten en over de stad. In de loop van de tijd had de stad namelijk haar grote interesse gewekt, zeker nadat zij met veel plezier de cursus Boschlogie had gevolgd. De laatste tijd ging haar gezondheid wel achteruit, maar dat wij haar zo snel zouden gaan missen, had niemand voorzien. De Binnendieze verliest met Denise een goedlachse en prettige collega. Wij wensen haar familie veel sterkte toe met het verwerken van dit grote verlies.

Huub Spoor (1946-2014) Op 7 juli 2014 is Huub Spoor overleden. Huub was voor velen een van de gezichten van de Kring. Hij was een vriendelijke gastheer van het Kringhuis aan de Parade. Daar had hij zijn stekje gevonden na een leven als ambtenaar van de gemeente ’s-Hertogenbosch. Daarnaast speelde hij een belangrijke rol in Oeteldonk. Huub was de vriendelijkheid zelve, altijd goed‑ lachs en vol humor. Op zijn gedenkprentje lezen we: “Zijn streken, zijn humor en zijn nukken. Zijn tevredenheid met kleine dingen. Zijn gastvrijheid en warmte… Zijn verhalen over het Bossche…Zijn snor, zijn bril en zijn ondeugende lach.” We zullen met weemoed aan hem terugdenken. Hij was een fijne man om te kennen en om mee te werken. We wensen Greetje en de kinderen en kleinkinderen veel sterkte toe.

BOSSCHE KRINGEN

67

JAARGANG 1 • NUMMER 3 • SEPTEMBER 2014


’s-Hertogenbosch verandert

Op de dubbelfoto, kunstig bewerkt door fotografe Ellie de Vries met behulp van een ansichtkaart van 100 jaar geleden, ziet u de Pensmarkt vanaf het bordes van het Stadhuis. We zien de markt zoals die vroeger plaatsvond: de waren op de grond uitgestald. Het was ook de tijd dat vrijwel iedereen een hoed of een pet droeg. Wanneer is dat opgehouden? Daartussendoor manoeuvreert een trammetje op weg naar of uit Vught. Opvallend is ook het bord aan de gevel van De Zon, waarin V&D zat, tot het gebouw in 1938 afbrandde: er is gewoon een Groote Uitverkoop en geen sale… Op de achtergrond ziet u de vlaggen van theaterfestival De Boulevard, dat elk jaar in augustus een groot aantal voorstellingen naar ’s-Hertogenbosch brengt. De gevelwand links is weinig veranderd, rechts is de verandering groter.

BOSSCHE KRINGEN

68

JAARGANG 1 • NUMMER 3 • SEPTEMBER 2014


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.