Bossche Kringen jaargang 1 nummer 1 mei 2014

Page 1

s s o

K e ch

n e g n i r

h os c b n ge 14 o t er ei 20 H ‑ ’s van van 1 • m e v ga den mer t i n n u Vrie num e E ng g 1 Kri rgan jaa

B


V I

Inhoud

Voorwoord

Nik de Vries

Afgelopen december verscheen het laatste nummer van Bossche Bladen, voortgekomen uit een fusie van ‘s-Hertogenbosch en Boschboombladeren. De afspraak was dat het blad vanaf 2014 opgenomen werd in KringNieuws. Dat alles had onder andere te maken met de fusie tussen De Boschboom en de Kring Vrienden van ’s-Hertogenbosch.

Van meet af aan was het ons duidelijk dat het nieuw te vormen blad ook een nieuwe naam moest krijgen. Al in januari werd binnen de redactie van KringNieuws nagedacht en daar viel een naam. Omdat we niet over een nacht ijs wilden, dachten we langer na. Andere namen kwamen op en vielen af. Uiteindelijk bleef die ene naam rondzingen. We hebben de knoop doorgehakt: het blad gaat Bossche Kringen heten. De naam maakt duidelijk waar we voor staan: we publiceren artikelen die te maken hebben met ’s-Hertogenbosch, zijn verleden, heden en toekomst. De kringen maken helder dat van twee kanten die artikelen aangeleverd worden. Dit is het eerste nummer met de nieuwe naam. Misschien hebt u vreemd opgekeken toen u het blad uit de bus haalde. Het omslag laat zien, dat we bezig zijn met de vernieuwing. We zijn echter nog niet klaar: het blad krijgt een nieuw formaat, een nieuwe vormgeving, een vernieuwd omslag. Onze vormgever, Jack van Elten, is daar druk mee bezig. De gehele redactie denkt met hem mee. Ons doel is: een compleet nieuw blad vanaf het julinummer.

Inhoud 2 Paradepaardjes 3

In Memoriam

3

Opening Toeristenseizoen 2014

4

Bossche beiaardklanken

5

Boeiend boek Jheronimus Bosch gepresenteerd 6 Brabant is nog lang niet af

8

Korte berichten

9

Tuinenwandeling 10 Bossche klokken: klokken op reis

11

Paleiskwartier (20 jaar) Dichtbij

12

Ladderwedstrijd

15

Krybolder 16 In woord en beeld: Bossche chronogrammen

16

Grôôt Bosch Dictee: Grôôt Succes

19

Op bezoek bij Nico de Bont

20

Broeders van Maastricht in ´s-Hertogenbosch

22

Nieuw beeldje pastoor De Kroon

24

Inhoudelijk bevat dit meinummer enkele wetenschappelijke artikelen en rubrieken zoals de abonnees op Bossche Bladen die al kennen. Als u dit nummer omdraait, kunt u die lezen. Vanaf de volgende pagina staan artikelen die u kent van KringNieuws. Het is de bedoeling dat in de toekomst beide typen artikelen door elkaar komen.

Afscheid van Johan Strang

25

Hier staoi ik dan

26

Archeologisch en Paleontologisch Museum Hertogsgemaal

28

Introductie werkgroep Culturele Activiteiten

30

Uiteraard staan we open voor opmerkingen van uw kant. Die kunt u kwijt via het redactieadres. Als u zelf een bijdrage wilt leveren, kunt u deze ook op dat adres kwijt. U weet: illustraties graag aanleveren in een zo hoog mogelijke resolutie. De uiterste inleverdatum voor het julinummer is vrijdag 20 juni 2014.

Vestingwerken 2014

32

Kringwandeling 3 revisited

33

Tot slot wensen we u veel lees- en kijkplezier.

2

Voorwoord 2

Bossche Kringen mei 2014, jaargang 1 nummer 1

Verrassende kijk op industriële ontwikkeling 36 Twee lintjes

39

Korte Berichten

39

Een nadere kennismaking

40

Twee Bosschenaren exposeren

41

Bootgesprekken 9: moeder en dochter samen in de boot

42

Barak 1B, om stil van te worden

45

Beeld Evangelist Johannes

47


P I Paradepaardjes Algemene Leden Vergadering

In Memoriam Clemens van der Ven 1941 – 2014

De Algemene Leden Vergadering heeft dit jaar plaats op maandag 30 juni 2014

in

Sociaal Cultureel Centrum de Helftheuvel

Helftheuvelpassage 115 in ’s-Hertogenbosch. We nodigen u daarvoor graag uit. Op de agenda staat onder meer het verslag van de ledenvergaderingen van 25 juni 2013 en 18 december 2013, het jaarverslag over 2013, de toekomstvisie en het beleidsplan van de Kring, de jaarrekening 2013, de begroting 2014 en informatie over de Stichting Binnendieze. De agenda met de bijbehorende stukken krijgt u eind mei toegestuurd.

Toch nog onverwacht overleed op 22 april 2014 Clemens van der Ven. Enkele maanden ervoor was bekend geworden dat hij aan een ernstige ziekte leed. Hij was een van die mensen die cultuur met hoofdletters schrijven. Dankzij de inzet van hem en zijn vrouw Neeltje is bijvoorbeeld het beeldbepalende Huizinghe De Loet in de Peperstraat omgetoverd in een paleis vol prachtig keramiek. Met veel liefde leidde hij gasten rond en wist hen te vergasten op zijn grote kennis van zaken. Die kennis had hij zich eigen gemaakt in zijn antiekzaak Van der Ven & Van der Ven, onder zijn deskundige leiding uitgegroeid tot een van de internationaal gerenommeerde zaken in vooral oosters porselein. Daarnaast was hij initiatiefnemer van de kunst- en antiekbeurs PAN Amsterdam en van de TEFAF in Maastricht. Het Prins Bernard Cultuurfonds honoreerde de inzet van Clemens en Neeltje van der Ven met de Zilveren Anjer, die ze van koningin Beatrix persoonlijk mochten ontvangen. In zijn mooie pand organiseerde hij ook huisconcerten. Zijn tuin met het prachtige carillon van Meissenporselein, was een van de jaarlijkse hoogtepunten van de Tuinenwandeling van de Kring, waarvan hij een enthousiast lid was. Voor ’s-Hertogenbosch was hij een belangrijk persoon. Hij zorgde ervoor dat het Zwanenbroedershuis opengesteld werd voor het publiek, zette zich in voor de opwaardering en het herstel van winkelpuien in de stad en promootte ’s-Hertogenbosch als keramiekstad. In zijn geest zullen velen verder gaan, gestimuleerd door zijn enthousiasme. Dank je wel, Clemens, mede namens de KringVrienden van ’s-Hertogenbosch.

Bossche Kringen mei 2014, jaargang 1 nummer 1

3


O

Opening toeristenseizoen 2014

4

Bossche Kringen mei 2014, jaargang 1 nummer 1


B

Bossche beiaardklanken Gerard ter Steege

Van 11 tot en met 15 juni 2014 organiseert de Bossche Beiaardstichting voor de 25ste keer de Beiaardweek in ’s-Hertogenbosch. In de gemeente zijn regelmatig verscheidene carillons te beluisteren. Alleen de carillons van de Sint-Jan en van het Stadhuis kunnen naast de speeltrommel ook door een beiaardier worden bespeeld. Tijdens de komende beiaardweek krijgen deze twee klokkenspelen een prominente plaats in het programma. Het carillon van het stadhuis bestaat uit 35 klokken. De beiaard in de toren van de Sint-Jan telt meer dan 50 klokken.

Stadsbeiaardier Joost van Balkom.

Beiaard Het woord beiaard is mogelijk afgeleid van het oudere woord beieren. Daarmee bedoelde men dat verschillende klokken konden worden geluid door met touwen aan de klepels te trekken of er met hamers tegen aan te slaan (door een beierman). Tegenwoordig wordt een stokkenklavier meestal met gesloten handen bespeeld. De snelheid en de manier waarop de toetsen worden bespeeld bepalen de dynamiek en de muzikaliteit. Ook de vaardigheid en speelwijze van de beiaardiers zijn sterk verbeterd. Hierdoor is het klokkenspel uitgegroeid tot een muziekinstrument, dat ook als concertinstrument wordt ingezet. Voor de liefhebbers van carillonmuziek valt tijdens de komende beiaardweek weer genoeg te genieten. Op het programma staan diverse soloconcerten op de beiaards van het Stadhuis en van de Sint-Jan. Enkele bijzondere beiaardconcerten zijn nog in voorbereiding.

landgoed De Paltz, gelegen op de Utrechtse Heuvelrug in de gemeente Soest waar de reizende beiaard thuishoort. Bossche Beiaardweek De organisatie van de beiaardweek is een initiatief van de Bossche Beiaardstichting in samenwerking met muziekcentrum De Toonzaal en de stadsbeiaardier Joost van Balkom. Dit jaar is het opnieuw gelukt om een gevarieerd programma te presenteren. Het thema van de beiaardweek is dit jaar ‘Filmmuziek’. De Bossche Beiaardstichting is opgericht met de bedoeling om de belangstelling voor dit typisch Nederlands cultureel erfgoed onder de aandacht te

De beiaard-DJ bedient de klokken met een stokkenklavier en staalkabels De Paltz Wie het bespelen van een carillon van dichtbij wil bekijken kan op donderdagmiddag 12 juni terecht op de Parade. Daar is de Reizende Beiaard De Paltz dan te bewonderen. Met maar liefst 59 klokken is het instrument thans de grootste en zwaarste reizende beiaard ter wereld. De grootste klok van het carillon weegt 2.150 kg en de kleinste 8½ kg. De bronzen klokken wegen in totaal 10.957 kg. Door dit gewicht en het aangepaste fraaie uiterlijk, werd besloten het carillon voortaan te verplaatsen met een Mack Superplie truck. Dit oude model Mack Super-Liner is na veel speurwerk in Amerika en Canada gevonden en naar Nederland verscheept. Omdat de truck tot op de draad was versleten, heeft deze een grote opknapbeurt ondergaan. Daarbij zijn veel extra’s toegevoegd, zoals dierenomlopen. Het geheel heeft de kleuren van het

brengen. Acties moeten de belangstelling voor de beiaards en het beiaardspel opwekken en vasthouden. De Beiaardweek is daar een speerpunt bij. Een ander uniek project is ‘beiaard online’. Dit project maakt de onzichtbaar spelende beiaardier zichtbaar. Via het internet is het mogelijk om een beiaardconcert live te volgen en eveneens een blik op het gebeuren op de Parade te volgen (www.beiaardonline.nl). Drijvende beiaard Een opvallend nieuw project brengt de geluiden van het carillon van de Sint-Jan naar het water. De beiaardier zit meestal onzichtbaar opgesloten de klokken te bespelen op het stokkenklavier. Tijdens de Bosch Parade op de Dommel is de beiaardier op het water net zo zichtbaar als een eigentijdse DJ. De klokken worden visueel verzelfstandigd door een eigen ophanging aan

Bossche Kringen mei 2014, jaargang 1 nummer 1

5


B

Boeiend boek Jher

Carillonklokken van de Sint-Jan.

een staak. De beiaard-DJ bedient de klokken met een stokkenklavier en staalkabels. De lengte van de staken komen overeen met de toonhoogte van de klokken. Het geluid wordt visueel en begrijpelijk gemaakt. De staken lijken zelfstandige mensdieren, die de beiaardier, als in een strijdwagen, voorttrekt door middel van staalkabels, die tussen het stokkenklavier en de klokken zijn gespannen. Op het schilderij Het laatste oordeel van Jheronimus Bosch hangen mensen als klepels onder aan de klok. Dat zal de straf zijn door de heilige kerkklok uit die tijd. De silhouetten van de staken symboliseren mensdierfiguren, die in het vagevuur zijn of eraan proberen te ontsnappen door een heilig geluid te produceren dat hun ziel zal reinigen, of niet. De eerste beiaardier van ’s-Hertogenbosch was Alart metten Clocken (beiaardier tussen circa 1425 en 1430). Hij is de eerste in een bijna onafgebroken reeks beiaardmannen. De klokken hingen destijds niet in de westtoren zoals nu, maar in de hoge middentoren. De middentoren is in 1584 afgebrand en nooit meer herbouwd. ’s-Hertogenbosch kent een vijfhonderdjarige beiaardgeschiedenis. Maar weet de hedendaagse jeugd nog wat een beiaard is? Weten zij dat de beiaardier iedere week op de woensdag de beide carillons bespeelt? Waarschijnlijk niet! Daarom is de Bossche Beiaardstichting in samenwerking met het Fort van de Verbeelding voor de jeugd een communityproject begonnen rondom de Bossche beiaarden en het beiaardiergeslacht van de Van Balkoms. 2015 Vooruitlopend op het ‘Van Balkom-jaar’ in 2015 is de Beiaardstichting druk bezig om dit voor ’s-Hertogenbosch bijzondere beiaardjaar niet ongemerkt voorbij te laten gaan. In 1915 werd Toon van Balkom aangesteld als de stadsbeiaardier. In 1955 nam zoon Sjef van Balkom deze taak van Toon over. Sjef op zijn beurt werd in 1988 opgevolgd door zijn zoon Joost. Joost is heden ten dage de derde generatie Van Balkom die de beiaards in de stad bespeelt. In 2015 hebben drie generaties Van Balkom honderd jaar de klanken van de Bossche beiaards over de stad uitgestrooid. Alle informatie over de Bossche Beiaardweek is te vinden op de websites: www.bosschebeiaardstichting. nl en www.detoonzaal.nl Bron: Bossche Beiaardstichting Foto’s: Ed Hupkens

6

Bossche Kringen mei 2014, jaargang 1 nummer 1

Op 9 maart 2014 vindt een bijzondere boekpresentatie plaats in het Jheronimus Bosch Art Center. Ed Hoffman heeft een nieuw boek geschreven over Jheronimus Bosch. Bij de presentatie geeft hij een masterclass.

In het boek, Kijken naar Bosch, beschrijft Ed Hoffman alle schilderijen van de grote schilder. Hij doet dat op een aansprekende manier, zodat zowel beginners als kenners er veel plezier aan kunnen beleven. Alle Bosschenaren zouden zo het werk van Bosch beter kunnen (leren) kennen.

Masterclass “We gaan 500 jaar terug in de tijd,” zo begint Ed zijn masterclass, “dat wil zeggen: een deel van u gaat mee. Twee derde van u zou al dood zijn. Ik richt me dus op de overlevenden en die zijn niet gelukkig. U hebt slechts 3 of 4 tanden, er zijn geen brillen en u kunt elkaar goed ruiken. Dan haast u zich naar

Men moest voldoen aa bijvoorbeeld ve huis in het stikdonker en gaat zitten aan een rokerig turfvuur. U eet een klein stuk roggebrood en daarna duikt u zo snel mogelijk de bedstee in met zoveel mogelijk mensen, jeukend en stinkend. Dan begint de lange nacht vol angsten: bang voor de pest, het Antoniusvuur, de pokken en voor de dood. Maar de grootste angst was niet te kunnen voldoen aan de maatstaven van de kerk: werd het de hemel of de hel? Men moest voldoen aan zeer hoge eisen, zoals bijvoorbeeld verbeeld op het tafelblad van Jheronimus Bosch.” Hij beschrijft het schilderwerk: in een cirkel staan de zeven hoofdzonden. Op de hoeken de vier uitersten: sterfbed, laatste oordeel, hemel en hel. En in het midden kijkt God ons aan, zoals zo vaak te zien is op de schilderijen van Bosch. Nogmaals gaat Ed de zonden langs; in onze tijd lijken ze heel gewoon, van de zeven hoofdzonden zijn er nu zes hoofddeugden geworden. We moeten ons derhalve realiseren dat we met de schilderijen van Bosch naar een totaal andere tijd gaan.

Het boek van Ed Hoffman, Kijken naar Bosch, kost € 14,95. Het is verkrijgbaar in het Kringhuis en in boekhandel Heinen.


ronimus Bosch gepresenteerd Nik de Vries Jan van Vladeracken was in 1488 proost van de Broederschap, toen Jheronimus lid werd. De Broederschap bestelde twee beschilderde luiken bij hem. “Als nieuw lid moest Jheronimus het laken leggen [d.w.z. een diner aanbieden, ndv] en hij deed dat in het huis van Jan van Vladeracken.” De schilder Elk atelier in de late 15de en vroege 16de eeuw had een meester. Denk hierbij bijvoorbeeld aan Rogier van der Weyden en Jan van Eyck. Dat geldt ook voor Jheronimus Bosch. Het is dus logisch dat er meer mensen aan een schilderij werkten. Er is één opdracht bekend: in 1504 doet Philips de Schone een bestelling. Typerend voor de stijl van Bosch is de dun geverfde onderlaag en het subtiel gebruik van loodwit. Bovendien zit die subtiliteit ook in zijn landschappen en de horizons. Het meest kenmerkende is wel zijn beeldtaal. Die is uniek. “Iemand moet dat bedacht

an zeer hoge eisen, zoals erbeeld op het tafelblad van Jheronimus Bosch Ed Hoffman.

De eerste exemplaren voor de kinderen van Ed Hoffman.

De Markt Vervolgens neemt Ed Hoffman ons mee naar de put op de Markt. We gaan daar staan en kijken naar de oostkant. Daar staat De Kleine Winst en dat pandje is in 1462 gekocht door de vader van Jheronimus. Er is nooit cijns (belasting) betaald voor dit pand! Dan kijken we naar de noordkant. We doen dat aan de hand van twee schilderijen: De Lakenmarkt en Het Schermersoproer. Er staan prachtige huizen. In het eerste pand rechts woont de familie van Jan van Vladeracken. Daarnaast een herberg en een logement. Een deel van het huidige Central wordt bewoond door Lodewijk Beys. Verder weer een herberg, een wijnhuis in een houten pand. We komen aan In den Salvator en daar woont Jheronimus met zijn vrouw Aleid. Daarnaast zien we opnieuw een herberg. “Daar staan drie sjieke huizen met allemaal horeca erbij.” Bosch was lid van de Illustre Lieve Vrouwe Broederschap, de crème de la crème van de stad. Daar hoorden Beys en Van Vladeracken ook bij. Lodewijk Beys maakte drie pelgrimages naar het Heilig Land, hij heeft contacten aan het hof van Philips de Schone. Beys heeft vier bastaarden, waaronder Barbara. “Zij trouwt met Goesen, de broer van Jheronimus. Ze krijgen een zoontje en noemen hem Jheronimus. Dus wie was de peetvader…?

hebben, niet een team, maar één mens. Een voorbeeld daarvan is het voorkomen van boeken op de schilderijen.” Een luid en langdurig applaus is de terechte beloning voor de fascinerende les kunst kijken die Ed Hoffman ons voorgeschoteld heeft. Tot slot mag burgemeester Ton Rombouts de drie eerste exemplaren overhandigen aan de kinderen van Ed Hoffman. In zijn praatje noemt Rombouts Ed een AMBOSSADEUR. Hij gaat even in op het project JB500. Dat startte in 2008 en moet uitmonden in een grote tentoonstelling in 2016, eerst in ’s-Hertogenbosch, daarna in Madrid. Hij spreekt van een dipje in de spanningsboog, want negen jaar voorbereiding is wel erg lang. Hij eindigt met: “We willen niet alleen in en voor 2016 goed scoren, maar ook daarna!” Foto’s: Ellie de Vries

Bossche Kringen mei 2014, jaargang 1 nummer 1

7


B

Brabant is nog lang niet af

Op donderdag 20 maart 2014 vond in de Statenzaal van het Noordbrabants Museum de presentatie van het boek Het Nieuwste Brabant plaats. De bundel is een initiatief van Commissaris van de Koning Wim van de Donk. Hij nodigde wetenschappers, ondernemers en bestuurders uit een beeld te schetsen van het ‘Brabant van morgen en overmorgen’. Het is waarlijk een gewichtig lees- en naslagwerk geworden: ruim 650 pagina’s dik, met 22 essays, 10 interviews, 5 gedichten van Vicky Franken en 1,8 kg zwaar.

Wim Daniëls. Foto Ed Hupkens.

Schrijver en taalkundige Wim Daniëls verzorgde de aftrap van de boekpresentatie. Hij gaf een waarschuwing mee ervoor te waken dat Brabant geen ‘mythische proporties’ gaat aannemen. “Brabanders zijn echt niet zo verschrikkelijk veel anders dan anderen”. Op zijn eigen, onnavolgbare wijze persifleerde Daniëls de ook in het boek opduikende neiging om de provincie al te idealiseren. “Het Nieuwste Brabant is groots, meeslepend en ongrijpbaar, zoals dat met alle mythes het geval is”, volgens Daniëls. Hij voegde eraan toe, dat ook hij al lang niet meer ‘achterom naar binnengaat’ bij familie en vrienden. “De poort is meestal dicht tegenwoordig. Terwijl er vroeger niks mooiers was dan achterom binnenlopen en dan ‘Volluk’ roepen. Waarop je dan meestal terughoorde: ‘Verrek, bende gij het?’”.

Het helpt om te weten waar je vandaan komt als je wilt bepalen waar je heen wilt

RB N VE HT E K R AC E VEER P G AV ING, EN O IEUW CHT VERN PDR A O S L A

INDIN

G

tijd en, n in een We levetele verandering elfs damen van fun en tijd waarin z anderen e ver deringen de veran HET

VOLG ANT BRAB WSTE ONK NIEU DE D VA N WIM

ENS

In zijn toespraak memoreerde – in de woorden van De Quay – in ‘tijden van grote en angd en be en schokken rij n, e ge st in Commissaris vanoode Koning Wim grootse veranderingen, schokkend en beangstigend er verander aats in de acht gr tse voor een n pl grote en langrijk nt van ee in een n, zo be den van rd-Braba deze tijDonk, en niet, van‘In de er over jaar soms’. Datzelfde kan gezegd worden van Het Nieuwste ertrouwe een ift Noodat lfv tm t ze hu da sc he k nd s, lij kt ie som groe noodzake der, en het maa akstigend ren. Dit t tevens naar vo ieder an t succes, te gem aakt he duidelijk ant dan verkiezingen Provinciale Brabant, geeft Van de Donk aan in het voorwoord. he Staten keling, mvoor arwa ik or r wa tw do te en t on be h at verget Quay, verdere lind word isme, zic arden ga niet verb chauvin * (J.E. de levenswa dat men beperkt ren.’ het grote Donk bois dede zakelijk Van zijn. Volgens nu Een deel van het boekwerk gaat over het Brabant van ge od en t rd no es rli ed we tevens n aard ve tegenspo k zijn eige den van juist in tij 6). eken in zo u eenkeuilijt goed om te toetsen gisteren en vandaag. Immers: “Het helpt om te weten p. zo de kracht moment ht ant I, zijn krac en, was uwe Brab schuwen, rmans og Het Nie . in ande den zou , p. 248) ters in arheis 53 lin wa 19 sp e r of hetBrabnog waar wat ze het waar je vandaan komt als je wilt bepalen waar je rd de .’ (Rogie ant de ha monstratie van toekomst ‘Als ak in de g en de spel t samen anbiddin erust voor zijn ta he lfa or ze do iProvinciehuis roepen. “Daar heen wilt”. Maar het grootste gedeelte van het boek is niet toeg bepaald ise, het econom het nog chappij ieuz de maats , het relig uze luik de door den werd s: het politieke ie democratie het relig bedoeld als startschot voor een Brabantbrede discussie zijn voer lang gele ook sievoor iebedoeld. rs en en zo m ke t ke ie di ie lit ‘N lit vier n: po en is instens bij het po verdwene ijgen, en iedere tussen m culturele, waar mensies het zw het niet al die dise en het best et name nper Kritiek negatief, over de toekomst van de provincie. Brabant is namelijk m , we zij er g sche en is ov aa r nn n. Vand ours mee 12, p. 131). religie ku slag gave ant disc , over de 20 n domin rt Hoste Wachter maar éé soms in De denken. t voor Gee d zoals Brabanders nog lang niet af. “Veranderingen brengen onzekerheid ijf er bl te ar. Er ghe, geci kunstena . Verhae ische.’ (P econom Mensen die denken dat ze wel enn gebond gevoel va ndenheid weten hoe het zit,fde die moet n sterk je or en ee wonen. Die gebo jn nog zi lie vo in t er n ui e di ve en n rhoe e ense schrev teer: ‘D rnelis Ve en de m aldus ek is ge juist wantrouwen”, de. Ik ci Dit bo zoals Co Van ovincie t betoog vatten, derbinonze pr t? terech woorden mijn moe surd heid aan oeilijk in heid van Braban schrijven. (…) ab m n ee ch r zi be at fsc taande delaDonk. istrale A streek is niet te met een buitens mer mag binding voor de een PROL

OOG

im t ’n en heid aan rde blijf d die zo met ziel gebonden ist dit stukje aa oral voor ieman n te zijn en zijn. ju vo d mense ding met kelijk gegeven, jnen er inderdaa ndschap gebond noten of la egan schi streekge en onto n streek kent. Nu streek en tzeggen rde niet el niet aa ing met recht on stukje aa die in het gehe ijn bind meer niet het tic kan ik m n hun dan ook esten en n ge van plas e he er n kals grot chte va n. Ik ka eer gelij zi id ge m op he r en n en ve br Te tegeno gebond sprake k r on oo te e r er ns en. Maa niet ee een grot n uw va ho d on besc zich op gr erde mensen te cipe geëman

Toekomst Tussen 1952 en 1955 liet Commissaris van de Koningin Jan de Quay drie boeken verschijnen over Het Nieuwe Brabant. Deze trilogie verscheen 15

8

Bossche Kringen mei 2014, jaargang 1 nummer 1

Het nieuwe Brabant 1952-1955


K

Korte berichten

Ed Hupkens

Werkgroep Kerken en Kloosters – Projectgroepen

De werkgroep Kerken en Kloosters van de Kring werd opgericht op 26 januari 2000. De werkgroep stelt zich tot doel kennis te vergaren, te bundelen of via eigen onderzoek te verzamelen over kerken en kloosters in ’s-Hertogenbosch. Documentair archiefmateriaal, al voorhanden zijnde artikelen van individuele onderzoekers (bijvoorbeeld proefschriften of andere publicaties) en eigen praktijkonderzoek vormen de bronnen. Het thema ‘kerken en kloosters’ is veelomvattend. Vandaar dat het onderzoek zich in deelprojecten afspeelt.

Het boek en de longread op HetNieuwsteBrabant.nl.

Zo onderzoekt de projectgroep Kerkhoven en begraafplaatsen markant vormgegeven grafmonumenten of markante personen die daar hun laatste rustplaats vonden.

met zich mee. Uit het verhaal van de generaties voor ons weten we ook dat wanhopen niet helpt. Wanhoop is een ondeugd, veerkracht een vermogen, gevoed De projectgroep Kloostercongregaties in de 19de door hoop”. Anno 2014 is Het Nieuwste Brabant een en 20ste eeuw bestudeert de betekenis van ruim multimediaal project; behalve in het boek tien Bossche congregaties. Wat was hun rol als kan men terecht op religieuze groepering en wat was hun inbreng in internet. Wie de stadsmaatschappij bij hun activiteiten in de wil meepraten onderwijsvoorzieningen, ziekenzorg en wijkhulp. over de toekomst van Brabant, kan Klokkeninventarisatie is de projectgroep die de meedoen met 180 Bossche klokken in beeld brengt. Het gaat vier debatten die om de geschiedenis, beschrijving van de vorm, de provincie heeft opschriften enzovoort. Daaruit ontstond dan weer georganiseerd. Men een eenpersoons deelproject: de ontdekking en kan ook meepraten historiebeschrijving van het uurwerk in de Sint‘Het help viaWatsocial media. De Cathrienkerk. om als f t je ziet is onmisken culaire baar een omvang met elkaamilie supede . Jum illustraties zijn van NAC, ie rm bo ar Foodmar kt, maa ts buite r dan va kt ligt n het te meter groot, on centrum van Br pal naast het vo n een spectate discu ar aan tafel ed geveer vi superm van etbalstvergaarde kennis wordt aangereikt als bijdrage aan hand kunstenaar adion va arkt jf keer zo a. Het is ruim zeDe ssiëren’ n sd kan over . Het overrompe groot al s een no uizend vierkanrompele lt, zoals rmale N n. Het is de binn naar te ed en heDe kijken, de gidsenopleidingen en de Boschlogie-cursussen. Marc Mulders. er ko t geroez landse mst van dat de bi wachtin een conc jzondere emoes, de aank g. ertzaa le sfeer be paalt va ding, het teveel l n hoogVerder foto’s Colette zijn gemaakt gespanne omvindt de verworven kennis haar weg in artikelen Clooster n verman-van miliebed Eerd is rijf met er va deBolsius. toekomMarc (in bijvoorbeeld het KringNieuws, nu Bossche Kringen) door Voor st te pakk Bredase Jumbo n overtuigd da t het Br vestigin en heeft. liers, ka abantse g he asspecia Er zijn in faliste Foodmar t concept voof advisereinformatie or dein als werkgroepuitgave. Een ander meer zie kt bakk n over m n, er werke nabiboekvorm n dert je ers, aaltijden nen de ki . Er is ee ig koks die maa slagers, somm nd en speelh ltijden be proeven. eren met een st oek voor reiden of empelkaa Jumbo Fo medium kan een lezing, een presentatie of rondleiding hetnieuwstebrabant.nl. ki rt door odmarkt de winke nderen, ook ku komt in nl gaan en de buur Foodmar t van ee producte kt ook w il n zijn. Daar is het boek voor aa n da nsluiten gje uit. zond. El op de tr k week kom ends op naar de voedings Foodmar en diëtisten va gebied: n het na ktte gezondereuro 29,90 bestellen, om kl gemak en bij gelege anten te kan eten genA leren ho streerd. . Ook he e men op mphiaziekenhu Fr t m t tegeng is et een vl aan van eenvoudi Alle ekje gaat grote evenalsuiin enkele ge wijze opgedane kennis en de lopende onderzoeksinin de blen verspilling wor dt gede der en ko monmt eruit als smoo tenties vormen een waardevolle basis van waaruit de boekhandels. thie. werkgroep adviezen aanlevert aan gemeente en alle Afbeeldingen: provincie Noord-Brabant andere geïnteresseerde instanties.

Carnavalsmis in de Sint-Jan.

IN GE SPRE K ME TTE C T LOOS TERM A N-V (DIRE AN E CTEU ERD R JUM B O) OV ER GROE I DIE OV ER BIJ D HEFT E FA M IG DI I L I E S CUSS IN DE OV ER IËRE GENE VEGH N AA N ZIT EL EN N DE KEUK HET BELA E N TA NG V FEL AN ‘R OOTS ’ COLE

135

Discussieer mee over de toekomst van Brabant tijdens een van de vier debatten. Het Nieuwste Ondernemen: 21 mei 2014 in Oss. Het Nieuwste Verbinden: 26 juni 2014 in Roosendaal. Het Nieuwste Verbeelden: 11 september 2014 in Tilburg. Het Nieuwste Organiseren: 9 oktober 2014 in Eindhoven. Aanmelden: www.brabant.nl/hetnieuwstebrabant.

Bossche Kringen mei 2014, jaargang 1 nummer 1

9


T

Tuinenwandeling Joop van Dijk

Op 22 juni 2014 organiseren Wilna Quekel en Joop van Dijk voor de 9de keer een tuinenwandeling door ’s-Hertogenbosch. Deze tuinenwandeling, voortgekomen uit een examenopdracht voor de stadsgidsen van 2005, is uitgegroeid tot een bijna niet meer weg te denken evenement in de binnenstad van ’s-Hertogenbosch. Zeker 8000 mensen hebben in de afgelopen jaren kennis kunnen maken met bijzondere plekken in onze binnenstad die normaal gesproken voor u gesloten blijven.

Dit jaar hopen we circa 20 tuinen te laten zien aan het publiek Elke keer weer is het een verrassing om nieuwe tuinen aan te treffen die samen met het huis waar ze bij horen een prachtig cultuurhistorisch geheel vormen. Ook dit jaar gaan we er voor om een aantal nieuwe tuinen open te stellen. We staan elke keer verbaasd hoe enthousiast de eigenaren meewerken aan dit evenement. Dit jaar hopen we circa 20 tuinen te laten zien aan het publiek. Alle architectuurstijlen zijn vertegenwoordigd en deze vormen samen met de tuin een interessant verhaal. Zo krijgen Bosschenaren en andere belangstellenden een kijkje in de groene wereld van de binnenstad. Onze doelstelling is niet primair de bloemen- en plantenweelde in de tuinen, hoewel deze op zichzelf al een bezoek meer dan waard maken. De combinatie met de historische achtergevels en de geschiedenis van de panden maakt de tuinenroute tot een bijzonder geheel. Elk jaar weer merken we hoe enthousiast de bezoekers en de tuineigenaren zijn over deze wandeling.

10

Bossche Kringen mei 2014, jaargang 1 nummer 1

Een van de aantrekkelijke extra’s is een korte boottocht op de buitengracht tussen Bastion Oranje en het Vughtereiland of omgekeerd. Ook zullen we dit jaar weer trachten iets extra’s toe te voegen aan de tuinen. Het aantal bezoekers dat we toelaten is beperkt tot 600 mensen. De kaartverkoop wordt op tijd bekendgemaakt in de Bossche Omroep, op de website van de Kring en in andere media. Houdt u er rekening mee dat kinderen onder de 12 jaar niet toegelaten worden. Veel tuinen zijn ook niet bereikbaar voor mindervaliden. Ook dit jaar betaalt u 10 euro voor een passe-partout. De tuinen zijn open tussen 11.00 en 17.00 uur. Met het passe-partout dat vanaf 30 mei te bestellen is bij de Kring Vrienden van ’s-Hertogenbosch kunt u op eigen gelegenheid de tuinen bezoeken. Foto: Ellie de Vries


B

Bossche klokken 12: Klokken op reis

Binnenkort gaan we weer op stap, op vakantie. Meestal betekent dat op reis naar elders en vervolgens weer huiswaarts. Klokken zijn van huis uit honkvast, maar ook in de klokkenwereld wordt gereisd: heen, zelden met terugkeervoornemen. Heen De meester-klokkengieters uit de 17de eeuw, de gebroeders Hemony, goten de klokken van hun eerste carillon in Nederland voor de Wijnhuistoren in Zutphen.

Werkgroep Kerken en Kloosters (Klokkengroep) Een klok uit een Haagse kerk verhuisde in 1998 naar het Kapucijnenklooster aan de Van der Does de Willeboissingel bij gelegenheid van hun 100-jarig jubileum na terugkeer in ’s-Hertogenbosch. Hun oorspronkelijke kloosterklok verhuisde op haar beurt naar een missiecongregatie in Ghana. De andere klokken die uiteindelijk in de Bossche binnenstad aankwamen, waren bescheidener van

Duidelijk mag zijn dat er levendig verkeer bestaat tussen klokken en locaties formaat. Aan de Pettelaarseweg vond een Mexicaanse klok haar eindbestemming na een vliegreis en wisselende Brabantse adressen. Die klok kwam al in een van de vorige artikelen nader aan bod. Binnen de gemeente maakten twee klokken een korte reis. Zij waren afkomstig van de intussen gesloopte Sint-Pieterskerk, gelegen aan de straat Achter de Tolbrug. In 1979 kregen zij een nieuw onderkomen in de toren van de Antonius Abtkerk in Bokhoven. Een nog kortere reis, zeg maar een trip, naar de SintJanstoren legden twee klokken van de voormalige Sint-Jacobskerk (nu Jeroen Bosch Art Center) af in gezelschap van een Nijmeegse klok. Heen en weer In de gevelspits van het Reinier Van Arkel-gebouw hangt weer een klok. In de klokkenvorderingsjaren (1942/43) vertrok de klok onder dwang. Haar huid, deels van koper, werd ‘verkocht’ aan de oorlogsindustrie van de Tweede Wereldoorlog, compleet met registratienummer 215 C. De transportroutine haperde, de klok keerde terug, nummer nog op de wand. De eerste tijd hing ze daar werkeloos, sinds kort kan zij weer voluit luiden.

Het klokje van Reinier van Arkel.

Ongelukkigerwijs brandde de toren in 1920 af. Een van de klokken die deze brand zonder beschadiging overleefden, werd vervolgens aangekocht en overgenomen door de gemeente ’s-Hertogenbosch. Ze ging onderdeel uitmaken van de groep luid- en beiaardklokken in de Sint-Janstoren. Het moet een bewerkelijke verhuisreis geweest zijn. De klok is 147 cm hoog en weegt 2350 kg! Heel toepasselijk draagt ze op de wand het logo van het Zutphense stadswapen: de ‘gaande leeuw’. Een reis naar onze stad met uiteindelijk een doorstart.

Een bijzondere manier van een heen-en-weerverhuizing speelde af zich in de dakspits van het stadhuis. Acht “de Hazeklokjes” reizen af naar klokkengieter Eijsbouts, ondergaan daar een recycling-procedure en keren terug. Herboren en 4 juni 2014 houden wij als projectgroep Bossche klokken voor de derde keer een klokkenwandeling in de binnenstad. Thema: Alle klokken luiden. Nadere info in de Bossche Omroep van 1 juni op de Kringpagina.

Bossche Kringen mei 2014, jaargang 1 nummer 1

11


B P

Paleiskwartier (20

met een opgepimpte tekst als respectbetuiging. Over een tweetal klokjes verdeeld, lezen we: WIJ VERVANGEN ACHT “DE HAZEKLOKJES” UIT 1691, DIE EERVOL HUN WERK HEBBEN VERRICHT. Hun bronzen materiaal, in de klokkenwereld ‘spijs’ genoemd, diende dus als grondstof voor de nieuwe klokjes.

De ‘gaande leeuw’ op de Hemony-klok.

Weer? Duidelijk mag zijn dat er levendig verkeer bestaat tussen klokken en locaties. Soms pas na verloop van enige tijd. Zo is de volgende verhuizing nog niet voltooid. De Gereformeerde Kerk aan de Korte Havenstraat sloot op 1 maart 2001 haar deuren. Wat er met de klok gebeuren zou, stond nog niet vast. Een van de kerkgangers uit Hedel verleende de klok asiel tot te verwachten betere tijden. Die zijn tot nu toe nog niet aangebroken. Twee bemiddelingspogingen door onze groep liepen op niets uit. Wij gaan er vanuit dat de bede-tekst op de klok “SOLI DEO GLORIA” (Alleen aan God eer) alsnog weerklank zal vinden. Foto’s: Frans van der Smissen

12

Bossche Kringen mei 2014, jaargang 1 nummer 1

Dit jaar bestaat het Paleiskwartier 20 jaar. De ontwikkeling van het Paleiskwartier start concreet in 1994 met de bouw van het appartementencomplex La Cour. Kort daarna volgt de bouw van het Paleis van Justitie en het nieuwe station van ’s-Hertogenbosch met daarin de Passerelle als verbinding tussen de oude en nieuwe binnenstad. Tal van bedrijven, scholen en woningen volgen. Het is een ontwikkeling die naadloos past in de in 1994 vastgestelde Structuurvisie Westelijke Spoorzone. De ontwerper van het Paleiskwartier, Shyam Khandekar, kan aan de slag.

Inmiddels bestaat het Paleiskwartier, zoals dit nieuwe deel van de binnenstad nog steeds genoemd wordt, uit een groot aantal appartementen, kantoren, scholen en (horeca)voorzieningen. Inclusief de nieuwe bewoners van de Jheronimustoren wonen er nu circa 2.500 mensen, zijn er zo’n 6.000 arbeidsplaatsen en tellen we 20.000 scholieren en studenten. Op de historische gronden van De Wolfsdonken, waar onder andere Lamers en Indemans, Smeets-Malmberg, het Sparcomplex en Verachtert gevestigd waren, is een compleet nieuwe wijk ontstaan. Ook nu zijn er toonaangevende bedrijven en instellingen gevestigd. Met de hogescholen en andere onderwijsinstellingen nabij de Onderwijsboulevard mag het Paleiskwartier met recht de ‘jonge wijk van de stad’ genoemd worden. Een stadsdeel dat qua architectuur van bijzonder gehalte en kwaliteit is en in binnen- en buitenland wordt geprezen. Een wijk waar nieuwe inzichten op het gebied van energiebeheer en vervoer worden beproefd en toegepast en waar duurzaamheid hoog in het vaandel staat. Al met al een unieke omgeving waar wonen, werken en onderwijs samengaan. Iets om als stad trots op te zijn. Paleiskwartier dichtbij Het Paleiskwartier is dichterbij dan je denkt. Niet alleen is het nog geen 10 minuten lopen naar de Markt maar ook de Gement en Het Bossche Broek liggen pal om de hoek. Maar hoe dichtbij, hoe mooi en hoe levendig en plezierig het Paleiskwartier ook is, na 20 jaar blijkt de wijk nog vrij onbekend bij de bewoners van onze stad. Daar willen we wat aan doen! Daarom delen wij graag onze mooie wijk, haar architectuur en haar gezellige horeca met de inwoners van ’s-Hertogenbosch en omgeving. Ook de opening van de Hofvijver,een markante en nieuwe ontmoetingsplek, vieren wij graag met heel de stad. Met de nieuwe Hofvijver, is het Paleiskwartier nog niet af. Zo wordt in 2015 een derde verbinding met de oude binnenstad gerealiseerd door middel van de Paleisbrug. Ook komt er onder de historische sheddaken van het voormalige SM’s een versmarkt met bijzondere kwaliteitsproducten


0 jaar) Dichtbij Ingrid Wakkee gemeente en provincie. Het evenement is niet alleen voor Paleisbewoners; alle Bosschenaren zijn van harte welkom! Het Paleiskwartier zet de deuren open. In het programma presenteren we de bijzondere kenmerken van het Paleiskwartier, zoals duurzaamheid, architectuur, ontspanning en cultuur maar bovenal een wijk waarop we als stad trots kunnen zijn. Het initiatief en de organisatie komen van de Vereniging Paleiskwartier Wijkbelangen, waarvan alle eigenaren van panden lid zijn. Het programma wordt gefinancierd door de vereniging, aangevuld met sponsorgelden van bedrijven uit de wijk. Het evenement vindt plaats rond het weekend van 16, 17 en 18 mei. Ook de Paleiskwartier Fun Run op zondag 25 mei maakt onderdeel uit van het totaalevenement. Het programma Vrijdag 16 mei Deze dag staat in het teken van duurzaamheid. Verschillende bedrijven en onderwijsinstellingen laten ieder op hun eigen manier zien hoe zij bijdragen aan duurzaamheid. Met presentaties, ‘open huis’ en tentoonstellingen geven zij hieraan invulling. Alle bewoners van ’s-Hertogenbosch en mensen die in het Paleiskwartier werken en studeren zijn hierbij welkom. Ook worden twee

Het Rivagebouw. Armada.

en gezellige eetgelegenheden. De mogelijke vestiging van een hotel, diverse (culturele) voorzieningen en horecagelegenheden zullen binnen niet al te lange tijd het Paleiskwartier verder verfraaien. 20 jaar Paleiskwartier Paleiskwartier 20 jaar Dichtbij is de titel van het evenement dat wordt georganiseerd in het kader van het twintigjarig bestaan van onze wijk in mei 2014. Het programma komt tot stand in samenwerking met bewoners, bedrijven, (onderwijs)instellingen,

tentoonstellingen geopend: de Kunstacademie opent een expositie van eindexamenstudenten en in samenwerking met het Stadsarchief is er elders in de wijk een fototentoonstelling over de historie van het Paleiskwartier. ‘s Middags is er een eco-popevent voor en met studenten en scholieren in de wijk. Zaterdag 17 mei Op zaterdag staan architectuur en de gebouwen in het Paleiskwartier centraal. Een ontmoeting met en in de stad. Vanaf de 55 meter hoge Van Lanschottoren

Bossche Kringen mei 2014, jaargang 1 nummer 1

13


P

Uitzicht vanuit Van Lanschottoren. op het plein voor het voormalige SM’s een Sm(a)ak­ kwartier georganiseerd worden. Hier kan iedereen proeven van innovatieve hapjes. In de middag is de feestelijke opening van de Hofvijver. Een openluchtfilm in de avond sluit deze feestelijke dag. Zondag 18 mei Zondag is speciaal voor de bewoners van het Paleiskwartier. In samenwerking met onder meer horecaondernemers in de wijk serveren we rondom de Hofvijver een brunch. Zondag 25 mei Op initiatief van de Vereniging Paleiskwartier Wijkbelangen is door de Stichting Vestingloop een

Een stadsdeel dat qua architectuur van bijzonder gehalte en kwaliteit is en in binnen- en buitenland wordt geprezen kunnen het Paleiskwartier en andere delen van ’s-Hertogenbosch van boven bekeken worden. Een (architectuur)wandeling voert door en langs binnentuinen en (kantoor)gebouwen; ook de kunsten fototentoonstelling zijn de hele dag geopend. Verschillende spraakmakende kantoren houden open huis en het Paleis van Justitie organiseert rondleidingen door zijn gebouw. Ook diverse kleinere ondernemingen in de wijk houden ‘open huis’ of organiseren leuke kennismakingsacties. De architecten die het Paleiskwartier (mede) hebben vormgegeven, staan op verschillende plekken langs de route en delen hun ideeën die aan de basis liggen van het ontwerp van de wijk. De horeca zorgt voor de inwendige mens en er zal Souterraintuinen.

14

Het volledige programma staat op: www.paleiskwartier20jaardichtbij.nl. Ingrid Wakkee is bestuurslid van de Vereniging Paleiskwartier Wijkbelangen: ingrid@paleis.org.

Bossche Kringen mei 2014, jaargang 1 nummer 1

Sheddakgebouw voormalig SM’s. nieuw onderdeel toegevoegd aan de jaarlijkse Ricoh Vestingloop: de Paleiskwartier Fun Run. Tijdens deze ongeveer 10 kilometerloop komen de deelnemers allerlei obstakels tegen, zoals gebouwen, trappen, water en andere hindernissen die door bedrijven en studenten worden ontworpen en geplaatst. Dit wordt echt een spektakel! Start en finish zijn in de oude binnenstad. Bron: Coöperatieve Vereniging Paleiskwartier Wijkbelangen Foto’s: Ed Hupkens


L

Ladderwedstrijd 8

We gaan lustig door met de ladderwedstrijd. Gelukkig hebben zich bij de nieuwe serie nieuwe deelnemers gemeld met het juiste antwoord. Mede daardoor continueren we de wedstrijd in ieder geval dit jaar nog.

De vorige keer hebben we het niet te moeilijk gemaakt. De afbeelding van de olifant is te vinden in de gevel van Hinthamerstraat 26, waar momenteel Zeeman in gevestigd is. Het pand dateert uit 1741 en heette toen De Molensteen. In 1750 staat het pand al bekend als De Witte Olifant. Koekenbakker De Jong drijft daar zijn negotie. Een dikke eeuw later, in 1865 volgens de boeken, zit er opnieuw een koek- en banketbakker in: A. Kluijtmans. In het adresboek van 1881 staat de firma genoemd als A.H. Scheefhals-Kluijtmans, confiturier, patissier en cuisinier. In 1908 heet de firma A.A.J. Scheefhals, confiseur en cuisinier en twee jaar later heet ze Fa. Scheefhals-Kluijtmans, cuisinier, patissier.

Nik de Vries In 1928 zit Cinema Royal in het pand en dat is in 1943 nog steeds zo. In 1961 heet de bioscoop Royal Theater. Het is eigendom van de heer Top. De bioscoop

sloot zijn deuren in 1965. Tussendoor is in 1947 hier dansschool Wim Voeten van start gegaan. De olifant is niet wit, maar verguld. Aanvankelijk heeft er ook nog een olifant in de kroonlijst gezeten, uit hout gesneden. Volgens Nort Lammers van de werkgroep Het Kleine Monument is de huidige olifant niet de originele. Waar de echte is gebleven is de werkgroep niet bekend. Wel ijvert zij voor verder herstel van de gevel, maar Zeeman vindt dit te kostbaar. De originele elementen, zoals vlaggemasten en armaturen voor verlichting, liggen opgeslagen bij de BAM. Waarom er een olifant in de gevel zit, is onduidelijk. Mogelijk is deze een symbool voor de landen waar de specerijen voor de koek vandaan kwamen. In ieder geval is de olifant ook een symbool voor geluk. Bij Indiase bruiloften staat vaak een taart in de vorm van een olifant op tafel, zo weet Jan van de Berg te vertellen. Er is tenslotte ook een winnaar: de heer Kees van Houten is de gelukkige. Hij mag op het Kringhuis zijn prijs komen ophalen. De nieuwe opgave: ook nu hebben we het niet te moeilijk gemaakt, hopen we. De vraag is: waar bevindt zich deze wijzerplaat op de foto van Ellie? En weet u iets leuks te vertellen over het pand, ga uw gang. Uw oplossingen kunt u mailen naar het adres van de redactie of via een kaartje sturen naar het Kringhuis. Dat kan tot 18 juni 2014. Veel succes! Foto’s: Ellie de Vries Bron: Bossche Encyclopedie

Bossche Kringen mei 2014, jaargang 1 nummer 1

15


K I Krybolder

In woord en tijd: B

Redactie

In de maand april verscheen het eerste omvangrijke deel van de familiegeschiedenis van de Bossche familie met de naamdragers Crebolder, Krijbolder en Crebolder meergenaamd Krijbolder.

Voorkant Krybolder.

Onder de titel Volgens de boeken van Krybolder (een oud Bosch gezegde voor: ‘daar valt geen speld tussen te krijgen’) omvat dit historisch werk het tijdvak 1442 2012. Het is gebaseerd op 47 jaar eigen onderzoek in binnen- en buitenland door de samensteller/ auteur Bernard J.J.Krijbolder. Deel 1, dat maar liefst 1891 rijk geïllustreerde pagina’s telt, is wetenschappelijk van opzet, maar vlot en toegankelijk geschreven. In zijn opzet draagt het werk een onmiskenbaar Bosch karakter. Bekende en minder bekende families van deze stad en daar gevestigde middenstandsbedrijven passeren de revue, met veel nieuwe feiten. De gemeente ’s-Hertogenbosch heeft voor de afronding een culturele subsidie verleend, op grond van de kwaliteit. Burgemeester mr. dr. Ton Rombouts beveelt het werk in een voorwoord van harte aan.

Volgens de boeken van Krybolder wordt in eerste instantie aangeboden op een DVD om de publicatie voor iedereen toegankelijk te houden. De bijlagen zijn opgenomen op een afzonderlijke Cd-rom. Verschijning in boekvorm (een set van drie delen van elk circa 632 pagina’s op A4-formaat) wordt nog onderzocht. De publicatie van een eveneens omvangrijk deel 2 zal over een paar jaar gestalte krijgen. Belangstellenden voor dit eerste deel kunnen dat kenbaar maken door middel van een e-mail aan: Krijbolder.history@kpnmail.nl.

16

Bossche Kringen mei 2014, jaargang 1 nummer 1

Een van de functies van geschiedenis is het overdragen van cultuur. Deze overdracht kan op velerlei manieren gebeuren. Een van de meest curieuze wijzen waarop dat kan plaatsvinden is door middel van een chronogram. Hierbij gaat het om geschiedschrijving in zowel woord als tijd. Generaties lang hebben onze voorouders dit curiosum aan ons overgeleverd. In een tweeluik komt het chronogram aan bod, een door de eeuwen bewaard gebleven en tevens vrij onbekend stukje Nederlands cultuurgoed. In dit nummer een algemene inleiding op het chronogram. In een vervolgartikel wordt de vraag beantwoord of er ook in ’s-Hertogenbosch chronogrammen zijn of waren.

Generaties lang he dit curiosu Een chronogram is een tekst, die behalve een historisch feit, een gedenkwaardige gebeurtenis of een bepaalde gedachte, tevens een jaartal verbergt. Dat jaartal kan men ontdekken door de getalwaarden van de in de tekst voorkomende Romeinse cijferletters gewoon op te tellen. De oude Romeinen gebruikten oorspronkelijk zeven symbolen om getallen te maken. Die lettercijfers zijn: I (1), V (5), X (10), L (50), C (100), D (500) en M (1000). Alle andere getallen worden uitgedrukt in combinaties van deze symbolen, in vormen die gewoonlijk worden afgekort door gebruik te maken van omzettingen. Een getal als IIII wordt zodoende geschreven als IV, VIIII als IX. Van deze omzettingen wordt in het chronogram geen gebruik gemaakt. XI is precies hetzelfde als IX, namelijk 10 + 1 = 1 + 10 = 11. De letters met getalwaarde zijn in een chronogram meestal in kapitalen aangegeven en soms rood of goud gekleurd. Als voorbeeld een van de oudst bekende chronogrammen, dat als ondertitel op een Bijbelvertaling is gevonden, met de tekst: fInIto LIbro reDDatVr gLorIa ChrIsto. In het Nederlands: ‘Nu het boek is voltooid, worde aan Christus eer bewezen’. Het jaartal (de rode, vetgedrukte kapitalen) verkrijgt men als volgt: 5xI=5, V=5, 2xL=100, C=100 en 2xD=1000. Totaal 1210. Deze officieel aanvaarde Bijbelvertaling werd in het jaar 1210 voltooid. De tekst in een chronogram gaat dus over een bepaalde gebeurtenis, het getal geeft het jaartal aan waarin de gebeurtenis heeft plaatsgevonden. De chronogramvorm werd en wordt veel gebruikt in eerste stenen, uithangborden en gevelstenen. Ook in boeken, geschriften en gedichten komen chronogrammen voor.


Bossche chronogrammen 1 Ed Hupkens

Chronogram paX et qUIes Usque qUaqUe hUIC DoMUI met het jaar 1648 (Vrede van Munster)

Letter en tijd Het woord ‘chronogram’ is afgeleid van het Oudgriekse chronos = tijd en gramma = letter. Chronogrammen kunnen worden gecomponeerd in iedere taal, die het Latijnse alfabet gebruikt. Hoewel de meerderheid van de bestaande chronogrammen in het Latijn is geschreven, vinden we ze in de Nederlandse, Duitse, Franse en Engelse taal. Een mooi chronogram in het Nederlands is de tekst reMbranDt Is VersChenen: M (1000) + D (500) + I (1) + V (5) + C (100) = 1606, het geboortejaar van Rembrandt van Rijn. Zijn sterfjaar, 1669, zit op eenzelfde fraaie wijze ‘verstopt’ in het

ebben onze voorouders um aan ons overgeleverd

Chronogram met geboortejaar van Rembrandt, 1606.

volgende chronogram: reMbranDt Is heengegaan en zIet het eeUWIge LICht: M (1000) + D (500) + I (1) + I (1) + U (5) + W (10) + I (1) + L (50) + I (1) + C (100) = 1669. In teksten uit de Romeinse tijd werden de U als V en de J als I geschreven. Uit het woordbeeld moest men opmaken hoe ze uitgesproken moesten worden. In latere teksten werd deze oude schrijfwijze vaak overgenomen, maar er zijn ook voorbeelden waar men U en J schreef. De letter W (dubbele V) = 10 komt niet voor in het Latijn, maar werd vanaf de Middeleeuwen een traditioneel gebruikte cijferletter. In de Zuidelijke Nederlanden kreeg de letter Y = IJ het equivalent II = 2. In Vlaamse en Nederlandse chronogrammen van vóór 1600 kreeg de letter D geen getalwaarde. Vooral in de 17de en 18de eeuw was het gebruik van chronogrammen zeer populair. Er zijn meer dan 25 gelijkbetekende aanduidingen van de term chronogram bekend. De meeste synoniemen zijn te vinden in Speculum Westphaliae van Heinrich von Hövel, een geografisch-historische beschrijving van Westfalen uit 1610. Von Hövel sprak onder meer van: chronosticon, chronodisticon, chronographicum, chronicum, chronicon, eteosticon. Nederlandse benamingen voor chronogram zijn onder andere: jaarschrift, jaardicht, jaargedicht, jaarvers, jaartalvers, getaldicht, getalgedicht, getalvers. Ook de term ‘carnacioen’ wordt wel gebruikt, afgeleid

van het Latijnse ‘incarnatio’ in de betekenis van: een jaar uit de christelijke jaartelling, een jaar sinds de menswording van Christus. Soorten chronogrammen Een aantal Latijnse jaarverzen bestaat geheel uit cijferletters: dit zijn pure chronogrammen. Een bekend voorbeeld is het woord LILICIDIUM (1709), dat voorkomt op een zilveren medaille met het portret van Lodewijk XIV van Frankrijk en het betekent: ‘Het bloedbad van de lelie’. Het chronogram zinspeelt op de slag bij Malplaquet, waar de Fransen op 11 september 1709 verpletterend werden verslagen door de legers van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, Engeland en de Duitse keizer. De lelie is het symbool van Frankrijk. De meeste jaarverzen zijn zogenaamde excellente chronogrammen. Dat wil zeggen, dat in elk woord van de spreuk of het vers minimaal één cijferletter voorkomt. In onze taal wordt regelmatig gebruik gemaakt van ‘loze’ woorden, waaronder woorden worden verstaan zonder cijferletter. Loze woorden maken een chronogram met een juist jaartal overigens niet foutief. Een voorbeeld van een chronogram met loze woorden is het jaarvers over het beleg en ontzet van Leiden in 1574 van de ook in ’s-Hertogenbosch bekende historicus Pieter Bor (Pieter Borstraat, De Vliert). Bor schreef in zijn Nederlantschen Oorloghen hierover het volgende vierregelige vers: Int Laetste MeI heeft baLdez LeIIden / sterCk beLegen sneL / den derden oCtober VerLost / deur godes segen WeL. Ondanks de aanwezigheid van zes loze woorden, klopt het jaartal 1574. Met Baldez wordt hier de Spaanse bevelhebber Valdés bedoeld. Jaarverzen die geschreven zijn in het jaar waarin de gebeurtenis heeft plaatsgevonden, worden authentiek-historische chronogrammen genoemd. Voor historici zijn ze het meest waardevol. Retrospectieve chronogrammen zijn niet gemaakt in het jaar dat zij

Bossche Kringen mei 2014, jaargang 1 nummer 1

17


I Chronogram in SintStevenskerk in Nijmegen met jaar restauratie 1969. aangeven, maar later. Bijvoorbeeld bij gelegenheid van een speciale opdracht. Het jaartal is wel exact, maar minder sterk als historisch bewijs. Functies chronogram Het staat vast dat de meeste chronogramboeken en verhandelingen hierover uit katholieke landen kwamen. De jezuïeten met name waren speciaal bedreven in de chronogrammeerkunst. Gedurende bijna tweehonderd jaar hebben zij een stroom van chronogrammen geproduceerd. Deze hadden betrekking op oorlog en vrede, leven en dood, kroningen, wijdingen, promoties, alle mogelijke kerkelijke en politieke gebeurtenissen. Zij hadden daarbij de volgende functies op het oog. Op de eerste plaats was het chronogram een ‘memoria technica’, een hulpmiddel bij het onthouden van een jaartal. Als zodanig werden ze ook gebruikt in kronieken en geschiedwerken van onder meer Pieter Bor (1559 – 1635), Anthonis de Roovere (circa 1430 – 1482) en Pieter Cornelisz Hooft (1581 – 1647). Het helpen onthouden van een jaartal is ook de bedoeling van de meeste korte jaarschriften. Die geven op gedenkstenen het jaar van de bouw of restauratie aan of vertellen iets uit de geschiedenis van dat gebouw. Opmerkelijk is, dat veel van deze jaartalteksten in Limburg te vinden zijn. In combinatie met het memotechnische hebben andere chronocatieve werken een beschrijvende of verslaggevende functie. In deze werken wordt een bepaalde, belangrijke gebeurtenis beschreven. Vaak bestaan deze chronogrammen uit een groot aantal

18

Bossche Kringen mei 2014, jaargang 1 nummer 1

verzen of disticha, waarbij het desbetreffende jaartal in elk vers of dubbelvers wordt herhaald. Deze jaartalverzen zijn meestal authentiek-historische exemplaren. Legio zijn de chronogrammen die werden gecomponeerd met een laudatieve functie. We treffen ze onder meer aan op graftombes van grote figuren. Het zijn echter vooral de uitgebreide, uitbundige lofredes uit de 17de en 18de eeuw, waarin de verdiensten van kerkelijke en wereldlijke grootheden en mensen van de wetenschappen en de kunsten worden bezongen. Ook aan geestelijken en heiligen werd deze eer toebedeeld. Wensen en gebeden werden veelvuldig gebeiteld, geschilderd en gedrukt in chronovorm. Deze functie is optatief, dat wil zeggen dat de gebeurtenis of handeling als gewenst werd voorgesteld. Daartegenover stonden de jaartalverzen met een pejoratieve functie. Het zijn de vaak voorkomende, felle hekeldichten op persoonlijke vijanden of op mensen met andere opvattingen op geestelijk en wereldlijk gebied. Er zijn over en weer heel wat twistdiscussies gevoerd via chronogrammen. Tot slot had en heeft het chronogram een recreatieve functie. Het werd en wordt beoefend bij wijze van spel en ontspanning door de echte liefhebbers. Te vergelijken met het moderne kruiswoordraadsel en het cryptogram. Wordt vervolgd Foto’s: Ed Hupkens


G

Grôôt Bosch Dictee: Grôôt Succes Redactie

Op 16 april 2014 vond voor de 19de keer het Grôôt Bosch Dictee plaats. In de Stadsbieb schreven zeven debutanten en 23 grote jongens en meisjes mee. De organisatie was in handen van Maria Westerwoudt en Vincent Verstappen. Het dictee was samengesteld door Frank Finkers en werd voorgelezen door Ans van Dartel, ‘het Bosch bèkske’. Frank Finkers had twee pittige dictees bedacht. Het was hem niet gemakkelijk gemaakt, want voor de eerste keer mocht er geen eten of zuipen in voorkomen. Vooraf meldde hij dat hij, ook voor de eerste keer, een politiek statement erin verwerkt had. De teksten gingen dan ook over de Bartenbrug. “Tis mar goed dè onkunde in d’n Bijbel nèver nooit nie gin zunde is geworre nie, want dan zouwe we tegeswoordigs veur de bewôners van ’t Bossche stadhuis duzende bakke mee pèk en vere tekortkomme.”

Naast het dictee kregen de deelnemers ook enkele woorden en uitdrukkingen voor de kiezen, alsmede een invuloefening (waar moet welk Bosch woord komen…). De jury, onder leiding van Erwin Verzandvoort, had een hele klus aan het nakijken. Het aantal fouten bij het echte dictee varieerde tussen de 30 en 129! Daarom was het een goede zet om Hans Vervoort in de tussentijd het publiek te laten vermaken. Maria Westerwoudt, al vele jaren de drijvende kracht achter het dictee, stopt nu met haar werkzaamheden. Namens alle deelnemers dank voor je inzet.

Bij de debutanten won uiteindelijk Amanda van Pruisen: ze stak met kop en schouder boven de anderen uit en ging terecht met een mooie tekening van Guus Ong naar huis. Bij het echte dictee ging het om vethouten medailles. De derde prijs ging naar Marion Daniëls met 39 fouten. Tweede werd Corrie Peters-Gevers met 28 fouten in het dictee en winnares werd – opnieuw – Wilma van Dartel. Zij maakte ‘slechts’ 27 fouten. Foto’s: Ellie de Vries

Bossche Kringen mei 2014, jaargang 1 nummer 1

19


O

Op bezoek bij Nico de Bont

Huber van Werkhoven is door een vondst bij Parc Glorieux op bezoek geweest bij Nico de Bont. Dit bezoek had een filatelistische achtergrond. Hierop volgde het maken van een afspraak met de werkgroep Verzamelaars Hertog Jan, want het bleek dat Nico een bijzonder verzamelaar is. Nico de Bont is geboren en getogen in Nieuwkuijk en hij is een van de nazaten van de bouwfamilie De Bont. Hier ziet u het al. Rond 1900 heeft een ambtenaar van de burgerlijke stand de familienaam verkeerd gespeld en sindsdien gaat de familie De Bont door het leven als de Bonth, met th.

Nico de Bont met deel verzameling.

Filatelie Zijn familie heeft ook een heus familiewapen. Het stamboomonderzoek gaat terug tot 1360 wanneer de eerste van de familie De Bont opduikt in Tilburg. Nico’s overgrootvader was de oprichter van het bouwbedrijf De Bonth van Hulten. Zijn opa richtte in 1960 samen met zijn vijf zonen Aannemingsbedrijf Nico de Bont en Zonen op. Het bedrijf richtte zich vooral op restauraties. In 1993 werd het bouwbedrijf verkocht en veranderde de naam in Aannemingsbedrijf Nico de Bont. Dit bedrijf is nu gevestigd in Vught en maakt onderdeel uit van TBI. Tijdens de renovatie/ restauratie ontdekte Nico op de zolder van de kapel bij Parc Glorieux een bijzonder poststuk en een stapel brieven uit de Tweede Wereldoorlog. Het poststuk was gericht aan een SS-officier. Huber van Werkhoven is als expert op filatelistisch gebied dit poststuk en de brieven aan het uitpluizen.

Onsenoort en binnen de heemkunde legt hij zich toe op foto’s en oude filmopnames. Hij deelt graag zijn heemkundeverzameling met anderen. Zijn tweede verzamelgebied behelst ’s-Hertogenbosch. De werkgroep is enthousiast als we de eerste Bossche verzamelobjecten te zien krijgen. Nico begint met zijn verzameling tekeningen van frater Vincenzo de Kok (1911-1997) die hij heeft gekocht in Tilburg. Als hij iets op de kop tikt, wil hij er alles van weten en zoekt hij het tot de bodem uit. Over deze frater kan hij alleen niet veel informatie terugvinden. Dat is wel aangevuld met verhalen van de werkgroepleden die van de frater les gehad hebben. In het boek Ge kunt me nog meer vertellen van Paul Kriele uit 1989 staan veel tekeningen

Als klap op de vuurpijl komen de eerste foto’s ge in de periode tussen 1866 en 1870 van deze frater. In het boek wordt hij frater Jacques de Kok genoemd.

Oude foto’s van de Sint-Jan.

Envelop, gevonden bij Parc Glorieux.

20

Heemkunde Nico’s grootste hobby is heemkunde en het verzamelen van oude foto’s, briefkaarten en poststukken uit het heemgebied. Hij heeft twee verzamelgebieden. Het eerste is het heemgebied Onsenoort (gemeente Heusden en Bokhoven). Van Nieuwkuijk heeft hij een grote collectie ansichtkaarten die in de laatste 120 jaar zijn verschenen. Hij is lid van Heemkundekring

Bossche Kringen mei 2014, jaargang 1 nummer 1

Meer albums Vervolgens komt er een aantal albums op tafel van R.A. van Dorp. In september 1944 kwam hij vanuit Breda naar ’s-Hertogenbosch als brandweercommandant. Een album is gevuld met onder andere zijn aanstellingsbrief, de beschreven reis naar ’s-Hertogenbosch en de eerste dagen in de stad met beschrijvingen van wat hij daar allemaal aantrof. Correspondentie met het gemeentebestuur, infobladen van de Bossche brandweer, verslagen, uitgavelijsten met kasboeken et cetera. Met als slot ook zijn conflict met de gemeente over de vergoeding voor zijn uitrusting. In 1947 neemt de heer Van


Rob Hoogeboom

Foto’s van Schull.

Dorp afscheid en verhuist hij naar Engeland. Dit is weergegeven in een boek met speciaal handgemaakte illustraties en foto’s van de afscheidsreceptie, waarbij ook burgemeester Loeff aanwezig was. Naast al deze zaken bestaat de Bossche collectie ook uit een aantal op zichzelf staande zaken. Daaronder bevindt zich een zeer gedetailleerd verslag van dag tot dag uit 1897 over het graven van het Kanaal Henriëttewaard tussen ’s-Hertogenbosch en Bokhoven, met zelfs de vermelding welke gereedschappen gebruikt werden en hoeveel mensen er aan werkten. Nico heeft ook een brief uit 1941 van de NSB vanuit het kantoor in ’s-Hertogenbosch aan een bewoner in Vlijmen met een duidelijke waarschuwing of eigenlijk dreigement. Daarnaast heeft hij diverse glasnegatieven van de stad uit de periode 1905-1915. Er is een album met foto’s van Duitse militairen, genomen vanaf mei 1940 van onder andere de vernielde brug bij Sluis 0, tot en met de bevrijding in oktober 1944. Deze zijn allemaal aangekocht via verzamelmarkten in Duitsland. Ook zijn er foto’s en berichten van de bouw van het GZG en een mooie serie van de aanleg van de betonbaan randweg bij het PNEM-gebouw uit 1937. In die tijd maakte men zich zorgen over de waterafvoer en het kwelwater. Menig lezer zal weten dat er regelmatig water stond onder het eerste spoorviaduct, vanuit het PNEM/Essent gebouw gezien. Daarvoor is er in 1937 ook besloten om een poeltje aan te leggen om overtollig water af te voeren. En dat poeltje ligt er vandaag de dag nog.

emaakt in de Sint-Jan van fotograaf Schull op tafel

Sint-Jan Als klap op de vuurpijl komen de eerste foto’s gemaakt in de Sint-Jan in de periode tussen 1866 en 1870 van fotograaf Schull op tafel. Leuk detail is dat deze stapel foto’s ruim vier maanden te koop stond op Marktplaats en geen enkele bekende Bossche verzamelaar ze heeft opgemerkt. Nico heeft ze voor een leuk bedrag aangeschaft. Elke foto is nog steeds kraakhelder en de kwaliteit kan tippen aan de hedendaagse techniek. Ze zijn vrij groot van formaat, iets kleiner dan A4. Ook is elke foto, op zeer stevig karton geplakt, voorzien van een zeer uitvoerige beschrijving ervan. Deze teksten zijn overgenomen uit het boek over de restauratie geschreven door Jan Hezemans uit 1866. Dit boek hoort ook bij de verzameling. Jan Hezemans was de restauratie-architect die 1863 is begonnen met de klus. Ook zijn er enkele foto’s van de buitenkant van de Sint-Jan waarbij goed te zien dat de kathedraal in slechte staat verkeerde. Als extra gast was die avond aan de tafel aangeschoven Kees van den Oord, historicus en leraar op het Rodenborch College in Rosmalen. Hij is tevens vicevoorzitter van Heemkundekring Onsenoort. Bij deze heemkundige zal ons volgende Op bezoek bij gaan plaatsvinden. Met het overhandigen van het Van ons Eygen bier bedankte de werkgroep Verzamelaars Hertog Jan onze gastheer Nico de Bont hartelijk voor het delen en tonen van zijn verzameling. Foto’s: Rob Hoogeboom

Bossche Kringen mei 2014, jaargang 1 nummer 1

21


B

Broeders van Maastricht in ´s-Hertogen

Het kosteloze onderwijs aan de arme kinderen van de parochieschool van de SintPieter, het Gesticht St. Joseph genoemd, werd vanaf 1843 verzorgd door enkele broeders van de congregatie van de Onbevlekte Ontvangenis van de maagd Maria uit Maastricht die in 1840 was opgericht. De pastoor van de parochie, Antonius van den Heuvel, had hen daartoe overgehaald. Deze jongensschool werd in 1861 opgeheven. Dit was kennelijk het gevolg van het vertrek van de broeders van Maastricht in 1858. Het Rooms-Katholiek weeshuis in de Keizerstraat, waar vanaf 1845 ook drie broeders van Maastricht het onderwijs en de verzorging op zich hadden genomen, werd na 23 jaar ook geconfronteerd met het vertrek van de broeders en wel in 1870. Wat was er aan de hand?

Sint-Pieter anno 1938.

22

Bossche Kringen mei 2014, jaargang 1 nummer 1

Doch de duivel, jaloers en deze school beloofde, ko “Het gesticht ´St. Joseph´, te ´s Bosch ging zeer wel. De heer pastoor aldaar was zeer tevreden, ook de broeders leefden er rustig en tamelijk naar genoegen, de ouders en kinderen beminden de broeders en de aanzienlijken stelden belang in het gesticht. De terugkomst van br. Aloysius had weder alles hersteld. Hij had de hoogste klas voor zich, de kinderen maakten goede vorderingen, doch de duivel, jaloers en nijdig over het goed dat deze school beloofde, kon niet nalaten onkruid te zaaien. Van de algemeen overste in Maastricht, broeder Alexius, moest br. Aloysius terug naar het moederhuis en stelde hem als novicenmeester aan. Hij bleef alsdan vrij van school, hield zich met huiselijke bezigheden onledig, hielp den eerwaarde overste in zijn administratie, terwijl hij ook tegelijk onderoverste was.” (Annalen 1856, p. 199) Broeder Alexius bestuurde de congregatie van 1850 tot 1857, blijkbaar niet tot ieders tevredenheid; broeder Bernardus werd in 1857 tot algemeen overste herkozen en bleef dit tot zijn dood in 1880 (T.V.). Problemen “Reeds sedert enige tijd ontstonden er moeilijkheden omtrent het bestaan der broeders in het gesticht St. Joseph. Dit gesticht was begonnen alleen voor arme kinderen der parochie St. Pieter, terwijl een broeder tegelijkertijd het ambt van koster bekleedde. Men beweerde dat door omstandigheden de broeders niet meer in hun onderhoud konden voorzien en men begon met de kinderen te laten betalen. Het hoofdbestuur in het moederhuis in Maastricht verzette zich hier tegen, omdat het hoofddoel der congregatie was de armen bij voorkeur pro Deo te onderwijzen en dat men oordeelde dat de nood niet vereiste dat men van het doel der oprichting afweek. De broeders werkten gratis, daarbij zag men bij de invoering van de nieuwe wet [van 1857, de exameneisen werden verzwaard en de broeders moesten meer studeren voor akten, hetgeen ten koste ging van het praktische werk, T.V.] geen middel om aan uitbreiding te denken; de zaken zagen er somber uit. De eerwaarde pastoor der parochie drong aan en meende dat het bestuur der congregatie zou toegeven, hetgeen echter niet gebeurde. Liever het gesticht verlaten, tot grote smart van de parochianen die zeer gaarne dat gering offer ter bekostiging van de broeders wilden bijdragen; doch men had zich misrekend. De broeders zouden het


nbosch 3 Ton Vogel

en nijdig over het goed dat on niet nalaten onkruid te zaaien

Kadastrale kaart SintPieter anno 1880.

gesticht verlaten. Op de 14de maart nadat de broeders in het gesticht ruim 14 jaren voor de arme kinderen gewerkt hadden, vertrokken ze uit hetzelve. De school werd door een onderwijzer overgenomen, doch verviel weldra. Later heeft men vele pogingen aangewend om broeders te ´s Bosch voor de scholen te bekomen, ook voor de parochie St. Pieter, doch de omstandigheden veroorloofden het niet.” De jongensschool in de parochie St. Pieter werd in 1861 opgeheven; de school kon kennelijk het vertrek van de broeders van Maastricht niet te boven komen (zie Franssen p. 395). “Had de congregatie de loop der zaken kunnen voorzien, dan waren de broeders wellicht nimmer uit ´s Bosch vertrokken, doch de vrees voor de nieuwe wet op het onderwijs, gebrek aan geschikt personeel, maar vooral met het oog op de H. Regel, waren zovele beweegredenen, die later echter geheel en al omkeerden.” (Annalen 1858, p. 215-217)

Hoog bezoek “De hoogeerwaarde heer Mgr. L. H. Rutten, de stichter van de congregatie, die om bijzondere redenen de gestichten te ´s Bosch, St. Michielsgestel, ´s Hage

en Amsterdam in drie jaren niet meer bezocht had, verkoos deze schone maand om zijne broeders te gaan bezoeken. Welk een genoegen hun stichter en weldoener in hun midden te mogen ontvangen. Vrolijk en opgeruimd bracht hij enige dagen onder hen door, iets wat nimmer gebeurde, dewijl Zijne Hoogwaardige doorgaans slechts korte tijd bij hen verbleef.” (Annalen 1868, p. 336) Wordt vervolgd Bronnen: Br. drs. Winifred Ubachs (red.) 1840-1965 Broeders van Maastricht 125 jaar; Annalen van de Congregatie uit de jaren 1840-1870, met dank aan br. Frans Turkenburg, archivaris; Stadsarchief ´s-Hertogenbosch ´Rooms Weeshuis´, inv. nrs. 55, 57, 101, 102; Dr. J.J.M. Franssen, De Bossche arbeider in zijn werk- en leefmilieu in de tweede helft van de negentiende eeuw, Tilburg 1976 p. 386-397. Foto’s: Stadsarchief ’s-Hertogenbosch

Bossche Kringen mei 2014, jaargang 1 nummer 1

23


N

Nieuw beeldje pastoor De Kroon Redactie

Op paaszaterdag, 19 april 2014, is het nieuwe beeldje van pastoor De Kroon onthuld en ingezegend. Het eerdere beeldje, dat stond voor de voormalige pastorie van de Sint-Pieter, is medio 2009 gestolen. Het was gemaakt door Lambert van Dartel. Het nieuwe beeldje is van de hand van Jean en Marianne Bremers. Het is druk in de tuin van de voormalige pastorie. Daar vertelt Nort Lammers, voorzitter van de werkgroep Het Kleine Monument van de Kring, dat er meer dan 4 jaar gewerkt is aan de totstandkoming van het nieuwe beeldje. “Wij staan hier op een historische plek,” vertelt hij, “want hier staat het beeld van Sint-Pieter. Dat staat er dankzij onze woede en frustratie over de gang van zaken in de stad eind jaren ’80 aangaande kleine monumenten. Ik durf te zeggen: kleine

monumenten zijn wegwerpartikelen. De werkgroep waakt echter over hen.” Nort is blij dat de eigenaren van het pand, Hans Beks en Jacques Willaarts, toestemming gaven tot herplaatsing van het beeld aan hun pand. Vervolgens mochten Marietje van den Bosch, oudbewoonster van de Pijp, en wethouder Huib van Olden het beeldje onthullen: ze trokken met een paarse stropdas de pastoorshoed weg. Hierna was het de beurt aan kapelaan Patrick Kuis om het beeldje in te zegenen. Hij sprak de hoop uit dat het tot inspiratie zou dienen voor de voorbijganger. Huib van Olden sprak hierna een kort woord, waarin hij zei, dat door de inzegening het beeldje hopelijk gevrijwaard zou blijven van vernieling of diefstal. Foto’s: Ellie de Vries

24

Bossche Kringen mei 2014, jaargang 1 nummer 1


A

Afscheid van Johan Strang Dick de Rooij (coördinator Opleiding Stichting Binnendieze)

Na zich ruim tien jaar verdienstelijk te hebben ingezet heeft Johan Strang onlangs afscheid genomen als theoriedocent bij de opleiding tot schippergids op de Binnendieze. Op verzoek van de voormalige voorzitter van de Kring, Jo Timmermans, hebben Johan, Henk Janssens en mijn persoontje destijds de organisatie van de opleiding schippergids op ons genomen.

mede-docenten genomen en door hen gerespecteerd. Daarnaast is afgesproken dat Henk na de cursus van 2014 en Gerry na 2015 hun taken gaan overdragen. Gelukkig hebben wij de benodigde deskundige vervangers zelf al in huis. Twee collega’s zijn bereid

Johan en Henk hebben vooral het theoretische gedeelte opgezet en in de loop van de jaren steeds verder ontwikkeld en de kennis overgedragen. Dankzij deze beide opleiders is ook het gebruik van DVD’s en CD’s een belangrijk onderdeel van het lesmateriaal geworden. In de eerste jaren is veelvuldig gebruik gemaakt van externe materiedeskundigen zoals Peter Verhagen en Jan Sanders. Veel van de huidige schippers kennen deze inleiders nog van de eigen opleiding. In de loop van de tijd is de theoriegroep uitgebreid met onze collega Gerry Brullemans en nu is de opleiding helemaal

Bij de schippersopleiding gaan wij de kundigheid van Johan zeker missen ‘self-supporting’. Samen met de vaarinstructeurs bestaat het opleidingsteam bij de Binnendieze uit twaalf vrijwilligers. Zoals bekend is Johan Strang al weer enige jaren de secretaris van de Kring. Deze functie zorgt ervoor dat hij dagelijks menig uurtje bezig is met activiteiten voor de Kring. Dit is mede de reden dat Johan zijn werkzaamheden bij de schippersopleiding heeft beëindigd. Het besluit is in goed overleg met zijn

OPROEP De Stichting Binnendieze start in oktober 2014 met de nieuwe opleiding voor Schipper/gids (m/v) op de Binnendieze. Geïnteresseerden kunnen zich nu reeds aanmelden, waarna je zo spoedig mogelijk nadere informatie over voorwaarden en condities tegemoet kunt zien. Aanmelden bij voorkeur via mijn e-mailadres: diro38@ziggo.nl Dick de Rooij ( coördinator opleidingen Stichting Binnendieze).

gevonden om de plaats van Johan en straks die van Henk in te nemen. Vanaf de schippersopleiding 20142015 gaan Jan Piek en Wil Mulders zich inzetten bij het theoriegedeelte. Daarbij heeft Henk toegezegd om tijdens de komende schippersopleiding ook nog mee te blijven draaien. Bij de schippersopleiding gaan wij de kundigheid van Johan zeker missen. Wel zijn wij van mening dat de nieuwe collega’s waardige opvolgers zullen zijn. Johan blijft als schippergids betrokken bij de Binnendieze, zodat we hem nog regelmatig in het schippershonk gaan tegenkomen. Namens alle collega’s willen wij Johan enorm bedanken voor zijn jarenlange inzet en deskundigheid bij het opleidingsgebeuren van de Binnendieze. Foto: Ellie de Vries

Bossche Kringen mei 2014, jaargang 1 nummer 1

25


H

Hier staoi ik dan 15

De Peer nog even nakijkend door de Sint Josephstraat richting Hinthamerstraat, met ook nog een mooie blik op de bakstenen Westertoren van de Sint-Jan, ontwaar ik op de kruising uit mijn linkerooghoek boven de Tapperij (hoek Hinthamerstraat en Torenstraat) een houten tekstbordje. Door nieuwsgierigheid gedreven kijk ik in het rond, en zowaar prijken op meer gebouwen soortgelijke bordjes. De mythe vertelt dat keizer Maximiliaan van Oostenrijk opdracht had gegeven om bij de intocht door de Hinthamerstraat tijdens zijn bezoek aan ’s-Hertogenbosch bordjes aan de panden te laten bevestigen met daarop een equivalent van de functie van het perceel. Ironisch zoals de Bosschenaren waren deden zij dat met een cryptische omschrijving en zo ontstonden sierlijke benamingen als Gesloten Hekken, Vergulde Toelast, De Rooie Ton, De Witte Voet, Heilige Geest en Sint-Andries den Apostel. Peinzend over de echte betekenissen van deze omschrijvingen, slenter ik over de Hinthamerpromenade richting de Markt. Bij een filiaal van winkelketen Zeeman op nummer 26 hebben ze iets moois aan de gevel teruggebracht: de originele uitstraling van voormalig bioscoop Cinema Royal is zeker een bezienswaardige blikvanger. Ook bij de overburen van Jeans Centre zijn ze hier creatief mee omgegaan: hier prijkt de authentieke “P. de Gruyter en Zn.” uitstraling meer dan oogverblindend. Geweldig dat door ondernemend ’s-Hertogenbosch op deze manier een stukje historie voor de stad behouden blijft, dat verdient zeker een Bosch gedicht:

Snuupke van de week Hier staoi ik dan, mee m’n ôge dicht gaoi ik efkes in d’n tijd terug veertig, vijftig jaor, ’t lijkent wel gistere wè gaot ’t toch allemaol vlug Lôôp ik in m’n gedachte deur de stad waor ik van houw dan lôôp ik m’n neus achternao naor de geur van koffie en cacao Dan zie’k in de Orthestraot nog ’t “Gele Monster” staon dan zie’k de fabriek van de Gruyter jammer dèt ’t zô heet moete gaon In de winkel ston ik as klein mènneke veur de tôônbank, ’n bietje bleek m’n kùpke kwam er net bovenuit om te kijke naor ’t Snuupke van de Week Ons Moeder spaorde oranje kassabunnekes tot dè ze d’r ‘nnen hillen haffel van had ’n klein speulgoedje veur de keinder welk Bosch jong heet dè nouw nie gehad Ik doei m’n ôge mar wir ope en denk; “waor is Simon de Wit toch gebleve”? daor heet nooit niemand meer wè van geheurd mar gelukkig is de Gruyter wel vort blijve leve “De Gruyter”, ok nao al die jaore ’n begrip waor ge tegen op keek en nog steeds ben ik hartstikkend verliefd op ‘t “Snuupke van de Week”

26

Bossche Kringen mei 2014, jaargang 1 nummer 1


Sjef Brummer Even verderop links zien we de Sint Annapoort die ons naar de Sint Annaplaats leidt. Boven de poort prijkt het beeld van Sint Anna te Drieën. Het beeld is een voorstelling van de Heilige Anna, haar dochter Maria en haar kleinzoon Jezus. Op het einde links van de Sint Annaplaats zien we de achterkant van de protestantse Grote Kerk.

Ook hier lieten de Bosschenaren zien dat zij over een behoorlijke dosis ironie beschikken Ook hier lieten de Bosschenaren zien dat zij over een behoorlijke dosis ironie beschikken. Bij het Beleg van ’s-Hertogenbosch door Frederik Hendrik in 1629 werden alle katholieke kerken protestants. De vele katholieke Bosschenaren creëerden op diverse locaties in de stad schuilkerken, de grootste was hier in de nabijheid van de Sint Annaplaats. In het begin van de 19de eeuw gaf eerst Napoleon Bonaparte de Sint-Jan terug aan de katholieken. Later bevestigde koning Willem I deze teruggave; één van de voorwaarden hierbij was om een kerk voor de protestanten te bouwen. En hoe kan het ook anders: de Bosschenaren bouwden de protestantse kerk juist op deze plek waar de grootste schuilkerk was geweest. Ook opvallend zijn de panden met de ingebeitelde namen “Hulpbank” en “Spaarbank”, en de serene rust die deze locatie uitstraalt op zo’n korte afstand van één van de drukste winkelstraten van ’s-Hertogenbosch. Een juist moment om weer voor even afscheid te nemen met een welgemeend HOUDOE. Foto’s: Ellie de Vries

Bossche Kringen mei 2014, jaargang 1 nummer 1

27


A

Archeologisch en Paleontologisch Museu Dit jaar bestaat Museum Hertogsgemaal 25 jaar. Het museum is gevestigd in een oud gemaal in Gewande (gemeente ’s-Hertogenbosch). In dit museum treft men een uitgebreide collectie aan van vondsten uit deze streek en soms van ver daarbuiten. De bezoeker wordt teruggebracht naar lang vervlogen tijden. Naar tijdperken waarin mammoet, neushoorn, wisent en edelhert hier nog rondzwierven. Terug naar onze voorouders zoals Neanderthalers, Cro-Magnons, Kelten en Romeinen. Een gesprek met Anton Verhagen (1944), een bevlogen amateurarcheoloog.

Schedel Neanderthaler.

Tempel van Empel.

28

De belangstelling voor archeologie was al vroeg gewekt bij Anton Verhagen. Als 14-jarige knul stond hij met zijn neus vooraan, toen in 1958 een baggermolen werkzaam was aan de Dommel bij onder meer de Vughterstuw. In het aan de kant gegooide slib vond Anton middeleeuws aardewerk en enkele zwaarden. In die tijd had zijn vader bij de Koornwaard land en water gepacht voor de visvangst en eendenjacht. Op een gegeven moment mocht Anton met een zandzuiger mee het zandgat de Koornwaard op, wat toen volgde was de vondst van veel prehistorische voorwerpen. Anton Verhagen was daarna voorgoed voor de archeologie gewonnen. Na zijn opleiding aan de Bossche HTS kwam hij uiteindelijk bij de gemeente ’s-Hertogenbosch terecht, in de functie van coördinator van de onderhoudswerken aan de Binnendieze. Door zijn vele archeologische opgravingen kan hij zich bodemspecialist noemen. Aan de hand van de kleur van het zand plus de bijmengingen van bijvoorbeeld veen, kan hij zien waar het afgegraven is en welke botten er verwacht kunnen worden.

Bossche Kringen mei 2014, jaargang 1 nummer 1

Museum Hertogsgemaal de archeologische Complex Blauwe Sluis Het Archeologisch en Paleontologisch Museum bevindt zich aan de kruising van de Rosmalensedijk en Krommenhoek in Gewande. Het gemaal is vernoemd naar de (vermoedelijke) stichter van de stad ’s-Hertogenbosch in (waarschijnlijk) 1185, hertog Hendrik I van Brabant. Het gemaal was onderdeel van het complex De Blauwe Sluis. Ter plaatse komt een groot aantal waterlopen bij elkaar die de laaggelegen polders uitwateren op de Maas. Dit zijn de Hertogswetering, Rode Wetering, Hoefgraaf en de Nieuwe Vliet. De polders zijn in eerste instantie in de Middeleeuwen door monniken aangelegd. Reeds in de 15de en 16de eeuw werden door de wind aangedreven poldermolens gebouwd om de polders droge voeten te bezorgen. De uitwatering gebeurde via een eenvoudige houten sluis. Omstreeks de 17de of 18de eeuw werd deze sluis voorzien van drempels van blauwe Naamse steen, vandaar de naam Blauwe Sluis. Deze lag in de Hertogswetering. De sluis in de Rode Wetering werd Rode Sluis genoemd. Er was nog een derde sluis aanwezig. In 1768 werden de sluizen vervangen door modernere versies. In 1934 kwam het Gemaal Caners in gebruik. Enkele jaren later zijn het Hertogsgemaal en het Gemaal Ploegmakers gebouwd. In het kader van de dijkverhogingen zijn in 1979 alle sluizen dichtgemetseld en deels in het dijklichaam opgenomen. Het nieuwgebouwde Gemaal Caners nam alle functies over. Het Hertogsgemaal werd in 1940 in werking en in 1979 buiten gebruik gesteld. Het diende om water uit zowel de Hertogswetering als de Hoefgraaf te pompen. Het gebouw, uit de architectonische Delftse


um Hertogsgemaal Ed Hupkens en Gerard ter Steege School, is een rijksmonument (2002). Sinds 1989 is het Archeologisch en Paleontologisch Museum Hertogsgemaal er gevestigd.

Anton Verhagen met Romeinse wijnkan. Skelet wolharige mammoet.

Oprichting museum Museum Hertogsgemaal is ontstaan uit vondsten die door leden van de archeologische werkgroep Cro-Magnon zijn opgegraven en verzameld. De werkgroep bestaat uit ongeveer 30 actieve leden. De allereerste vondsten werden overigens al in 1958 gedaan door Anton Verhagen, samen met mede-amateurarcheoloog Arnold Chambon, in en langs de oevers van de Dommel. Het museum is ingericht met archeologische vondsten en reconstructies uit de oudheid. De meeste objecten zijn gevonden in

is ontstaan uit vondsten die door leden van werkgroep Cro-Magnon zijn opgegraven en verzameld

Schedel holenbeer.

en rond ’s-Hertogenbosch, zoals bij de afgraving van de Maaspoortplas en bij de ontgronding van de Groote Wielen. Maar ook in het gebied van de Maas, zoals bij de ontgrondingen bij Mill en Langenboom. De voorwerpen uit de diverse steen- en ijstijden dateren van het paleolithicum tot en met het neolithicum. De Romeinse tijd is vertegenwoordigd met voorwerpen uit de Tempel van Empel en uit de tempelresten die gevonden zijn bij Lith. Relicten uit de Middeleeuwen zijn afkomstig uit allerlei opgravingsputten uit de historische binnenstad van ’s-Hertogenbosch: Plan Geertrui, Casino, Wolvenhoek, Lombardje, Volderstraatje, Zuidwal. Voorts zijn er objecten tentoongesteld die herinneren aan de episode tijdens de Tweede Wereldoorlog, toen Gewande van oktober 1944 tot mei 1945 aan het front lag. Het ligt in de bedoeling om in de toekomst ook de functie van het gemaal zelf beter tot uiting te doen komen. De elektromotoren van de fabricaten Heemaf en Stork zijn nog in het gebouw aanwezig.

Museum Hertogsgemaal is van april t/m oktober elke laatste zondag van de maand van 13.00 tot 17.00 uur geopend. Buiten deze tijden op afspraak. Toegang is gratis. Rondleidingen op afspraak. Verdere informatie: http://www.museumhertogsgemaal.nl

Museumcollectie Tijdens een door Anton Verhagen gegeven rondleiding door het museum, zien we op de begane grond in de grote zaal Romeinse en middeleeuwse voorwerpen. Vitrinekasten zijn ingericht met vondsten van de tempelcomplexen Empel en Lith, en met zaken uit de Bossche binnenstad. Eveneens op de begane grond bevindt zich een aparte steentijdzaal, de Ad Wouterszaal. Op de eerste verdieping zijn voorwerpen uit de laatste ijstijd te zien. Hier treft men een nagenoeg compleet skelet van een wolharige mammoet aan. Verder zijn er fossiele botten van een wolharige neushoorn, wisent, oeros, beer, leeuw, wolf, paard, rendier, poolvos, eland en natuurlijk ontbreken menselijke resten niet. Uit de ontgronding Mill/ Langenboom zijn diverse fossiele haaientanden te zien. In de kelder is een kleine expositie ingericht over de Tweede Wereldoorlog, met vondsten, documentatiemateriaal en schenkingen van bewoners uit Oud-Empel, Gewande en ’s-Hertogenbosch. In de museumshop zijn onder meer twee prachtige boeken te koop voor 10 euro per stuk: een over archeologie in het Maasdal en een over de archeologische opgravingen in de Groote Wielen. Slechts 3% van het totaal aan vondsten is tentoongesteld. Ongeveer 10% van het geheel is geschonken aan andere musea en aan universiteiten voor onderzoek. De rest – ongeveer 70.000 voorwerpen - ligt nog in dozen in opslag. Bronnen: Anton Verhagen en Arnold Chambon, Speuren naar het onverklaarbare. Archeologie in het Maasdal, ’s-Hertogenbosch 1995 Anton Verhagen en Dick Mol, De Groote Wielen: er was eens… Wie woonden er in De Groote Wielen in de ijstijd?, Norg 2009 Foto’s: Ed Hupkens

Bossche Kringen mei 2014, jaargang 1 nummer 1

29


I

Introductie werkgroep Culturele Activitei

Nu de fusie tussen Kring Vrienden en De Boschboom per 1 januari een feit is geworden, zijn ook de commissies die voorheen de excursies en lezingen organiseerden, samengegaan. De leden konden zich gezamenlijk vinden in de nieuwe naam werkgroep Culturele Activiteiten, omdat ze vinden dat deze de lading geheel dekt en ook symbool staat voor een nieuwe start met inbreng van beide partijen.

Barak 1B in Vught.

Inmiddels kan de werkgroep die voor alle leden van de Kring Vrienden (en dus niet alleen voor de vrijwilligers) excursies en lezingen verzorgt, met trots de volgende jaarplanning presenteren: Vrijdag 9 mei: lezing door Harry van den Berselaar over Het wonder van Empel dat zich in 1585 heeft voltrokken. Het is een boeiende lezing over een Spaanse herinnering. Een bijzonder verhaal over Spaanse troepen in hun strijd tegen de Staatse troepen en hoe Maria voor redding zorgt. Echt een lezing voor diegenen die zowel de geschiedenis van onze

De leden konden zich gezamenlijk vinden in de nieuwe naam werkgroep Culturele Activiteiten – rond 11.15 uur vertrek voor een begeleide fietstocht naar Barak IB (men kan hier ook per auto naar toe); – rond 12.15 uur op eigen gelegenheid bezoek aan de Barak waar u een videopresentatie kunt zien: verdere uitleg is dan overbodig; – circa 13.15 uur einde; men kan eventueel aansluitend een bezoek brengen aan het Nationaal Monument Kamp Vught; – op eigen gelegenheid naar huis terug. Er zijn aan deze excursie geen kosten verbonden; wel zelf een lunchpakket meenemen voor onderweg. Inschrijving aan de Kringbalie, tel. 073-6135098, onder vermelding van vervoermiddel: fiets of auto (gratis parkeren bij NMKV/Barak IB).

Basiliek Oudenbosch.

30

stad als de religieuze feesten van het Spaanse land een warm hart toedragen, maar ook alle anderen die geïnteresseerd zijn, zijn uiteraard van harte welkom. Wel inschrijven! Tijd: 14.00-16.00 uur.

Later in het jaar In augustus (de datum maken we in het julinummer van Bossche Kringen bekend) een fietstocht naar Empel in het kader van de lezing van 9 mei. 18 september een excursie per bus naar Oudenbosch en Breda:

Op woensdag 4 juni organiseren we een fietstocht door de Meierijse dreven naar Barak IB in Vught met lezing en rondleiding. Het programma is als volgt: – 10.00 uur koffie en 10.15 lezing in ons Kringhuis door Jan Hijna, vrijwilliger Nationaal Monument Kamp Vught;

Vertrek rond 9.00 uur. Onder anderen onder de bezielende leiding van Frans van der Smissen, die zelf in Oudenbosch geboren is, worden we eerst naar deze plaats vervoerd per bus. Frans heeft dan de tijd om ons wat te vertellen over het reilen en zeilen in Oudenbosch en stalt ons vervolgens voor koffie en

Bossche Kringen mei 2014, jaargang 1 nummer 1


iten Janine van de Kamp

De slag bij Empel (Braun en Hogenberg).

Haven Breda.

gebak in een mooi onderkomen. Dan neemt een gids het van hem over om ons rond te leiden in de grote kerk die ook wel de kleine Sint-Pieter genoemd wordt. Vervolgens gaan we verder met de bus naar Breda. We starten en eindigen bij de opengelegde haven. We lopen vandaar richting centrum. Hier zullen we twee rondleidingen krijgen: eentje in de fraaie Grote Kerk (de kerk van de Oranje-Nassaus) en een korte rondleiding door het centrum van Breda. Gidsen van het Gilde De Baronie zullen ons informeren en begeleiden. Tussendoor kunt u op eigen gelegenheid lunchen (er zijn eetcafés genoeg rond de Markt). De precieze volgorde in Breda wordt nog in overleg met het Gilde bepaald. Tussen 17 en 18 uur zullen we weer met de bus naar huis gaan. In het julinummer van Bossche Kringen komt een nadere aankondiging over deze excursie en kunt u gaan inschrijven. In november zien we u graag bij het Historisch Diner (eerder door de Boschboom georganiseerd) in het KW1C (Koning Willem I College), verzorgd door studenten van dit college. Dit is een heel plezierig evenement waarin het educatieve het aangename versterkt. Alle partijen gaan aan de hand van een speciaal thema aan de slag en wij, leden van de Kring Vrienden, hoeven alleen maar te genieten en te smullen. De juiste datum krijgt u in de septemberuitgave van Bossche Kringen, omdat pas dan de nieuwe klassen en het rooster van het KW1C bekend zijn. In december organiseren we een lezing rond de winterspecerij nootmuskaat onder de titel: Perkeniers op Banda (perkeniers waren nootmuskaatboomkwekers). Eric Overdijk kent de (waarschijnlijk) laatste perkenier van Nederland, dus dat wordt iets heel aparts. Wie weet krijgen we nog recepten en tips voor het gebruik van nootmuskaat.

En verder… Naast deze culturele activiteiten in 2014 heeft de werkgroep tal van lezingen en excursies op het oog voor 2015. We zullen u via ons Kringblad tijdig op de hoogte houden van de mogelijkheid in te schrijven. We willen u graag erop wijzen dat we met inschrijvingen werken, omdat zaal of bus een beperkte hoeveelheid stoelen hebben. Wel willen we onderzoeken of er voldoende belangstelling is om ook in de avonduren lezingen te organiseren. Per lezing gaan we bekijken of u hier prijs op stelt. We vinden het belangrijk dat u, wanneer u zich heeft ingeschreven, zich afmeldt wanneer u onverhoopt toch niet kunt komen: vaak is er een wachtlijst en kunnen we een ander met uw vrijgekomen plaats verblijden. Wat de excursies betreft: wanneer u inschrijft, kunt u het best voor u zelf een annuleringsverzekering afsluiten. Het is namelijk zo, dat we met een sluitende begroting moeten werken, dus kunnen we het ons niet permitteren om op het laatste moment met minder personen te gaan.

Graag horen we van u ideeën en suggesties: die zullen we meenemen in onze vergaderingen. De werkgroep bestaat uit de volgende leden (in alfabetische volgorde): Wiet van Gent, Janine van de Kamp, Eric Overdijk en Ietje Schiks. Noteer al vast de volgende data in uw agenda: – 9 mei: lezing over Het wonder van Empel. – 4 juni: fietstocht naar Barak IB. – Augustus: fietstocht naar Empel; aankondiging in het julinummer. – 18 september: excursie naar Oudenbosch en Breda (aankondiging in julinummer). – November: Historisch Diner (aankondiging in septembernummer). – December: lezing over nootmuskaat (aankondiging in novembernummer).

Bossche Kringen mei 2014, jaargang 1 nummer 1

31


M

Vestingwerken 2014 Redactie

Op 18 maart vond de jaarlijkse bijpraatavond over de vestingwerken van de gemeente plaats. Wethouder Huib van Olden vond het hartverwarmend, niet alleen voor zichzelf, maar voor het hele team van de vestingwerken, dat het zo gigadruk was.

De avond bestond uit drie onderdelen: echt bijpraten deed Huibert Crijns, er was een boeiende lezing van Jac Biemans over August von Bonstetten en tot slot was er een presentatie over de mogelijke toekomst van de Linie van 1629. We beperken ons hier tot het bijpraten van Huibert Crijns. In een volgend nummer van Bossche Kringen hopen we terug te komen op de andere twee bijdragen.

Versterkt ’s-Hertogenbosch Volgens Crijns zitten we nu in de fase van het afronden van de projecten van Versterkt ’s-Hertogenbosch. De gemeente is bezig met het optimaliseren van het vaarsysteem: waar komen de opstappunten en hoe pakken we de barrières aan. Voorts wil de gemeente de Linie van 1629 ontsluiten. De bestuurlijke borging

32

Bossche Kringen mei 2014, jaargang 1 nummer 1

is er, onder andere vastgelegd in de Cultuurhistorische beleidsvisie van september 2012 en de Vaarvisie van februari 2013. Het Bolwerk Sint-Jan ligt aardig op schema. De ontdekking van bijzonder middeleeuws straatwerk wordt ingepast in het bolwerk. Ook fragmenten van muurwoningen blijven gehandhaafd aan de binnenkant van de muur. Er komt een dak boven om alles beter te conserveren. Het interieur van het bolwerk wordt zoals het Bastionder: een moderne jas om oude restanten. Eind 2014 moet een en ander gereed zijn. Hier in de buurt gaat gewerkt worden aan het waterfront van de Buitenhaven. Er komt mee ruimte voor de voetganger. Rond de bomen komen metalen boomkransen met een patroon van klinknagels zoals de Boombrug dat kent. Een nieuw idee wordt voorgesteld over de hoektoren op het Muntelbolwerk. Deze zou teruggebracht kunnen worden. Het betreft dan een reconstructie met een ecologische hoofdtoon. Dat zou prima passen bij de al gerestaureerde halve maan en het ravelijn onder de brug, aan welker restauratie nog gewerkt wordt. Aan de zuidkant van de vesting vordert de stadsentree van de parkeergarage. Er komt ook aandacht voor de verschillende vondsten: de Franse skeletten en het Neanderthaler kamp. Een reconstructie van de historische bogen is vrijwel klaar. Hierboven komt een weergang. Ook dit project moet eind 2014 klaar zijn. Tot slot het Wilhelminaplein. Inmiddels woedt al een kleine discussie of dit plein omgedoopt moet worden in Plein 1629 of niet… Een maquette van het wens- of droombeeld van dit plein staat in het informatiecentrum Sint-Jan op de hoek van de Van der Does de Willeboissingel. Ga er vooral naar kijken en vorm uw eigen oordeel! Er is voor het Wilhelminaplein een nota voorbereid. Het tweede kwartaal wordt deze ter visie gelegd en daarna neemt de gemeenteraad er een beslissing over. Foto’s: Ellie de Vries en Huibert Crijns (presentatie)


K

Kringwandeling 3 revisited Nik de Vries

In oktober 1975 gaf de Kring Vrienden zijn derde boekje met een beschrijving van een wandeling uit: Stegentocht nr. 2. In het voorwoord gewaagt voorzitter J.J.M. Verdonk van een vereniging met ruim 200 actieve leden. In het voetspoor van toen lopen we de wandeling na en we kijken naar wat er in een kleine 40 jaar gebeurd is in de stad. Zoals ook de twee eerdere wandelingen starten we op de Markt. Van hier gaan we via de Kolperstraat en de Fonteinstraat naar Achter het Stadhuis. Er is nog een vrij zicht op de achterzijde van het Stadhuis. In het boekje lezen we: “Op de binnenplaats van het stadhuis hebben eertijds huizen gestaan.” Nu is daar de nieuwe aanbouw te bewonderen.

Naar de Vughterstraat We gaan Het Lombardje in, genoemd naar de middeleeuwse kooplieden uit Lombardije die geld uitleenden tegen (hoge) rente. Er is in 1975 nog een parkeerterrein en er wonen twee mensen! Nu is het een klein wijkje op zich met een combinatie van oud- en nieuwbouw. Via het poortje, waaraan Janus Borghs ooit woonde met zijn hondje, en het Kleine Lombardje komen we Achter het Wild Varken. De gevelsteen is inmiddels verdwenen. Hier ligt wellicht weer een schone taak voor onze werkgroep Het Kleine Monument. We gaan linksaf, langs het glazen stadskantoor en dan rechts de Keizerstraat in. Links ligt het mooi gerestaureerde Hof van Zevenbergen,

waar in 1515 keizer Karel V logeerde. Dertig jaar later logeert de keizer aan de overkant bij Hendrik van Deventer. Het pand is helaas ten onder gegaan; het (nieuwe) beeld van de keizer is te vinden op de binnenplaats van de Hof van Zevenbergen. We gaan verder, rechtsaf de Sint Jorisstraat in. Dan gaan we snel linksaf richting de Sint-Cathrien met de fraaie koorafsluiting uit 1533 over de Binnendieze. Door het Kruisbroedershof gaan we naar de Vughterstraat: “Ondertussen moeten we toch eens letten op het dakenspel van de huizen in de Vughterstraat; aan de voorkant is daar minder van te merken dan aan de achterkant.” Kennelijk kunnen we in 1975 nog binnengaan bij nummer 100A om daar de samenloop van twee Binnendiezestromen te bekijken. Nu zit daar een restaurant en kunnen we beter meevaren met onze bootjes.

Bossche Kringen mei 2014, jaargang 1 nummer 1

33


K Richting Uilenburg We gaan naar de Postelstraat. Hier is in 1975 nog het charmante museumke De Brabantse Poffer van de heer Van Asperen te bezoeken. Nu is het fraai opgeknapt, maar het museumke is weg. In 1613 zijn in deze straat de paters kapucijnen neergestreken, vandaar de naam van een van de straatjes Capucijnenpoort. “Betaelt aende Paters vande Capucynen 60 gul. Denselven by deser Stadt, congratuleerende henne incompste binnen den huyse van Postel gesconken” zo staat te lezen in de stadsrekening. We lopen verder langs Nieuw Herlaer en De groote St. Anthonius, twee panden aan weerszijden van het Lamstraatje en belanden bij de Munt. “Op 18 juni 1578 kreeg de stad toestemming van koning Philips om binnen haar muren te mogen slaan “oirkens”, “negenmannekens” en “penninxkens of moirkens”. Het waren munten gemaakt van een legering van zilver en koper.” Een aardige anekdote: “Op 14 januari 1616 brak er brand uit in het dak van het huis, waarvan het ontstaan werd toegeschreven aan de ovens van De Munt. Maar toen

34

Bossche Kringen mei 2014, jaargang 1 nummer 1

er op 15 december 1617 weer brand uitbrak werd men wantrouwend. En terecht: de muntmeester bleek zich schuldig te hebben gemaakt aan malversaties, zodat het vermoeden rees dat hij de brand zelf gesticht zou hebben om zijn knoeierijen te bedekken. Muntmeester Bloemerts werd ontslagen, uit Den Bosch verbannen en zijn goederen verbeurd verklaard.” We lopen verder naar de Kruisstraat, waar links het steegje Poort van Diepen ligt. De wens uit het boekje, “Dit is een omgeving die het verdient om gerestaureerd te worden.”, is gehonoreerd. Ga gerust het hek door, meestal is het open.

Orthenstraat, haven en terug We lopen door. Rechtsaf door het Eerste Korenstraatje, met op de hoek een café, waarin een stukje originele stadsmuur te bewonderen is, weer rechtsaf door de Karrenstraat, linksaf het Loodgieterstraatje en dan komen we bij de Hooge Steenweg. Kijk hier vooral eens omhoog om de verschillende panden, samenvoegingen en splitsingen te bekijken. Op weg naar de Orthenstraat bewonderen we de panden van Van Lanschot Bankiers, deels origineel, deels naar het origineel ontworpen door architect Valk. Na de Ruische Poort zien we rechts twee straatjes die genoemd zijn naar Jan van Best, “die in het begin


grote pand is in 1980 gesloopt en vervangen door in mijn ogen lelijke nieuwbouw. We maken even een ommetje heen en weer door het Bokhovenstraatje en bekijken de haven, waar aan de overkant veel panden prachtig gerestaureerd zijn. Terug in de Orthenstraat gaan we naar het Sint Geertruikerkhof: “Links zien we dat de Binnedieze wordt gerestaureerd: ook het sluisje staat

van de 16de eeuw gronden bezat gelegen achter de huizen in de Orthenstraat”. In het Eerste Straatje van Best vinden we een bijzondere waterput aan de achterzijde van het huis De Gulden Hopsack. Links in de Orthenstraat staat in 1975 nog de fabriek van De Gruyter, het gele monster. Het

er weer in volle glorie”. Het plan om de gedempte tak van de Binnendieze vanaf het Herman Moerkerkplein tot hier weer open te leggen lijkt voorlopig in de ijskast verdwenen. We lopen iets verder en gaan rechtsaf richting de vroegere pastorie van de Sint-Pieterskerk. “Het fraaie gebouw verdient het om zeer spoedig gerestaureerd te worden.” Dat vermeldt het boekje. Dankzij Van Lanschot staat het pand er weer prachtig bij. Inmiddels is er een nieuw beeldje van pastoor De Kroon aan bevestigd (zie elders in dit nummer). We eindigen onze wandeling via Achter de Tolbrug en de Scheidingstraat op de Markt. Foto’s: Ellie de Vries (nieuw) en wandelboekje (oud)

Bossche Kringen mei 2014, jaargang 1 nummer 1

35


V

Verrassende kijk op industriële ontwikke Op 30 januari 2014 zijn de vrijwilligers van de Kring uitgenodigd voor een lezing van Frans van Gaal over de industriële ontwikkeling van ’s-Hertogenbosch. Helaas bleek de animo voor dit initiatief wat minder dan verwacht maar een kleine vijftig bezoekers waren toch gekomen. Diegenen die er niet waren hebben wat gemist, want Frans van Gaal verstaat de kunst om te verrassen! Wie Frans een beetje kent, weet dat hij geen gelegenheid onbenut laat om Jacob Moleschott onder de aandacht te brengen. Hij pleit voor een blijvende herinnering aan deze belangrijke Bosschenaar. Er is een petitie op internet te vinden, waardoor je het initiatief kunt ondersteunen.

Een bolduque. Voortschrijdend inzicht Ons inzicht in de geschiedenis verandert; de feiten blijven hetzelfde maar onze interpretatie kan veranderen door maatschappelijke ontwikkelingen of door nieuwe bronnen die beschikbaar komen. Breed leeft de opvatting dat het gemeentebestuur van ’s-Hertogenbosch wars was van elke industriële ontwikkeling van deze stad. Maar deze opvatting verdient bijstelling: het ligt veel genuanceerder. Als we teruggaan in de geschiedenis, blijkt dat zowel in het verre verleden als in de recente geschiedenis een veel welwillender houding is van het gemeentebestuur tegenover ambachtelijke en industriële activiteiten in ’s-Hertogenbosch.

Fabriek Remington Sportlaan, 1955. De vroege geschiedenis Vanzelfsprekend kent een vestingstad als ’s-Hertogenbosch vele ambachtelijke bedrijven en bedrijfjes binnen de stadsmuren. Bedrijven die zorgden voor de voeding van de bewoners zoals bakkerijen en bierbrouwerijen.

36

Bossche Kringen mei 2014, jaargang 1 nummer 1

Ook was er een levendige textielindustrie en vooral het lakengoed was bekend. Het rode lint werd gebruikt om de waszegels aan te bevestigen. Straatnamen in de binnenstad herinneren ons nog aan deze activiteiten. Minder bekend is de belangrijke rol die ’s-Hertogenbosch had in de metaalnijverheid: spelden, naalden en messen vonden hun weg over de wereld. In Zuid-Amerika staat tot op de dag van vandaag de naam Bolduque voor een scherppuntig mes. Kortom: ’s-Hertogenbosch heeft een langere industriële nijverheid dan vaak wordt aangenomen. Glasblazerij Vanaf het tweede kwart van de 16de eeuw wilden zich vele mensen in ’s-Hertogenbosch vestigen, onder wie handelaren en ambachtslieden. Ook waren er initiatiefnemers voor kleinschalige ‘industriële’ productie. Opmerkelijk was de vraag om een glasblazerij te vestigen in de Orthenstraat. Dit verzoek werd, ondanks de risico’s zoals brandgevaar, door het gemeentebestuur ingewilligd. Deze glasblazerij legde zich toe op het vervaardigen van hoogwaardig glas, waaronder sierglazen. Een aantal van deze glazen is te bewonderen in diverse musea waaronder het Noordbrabants Museum. Het gemeentebestuur van was blij met deze nijverheid in de stad en gaf jaar na jaar opdrachten voor sierglaswerk die als relatiegeschenk werden gegeven. Aan het eind van de 18de eeuw neemt de economische bedrijvigheid af. Dragende bedrijven zien hun markt door diverse oorzaken zoals groter en goedkoper aanbod vanuit het buitenland inkrimpen. In die tijd is er vooral sprake van een economie gebaseerd op landbouw. Het karige gezinsinkomen wordt aangevuld door huisarbeid zoals spinnen en weven. Er is sprake van kleine ambachtelijke bedrijvigheid vooral gericht op de productie van goederen voor de eigen regio. Weer groei In de tweede helft van de 19de eeuw weet ’s-Hertogenbosch de draad weer op te pakken. Steden in de directe omgeving als Tilburg en Eindhoven ontwikkelen zich sneller, vooral omdat zij geen beperkingen kennen zoals een knellende vesting en moerasachtige omgeving. Nieuwe industriële activiteiten weet de stad maar mondjesmaat aan te trekken en de bedrijven die er zijn weten zich niet of maar met moeite te handhaven. Na de vestingwet van 1874 en het rigoureus aanpakken van de problemen met de waterhuishouding krijgt de stad nieuwe kansen. Bijna alle takken van industriële nijverheid zien kansen zoals de grafische industrie, leeren schoenbewerking en sigarenfabrieken. Ook nieuwe


eling Hans Louvet

Briefhoofd met fabriek Rouppe van der Voort, 1889.

bedrijven vinden hun weg naar ’s-Hertogenbosch zoals metaal- en machinefabrieken (bijvoorbeeld Grasso en Rouppe van der Voort). Zij vestigen zich op de gebieden die als eerste worden ontwikkeld. In Het

Een veel gehoord verhaal is dat Philips heeft overwogen zich in ’s-Hertogenbosch te vestigen. Ongetwijfeld zijn er contacten geweest tussen Philips en de bankiersfamilie Van Lanschot, maar het is uiterst onwaarschijnlijk dat Philips heeft overwogen zich hier te vestigen. De ontwikkelingsmogelijkheden in Eindhoven waren veel beter en er was een ruimer aanbod aan arbeiders. In deze periode ontwikkelde een kleine grutterij en maalderij zich tot een grote fabriek: De Gruyter. Hoewel er nog geen sprake was van monumentenzorg zoals we die nu kennen, is het opmerkelijk dat de gemeente instemde met de vestiging van een grootschalig fabriekscomplex in het midden van de binnenstad, waarvoor vele woningen moesten wijken. In de jaren dertig werd een nieuw fabriekscomplex

Ons inzicht in de geschiedenis verandert

Fabriek Goulmy en Baar. Zand vestigt zich de grote sigarenfabriek Goulmy en Baar; het pand is behouden als industrieel monument. Het aantal werknemers in de industriële nijverheid in de stad neemt toe; begin 1900 is ongeveer 34% van de beroepsbevolking hierin werkzaam. Uit deze gegevens kan niet worden geconcludeerd dat de gemeente ’s-Hertogenbosch een beleid had dat industriële ontwikkeling ontmoedigde.

in gebruik genomen achter de Veemarkt. Het bedrijventerrein, waarop nu onder andere de Veemarkt staat, is ontwikkeld in de crisisjaren rond 1930. Het gemeentebestuur investeerde grote bedragen in ontwikkeling en promotie. Ook hieruit blijkt dat het gemeentebestuur een welwillende houding had ten opzichte van industriële ontwikkeling van ’s-Hertogenbosch.

Bossche Kringen mei 2014, jaargang 1 nummer 1

37


V Gildeglas schoenmakersen looiersgilde door glasblazerij Van Bree.

Opvallend Anders dan in andere steden heeft een flink deel van de industriële ontwikkeling van ’s-Hertogenbosch zich afgespeeld binnen de muren van de vestingstad. Dit leidde tot gebouwen die vaak ingepast waren in de overige stedelijke bebouwing. Drukkerijen, weverijen, sigarenfabrieken, brouwerijen, metaalindustrie en zelfs een glasblazerij waren gevestigd tussen de woningen en winkels in. Relatief kleinschalig en daardoor minder opvallend. De industriële productie sloot ook vaak aan bij langer bestaande ambachtelijke nijverheid. Toen de grootschalige industriële ontwikkeling in ’s-Hertogenbosch begon, verdween deze uit het directe stadsbeeld: naar de eerste uitbreidingen buiten ‘de stad’. Zijn dit wellicht de redenen dat er een beeld is ontstaan dat ’s-Hertogenbosch nauwelijks een industriële traditie kent?

zich beijverd voor de vestiging van bedrijven op het bedrijventerrein westelijk van het station. Op dit terrein is nu het Paleiskwartier ontwikkeld. Maar in de jaren van de wederopbouw was er sprake van veel nieuwe industriële activiteit op dit terrein zoals de vestiging van Remington, Nicholson File, AMP Holland en als sluitstuk vanzelfsprekend de Heineken Brouwerij (1955). Kortom: het is een wijdverbreid misverstand dat het gemeentebestuur van ’s-Hertogenbosch altijd heeft ingezet op een gemeente waarin bestuur, rechtspraak en handel centraal staan. Zeker is dat het doorgaans ook welwillend stond tegenover industriële ontwikkeling en daar ook flink voor in de beurs wilde tasten.

De Gruyter aan de Orthenstraat.

38

Wederopbouw In de jaren na de Tweede Wereldoorlog werd ook sterk ingezet op de industriële ontwikkeling van ’s-Hertogenbosch. Vooral burgemeester Loeff heeft

Bossche Kringen mei 2014, jaargang 1 nummer 1

Tenslotte Dit artikel geeft maar een fractie weer van het totale verhaal. Frans van Gaal neemt de lezer mee door de geschiedenis en steeds weer lardeert hij zijn verhaal met voorbeelden, zoals het verhaal over de kleine smederij in Vught die uitgroeit tot een groot bedrijf. Of het verhaal van de familie De Gruijter. De geschiedenis van de arbeidersfamilies en de vraag of de arbeiders in ’s-Hertogenbosch al dan niet actief geweerd werden uit de bedrijven vanwege hun gebrek aan arbeidsmoraal… Het kwam allemaal aan de orde. Foto’s: Stadsarchief ’s-Hertogenbosch


B T U K Twee lintjes

Korte Berichten

Redactie

Bij de lintjesregen van 25 april 2014 zijn twee vrijwilligers van de Kring benoemd tot Lid in de Orde van Oranje Nassau: Wil van de Langenberg en Frans Maas. Wil van den Langenberg woont in Engelen en is sinds 2006 vrijwilliger bij de Stichting Myriam In Malawi en sinds 2009 bestuurslid. Enkele maanden per jaar is hij in Malawi om projecten op het gebied van werkverschaffing en gezondheidszorg te initiëren en te controleren. Sinds 2005 is hij secretaris van de Stichting Zeeverkenners Sint Joris en sinds 2006 vrijwilliger bij de Vincentius Vereniging. Daarnaast is hij van 1983 tot en met 1999 penningmeester geweest van de Recreatieve Sportvereniging Engelen-Bokhoven. Sinds 2006 is Wil schipper/gids bij de Kring Vrienden van ’s-Hertogenbosch en van 1998 tot en met 2002 was hij bestuurslid van de Stichting Scouting Columbus. Tenslotte was hij van 1988 tot en met 2008 vrijwilliger bij de Stichting Thuiszorgcentrale IVT.

Frans Maas woont in ’s-Hertogenbosch. Hij is sinds 1992 voorzitter van de Stichting Oetelkonzert. Hij is sinds 2003 schipper/gids op de Binnendieze. Burgemeester Ton Rombouts is wel eens met hem meegevaren: “Je kunt er wel verschrikkelijk veel omheen vertellen.” Daarop antwoordde Frans: “Dat is nou net het leuke: niet alleen het verhaal, maar allerlei leuke dingen eromheen.” Volgens ons geldt dat laatste voor alle schippers/gidsen. We feliciteren beide heren met deze waardering voor hun maatschappelijke inzet.

Sint Jansmuseum (Voorheen De Bouwloods)

Redactie

Op 31 maart 2014 werd ook in Sint-Jansmuseum De Bouwloods het nieuwe seizoen geopend. Het is dit jaar een bijzondere gebeurtenis. Immers, de Kring Vrienden heeft de balie onder zijn beheer genomen.

Vooraf wordt gesteld dat het belangrijkste is het uitdragen van wat iedereen van het museum weet. Door de overname van de balie door de Kring kan de museumcommissie zich bezighouden met de rondleidingen en de organisatie. Bovendien kunnen de gidsen nu ook deelnemen aan bijscholingscursussen. Na toespraakjes van Pieter Koolen namens het kerkbestuur van de Sint-Jan – hij benadrukt dat het museum een gastvrije plek is voor informatie voor of na het bezoek aan de kathedraal – en Joop van Dijk namens de Kring – hij stelt dat de Kring gelooft in het museum en in de samenwerking – is het tijd voor de installatie van drie nieuwe gidsen. Net als de Kring stelt ook het museum eisen aan hun opleiding.. Bij de beoordeling wordt vooral gelet op kennis en overdrachtvaardigheden. De drie nieuwe gidsen zijn met vlag en wimpel geslaagd. We feliciteren Steven van Groeningen, Ellie van der Hoven en Erica Smeets en wensen hen veel plezier met het rondleiden van gasten. Foto: Ellie de Vries

Foto’s: Ellie de Vries

Bossche Kringen mei 2014, jaargang 1 nummer 1

39


E

Een nadere kennismaking 11

De fusie van de Kring Vrienden met De Boschboom is een feit. De aktes zijn getekend en de samenwerking moet gaan zorgen voor een win-winsituatie. Tijdens de ledenvergadering van de Kring is unaniem voor de fusie gestemd. Bij De Boschboom waren nog wat bedenkingen maar daar is wel door een grote meerderheid voor de fusie gestemd. Henk Janssens is een gerenommeerd lid van de Kring. Henk is of was actief als stads- en schippergids en is actief als opleider bij de Binnendieze. Reden voor de redactie om Henk als een nestor van de Kring nader voor te stellen en zijn mening over de fusie te horen. Wie is Henk Janssens? Ik ben geboren in Eindhoven. Na mijn schooltijd heb ik ongeveer tien jaar gewerkt als assistent-inkoper bij Philips. In die tijd heb ik in Den Haag een studie Geschiedenis gevolgd. In 1962 ben ik overgestapt naar de verkoopkant en aan het werk gegaan bij een grote importeur van fijnemechanische machines voor de metaalbewerking in Rotterdam. In 1972 kreeg ik weer de gelegenheid om naar Brabant terug te gaan en ben ik in Rosmalen terecht gekomen. Helaas is mijn echtgenote daar anderhalf jaar geleden plotseling overleden. Onze kinderen hebben vier (klein)kinderen. De oudste speelt hockey op landelijk niveau. Als trotse opa sta ik regelmatig langs de lijn. Ik reis graag. De laatste jaren veel in Oostenrijk, Duitsland en langs de Belgische kust. Als echte wijnliefhebber weet ik een goed glas wijn zeker te waarderen.

Redactie Wat heb je met ’s-Hertogenbosch? Tijdens de laatste drukke jaren met veel zakenreizen bij een grote machine-importeur ben ik langzamerhand begonnen meer tijd te nemen voor het vrijwilligerswerk in ’s-Hertogenbosch. Daarbij heb ik mij laten leiden door mijn liefde voor de geschiedenis. Vooral ook die van de Tweede Wereldoorlog, die ik bewust heb meegemaakt en later bestudeerd. Op sportgebied heb ik als voetbalcoach een elftal begeleid en ik ben ongeveer tien jaar actief geweest als scheidsrechter in het amateurvoetbal. ’s-Hertogenbosch bood mij daarbij natuurlijk vele mogelijkheden, later ook als stadsgids. Wat doe of deed je bij de Kring? In 1998 ben ik door de toenmalige voorzitter benaderd of ik interesse had om schippergids te worden. Sindsdien vaar ik op de Binnendieze. Later heb ik de destijds tweejarige opleiding voor stadsgids gevolgd. Naast het varen heb ik ook vele jaren met bezoekers door de stad gewandeld. Sinds 2003 ben ik in de wintermaanden betrokken bij het opleiden van schippergidsen. Verder ben ik lid van de werkgroep Jeroen Bosch en onlangs ben ik gevraagd om lid te worden van de vernieuwde werkgroep Binnendieze. Hoe kijk jij tegen de fusie aan met De Boschboom? Ik vind dat een goede en interessante ontwikkeling. Het is een belangrijke cultuurhistorische heemkundevereniging. Naar mijn mening past De Boschboom perfect om samen te gaan met de Kring en om elkaar aan te vullen. Uit Bossche Bladen heb ik altijd veel opgestoken en met plezier gelezen. Ik hoop dat de integratie met ons eigen KringNieuws een goed vervolg gaat krijgen. Wat verwacht jij in de (nabije) toekomst van de Kring? Stilstand is achteruitgang en daarom hoop ik dat op de korte termijn bepaalde uitbreidingen gerealiseerd kunnen worden. In het bijzonder denk ik daarbij aan de ‘natte tak’. Uitbreiding in de richting van het GZGterrein staat voorlopig in de ijskast, maar er is méér water! Het zou mooi zijn als technische aanpassingen het mogelijk maken om vanaf de Binnenhaven via de Citadel naar het nieuwe Sint-Jansbolwerk te gaan varen. De belangstelling zal dit alleen maar doen toenemen. Maar ook met het oog op het Jeroen-Boschjaar in 2016 liggen bij het uitbreiden van de stads- en objectwandelingen vele mogelijkheden. Foto: Ellie de Vries

40

Bossche Kringen mei 2014, jaargang 1 nummer 1


T

Twee Bosschenaren exposeren Janine van de Kamp

Natuurlijk is het toeval, maar wel leuk om op een en dezelfde dag twee totaal verschillende Bossche schilders en hun werken op twee exposities te kunnen aanschouwen. Eentje, Huib van Vugt in ’s-Hertogenbosch, in het museum Slager aan de Choorstraat, de andere, Charles Popelier in het Brabantse dorp Etten-Leur, in een galerie die gehuisvest is in een pand, ontworpen in de Bossche stijl. Twee grotere uitersten zijn nauwelijks denkbaar. Huib van Vugt schildert als een explosie van kleur en expressiviteit, Charles Popelier komt naar voren als introvert persoon met grote verstilling in zijn werk. Helaas was het werk van Charles Popelier maar tot 14 april in Etten-Leur te bewonderen, maar er is ter vergelijking nog wel altijd zijn website: www.charlespopelier.nl.

Sri Lanka.

Van Vugt in Slager Een bezoek aan het mooie museum Slager is op zich al de moeite waard: de familie Slager (drie generaties) heeft vele schilderende loten en allemaal mogen ze in het familiemuseum hangen. Dit museum, dat ooit openbare leeszaal was, geeft de stichting SKHVV (Stichting Kunstschilder Huib Van Vugt) een gastvrij onderkomen voor een overzichtsexpositie van het werk van

zijn laatste werkplek (een atelier bij zijn huis in Oisterwijk) een Balinese uitstraling te geven. Zijn schilderenthousiasme was zo groot dat hij op de lijsten doorschilderde. Eigenlijk keert Van Vugt terug waar hij startte: in deze voormalige openbare leeszaal had hij in 1961 zijn eerste expositie. Op deze tentoonstelling is de ontwikkeling van zijn schilderkunst goed te

Het is een overdonderende expositie geworden Bosschenaar Huib van Vugt (1923-2008). Het is een overdonderende expositie geworden: met name het kleurgebruik van Van Vugt is onontkoombaar. De ‘roden’ en ‘blauwen’ komen onmiddellijk op je af. Er is een video met informatie, gegeven door zijn biograaf, Merel van de Nieuwenhof, die in opdracht van de stichting een uitputtend boek over hem heeft geschreven. Omdat Van Vugt eigenlijk nooit een datum aan zijn werken gaf, was het voor haar een hele klus om al zijn werken chronologisch een plek te geven. Van Vugt was dankzij zijn werk bij een vliegtuigmaatschappij een globetrotter en deed in veel landen inspiratie op. Hierdoor wist hij zelfs

zien. Met name het verschil tussen zijn tekeningen en zijn schilderijen is opvallend. Hij verwerkt zijn grote inspiratoren Matisse en Klimt tot een geheel eigen stijl. Na deze werveling van indrukken en tinten zijn de werken in de rest van het museum als een oase van rust. Museum Slager: Huib van Vugt, tot 29 juni. Dinsdag - zondag geopend van 13.30-16.30 uur. Zie ook: www.huibvanvugt.nl

Bossche Kringen mei 2014, jaargang 1 nummer 1

41


B

Bootgesprekken 9: moeder en dochter sam

Het is erg vol in de boot op 8 april 2014. Liefst negen gasten hebben we aan boord: vier bestuursleden van Heemkundekring Rosmalla en vijf van Nuwelant. Daarnaast uw scribenten, vaste schipper Gerard en fotografe Ellie. Aanleiding is in eerste instantie het 25-jarig jubileum van onze Rosmalense zustervereniging. Deze kon echter pas opgericht worden na intensieve contacten met de groep uit Nuland. Daarom halen we ze samen in de boot om hun verhaal te doen. Met ingang van 1 januari 2015 worden Nuland en Vinkel deel van de gemeente ’s-Hertogenbosch. Het dorp Nuland kent niet alleen een rijke geschiedenis, maar huisvest sinds 1978 een actieve heemkundige vereniging, de Heemkundewerkgroep Nuwelant. Hoogste tijd dus voor een kennismaking met onze heemkundige collega’s tijdens een bootgesprek op de Binnendieze. Voorzitter Peet Kappen, secretaris Ad van den Bosch en de bestuursleden Willem van Groenland, Theo Hanegraaf en Gert-Jan van Zoggel stapten aan boord en vertelden tussen de buien door enthousiast over Nuwelant. De werkgroep heeft momenteel 35 actieve leden in leeftijd variërend van 14 tot 89 jaar. Daarnaast telt het tijdschrift Spoorzoeker zo’n 250 abonnees. Aandacht voor het verleden Het begon allemaal 36 jaar geleden in 1978. Het idee van een aantal initiatiefnemers om meer aandacht aan de geschiedenis van Nuland te schenken sloeg aan en resulteerde in een heuse werkgroep. Verschillende leden van het eerste uur zijn trouwens nog steeds actief, Ad van den Bosch is er een van. Een ander lid van het eerste uur is Adriaan de Wit. Hij nam onlangs afscheid als bestuurslid en werd bij die gelegenheid benoemd tot erelid. Belangrijk in de beginjaren was het verzamelen en beschrijven van historisch fotomateriaal. De jaarlijkse tentoonstelling in gemeenschapshuis De Meent groeide uit tot een van de drukst bezochte Nulandse evenementen. Bezoekers leverden ontbrekende informatie aan en gingen daarbij regelmatig met elkaar in discussie over wie of wat er precies op een foto te zien was. De fotocollectie geeft nu een fraai beeld van het dorpsleven sinds het eind van de 19de eeuw. Een eigen tijdschrift Het bleef echter niet bij het opbouwen van een fotoarchief, de leden begonnen ook met het vastleggen van de geschiedenis van Nuland en de Nulanders. Vanaf 1987 kregen ze de gelegenheid om de resultaten van hun onderzoek te publiceren in een eigen tijdschrift, Spoorzoeker. “De Nulandse historie moet wereldkundig gemaakt worden”, aldus de redactie tien jaar later in een jubileumboek. Er waren

42

Bossche Kringen mei 2014, jaargang 1 nummer 1

toen inmiddels 40 nummers verschenen met artikelen over het dagelijks leven, de Tweede Wereldoorlog, het leven van priester-publicist Wouter Lutkie, overstromingen, het Nulands verenigingsleven, allerlei familiegeschiedenissen en zo meer. Dat het blad in een behoefte voorziet blijk ook uit het feit dat er zo’n 250 abonnees zijn van binnen en buiten Nuland. Daarnaast vinden veel losse exemplaren via verschillende winkels hun weg naar het lezerspubliek. Succes van de formule is volgen Peet Kappen – die ook deel uitmaakt van de Spoorzoekerredactie – de combinatie van echte familiegeschiedenissen en meer diepgravende artikelen over de geschiedenis van het dorp. Aan de wieg van Heemkundekring Rosmalen De Nulandse heemkundewerkgroep stond in de tweede helft van de jaren tachtig ook aan de wieg van Heemkundekring Rosmalen. Het Rosmalense gemeentebestuur wilde meer aandacht voor de geschiedenis en verzocht het bestuur van Nuwelant om steun bij de poging om een eigen heemkundige organisatie op te zetten. Het lukte om een aantal enthousiaste mensen bij elkaar te brengen die vervolgens Heemkundekring Rosmalen oprichtten. Overigens zit er een behoorlijke overlap tussen het ‘werkgebied’ van beide organisaties. Nuwelant richt zich ook op het verleden van de Nulandse parochie en daartoe horen de buurtschappen Heeseind en Kruisstraat die op het grondgebied van de gemeente Rosmalen lagen. Digitaal ontsluiten erfgoed Nuwelant is druk bezig met het digitaliseren van bronnenmateriaal over de geschiedenis van Nuland. Het is de bedoeling dat alles straks via internet raadpleegbaar zal zijn. Willem van Groenland coördineert het geheel. De cijfers zijn indrukwekkend: er is een digitaal fotoarchief met achtduizend historische foto’s compleet met beschrijvingen; van de collectie bidprentjes zijn er inmiddels zo’n 2.000 gescand, de resterende 1.500 volgen komend jaar; allerlei relevante archieven – denk aan notariële archieven, het parochie-archief en het gerechtelijk


amen in de boot Jan Korsten en Ed Hupkens van werkstukken. Eén van de basisschoolleerlingen meldde zich naar aanleiding van een wandeling over de oorlog aan als lid. Hij is met 14 jaar het jongste lid van de werkgroep en is momenteel bezig met het opsporen van vliegtuigen die in de oorlog in de directe omgeving zijn neergestort. In samenwerking met de dorpsraad heeft de heemkundewerkgroep vorig jaar een historische tocht door Nuland uitgestippeld. Van historisch Nuland is onder andere ten gevolge van de oorlog veel verdwenen. Er zijn echter nog voldoende sporen in en om het dorp aanwezig om het historisch verhaal zichtbaar te maken. Bordjes laten zien wie er in een bepaald pand heeft gewoond, wat er op een plek ooit is gebeurd, wat voor gebouw er ooit stond en zo meer. De wandeling blijkt voor veel mensen een eerste kennismaking met de geschiedenis van hun eigen dorp.

archief – zijn digitaal beschikbaar. Enkele leden fotograferen hiervoor relevante archieven, een tijdrovende klus. Er moet overigens wel een duidelijke relatie zijn tussen het archiefmateriaal en Nuland. Als voorbeeld noemt Theo Hanegraaf de groeiende collectie bidprentjes waarover de werkgroep beschikt. Bidprentjes van personen die geen band met het dorp hebben worden niet gedigitaliseerd. Heemkamer In gemeenschapshuis De Meent beschikt de werkgroep over een eigen ruimte, de Heemkamer. Hier bevindt zich het hart van historisch Nuland. Dat is ook aan de buitenkant te zien in een aantal vitrines met historisch materiaal uit de privécollecties van diverse leden. De werkgroep zelf verzamelt namelijk geen historische voorwerpen, benadrukt Peet Kappen. Jongeren kennis laten maken met de lokale geschiedenis Terwijl we onder een overkluizing schuilen voor de regen vertellen Peet Kappen en Gert-Jan van Zoggel enthousiast over de activiteiten die jaarlijks met de groepen zeven en acht van de basisschool worden georganiseerd. Doel is de leerlingen op een toegankelijke manier kennis te laten maken met het verleden van hun eigen omgeving. Dat gebeurt bijvoorbeeld in de vorm van een historische wandeling en door het leveren van materiaal voor het maken

Spraakmakende projecten Nuwelant heeft een aantal spraakmakende publicaties over de geschiedenis van Nuland op haar naam staan. Sommige van die boeken - zoals het boek dat de Nulandse bevolking in 1968 in beeld bracht - zijn uitgegroeid tot veel geraadpleegde naslagwerken en gezochte collectors items. Momenteel wordt gewerkt aan een nieuw ambitieus project, een boek over de wederopbouwperiode 1945-1965. Een tijd waarin er in Nuland veel veranderde. Een tijd ook waarover nog nauwelijks iets is gepubliceerd. Een van de redenen om juist nu met dit project te starten is het feit dat nu nog voldoende mensen geïnterviewd kunnen worden die deze periode zelf hebben meegemaakt. Het is belangrijk hun verhalen voor het nageslacht vast te leggen. We zullen er nog meer van horen. Heemkundekring Rosmalen Op die koudste dag van de lente met veel regen stapten ook vier afgevaardigden van de Heemkundekring Rosmalen (HKR) in de boot: voorzitter Wilma van Creij, penningmeester Henda Pennings, Jo Versteijnen (Werkgroep Ondersteuning) en Jan Zantkuijl (Werkgroep Tentoonstelling). Op 12 januari 2014 was het precies 25 jaar geleden dat de HKR werd opgericht, met Theo Derksen als eerste voorzitter. Daarom staat dit jaar geheel in het teken van het jubileum. “25 jaar inventariseren, onderzoeken, archiveren en publiceren door een groot aantal vrijwilligers met een hart voor Rosmalen, heeft een schat aan informatie en materialen opgeleverd, waar wij trots op zijn”, aldus Wilma van Creij. In het weekend van 11 en 12 januari kon het publiek de tentoonstelling 25 jaar Heemkundekring Rosmalen in Perron-3 bezoeken.

Bossche Kringen mei 2014, jaargang 1 nummer 1

43


B

Wilma van Creij verrichtte tijdens haar toespraak op 12 januari twee handelingen: allereerst het officieel in de lucht brengen van de totaal vernieuwde website. Vervolgens het introduceren en tevens op de markt zetten van het speciale dubbel bier Van ons Eygen en een speciaal bierglas, waarin het logo van de HKR is gegraveerd. Het bier en het glas zijn te koop bij Wijnhuis Rosmalen en bij diverse horecagelegenheden in Rosmalen. ’s Avonds was er een lezing door Gerard Velders over Bier en bierbrouwerijen in de regio. Deze voordracht over het plaatselijk en regionaal bier wordt op 8 oktober herhaald. Tekenen en schilderen in Rosmalen Dat Rosmalen veel teken- schilderstalent kent, liet de door Jo Versteijnen samengestelde expositie in het weekend van 15 en 16 maart zien. De tentoonstelling van ruim tachtig werken liet voornamelijk Rosmalense huizen, boerderijtjes en landschappen zien, evenals de Sint-Lambertuskerk. Veel van de onderwerpen zijn al lang geleden door slopersgeweld verdwenen, zoals ‘De Roskam’ aan de Kruisstraat en de huisjes op de Maliskampse Hei. Er waren ook pentekeningen van het huis van Centje de Kèp, De Spie in Maliskamp en het hoofdgebouw van Coudewater te bewonderen.

Komende activiteiten Op 18 mei staat een mooie wandeltocht van ongeveer 25 km op het programma. Het is een afwisselende, wandelbare route aan de binnenkant van de gemeentegrenzen van de voormalige gemeente Rosmalen. Op 29 juni is een informatieve fietstocht gepland aan de buitenkant van de vroegere gemeentegrenzen van Rosmalen. In het weekend van 14 en 15 juni staat een grote tentoonstelling in Perron-3 op de rol met als thema Religie, zorg en onderwijs in Rosmalen, Vanuit de

44

Bossche Kringen mei 2014, jaargang 1 nummer 1

kloosters waren religieuzen werkzaam in de zorg en het onderwijs. Een groot aantal voorwerpen uit zorg- en onderwijsinstellingen (Mariaoord, Coudewater, De Binckhorst, Duinsche Hoef) zullen worden tentoongesteld: klassenfoto’s, landkaarten, schoolplaten, leesplankjes, abaci, brancrads, dwangbuizen, pentekeningen. Er is informatie over dokter Anderegg, die de bijnaam Pisdokter had, omdat hij diagnoses stelde door onderzoek van urine. Er zijn schilderijen, maquettes, priesterkledij, missalen, beelden onder stolp, 7.000 bidprentjes, fotoalbums te zien. In het weekend van 12 en 13 juli is het spe(e)lweekend, met oude spellen en spelletjes voor en door jong en oud. In het kader van Open Monumentendag 2014 is er op 13 en 14 september een tentoonstelling: Van, naar en door Rosmalen. Het thema van Open Monumentendag is dit jaar Op reis. In het weekend van 31 oktober en 1 november wordt herdacht, dat het 70 jaar geleden is dat Rosmalen werd bevrijd van de Duitse overheersing. In samenwerking met de Stichting Gedachteniskapel Rosmalen wordt onder meer de expositie Oorlog en bevrijding in Rosmalen ingericht. Op 13 november staat een lezing over genealogie (stamboomonderzoek) door John Boeren op het programma. Periodiek Rosmalla Heemkundekring Rosmalen heeft een eigen periodiek: Rosmalla. Het is een kwartaalblad en verscheen voor het eerst in 1990. Leden en sponsors van HKR ontvangen Rosmalla gratis. Er zijn inmiddels enkele honderden artikelen geschreven. Er is een register aanwezig over de periode november 1990 tot heden. Dat maakt het opzoeken erg gemakkelijk. In het archief van HKR zijn alle jaargangen van Rosmalla aanwezig en te raadplegen. Op de nieuwe website zijn de jaargangen tot en met 2008 ook digitaal in te zien. Door de uitgave van een Nieuwsbrief worden leden op de hoogte gehouden van de vele zaken waarmee het bestuur, de 14 werkgroepen en anderen zich in het belang van de Heemkundekring Rosmalen bezighouden. Het Heemhuis is gevestigd in Perron-3 te Rosmalen. Het is voor iedereen toegankelijk op maandagavonden van 19:00 tot 20:00 uur en aldaar bereikbaar onder telefoonnummer (073) 522 18 32. Meer informatie is te vinden op: http://www. heemkundekringrosmalen.nl/. Foto’s: Ellie de Vries


B

Barak 1B, om stil van te worden

Barak 1B is de enige barak die is overgebleven van het Konzentrationslager Herzogenbusch, het SS-kamp in Vught uit de Tweede Wereldoorlog. Vorig jaar is de restauratie van deze barak gereed gekomen en is deze ingericht als museum. Hierin kunt u vier periodes bekijken: het concentratiekamp (1943 – 1944), het opvangkamp voor Duitse burgerevacués uit het grensgebied (1944 – 1945), het interneringskamp voor NSB’ers, van collaboratie verdachte Nederlanders en Rijksduitsers (1944 – 1949) en het deel dat sinds 1951 in gebruik is als woonoord Lunetten voor Molukse ex-KNIL-militairen en hun gezinnen. We bezochten barak 1B, bekeken het museum en spraken met een van de bewoners van woonoord Lunetten, Louise Parihala. Zij is naast baliemedewerkster ook rondleidster van het Nationaal Monument Kamp Vught.

Nik de Vries eilanden van de Molukken en dat betekende weer dat de militairen van het KNIL (Koninklijk Nederlands Indisch Leger) niet gedemobiliseerd konden worden. Dezen zaten op Java en konden door de gevechten niet naar de Molukken terug. Omdat de Nederlandse regering formeel verantwoordelijk bleef voor deze militairen en hun gezinnen, werd besloten dat ze in 1951 tijdelijk naar Nederland gehaald werden. 12.500 militairen en hun gezinnen werden met schepen van allerlei pluimage naar het ‘moederland’ vervoerd. Hier werden ze volledig willekeurig over het land verspreid. Zo kwamen ze onder andere in Westerbork en Vught terecht. Louise kwam met de Astorias naar Nederland. “Het

Overzicht van het museum.

Wij vonden die stamppotten absoluut niet lekker De komst Als de Tweede Wereldoorlog ook voor Azië afgelopen is door de overgave van Japan op 15 augustus 1945, zijn Indonesische nationalisten in opstand gekomen tegen hun koloniale meesters. Er zou een nieuwe natie komen: de Verenigde Staten van Indonesië. Toen bleek dat er een Republiek Indonesië zou komen. Dat betekende dat de Molukken zich daar niet bij wilden aansluiten. Daardoor ontbrandde een strijd op de

was hier koud en kil,” herinnert ze zich. “Toen ik in 2001, bij de herdenking van 50 jaar Molukkers in Nederland, in Rotterdam op de kade stond, heb ik daar opnieuw staan huilen van de kou.” Kamp Vught Vlak voor de militairen in Nederland arriveerden, dus nog op de schepen, werden ze ontslagen. Zo kwamen ze werkloos aan in Vught en andere plaatsen.

Bossche Kringen mei 2014, jaargang 1 nummer 1

45


B

In Vught werden ze gehuisvest in het voormalig concentratiekamp, met prikkeldraad eromheen, een slagboom en een portier bij de ingang. Nog steeds werd elke morgen appel gehouden, zoals ze dat als militair gewend waren. “Het raakt me diep als me gevraagd wordt hoe het was in een concentratiekamp geleefd te hebben,” vertelt Louise vol emotie. Haar vader was een buitenbeentje: hij had zijn fiets meegebracht en kroop onder het prikkeldraad door om in Vught boodschappen te doen. Hij probeert ook

Louise Parihala. werk te krijgen en laat Louise naar een Nederlandse school gaan. “Soms kwamen er vriendinnetjes mee om hier te spelen. Het was hier ruim en plezierig voor kinderen.” Het leek een grote speeltuin. Zelfs nu nog is het woonoord een beschermde omgeving. Het kamp inmiddels werd nog steeds beheerd door Nederland, er was een Nederlandse beheerder. Veel werd verzorgd door het CAZ, het Comité Ambonezen Zorg. Zo kwam er een gaarkeuken, waar vooral Nederlands eten werd klaargemaakt. “Wij vonden die stamppotten absoluut niet lekker en probeerden het eten te ruilen bij boeren in de omgeving, bijvoorbeeld voor eieren,” weet Louise nog. Veel werd overgelaten aan de Kampraad, waar de sergeant-majoor en de majoor de leiding hadden.

46

Bossche Kringen mei 2014, jaargang 1 nummer 1

Wat verder opvallend is: in het begin hadden de mensen geen nationaliteit, dus hadden ze geen paspoort. “We waren niks,” in de woorden van Louise. Rond 1955 moesten de bewoners van het kamp voor zichzelf gaan zorgen. Vaders moesten gaan werken, de gaarkeuken verdween om plaats te maken voor noodkeukentjes van zink en board. Er was werk genoeg voor de mannen: vooral in de fabrieken konden ze terecht, omdat ze minder loon kregen dan Nederlanders. Bijna het einde De Nederlandse regering wilde in de jaren ’80 het woonoord sluiten. De Molukkers moesten maar in gewone wijken gaan wonen. De bewoners van woonoord Lunetten verzetten zich hevig tegen die plannen. “Er zijn veel rechtzaken geweest om hier te mogen blijven,” vertelt Louise. “Nog steeds werd alles van bovenaf voor ons geregeld. Maar dankzij de jonge advocaat mr. H. Koets is de zaak gewonnen. Zelfs de rechter en minister Brinkman zijn hier geweest om te kijken hoe we leefden.” Uiteindelijk werd het woonoord gerenoveerd. Al het oude is afgebroken – op een barak na – en er zijn nieuwe barakwoningen voor in de plaats gekomen. “Van de 4000 bewoners uit de begintijd zijn we gegaan naar 300 mensen nu. Dezen wonen in 107 wooneenheden. En die zijn beter dan de oude barakken. Toen waren er 20 kamers per halve barak; in iedere kamer van 2,5 bij 5 meter woonde een gezin met twee kinderen. Het was soms wel gevaarlijk: in elke eenheid stond een kachel. Er zijn enkele branden geweest, onder andere in de barak waar wij woonden, barak 6A, brak brand uit op 1 januari 1956. Dat was best angstig om me te maken, zeker toen mijn moeder en ik merkten dat vader niet wakker was geworden van het alarm. Gelukkig konden we hem op tijd uit zijn kamer halen.” Nu is barak 1B gered en dient deze als voorbeeld van hoe de barakken eruit zagen. Overigens: de andere helft van de barak, 1A, is de Molukse kerk. De barak is prachtig opgeknapt. Naast een kantoortje is er het museum vol herinneringen aan de vier periodes vanaf 1943. Je wordt er als bezoeker stil van… Graag bedank ik Louise Parihala voor haar openhartige verhaal en de hartelijke ontvangst. Dank ook aan Eric Overdijk die ons bij haar introduceerde. En voor u, lezer: ga erheen en laat u meeslepen in een deels tragisch, maar deels ook vrolijk verhaal. Want hier in het woonoord Lunetten begon de Nederlandse popmuziek, hier ook werd een topvoetballer geboren die het tot het Nederlands elftal zou schoppen. Hier is het, ondanks de zwarte kanten van het verhaal, goed toeven. Foto’s: Ellie de Vries


B

Beeld Evangelist Johannes

Bossche Kringen is het minimaal zes maal per jaar verschijnend tijdschrift van Kring Vrienden van ’s‑Hertogenbosch.

Geert Donkers Redactie:

Op de Parade, dichtbij de kathedraal van Sint-Jan, staat op een flinke sokkel het beeld van een langgerekte man met een grote vogel op zijn schouder. Het beeld meet ruim drie meter. Het is een voorstelling van de evangelist Sint-Jan, de patroonheilige van de kathedraal. Oorspronkelijk stond het beeld op het Burgemeester Loeffplein, maar na een herinrichting van dat plein werd het verplaatst naar deze locatie.

Nik de Vries (voorzitter), Alies Baan, Jan Buiks, Ronald Glaudemans, Michele van den Heuvel, Ed Hupkens, Janine van de Kamp, Jan Korsten, Gerard ter Steege, Pascal Viskil, Ellie de Vries (fotografie) en Johan Strang

Het beeld stond niet voor niets op het Loeffplein. Het was namelijk in 1960, als kleine kopie, aangeboden bij het afscheid van burgemeester H.J.M. Loeff. Hij was burgemeester geweest vanaf 1945 en had een grote bijdrage geleverd aan de wederopbouw van de stad. Bovendien haalde hij menig bedrijf over om zich in de stad te vestigen. Het is daarom niet zo vreemd dat het initiatief voor dit geschenk uitging van de Industriële Kring en de Kamer van Koophandel in de stad. Zoals te doen gebruikelijk schonk de burgemeester het beeld terug aan de stad. De tekst op de sokkel sprak voor zich: “Aan mr. H.J.M. Loeff, burgemeester 1945-1960. De burgers van ’s-Hertogenbosch”. Het gedicht van prof. Michels op de sokkel was wat moeilijker te doorgronden voor de gewone Bosschenaar: „De vogel van sint Jan, ter vlucht gereed, verbeeldt de verten die de ziener schouwt; In hem de stad, die naar haar toekomst bouwt, wetende haar taak, werkende aan wat zij weet.”

(bestuur). Vormgeving: Jack van Elten Redactie-adres: Secretariaat Bossche Kringen Postbus 1162, 5200 BE ’s‑Hertogenbosch E-mail: redactie@kringvrienden.nl Oplage 2.500 stuks Niets uit een editie mag worden gekopieerd of elders gepubliceerd zonder uitdrukkelijke toestemming van Kring Vrienden en de redactie; dit geldt ook voor het in enige vorm elektronisch beschikbaar stellen. De redactie heeft getracht alle rechthebbenden van het

Bronnen: Bossche Encyclopedie J. Timmers, Christelijke symboliek en iconografie Foto: Ellie de Vries

Johannes was een van de leerlingen van Jezus. Na de dood van Christus predikte hij in Samaria en Jeruzalem, leidde de jonge kerk in Klein Azië en verbleef enige tijd in Rome. Rondom zijn persoon deden verschillende verhalen de ronde, die als legenden beschouwd moeten worden. Vrij zeker was wel dat hij het vierde evangelie schreef en enkele brieven. Hij overleed op hoge leeftijd. Als teken van zijn schrijverschap kreeg het beeld van Johannes in de ene hand een schrijfstift en in de andere een boekrol. Op de schouder van het beeld van Johannes werd het symbool van de evangelist, de adelaar, afgebeeld. Van oudsher werden de symbolen van de evangelisten - de adelaar, de leeuw, het rund en de gevleugelde mens – samen afgebeeld bijvoorbeeld rond de Majestas Domini in het portaal van een kathedraal of in een evangelieboek. Later kwam ook wel één evangelist met zijn symbool voor, maar de adelaar op de schouder van Johannes was zeer apart in de iconografie. Het beeld op de Parade werd vervaardigd door de gerenommeerde beeldhouwer Mari Andriessen (1897- 1979). Hij was afkomstig uit een kunstzinnige familie en werd onder andere opgeleid aan de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten in Amsterdam. Hij kreeg daar les van Jan Bronner. Na de oorlog kreeg hij grote bekendheid door zijn indrukwekkende oorlogsmonumenten. Hij werkte in een vrij traditionele, figuratieve stijl. Dit beeld werd uitgevoerd in brons. Het werd een sieraad voor de stad. Overigens kan men om de hoek hoog in de gevel van het pand Torenstraat 6 nog een beeld van Johannes zien: met een boek in de hand en een adelaar bij zijn voeten. Het is een neogotisch beeld uit 1894. Vroeger was dit namelijk het patronaatsgebouw van de Sint-Jansparochie.

illustratiemateriaal te achterhalen. Personen of instanties die desondanks van mening zijn aan deze uitgave aanspraken te kunnen ontlenen wordt verzocht om contact op te nemen met de redactie.

Secretariaat Postbus 1162 5200 BE ’s‑Hertogenbosch E-mail: algemeen@kringvrienden.nl Internet: www.kringvrienden.nl Betalingen: IBAN: NL98INGB0003119716 Jaarlijkse bijdrage minimaal € 17,50 Kringhuis en Kringbalie Parade 12 Telefoon 073 - 613 50 98 Telefax

073 - 614 60 21

Ma. van 13.30 - 17.00 uur Di. tot en met za. van 10.00 - 17.00 uur Zon- en feestdagen van 11.00 - 17.00 uur.

47


s s o

K e ch

n e g n i r

h os c b n ge 14 o t er ei 20 H ‑ ’s van van 1 • m e v ga den mer t i n n u Vrie num e E ng g 1 Kri rgan jaa

B


V I Voorwoord

In december fuseerden cultuurhistorische vereniging De Boschboom en de Kring Vrienden van ’s-Hertogenbosch. De verenigingsfusie betekende ook een bladenfusie; voortaan wordt Bossche Bladen opgenomen in KringNieuws.

Kwartaalblad Bossche Bladen kwam in 1998 zelf voort uit een fusie tussen het gemeentelijke tijdschrift ’s-Hertogenbosch en tijdschrift De Boschboombladeren. Nu ontstaat in 2014 door een fusie tussen Bossche Bladen en het KringNieuws het tijdschrift Bossche Kringen. Het samenbrengen van twee tijdschriften vraagt tijd. Elk blad heeft in de achterliggende jaren een trouw lezersbestand opgebouwd. Deze abonnees zijn vertrouwd geraakt met de bladformule – de optelsom van onderwerpkeuze, vaste rubrieken, auteurs, frequentie en vormgeving. Vanzelfsprekend vergt de nieuwe bladformule het nodige rekenwerk om opnieuw tot een zuivere wiskundige vergelijking te komen. Daarom besloten de redacties van KringNieuws en Bossche Bladen onder de nieuwe naam een eenmalig overgangsnummer te maken. Bossche Kringen. Jaargang 1, nummer 1.

De omslag verbeeldt de ‘verhuizing’ waar we nog middenin zitten. Het binnenwerk is voor trouwe lezers van KringNieuws welbekend. Voor het laatst, want voor het volgende nummer staat een complete makeover op het programma, met een nieuw formaat en nieuw ontwerp. Deze editie heeft Bossche Bladen eenmalig zijn eigen entree. Dat is meteen een mooie gelegenheid om nieuwe lezers kennis te laten maken met onze wetenschappelijke artikelen, prikkelende rubrieken en deskundige auteurs. Want ongeacht alle veranderingen: voor de redactie geldt nog altijd dat wij ons concentreren op de veelzijdige cultuurhistorie van Den Bosch. Pascal Viskil PS De redactie zoekt nog altijd versterking! Bent u historicus, neerlandicus of journalist? Of hebt u veel affiniteit met historisch beeldmateriaal? Meldt u zich dan snel op redactie@bosschebladen.nl

50

Bossche Kringen mei 2014, jaargang 1 nummer 1

Inhoud

Voorwoord 50 Atelier Van Aken De werkplaats van Jheronimus Bosch

51

De Zuid-Willemsvaart gewijzigd Planvorming van 1840 tot 2014

57

Moers Taal Klein in het Bosch

61

Bossche plekken De Gruyterfabriek Van rommelzolder tot creatieve broedplaats

62

BAMpraat Klop, klop...

65

Nieuwsberichten … van de BAM … van het Noordbrabants Museum … van het Stadsarchief

66


A

Atelier Van Aken De werkplaats van Jheronimus Bosch?

Recent onderzoek naar de werken van Jheronimus Bosch (ca. 1450-1516) bracht opnieuw grote verschillen in teken- en schilderstijl binnen zijn zogenaamde oeuvre aan het licht.1 Zelfs binnen één werk zijn soms verschillende kunstenaarshanden te herkennen. Niet zo verwonderlijk. Het beeld dat wij vandaag de dag hebben van de grote kunstenaars van weleer is geromantiseerd; om niet te zeggen, onrealistisch. We zien hen graag als eenzame genieën, hun artistieke kwaliteiten als ongeëvenaard. De middeleeuwse kunstenaar stond in zijn eigen tijd echter niet op een dergelijk voetstuk. Middeleeuwse schildersateliers hadden het karakter van een werkplaats: schilderijen kwamen door samenwerking van meester(s), leerlingen en gezellen tot stand.

Afb. 1: ‘Atelier Van Aken’ aan het begin van de zeventiende eeuw. Detail uit het Schermersoproer door Jan Roelofsz van Diepenbeeck. (Het Noordbrabants Museum) Afb. 2: ‘Atelier Van Aken’ halverwege de zeventiende eeuw. Detail uit tekening van Abraham van Beerstraten. (Particuliere collectie Parijs, afbeelding: Fondation Custodia Parijs)

Jheronimus was een telg van een echt schildersgeslacht: de familie Van Aken. Zijn overgrootvader, grootvader, ooms en vader waren allemaal schilder. Het ligt dan ook voor de hand dat Jheronimus en zijn broers (tevens schilders) het vak van familieleden leerden. Waarschijnlijk is dit gebeurd in een pand aan de Markt van ’s-Hertogenbosch dat in het bezit was van vader Anthonius. Wellicht nam de talentvolle Jheronimus op latere leeftijd de regie in dit familieatelier over. Behoren de verschillende teken- en schilderstijlen binnen het ‘oeuvre van Bosch’ toe aan verschillende leden van de familie Van Aken? Het wordt tijd om op een rij te zetten wat we over ‘Atelier Van Aken’ weten. De eerste Van Akens in ’s-Hertogenbosch De grootouders van Jheronimus vestigden zich waarschijnlijk in de jaren ’20 van de vijftiende eeuw in ’s-Hertogenbosch. Grootvader Johannes (ca. 13801454) duikt in 1426 voor het eerst op in de Bossche archivalia. Vijftien jaar eerder woonde hij nog in Nijmegen.2 Waar Johannes precies met zijn gezin ging wonen is niet duidelijk. Wel weten we dat hij een aantal jaar na de verhuizing naar ’s-Hertogenbosch, namelijk in 1434, de helft van een perceel met bebouwing in de Vughterstraat kocht.3 Het is echter

Loes Scholten* niet gezegd dat de eigenaar van een bepaald onroerend goed ook daadwerkelijk op het betreffende perceel woonde. In de middeleeuwen was het gebruikelijk dat een pand, of een deel hiervan, ter betaling van cijns (geld) of pacht (natura, meestal rogge) werd verhuurd aan derden. De handel in cijns en pacht kon functioneren als belegging en kredietverlening.4 Het is dan ook niet zeker dat Johannes, zijn eerste vrouw Katharina en hun vijf zoons aan de Vughterstraat woonden, noch dat zij moesten verhuizen toen

Johannes zijn eigendom aldaar drieënhalf jaar na aankoopdatum alweer verkocht.5 Johannes was schilder van beroep. Hij gaf zijn kennis door aan in ieder geval vier van zijn vijf zoons: Thomas (voor 1407-na 1461), Johannes (ca. 1410-1479/80), Goeswinus (ca. 1418-ca. 1467) en Anthonius (ca. 1420-1478).6 Waarschijnlijk werkte ook deze generatie ergens in ’s-Hertogenbosch in een familieatelier, we weten helaas niet precies waar. Over het beroep van Johannes’ vijfde zoon, Hubertus (ca. 1415-ca. 1465), zijn we niet geïnformeerd.7 Het exterieur van het huis aan de Markt In 1462 kocht Anthonius, de vader van Jheronimus, een stenen huis aan de Markt van ’s-Hertogenbosch.8 Dit huis stond op het perceel dat thans het adres Markt 29 draagt en waar het souvenirwinkeltje De Kleine Winst is gevestigd. Helaas weten we niet waar Anthonius en zijn gezinsleden voor deze datum woonden. We weten dus ook niet waar Jheronimus geboren is.9 Voordat Anthonius het pand betrok, was het in handen van Agnes: de weduwe van Aelbertus Ketheler..10 In de veertiende eeuw stond op de huidige percelen Markt 29, 31 en 33 nog één groot pand, genaamd “In Melanen”. De kelder van het huis dat Anthonius in

Bossche Kringen mei 2014, jaargang 1 nummer 1

51


A

1462 kocht, is aan het begin van de vijftiende eeuw door een muur afgescheiden van de kelder van dit huis “In Melanen”..11 Het lijkt daarom waarschijnlijk dat het bovengrondse deel van Anthonius’ huis tevens aan het begin van de vijftiende eeuw is afgescheiden van het grotere pand of destijds is herbouwd.

Afb. 3: Het perceel met ‘Atelier Van Aken’ en de omringende percelen.

Hoe het bovengrondse deel van het huis er uitzag en hoe het precies was ingedeeld toen Anthonius het kocht, weten we niet. Aan het pand is door de eeuwen heen veel verbouwd. De huidige gevel dateert bijvoorbeeld uit de negentiende eeuw.12 De vroegste aan ons overgeleverde weergave van het pand dateert uit de vroege zeventiende eeuw. Van Diepenbeeck schilderde toen een gevel met een pui en een centraal gepositioneerde ingang. De pui lijkt te zijn voorzien van luiken, vier aan weerszijden van de deur. Een dergelijk luikensysteem was gebruikelijk in de middeleeuwen. De bovenste rij luiken kon naar boven worden opengeklapt en de onderste rij naar beneden.13 Boven de pui bevindt zich, van onder naar boven: een reeks ramen, een overhellende houten bouwlaag, een tweede rij ramen en tenslotte de opnieuw iets overhellende topgevel. Deze indeling komt overeen met de tekening van het pand die Abraham van Beerstraten circa twee eeuwen na Anthonius’ aankoop maakte. Er kan in twee eeuwen echter het een en ander aan het pand zijn veranderd. In 1463 woedde in ’s-Hertogenbosch bijvoorbeeld een grote stadsbrand. Misschien is ook het huis van Anthonius door deze brand beschadigd en moesten delen van de gevel worden gerepareerd of vernieuwd. Het interieur van het pand We kunnen ervan uitgaan dat de basisindeling van het pand overeenkwam met de manier van indelen die in de vijftiende eeuw gebruikelijk was: op de

52

Bossche Kringen mei 2014, jaargang 1 nummer 1

begane grond een werkplaats of winkel, woon- en opslagruimtes in de kelder en op de verdiepingen. Er zal in de gevel, ter hoogte van de begane grond, dan ook inderdaad een grote pui hebben gezeten. Een kelder was vanaf de straat toegankelijk. Deze kelder is nog altijd onder het pand aanwezig en bestaat thans uit twee delen: een voorgedeelte met houten zoldering en een deur naar de straatzijde en een achtergedeelte met tongewelf.14 Wellicht dateert de scheiding van deze twee ruimtes uit 1621, toen er vanuit Brussel toestemming werd verleend om een tweede kelderingang te bouwen.15 Bouwhistorisch onderzoek zou hierover duidelijkheid kunnen bieden. Tijdens de haardentelling van 1553, drie decennia nadat de familie Van Aken het pand verliet, wordt de kelder aan “Hilleke de appelkoopster” verhuurd.16 Zij heeft de beschikking over één haard, wat betekent dat de kelder voor bewoning geschikt was. Het lijkt onwaarschijnlijk dat de kelder in de periode 1462-1523, de periode waarin het pand in handen was van de familie Van Aken, lange tijd is verhuurd aan iemand van buiten de familie. Alleen in de stadsrekeningen van de jaren 1504 tot 1506 duikt een onbekende naam op rond het adres Markt 29: “Dirck Hendrixzoen Scotelcoper”.17 Het is denkbaar dat de kelder gedurende lange perioden bewoond is door eigen familieleden. Boven de begane grond bevinden zich thans nog twee verdiepingen, wat overeenkomt met de hoogte van het pand op de genoemde zeventiende-eeuwse tekeningen. Het pand is voorzien van een zadeldak, wellicht is de kapconstructie origineel en dateert deze uit de vijftiende eeuw.18 In 1553 bevonden zich op de bovengrondse verdiepingen twee haarden.19 Waarschijnlijk waren deze haarden op de begane grond, aan weerszijden van de stenen muur tussen het voorhuis en het achterhuis, gesitueerd. Het perceel Anthonius’ perceel liep vanaf de Markt door tot aan een stenen kamer achterop het perceel dat thans het adres Hinthamerstraat 7 draagt en dus niet tot aan de oude stadsmuur, zoals dikwijls is beweerd.20 Het perceel was ruim 4 meter breed, circa 16,5 meter diep en het was bijna in zijn geheel bebouwd. De voorgevel van Anthonius’ huis nam de gehele breedte van het perceel in beslag; het voorhuis deelt zijn zijmuren nog altijd met de naastgelegen panden.21 Naast het achterhuis was aan de rechterzijde een steegje onbebouwd gelaten. Een volgepakt familiebedrijf Het vloeroppervlak van ‘Huize Van Aken’ is waarschijnlijk volop gebruikt. Anthonius kreeg met zijn eerste vrouw Aleid vijf kinderen: Goeswinus


Afb. 5: Het woonhuis van Jheronimus Bosch (het huis met de gekanteelde trapgevel in het midden) halverwege de zestiende eeuw. Detail uit het schilderij van de Lakenmarkt, circa 1530. (Het Noordbrabants Museum) Markt 25 Markt 27 Markt 29 Markt 31 Markt 33 1460: Paulus Moens alias Ketheler is bewoner

1462: Johannes Godefridusz Heer is bewoner.

1460: Agnese, weduwe van Aelbertus Ketheler is eigenaresse.

1460: Hermannus Aelbertusz Ketheler is eigenaar en bewoner.

1462: Anthonius Johannesz van Aken alias des Maelres wordt eigenaar en bewoner.

1462: Wolterus van Engelen is tevens bewoner.

1466: Gerardus Paulusz Moens alias Ketheler is eigenaar.

1466: Theodericus Godefridusz van den Eynde alias die Kangieter is eigenaar en bewoner.

Hinthamerstr. 7 Hinthamerstr. 3/5 (voorhuis) 1460: Daniel Noeden is eigenaar.

1460: Arnoldus Rovers is eigenaar.

1462: Margareta Monix, de weduwe van Hermannus, is bewoonster. 1464: Gerardus Snavels verkoopt de kamer aan Daniel Noeden. 1467: Egidius Egidiusz van Amerroyen is eigenaar en bewoner.

1467: Godefridus Habben is bewoner.

1472: Godefridus Godefridusz Habben is bewoner. Hij en zijn broer (Johannes), zus (Maria) en oom (Herbertus) zijn de eigenaren.

Diverse personen bewonen het pand Theodericus van den Eynde blijft eigenaar.

1502: Anthonius Goeswinusz van Aken alias des Maelres is eigenaar en bewoner. Johannes Goeswinusz van Aken is waarschijnlijk bewoner. 1504-1506: Theodericus Henricxz (Schotelcoper) is wellicht onderhuurder.

1513: Gerardus Moens is overleden. Zijn erfgenamen blijven hier wonen.

1496: Aelbertus Ketheler (de jonge) is cijnsplichtig en bewoner.

Afb. 4: Schematisch overzicht van de eigenaren en inwoners van ‘Atelier Van Aken’ en de omringende panden.

1469: Gerardus Snavels en zijn vrouw / weduwe Katherina zijn de eigenaren.

1473: Daniel Noeden is eigenaar. 1476: Willelmus van Boydonck is eigenaar.

1473: Daniel Noeden is eigenaar. 1476: Willelmus van Boydonck is eigenaar.

1480: Egidius Houbraken is eigenaar.

1480: Arnoldus Nicolausz van Goch (lakenscheerder) is eigenaar en bewoner.

1492: Yewanus Kuyst is bewoner.

1501: Arnoldus van Zambeeck en zijn vrouw Maria Godefridusdr Habben zijn bewoners. 1502: Johannes Godefridusz Habben is bewoner. 1503: Johanna Habben, de weduwe van Johannes Godefridusz, is bewoonster.

1477: Aleid van de Meervenne is eigenaresse. Zij verhuurt het pand aan Petrus Marsse. ca. 1480: Aleid van de Meervenne en Jheronimus van Aken zijn de eigenaren en bewoners.

1486: Nicolaus Arnoldusz van Goch is eigenaar en bewoner.

1495: Gerardus Goyartssoen is (gedeeld) eigenaar en bewoner.

1498 Aleids neefje Paulus Wynants woont bij Jheronimus en Aleid in. Hij is i.i.g. aan het begin van de 16e eeuw weer vertrokken.

1501: Ghiselbertus Bathensoen is tevens bewoner.

1503: Arnoldus Dircxsoen (hoedenmaker) is bewoner. 1506: Leonardus (kuiper) is bewoner. De weduwe van Ghiselbertus Bathensoen woont in de kelder.

1512: Bartholomeus is bewoner, er is een “maelgerie” gevestigd. 1523: Theodericus Hendricxsz van Zoemeren is eigenaar.

1469: Gerardus Snavels en zijn vrouw / weduwe Katherina zijn de eigenaren.

1484: Willelmus van den Velde is eigenaar.

1489: De weduwe van Egidius van Amerroyen is eigenaresse en bewoonster. ca. 1496: Katherina, de weduwe van Goeswinus, is eigenaresse en bewoonster.

Markt 61

1460: Hermannus van Teeffelen is eigenaar en bewoner Daniel Noeden en Gerardus Snavels zijn op zekere momenten tevens erfcijnsplichtig.

1479: De kinderen van Anthonius Johannesz van Aken zijn de eigenaren. 1481: Goeswinus Anthoniusz van Aken alias des Maelres is eigenaar en bewoner.

1498: Agnese, de weduwe van Johannes Heer, is bewoonster.

Hinthamerstr. 7 stenen kamer

1508: De erfgenamen van Willelmus van den Velde zijn (gedeeld) eigenaar. Gerardus Goyartssoen blijft tevens erfcijnsplichtig.

1516: Jheronimus is overleden 1523: Aleid is overleden Paulus Wynants erft het pand

(ca. 1443-ca. 1495), Johannes (ca. 1445-ca. 1499), Jheronimus (ca. 1450-1516), Herberta (ca. 1453-na 1516) en Katharina.22 Alle drie zijn zoons werden schilder en het lijkt waarschijnlijk dat zij het vak in ieder geval gedurende hun ‘opleiding’ hier uitoefenden. Onomstotelijk bewijs voor langdurige samenwerking tussen Anthonius en zijn zoons (vanuit het pand aan de Markt) is er echter niet. Uit een rekening van de Illustre-Lieve-Vrouwe-broederschap blijkt wel dat Anthonius “ende sijn zoenen” met een lid van bovengenoemd broederschap in 1475-1476 overleg hebben gevoerd over een ontwerp voor een retabel; een aanwijzing dat er op dat moment wel degelijk werd samengewerkt. Dat er sprake was van enige vorm van samenwerking blijkt tevens als één van Anthonius’ zonen in 1476-1477 als ‘loopjongen’ wordt ingezet. Hij brengt een door Anthonius gemaakt ontwerp naar de borduurwerker die het zal realiseren.23 Het is niet geheel uitgesloten dat één van de broers (en dan waarschijnlijk de meest succesvolle, Jheronimus)

op latere leeftijd een eigen atelier is gestart. Van Jheronimus weten we dat hij een ander huis bewoonde, elders aan de Markt. Hij verhuisde omstreeks 1480, na zijn huwelijk met Aleid van de Meervenne, naar dit pand dat Aleid van haar grootvader had geërfd.24 Het huis, “In den Salvatoer” genaamd, stond op het perceel dat thans het adres Markt 61 draagt. Het diepe perceel was ruim genoeg om een schildersatelier te huisvesten, maar er is niets dat erop wijst dat dit ook daadwerkelijk is gebeurd. Ook broer Goeswinus trouwde en hij kreeg, met zijn vrouw Katherina, twee zonen: Johannes (ca. 14701537) en Anthonius (ca. 1475-1516). Het is niet duidelijk waar Goeswinus met zijn jonge gezin ging wonen. Tussen 1477 en 1479 huurde een “Goessen den maelre” een huis naast de poort van de Tafel van de Heilige Geest, wellicht gaat het om Goeswinus van Aken.25 Indien Goeswinus het ouderlijk huis inderdaad gedurende een bepaalde periode heeft verlaten, dan keerde hij in ieder geval na Anthonius’ dood († 1478) terug. Rond de jaarwisseling van 1480 en 1481 verkochten Jheronimus, Johannes en Herberta het door hen geërfde deel van het pand aan Goeswinus. Hij bleef tot zijn dood in het huis wonen, maar daarmee is natuurlijk niet gezegd dat hij al die tijd aan het hoofd van het atelier stond.26 Waarschijnlijk werkte hij er samen met Jheronimus. Goeswinus beide zonen werden schilder, Johannes was daarnaast tevens beeldsnijder. Waarschijnlijk leerde ook deze generatie Van Akens het schildersvak in het familieatelier. Opvallend is dat zelfs Goeswinus’ vrouw Katherina wellicht werkzaam was als schilderes.27 Over Jheronimus’ broer Johannes weten we helaas weinig. We weten niet of hij getrouwd was en kinderen had. Ook over zijn huisvesting is niets met zekerheid

Bossche Kringen mei 2014, jaargang 1 nummer 1

53


A Afb.6: Het ’Atelier van Aken’ is geaccentueerd weergegeven op deze reconstructie van de zuidoost-hoek van de Markt omstreeks 1500. Detail uit een 3D-model gebaseerd op bouwhistorische metingen, dat wordt gemaakt in het kader van het Boschjaar in 2016. (Tekening: Ronald Glaudemans)

te zeggen, noch over de huisvesting van de twee zussen Herberta en Katharina. Wellicht hebben zij het ouderlijk huis nooit verlaten.28 In dat geval woonden er rond 1475 misschien wel negen volwassenen en twee kinderen in het relatief bescheiden pand aan de Markt! Vijf jaar later waren daar nog maximaal zes volwassenen en twee kinderen van over. De laatste generatie kunstenaars Na de dood van Goeswinus († ca. 1495) blijft weduwe Katherina in het pand aan de Markt achter.29 Waarschijnlijk woonden haar beide zoons, Anthonius en Johannes, op dat moment nog thuis. Anthonius is niet op een ander adres in ’s-Hertogenbosch te traceren. Het adres van Johannes blijkt wanneer de Illustre-Lieve-Vrouwe-broederschap in het rekeningjaar 1499-1500 “den beldsnyder aen die Merct” betaalt voor zijn diensten. Wanneer in 1500-1501 voornoemde diensten nogmaals aangehaald worden, wordt er

BoschDoc In 2013 is het project BoschDoc gestart, een online database met daarin al het bronmateriaal over Jheronimus Bosch, zijn familie, woon- en werkplaats en oeuvre opgenomen. Het is de bedoeling alle bekende archivalia en gedrukte teksten van vóór 1800 op een wetenschappelijke manier, inclusief afbeeldingen van de originelen, uit te geven. De database is in het vroege voorjaar van 2016 voltooid, het vijfhonderdste sterfjaar van de Bossche schilder. Een versie met daarin alle archivalia die in ’s-Hertogenbosch bewaard worden, zal al eerder te raadplegen zijn. BoschDoc is een project van de stichting Jheronimus Bosch 500, op initiatief van het Stadsarchief ’s-Hertogenbosch, en wordt gerealiseerd in samenwerking met het Huygens ING, het Stadsarchief ’s-Hertogenbosch en de Radboud Universiteit Nijmegen. Neem voor meer informatie of een bijdrage contact op met Loes Scholten: l.scholten@s-hertogenbosch.nl.

54

Bossche Kringen mei 2014, jaargang 1 nummer 1

expliciet gesproken over “Jannen Goessensoen beeldsnyder”, twijfel over de identiteit van deze beeldsnijder is nu niet meer mogelijk.30 In 1502 schenkt weduwe Katherina haar zoon Anthonius de helft van haar recht op vruchtgebruik van het pand aan de Markt; opnieuw een aanwijzing dat Anthonius op dat moment in het ouderlijk huis woonde. Tegelijk draagt ze ook de helft van de “utensilium” (gebruiksgoederen) uit Goeswinus’ nalatenschap over aan Anthonius, de andere helft was reeds in zijn bezit.31 Gaat het hier wellicht om de inboedel van het familieatelier waarin Katherina en Anthonius tot dan toe samenwerkten met Jheronimus? Had broer Johannes geen recht op deze inboedel omdat hij (tijdelijk) werkte in een ander atelier?32 Het overhevelen van het bezit hing waarschijnlijk samen met de verhuizing van Katherina. In 1501-1502 duikt er een “Kathelijn sMaelders” op in de Verwersstraat en zij blijft in ieder geval tot 1508 op dezelfde locatie wonen.33 Bij de eerstvolgende zetting, in 1511, woont “Kathelijn sMaelders” elders aan de Verwersstraat.34 Hoe lang ze op dit adres blijft wonen is onduidelijk, wellicht tot haar dood in 1525-1526.35 Katherina schenkt in 1508 nogmaals een helft van haar recht op vruchtgebruik van het pand aan de Markt aan Anthonius. Op hetzelfde moment belooft Anthonius een erfcijns uit de helft van het pand aan zijn broer Johannes te betalen: waarschijnlijk een tegemoetkoming omdat Johannes voorlopig afzag van zijn deel in het ouderlijk huis.36 Ondanks dat Johannes geen rechten in het huis aan de Markt had, is hij wel degene die tussen 1502 en 1513 zorg draagt voor de belastingbetalingen vanuit en op het perceel.37 In een rekening van het Claraklooster wordt het huis zelfs expliciet “den huyse Jans die beeldsnyder” genoemd.38 Het lijkt dan ook evident


Thomas van Aken (ca. 1353 - 1404/11) x Grieta

Thomas Thomasz († voor 1411)

Hubertus Thomasz Petrus Thomasz

Johannes Thomasz (ca. 1380 - 1454)

Katherina Thomasdr

x Katherina

x Willelmus van Stralen

Thomas Johannesz

Johannes Johannesz Hubertus Johannesz Goeswinus Johannesz Anthonius Johannesz (voor 1407 - na 1461) (ca. 1410 - ca. 1471/80) (ca. 1415 - ca. 1465) (ca. 1418 - ca. 1467) (ca. 1420 - 1478) x Elisabeth die Conynck

x Luytgard van den Perre

x Aleid Everits

Symon Hubertusz

Jaspar Hubertusz

xAleid van der Mynnen x Mechteld

x Elisabeth Hogart

Margareta Hubertusdr x Wolterus van Scijnle

Goeswinus Anthoniusz Johannes Anthoniusz Jheronimus Anthoniusz Herberta Anthoniusdr

(ca. 1443 - ca. 1495) (ca. 1445 - ca. 1499) (ca. 1450 - 1516) x Katherina ( † 1525/26)

x Yda Byeken?

(ca. 1453 - na 1516)

Katherina Anthoniusdr

x Aleid van de Meervenne

Johannes Goeswinusz Anthonius Goeswinusz (ca. 1475 - 1516) (ca. 1470 - 1537) x Barbara Beys

x Geertruid Pontheniers

x Fycke N. x Lucia van Wytveld

Afb. 7: De stamboom van de familie Van Aken.

Goeswinus Anthoniusz

Goeswinus Johannesz Johannes Johannesz Ludovicus Johannesz Jheronimus Johannesz x Elisabeth van Vuytwijck x Mechteld Voet

dat Johannes op dat moment in het pand woonde en waarschijnlijk ook werkte. Waarschijnlijk werd het familieatelier na de dood van Goeswinus en het vertrek van Katherina voortgezet door Jheronimus, Johannes Goeswinusz en Anthonius Goeswinusz. Anthonius Goeswinusz bleef waarschijnlijk tot 1506 met zijn gezin in het pand aan de Markt wonen. In de jaren 1506-1513 woonde er een “Thonis die maelder” in de Verwersstraat.39 Wanneer Anthonius in 1516 komt te overlijden, woont hij in de Postelstraat.40 In 1516 sterft ook Jheronimus. Wellicht werden hij en zijn neefje het slachtoffer van een epidemie van “pleuritis of die stuit”, waar meer Bosschenaren het slachtoffer van werden.41 Misschien zette Johannes de werkzaamheden van het atelier nog enige jaren voort, het pand blijft in ieder geval nog tot 1523 in handen van de familie. Het draagt vanaf de jaren ’20 van de zestiende eeuw de naam “Sint Thoenis”: een verwijzing naar de naamheilige van in ieder geval twee eerdere bewoners.42 Op 16 mei 1523 schenkt Katherina een helft van haar recht op vruchtgebruik van het pand, dat na de dood van Anthonius Goeswinusz automatisch weer aan

Gerardus Johannesz Gabriel Johannesz Maria Johannesdr x Maria van Ghenewenhuys

x Godefridus die Lu

Katherina was toegekomen, alsnog aan zoon Johannes. Ook kleinzoon Goeswinus Anthoniusz ontvangt een helft. Johannes en Goeswinus verkopen het pand aan Theodericus Hendricusz van Zoemeren – het einde van een tijdperk.43 Ateliermedewerkers van buiten de familie Eerder in dit artikel is het al genoemd: in de middeleeuwse schildersateliers werkten naast meesters vaak ook leerlingen en gezellen. Aan het begin van hun carrière vielen de schilderende leden van de familie Van Aken natuurlijk onder de categorie ‘leerling’. De minder getalenteerden onder hen vervulden wellicht in latere jaren de rol van ‘gezel’. Maar hebben er in ‘Atelier Van Aken’ ook leerlingen en gezellen van buiten de familie gewerkt?44 Er zijn twee bronnen overgeleverd waarin respectievelijk een leerling en een knecht van leden van de familie worden genoemd. In 1501 verklaarde Johannes Goeswinusz dat hij “Uudeman, zoen wilner Jans die Luu alias Vanden Dijck” het vak van beeldsnijder zal leren.45 Eerder in dit artikel bleek echter al dat we niet zeker weten of Johannes op dat

Bossche Kringen mei 2014, jaargang 1 nummer 1

55


A

moment werkte in het atelier aan de Markt. In het rekeningjaar 1503-1504 beschilderde een “knecht” van Jheronimus drie wapenschilden voor de IllustreLieve-Vrouwe-broederschap.46 Deze knecht zal geen lid van de familie zijn geweest; op dit moment zijn alleen Jheronimus’ neefjes Johannes Goeswinusz en Anthonius Goeswinusz nog werkzaam als kunstenaar en zij worden elders in de archiefbronnen gewoon bij hun eigennamen genoemd. We hebben geen idee wie de knecht van Jheronimus wel was. Besluit Het resultaat van het onderzoek naar de werkomgeving van Jheronimus Bosch is er één vol onzekerheden en hiaten. Hij zal ongetwijfeld met familieleden en derden hebben samengewerkt, maar met wie, wanneer en in welke mate is voorlopig nog onzeker. Het blijft dan ook de vraag of de verschillende stijlen op het werk van Bosch ooit met zekerheid kunnen worden toegeschreven.

* Loes Scholten MA (1986) is kunsthistorica. Dit artikel werd geschreven in opdracht van de Radboud Universiteit Nijmegen. Scholten werkt voor de stichting Jheronimus Bosch 500 aan de online database BoschDoc. Noten 1 Zie de voorlopige onderzoeksresultaten van het Bosch Research and Conservation Project, o.a. gepubliceerd in: M. Ilsink, ‘Wat is een Bosch?’, in: Bossche Bladen 14 (2012), 4, pp. 114-122. 2 Stadsarchief ’s-Hertogenbosch (SA sHB), Oud-rechterlijk archief, Bosch Protocol (BP), R1197, fol. 192r; Stadsarchief Nijmegen, Schepenprotocol, inv. 1800, fol. 25v; Idem, inv. 1798, fol. 34. 3 SA sHB, BP inv. R1204, fol. 44. 4 M.W.J. de Bruijn, ‘Hereditarioiure – in enen erfrecht; kanttekeningen bij de interpretatie van de rechten op onroerend goed in ’s-Hertogenbosch vóór 1811’, in: Putten uit het Bossche verleden (Alphen a.d. Maas 2012), pp. 87-97. 5 SA sHB, BP, R1207, fol. 91. In 1437, 1446 en later in 1474 wordt er opnieuw een “Johannes de maelre” in de Vughterstraat vermeld. Laatstgenoemde zou Johannes zoon, ook Johannes geheten, kunnen zijn. Er is echter geen bewijs dat de genoemde schilder(s) tot de familie Van Aken behoorden en Johannes was een veel voorkomende naam. SA sHB, BP, R1207, fol. 222v; Idem, R1216, fol. 82; Idem, R1243, fol. 261v. 6 In de Middeleeuwen verschilt de schrijfwijze van namen sterk en zij werden bovendien vervoegd. Zo kan één en dezelfde persoon Johannes, Jan, Jans of Jannen worden genoemd. In dit artikel wordt steeds de gelatiniseerde versie van een voornaam gehanteerd en de in de bronnen het meest gehanteerde schrijfwijze van ‘achternamen’. 7 G.C.M. van Dijck, Op zoek naar Jheronimus van Aken alias Bosch - de feiten; familie, vrienden en opdrachtgevers ca. 1400-ca. 1635 (Zaltbommel 2001), p. 24. 8 SA sHB, BP, inv. R1232, fol. 30. 9 In 1460 droeg Anthonius’ broer Goeswinus een derde deel van een woonhuis aan de Buerdschestraat aan Anthonius over. Goeswinus had dit eigendom geërfd van zijn schoonvader. Voorgaande wil echter niet zeggen dat Anthonius hier ook daadwerkelijk met zijn gezin woonde. SA sHB, BP, inv. R1230, fol. 97v. 10 SA sHB, Godshuizen, archief Geefhuis, inv. 407, 1459/60, fol. 6v; Idem, inv. 704, fol. 14; Idem, inv. 705, fol. 22v. 11 A. van Drunen,’s-Hertogenbosch van straet tot stroom (Zwolle 2006), p. 394. 12 Dossier Rijksdienst voor de Monumentenzorg, Monumentnummer 522496, 17 mei 2001. 13 R. Glaudemans, ‘De stad van Jheronimus Bosch’, in: J. van Oudheusden en A. Vos, De wereld van Bosch (’s-Hertogenbosch 2001), pp. 12-13. 14 Dossier Rijksdienst voor de Monumentenzorg, Monumentnummer 522496, 17 mei 2001. 15 Van Drunen 2006, p. 400. 16 SA sHB, Schaduwarchief, Haardentelling 1553, fol. 7v (p. 15). 17 SA sHB, inv. OSA1361, fol. 90v; idem, inv. OSA1362, fol. 58v. 18 Dossier Rijksdienst voor de Monumentenzorg, Monumentnummer 522496, 17 mei 2001. 19 SA sHB, Schaduwarchief, Haardentelling 1553, fol. 7v (p. 15). 20 SA sHB, BP, R1232, fol. 30; Idem, R1233, fol. 50; Idem, R1246, fol. 132v-133; Idem, R1250, fol. 220v; Idem, R1250, fol. 222v; Idem, R1252, fol. 257; Idem, R1255, fol. 320; Idem, R1269, fol. 306v; Idem, R1271, fol. 275v; Idem, R1298, fol. 155.

56

Bossche Kringen mei 2014, jaargang 1 nummer 1

21 Bevonden door R. Glaudemans, bouwhistoricus bij BAM ’s-Hertogenbosch. 22 Het bestaan van zus Katharina blijkt uit een akte uit 1474 (SA sHB, BP, R1243, fol. 243v), maar over haar leven weten we niets. Wanneer in 1481 Anthonius’ erfenis wordt verdeeld wordt zij niet genoemd. Was zij niet erfgerechtigd omdat zij kloosterlinge was of was zij reeds overleden? In de genoemde akte uit 1474 is vastgelegd dat Katherina een erfpacht verkocht uit een huis van haar grootmoeder. Haar vader en broers stemmen met de verkoop in en lijken bovendien zelf geen aanspraak te maken op een deel van de erfenis. Wellicht zorgde de familie er op deze manier voor dat Katharina haar intredegift kon betalen. Na de dood van Aleid hertrouwde Anthonius met Mechtelt (?-1482/83). Brabants Historisch Informatie Centrum (BHIC), archief ILVB, inv. 121, fol. 26. 23 BHIC, ILVB, inv. 120, fol. 208; idem, fol. 262. 24 Van Dijck 2001, p. 46. Het pand wordt in 1477 door de nog ongehuwde Aleid verhuurd aan Peter Marsse. SA sHB, BP, inv. R1246, fol. 242. Tussen 1497 en 1513 betaalt Jheronimus vanaf dit adres belasting. SA sHB, OSA1355, fol. 8v; Idem, OSA1358, fol. 19; Idem, OSA1358, fol. 104; Idem, OSA1359, fol. 19; Idem, OSA1360, fol. 62; Idem, OSA1361, fol. 47; Idem, OSA1361, fol. 90; Idem, OSA1362, fol. 58; Idem, OSA1363, fol. 56v; Idem, OSA1364, fol. 43; Idem, OSA1368, fol. 15; Idem, OSA1369, fol. 14. In het hertogelijke cijnsboek van 1520 wordt Jheronimus als cijnsbetaler opgevolgd door zijn neefje Paulus Wijnants: één van de erven van Aleid. SA sHB, ARA Brussel, archief Rekenkamers, inv. 45067, Cijnsboek 1520, p. 22. 25 SA sHB, Godshuizen, Geefhuis, inv. 410, 1477/78, fol. 21v; Idem, inv. 410, 1478/79, fol. 18; Idem, inv. 412, 1484, fol. 24. 26 SA sHB, BP, R1250, fol. 220v; Idem, R1250, fol. 222v; Idem, R1252, fol. 257; Idem, R1255, fol. 391; Idem, Godshuizen, Geefhuis, inv. 412-414; Idem, ARA Brussel, inv. 45067, Cijnsboek 1520, p. 79; SA sHB, archief Rijke Claren/ Clarissen, inv. 49, fol. 1v; Idem, fol. 49v; Idem, inv. 50, fol. 2. 27 Het Grootziekengasthuis betaalde specifiek “Goessens sMaelders huysvroue” voor het polychromeren van een St. Barbara. Het is mogelijk dat Katherina enkel als een soort zakenbehartiger het geld ophaalde, maar dat de opdracht uitgevoerd was door een mannelijke werknemer van ‘Atelier Van Aken’. SA sHB, archief Grootziekengasthuis, inv. 617, 1499-1500, fol. 270v. 28 Het is tevens mogelijk dat Katharina in een klooster woonde, zie noot 22. 29 SA sHB, OSA1355, fol. 7v; Idem, OSA1358, fol. 19v; Idem, OSA1358, fol. 104v. Wellicht woonden ook Johannes Anthoniusz van Aken en Herberta van Aken nog in het huis. 30 BHIC, ILVB, inv. 123, fol. 265v; Idem, fol. 331r. 31 SA sHB, BP, R1271, fol. 275v. 32 Tussen 1501 en 1503 woonde er bijvoorbeeld een “Jan Goessenszoon” in de Postelstraat. SA sHB, OSA1358, fol. 141v; Idem, OSA1359, fol. 53. Tussen 1502 en 1508 woont er een “Jan die maelder” in de Postelstraat, maar dit is een zoon van ene Adriaen. SA sHB, OSA1359, fol. 52v; Idem, OSA1360, fol. 33v; Idem, OSA1361, fol. 28; Idem, OSA1361, fol. 121; Idem, OSA1362, fol. 46; Idem, OSA1363, fol. 45v; Idem, OSA1364, fol. 34v. Ook wordt er in 1501/02 een “Jan Goessenssoen” in de Orthenstraat genoemd. Deze Jan blijkt in 1503/04 overleden, terwijl Johannes van Aken dan nog gewoon in leven is. SA sHB, OSA1358, fol. 55; Idem, OSA1360, fol. 71. Ten slotte woonde er vanaf 1503 tot in ieder geval 1513 een “Jan Goessens” in de Vughterstraat. Bij deze “Jan Goessens” wordt echter niet één maal een beroep vermeld, waardoor het onwaarschijnlijk is dat het hier om dezelfde persoon gaat die elders steevast “Jan die beeldsnijder” wordt genoemd. Bovendien betaalde Johannes van Aken in deze jaren (tevens) belasting vanuit en over het pand aan de Markt (zie noot 37). SA sHB, OSA1360, fol. 36v; Idem, OSA1361, fol. 30; Idem, OSA1361, fol. 114v; IdemOSA1362, fol. 37v; Idem, OSA1363, fol. 37; Idem, OSA1364, fol. 28; Idem, OSA1368, fol. 49v; Idem, OSA1369, fol. 44v. 33 SA sHB, OSA1358, fol. 104v; Idem, OSA1359, fol. 34; Idem, OSA1360, fol. 48v; Idem, OSA1361, fol. 40; Idem, OSA1361, fol. 103; Idem, OSA1362, fol. 27v; Idem, OSA1363, fol. 53v; Idem, OSA1364, fol. 40v. 34 SA sHB, OSA1368, fol. 41; Idem, OSA1369, fol. 37. Er woont dan tevens een ‘Kathelijn sMaelders’ aan de Markt. SA sHB, inv. OSA1368, fol. 21v; Idem, inv. OSA1369, fol. 19v. 35 BHIC, ILVB, inv. 128, fol. 52r. 36 SA sHB, BP, inv. R1278, fol. 218-218v. 37 SA sHB, OSA1358, fol. 19v; Idem, OSA1358, fol. 104v; Idem, OSA1359, fol. 20; Idem, OSA1360, fol. 62v; Idem, OSA1361, fol. 47v; Idem, OSA1363, fol. 57; Idem, OSA1364, fol. 43v; Idem, OSA1368, fol. 16; Idem, OSA1369, fol. 14v; Idem, Godshuizen, Geefhuis, inv. 705, fol. 22v. 38 SA sHB, Rijke Claren/Clarissen, inv. 51, fol. 5. 39 SA sHB, OSA1363, fol. 52v; Idem, OSA1364, fol. 39v; OSA1368, fol. 39; Idem, OSA1369, fol. 35. 40 BHIC, ILVB, inv. 126, fol. 158v. 41 Van Dijck 2001, pp. 49, 185. 42 SA sHB, Rijke Claren/Clarissen, inv. 51, fol. 5. 43 SA sHB, BP, R1298, fol. 155-156. 44 In de periode voor 1480 werkten er waarschijnlijk alleen al vijf familieleden in het atelier. Het lijkt dan ook onwaarschijnlijk dat er daarnaast ook nog medewerkers van buiten de familie werkten. 45 SA sHB, BP, inv. R1269, fol. 154-154v. 46 BHIC, ILVB, inv. 124, fol. 190v.


D

De Zuid-Willemsvaart gewijzigd Planvorming van 1850 tot 2014

In de loop van de negentiende eeuw nam de scheepvaart op de Zuid-Willemsvaart fors toe. Tegelijkertijd vestigden zich steeds meer bedrijven langs het kanaalgedeelte in ’s-Hertogenbosch. De bij deze bedrijven aangemeerde schepen belemmerden een vlotte doorstroming van het overige scheepvaartverkeer. In opeenvolgende perioden werd gezocht naar verschillende oplossingen (Afb. 1).

Afb. 1. Doorgaand scheepvaartverkeer ondervond veel hinder van de aangemeerde schepen. Deze opname dateert vermoedelijk uit het begin van de twintigste eeuw. (bron: Stadsarchief)

1850-1900 Nadat in 1850 de Zuid-Willemsvaart vanaf Maastricht tot Luik was doorgetrokken nam het aantal scheepvaartbewegingen op het kanaal toe. In dezelfde tijd deed ook de stoommachine haar intrede in de scheepvaart. Wat er weer toe leidde dat het aantal zeilschepen afnam. De ijzeren schepen voorzien van een stoommachine werden vooral gebruikt als sleepboot. Het was namelijk economisch niet interessant om ieder schip van een stoommachine te voorzien. Een enkele sleepboot kon wel vier schepen trekken. Ook op de Zuid-Willemsvaart verschenen alras de eerste sleepkonvooien. Als gevolg van de toename van het aantal sleepkonvooien ontstonden vooral in het kanaalgedeelte dat door de stad ’s-Hertogenbosch liep de nodige problemen. Ten behoeve van de nabijgelegen bedrijven waren hier verschillende

Bram Steketee en Hans Willems* los- en laadplaatsen gemaakt. De aanmerende schepen bemoeilijkten de doorvaart met name voor de sleepkonvooien die veel manoeuvreerruimte nodig hadden. Verbetering van dit kanaaltraject was dus noodzakelijk. In 1880 werd begonnen met het opruimen van Bastion 1 van de Citadel waardoor de vernauwing daar werd weggenomen. Vervolgens werden tussen 1888 en 1893 beperkte verbredingswerkzaamheden uitgevoerd zodat twee schepen elkaar voorzichtig, met de nodige stuurmanskunst, konden passeren. Omdat er echter nog veel te wensen over bleef, werden vanaf 1893 diverse onderzoeken ingesteld. Doel was om het waterpeil van de kanaaltraverse in de stad te verhogen om daarmee het vaarprofiel (wateroppervlak) te verruimen. Tevens werden voorstellen gedaan om óf sluis 0 óf sluis 1 op te heffen.1 Uiteindelijk gebeurde er niets met de aangedragen oplossingen (Afb. 2). 1901-1945 In 1901 kreeg de arrondissementsingenieur in ’s-Hertogenbosch de opdracht het verbeteringsvraagstuk opnieuw te overwegen. Door personeelsgebrek bleef dit onderwerp enige tijd rusten. Rond 1904 lijkt er bij Rijkswaterstaat toch een voorstel tot oplossing te circuleren. Want op 21 maart 1904 richtte de gemeente ’s-Hertogenbosch zich tot de mininster met het verzoek betrokken te mogen worden in het overleg over de plannen waarover zij al zo lang hoorde spreken. De gemeente had er kennelijk lucht van gekregen dat bij Rijkswaterstaat werd gestudeerd op een afwijkende oplossing voor de belemmeringen voor de scheepvaart op het kanaal binnen de stad.

Afb. 2. De letter A nabij de Citadel verwijst naar een eventueel nieuw te bouwen schutsluis in de Zuid-Willemsvaart als vervanging van de sluizen 0 en 1. Hiermee zou een hoger waterpeil in de stad bereikt worden waardoor het wateroppervlak verruimd werd ten behoeve van de scheepvaart. Op de kaart is in potlood de tijdelijke omlegging van het kanaal weergegeven ten behoeve van de sloop van sluis 1, waarbij ook het bovenhoofd van sluis 0 verwijderd zou worden. (bron: BHIC, archief Rijkswaterstaat, bewerking E. Krijgsman, BAAC bv)

Bossche Kringen mei 2014, jaargang 1 nummer 1

57


D

Wat bleek, Rijkswaterstaat dacht erover een tweede kanaalgedeelte, een zijtak zoals zij het omschreef, aan de noordoostzijde van de stad aan te leggen.2 Dat zou betekenen dat het scheepvaartverkeer vanaf de Maas door de stad naar het zuiden bleef varen, maar verkeer vanuit het zuiden om de stad geleid zou worden. Er

Afb. 3. Op deze plattegrond, vermoedelijk daterend uit 1904, is het nieuwe tracé van de Zuid-Willemsvaart ten noorden van de stad ’s-Hertogenbosch weergegeven. Wat daarbij opvalt is dat de stadsgracht gedempt is, wat betekent dat het water van de Aa op het nieuw te graven tracé van de Zuid-Willemsvaart zou worden gebracht. De militaire zwemplaats kwam daarbij te vervallen. (bron: BHIC, archief Rijkswaterstaat)

zou dus sprake zijn van gescheiden verkeersrichtingen bij ’s-Hertogenbosch. Het gebied tussen de stad zelf en het nieuwe kanaal was vermoedelijk bedoeld voor de aanleg van een nieuwe stadswijk (Afb. 3). Niet alleen de gemeenteraad had lucht gekregen van de plannen. Voor het terrein tussen stad en kanaal ontwierp een particulier, de architect-ingenieur P.Th. Stornebrink, een uitbreidingsplan. Omdat hij vermoedelijk het plan van Rijkswaterstaat niet in detail kende, week zijn ontwerp op bepaalde (cruciale) punten af. Zo ging hij ervan uit dat de stadsgracht gehandhaafd bleef. Enerzijds omdat de kosten van demping niet opwogen tegen de aanwinst van de grond. Anderzijds omdat de stadsgracht benut zou kunnen worden voor de afvoer van riool- en regenwater.3 (Afb. 4-5) Omstreeks 1910 vond er overleg plaats tussen het ministerie van Verkeer en Waterstaat en het college van Burgemeester en Wethouders. Het Rijk wees op de vele voordelen die de zijtak voor de gemeente zou opleveren en meende dan ook dat een gemeentelijke bijdrage van ƒ 400.000 redelijk was. Het stadsbestuur ging hier niet mee akkoord, zodat het plan van tafel ging. Toch werd bij de ontwikkeling van verdere gemeentelijke uitbreidingsplannen rekening gehouden met een kanaaltak aan de noordoostzijde van de stad. Zo ook in de plannen van de directeuren gemeentewerken Kersemaekers (1914) en Perey (1919). Aan de vorm van de noordelijke begrenzing van de huidige wijk de Muntel valt het mogelijke omleggingstracé nog steeds af te lezen (Afb. 6-7). Als gevolg van een economische opleving na de Eerste Wereldoorlog nam ook het scheepvaartverkeer op de Zuid-Willemsvaart almaar toe.4 Dit leidde tot steeds meer problemen. Het waren ook nu weer de sleepschepen die veel oponthoud veroorzaakten. Per dag passeerden er zo’n 4 à 5 sleepkonvooien die vaak 2 à 4 uur moesten wachten voordat ze het kanaalvak door de stad mochten passeren. In 1928 was voor Rijkswaterstaat de maat vol: er moest een oplossing komen. Het hoofd van de dienstkring, Jonker, kwam met een uitgewerkt plan. Enerzijds borduurde hij voort op het oude plan van een zijtak ten noorden van de stad, anderzijds stelde hij voor het wateroppervlak in de stad te verbreden. Bij dit laatste zouden dan de sluizen 0 en 1 opgeheven worden en een nieuwe sluis gebouwd worden in de nabijheid van de Citadel (Orthenbrug). Dit lijkt sterk op een variant van het voorstel uit 1893.

Afb. 4. Het uitbreidingsplan van architect Stornebrink, 1904. (bron: Stadsarchief)

58

Bossche Kringen mei 2014, jaargang 1 nummer 1


Wel werd gestart met een experiment: het buiten werking stellen van sluis 1. Dit was mede ingegeven door het verlangen te bezuinigen op personeelskosten, in dit geval de sluiswachter en zijn knechten. Omdat dit experiment slaagde, sluis 0 bleek in staat de hogere waterstand goed te kunnen weren, werd sluis 1 uiteindelijk in 1935 gesloopt.6 Wat er tijdens het verwijderen van het muurwerk met de steen met inscriptie en de ingemetselde koker is gebeurd, is tot op de dag van vandaag een raadsel.7 Vervolgens werd het een tijdlang stil rondom de Zuid-Willemsvaart voor zover dit ’s-Hertogenbosch en omgeving betrof. Was er net voor de Tweede Wereldoorlog nog een opleving in het scheepvaartverkeer, tijdens de oorlog zelf was er weinig vaart op het kanaal.

Afb. 5. Voorstel van 1905 om het tracé binnen de stad te verbreden. Hierdoor zou genoeg ruimte voor de doorgaande scheepvaart overblijven, ook al lag aan weerszijden een schip aangemeerd. Was de breedte van de waterspiegel oorspronkelijk 17 meter, in de nieuwe situatie zou dat 26 meter worden. (bron: BHIC, archief Rijkswaterstaat)

Omdat het peil van het water op de Zuid-Willemsvaart in dat geval in de stad steeg en dus het wateroppervlak groter werd, werd het ook mogelijk grotere schepen te laden en te lossen. Het nadeel was dat de kelders van de nabijgelegen huizen mogelijk wateroverlast zouden ondervinden.5 Uiteindelijk haalde ook dit plan het niet vanwege de onverwachte economische terugval die in de jaren dertig van de twintigste eeuw begon en tot en met de Tweede Wereldoorlog zou duren (Afb. 8).

Afb. 7. Tot op de dag van vandaag is het tracé van de nooit gerealiseerde kanaaltak als een onbebouwde strook tussen de wijken de Muntel en de Vliert te herkennen. (bron: Gemeente ’s-Hertogenbosch, Geoinformatie, bewerking M. van Willigen, BAAC bv)

Afb. 6. Fragment van het gemeentelijk uitbreidingsplan van de hand van de directeur gemeentewerken Kersemaekers, 1914. (bron: Stadsarchief)

1946-heden In de wederopbouwperiode werd steeds duidelijker dat de Zuid-Willemsvaart nauwelijks voldeed aan de eisen die de scheepvaart stelde. Het kanaal leverde door de vele sluizen en bruggen teveel oponthoud op. Bovendien was het niet geschikt voor de grotere schepen die op andere vaarwegen hun intrede hadden gedaan.

Bossche Kringen mei 2014, jaargang 1 nummer 1

59


D

Vanaf 1966 werd opnieuw nagegaan of de ZuidWillemsvaart kon worden aangepast aan de eisen van de tijd. In 1971 stelde het ministerie van Verkeer en Waterstaat een plan op dat inhield dat het kanaalgedeelte in de stad zou worden gemoderniseerd. Zo zouden onder meer de bestaande beweegbare

Afb. 8. De ontwikkeling van het goederentransport op de Zuid-Willemsvaart in ’s-Hertogenbosch, in de periode 19001960. Duidelijk zijn de hoogte- en dieptepunten in de economische ontwikkeling terug te vinden. Een van de meest opvallende ontwikkelingen is de terugval eind jaren twintig. Pas na de Tweede Wereldoorlog is er weer sprake van een stijgende lijn. (bron: Kley 1967, p. 96)

Den Dungen naar Empel lopen. Het definitieve tracé werd in 2006 vastgesteld waarna de nadere uitwerking en de bijbehorende inspraakprocedures konden beginnen. Had Jonker in 1928 zo ongeveer in zijn eentje het plan voor een omlegging vorm gegeven, in de tachtiger jaren van de twintigste eeuw was een heel legertje ambtenaren betrokken bij de planvorming. Jonker werd in zijn tijd alleen geconfronteerd met de technische aspecten van het werk, nu moest ook met andere factoren rekening worden gehouden zoals natuur, landschap, maatschappelijke betrokkenheid en de reeds genoemde inspraakprocedures. In augustus 2010 was het eindelijk zo ver en werd het werk gegund aan de aannemerscombinatie Willems Unie. Als alles goed gaat, is de omlegging het najaar van 2014 gereed. Dat betekent dat dan tussen het eerste plan (polder de Muntel) en de uiteindelijke realisatie (omlegging Rosmalen) 110 jaar is verstreken (Afb. 9). Bram Steketee (waterstaatsingenieur) en Hans Willems (historicus) zijn als vrijwilliger werkzaam bij de BAM, afdeling Bouwhistorie

bruggen worden vervangen door hooggelegen vaste bruggen. Het gemeentebestuur van ’s-Hertogenbosch wilde hier echter niets van weten en eiste in de zogenaamde rode nota dat het kanaalgedeelte tussen Sluis 0 en de Dieze uiterlijk 1980 gesloten werd.8 Eind 1982 nam de minister van Verkeer en Waterstaat een definitief besluit waarin was bepaald dat het kanaal om ’s-Hertogenbosch heen zou worden gelegd. In grote trekken zou het nieuwe kanaalgedeelte van

Literatuur D. Hoogma en A. Steketee, ’s-Hertogenbosch waterstad, een historische waterstaatkundige verkenning (’s-Hertogenbosch 1996). J. van der Kley (red.), Vaarwegen in Nederland (Assen 1967). B. Steketee en H. Willems, ‘Zuid-Willemsvaart en Den Bosch. Richtingenstrijd 1819‑1826’, in: Bossche Bladen. Cultuurhistorisch magazine over ’s-Hertogenbosch, jrg. 13, nr. 4 (2011), p. 106-113. P.Th. Stornebrink, Plan tot uitbreiding der stad ’s-Hertogenbosch, in verband met de verbetering der Volkshuisvesting (z.p., z.j). Noten 1 BHIC, Archief Rijkswaterstaat (RWS) corr., inv.nr. 1034, 10 febr. 1893, no. 90 met ‘Nota van toelichting betreffende eene verbetering der Zuidwillemsvaart in de gemeente ’s-Hertogenbosch’. 2 BHIC, RWS corr., inv.nr. 1035, n. 28/181 (23), D.B. 25.02.1905. 3 P.Th. Stornebrink, Plan tot uitbreiding der stad ’s-Hertogenbosch, in verband met de verbetering der Volkshuisvesting (z.p., z.j), p. 9. 4 Zie ook J. van der Kley (red.), Vaarwegen in Nederland (Assen 1967), p. 95-96. 5 BHIC, RWS corr., inv.nr. 1084, 27 dec. 1928, Plan verbetering Zuid-Willemsvaart van Jonker. 6 Collectie Steketee, 18 oct. 1934, Jonker, Rapport van de proefneming (…); 4 april 1961, L.W. Guldemond, Rapport van de geschiedenis van de opheffing van sluis nr. 1 van de Zuid-Willemsvaart. 7 Zie ook B. Steketee en H. Willems, ‘Zuid-Willemsvaart en Den Bosch. Richtingenstrijd 1819-1826’, in: Bossche Bladen. Cultuurhistorisch magazine over ’s-Hertogenbosch, jrg. 13, nr. 4 (2011), p. 109. 8 De bezwaren van de gemeente waren in hoofdzaak gebaseerd op verkeerskundige, stedenbouwkundige en esthetische motieven.

Afb. 9. Overzicht van de werkzaamheden begin 2012. De eerste kanaalvakken beginnen al vorm te krijgen. De foto is in noordelijke richting genomen met op de voorgrond de van oost naar west lopende Graafsebaan. (bron: Rijkswaterstaat)

60

Bossche Kringen mei 2014, jaargang 1 nummer 1


M

Moers Taal: Klein in het Bosch

Meestal kun je wel aan iemand horen waar hij of zij ongeveer vandaan komt. Aan het accent en woordgebruik is te herkennen dat iemand uit Limburg, Groningen of Brabant komt, en dat geldt ook op kleinere schaal: een Bosschenaar verraadt zijn afkomst door accent en woordgebruik. Dat is natuurlijk nog makkelijker wanneer er dialect gesproken wordt. Een van de meest opvallende eigenschappen van het Bosch en de andere Brabantse dialecten is het maken van verkleinwoorden, naast de werkwoordvormen van het type hedde gij, doede gij, ziede gij, de uitgangen bij mannelijke woorden als unnen boer, dieje vent, munne zoon, en allerlei bijzondere dialectwoorden, zoals koekwous en houdoe.

De regels Hoe zit het in het Bosch met het maken van verkleinwoorden? Eerst maar eens zien hoe we dat in het Nederlands doen: 1. met het achtervoegsel –je: boekje, katje 2. tenzij het woord op een –m eindigt, dan –pje: boompje, bezempje 3. tenzij het woord op een –n, –l of –r eindigt, dan – tje: boertje, boontje, lepeltje 4. maar als het woord op een –m, –n, –r of –l eindigt en een korte klinker heeft, dan –etje: bommetje, karretje. Er zijn wel wat uitzonderingen (biggetje, scheepje) en dubbelvormen (popje, poppetje) maar het is een behoorlijk systematisch geheel. Hoe gaat dat in het Bosch? 1. met het achtervoegsel –ke: boerke, lippelke 2. tenzij het woord op een –k, –g of –ng eindigt, dan –ske: eugske, kuukske 3. tenzij het woord op een –n of –l eindigt en een korte klinker heeft, dan –eke: mènneke, bùlleke 4. maar als het woord op een –n of –l eindigt en een lange klinker heeft, dan –tje: teentje, schooltje 5. tenzij het woord op –t of –d eindigt, dan –je: hundje, snuutje.

Frank Finkers en Jos Swanenberg* Ook hier zijn wat uitzonderingen en dubbelvormen te vinden, maar toch kan er ook voor het Bosch wel een systeem van verkleinwoordvorming opgesteld worden als we naar de uitgangen kijken. Als we echter ook kijken naar wat er gebeurt met het woord dat verkleind wordt, blijkt het Bosch erg complex. Soms wordt de –d verzwakt tot een j-klank en dan kan regel 1 in plaats van regel 5 worden toegepast: brooike, maoike. Lange klinkers worden vaak korter in het verkleinwoord: buik-bùkske, neus-nuske en klinkers kunnen een umlaut krijgen. Dat betekent dat ze verder naar voren in de mond worden uitgesproken. Een oe wordt dan een uu (huukske, buukske), een a wordt een è (hèpke), een o wordt een u (dupke). Die veranderingen van de klinkers in verkleinwoorden zijn veel minder systematisch en bovendien aan ‘erosie’ onderhevig. In het proces van dialectverlies (overal in Nederland staan dialecten de laatste decennia flink onder druk, waardoor ze geleidelijk aan naar het Nederlands toegroeien) is het aanpassen van de klinkers volgens grammaticale regels verwaterd en dat heeft geleid tot een nogal onvoorspelbaar karakter van de verkleinwoordvorming in het Bosch. Nieuwe woorden Hoewel er alom in het land sprake is van dialectverlies, zijn er gelukkig ook tekenen van dialectbehoud bij verkleining als het gaat om leenwoorden uit het Frans en Engels. Bekend en wat ouder zijn de verkleiningen bij Franse woorden als bureauke, fotooke, plumeauke, gazonneke en lits-jumeauke. We zien dat het Bossche dialect bij het gebruik van verkleinwoorden nog altijd springlevend is, ook bijvoorbeeld bij woorden die afkomstig zijn uit de ICT-sector. Die worden bij verkleiningen gewoon Bosch gemaakt, alsof het de normaalste zaak is. Dat laat zien dat het Bossche dialectsysteem nog steeds wordt gebruikt. Vooral de bovengenoemde achtervoegsels –ske en –ke worden bij van origine Engelse woorden veelvuldig toegevoegd alsof het gewoon om Bossche woorden gaat. Bosschenaren spreken met het grootste gemak van een sms’ke, een mobieleke, een spelcomputerke, een laptopke of een appke. Extra fraai is dat je bij appke vaak ook nog eens die zo kenmerkende vette Bossche è-klank hoort uitspreken. Het Bosch leeft nog altijd! * Frank Finkers en Jos Swanenberg schrijven afwisselend over bijzonderheden in het Bossche dialect. Voor de gelegenheid verschijnt de column van deze twee Neerlandici als gezamenlijke bijdrage. Bronnen Harry van den Berselaar, Wè zeet uwes? Over de stadstaal van ’s-Hertogenbosch. Met tien Bossche verhalen (’s-Hertogenbosch 2003) W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij & M.C. van den Toorn, Algemene Nederlandse Spraakkunst [ANS] (Groningen en Deurne 1997)

Bossche Kringen mei 2014, jaargang 1 nummer 1

61


B

Bossche Plekken: De Gruyterfabriek

Van rommelzolder tot creatieve broedplaats De lof van de in al haar grandeur herboren De Gruyterfabriek, dominant gelegen aan de Veemarktkade, is op alle mogelijke manieren beschreven. Maar de beste en allesomvattende typering is en blijft: ‘een broedplaats voor nieuwe vormen van creatief, innovatief en cultureel ondernemen’. Een van die ondernemingen is Tarra architectuur & stedenbouw van Jeroen van de Ven. Daar zijn we op het goede adres, want Jeroen van de Ven (53) is met zijn in 2000 opgerichte bureau, momenteel twaalf man/vrouw sterk, de vormgever van het alom bejubelde complex, dat maar liefst 55.000 vierkante meter groot is. ‘Groter dan het provinciehuis’ zegt Van de Ven om de buitenstaander enigszins een indruk te geven hóé groot dat is. Met zijn bureau werkt Van de Ven ‘in de volle breedte van architectuur en stedenbouw. Dat wil zeggen van

Afb 1. Een oude foto van de hoofdpoort van de fabriek aan de Veemarktkade. (Stadsarchief)

62

stoel tot stad. Veelal binnenstedelijk en dus vaak met gebouwen die een bepaalde monumentaliteit hebben. Maar gebouwen gaan over mensen. Dat maakt het vak zo leuk. Het gaat niet alleen om stenen, maar ook om mensen, gebruikers.’ ‘Ik spreek altijd met beeldmateriaal’, licht Jeroen van de Ven toe als hij zijn verhaal vertelt aan de hand van een laptop vol plaatjes van het De Gruytercomplex in al zijn geledingen, gebouwd en aangebouwd tussen 1936 en eind jaren ’60 en uiteindelijk bestaande uit een kantoorgebouw, vier productiehallen en een magazijn. ‘Bedrijvencentrum Brabant’ heette het toen Jeroen van de Ven in 2007 op uitnodiging van BIMdirecteur Clemens Bolhaar aan deze klus begon. ‘Met zo’n naam had het net zo goed in Helmond kunnen liggen.’ En qua inhoud was die 55.000 vierkante meter met voornamelijk opslag in de ogen van Jeroen van de Ven ‘de rommelzolder van de stad’. ‘Niemand kende het. Het zat niet in de ziel van de mensen.’

Bossche Kringen mei 2014, jaargang 1 nummer 1

Jac.J. Luyckx En met dat laatste raakt de architect de kern van de uitgangspunten die hem bewegen. ‘Hoeveel grandeur een bestaand gebouw in wezen ook heeft, het gaat er niet om hoe het er uitziet, het gaat om de ziel, de kwaliteit van het gebouw, die je moet aanwenden voor zijn nieuwe bestemming.’ Poort van het Zuiden Voor Jeroen van de Ven begint het verhaal eind negentiende, begin twintigste eeuw met de industriële uitbreiding van de stad westelijk van de spoorlijn, het ‘plan der industrieterreinen’, door het stadsbestuur ambitieus de ‘Poort van het Zuiden’ genoemd. ‘Hier concentreerde zich alles wat logistiek heet, alles wat ten grondslag ligt aan transport. Met wegen, water (haven), spoor. De Gruyter werd daar als het ware het

prototype van, een productielocatie met haar eigen logistiek. De Gruyter produceerde immers niet alleen, het interne transport daaronder begrepen, maar zorgde zelf ook voor het vervoer naar de eigen winkels waar die producten werden verkocht. Het getuigde van een enorme efficiency. Logistiek en efficiency samen bepaalden de kwaliteit van het geheel.’ Maar het onderpand dat Jeroen van de Ven in 2007 aantrof, omschrijft hij als een ‘opgehokt gebouw’. Met het ontstaan van alle hokken en hokjes werd impliciet ‘de logistiek dichtgebouwd’. Samengevat: ‘het lelijke eendje van de stad. Met een laag rendement, brandgevaarlijk bovendien, en met veel gebruikers die geen voeling hadden met het gebouw.’ Kortom: ‘De BIM (Bossche Investeringsmaatschappij) moest ingrijpen. De BIM heeft het complex uiteindelijk gekocht.’


Afb 3. De voorgevel aan de Veemarktkade na de restauratie door Tarra. (Tarra Architectuur).

Afb 2. Een deel van het wagenpark van De Gruyter voor het bedrijf aan de Veemarktkade, 1951. In de zichtbare hal met de karakteristieke sheddaken wordt binnenkort het ’Plantlab’ gevestigd. (Stadsarchief, collectie Het Zuiden)

‘Toen zijn wij samen met de BIM gaan nadenken wat we moesten doen met het gebouw. We maakten daarbij dankbaar gebruik van de oorspronkelijke ingrediënten van de fabriek. Voor zowel het gebouw als de gebruiker. Dus: hoe kunnen we het gebouw inrichten voor het gebruik dat de (toekomstige) huurders willen?’ ‘Enerzijds hebben wij aansluiting gezocht bij de grandeur en logistiek van het gebouw, anderzijds zochten wij aansluiting bij de creatieve ondernemers die hier al tussen de grote hoeveelheid opslag zaten.’ Daarbij beoogde de architect een transformatie ‘die herinnert aan het oorspronkelijke bestaan van de fabriek. Daarmee geef je ziel aan het gebouw.’ Bij het ontwikkelen van een visie stond ook de vraag centraal: ‘Hoe krijgen wij de stad naar het complex toe?’ Oftewel: ‘Hoe kunnen wij de mensen hier naar toe brengen?’ Het antwoord op deze vragen verklaart de vele open dagen, rondleidingen en lezingen die in de agenda’s verschenen. ‘Ik heb wel vijfhonderd lezingen en rondleidingen gegeven en Clemens Bolhaar zeker wel het dubbele.’ De graadmeter voor het succes van alle events: ‘Toen De Gruyterfabriek in 2012 tot monument werd verheven zijn in een weekend 3.500 mensen komen kijken!’

Honderd procent ‘Voor het gebruik van De Gruyterfabriek hebben wij ons gericht op creatieve ondernemers, die we bij elkaar wilden brengen om een nieuwe bijzondere regionale economische impuls tot stand te brengen. Het was dus zaak al die verschillende kwaliteiten van het gebouw in dienst te stellen van het concept: de creatieve broedplaats die het handelsmerk van De Gruyterfabriek moest zijn.’ En is geworden: ‘Wij zijn er in geslaagd een cultureel-economische stad te maken van 160 bedrijven met zo’n 900 werknemers. En dat zullen er als het klaar is plusminus 1.200 worden.’ Bovendien: ‘Je ziet hoe onder de vlag van De Gruyter bepaalde bedrijven, begonnen als éénpitter, bij elkaar zijn gaan zitten.’ Nog een bewijs van het succes: ‘Ondanks de crisis is honderd procent verhuurd. Dat zegt toch wel iets. Honderd procent bezetting is een geweldig succes!’ ‘De Gruyterfabriek is nu 35.000 vierkante meter groot. Met PlantLab, de volgende fase die nu in aanbouw is, komen er 20.000 vierkante meter bij.’ Over het resultaat is Jeroen van de Ven dik tevreden. ‘De logistiek die ooit is ontwikkeld, is als het ware hersteld. Het logistieke concept van De Gruyter weerspiegelt zich in de gangen, die de beweging tot stand brengen die leidt tot de kruisbestuiving die ons

Bossche Kringen mei 2014, jaargang 1 nummer 1

63


D Afb 4. De achtergevel van de Gruyterfabriek, nog van beplating voorzien, enkele jaren geleden (links) en daarnaast dezelfde hoek na de recente restauratie naar ontwerp van Jeroen van de Ven. (Tarra Architectuur).

64

voor ogen stond. Het is een ontmoetingsplaats, zoals je in de stad ook (toevallig) mensen ontmoet.’ En dat is belangrijk: ‘Mensen hebben elkaar nodig.’ ‘Zoiets kan alleen als je de logistiek ook interessant en transparant maakt door allerlei inkijkjes, doorzichten, diagonaaltjes te maken en waar mogelijk weer daglicht toe te laten.’ Logistiek maakt het gebouw open en laagdrempelig. Behalve transparant wil het complex toegankelijk zijn. ‘Vroeger hadden we één ingang, nu zijn er achttien of twintig ingangen, elk met een eigen karakter, waarin zich bepaalde thema’s weerspiegelen.’

Alle jaarringen zijn anders en ze brengen hun eigen problemen mee. We hebben de jaarringen afgepeld. Het architectenvak is ook de kunst van het slopen.’ ‘In feite is het geen restaureren, maar transformeren. Door er telkens een nieuwe laag aan toe te voegen. Je kunt goed zien welke ingrepen wij gedaan hebben. Niet als een zelfverzonnen contrast, maar ingrepen als een opnieuw verteld verhaal vanuit een bepaald respect voor wat het geweest is.’ Van de Ven beschouwt het als een voorrecht dat ‘wij het gebouw hebben mogen uitpakken om het

Transformeren Intussen zouden we haast vergeten: ‘Het gaat niet alleen om mensen, maar ook om gebouwen. Wij hebben niet naar een bepaalde tijd willen terugrestaureren. Dat zou ook niet kunnen, want het gebouw bestaat als het ware uit jaarringen, waarbij elke jaarring zich kenmerkt door de geest van een bepaald tijdperk. Soms door metselkwaliteit of door zoiets als betonrot, dan weer door de gebruikte materialen, zoals bijvoorbeeld in de tijd van de kunststofkozijnen.

vervolgens opnieuw aan te kleden. Exterieur en interieur, om deze met elkaar te verbinden.’

Bossche Kringen mei 2014, jaargang 1 nummer 1

Terugblikkend op de rommelzolder van weleer: ‘Je kent het niet meer terug. De oorspronkelijke logistiek is teruggebracht.’ En logistiek is het begrip waar het hele verhaal van Jeroen van de Ven om draait. ‘Wij zijn er best trots op dat het gelukt is. Uiteindelijk is de logistiek het geheim van de ontmoeting en daarmee van de kruisbestuiving die in zo’n gebouw ontstaat.’


B

BAMpraat: Klop klop… Boven mijn hoofd klinkt een diep gebrom en gerommel. Als ik omhoog kijk, zie ik grote bruinzwarte klonten naar beneden vallen en als ik naar beneden kijk, merk ik dat ik ondertussen tot mijn enkels zit vastgezogen in diezelfde drek. Gelukkig heb ik nog steun aan mijn schep die ik stevig in mijn inmiddels zwarte, plakkerige handen klem. Om me heen hangt een penetrante zwavellucht en de grond trilt en schudt. Als je niet beter zou weten, zou je denken dat ik in de onderwereld terecht ben gekomen en voor straf de beerput van de duivel moet leegscheppen. Toch sta ik hier niet voor straf, sterker nog, ik kijk gretig naar de volgende lading bruine smurrie die naast mij in een stalen bak stort.

Het geborrel boven mijn hoofd is namelijk niet afkomstig uit demonische darmen maar van een enorme zeefinstallatie. Deze zeef is via een lange buis verbonden met een zogenaamde cutterzuiger die over de bodem van de toekomstige parkeergarage aan de Hekellaan wordt getrokken. Op een diepte van circa tien meter onder het maaiveld zuigt deze cutterzuiger grote hoeveelheden zand, klei en veen omhoog richting de zeef. Het zand en de klei zakken door de zeef maar alles groter dan twee centimeter valt in een stalen container. Tussen de stenen en de klei- en veenbrokken zijn al verschillende botten en tanden van grote pleistocene zoogdieren zoals de wolharige neushoorn en de mammoet gevonden. Dit is op zichzelf niet zo bijzonder want op deze grote dieptes

Stefan Molenaar* kom je in landschappen uit de IJstijd terecht. Deze landschappen kennen we vooral uit diepe zand- of grindgroeves maar nu krijgen we, tien meter buiten de stadsmuur van ’s-Hertogenbosch, de kans om deze oerbeesten eens van dicht bij te bekijken. Een archeologisch onderzoek mochten we het niet noemen want er was eerder sprake van een opzuiging dan van een opgraving. Bovendien houdt de archeologie zich bezig met mensen uit het verleden en daar hadden we nog geen spoor van gevonden. Tot die maandag 9 september 2013. Tussen de botten en kiezen van grote grazers bevonden zich plotseling vier stukken donkergrijze, vlijmscherpe vuursteen. Ineens horen we naast het gebrom van de wolharige neushoorn en het getrompetter van de mammoet ook klopgeluiden van Neander­ thalers die tussen het struikgewas brokken vuursteen bewerken om er werktuigen van te maken. Het afval lieten ze achter en de werktuigen namen ze mee voor de jacht en slacht van hun prooidieren. Het geploeter in die stalen container is nu plotsklaps een archeologisch onderzoek geworden en de eerste voorzichtige conclusies wijzen op een voor Nederland unieke vindplaats. Om maar niets te hoeven missen uit de rest van de bouwput, hebben we een groot team van archeologen en vrijwilligers ingezet dat de zeef en alles wat er op ligt scherp in de gaten houdt. Maar dat zal je altijd zien. Juist nu we er bovenop zitten en heel Nederland over onze schouder meekijkt, vinden we vrijwel geen resten meer en lijkt het er op dat we het spoor van de Neanderthalers kwijt zijn. Het is alsof de duvel er mee speelt… * Drie keer per jaar schrijft archeoloog Stefan Molenaar over bijzondere vondsten of fenomenen uit de lange geschiedenis van ’s-Hertogenbosch.

Bossche Kringen mei 2014, jaargang 1 nummer 1

65


N Nieuws

Nieuws van de BAM

Restauratie stadsmuur Hekellaan

In het kader van de bouw van de parkeergarage op het voormalige Vonk en Vlamterrein is besloten om een deel van de middeleeuwse stadsmuur aan de stadszijde in het zicht te brengen. Het archeologisch onderzoek voorafgaand aan de bouw van de parkeergarage leverde belangrijke vondsten op zoals bij de Judastoren1 en het massagraf uit 1794 van militairen uit het Franse leger bij bastion Baselaar.2 Ook bracht het bijzondere feiten over de vestingmuur aan het licht. Afb. 1. Stadsmuur met aanzet van de weergangsbogen en goed herkenbaar een dichtgemetseld schietgat, voorafgaand aan de herstellingen. Aan de rechterzijde is de slechte toestand van het muurwerk goed te zien. (foto: BAM)

Opbouw De opbouw van de vestingmuur blijkt vergelijkbaar met die op andere gedocumenteerde locaties. De schildmuur van circa 1 meter dik is gefundeerd op poeren met grondbogen. Aan de binnenzijde van de muur lag op hoger gelegen bogen de weergang. Tweede ommuring? Lang is aangenomen dat de vestingmuur bij de Hekellaan bij de tweede ommuring van de stad hoorde. Eerder archeologisch onderzoek bij de Sint-Janssingel wees al uit dat de begindatum voor de bouw van deze muur niet in 1318 maar aan het eind van de dertiende eeuw ligt. De tweede ommuring werd vermoedelijk rond 1350 afgerond. Uit recent onderzoek blijkt dat de ommuring bij de Hekellaan gebouwd is met kleinere stenen dan elders in de tweede ommuring. Dat kan op een jongere datering wijzen. Dit vermoeden wordt bovendien bevestigd door schriftelijke bronnen waaruit blijkt dat in 1383 nog aan dit gedeelte van de muur wordt gewerkt. Het ligt voor de hand dat dit deel van de ommuring niet bij de tweede ommuring hoorde. Laag Het gebied waar dit stuk stadsmuur is aangelegd lag zeer laag, vergelijkbaar of zelfs nog iets lager dan het huidige niveau in het Bossche Broek. De muur is aan de binnenzijde dan ook ernstig aangetast door erosie. Deze lijkt het gevolg van langdurige blootstelling aan water aan de binnenzijde van de muur. Daarnaast heeft het water in de winter ernstige vorstschade veroorzaakt. Bij het archeologisch onderzoek is het maaiveld aan de stadszijde vastgesteld op een niveau van circa 2,50-2,75 meter +NAP. Verdediging Opvallend genoeg bevonden de schietgaten zich bij de bouw circa 3-3,50 meter boven het toenmalige maaiveld. Hieruit kunnen we afleiden dat het de bedoeling was om het terrein direct na de aanleg van de muur op te hogen. In de Casinotuin is echter

66

Bossche Kringen mei 2014, jaargang 1 nummer 1

vastgesteld dat het terrein pas in de negentiende eeuw is opgehoogd. Kennelijk was er geen behoefte aan ruimte in dit deel van de stad. Het blijft verbazingwekkend dat er ook geen smalle strook langs de stadsmuur is opgehoogd. De schietgaten onder de weergangsbogen waren daardoor onbereikbaar en dus onbruikbaar. Vanuit verdedigingstechnisch opzicht is dat een onwenselijke situatie. Uiteraard kon deze zijde van de stad vanaf de weergang gewoon verdedigd worden. In de muur zijn overigens wel zogenaamde kortelingsgaten aangetroffen. Door balken (kortelingen) in deze gaten te steken waarop planken werden gelegd ontstond een soort ‘vliegende’ steiger die kon worden gebruikt om de muur verder naar boven op te metselen. Na circa 1,25 meter werden nieuwe kortelingsgaten aangebracht voor de aanleg van een nieuwe steiger. Vreemd genoeg bevinden deze gaten, die het loopniveau op de steiger bepalen, zich niet op een hoogte die de onbereikbare schietgaten bruikbaar zou kunnen maken. Wat misschien onlogisch lijkt vanuit ons perspectief, onbruikbare schietgaten, kan voor een middeleeuwer geen enkel bezwaar zijn geweest. Zonder vijandelijke dreiging was er zeker niets aan de hand en in geval van nood waren de benodigde voorzieningen zo aangebracht.


Eddie Nijhof

Afb. 2. Duidelijk is dat het muurwerk aan de onderzijde is gerestaureerd (waarbij het oorspronkelijke metselverband is aangehouden) en dat het gereconstrueerde deel is uitgevoerd in een modern patijtsverband. Achter de bogen zal het nieuwe looppad, uitgevoerd in cortenstaal, aangebracht worden. (foto: Roy Slond)

Restauratie Inmiddels is de restauratie van de stadsmuur bijna voltooid. In het onderste, sterk aangetaste deel van de muur is een nieuw gebakken steen, die zoveel mogelijk bij de oorspronkelijke kleur en structuur past, in het oorspronkelijke steenverband gemetseld. Met dezelfde bakstenen is het bovenste deel van de muur op een eigentijdse wijze gereconstrueerd. Het metselverband wijkt hier bewust af van het onderliggende oorspronkelijke muurwerk. Er is dan ook gekozen voor een verband dat in de middeleeuwen niet werd toegepast, het zogenaamde patijtsverband, waarin alleen de koppen zichtbaar zijn. Zo blijft het duidelijk een reconstructie. Een uitgangspunt bij de restauratie was het toegankelijk maken van de muur. Over de oorspronkelijke weergang lopen zou natuurlijk de beste manier zijn om de middeleeuwse functies van deze muur te ervaren. Helaas bleek de oorspronkelijke hoogte van de muur niet te realiseren, daarom is ervoor gekozen om de weergangsbogen slechts voor een deel terug te brengen.

Achter de nieuw aangebrachte ondiepe boog komt een verdiept looppad uitgevoerd in cortenstaal. Straks wandelt u vanaf de Pettelaarseweg via dit looppad over de muur naar de Judastoren, een prachtig uitkijkpunt. Vervolgens kruist u de route van de ondergrondse parkeergarage via een doorgang door de stadsmuur naar de Casinotuin (en zo verder richting de binnenstad). Het looppad langs de stadsmuur eindigt in de parkachtige zone langs de Hekellaan. Het is uniek dat de aanleg van de parkeergarage aanleiding vormt voor het aan de binnenzijde zichtbaar maken van een groot deel van de middeleeuwse muur en deze deels te reconstrueren. In de toekomst vormt deze unieke plek een belangrijk onderdeel van de route langs de vestingwerken van ’s-Hertogenbosch. Noten 1 R. van Genabeek, ‘Stadsmuur langs de Hekellaan en het Vonk en Vlamterrein’, in: Tijdschrift ’s-Hertogenbosch 5 (1997) nr. 1 p. 26-27. 2 J. Buiks, ‘Skeletten op Bastion Baselaar. Het Franse hospitaal van 1794-1795’, in: Bossche Bladen 13 (2011) nr. 2 p. 38-43 en R. van Genabeek, ‘Skeletten op Bastion Baselaar’, in: Idem, p. 65-66.

Bossche Kringen mei 2014, jaargang 1 nummer 1

67


N

Nieuws van Het Noordbrabants Museum

Voorbij het zichtbare Freelance kunsthistorica Rebecca Nelemans maakte als gastcurator een selectie uit de collectie hedendaagse kunst van Het Noordbrabants Museum. De tentoonstelling Voorbij het zichtbare – een keuze uit eigen collectie toont een vijftigtal werken waarvan een aantal jarenlang niet te zien is geweest en waaronder werk van een groot aantal Bossche kunstenaars als JCJ Vanderheyden, Jan de Bie en Leon Adriaans. De keuze laat zien dat Brabantse kunstenaars, in de jaren zestig misschien wel afrekenden met hun katholieke wortels, maar daarmee hun zoektocht naar de dieper liggende zijnsvraag zeker niet overboord zetten. Met alle nieuwe vrijheden die de kunst zich in die tijd verwierf, stelt ze nog steeds eeuwenoude vragen: Wie zijn wij? Waar komen we vandaan? Waar

Leon Adriaans, Lichtval op beschilderde vloer uit 1984. Verf op veevoederzak, metaal en plastic. (Het Noordbrabants Museum)

68

gaan we naartoe? Voorbij het zichtbare – een keuze uit eigen collectie is van 12 april tot en met 10 augustus 2014 te zien in Het Noordbrabants Museum.

Bossche Kringen mei 2014, jaargang 1 nummer 1

Nieuws van het Stadsarchief Aanwinsten – Archief Stichting Vrienden van de Azijnfabriek/ Stichting Vrienden Kamermuziek ’s-Hertogenbosch, ca. 1988-2010, ca. 1,5 m (nog niet raadpleegbaar) – Aanvulling archief Stichting Maritiem ’s-Hertogenbosch, eind 20e eeuw-heden, ca. 1,5 m (nog niet raadpleegbaar) – Aanvulling archief Carolusziekenhuis, eigendomsbewijzen van aankopen van huizen en grond, 1874-1952, met bijlagen, en retroacta vanaf 1783, 0,05 m – Grootboek van aannemersbedrijf Nuis, Korte Putstraat alhier, 1901-1906, en klein album met foto’s van de verwoestingen in de stad in oktober 1944, 0,1 m, ontvangen van dhr. A. Heinen – Transportakte uit 1750 van een pand aan de Berewoutstraat, ontvangen van het BHIC (nog niet raadpleegbaar) – Kopie van een memorie over een mogelijke inundatie bij Den Bosch opgesteld door De Roij van Wichen, 1795, ontvangen van dhr. A. Essed te Tilburg – Handschrift met compendia van enige algemene Brabantse ordonnanties en een ‘Memoriale opt houden van de Rolle’ in ’s-Hertogenbosch, ca. 1600, 0,02 m, aankoop – Aanvulling collectie Louis Pirenne, handgeschreven fiches met aantekeningen uit bronnen t.b.v. zijn proefschrift (‘’s-Hertogenbosch tussen Atrecht en Utrecht’), ca. 1955, 0,1 m – Collectie Wouters, distributiebonnen Wereldoorlog II, Duits ‘notgeld’ 1918-1920 en mapje foto’s historisch-allegorische optocht 1935 in Den Bosch, 0,02 m, ontvangen van dhr. A. Wouters – Collectie Kees Spierings, diverse boeken (waaronder door hem zelf geschreven kinderboeken, met name over voetbal), verdere enige manuscripten van toneelstukken en documentatie over de Bossche geschiedenis, ca. 1930-1970, ca. 0,5 m, ontvangen van dhr. Bechtold (nog niet raadpleegbaar) – Collectie Kok de Bekker-Dupont, documentatie over de Bossche geschiedenis, 20e eeuw, 0,1 m, ontvangen van Kring Vrienden van ’s-Hertogenbosch (nog niet raadpleegbaar) – Collectie Stichting Mensen in Nood, met name jaargangen Clamavi, jaarverslagen en folders, 19661979, 0,1 m, ontvangen van dhr. J. Neomagus – ‘Flitsen’, maandblad van het St. Marialyceum, 1945-1948 (ingebonden) en een scriptie over de bioscoopgeschiedenis van de stad, 0,1 m, ontvangen van mevr. A. Martens-Staring


– 12 Bossche bidprentjes ontvangen van de Heemkundekring Roosendaal – Ca. 500 bidprentjes ontvangen van mevr. Verhagen (nog niet raadpleegbaar) – Collectie Gonny Janssen, fotoalbums opleiding GZG 1968/9, idem opleiding A-verpleegkundige 1987 en van een 25-jarig jubileum aldaar, 1988, en personeelslijst van het GZG, 0,3 m, ontvangen van dhr. K. v. Olmen – Collectie Gerris, ets ‘Vue de la Ville de Bois-leDuc’ (prospect, vermoedelijk uit een uitgave van De Cantillon, 18e eeuw), aquarel Zusters van Orthenpoort, en foto’s en documentatie over Den Bosch, 20e eeuw, 0,05 m, ontvangen van mevr. E. Gerris uit Amsterdam – Collectie Rademaker, films, geluidsbanden en dia’s van Den Bosch en familie, tweede helft 20e eeuw, ca. 1 m, ontvangen van dhr. T. Rademaker junior uit Vught – Ca. 50 Bossche ansichtkaarten, 20e eeuw, ontvangen van dhr. M. de Bekker – Losbladig album met ca. 30 foto’s van de SintJan gemaakt door fotograaf Van Koot te Haarlem, welke opnamen gebruikt zijn voor het boek ‘De St. Janskerk te ’s-Hertogenbosch’, uitgegeven door T.H. Ytsma alhier, 1900, ontvangen van dhr. R. de Vet – Fotoalbum St. Leonarduskerk van koster G. Aarts, 1903-1973, ontvangen van mevr. F. v.d. Heuvel – Enige foto’s verband houdend met Alphons Diepenbrock (o.a. Strijkkwartet, leerlingen Stedelijk Gymnasium), ca. 1890-1930, ontvangen van dhr. en mevr. Braas-Vermeulen uit Laren – Foto’s van de Postharmonie en van een schoolreisje van de misdienaars van de St. Josephkerk naar Oisterwijk, ca. 1925, 3 stuks, ontvangen van dhr. Schouten uit Vlijmen – Foto van zeppelin boven Den Bosch, ca. 1930, ontvangen van mevr. R. de Jong-Vermeeren te Oss – Foto begrafenis van inspecteur van politie D. Blankestein, 1936, ontvangen van mevr. G. le Blanc-Konings te Drunen

Openstelling Het Stadsarchief is gesloten op: 29 en 30 mei (Hemelvaart); 9 juni (Tweede Pinksterdag); 9 september (personeelsreis) Behalve doordeweeks van dinsdag tot en met vrijdag is de studiezaal ook geopend op de eerste zaterdag van elke maand. Voor de komende maanden betreft dit de zaterdagen 7 juni, 5 juli en 2 augustus (telkens van 9.30-17.00 uur). Groot Ziekengasthuis In het kader van de plannen om op het voormalige Grootziekengasthuisterrein (GZG) de functies van Bibliotheek en Stadsarchief in de monumentale gebouwen onder te brengen, met aanbouw van een centrale ruimte (Agora), zullen beide instellingen vanaf half april activiteiten ontplooien in de kapel van het GZG. Het Stadsarchief heeft hier een fotoexpositie ingericht, draait historische films en roept Bosschenaren op hun herinneringen aan het GZG te delen. Dat laatste kan door foto’s, documenten, getuigenissen, objecten et cetera aan te bieden die permanent een plaatsje krijgen op de speciale herinneringswand in de voormalige kapel. Kijkt u voor meer informatie en het doorgeven van uw foto’s, verhalen en dergelijke op www.stadsarchief.nl Open Monumentendag Op zaterdag 13 en zondag 14 september vindt de Open Monumentendag weer plaats. Dit jaar is het thema ‘Op reis’. Het Comité Open Monumentendag ’s-Hertogenbosch heeft een programma in voorbereiding waarbij allerlei aan dit thema gerelateerde gebouwen en routes centraal staan. Te denken valt aan: voetpaden, auto-, tramen spoorwegen, tijdelijk vliegveld Henri Bakker, pelgrimswegen/processieroutes, handelswegen, horeca en religie. Het zaterdagprogramma zal zich concentreren op de stad, het programma van de zondag vooral in het gebied daarbuiten. Aansluitend zal het gehele weekend in en rondom het Jheronimus Bosch Art Center en het Groot Tuighuis (BAM) een manifestatie worden gehouden met als insteek de tijd van Jheronimus Bosch. Ambachten, kinderspelen, eten en drinken, toneel en muziek uit die periode zullen daar te beleven zijn. Het betreft een opmaat naar een groots evenement dat in voorjaar 2016 uiteindelijk de gehele stad zal moeten omvatten.

Bossche Kringen mei 2014, jaargang 1 nummer 1

69


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.