FWO Brochure Excellentieprijzen 2025

Page 1


Open de deur naar wetenschappelijke excellentie

Fonds Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen - FWO

HOEK 38 - Leuvenseweg 38 - 1000 Brussel

Exellentieprijzen 2025

Een wereld in volle verandering heeft nood aan wetenschappelijke vooruitgang en voortdurende innovatie. Aan de basis van de kennispiramide staat het fundamenteel wetenschappelijk onderzoek.

Het is een broedplaats van nieuwe kennis, een ‘kweekvijver’ voor wetenschappelijke vooruitgang en voor talentvolle onderzoekers.

Het Fonds Wetenschappelijk

Onderzoek - Vlaanderen (FWO) staat sinds jaar en dag garant voor de ondersteuning van wetenschappers die, gedreven door nieuwsgierigheid en intellectuele vrijheid, de grenzen van onze kennis verleggen. De FWOExcellentieprijzen zijn een eerbetoon aan deze onderzoekers — aan hun durf, creativiteit, doorzettingsvermogen

en hun vermogen om het onbekende te omarmen. De prijzen belichamen enkele kernwaarden van het FWO: onafhankelijkheid, transparantie en excellentie. De toekenning gebeurt op basis van een strenge, internationale peer review en bestrijkt alle wetenschappelijke domeinen.

Vlaanderen mag zich gelukkig prijzen met een onderzoekslandschap waarin wederzijds respect tussen wetenschappers en beleidsmakers de norm is. Mede dankzij een decennialang volgehouden steun aan het fundamenteel en strategisch basisonderzoek, behoort Vlaanderen vandaag tot de Europese ‘innovation leaders’. Dat vertrouwen willen we blijven koesteren en versterken.

Een symbiose tussen wetenschap, kunst en maatschappij

Als ambassadeurs van de visie van het FWO zijn de laureaten van de Excellentieprijzen niet alleen uitmuntend in hun vakgebied, ze zijn ook rolmodellen én bruggenbouwers tussen wetenschap en samenleving. Hun werk draagt bij aan een goed geoliede maatschappij, één waarin nieuwe kennis de motor is van welvaart en welzijn.

Met deze brochure willen we niet alleen hulde brengen aan de laureaten, maar ook een krachtig signaal geven: fundamenteel onderzoek verdient onze blijvende steun. Alleen met een herversterking van het fundamenteel onderzoek kunnen we de kennis genereren, en de mensen vormen die antwoorden kunnen formuleren op de complexe uitdagingen van morgen.

De trofeeën voor de Excellentieprijzen van het FWO kwamen tot stand uit een samenwerking tussen beeldend kunstenaar Nicolas Baeyens en performance- en beeldend kunstenaar Kevin Trappeniers. Voor dit project werkten zij samen met twee organisaties, waardoor de werken midden in de maatschappij staan en een brug slaan naar kwetsbare groepen: de jongeren van CDO Turnhout (duaal leren) en de buurtbewoners van de inclusieve broedplek Cultureghem in de Kuregemwijk in Brussel, waar de verbindende kracht van kunst in de publieke ruimte centraal staat.

Elk kunstwerk bezit zowel een individueel als een universeel aspect. Het symboliseert de common ground van de wetenschap, subtiel gecombineerd met de persoonlijke onderzoekstoevoegingen van de laureaten en met de gebundelde visie van de kunstenaars. De trofeeën staan symbool voor de noodzakelijke symbiose tussen wetenschap, kunst en maatschappij: een voortdurende dialoog tussen denken, maken, delen en – even fundamenteel – sociaal engagement.

Nicolas Baeyens (°1980) transformeert zijn kunstwerken door ze op een destructieve manier te behandelen.

Zo onderzoekt hij het kunstwerk als een transformerende drager van een immateriële boodschap. Zijn werk focust op het cerebrale niveau van de toeschouwer, die een kunstwerk ‘adopteert’ door het waar te nemen.

De kijker neemt bezit van de inhoud, vervormt deze, en wordt op die manier mede-eigenaar en kunstenaar. De materiële verschijningsvorm wordt daarbij overbodig.

Kevin Trappeniers (°1985) creëert performances, installaties en sculpturen waarin de grenzen tussen aanwezigheid en afwezigheid, tussen mens en ruimte worden onderzocht. Zijn werk vertrekt vaak vanuit de fysieke ruimte en nodigt uit tot reflectie over zichtbaarheid, stilte en verbondenheid. In zijn samenwerking met Baeyens wordt deze sensibiliteit tastbaar in de materiële en symbolische gelaagdheid van de trofeeën. Samen zoeken zij naar een vorm die spreekt over samenwerking, gedeelde verantwoordelijkheid en de kwetsbare balans tussen individu, gemeenschap en maatschappij.

Het legaat van Dr. Alphonse De Leeuw 24 augustus 1953: dr. Alphonse De Leeuw, conservator van de klinische verzamelingen van de Faculteit Geneeskunde en Farmacie van de toen nog Franstalige Université Libre de Bruxelles, overlijdt. Op 16 oktober van datzelfde jaar aanvaardt de Raad van Bestuur van het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek (NFWO) zijn legaat ter waarde van 4 miljoen Belgische frank. Zijn testament vermeldt dat het legaat moet worden gebruikt voor de creatie van een vijfjaarlijkse prijs ter waarde van 750.000 Belgische frank. De prijs moet, naast zijn naam, ook de namen dragen van zijn echtgenote Marie Damry en haar voormalige echtgenoot Léon Charles Bourlart, de neef van dr. De Leeuw. De prijs zou voor het eerst uitgereikt worden in 1960 en de laureaat werd gekozen uit een lijst van laureaten van vijfjaarlijkse en tienjaarlijkse wetenschappelijke staatsprijzen (letterkunde, wiskunde, medische wetenschappen …) en laureaten van de Francqui-Prijs. Drie jury’s met in totaal tien prominente wetenschappers uit de natuurwetenschappen, medische wetenschappen, wiskunde, fysica, scheikunde en menswetenschappen stonden in voor de selectie van de kandidaten. Elke jury droeg één kandidaat voor. Uit die shortlist koos de raad van bestuur de eindlaureaat. Zo ging de eerste Dr. A. De Leeuw-DamryBourlart-prijs naar prof. Albert Dalcq, vast secretaris van de Académie Royale de Médecine de Belgique. Op vrijdag 27 mei 1960 nam hij de prijs in ontvangst.

Van 1 naar 3 prijzen

Voor de uitreiking van de tweede Dr. A. De Leeuw-Damry-Bourlart-prijs wordt een oproep gelanceerd om prominente onderzoekers voor te dragen. Dat gebeurt deze keer door collega-onderzoekers. Die procedure is tot vandaag in zwang. Niet minder dan dertien kandidaturen werden ingediend, zowel uit de menswetenschappen als de exacte en natuurwetenschappen.

Opnieuw moest de raad van bestuur één laureaat uitkiezen. Een bijzonder moeilijke opdracht. Daarom riep ze de hulp in van de Francqui-Stichting, dat al elk jaar sinds 1933 de FrancquiPrijs uitreikte en veel expertise had opgebouwd. De Francqui-Stichting stelde voor om twee extra prijzen te creëren. Zo zouden drie categorieën ontstaan: natuur- en geneeskundige wetenschappen, wiskundige, fysische en scheikundige wetenschappen, en menswetenschappen. Om drie prijzen te kunnen uitreiken, was er nood aan een extra geldsom van 1.500.000 Belgische frank. Op vraag van het NFWO besliste de raad van bestuur van de Francqui-

Stichting om dat bedrag te investeren in de creatie van twee nieuwe prijzen: de Wetenschappelijke Prijs Baron Holvoet en de Wetenschappelijke Prijs ErnestJohn Solvay. Met die schenking bracht de Francqui-Stichting meteen een hommage aan twee gewezen voorzitters van het NFWO, toonaangevende figuren in het uitbouwen van de nodige financieringskanalen voor fundamenteel wetenschappelijk onderzoek in België. Voor de editie van 1970 schonk de Francqui-Stichting opnieuw 1.500.000 frank voor de Wetenschappelijke Prijzen Baron Holvoet en Ernest-John Solvay.

Mecenaat Joseph Maisin vervangt prijs Baron Holvoet Op 6 juni 1971 overlijdt Joseph Maisin, professor aan de Université Catholique de Louvain, in een auto-ongeluk. Ter nagedachtenis van deze grote geleerde beslist de raad van bestuur van het NFWO op 19 november van datzelfde jaar om de Wetenschappelijke Prijs Joseph Maisin op te richten. Op vraag van de familie en de vrienden van professor Maisin zou de prijs worden

uitgereikt aan wetenschappers in de natuurwetenschappen en de geneeskundige wetenschappen.

De familie Maisin en het kankerinstituut van de UCLouvain namen gezamenlijk het initiatief voor de oprichting van een Beschermcomité om de nodige fondsen in te zamelen. De Wetenschappelijke

Prijs Joseph Maisin zou, volgens de wens van de familie Maisin, door het Fonds voor Geneeskundig Wetenschappelijke

Onderzoek worden verleend. Verdere steun van de Francqui-Stichting was dankzij dit mecenaat niet meer nodig, en zo verviel de Wetenschappelijke Prijs

Baron Holvoet. De Wetenschappelijke

Prijs Ernest-John Solvay bleef door een schenking van de familie Solvay wel bestaan.

Prijzen nemen definitieve

vorm aan

Voor de editie van 1975 worden de prijzen ontdubbeld: voor elke prijs komt er een Nederlandstalige en een Franstalige laureaat. Die ontdubbeling wordt ingegeven

door het grote wetenschappelijke potentieel van België. Tegelijk kunnen zo enkele moeilijke communautaire problemen, die de uitreiking dreigen te overschaduwen, vermeden worden. Op 23 juni 1975 keurde het toenmalige Belgische parlement de wetswijziging goed waardoor prijzen en subsidies, toegekend aan geleerden, van inkomstenbelasting kunnen worden vrijgesteld. Zo kregen de vijfjaarlijkse prijzen van het NFWO hun definitieve structuur. Dit stelstel van zes wetenschappelijke prijzen, drie aan Nederlandstalige en drie aan Franstalige onderzoekers, werd tot aan de eeuwwisseling behouden. Alleen het geldbedrag werd nog aangepast. In 1980 werd elke prijs verhoogd tot 1.250.000 Belgische frank en in 1985 tot 2 miljoen Belgische frank. In 1995 was dat bedrag al gestegen tot 3 miljoen frank. In 1995 werd Christine Van Broeckhoven (Universiteit Antwerpen) de eerste vrouwelijke laureaat van een vijfjaarlijke NFWO-prijs.

Stijgende reputatie

De bekendheid van de vijfjaarlijkse NFWO-prijzen groeit en groeit, en er worden steeds meer kandidaten voorgedragen. Voor de editie van 2000 zijn dat er niet minder dan 33. Door het grote aantal kandidaturen wordt op de vergadering van het Federale Bureau en de Federale Raad van 5 december 1999 beslist om de Wetenschappelijke Prijs Dr. A. De Leeuw-Damry-Bourlart en de Wetenschappelijke Prijs Joseph Maisin te splitsen. Zo ontstaan twee keer vijf prijzen van elk 3 miljoen Belgische frank. In 2005 bedraagt elke prijs 100.000 euro. De prijzen worden tijdens een academische zitting in het Paleis der Academiën door Koning Albert II plechtig overhandigd. In 2010, vijftig jaar na de eerste uitreiking, worden de wetenschappelijke prijzen omgedoopt tot de FWO-Excellentieprijzen. Sinds de editie 2025 wordt ook de Prijs ErnestJohn Solvay gesplitst waardoor er sinds deze editie voor het eerst 6 prijzen worden uitgereikt.

De FWO-Excellentieprijzen ondergingen doorheen de jaren ingrijpende veranderingen. In 1999 werden de Dr. A. De Leeuw-Damry-Bourlart-prijs en de Joseph Maisin-prijs gesplitst om recht te doen aan het grote wetenschappelijke potentieel van België; hetzelfde werd beslist in 2020 voor de Ernest-John Solvay-prijs. Voortaan zullen zes prijzen worden toegekend aan onderzoekers in Vlaanderen:

Prijs Ernest-John Solvay voor de cultuurwetenschappen

Prijs Ernest-John Solvay voor de gedrags- en maatschappijwetenschappen

Prijs Joseph Maisin voor de fundamenteel biomedische wetenschappen

Prijs Joseph Maisin voor de klinisch biomedische wetenschappen

Prijs A. De Leeuw-Damry-Bourlart voor de exacte wetenschappen

Prijs A. De Leeuw-Damry-Bourlart voor de toegepaste wetenschappen

Voor de editie van 1975 worden de prijzen ontdubbeld: voor elke prijs komt er een Nederlandstalige en een Franstalige laureaat. Die ontdubbeling wordt ingegeven door het grote wetenschappelijke potentieel van België. Tegelijk kunnen zo enkele moeilijke communautaire problemen, die de uitreiking dreigen te overschaduwen, vermeden worden.

1953

Dr. Alphonse De Leeuw laat legaat van 4.000.000 BEF achter

1960

Eerste wetenschappelijke

prijs Dr. A. De Leeuw-DamryBourlart gaat naar prof. Albert Dalcq

1985

1965

De Francqui-Stichting maakt

1.500.000 BEF vrij om 2 extra prijzen te creëren:

Prijs Dr. A. De LeeuwDamry-Bourlart

Wetenschappelijke Prijs

Baron Holvoet

Prijs Ernest-John Solvay

1971

Overlijden prof. Joseph Maisin

Prijzengeld : 2000.000 BEF per laureaat

1995

Prof. Christine Van Broeckhoven is de eerste vrouwelijke laureaat

Prijzengeld : 3.000.000 BEF per laureaat

2000

Nieuwe verdeling van de prijzen

Wetenschappelijke prijs Dr. A.

De Leeuw-Damry-Bourlart:

— Exacte wetenschappen

— Toegepaste wetenschappen

Wetenschappelijke prijs

Joseph Maisin:

— Fundamentele Biomedische wetenschappen

— Klinische Biomedische wetenschappen

2005

Prijzengeld : 100.000 euro per laureaat

1975

Mecenaat Joseph Maisin vervangt steun van Francqui-Stichting.

Wetenschappelijke prijs Dr. A.

De Leeuw-Damry-Bourlart:

Wiskundige, natuurkundige en scheikundige wetenschappen

Wetenschappelijke prijs

Joseph Maisin: Natuur- en geneeskundige wetenschappen

Wetenschappelijke prijs

Ernest-John Solvay: Humane wetenschappen

Voor het eerst is er zowel een

Nederlandstalige als Franstalige laureaat

1980

Z.M. de Koning woont voor het eerst de ceremonie bij.

Prijzengeld: 1.250.000 BEF per laureaat

Wetenschappelijke prijs

Ernest-John Solvay: Taal-, Cultuur-, Maatschappijen Gedragswetenschappen

2010

2020

Vijfjaarlijkse prijzen bestaan 50 jaar en worden FWO-Excellentieprijzen

De Prijs Ernest-John Solvay wordt gesplitst waardoor er 6 prijzen kunnen worden uitgereikt.

Laureaten Excellentieprijzen 1960-2020

Prijs Dr. A. De Leeuw-Damry-Bourlart

1960

Prof. Albert Dalcq ( 29/10/1973)

Académie Royale de Médecine de Belgique 1965

Prof. Jean Dabin ( 13/08/1972) UCLouvain

1980

Prof. Severin Amelinckx ( 22/02/2007) UAntwerpen

Prof. Jean Bourgain ( 22/12/2018) VUB

(1960-1995)

Prof. Pieter De Somer ( 17/06/1985) KU Leuven 1975

Prof. Walter Fiers ( 28/07/2019)

Rijksuniversiteit Gent

Prof. Marc Van Montagu UGent

Exacte Wetenschappen (2000-2020)

Prof. Arnold De Loof KU Leuven

Prof. Victor Moshchalkov KU Leuven

Prof. Gustaaf Van Tendeloo UAntwerpen

Prof. Conny Aerts KU Leuven

Toegepaste Wetenschappen (2000-2020)

Prof. Dirk Inzé UGent

Prof. Romain Coussement ( 09/07/2012) KU Leuven

Prijs Joseph Maisin (1975-1995)

1975

Prof. Georges Peeters ( 10/07/2014)

Rijksuniversiteit Gent

1990

Alfons Billiau KU Leuven

1980

Prof. Marc Verstraete ( 16/08/2018) KU Leuven 1995

Prof. Christine Van Broeckhoven UAntwerpen

1985

Herman van den Berghe ( 23/01/2017) KU Leuven

Prijs Joseph Maisin - Fundamentele biomedische wetenschappen (2000-2020)

Prof. Erik De Clercq KU Leuven

Prof. Bart De Strooper KU Leuven

Peter Carmeliet KU Leuven 2015

Prof. Peter Vandenabeele UGent

Prijs Joseph Maisin - Klinische biomedische wetenschappen (2000-2020) 2000

Prof. Bart Lambrecht UGent

Prof. Daniel Pipeleers VUB

Frans Van de Werf KU Leuven

Paul Rutgeerts KU Leuven

Prof. Greet Van den Berghe KU Leuven

Prof. Guy Boeckxstaens KU Leuven

Prof. Paul Van Houtte KU Leuven

Prof. Willy Verstraete UGent

Prof. Bart De Moor KU Leuven

Prof. Luc Van Gool KU Leuven

Prof. Wout Boerjan UGent

Wetenschappelijke Prijs Baron Holvoet (1965-1970)

Prof. Albert Claude ( 22/05/1983) ULB

Prof. Maurits Gysseling ( 24/11/1997) UGent

Prijs Ernest-John Solvay (1965-2020)

Prof. Ilya Prigogine ( 28/05/2003) ULB

Prof. Pol Swings ( 28/10/1983) ULiège

Prof. Leo Apostel ( 10/08/1995) VUB

Prof. Raoul Van Caenegem ( 15/06/2018) UGent

Prof. Ronny Lesthaeghe VUB

Prof. Sonja Snacken VUB

Prof. Joseph Nuttin ( 23/12/1988) KU Leuven 1980

Prof. Herman Van der Wee KU Leuven

Prof. Adriaan Verhulst ( 17/11/2002) UGent

Prof. Marc Waelkens ( 21/02/2021) KU Leuven

Prof. Marc Leman UGent

Prof. Johan Wagemans KU Leuven

Laureaten 2025

De

geschiedenis toont aan dat fundamenteel onderzoek zich op de lange termijn terugbetaalt

Prof. Michel Van den Bergh, UHasselt / VUB Laureaat A. De Leeuw-Damry-Bourlart prijs Exacte wetenschappen

Als kind verslond hij biografieën van grote wiskundigen. Dit jaar ontvangt professor Michel Van den Bergh de Excellentieprijs

A. De Leeuw-DamryBourlart in de Exacte Wetenschappen voor zijn pionierend onderzoek in de zuivere wiskunde.

De komende jaren hoopt hij voort mee te bouwen aan de AI-revolutie, die er zonder zuiver wiskundig onderzoek nooit was gekomen.

“Mijn onderzoek probeert die intelligentie te vatten in een wiskundige taal die tegelijk de kracht van algebra gebruikt en toch de intuïtie van meetkunde bewaart.”

Wat is uw specifieke onderzoeksdomein?

Mijn onderzoek situeert zich rond de zogenaamde niet-commutatieve algebraïsche meetkunde, op het kruispunt tussen de algebra en de meetkunde. Die twee disciplines worden vaak ten onrechte gezien als rivalen, terwijl er duidelijk een overlap is. In tegenstelling tot wat de meeste mensen denken, kunnen meetkundige figuren immers ook worden beschreven door middel van vergelijkingen. Tegelijk is algebra veel meer dan vergelijkingen manipuleren. Wiskundigen zien dit als systemen waarop je operaties kan uitvoeren. Denk bijvoorbeeld aan het roteren van figuren of het optellen van getallen. Zo kunnen we universele patronen ontdekken die een bredere toepassing hebben. In feite gaat mijn onderzoek over een nieuwe manier om naar vormen en structuren te kijken. In de klassieke meetkunde beschrijf je punten en lijnen met getallen, zoals bij GPS-coördinaten. Die getallen gedragen zich netjes: 3 × 5 is hetzelfde als 5 × 3. Maar in de natuur, op heel kleine schaal, gaat dat niet meer op. In de kwantummechanica kan je bijvoorbeeld niet tegelijk exact de plaats én de snelheid van een deeltje bepalen. Je kan het vergelijken met kaarten schudden: de volgorde waarin je de handelingen uitvoert, maakt een verschil. Daarvoor hebben we dus een ander soort wiskunde nodig, gebaseerd op grootheden die zich niet op een standaard manier gedragen. Mijn onderzoek probeert dat te vatten in een wiskundige taal die tegelijk de kracht van algebra gebruikt en toch de intuïtie van meetkunde bewaart. Zo bouwen we mee aan het fundament om natuurwetten preciezer te beschrijven.

Wat is uw bijdrage geweest aan dit onderzoeksveld?

Samen met collega’s Michael Artin en John Tate heb ik bijvoorbeeld een diepgaande studie gemaakt over nietcommutatieve vlakken, die later is uitgebreid naar een belangrijke klasse van oppervlakken. Dit heeft aanleiding gegeven tot veel verder onderzoek.

Waarom is dergelijk onderzoek maatschappelijk relevant?

Hoewel zuivere wiskunde niet gedreven wordt door de zoektocht naar praktische toepassingen, is er natuurlijk wel een maatschappelijk belang. Heel vaak vinden ideeën uit de zuivere wiskunde praktische toepassingen, soms pas veel later. Voorbeelden zijn de getaltheorie, die de basis vormt voor cryptografie of matrixrekenen voor AI. Het is echter onmogelijk om dit soort toepassingen op voorhand te voorspellen. Helaas zien we in de praktijk dat fundamenteel onderzoek hierdoor meer en meer onder druk komt te staan.

Waarom gaat er minder aandacht naar fundamenteel onderzoek?

De financieringskanalen voor onderzoek zijn heel hard gericht op concrete toepassingen en een return on investment. Die redenering is zoals gezegd echter per definitie niet toe te passen op fundamenteel onderzoek, en zeker niet voor wat betreft zuivere wiskunde. Tegelijkertijd toont de geschiedenis dus wel degelijk aan dat fundamenteel onderzoek zich op lange termijn terugbetaalt. Helaas

is die boodschap natuurlijk moeilijk te matchen met het huidige, onzekere economisch klimaat. Een belangrijke kanttekening daarbij is dat dergelijk onderzoek in feite niet zo heel duur is. In feite hebben wiskundigen niet meer nodig dan een computer en een bord. We werken veelal ook in relatief kleine teams. Dan functioneren wij het best. Voor onderzoekers in laboratoria geldt dat natuurlijk niet. Bovendien is het ook zo dat we in de wiskunde ook een beetje het slachtoffer zijn van het “succes” van bepaalde domeinen, die bij ons hun oorsprong vinden. Ik denk bijvoorbeeld aan informatica of AI. Zij gaan, door hun duidelijkere link met praktische toepassingen, als het ware met een stuk van de financiering lopen.

Wat motiveerde er u om voor een carrière in academisch onderzoek te kiezen?

Ik ben altijd geïnteresseerd geweest in de wiskunde. Als kind verslond ik bijvoorbeeld alle boeken over wiskunde in de bibliotheek en las ik met bewondering de biografieën van de grote wiskundigen. Het besef rijpte dat ik wiskunde heel eenvoudig en natuurlijk vond, terwijl de meeste van mijn medeleerlingen er best wel moeite mee hadden. Tijdens mijn masteropleiding aan de universiteit kwam ik in contact met professor Freddy Van Oystaeyen, die grote indruk op mij maakte. Ik werd al snel opgenomen in zijn onderzoeksgroep rond niet-commutatieve meetkunde en later werd Van Oystaeyen mijn doctoraatspromotor. Hij is zonder meer een grote inspiratiebron geweest.

“Heel vaak vinden ideeën uit de zuivere wiskunde praktische toepassingen, soms pas veel later. Zoals de getaltheorie die de basis vormt voor cryptografie.”

Uw carrière wordt nu bekroond met een Excellentieprijs. Wat betekent deze onderscheiding voor u?

Uiteraard apprecieer ik dit heel erg.

Sowieso heeft het FWO een bepalende rol gespeeld in mijn leven. Na mijn doctoraat werkte ik enkele jaren in het buitenland. Het zag er eigenlijk naar uit dat ik daar zou blijven, maar omdat het FWO me destijds een permanente onderzoekspositie aanbood, ben ik teruggekeerd. Vanuit die rol kon ik me volledig toeleggen op mijn onderzoek, en kon ik ook vrij makkelijk samenwerken met vooraanstaande buitenlandse onderzoeksinstellingen.

Daarnaast ben ik erg dankbaar voor de steun van mijn onthaalinstelling UHasselt, en de VUB, waar ik deeltijds gewoon hoogleraar ben.

Wat is uw ambitie nog voor de komende jaren?

Hoewel ik ondertussen 65 ben, hoop ik mijn werkzaamheden toch nog een aantal jaren verder te zetten. Ondertussen kriebelt het om iets te doen rond AI. Sinds de wereldwijde revolutie in dit veld lijkt de technologie alomtegenwoordig, maar mij heeft ze altijd al gefascineerd. Zo ben ik bijvoorbeeld al jaren betrokken bij het Stockfish-project, het beste schaakprogramma ter wereld. De huidige Large Language Models (LLM) zoals ChatGPT kunnen vandaag al tot op zekere hoogte wiskundige bewijzen produceren, al blijken ze in de praktijk meestal wel fouten te bevatten. Daarom is in onze wereld het idee ontstaan om deze programma’s te laten samenwerken met een zogenaamde proof checker, die - net zoals een factchecker dit doet met nieuws - moet nagaan of de bewijzen wiskundig correct zijn. Dat is een project waar ik zeker aan wil meewerken.

Samenstelling van de jury voor de Prijzen

A. De Leeuw-Damry-Bourlartexacte en toegepaste wetenschappen

Pavel Exner — Voorzitter

Czech Technical University

Czech Academy of Sciences

Eduardo Blumwald

UC Davis

Claude-André Faucher-Giguère

Northwestern University

Rosario Gennaro

The City College of New York

Sandi Klavžar

University of Ljubljana

Eugenia Kumacheva University of Toronto

Merja Penttilä

VTT Technical Research Centre of Finland, Aalto University

We bereiden ons vandaag voor op de risico’s van de kwantumcomputers

Prof. Ingrid Verbauwhede, KU Leuven

Laureaat A. De Leeuw-Damry-Bourlart prijs Toegepaste wetenschappen

Ingrid Verbauwhede, professor aan het departement elektrotechniek van de KU Leuven, is de laureate van de Excellentieprijs A. De Leeuw-Damry-Bourlart in de Toegepaste Wetenschappen 2025. Ze krijgt de onderscheiding voor haar onderzoek rond hardware security. Door de explosieve groei van data en de ontwikkeling van kwantumcomputers stijgt ook de nood aan cyberbeveiliging. Meer dan ooit beseft de maatschappij het belang van het cryptografisch onderzoek dat Ingrid Verbauwhede en haar team realiseren.

Wat omvat het werk van uw onderzoeksgroep?

Mijn onderzoeksteam, deel van de COSIC onderzoeksgroep binnen het departement elektrotechniek van de KU Leuven, houdt zich bezig met hardware security. Zeg maar: de veiligheid van elektronica. We beschermen de data die daar gegenereerd wordt via cryptografische algoritmes. Ik gebruik graag de metafoor van een fietsslot met vier cijfertjes om het bevattelijk te maken. Zonder enige aanwijzing heb je gemiddeld 5000 maar als je pech hebt tot wel 10.000 pogingen nodig om de code van het slot te doorbreken. Maar wanneer je per cijfer een schakeltje kunt losklikken, dan zakt dit aantal tot 40. Dat is informatie die weglekt via zijpoortjes. In heel wat elektronica hebben we te maken met zulke potentiële lekken waarlangs info kan ontsnappen. De veiligheid van elektronica kan dus enkel maar gegarandeerd worden als we die lekken kunnen voorkomen. Net daar proberen wij voor te zorgen.

Waarom is dit maatschappelijk van belang?

Vandaag zit nagenoeg overal elektronica in, en zijn toestellen steeds vaker onderling geconnecteerd. Ik denk dan aan zogenaamde ‘slimme’ toestellen zoals een smartphone, een slimme camera of smart televisie. Al die toestellen genereren en verwerken data. En die data willen wij zo goed mogelijk beschermen. Het maatschappelijk belang van ons onderzoek is dus echt torenhoog en wordt eindelijk ook zo aangevoeld. Dat merk je bijvoorbeeld aan de financieringsmogelijkheden die we vandaag krijgen. Die zijn niet meer te vergelijken met het begin van mijn loopbaan, toen je nog heel wat moeite moest steken in het uitleggen waarom het onderzoek relevant was. Mijn vakgebied bevond zich ook toen al tussen de wiskunde van cryptografie en elektronica, maar in beide domeinen was men destijds vooral met andere dingen bezig.

Met welke bedreigingen u vandaag geconfronteerd als onderzoeker?

Vroeger heb ik heel vlot samengewerkt met onderzoekers uit alle hoeken van de wereld. Dat is vandaag toch moeilijker. Je ziet muren ontstaan binnen de internationale onderzoekswereld, terwijl research, zeker in ons vakgebied, per definitie internationaal zou moeten zijn. Sterker nog, dit grenzenvrije onderzoek is vandaag cruciaal. Onze COSIC onderzoeksgroep legt zich momenteel namelijk in de eerste plaats toe op zogenaamde postkwantum cryptografie, dus cryptografie die bestendig moet zijn tegen aanvallen van kwantumcomputers.

Waarom is postkwantum de belangrijkste uitdaging?

De komst van de kwantumcomputers, die vandaag in volle ontwikkeling zijn, betekent een enorme toename aan rekenkracht. Dat biedt uiteraard nieuwe kansen, maar zal er ook voor zorgen dat bepaalde van de huidige vercijferingsalgoritmes gebroken zullen worden. De publieke sleutelalgoritmes zullen dan niet meer veilig genoeg zijn. Dus, als we willen vermijden dat heel wat privacygevoelige data zoals medische gegevens zomaar op straat komt te liggen, moeten we nu al – terwijl we nog geen duidelijk zicht hebben op wanneer de kwantumcomputers er zullen zijn – bezig zijn met de beveiliging van die toekomstige realiteit. Dat is bij uitstek een taak voor de academische wereld vandaag.

“We zien opnieuw muren ontstaan binnen de onderzoekswereld, terwijl in ons vakgebied grenzenvrije onderzoek cruciaal is.”

De technologische realiteit verandert razendsnel.

Hoe probeert u bij te blijven?

Over het algemeen zijn er binnen ons veld zeer goede contacten tussen de industrie en de wetenschappelijke wereld.

Dat merkte ik bijvoorbeeld tijdens mijn recente passage in Silicon Valley. Begin 2025 was ik daar enkele maanden te gast bij een grote cloudprovider. Ik voelde duidelijk aan dat het werk van mijn collega’s en ik daar zeer ernstig wordt genomen en dat de resultaten worden toegepast om hun databeveiliging te verbeteren. Voor mij was het tevens erg leerzaam om te zien hoe de industrie met onze papers en inzichten omgaat in de praktijk. Mede vanuit dit inzicht ga ik me bij de KU Leuven nu meer toeleggen op een eigen spin-off, Belfort Labs. Die moet ervoor zorgen dat onze resultaten nog vlotter hun weg vinden naar de industrie.

Het succes van AI maakt het brede publiek bewuster over de implicaties van de data-samenleving. Wat betekent dit voor u als onderzoeker? Mensen zijn zich steeds bewuster van de data die ze zelf produceren. Ze beginnen dus hogere eisen te stellen op het vlak van beveiliging, terwijl men er vroeger pas van wakker lag wanneer het misging. Dat is maatschappelijk een goede zaak, maar plaatst ons ook voor nieuwe uitdagingen. Zo ontwikkelen wij nu bijvoorbeeld manieren om data die in de cloud zit te vercijferen zodat ze beschermd is, maar toch gebruikt kan worden om AI-modellen te trainen.

Ook de klimaatimpact van al deze evoluties, een thema dat steeds

nadrukkelijker aan bod komt in het maatschappelijk debat, is een uitdaging waarvoor wij antwoorden proberen te vinden. Zo zijn we aan de KU Leuven gespecialiseerd in elektronica met een laag verbruik qua vermogen. Die vergt uiteraard minder energie en is dus beter voor het klimaat.

Hoe bent u eigenlijk terechtgekomen op dit carrièrepad?

Mijn ouders stonden er destijds niet voor te springen dat ik als meisje ingenieursstudies zou aanvatten, hoewel ik als 16-jarige al wist dat ik die richting op wou gaan. Tot professor Van Overstraeten, de oprichter van imec, hen op andere gedachten kon brengen. Dat deed hij vooral door een toekomst voor te spiegelen waarin het belang van ingenieurs en elektronica enkel maar zou toenemen. Mijn ouders, die een ingenieur vooral zagen als iemand die op een werf bouwvakkers aanstuurt, waren na die ontmoeting overtuigd en lieten me aan de opleiding beginnen. Vandaag probeer ik, zoveel ik kan, via onze onderzoeksgroep diezelfde, inspirerende rol te vervullen. De huidige explosie van AI-toepassingen en de sterk toegenomen bewustwording rond het belang van data en databeveiliging vergemakkelijken in zekere zin ons werk, maar onderstrepen tegelijk de urgentie. Mijn eigen verhaal heeft ervoor gezorgd dat ik onderwijskansen voor meisjes en vrouwen een zeer belangrijk thema vind. Dit mogen we absoluut niet als een verworvenheid beschouwen. In veel landen zie je zelfs dat de kansen worden afgebouwd.

U ontvangt de Excellentieprijs als bekroning voor uw onderzoekscarrière tot nog toe. Wat betekent deze onderscheiding voor u?

Ik zie het als een bekroning van het werk van mijn hele team. Vooral ook omdat ik zelf erg overtuigd ben van de rol die het FWO vervult. Ik heb de meerwaarde van die steun de afgelopen decennia persoonlijk mogen ondervinden. Hun financiering is cruciaal geweest in de opbouw van ons laboratorium. Toen ik startte als onderzoeker, bestond het vakgebied nauwelijks en moesten nog heel wat actoren overtuigd worden van het belang ervan. Op zo’n momenten is de steun van het FWO bepalend. Het is net die ondersteuning die ons in staat stelt om zonder beperkingen onderzoek te kunnen doen. We proberen vandaag te commercialiseren wat 20 jaar geleden werd gefinancierd door het FWO.

Samenstelling van de jury voor de Prijzen

A. De Leeuw-Damry-Bourlartexacte en toegepaste wetenschappen

Pavel Exner — Voorzitter

Czech Technical University

Czech Academy of Sciences

Eduardo Blumwald

UC Davis

Claude-André Faucher-Giguère

Northwestern University

Rosario Gennaro

The City College of New York

Sandi Klavžar

University of Ljubljana

Eugenia Kumacheva University of Toronto

Merja Penttilä

VTT Technical Research Centre of Finland, Aalto University

Je kan de werking van de menselijke geest niet

vatten als je je tot één discipline beperkt

Prof. Bence Nanay, UAntwerpen

Laureaat Ernest-John Solvay prijs Cultuurwetenschappen

De laureaat van de Excellentieprijs ErnestJohn Solvay 2025 in de Cultuurwetenschappen is professor Bence Nanay, filosoof en cognitief wetenschapper aan de UAntwerpen. Nanay bewijst dat filosofie geen gesloten systeem hoeft te zijn. Zijn interdisciplinaire werk, waarin ook technologie een rol speelt, draagt bij tot een beter begrip van hoe mensen denken en wat daarop van invloed is. Zo bewijst hij hoe maatschappelijk relevant de klassieke discipline van de filosofie kan zijn.

Waarom koos u voor een carrière als onderzoeker?

Ik begon mijn loopbaan als filmcriticus. Nadat ik jarenlang over films had geschreven en in festivaljury’s had gezeteld, werd ik hoe langer hoe meer gefascineerd door de vraag: waarom geeft het bekijken van een kwalitatieve film me zoveel meer genoegdoening, dan wanneer ik een middelmatige film zie? Wat gebeurt er precies in onze geest wanneer we in een verhaal opgaan? Het antwoord vond ik niet in mijn recensies of cultuurkritiek, maar het leidde me naar onderzoek over waarneming, verbeelding en denken.

Zo ben ik via esthetische vragen in de filosofie en cognitieve wetenschappen terechtgekomen.

Waarop spitst uw onderzoek zich dan toe?

Mijn werk situeert zich op het kruispunt van verscheidene disciplines. Ik probeer te doorgronden hoe mensen de wereld waarnemen, hoe ze ervoer denken en op welke manier ze er waarde aan toekennen. Dit is bij uitstek interdisciplinair onderzoek: naast filosofie maak ik gebruik van inzichten uit de cognitieve wetenschappen, zoals psychologie, neurowetenschappen, linguïstiek en zelfs artificiële intelligentie. Ik ben ervan overtuigd dat je de werking van de menselijke geest niet kan vatten als je je tot één discipline beperkt.

Een van de grote vragen waar ik me momenteel met mijn team over buig gaat over zelfinzicht: hoe weinig besef we eigenlijk hebben over onze eigen mentale toestand. We geloven graag dat we precies weten waarom we iets denken of voelen, maar dat blijkt slechts in beperkte mate waar te zijn. Daarnaast blijft het esthetische me ook fascineren. Ik onderneem een poging om de enorme diversiteit van esthetische tradities wereldwijd in kaart te brengen, los van het traditionele (westerse) kader. We moeten af van de impliciete veronderstelling dat westerse esthetiek universeel is.

Wie zijn uw inspiratiebronnen?

Mijn inspiratie komt vooral van onderzoekers die zelf ook de grenzen tussen de disciplines doorbreken. De Franse neurowetenschapper Marc Jeannerod bijvoorbeeld, die filosofische diepgang combineerde met experimenteel onderzoek. Of de Oostenrijkse Schrijver Robert Musil, die in de eerste helft van de 20ste eeuw filosofie en literatuur combineerde. Zulke figuren tonen dat nieuwsgierigheid zich niet laat beklemmen door academische schotten.

Wat maakt dat uw onderzoek ook maatschappelijk relevant is?

Ten eerste kan beter inzicht in onze beperkte zelfkennis helpen verklaren waarom mensen zo vatbaar zijn voor manipulatie, nepnieuws en polarisatie.

Het zijn trends die vandaag zeer relevant zijn in onze maatschappij.

Als samenleving moeten we echt leren beseffen hoe beïnvloedbaar ons denken is. Daarnaast werk ik ook rond de kracht van mentale verbeelding en perceptie. Daarmee kan ik een directe impact hebben: een van onze projecten streeft ernaar om blinden te leren hoe ze hun omgeving kunnen verkennen via geluid en echo’s. Daartoe ontwikkelen we nieuwe methoden en een specifieke app voor deze doelgroep. Dit is het beste bewijs dat fundamentele kennis over de geest ook praktisch toegepast kan worden.

Wat is uw belangrijkste doorbraak tot nu toe?

Ik ben zeer trots op mijn bijdrage aan het doorbreken van de ‘ivoren toren’mentaliteit in de filosofie. Mijn onderzoek heeft aangetoond dat concepten als mentale verbeelding, die vooral filosofisch lijken, concreet kunnen worden toegepast. Dat je als filosoof mee een technologische oplossing ontwikkelt, is een bijzonder verrijkende ervaring. Daarnaast ben ik blij dat ik mee heb geholpen om filosofie meer open te breken naar andere disciplines. En dat ik via mijn onderzoeksgroep jonge onderzoekers kansen heb kunnen geven. In tien jaar tijd heb ik meer dan zestig postdocs begeleid. De meesten zijn doorgegroeid naar een vaste betrekking. Onderzoek is een collectieve onderneming: als je talent kan helpen groeien, is dat misschien wel je grootste nalatenschap.

Wat ziet u als grootste bedreiging voor uw vakgebied?

De structurele onderfinanciering van de geesteswetenschappen is zorgwekkend. Daarnaast ervaar ik ook dat het moeilijk blijft om interdisciplinair werk in klassieke evaluatiekaders te passen, wat nochtans van ons wordt verwacht. Innovatie gebeurt vaak over de grenzen van disciplines heen, maar onze instellingen zijn daar nog niet altijd op afgestemd. Als we dat niet aanpakken, remmen we vooruitgang en innovatie af.

Wat betekent deze Excellentieprijs voor u?

Als iemand die niet in België is geboren maar bewust voor de Belgische nationaliteit heeft gekozen, vind ik dit een bijzondere eer: het is een teken van aanvaarding door de Belgische academische gemeenschap. Voor mijn vakgebied is het tegelijk een duidelijk signaal dat interdisciplinair onderzoek in de filosofie volwassen is geworden en waardevol wordt geacht. Dat is een sterke motivatie voor mij en mijn team.

Wat is uw ambitie voor de komende jaren?

Ik wil mijn werk over zelfinzicht en mentale verbeelding verdiepen en tegelijk de ‘Global Aesthetics’ afronden. Daarnaast wil ik verder schrijven over de raakvlakken tussen filosofie en literatuur, vanuit mijn geloof dat het loont om verschillende velden te verkennen: je krijgt onderlinge kennisuitwisseling en dat verrijkt al die domeinen.

“Een van de grote vragen waar ik me momenteel met mijn team over buig gaat over zelfinzicht: hoe weinig besef we eigenlijk hebben over onze eigen mentale toestand.”

Samenstelling van de jury voor de Prijzen Ernest-John Solvay –cultuur- en gedrags- en maatschappijwetenschappen

Jens ALLWOOD Voorzitter University of Gothenburg

Leona ACHTENHAGEN Jönköping University

Manuel Garcia-Carpintero SANCHEZ-MIGUEL University of Barcelona

Kirsten DROTNER University of Southern Denmark

Claire KILPATRICK

European University Institute

Brigitte RÖDER Universität Hamburg

Francesca TINTI

University of Basque Country

Wij kunnen als onderzoekers een tegengif bieden voor het wantrouwen in de politiek

Prof. Stefaan Walgrave, UAntwerpen

Laureaat Ernest-John Solvay prijs

Gedrags- en maatschappijwetenschappen

Wat omvat uw werk als politicoloog?

Ik ben al dertig jaar aan de slag als onderzoeker, dus ik heb me al over heel diverse vragen gebogen. Sinds 2012 bestudeer ik samen met mijn team het gedrag en werk van individuele politici.

Politicoloog Stefaan Walgrave is hoogleraar in de politieke wetenschappen aan de UAntwerpen en wordt internationaal erkend als expert in onderzoek naar verkiezingen, stemgedrag en politieke besluitvorming. De jury van de Excellentieprijzen kent hem de Prijs Ernest-John Solvay 2025 in de Gedragsen Maatschappijwetenschappen toe. Walgrave bouwde doorheen zijn 30-jarige academische carrière een vertrouwensrelatie uit met politici, die hem toelaat om zijn onderzoek vandaag toe te spitsen op hoe zij tot besluitvorming komen en welke rol de publieke opinie daarin speelt.

We proberen eigenlijk na te gaan hoe democratie in de praktijk werkt door te kijken naar hoe politici de publieke opinie, en dus de bevolking, vertegenwoordigen.

We vragen ons af in welke mate hun acties de publieke opinie weerspiegelen. Want democratie houdt in dat een politicus rekening houdt, niet enkel met zijn eigen ideologie, maar ook met wat de bevolking wil. En in die gedachtegang vormt de politiek zich een oordeel over wat ik zou omschrijven als “de kwaliteit” van de publieke opinie. En dat blijkt een subjectieve beoordeling te zijn - beïnvloed door de ideologie - die erg belangrijk is in de besluitvorming van een individuele politicus. Dus als zijn achterban iets wil, dan vindt hij of zij dat een belangrijk signaal van de bevolking. Maar als uit een peiling blijkt dat burgers iets willen waar een politicus het zelf niet mee eens is, dan zal hij of zij dat publieke opiniesignaal als minder kwalitatief beoordelen.”

Op welke manier probeert u dit in kaart te brengen?

Ongeveer om de twee jaar houden we een ronde interviews met alle Vlaamse politici. Voor de editie 2025 zal ik samen met mijn medewerkers 230 volksvertegenwoordigers en ministers individueel spreken. We laten hen anoniem een digitale vragenlijst invullen en we voeren inhoudelijke, kwalitatieve gesprekken waarin we specifieke stellingen bespreken. In de huidige ronde van de interviews proberen we na te gaan in welke mate de evaluatie van de publieke opinie, hetzij positief, hetzij negatief, invloed heeft op wat politici later doen. Op basis van de eerste vaststellingen leren we al dat die evaluatie een hele grote rol speelt, en dat effectief de eigen ideologie sterk bepalend is voor de evaluatie van de publieke opinie. Wat mij trouwens ook opgevallen is, sinds we jaren geleden met die interviews zijn

gestart, is de openheid van onze Vlaamse politici. Ze zijn zeer bereikbaar, zeker in vergelijking met andere landen. En ze werken ook graag mee aan het onderzoek - ongeacht waar ze zich bevinden in het politieke spectrum, ze zijn geïnteresseerd in wat we doen en er is een groot vertrouwen. Ik kan met de belangrijkste politici in dit land bijzonder open discussiëren en de ‘parler vrai’, de kwetsbaarheid zelfs die ze in die gesprekken tonen, vind ik bijzonder verrijkend.”

Wat is de maatschappelijke relevantie van dergelijk onderzoek?

Het is natuurlijk zo dat een politicoloog geen ziekte uit de wereld helpt of iets ontdekt wat plots tot allerlei materiële toepassingen zal leiden in de praktijk. Maar ik denk dat het mijn rol is als politicoloog om politici te doorgronden, om beter te begrijpen hoe democratie werkt, en om die inzichten ook te verspreiden naar het brede publiek. Je kunt stellen dat representatieve democratie een beetje in crisis is. Er is zeer veel wantrouwen tegenover de politiek, tegenover partijen en zelfs tegenover politici, zowel bij ons als in andere landen. Wij kunnen daar, via wetenschappelijk onderbouwde inzichten, een soort van tegengif voor bieden. We moeten uitleggen wat de job van een politicus precies inhoudt, wat hun motivatie en drijfveer is en ook hoe moeilijk de representatieve rol van politici is. Daarmee naar buiten komen lijkt mij zeker vandaag maatschappelijk erg relevant te zijn. We hopen dat het tot meer inzicht en begrip leidt.

Welke impact heeft uw werk als politicoloog al teweeggebracht? Omwille van mijn dertigjarige carrière heb ik een track record van allerlei soorten onderzoeksvragen. Mijn onderzoek dat over kiezers gaat, heeft, denk ik, impact gehad op het maatschappelijk debat: de manier waarop over politiek gesproken wordt en de manier waarop partijen zich positioneren. De woorden en de theorieën die we daar in politieke wetenschappen voor gebruiken, zijn doorgesijpeld in hoe journalisten en hoe politici daarover spreken. Dus bijvoorbeeld het feit dat je verschillende dimensies

links en rechts hebt, zoals cultureel linksrechts, sociaal-economisch links-rechts. Politici praten daarover. Ook hoe er wordt gesproken over marktaandelen, over het feit dat bepaalde thema’s aan partijen kleven, … dat is gemeengoed geworden. Journalisten en politici gebruiken eigenlijk voor een stukje ons wetenschappelijk, analytisch jargon. En ik denk dat een impact is die ik en samen met mijn collega’s heb gehad door voortdurend die woorden te gebruiken.

Waarom heeft u destijds gekozen voor een carrière als wetenschapper?

Ik ben op dat vlak misschien wel bevoorrecht.

Ik kom uit een academische familie: mijn vader was professor criminologie in Leuven, mijn ooms en tantes waren allemaal

universitairen. Voor mij was het een heel natuurlijke stap. Ik was een student met goeie punten en mijn promotor vroeg me om een doctoraat te maken. En zo ben ik erin gerold… en ik had vrij snel de smaak te pakken. De microbe wordt overigens verder doorgegeven want twee van mijn drie dochters zijn ook wetenschappelijk onderzoeker geworden. Dus ik denk dat het een beetje in de genen zit.

Waar bent u het meeste trots op?

Veel meer dan op de uitkomsten van mijn wetenschappelijk onderzoek, ben ik trots op de onderzoeksgroep Media, Middenveld en Politiek, die ik samen met collega’s heb kunnen uitbouwen aan de UAntwerpen. Toen ik mijn carrière begon, was die er niet. En die groep telt nu bijna

veertig onderzoekers, vele postdocs en jonge doctoraatsstudenten, die de wetenschappelijke en onderzoeksmicrobe meekrijgen. Ik heb een 25-tal doctorandi begeleid en ik denk dat ik op hen een langdurige invloed heb gehad. Ik ben er zeker van dat je als onderzoeker zo een belangrijk verschil kunt maken.

Uw carrière wordt beloond met een Excellentieprijs 2025. Wat betekent dat voor u?

Uiteraard is dat voor mezelf heel bijzonder, het is een blijk van respect en herkenning die heel veel plezier doet. Maar het is vooral voor het onderzoeksdomein belangrijk.

Politicologen zijn niet alleen mensen die commentaar geven op de politieke

“Ik kan met de belangrijkste politici bijzonder open discussiëren en de ‘parler vrai’, de kwetsbaarheid die ze in die gesprekken tonen, vind ik bijzonder verrijkend.”

actualiteit in de media. Wij zijn volleerde wetenschappers die onderzoek doen, die proberen het politieke bedrijf op een wetenschappelijke manier te bestuderen. Ik heb de lijst met vorige laureaten van de prijs in de sociale wetenschappen bekeken, en ik denk dat ik de eerste politicoloog ben in de geschiedenis die hem krijgt. Ik hoop dat deze prijs ertoe bijdraagt om politicologie te zien als een wetenschappelijke discipline die ernstig genomen moet worden.

Hoe ziet u uw onderzoek verder evolueren?

Het onderzoek dat wij kunnen voeren bij politici is inhoudelijk een goudader, onder meer door de toegankelijkheid van onze gezagsdragers. We hopen dat onderzoek verder te kunnen consolideren met nieuwe vragenrondes. Op dit

moment werken we met vragenlijsten en interviews. We doen wel experimenten waarbij we sommige politici een bepaald stukje informatie geven en andere politici andere informatie en dan vergelijken hoe ze daarop reageren. Maar we zijn verplicht om af te gaan op wat politici ons vertellen. De volgende stap is om verder te gaan in de verwetenschappelijking.

We zouden graag ook meten hoe politici meteen, zonder erover na te denken, op bepaalde dingen reageren. Dus onze droom is dat we de volgende keer, over twee tot drie jaar, een aantal politici zover kunnen krijgen dat ze bereid zijn om een apparaatje te dragen rond hun pols, waarbij we onmiddellijk hun psychologische en hun lichamelijke reactie op bepaalde informatie kunnen meten. Dat lijkt ons de weg vooruit te zijn.

Samenstelling van de jury voor de Prijzen Ernest-John Solvay –cultuur- en gedrags- en maatschappijwetenschappen

Jens ALLWOOD Voorzitter University of Gothenburg

Leona ACHTENHAGEN

Jönköping University

Manuel Garcia-Carpintero SANCHEZ-MIGUEL University of Barcelona

Kirsten DROTNER

University of Southern Denmark

Claire KILPATRICK

European University Institute

Brigitte RÖDER

Universität Hamburg

Francesca TINTI

University of Basque Country

Fundamenteel onderzoek en technologie moeten helpen om ons beter te beschermen tegen

virussen

Prof. Johan Neyts, KU Leuven Laureaat Joseph Maisin prijs Fundamenteel biomedische wetenschappen

Als viroloog aan het Rega Instituut van de KU Leuven verwierf Johan Neyts brede bekendheid tijdens de coronapandemie. Zijn laboratorium heeft een uitgebreide expertise opgebouwd in de ontwikkeling van antivirale strategieën en medicijnen. Daarnaast lag hij mee aan de basis van de Belgische Virusbank, een platform dat als doel heeft sneller te kunnen schakelen in de bestrijding van epidemieën of pandemieën. Voor zijn baanbrekend onderzoekswerk wordt professor Johan Neyts bekroond met de Excellentieprijs Joseph Maisin 2025 in de Fundamentele Biomedische Wetenschappen.

Waar spitst uw onderzoek zich op toe?

Mijn team werkt vooral aan de ontwikkeling van virusremmers. Voor de behandeling van bacteriële infecties worden antibiotica gebruikt, maar die werken uiteraard niet tegen virussen. Tegen sommige virussen - zoals HIVbestaan er krachtige geneesmiddelen, maar voor veel andere virale infecties is dat niet het geval. Dat geldt voor heel wat virussen die ook bij ons circuleren, maar in veel belangrijkere mate voor infecties in tropische gebieden. Daarnaast willen we er ook voor zorgen dat wanneer nieuwe virussen de kop opsteken - denk aan de Covid-19 pandemie - virusremmers beschikbaar zijn die snel kunnen worden ingezet.

Op welke manier pakt uw onderzoeksgroep dit aan?

Eigenlijk behoort zowat ieder virus, of we het nu kennen of nog niet, tot een gekende virusfamilie. Neem bijvoorbeeld de familie van de coronavirussen: tot voor 2020 kenden we zes menselijke coronavirussen, waarvan vier gewoon verkoudheden veroorzaken. Het was perfect mogelijk geweest om in de jaren voor de pandemie krachtige geneesmiddelen te ontwikkelen die breed werkzaam waren tegen toen gekende coronavirussen. We weten dat zulke virusremmers ook effectief zouden zijn geweest tegen het zevende coronavirus, SARS-CoV2. Zeker in het eerste jaar van de Covid-19 pandemie, voor er vaccins beschikbaar waren, hadden zo’n virusremmers vele levens kunnen redden.

De realiteit is dat er nog verschillende andere virusfamilies zijn waarvan we weten er ooit mogelijk nieuwe gevaarlijke virussen uit kunnen ontstaan. Volgende keer moeten we als mensheid beter gewapend zijn. En dus moeten we voor elk van die virusfamilies bestuderen waar hun zwakke plekken zitten. Die kennis moeten we vervolgens aanwenden om de nodige antivirale medicijnen te ontwikkelen zodat strategische voorraden kunnen worden aangelegd, bijvoorbeeld door de WHO. Bij nieuwe uitbraken kunnen we dan snel reageren.

Wat is de grootste doorbraak die u al heeft kunnen realiseren?

We zijn onder andere heel fier op de krachtige virusremmer die we ontwikkelden tegen het dengue- of knokkelkoortsvirus. Dat virus komt bij ons niet voor, maar wel in zowat alle tropische en subtropische gebieden ter wereld. Het wordt overgedragen door muggen; jaarlijks zijn er ongeveer honderd miljoen mensen die dengue krijgen en er in het ergste geval aan overlijden. Samen met medicinale scheikundigen van het Center for Drug Design and Development (CD3) in Leuven, hebben we in 2010 het plan opgevat om een krachtige remmer tegen dengue te ontwikkelen. We zijn daar uiteindelijk in geslaagd en een farmaceutisch bedrijf heeft de verdere ontwikkeling daarna mee in handen genomen. Dat is een noodzaak want een universiteit heeft niet de financiële middelen om de jarenlange dure klinische studies (bij mensen) zelfstandig te financieren. Ons middel tegen het denguevirus blijkt inmiddels het eerste ter wereld dat bij de mens werkt. Het is al aan meer dan 900 mensen toegediend en blijkt zeer veilig en goed verdragen te worden. We zijn erg blij dat dit gelukt is en dat het intensieve werk van het hele team uiteindelijk resulteert in zo’n uniek resultaat. Hopelijk kan het middel over enkele jaren wereldwijd worden ingezet.

Wat is de grootste uitdaging waar u mee geconfronteerd wordt in uw onderzoeksveld?

De uitdaging is dubbel: tijd en geld. We weten allemaal dat er veel virale dreigingen zijn, van gekende en nog ongekende virussen. Het is een race tegen de tijd. Maar een geneesmiddel of vaccin ontwikkelen, gebeurt niet overnacht. Daarvoor heb je veel onderzoekscapaciteit en veel tijd voor nodig. Amerika stond erg sterk in dit domein. Maar we merken momenteel dat men het belang daarvan in twijfel trekt in de VS. Er gaat dus veel minder financiering naar het begrijpen en bestrijden van infectieziekten, en dat vormt een reële bedreiging. We zouden mondiaal nog veel meer moeten kunnen samenwerken in de strijd tegen infectieziekten.

Waarom heeft u destijds gekozen voor een carrière in de virologie?

In 1988, toen ik afstudeerde als bioloog, was de wereld in de ban van HIV. Net op dat moment kwam er een vacature vrij bij professor Erik De Clercq. Hij werkte aan de ontwikkeling van virusremmers, onder andere tegen herpesvirussen en HIV. Dat leek mij erg belangrijk werk dus besloot ik te solliciteren. Ik wilde graag proberen een verschil te maken. Via een aspirantmandaat van het FWO ben ik in de boeiende wereld van de virologie gerold. Terzelfdertijd was ik geboeid door het zeer fundamentele aspect van het onderzoek. Ik vergelijk ons werk met het oplossen van een kruiswoordraadsel of een sudoku, dat doe je omwille van het plezier van het vinden van de oplossing. Het fijne aan deze job is dat we de zoektocht naar

geneesmiddelen kunnen combineren met heel fundamenteel onderzoek en waarmee we ook totaal nieuwe inzichten in de virologie creëren. Dat te mogen doen met een sterk en gemotiveerd team, tot je een “eureka”-moment beleeft, vind ik nog altijd fantastisch.

Professor De Clercq kreeg de Prijs Joseph Maisin in het jaar 2000. U treedt nu in zijn voetsporen met de Excellentieprijs 2025. Wat betekent dat voor u?

Er zijn veel excellente onderzoekers in Vlaanderen en dat het FWO dat in de kijker zet, is een zeer goede zaak. Het is dan ook een fantastische erkenning. Het deed me wel wat toen ik vernam dat ik net als mijn mentor, aan wie ik veel te danken heb en naar wie ik erg opkijk, ook deze prestigieuze

“We hebben het eerste middel ter wereld ontwikkeld tegen het denguevirus. Er werd op het terrein vastgesteld dat het werkt bij de mens en dat het zeer veilig is.”

prijs krijg. Voor mijn team bevestigt het dat we op de goede weg zitten. Ik ben misschien wel de machinist van de locomotief, maar er zijn uiteraard heel veel medewerkers en collega’s betrokken bij het werk. Ik draag deze Excellentieprijs dan ook graag aan hen op en hoop dat het ook hen motiveert om te blijven strijden tegen virale infecties

Wat is uw ambitie voor de komende jaren?

Een medicijn vinden tegen een virus blijft zoeken naar een speld in een hooiberg. Ik wil dat werk graag met mijn onderzoeksteam verderzetten en het zelfs nog efficiënter doen dan in het verleden. Daarvoor zetten we onder andere Caps-

It in, ons volautomatische laboratorium van het hoogste veiligheidsniveau dat volcontinu draait en waarmee we terrabytes aan data genereren. Met behulp van artificiële intelligentie kunnen we uit die gegevens nog veel meer informatie puren. Dat is nodig, want er ligt nog ontzettend veel werk op de plank in de bestrijding van virale infecties. Bovendien leiden de demografische evolutie en de klimaatverandering ertoe dat de problemen alleen maar groter worden. Hoe meer mensen dicht bij elkaar wonen, hoe meer kans op infecties. Ik wil heel graag mijn steentje blijven bijdragen aan het zoeken naar oplossingen.

Samenstelling van de jury voor de Prijzen Joseph MaisinKlinische en fundamentele biomedische wetenschappen

Betty DIAMOND Voorzitter

Feinstein Institute for Medical Research

Keith JEROME

Fred Hutchinson Cancer Center

Kulmira NURGALI

Melbourne University

Victoria University

Sagar PARIKH

University of Michigan

Dmitri RUSAKOV

University College London

Meredith YEAGER

National Cancer Institute

Justin KONJE

University of Leicester

Weill Cornell Medicine Qatar

Bij kanker kiezen tussen moeder of ongeboren kind hoeft niet meer

Prof. Frédéric Amant, KU Leuven / UZ Leuven

Laureaat Joseph Maisin prijs Klinisch biomedische wetenschappen

Vrouwen die tijdens hun zwangerschap de diagnose van kanker krijgen, hoeven vandaag niet langer te kiezen tussen zichzelf of hun ongeboren kind. Die baanbrekende verwezenlijking is het resultaat van het onderzoek van gynaecologisch oncoloog Frédéric Amant en zijn team van UZ Leuven/KU

Leuven. Onder meer voor deze doorbraak, die internationaal weerklank krijgt, krijgt hij de Excellentieprijs Joseph Maisin 2025 in de Klinische Biomedische Wetenschappen.

Waarop spitst uw onderzoek zich precies toe?

Als gynaecologisch oncoloog focus ik mij op kanker in de vrouwelijke vruchtbaarheidsorganen. De grote doorbraak die ik samen met het team heb kunnen realiseren, is aantonen dat chemotherapie tijdens de zwangerschap geen blijvende gevolgen heeft voor het ongeboren kind. Daardoor staan koppels die vandaag geconfronteerd worden met kanker tijdens de zwangerschap niet langer voor een hartverscheurende keuze. Voor we dit onderzoek hadden opgestart, was het immers zo dat vrouwen moesten kiezen tussen het vroegtijdig afbreken van de zwangerschap om de behandeling aan te vatten, of het uitstellen van de behandeling tot na de zwangerschap, of een (zeer) vroegtijdige bevalling wat uiteraard allemaal zeer vergaande gevolgen kon hebben voor het kind of de genezingskansen van de moeder. Kortom: kiezen tussen moeder of kind hoeft niet meer.

Uw onderzoek redt levens. Hoe heeft u dit inzicht wetenschappelijk hard kunnen maken?

De aanname dat chemotherapiemedicatie die erop gericht is om snel delende cellen te doden - schadelijke gevolgen zou hebben voor een ongeboren kind, klinkt intuïtief logisch. Door kinderen die ter wereld zijn gekomen na een zwangerschap waarin ook kanker moest worden behandeld, op geregelde tijdstippen te blijven opvolgen tot aan hun volwassenheid, kunnen we vandaag zeer duidelijk aantonen dat deze groep het goed stelt. Eigenschappen zoals hun intelligentie, aandacht en geheugen bleken niet aangetast. Deze doorbraak is niet te linken aan technologische evoluties, maar het gevolg van het feit dat wij, ondertussen zo’n twintig jaar geleden, de eersten waren die ons op deze specifieke doelgroep hebben toegelegd.

Hoe stonden uw patiënten tegenover dit onderzoek?

De beschikbaarheid van de vele data die aantonen dat chemo niet schadelijk is voor het ongeboren kind, hebben natuurlijk invloed gehad. In de beginjaren moest ik heel veel tijd stoppen in informatie: het duiden van de mogelijkheid maar ook de onzekerheid over de uitkomsten van het kind. De motivatie van de moeders in spe om de zwangerschap te behouden heeft heel sterk bijgedragen tot het succes van ons onderzoek. In het begin was ik zelf ook wat onzeker maar telkenmale gerustgesteld als ik bij de bevalling kon vaststellen dat het pasgeboren kind het goed deed. Dat is vandaag anders. Net omdat we over heel wat geruststellende data beschikken, hoeven we minder tijd te steken in het informeren van de patiënten. Ze zijn sneller mee met het verhaal, we kunnen hen echt geruststellenen daardoor kunnen we de behandeling zo snel als mogelijk opstarten. Het verschil met de startperiode is gigantisch. Dat bewijst hoeveel winst we hebben geboekt in de voorbije twintig jaar.

Uw onderzoeksteam is uniek in de wereld. Hoe proberen jullie deze kennis breed te verspreiden? We beseffen zeer goed dat er een grote vraag is naar onze expertise. De situatie doet zich niet zo vaak voor en de gemiddelde specialist heeft er weinig of geen ervaring mee. Wanneer een kanker zich voordoet tijdens een zwangerschapsperiode, moet die telkens zeer individueel bekeken en behandeld worden. Daarom voelden we aan dat de klassieke verspreidingsmethode via lezingen en publicaties in wetenschappelijke papers niet meer volstond en hebben we ons de jongste jaren toegelegd op de ontwikkeling van een nieuw platform. Zo is het Advisory Board on Cancer, Infertility and Pregnancy (www.AB-CIP.org) ontstaan. Dit is een online platform dat permanent

toegankelijk is en functioneert als een online adviesorgaan waar medici van over de hele wereld terechtkunnen met hun vragen. Een team van experten zal die dan geval per geval zo goed mogelijk proberen te beantwoorden. Het platform is gestart in 2021 en wordt inmiddels al door artsen uit meer dan 50 landen gebruikt. We gaven al meer dan 500 adviezen.

Welk aandeel heeft het FWO in dit succesverhaal?

Het FWO heeft een doorslaggevende rol gespeeld. Zeker in de beginfase was het zonder deze ondersteuning simpelweg niet mogelijk geweest. Vooral de financiering van het doctoraatsonderzoek van Kristel Van Calsteren, die als eerste teamlid onder mijn begeleiding begon te werken, en een FWO-project zijn achteraf bekeken allesbepalendgeweest. Het was erop of eronder. En ik durf te zeggen dat het dankzij FWO is dat we volwaardig konden starten met ons ambitieus project. Daarom betekent deze Excellentieprijs ook erg veel voor mij. Uiteraard ben je steeds fier op je

eigen onderzoeksresultaten, maar deze erkenning door een groep internationale externe experten, geeft die fierheid nog een extra dimensie.

Uw verhaal is het beste bewijs van de maatschappelijke relevantie van academisch onderzoek. Hoe bent u in de onderzoekswereld terechtgekomen?

Ik ben mijn medische carrière gestart in de verloskunde. Destijds was ik als stagiair getuige van een bevalling van een drieling, en omdat ik daar zo van onder de indruk was, wist ik meteen: dat wil ik ook doen. Onderzoek zat wat in de genen want als assistent verloskunde organiseerde ik een gerandomiseerde studie in het UZ Leuven over het voorkomen van bloedingen na de bevalling. Binnen de opleiding verloskunde voelde ik vervolgens de grootste connectie met de patiënten binnen de oncologie. Die patiënten hadden voor mij echt een probleem en daar wou ik iets mee doen. Mijn interesse in onderzoek vanuit een oncologische en verloskundige hoek zorgde voor een goede basis voor het

onderzoek naar kanker en zwangerschap. Daarnaast zoeken we in ons lab ook naar betere behandelmethoden voor gynaecologische kankers. De waardering die we van onze patiënten en hun familie krijgen, is alleszins een heel grote motivatie om te blijven doorgaan.

Wie zijn uw inspiratiebronnen geweest tijdens dit traject?

Ik heb een aantal jaren in Chili en ZuidAfrika gewerkt. In dat laatste land heb ik veel geleerd van Robert Pattinson, die verbonden is aan de Universiteit van Pretoria. Hij is een internationale autoriteit in ons vakgebied, die zijn carrière heeft gewijd aan het terugdringen van de mortaliteitscijfers van zwangere vrouwen in Afrika. Wat ik nooit zal vergeten, is hoe hij zelf op vrijdagavond op een moment dat ik het niet meer aankon - na een al overvolle werkweek - de tijd nam om de overvolle verloskamer in goede banen te leiden. De betrokkenheid waarmee hij tot laat in de nacht de bevallingen in goede banen leidde, was erg bijzonder.

“Kiezen tussen moeder of kind hoeft niet meer.”
Samenstelling van de jury voor de Prijzen Joseph MaisinKlinische en fundamentele biomedische wetenschappen

Betty DIAMOND Voorzitter

Feinstein Institute for Medical Research

Keith JEROME

Fred Hutchinson Cancer Center

Kulmira NURGALI

Melbourne University

Victoria University

Sagar PARIKH

University of Michigan

Dmitri RUSAKOV

University College London

Meredith YEAGER

National Cancer Institute

Justin KONJE

University of Leicester

Weill Cornell Medicine Qatar

Open de deur naar wetenschappelijke excellentie

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.