basics

4 in dit boek de wellnessbehandeling
alles over een gezonde leefstijl aroma- en thalassotherapie kleuradvies op maat

4 in dit boek de wellnessbehandeling
alles over een gezonde leefstijl aroma- en thalassotherapie kleuradvies op maat
4 in dit boek de wellnessbehandeling alles over een gezonde leefstijl aroma- en thalassotherapie
kleuradvies op maat
tips voor de donkere huid
Tweede druk, 2016
© 2016 Visavi B.V., Amersfoort
ISBN 978-94-91277-98-6
vormgeving
Design Desk
auteur
Bespeak B.V.
eindredactie
Visavi B.V.
Beauty Level Basics 2 is onderdeel van de methode Beauty Level. Naast dit boek bevat de methode de volgende onderdelen:
Beauty Level Basics 1
De schoonheidsbehandeling
ISBN 978-94-91277-95-5
Beauty Level Basics 2
Kennis van het lichaam
ISBN 978-94-91277-96-2
Beauty Level Basics 3
Producten en apparaten
ISBN 978-94-91277-97-9
Beauty Level Basics 5
Specialistische behandelingen
ISBN 978-94-91277-99-3
Beauty Level Ondernemen
Klaar voor je eigen onderneming?
ISBN 978-94-91277-38-2
Beauty Level (Werkboek)
Basis behandelingen
ISBN 978-94-91277-41-2
Beauty Level (Werkboek)
Het beroep
ISBN 978-94-91277-40-5
Beauty Level (Werkboek)
Wellness
ISBN 978-94-91277-43-6
Beauty Level (Werkboek)
Ondernemen
ISBN 978-94-91277-45-0
Beauty Level Online (www.beautylevel.nl)
De onderdelen van de methode zijn ook gebundeld verkrijgbaar:
Set Beauty Level Basics 1, 2 en 3
ISBN 978-94-92548-00-9
Complete set Beauty Level niveau 3
ISBN 978-94-92548-01-6
Complete set Beauty Level niveau 3 inclusief visagie (set)
ISBN 978-94-92548-03-0
Complete set Beauty Level niveau 4
ISBN 978-94-92548-02-3
Bij de ontwikkeling van de methode Beauty Level zijn verschillende partijen betrokken geweest: vertegenwoordigers vanuit de ROC’s, met name Landstede (Zwolle) waar de instructiefilms voor Beauty Level Online zijn opgenomen, de particuliere scholen, het werkveld, de ANBOS en FNV Mooi. Visavi wil alle betrokkenen hartelijk danken voor hun bijdrage.
Voor de ontwikkeling van de eerste druk van Beauty Level Basics 4 en 5 en Beauty Level online willen wij graag met name bedanken:
• Aldo Allessie (Aldo Allessie fotografie)
• Gerda Borneman (Landstede)
• Olga Kloen (Landstede)
• Annabel Koers (Landstede)
• Hanneke Mastboom (Chezanne/Mastboom Huidverzorging)
• Natasja Meiberg (Landstede)
• Jola Meijer (Landstede)
• Zwaan Nelis (Alfa College)
• Chantal Oosterwijk (Landstede)
• Janny Scheper (Alfa College)
• Rein Schoondorp (Art in Creatie)
• Jacoba Schot (ROC Zeeland)
• Marga Smiers (Alfa College)
• José Smit (Alfa College)
• Wilma Smits (ROC van Twente)
• Ellen Wagenaar (Ethème)
• Marieke Wagt (ROC Friese Poort)
• Astrid van Wezel (ROC A12)
• Lilian Willemsen (ROC Friese Poort)
• Lucinda Wondel (Alfa College)
• Marjoleine Zielman
Daarnaast willen we de volgende groothandels en leveranciers bedanken voor hun productbijdrage aan Basics 4:
• Ariane Inden
• Babor
• Basic Cosmetics
• Dermapro
• Dermacolor
• Extenso Skincare
• Floral
• Jean Marin
• Make-up Studio
• Magnetic Nail Care
• Special Cosmetics
• Volatile
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor je ligt het vierde boek van de serie ‘Beauty Level Basics’. Beauty Level Basics bestaat uit vijf theorieboeken en is onderdeel van de leermethode Beauty Level. Beauty Level ondersteunt opleidingen, bedrijven en hun deelnemers bij het beroepsgericht leren en opleiden voor het beroep (Allround) Schoonheidsspecialist.
Naast vijf Beauty Level Basics bestaat de methode uit twee Beauty Level Planners (werkmappen voor niveau 3 en 4) en een online leeromgeving www.beautylevel.nl waar een diversiteit aan vaktechnisch videomateriaal en checkvragen wordt aangeboden.
Beauty Level Basics is een naslagwerk met voor het beroep relevante informatie. Beauty Level Basics bevat de volgende vijf boeken:
1 De schoonheidsbehandeling
Deel één, de schoonheidsbehandeling, introduceert het beroep van de schoonheidsspecialist. Dit deel gaat in op de vaardigheden waarover een schoonheidsspecialist moet beschikken en de opbouw van de verschillende behandelingen.
2 Kennis van het lichaam
Dit tweede boek uit de serie bevat informatie over anatomie, fysiologie en pathologie. Kortom alle kennis
die een schoonheidsspecialist in opleiding nodig heeft om een behandeling goed uit te kunnen voeren.
3 Producten en apparaten
In het derde boek wordt ingegaan op de werking van cosmetische producten en apparaten die je als schoonheidsspecialist kunt inzetten bij de verschillende behandelingen.
4 De wellnessbehandeling
In het vierde boek wordt ingegaan op de wellnessgeoriënteerde behandelingen en de behandeling van de donkere huid. Zo kun je jouw cliënten net dat beetje extra bieden.
5 Specialistische behandelingen
Het vijfde boek van deze serie gaat in op de behandelingen waar je je als schoonheidsspecialist in kunt specialiseren, zoals elektrisch ontharen, bindweefselmassage en lymfedrainage.
Succes met de opleiding tot allround schoonheidsspecialist!
Visavi Juni, 2012
Als allround schoonheidsspecialist verricht je dezelfde taken als een schoonheidsspecialist. Daarnaast kun je een aantal wellnessgeoriënteerde behandelingen aanbieden. In dit boek komen de volgende onderwerpen aan bod: aromatherapie, thalassotherapie, begeleiding bij het afslanken, hoofdhuid-/oormassage, kleuradvies voor make-up en kleding, bruiningsmethoden en de behandeling van de donkere huid.
In hoofdstuk 1 leer je wat er komt kijken bij het uitvoeren van een behandeling met aromatherapie. Je leert welke producten je kunt gebruiken en wat het effect daarvan is op de cliënt.
Bij thalassotherapie geef je behandelingen met producten uit de zee. Welke behandelingen dat zijn leer je in hoofdstuk 2.
Als allround schoonheidsspecialist kun je cliënten helpen bij het verliezen van gewicht, het behouden van gewicht en het bereiken van een gezonde leefstijl. Hiervoor heb je kennis nodig van voedingsstoffen, stofwisseling en afslankbehandelingen. Deze onderwerpen komen aan bod in hoofdstuk 3.
In het eerste boek heb je geleerd welke massages en massagegrepen er zijn. Hoofdstuk 4 laat zien hoe je een massage van hoofdhuid en oor toe kunt voegen aan je behandeling. Je leert welke grepen er zijn en hoe je ze uitvoert.
Veel mensen vinden het lastig om te bepalen welke kleur makeup en kleding hen goed staat. In hoofdstuk 5 leer je hoe je cliënten hierover kunt adviseren.
Als schoonheidsspecialist kun je ook advies geven over veilig zongedrag. We hebben de zon nodig om te leven, maar we moeten wel oppassen. De stralen van de zon kunnen de huid ook beschadigen. Hoe je cliënten hierbij kunt begeleiden leer je in hoofdstuk 6.
In onze multiculturele samenleving krijg je mensen met verschillende huidskleuren in je salon. De donkere huid vertoont een aantal verschillen met de blanke huid. Welke verschillen dat zijn en hoe je hiermee om kunt gaan leer je in hoofdstuk 7.
Als schoonheidsspecialist kun je een aromatische behandeling uitvoeren. Een aromatische behandeling is een behandeling met geuren. Iedere geur heeft een ander effect.
Hiermee kun je iets extra’s betekenen voor je cliënt.
Je kunt de cliënt extra laten ontspannen of juist activeren.
Bij de schoonheidsbehandeling kun je gebruik maken van aromatherapie. Je maakt dan gebruik van de geneeskrachtige werking van essentiële oliën . Je bevordert hiermee de gezondheid van de cliënt.
Essentiële olie, ook wel etherische olie genoemd, wordt gewonnen uit verschillende delen van de plant: bloesem, vrucht, zaad, schil, stam, takken en wortels. Soms kun je verschillende essentiële oliën uit verschillende delen van één plant halen.
Sommige essentiële oliën zijn duur. Hoe meer planten er nodig zijn, hoe duurder de olie is. Sinaasappelolie is bijvoorbeeld een goedkope olie, die gewonnen wordt uit sinaasappelschillen. Sinaasappelschillen zijn een afvalproduct van de sapindustrie
en daarom makkelijk verkrijgbaar, maar worden voor de aromatherapie ook speciaal gemaakt. Rozenolie is kostbaar. Er is 1000 kilo speciaal gekweekte rozenblaadjes nodig voor 110 milliliter essentiële olie.
Aromatherapie kun je toepassen bij de gelaats- en lichaamsbehandeling. De essentiële oliën hebben een gunstige invloed op het gehele lichaam. Je kiest de olie die het best past bij de huidsoort en de wens van de cliënt.
1.1.1 TOEPASSINGSMOGELIJKHEDEN
Je kunt aromatherapie op verschillende manieren in een behandeling gebruiken.
verdampen
Je kunt de essentiële olie laten verdampen. Dit doe je bijvoorbeeld door de olie toe te voegen aan een bakje water en deze te verwarmen boven een kaars. Doordat het water opwarmt en verdampt verspreidt de olie
Figuur 1.1 bij aromatherapie maak je gebruik van de geneeskrachtige werking van essentiële oliën Figuur 1.2zich in de ruimte. Dit is een makkelijke manier om een aangename geur in de schoonheidssalon te brengen.
Bij aromatherapie door middel van inhalatie voeg je een kleine hoeveelheid essentiële olie toe aan heet water. De cliënt inhaleert de dampen die vrijkomen. Denk bijvoorbeeld aan het ‘stomen’ bij een verkoudheid. Bij inhalatie wordt meer olie door het lichaam opgenomen dan bij verdampen.
In de schoonheidssalon gebruik je aromatherapie vaak op de huid. Bijvoorbeeld bij een massage. In plaats van een massagecrème gebruik je een neutrale basisolie (bijvoorbeeld een vette plantenolie) waaraan je enkele druppels essentiële olie toevoegt. Dit mengsel gebruik je om te masseren. Als basisolie kun je bijvoorbeeld amandelolie of
jojoba-olie gebruiken. Het voordeel van een vette plantenolie in plaats van een massagecrème is dat de essentiële olie beter mengt met een vette plantenolie. Ook is een vette plantenolie een natuurlijk product, een massagecrème is dit meestal niet.
In de schoonheidssalon kun je bijvoorbeeld enkele druppels olie toevoegen aan een voetenbadje. Door het warme water wordt de essentiële olie goed door de huid opgenomen. Ook wordt door het verdampen van de olie een deel hiervan via de longen opgenomen.
Je kunt essentiële olie ook toevoegen aan het water voor het kompres, de hydrofiele olie voor de reiniging, de peeling, het masker en de dag-/nachtverzorging.
Essentiële olie gebruik je altijd verdund. Dit betekent dat je voor gebruik de olie eerst mengt met een ander product, zoals een neutrale basisolie (vette plantenolie), bijvoorbeeld amandelolie of jojoba-olie. Aan dit product voeg je een aantal druppels essentiële olie toe. Hoeveel druppels je toevoegt hangt af van de sterkte van de olie, de conditie van de cliënt en of je de olie gebruikt voor lichamelijke of geestelijke klachten, voor ontspanning of activering. Je gebruikt weinig essentiële olie (één à twee druppels) bij mensen met een gevoelige huid, eczeem en bij een ontspanningsbehandeling. Bij de gevoelige huid is het belangrijk de huid aan zo min mogelijk prikkels bloot te stellen. Je kunt meer essentiële olie gebruiken bij lichamelijke klachten, acne,
een vette of oudere huid en bij een activeringsbehandeling.
Welke aromatische werkstoffen je gebruikt in een behandeling, is afhankelijk van:
• het huidtype van de cliënt;
• de voorkeur van de cliënt. Als je een olie kiest naar wens van de cliënt is de kans groter dat de cliënt de olie thuis ook gaat gebruiken.
Probeer niet teveel verschillende essentiële oliën in de behandeling te gebruiken. Kies per behandeling maximaal twee of drie verschillende geuren die bij elkaar passen. Teveel verschillende geuren is niet prettig voor de cliënt. Daarnaast heb je bij het gebruik van veel essentiële oliën sneller kans op een allergische reactie.
Bij een behandeling met aromatherapie gebruik je verschillende werkstoffen, namelijk:
• essentiële olie;
• vette plantenolie;
• hydrolaat;
• maceraat.
Essentiële oliën zijn vluchtige oliën die worden gewonnen uit planten. Essentiële olie noem je ook wel etherische olie of aromatische olie. Bij een behandeling met aromatherapie voeg je enkele druppels essentie le olie toe aan het water voor het kompres,
Figuur 1.5 aromatische werkstoffende hydrofiele olie voor de reiniging, de peeling, het masker en de dag-/nachtverzorging. Ook kun je enkele druppels essentiële olie toevoegen aan het waterdampapparaat, het massageproduct of het voetenbadje.
Hieronder staan de meest gebruikte essentiële oliën.
Bergamotolie is afkomstig van de vruchten van de bergamotboom. Bergamot heeft een verzachtende, verfrissende, verkoelende en vitaliserende werking. Het vermindert en verzacht acne en eczeem. Na gebruik van bergamot is het belangrijk de zon zoveel mogelijk te vermijden en geen gebruik te maken te maken van de zonnebank. Bergamot is geschikt voor de normale en vette huid.
Cipresolie werkt krampstillend, samentrekkend (adstringerend) en rustgevend. Het is onder andere goed inzetbaar bij kinderen
die heftig reageren op te veel prikkels. Cipresolie wordt gewonnen uit de jonge takjes en naalden van de bomen. Cipres is geschikt voor de vette huid en acne huid.
Eucalyptusolie is afkomstig uit de bladeren
en takken van eucalyptusbomen. Eucalyptus heeft een zuiverende en genezende werking. Deze olie is goed te gebruiken bij verkoudheid, griep en luchtwegaandoeningen. Eucalyptus is geschikt voor alle huidtypes.
geranium
Geranium heeft een gunstige werking op het genezen van wondjes en werkt daarnaast rustgevend, pijnstillend en verzorgend.
Geranium heeft daarnaast een gunstige werking op de talgbalans bij de vette en droge huid. Je kunt geranium beter niet gebruiken bij een gevoelige huid. Het kan namelijk de huid irriteren. De essentiële olie van geranium wordt gewonnen uit de bloemen en bladeren van deze plant.
jasmijn
Jasmijn is kalmerend, rustgevend en krampstillend. Je kunt jasmijn goed gebruiken bij stress, angst en een droge huid. Jasmijnolie wordt gewonnen uit de bloemen. Jasmijn is geschikt voor de normale en droge huid.
lavendel
Lavendel is een van de weinige essentiële oliën die je direct op de huid kunt gebruiken. Lavendel heeft een ontspannende, verzachtende en rustgevende werking. Je kunt lavendel onder andere gebruiken bij:
• verkoudheid;
• misselijkheid;
• puistjes en acne;
• spanningen;
• slapeloosheid.
Lavendelolie is afkomstig uit de bloemtoppen van de lavendel. Lavendel is geschikt voor alle huidtypes.
mandarijn
Mandarijn heeft een gunstige werking op de spijsvertering en is geschikt voor baby’s,
kinderen en zwangere vrouwen. Daarnaast werkt mandarijn opwekkend en verzachtend. Mandarijnolie wordt gewonnen uit de schil van rijpe mandarijnen. Mandarijn is geschikt voor de normale huid.
Figuur 1.10 lavendel Figuur 1.11 mandarijnroos
Rozenolie wordt gemaakt van rozenblaadjes. Door de antiseptische (desinfecterende), rustgevende en verzorgende werking is rozenolie goed inzetbaar bij huidproblemen. Roos is geschikt voor alle huidtypes.
rozenhout
Rozenhoutolie wordt gewonnen uit de houtsnippers van de rozenhoutboom en heeft een harmonieuze werking. Je kunt de olie daarom goed gebruiken bij lusteloosheid, nervositeit en depressiviteit. Rozenhout is geschikt voor alle huidtypes. In plaats van rozenhout kun je ook ho-hout gebruiken. De werking van ho-houtolie staat gelijk aan de werking van rozenhout-olie.
Sandelhoutolie werkt ontstekingsremmend en genezend. Het is goed inzetbaar bij een huid met acne of eczeem. Sandelhoutolie wordt gemaakt van het hout van een boom die minstens twintig jaar oud is. Sandelhout is geschikt voor de normale en droge huid.
Tea tree-olie is afkomstig uit de bladeren van de tea tree boom. Tea tree heeft een schimmeldodende werking. Daarnaast is tea tree antiseptisch en werkt het goed tegen virussen. Je kunt het direct op de huid gebruiken. Tea tree heeft een gunstige werking bij acne.
Tea tree-olie kan een allergische reactie opwekken bij mensen die overgevoelig zijn voor tea tree. Ook kan tea tree-olie een allergische reactie opwekken als de olie oud is.
ylang ylang
Ylang ylang heeft veel goede eigenschappen. Het is bijvoorbeeld antiseptisch, kalmerend, krampstillend en verzachtend. De olie is afkomstig uit de bloemen van de boom. Ylang Ylang is geschikt voor de normale, droge en vette huid.
de werking van de verschillende essentiële oliën op een rij:
Vette plantenolie gebruik je als basis voor huid- en massageolie bij de aromatische behandeling. Ze zijn de dragers van essentiële oliën, je noemt ze daarom ook wel draagoliën. Vette plantenolie lijkt op het eigen huidvet, bij regelmatig gebruik houdt het de huid soepel en beschermt het de huid tegen uitdrogen.
De meest gebruikte vette plantenoliën zijn amandel- en jojoba-olie. Dit zijn verzorgende oliën. Het voordeel van deze oliën is dat ze goed door de huid worden opgenomen. Ook hebben ze een neutrale geur. Hierdoor blijft de geur van de essentiële olie die je toevoegt beter behouden.
Amandelolie heeft een verzachtende en ver-
koelende werking op de huid. Deze olie is geschikt voor ieder huidtype, maar is vooral geschikt voor een rimpelige, droge, vochtarme en gevoelige huid.
jojoba-olie
Jojoba-olie is geschikt voor ieder huidtype. Het heeft een beschermende, hydraterende en verzachtende werking. Door de verzachtende werking kun je jojoba-olie vooral goed toepassen bij de ontstoken of geïrriteerde huid. Jojoba-olie is ook geschikt voor een droge of vette huid, of bij acne.
Een hydrolaat is het watergedeelte van een essentiële olie. Dit water blijft over tijdens het maken van een essentiële olie. Een hydrolaat wordt verkregen door waterdampdestillatie. In een hydrolaat zitten de in
Figuur 1.12 amandelolie Figuur 1.13 hydrolaatwater oplosbare deeltjes van een essentiële olie. Het bevat hierdoor vrijwel alle eigenschappen van de essentiële olie, maar dan in zwakkere vorm. Hierdoor is een hydrolaat geschikt voor kinderen, zwangere vrouwen en ouderen. Een hydrolaat kun je goed gebruiken als gezichtslotion.
Hieronder staan de meest gebruikte hydrolaten.
hamamelis
Hamamelis werkt adstringerend (samentrekkend) en reinigend. Hamamelis is geschikt voor de vette huid en bij acne.
kamille
Kamille werkt kalmerend, verzachtend, zuiverend en ontstekingswerend. Kamille is geschikt voor de droge en gevoelige huid en bij acne.
lavendel
Lavendel is geschikt voor ieder huidtype. Lavendel kalmeert de huid. Het heeft daarnaast een ontspannende, rustgevende en verzachtende werking.
oranjebloesem
Oranjebloesem verfrist de huid en is geschikt voor de vette en droge huid. Oranjebloesem als essentiële olie heet neroli.
welke essentiële olie past bij welk huidtype?
Pepermunt is geschikt voor ieder huidtype. Pepermunt heeft een verfrissende en oppeppende werking.
roos
Roos heeft een verzachtende, antiseptische, reinigende en vitaliserende werking. Roos is geschikt voor ieder huidtype.
Een vette plantenolie met een werkstof noem je een maceraat. Een maceraat wordt bereid door bloemen of kruiden te weken in een vette plantenolie. Hierdoor bevat een maceraat de werkzame stof van de bloemen of kruiden. Een maceraat kun je toevoegen aan een andere vette plantenolie of puur gebruiken. Ook kun je nog extra essentiële olie aan een maceraat toevoegen. Net als een vette plantenolie kun je een maceraat gebruiken als basis voor huid- en massageolie bij de aromatische behandeling.
Veel gebruikte maceraten zijn aloë vera en calendula.
aloë vera
Aloë vera is een plant die veel enzymen, suikers en eiwitten bevat. De extracten hebben regenererende eigenschappen. Aloë vera kun je goed gebruiken bij erytheem solaris (zonnebrand) en infecties.
Calendula heeft een verzachtende, verkoelende en ontstekingsremmende werking. Het bevordert de genezing van de huid. Dit maakt calendula-olie geschikt voor de behandeling van littekens, wondjes, acne, huidirritaties en bij de gevoelige huid.
Bij de keuze van een essentiële olie is het belangrijk dat de gekozen olie past bij het huidtype van de cliënt. Het huidtype wordt bepaald door de hoeveelheid talg die de talgklieren produceren.
Er zijn vier huidtypes:
• Normale huid: produceert een normale hoeveelheid talg. Een normale huid is zacht, veerkrachtig, gaaf en fris van kleur. De neus en de kin kunnen een beetje vet en daardoor glanzend zijn.
• Droge huid: produceert te weinig talg. Het beschermende talgfilmpje is bij dit huidtype dun. Een droge huid is droog en vaak schilferig. De hoornlaag is dun en de poriën zijn fijn van structuur. Deze huidsoort is gevoelig voor invloeden van buitenaf, zoals warmte en kou. Bij een droge huid treedt sneller rimpelvorming op dan bij een vette huid.
• Vette huid: produceert te veel talg. Dit huidtype is vatbaar voor verontreinigingen. Een vette huid is stevig en kan glimmen. De hoornlaag is dik en de poriën zijn grof. Een vette huid kan gepaard gaan met comedonen en acne. Je spreekt dan over een acne huid. Soms is een vette huid schilferig.
• Gecombineerde huid: produceert op sommige plaatsen te veel talg en op andere plaatsen te weinig of een normale hoeveelheid talg. Een gecombineerde huid is een combinatie van een normale, een droge en een vette huid. Meestal zijn het voorhoofd, de neus en de kin vet (T-zone) en de wangen normaal.
Een gelaatsbehandeling kun je op verschillende manieren uitvoeren. Houd bij de behandeling rekening met het doel, de indicaties en contra-indicaties. Bij een gelaatsbehandeling met aromatherapie volg je de stappen van een gelaatsbehandeling. Op gepaste momenten voeg je essentiële oliën toe.
Een warm kompres is een eenvoudige voorbehandeling. Met een kompres verwarm en verweek je de opperhuid. Los één druppel essentiële olie op in één milliliter hydrofiele olie en meng dit vervolgens met handwarm water. Dit water gebruik je om het kompres in te dompelen.
reiniging met hydrofiele olie
Meng één á twee druppels essentiële olie met de vette plantenolie en een emulgator 80. Maak van je hand een kommetje en vul dit met de olie. Verdeel de hydrofiele olie met de handen op decolleté, hals en gelaat. Bevochtig vervolgens je handen met water. Dit zorgt ervoor dat het reinigingsproduct emulgeert. Bewerk het reinigingsproduct door middel van effleurages en rotaties. Zorg ervoor dat je steeds voldoende water pakt om het product te laten emulgeren. Reinig het gezicht vervolgens met een warm kompres.
lysing
Voeg essentiële olie toe aan jojoba-olie en zout (dikkere huid) of groene leempasta en honing (andere huidtypes). Dit mengsel gebruik je als lysing. Je volgt verder de gebruikelijke stappen bij het aanbrengen van de lysing.
lotion
Als lotion gebruik je een hydrolaat. Een hydrolaat is het watergedeelte van de essentiële olie. Maak eerst watten nat met water en sprenkel hier vervolgens een hydrolaat op. Je gebruikt het hydrolaat om de zuurgraad van de huid te herstellen en de huid te verfrissen.
masker
Binnen de aromatherapie kun je kiezen voor verschillende maskers. Welk masker je kiest hangt af van je doel, de indicaties en contra-indicaties.
groene leemmasker
Je maakt een groene leemmasker door groene leem uit een tube aan te lengen met huidbalsem en een paar druppels essentiële olie. In plaats van groene leem uit een tube kun je ook groene leempoeder gebruiken. Meng de leempoeder vervolgens met water. Voor een acne huid gebruik je weinig huidbalsem, voor een normale huid kun je meer balsem gebruiken. Voeg voldoende huidbalsem aan de groene leem toe, zodat het masker niet hard wordt.
indicaties en contra-indicaties
Groene leem is vooral geschikt voor de vette of acne huid. Groene leem zuigt gifstoffen uit de huid op. Een groene leemmasker heeft daarom een sterk reinigende werking. Dit masker is minder geschikt voor een gevoelige huid.
witte leemmasker
Een witte leemmasker voelt aan als een crèmemasker. Je maakt dit masker door witte leempoeder aan te lengen met vette plantenolie en een paar druppels essentiële olie. Witte leem absorbeert gifstoffen in de huid, verwijdert huidschilfers en verstevigt de huid.
Figuur 1.26 na het aanbrengen van het masker kun je watjes op de ogen leggenEen witte leemmasker is vooral geschikt voor een gevoelige en een droge huid. Er zijn geen contra-indicaties.
pop-up masker
Een pop-upmasker is een tablet dat bestaat uit een samengedrukt maskerdoek. Om het maskerdoek te gebruiken week je het tablet in 15 milliliter hydrolaat. Hierdoor vouwt het maskerdoek uit. Het resultaat is een maskerdoek dat is doordrenkt met de werkzame stoffen uit het hydrolaat.
Breng een olieserum aan op het gelaat. Dit serum bestaat uit een vette plantenolie met essentiële olie, bijvoorbeeld een jojoba-olie met roos. Hierover leg je het maskerdoek. Laat het masker 10 tot 20 minuten inwerken.
Indicaties en contra-indicaties
Een pop-up masker is geschikt voor elk
huidtype. Door de hydraterende en kalmerende werking kun je het masker vooral goed toepassen bij een acne huid en een droge of oudere huid. Er zijn geen contra-indicaties.
massage
Voeg twee tot vier druppels essentiële olie toe aan vette plantenolie, bijvoorbeeld amandelolie of jojoba-olie. Masseer hiermee het gelaat. Je gebruikt hiervoor de basisgrepen van de reguliere gelaatsmassage.
dag- of nachtverzorging
Je sluit de behandeling af met een huidolie of huidbalsem. Je kunt hier essentiële olie aan toevoegen. Verdeel de olie of balsem over je handen. Stempel het hierna op het gelaat van de cliënt. Hierna kun je een lotion aanbrengen. Dit zorgt ervoor dat de huidolie of -balsem beter door de huid wordt opgenomen.
Ik zie de aromatherapie als een persoonlijke huidverzorging voor de cliënt met als doel huidverbetering en geurbeleving. Geuren zijn onbewust erg belangrijk. Een goede tip voor iedereen die ermee werkt of mee gaat werken: gebruik altijd essentiële oliën die je zelf ook lekker vindt ruiken. Dit is net als met koken; je gaat voor gasten ook alleen gerechten maken die jij ook lekker vindt. Bij sommige oliën kan het zijn dat je ze de eerste keer niet lekker vindt ruiken omdat ze vreemd of nieuw ruiken. Dit kun je vergelijken met muziek. Sommige nummers moet je ook een paar keer horen om het nummer mooi te vinden of te waarderen.
Ik werk nu ruim twintig jaar met de aromatherapie en geniet er elke dag van. Aromatherapie kun je overal inzetten.
Je kunt het alleen in een masker of massage verwerken, maar ook gebruiken voor een totale behandeling van gezicht en lichaam. Je kunt er zelfs mee koken! Hier maakt de voedingsindustrie ook gebruik van. Zelfs in de frisdranken zijn de oliën terug te vinden, bijvoorbeeld bergamot in cola...
Ellen Wagenaar is gediplomeerd aromatherapeut, masseur en schoonheidsspecialist. Ze heeft zich naast aromatherapie gespecialiseerd in allerlei andere therapieën en massages waaronder ook edelsteenmassage. Verder houd Ellen zich bezig met product-ontwikkeling, aromatherapiereizen, het verzorgen van aromatherapielessen op maat voor scholen en bedrijven en het schrijven van boeken en artikelen in diverse vakbladen.
diverse producten voor de aromatische behandeling
Bij de schoonheidsbehandeling kun je gebruik maken van aromatherapie. Je maakt dan gebruik van de geneeskrachtige werking van essentiële oliën Aromatherapie kun je toepassen bij de gelaats- en lichaamsbehandeling.
Bij een behandeling met aromatherapie gebruik je verschillende aromatische werkstoffen:
• Essentiële oliën zijn vluchtige oliën die worden gewonnen uit planten. Essentiële olie noem je ook wel etherische olie of aromatische olie. Bij een behandeling met aromatherapie voeg je enkele druppels essentiële olie toe aan het masker of de pakking, aan de peeling of aan vette plantenolie voor de massage.
• Vette plantenoliën gebruik je als basis voor huid- en massageolie bij de aromatische behandeling. Ze zijn de dragers van essentiële oliën, je noemt ze daarom ook wel draagoliën. Vette plantenolie lijkt op het eigen huidvet, bij regelmatig gebruik houdt het de huid soepel en beschermt het de huid tegen uitdrogen.
• Een hydrolaat is het watergedeelte van de essentiële olie. Het bevat alle eigenschappen van de essentiële olie, maar dan in zwakkere vorm. Een hydrolaat kun je goed gebruiken als gezichtslotion.
• Een maceraat is een vette plantenolie met een werkzame stof van bloemen of kruiden. Een maceraat kun je toevoegen aan een andere vette plantenolie of puur gebruiken. Ook kun je nog extra essentiële olie toevoegen. Net als een vette plantenolie kun je een maceraat gebruiken als basis voor huid- en massageolie bij de aromatische behandeling.
Bij de keuze van een essentiële olie is het belangrijk dat de gekozen olie past bij het huidtype van de cliënt. Het huidtype wordt bepaald door de hoeveelheid talg die de talgklieren produceren.
Er zijn vier huidtypes:
• Normale huid: produceert een normale hoeveelheid talg.
• Droge huid: produceert te weinig talg.
• Vette huid: produceert te veel talg. Een vette huid kan gepaard gaan met comedonen en acne. Je spreekt dan over een acne huid.
• Gecombineerde huid: produceert op sommige plaatsen te veel talg en op andere plaatsen te weinig of een normale hoeveelheid talg.
Thalasso betekent ‘verkregen uit de zee’. Therapie betekent behandelen. Binnen de thalassotherapie geef je behandelingen met producten uit de zee. Denk bijvoorbeeld aan algen, modder, klei, zeewater en zeezout. Je bevordert hiermee het welzijn van de cliënt.
Weet jij al welke behandelingen je aan kunt bieden?
Thalasso is het Griekse woord voor zee. Therapie betekent behandelen. Bij thalassotherapie geef je behandelingen met producten uit de zee. Vooral aan de Franse Atlantische kust zijn veel grote kuuroorden waar thalassobehandelingen worden gegeven. De meeste producten op basis van algen en zeewater die je gebruikt in het schoonheidsinstituut, zijn uit dit gebied afkomstig.
Het doel van de thalassotherapie is het bevorderen van het algemeen welzijn, waardoor ook de schoonheid bevorderd wordt. Binnen de thalassotherapie verzorg je zowel het gezicht als het lichaam.
Binnen de thalassotherapie geef je behandelingen met producten uit de zee.
Dat zijn:
• algen;
• zeewater;
• zeezout;
• modder;
• klei.
De zee bevat veel werkstoffen, met name mineralen. De algen die in de zee groeien slaan deze mineralen op en bewaren ze. Algen zijn daardoor rijk aan minerale werkstoffen. Ze bevatten vooral een hoog percentage jodium. Jodium heeft een antiseptische (ontsmettende) werking. Er zijn verschillende soorten algen, bijvoorbeeld de laminariaalg, die lang en sliertvormig is en de fucus ascophyllum, een blaasvormige alg.
Algen hebben een herstellende werking op de huid en een revitaliserende werking op lichaam en geest. Dit maakt algen geschikt voor gebruik bij de schoonheidsbehandeling. Algen kun je gebruiken in baden, pakkingen en massageoliën.
Zeewater heeft een geneeskrachtige werking, vooral bij huidaandoeningen. Zeewater lijkt qua samenstelling op ons bloedplasma . Het bevat 40 verschillende mineralen. De belangrijkste mineralen zijn: magnesium, kalium, broom, jodium en sulfaat, strontium en litium, natrium en calcium. Deze mineralen verbeteren de huidstofwisseling, wat een herstellende werking op de huid heeft. Ook voor spieren en gewrichten is zeewater heilzaam.
• Magnesium verhoogt de vitaliteit van de cellen en werkt anti-allergisch.
• Kalium verbetert de stroom van de mineralen door de celmembranen en herstelt de vochtbalans van cellen.
• Broom kalmeert, verzacht en ontspant de huid.
• Jodium en sulfaat hebben een antiseptische (ontsmettende) werking.
• Strontium en lithium spelen een belangrijke rol bij het goed functioneren van de huidcellen.
• Natrium en calcium zijn belangrijk voor het natuurlijke genezingsproces.
Meestal wordt zeewater dat voor cosmetische toepassing bestemd is, geleverd in poedervorm. Het verschil met zeezout is dat zeezout bijna alleen maar natriumchloride bevat. Natriumchloride droogt de huid uit. Poedervormig zeewater bevat alle ingrediënten uit de zee en meestal een laag percentage of helemaal geen natriumchloride.
Zeezout ontstaat na verdamping van zeewater. Er blijft een grove korrel over. Deze korrels kun je gebruiken als scrub en in baden. Bij eczeem kun je beter kiezen voor baden met zeezout in plaats van scrubben met zeezout. De zeezoutkorrel is te grof voor de gevoelige eczeemhuid.
Een behandeling met modder noem je fangotherapie. Fango is het Italiaanse woord voor modder. Voor fangotherapie gebruik je vaak modder afkomstig uit hete bronnen. Je kunt ook gebruik maken van vulkanische modder die afkomstig is uit (al dan niet actieve) vulkanische gebieden of van modder dat zich op de bodem van stilstaand water bevindt en ontstaan is uit de afbraak van planten, bloemen en bladeren. Welke soort modder je kiest is afhankelijk van het huidtype van de cliënt, het doel van de behandeling en het product. Raadpleeg hiervoor altijd de verpakking van het product.
Modder kun je op verschillende manieren gebruiken, bijvoorbeeld voor het geven van gezichtsmaskers, baden en lichaamspakkingen. De werking van modder is afhankelijk
van de samenstelling. Doorgaans heeft modder een reinigende, ontgiftende en regenererende werking.
Klei is afkomstig uit de aardbodem. Klei is daardoor rijk aan mineralen en plantaardige stoffen. De samenstelling is afhankelijk van het gebied waar de klei vandaan komt. Zo is klei die afkomstig is uit de zeebodem, rijk aan mineralen die in de zee voorkomen. Klei die afkomstig is uit het Karwendelgebergte in Oostenrijk bevat weer een hoog gehalte aan organisch gebonden zwavel. Binnen de thalassotherapie maak je gebruik van klei die afkomstig is uit de zeebodem. Deze klei wordt doorgaans in poedervorm geleverd en maak je voor gebruik aan met water.
Klei heeft een reinigende, doorbloedende, regenerende en ontgiftende werking. Je kunt klei goed gebruiken bij spierklachten. Klei gebruik je alleen op het lichaam, niet op het gelaat. Dit komt doordat klei lastig van het gelaat te verwijderen is. Voor het gelaat kun je beter kiezen voor algen of modder.
Voordat je een behandeling met thalassotherapie gaat uitvoeren is het belangrijk de bloeddruk van de cliënt op te nemen. In de bloedvaten, voornamelijk in de slagaders, staat het bloed onder spanning. De druk die het bloed uitoefent op de vaatwanden noem je de bloeddruk. Een ander woord voor bloeddruk is tensie . De bloeddruk is het hoogst in de slagaders vlakbij de linkerkamer. De druk daalt naarmate de bloedvaten verder van het hart afliggen.
De bloeddruk kent twee waarden, de bovenwaarde en de onderwaarde. De bovenwaarde valt samen met de samentrekking (systole) van het hart. Als het hart samenknijpt, neemt de bloeddruk toe. Er komt druk op de grote slagaderen. De onderwaarde valt samen met de ontspanning (diastole) van het hart. Als het hart ontspant neemt de bloeddruk af. De waarden van de boven- en onderdruk druk je uit in kwikdruk. Bij een jong volwassene is de bovendruk gemiddeld 120 en de onderdruk 80. Bij het stijgen van de leeftijd stijgt ook de bloeddruk. Dat komt doordat de elasticiteit van de wanden van de bloedvaten afneemt door arteriosclerose (slagaderverkalking). Maar ook stress, alcohol, koffie en bepaalde aandoeningen kunnen de bloeddruk verhogen. Een te hoge bloeddruk noem je hypertensie. Hypertensie kan hart- en vaataandoeningen veroorzaken. Een te lage bloeddruk noem je hypotensie. Hypotensie levert geen gezondheidsrisico’s op. De verschijnselen van hypotensie zijn wel hinderlijk, zoals vermoeidheid, duizeligheid en flauwvallen. Een te lage bloeddruk komt minder vaak voor dan een te hoge bloeddruk. Een te lage bloeddruk kun je bijvoorbeeld krijgen door
hevig bloedverlies, shock, uitdroging of hartproblemen.
De bloeddruk neem je op met behulp van een bloeddrukmeter. Een bloeddrukmeter bestaat uit een band (manchet) die is verbonden met een manometer.
1. Vouw de manchet om de linkerbovenarm van de cliënt.
2. Zet de bloeddrukmeter aan. In de manchet zit een opblaasbare ballon. Door het aanzetten van de bloeddrukmeter blaast de ballon op tot er geen bloed meer door de bovenarmslagader loopt. De polsslag is dan niet meer voelbaar. Door het ventieltje iets te openen loopt de ballon leeg. Op een gegeven moment kan er bij iedere hartslag weer een klein beetje bloed door de slagader lopen. De waarde die de bloeddrukmeter op dat moment geeft is de bovendruk. Het moment dat de slagader geheel open blijft meet de onderdruk. Bij een jong volwassene is de bovendruk gemiddeld 120 en de onderdruk 80.
Tijdens de thalassobehandeling activeer je alle organen. Ook het hart wordt geactiveerd. Hierdoor kan de bloeddruk oplopen. Bij een verhoogde bloeddruk mag je daarom geen thalassotherapie uitvoeren. De bloeddruk kan dan nog verder stijgen, wat gevaarlijk is voor het hart en de bloedvaten.
Een behandeling met thalassotherapie kan bestaan uit verschillende deelbehandelingen:
• scrubs;
• pakkingen;
• massages;
• baden.
Per behandeling kies je welke deelbehandelingen je uit gaat voeren.
2.3.1 SCRUBS
Met een scrub verwijder je alle dode huidcellen. Als scrub kun je gebruik maken van zeezout met vette plantenolie of een gentle scrub.
zeezout
Toepassing
Voor het scrubben gebruik je zeezout en een vette plantenolie, bijvoorbeeld amandel- of jojoba-olie. Eventueel kun je een aantal druppels essentiële olie toevoegen aan de vette plantenolie. Je kiest een olie die past bij het doel van de behandeling en aansluit bij de wens van de cliënt. Welke essentiële oliën er zijn en welk effect ze hebben kun je lezen in het hoofdstuk over aromatherapie.
Indicaties en contra-indicaties
Zeezout is in principe geschikt voor alle huidtypes. Toch kun je zeezout beter niet gebruiken bij de gevoelige huid of eczeem huid. De zeezoutkorrel is te grof voor deze huidtypes.
Werkwijze
1. Verwarm indien gewenst de olie.
2. Breng de olie aan op het te behandelen gebied.
3. Pak hierna het zeezout en scrub de huid door effleurerende en roterende
2.5bewegingen te maken. Besteed bij het scrubben extra aandacht aan ellebogen, knieën, hielen en bovenarmen. Hier is de huid vaak wat droger en kan de huid schilferig zijn.
4. Verwijder het zeezout met washandjes of laat de cliënt douchen. Zorg ervoor dat je alle scrub verwijdert.
gentle scrub
Toepassing
Een gentle scrub is een schuimende reinigingsgel met fijne slijpdeeltjes. De gel reinigt de huid op milde wijze. De slijpdeeltjes verwijderen de dode huidcellen en stimuleren de huidfuncties.
Indicaties en contra-indicaties
Door de fijne slijpdeeltjes is een gentle scrub geschikt voor de gevoelige huid. Er zijn geen contra-indicaties.
Werkwijze
1. Schuim de gentle scrub goed op in je hand of in een kom. Pak hiervoor voldoende water.
2. Scrub de huid door het maken van effleurerende en roterende bewegingen. Net als bij het scrubben met zeezout besteed je extra aandacht aan ellebogen, knieën, hielen en bovenarmen.
3. Pak regelmatig extra water om de scrub goed schuimend te houden.
besteed bij het scrubben extra aandacht aan ellebogen,
4. Verwijder de scrub met washandjes of laat de cliënt douchen. Zorg ervoor dat je alle scrub verwijdert.
werkwijze
Bij het aanbrengen van een masker of pakking kun je de volgende werkvolgorde gebruiken.
1. Knip de folie op maat;
2. Leg de elektrische warmtedeken op de massagebank en zet deze aan. Een warmtedeken gebruik je alleen bij een lichaamspakking. Bij een gelaatspakking of -masker kun je gebruik maken van de infraroodlamp of het dampapparaat;
3. Leg de folie op de warmtedeken.
Wanneer je bij een pakking gebruik maakt van een warmtedeken hoef je de huid niet te verwarmen met de infraroodlamp of het dampapparaat. Dat gebeurt voldoende tijdens het inwerken van de pakking.
Voorbehandeling
4. Behandel de huid voor met een scrub voordat je een masker of pakking aanbrengt. Het product kan zo beter inwerken.
5. Je gebruikt meestal een masker of pakking in poedervorm. Meng dit poeder vlak voor de behandeling met (lauw) water, zodat er een egale vloeistof ontstaat.
Aan het masker of de pakking kun je essentiële olie toevoegen. Je moet dan wel gebruik maken van een emulgator. Een emulgator is een stof die helpt bij het mengen van twee stoffen die niet of moeilijk met elkaar te
mengen zijn, bijvoorbeeld olie en water. Als je de essentiële olie zonder emulgator mengt met het water uit het product, dan blijft de olie op het water drijven. De emulgator zorgt ervoor dat je de essentiële olie en het product wel kunt mengen. Hiervoor meng je de essentiële olie met de emulgator in een klein kommetje. Vervolgens kun je het mengsel toevoegen aan het masker of de pakking. De werking van de verschillende essentiële oliën kun je vinden in het hoofdstuk over aromatherapie.
aanbrengen van het product
6. Breng de pakking egaal aan op het te behandelen gebied. Bij een gelaatspak-
Figuur 2.11
breng de pakking aan met je handen
Figuur 2.12
wikkel folie om de pakking
Figuur 2.13
dek de folie af met handdoeken
Figuur 2.14
wikkel de warmtedeken om de cliënt
Figuur 2.15
in plaats van een warmtedeken kun je ook een infraroodlamp gebruiken
king kun je dit doen met een kwast, bij een lichaamspakking gebruik je meestal je handen.
7. Wikkel vervolgens de folie en de warmtedeken om de cliënt. Dankzij de warmtedeken vindt er warmteontwikkeling plaats. Dit zorgt voor een betere doorbloeding van de huid. Ook kan de huid de werkstoffen uit de pakking zo beter opnemen. De pakking is hierdoor effectiever. In plaats van een warmtedeken kun je ook een infraroodlamp of dampapparaat gebruiken.
8. Laat de pakking ongeveer twintig minuten inwerken.
Als je een deel van het lichaam behandelt, dek dan de niet te behandelen lichaamsdelen af met handdoeken. Dit zorgt ervoor dat de cliënt niet afkoelt.
9. Verwijder het masker of de pakking met washandjes of laat de cliënt douchen. Zorg ervoor dat je alle restjes verwijdert.
Soorten pakkingen
algenpakking
Voor een algenpakking gebruik je meestal gedroogde algen. Deze algen meng je vlak voor de behandeling met lauw water. Algenpakkingen hebben verschillende gebruiksmogelijkheden. Een pakking kan afslankend, verstevigend, ontgiftend, ontspannend of activerend werken. Voor een afslankend en verstevigend effect geef je de pakking als een kuur.
Algen werken vaatverwijdend, stimulerend en kunnen de bloeddruk doen oplopen. Een algenpakking voor het lichaam kun je daarom beter niet uitvoeren bij zwangerschap, een hoge bloeddruk, hyperfunctie van de schildklier, hartklachten, kanker en andere ernstige medische klachten.
In de schoonheidssalon kun je modder bijvoorbeeld gebruiken als pakking voor de behandeling van panniculose, als onder-
steuning bij het afslanken, bij acne en bij pijnlijke spieren en gewrichten. Modder heeft een reinigende, zuiverende en doorbloedende werking.
Een modderpakking mag je niet uitvoeren bij een hoge bloeddruk, hartklachten en acute ontstekingen gepaard gaand met koorts. Tijdens de behandeling kan de bloeddruk nog verder stijgen, wat gevaarlijk is voor het hart en de bloedvaten.
kleipakking
De toepassing van klei is afhankelijk van de samenstelling van de klei. Kleipakkingen voer je vooral uit bij een onzuivere huid. Ook gebruik je klei vaak bij spier- en reumatische klachten.
Zijn er medische klachten zoals een hoge bloeddruk of hartklachten, dan mag je geen volledige kleipakking geven. Tijdens de behandeling kan de bloeddruk nog verder stijgen, wat gevaarlijk is voor het hart en de bloedvaten. Een kleipakking kun je in dat geval wel als deelbehandeling geven, bijvoorbeeld op de rug.
De massage is de laatste stap in de thalassobehandeling. De massage is vooral gericht op het verbeteren van de huidfuncties. Met de massage kun je de volgende effecten bereiken:
• verbeteren van de weefselstofwisseling;
• verbeteren van de huid- en spierdoorbloeding;
• verminderen van vochtophopingen;
• ontspannen van verkrampte spieren;
• toniseren (stimuleren) van verslapte spieren;
• verminderen van vermoeidheid;
• opwekken ontspanning en een gevoel van welbehagen
Bij de massage maak je gebruik van een massageolie. Aan de massageolie kun je twee tot vier druppels essentiële olie toevoegen. Je kunt ook gebruik maken van een zee-algenolie. Hier hoef je geen essentiële olie meer aan toe te voegen. Een zeealgenolie werkt herstellend, revitaliserend en ontsmettend.
Contra-indicaties
Als schoonheidsspecialist behandel je alleen gezond weefsel. Heeft een cliënt medische
klachten, dan kun je de cliënt beter doorverwijzen naar een specialist. Als schoonheidsspecialist mag je geen massage uitvoeren bij:
• koorts;
• circulatiestoornissen, zoals een hoge bloeddruk;
• ontstekingen, zoals actieve acne op schouders en rug;
• pijn;
• oedemen;
• spataderen;
• huidgezwellen en abnormale pigmentaties;
• bloeduitstortingen;
• zwellingen van de lymfeklieren.
Tijdens de menstruatie of bij zwangerschap mag je de buik van de cliënt niet masseren. Bij een opgezette schildklier mag je de hals niet masseren. Daarnaast is het onverstandig de massage uit te voeren direct nadat de cliënt heeft gegeten.
Als er sprake is van contra-indicaties kun je geen massage uitvoeren. In dat geval kun je de cliënt insmeren met bodylotion of –crème.
Algen worden doorgaans geleverd in poedervorm. Je kunt dit poeder bijvoorbeeld aan het badwater toevoegen. Om klonteren te voorkomen maak je het poeder voor gebruik aan met lauw water. Een algenbad is geschikt voor een vermoeide cliënt die opgepept wil worden. Bij een zeer gevoelige, geïrriteerde of dunne huid kun je beter geen algenbad toepassen. Algen kunnen een heftige roodheid veroorzaken.
Geneeskrachtige modder, die voor pakkingen wordt gebruikt, kun je doorgaans ook toevoegen aan het badwater. Een modderbad heeft invloed op de doorbloeding van het lichaam en is geschikt voor aandoeningen van het bewegingsstelsel, zoals spier- en gewrichtsaandoeningen. Daarnaast heeft het een reinigende en herstellende werking op de huid. Net als een algenbad is een modderbad niet geschikt voor een zeer gevoelige, geïrriteerde of dunne huid.
Zeewater heeft een geneeskrachtige werking, vooral bij huidaandoeningen. De mineralen in zeewater verbeteren de huidstofwisseling, wat een herstellende werking op de huid heeft. Ook voor spieren en gewrichten is zeewater heilzaam. Het heeft een gunstige werking bij aandoeningen als reuma en artrose. Zeewater dat voor cosmetische toepassing is bestemd, wordt meestal geleverd in poedervorm.
Thalassotherapie is meer dan een algenpakking alleen. Met thalassotherapie wordt het zelfherstellend vermogen van het lichaam geprikkeld. Daardoor wordt de afvoer van afvalstoffen gestimuleerd en zo de weg vrij gemaakt voor de aanvoer van voedingsstoffen zoals vitaminen, mineralen en sporenelementen. Als tip wil ik meegeven dat het belangrijk is dat je het doel van de behande-ling uitlegt aan de cliënt en de medische achtergrond van de cliënt bespreekt. In het geval van contraindicaties, is het verstandig om een andere behandeling te kiezen. Op deze manier weet je zeker dat de verwachting van de cliënt overeen komt met wat je kunt bereiken met je behandeling. Ook kun je zo je behandeling toespitsen op de cliënt. Met de keuze van de scrub, het badproduct en het soort lichaamspakking, geef je richting aan de thalassotherapie. De producten die je kiest bepalen of je behandeling bijvoorbeeld een ontgiftende werking (bijvoorbeeld een zeemodderpakking) of een ontspannende werking hebben (bijvoorbeeld een massage met zee-algenolie).
Sandra Nijhof - Borggreve is werkzaam als manager Health & Wellness bij het gelijknamige Center van Landgoed de Holtweijde te Lattrop.
“ In het Health & Wellness Center van Landgoed de Holtweijde zijn we gespecialiseerd in meerdaagse detoxkuren. We bieden onze gasten iedere ochtend een aantal behandelingen volgens de thalassotherapie. Het is altijd bijzonder om te zien dat men aan het begin van het verblijf altijd doodop is aan het einde van de dag. Als de week dan vordert, maakt deze vermoeidheid plaats voor nieuwe energie in lichaam en geest. Dat is het mooie van thalassotherapie: je voelt dat het werkt.”
Bij een thalassobehandeling gebruik je producten uit de zee: algen, zeewater, zeezout, modder en klei.
• Algen bevatten een hoog percentage mineralen uit de zee. Ze hebben een afslankende, verstevigende, ontgiftende, ontspannende of activerende werking.
• Zeewater heeft een geneeskrachtige werking, vooral bij huidaandoeningen. Ook voor spieren en gewrichten is zeewater heilzaam.
• Zeezout ontstaat na verdamping van zeewater. Er blijft een grove korrel over die je kunt gebruiken als scrub en in baden.
• Modder is afkomstig uit meren, drassige gebieden, hete bronnen of vulkanische gebieden. Het ontstaat uit de afbraak van planten, bloemen en bladeren. Modder bevat veel verschillende werkstoffen. In de schoonheidssalon gebruik je modder voor de ontgifting, reiniging en regeneratie van de huid.
• Klei is afkomstig uit de aardbodem en rijk aan plantaardige en minerale stoffen. Je kunt klei bijvoorbeeld gebruiken voor het reinigen van een onzuivere huid en het stimuleren van de doorbloeding.
Bij het geven van een thalassobehandeling is het belangrijk de bloeddruk van de cliënt in de gaten te houden. Bloeddruk (tensie) is de druk die het bloed uitoefent op de vaatwanden. Een te hoge bloeddruk noem je hypertensie. Een te lage bloeddruk noem je hypotensie
De bloeddruk neem je op met behulp van een bloeddrukmeter Een bloeddrukmeter meet de bovendruk en onderdruk. Bij een jong volwassene is de bovendruk gemiddeld 120 en de onderdruk 80.
Tijdens een behandeling met thalassotherapie activeer je alle organen. Ook het hart wordt geactiveerd. Hierdoor kan de bloeddruk oplopen. Bij een verhoogde bloeddruk mag je daarom geen thalassotherapie uitvoeren. De bloeddruk kan dan nog verder stijgen, wat gevaarlijk is voor het hart en de bloedvaten.
Product
Scrubzout
Algenpakking
Modderpakking
Kleipakking
Algenolie (massage)
Algenbad
Modderbad
Zeewater
Een scrub kun je gebruiken als voorbehandeling voor de pakking. Met een scrub verwijder je alle dode huidcellen. De pakking kan zo beter inwerken.
Zeezout is geschikt voor alle huidtypes. Je kunt zeezout beter niet gebruiken bij de gevoelige huid of eczeem huid. In dat geval kun je beter kiezen voor een gentle scrub. Door de fijne slijpdeeltjes is een gentle scrub geschikt voor de gevoelige huid.
Bij eczeem kun je beter kiezen voor baden met zeezout in plaats van scrubben met zeezout. Ook kun je kiezen voor een gentle scrub.
Algenpakkingen hebben verschillende gebruiksmogelijkheden. Een pakking kan afslankend, verstevigend, ontgiftend, ontspannend of activerend werken. Voor een afslankend en verstevigend effect geef je de pakking als een kuur.
De werking van modder is afhankelijk van de samenstelling. Over het algemeen heeft modder een reinigende, ontgiftende en regenererende werking.
Klei stimuleert de doorbloeding van de huid.
Een algenpakking is geschikt voor alle huidtypes.
Algenpakking voor het lichaam is af te raden bij:
• zwangerschap;
• een hoge bloeddruk;
• hyperfunctie van de schildklier;
• hartklachten;
• kanker;
• andere ernstige medische klachten.
In de schoonheidssalon kun je modderpakkingen bijvoorbeeld gebruiken voor de behandeling van panniculose, als ondersteuning bij het afslanken, bij acne en bij pijnlijke spieren en gewrichten.
Kleipakkingen voer je vooral uit bij een onzuivere huid. Ook gebruik je klei vaak bij spier- en reumatische klachten.
Een modderpakking mag je niet uitvoeren bij:
• een hoge bloeddruk;
• hartklachten;
• acute ontstekingen gepaard gaand met koorts.
Je mag geen volledige kleipakking geven bij een hoge bloeddruk of hartklachten. Een kleipakking kun je in dat geval wel als deelbehandeling geven, bijvoorbeeld op de rug.
Een zeealgenolie werkt herstellend, revitaliserend en ontsmettend.
Een massage pas je toe voor het verbeteren van de huidfuncties. Daarnaast kan een massage bijvoorbeeld een ontspannende werking hebben of spierpijn tegengaan.
Een massage kun je beter niet uitvoeren bij:
• koorts;
• circulatiestoornissen;
• ontstekingen, zoals actieve acne;
• pijn;
• oedemen;
• spataderen;
• huidgezwellen en abnormale pigmentaties;
• bloeduitstortingen;
• zwellingen van de lymfeklieren.
Algen hebben een herstellende werking op de huid en een revitaliserende werking op lichaam en geest.
Een modderbad heeft invloed op de doorbloe-ding in het lichaam. Daarnaast heeft het een reinigende en herstellende werking op de huid.
Zeewater heeft een geneeskrachtige werking, vooral bij huidaandoeningen. De mineralen in zeewater verbeteren de huidstofwisseling, wat een herstellende werking op de huid heeft.
Een algenbad is geschikt voor een vermoeide cliënt die opgepept wil worden.
Een algenbad is niet geschikt voor de zeer gevoelige, geïrriteerde of dunne huid.
Een modderbad is geschikt voor aandoeningen van het bewegingsstelsel, zoals spier- en gewrichtsaandoeningen
Een bad met zeewater is heilzaam bij aandoeningen aan spieren en gewrichten, bijvoorbeeld bij reuma en artrose.
Een modderbad is niet geschikt voor de zeer gevoelige, geïrriteerde of dunne huid.
Er zijn geen contra-indicaties.
Veel mensen zijn te zwaar. Ze bewegen te weinig of eten te veel. Als allround schoonheidsspecialist kun je advies geven over verantwoord afvallen en het behouden van een gezond gewicht. Ook kun je cliënten begeleiden bij het bereiken van een gezonde leefstijl.
De meest gebruikte manier om overgewicht te bepalen is de Body Mass Index (BMI) . Met de BMI kun je bepalen of het gewicht en de lengte van een persoon in verhouding zijn. Je berekent de BMI door het lichaamsgewicht in kilo’s te delen door het kwadraat van de lichaamslengte in meters (kwadraat is lengte x lengte): gewicht / (lengte x lengte). Bij een BMI tussen de 18 en 25 spreek je van een gezond of normaal gewicht, bij een BMI onder de 18 van ondergewicht en bij een BMI boven de 25 van overgewicht. We maken onderscheid in licht, matig, ernstig en ziekelijk overgewicht. In de tabel hieronder kun je zien wat de betekenis van de BMI is. Deze tabel kun je alleen gebruiken bij volwassenen. Tot het 21e levensjaar verandert het vetpercentage namelijk nog.
BMI Betekenis
minder dan 18 ondergewicht
18 tot 25 normaal gewicht
25 tot 27 licht overgewicht
27 tot 30 matig overgewicht
30 tot 40 ernstig overgewicht meer dan 40 ziekelijk overgewicht
Heb je last van overgewicht, dan is het belangrijk je lichaamsgewicht terug te brengen naar een normaal gewicht. Mensen met overgewicht hebben namelijk een verhoogd risico op gezondheidsklachten als hart- en vaatziekten, diabetes type 2, gewrichtsklachten en bepaalde vormen van kanker.
Een voorbeeld
• dame van 26 jaar
• 1.70 meter lang
• 59 kg
1.70 x 1.70 = 2.89 (kwadraat van de lichaamslengte)
59 : 2.89 = 20.42
Deze dame heeft een BMI van 20.42. Dit betekent dat zij een normaal gewicht heeft.
De BMI is een snelle manier om de verhouding tussen lengte en gewicht van een persoon te meten. Je kunt zo snel zien of er een verhoogde kans is op gezondheidsrisico’s. De BMI heeft als nadeel dat het alleen rekening houdt met het gewicht van een persoon en niet met de verhouding tussen spieren, botten en vetweefsel. Zo kan het zijn dat sporters met weinig vet en veel spieren hoog scoren op de BMI. Zij hebben een hoger gewicht, maar niet per se een ongezond gewicht.
Om rekening te kunnen houden met andere factoren zijn er ook andere manieren om te bepalen of iemand een gezond gewicht heeft.
Een ander belangrijk criterium bij het vaststellen van overgewicht is de buikomvang . De buikomvang meet je net boven de heupbotjes. Bij een normaal gewicht mag bij vrouwen de buikomvang maximaal 88 centimeter zijn, bij mannen geldt een maximum van 102 centimeter.
Als schoonheidsspecialist kun je begeleiding bieden aan cliënten met een BMI tot 30 (matig overgewicht) en een buikomvang van maximaal 88 centimeter (vrouwen) of 102 centimeter (mannen). Cliënten met een hoger BMI of een grotere buikomvang kun je beter doorverwijzen naar een arts.
Waist/hip ratio (WHR) geeft de ratio (het verschil) aan tussen taille en heupen. Je berekent het WHR door de omvang van de taille te delen door de omvang van de heupen. Je taille is het slankste deel van je middel. Hoe hoger de ratio hoe groter het risico op overgewicht.
Voor mannen geldt:
• ratio kleiner dan 0,9 = laag risico;
• 0,9 tot 1 = matig risico;
• ratio groter dan 1 = hoog risico.
Voor vrouwen geldt:
• ratio kleiner dan 0,8 = laag risico;
• 0,8 tot 0,9 = matig risico;
• ratio groter dan 0,9 = hoog risico.
Een voorbeeld
• dame van 26 jaar
• tailleomvang: 70 centimeter
• heupomvang: 90 centimeter
70 : 90 = 0,78
Deze dame heeft een WHR van 0.78. Dit betekent dat zij een laag risico heeft op overgewicht.
Om af te vallen moet je ervoor zorgen dat je meer calorieën verbrandt dan dat je binnenkrijgt. Voor gewichtsverlies maakt het niet uit of je meer calorieën verbrandt door te bewegen, of dat er minder calorieën binnen komen doordat je minder eet. Een calorie is een calorie. Om op gezonde wijze gewicht kwijt te raken zijn beide belangrijk. Minder eten kan door het volgen van een dieet. Er zijn veel verschillende diëten. De belangrijkste kenmerken voor gangbare diëten zijn:
Figuur 3.1
de buikomvang meet je net boven de heupbotjes
Figuur 3.2
de waist/hip-ratio geeft het verschil aan tussen taille en heupen
• eiwitrijk en koolhydraatvrij;
• in te passen in het dagelijks leven;
• zoveel mogelijk mee kunnen eten met de rest van het gezin;
• betaalbaar.
Ook kun je kiezen voor shakes. Shakes zijn makkelijk en je valt er snel van af. Het nadeel van shakes is dat je geen gezond eetpatroon aanleert. Je valt daardoor snel terug in je oude eetpatroon. Ook zijn shakes vaak duur.
Een dieet kan het beste worden uitgevoerd onder begeleiding van een arts of diëtist. Als schoonheidsspecialist kun je je cliënt wel ondersteunen en adviezen geven.
Bij overgewicht spelen drie factoren een rol. Dat zijn:
• psychologische factoren;
• sociale factoren;
• maatschappelijke factoren.
Overgewicht kan een gevolg zijn van gestoord eetgedrag. Vormen van gestoord eetgedrag zijn:
• overeten tijdens de maaltijd;
• grazen. Dit houdt in dat je voortdurend kleine hoeveelheden eet;
• snoepgedrag;
• BED (Binge Eating Disorder)/NED (Night Eating Disorder). Bij zowel BED als NED heb je een oncontroleerbare drang om op gezette momenten heel veel te eten. Dit noem je een eetbui. In zo’n eetbui voelt iemand zich gespannen. Na de eetbui is de spanning verdwenen. Hierop volgt vaak een gevoel van schaamte en schuld. Schaamte en schuldgevoel kunnen weer zorgen voor een nieuwe eetbui;
• Boulimia nervosa. Ook bij boulimia nervosa heb je last van eetbuien. Het verschil met BED of NED is dat bij boulimia de eetbuien gecompenseerd worden. Dit wordt bijvoorbeeld gedaan door te laxeren, te braken, overmatig te sporten of te vasten.
De oorzaak van gestoord eetgedrag is vaak psychologisch. Onder psychologische facto -
ren vallen:
• schaamte;
• schuldgevoelens;
• negatief zelfbeeld;
• negatief lichaamsbeeld;
• pestproblematiek;
• stress.
De reden waarom iemand gaat eten is vaak ook de oorzaak. Omdat iemand last heeft van een of meerdere psychologische factoren gaat diegene overmatig eten. Na een eetbui volgt vaak een gevoel van schaamte of schuld. Dit kan een nieuwe eetbui veroorzaken. Zo versterken de psychologische factoren zichzelf.
Om goed te functioneren heeft je lichaam voedsel nodig. Zonder voedsel kun je niet leven. Het laten functioneren van je lichaam is een functie van eten. In de samenleving heeft eten ook andere functies. Eten kan de volgende functies hebben:
• genotfunctie;
• communicatiemiddel;
• middel om status uit te drukken;
• middel om eigen identiteit uit te drukken;
• machtsmiddel.
Voedingsmiddelen eet je voor de gezelligheid en om ervan te genieten. Wanneer je iets lekker vindt, eet je hier vaak meer van. Soms heb je geen honger, maar wel zin om iets te eten. Je noemt dit lekkere trek. Je neemt dan vaak iets dat je lekker vindt, maar wat niet zo gezond is. Mensen vinden het vaak moeilijk honger en lekkere trek
van elkaar te onderscheiden. Ook is het vaak lastig de lekkere trek te onderdrukken en toch iets gezonds te nemen. Soms eet je ook voor de gezelligheid. Je neemt bijvoorbeeld bij een verjaardag een stukje taart en als je visite hebt komt er chips op tafel.
communicatiemiddel
Veel mensen hebben een druk bestaan. Ze werken, gaan naar school, sporten en hebben andere verplichtingen. Het is soms lastig om voldoende tijd door te brengen met vrienden of familie. Een maaltijd kan een goede gelegenheid zijn om elkaar weer eens te spreken. Ook op het werk is eten een belangrijk communicatiemiddel. Vaak leer je elkaar tijdens een etentje op een andere manier kennen. Tijdens een etentje eet je vaak meer dan dat je normaal doet.
middel om de status uit te drukken
Sommige voedingsmiddelen zijn duur. Niet iedereen kan ze betalen. Als je iets duur krijgt aangeboden, is het lastig dit af te slaan. Sommige mensen gebruiken eten om status uit te drukken. Door het kopen van
dure voedingsmiddelen willen ze laten zien dat ze welvarend zijn.
middel om eigen identiteit uit te drukken Voedsel als middel om de eigen identiteit uit te drukken zie je vooral bij verschillende geloofsovertuigingen of levenswijzen. Moslims eten bijvoorbeeld geen varkensvlees, Hindoestanen geen rundvlees. Ook eten sommige mensen vegetarisch of macrobiotisch. Wat je wel en niet eet zegt iets over je identiteit.
machtsmiddel
Eten, of juist niet eten, kun je gebruiken om invloed en macht over anderen uit te oefenen. Een voorbeeld is hongerstaking. Hongerstaking is het weigeren van voedsel uit eigen wil. Hiermee wordt geprobeerd de omgeving onder druk te zetten. Vaak heeft een hongerstaking een politieke reden. Het weigeren van voedsel kan ook een psychische reden hebben. Dit is bijvoorbeeld het geval bij anorexia nervosa. Anorexia is een eetstoornis waarbij iemand een negatief
zelfbeeld heeft. Iemand denkt dat hij of zij te dik is, vaak is dat echter niet zo. Om af te vallen onderdrukken zij het hongergevoel. Met het niet eten proberen zij macht over zichzelf te hebben.
Maatschappelijke factoren die een rol spelen bij overgewicht:
• aanbod;
• beweging;
• sociale klasse.
aanbod
Tegenwoordig heeft iedereen het druk. Onder invloed van reclames, de beschikbare hoeveelheid eten en het feit dat eten zo eenvoudig verkrijgbaar is, kunnen we de verleiding niet altijd weerstaan en maken we soms verkeerde keuzes. Door tijdgebrek grijpen we snel naar fast food en kant-en-klaar maaltijden. Dit soort eten bevat veel calorieën. Ook drinken we over het algemeen te veel frisdrank, snoepen we te veel en eten we te veel chips. Daarnaast zijn we steeds meer alcohol gaan drinken. Alcohol bevat veel calorieën en kan, bij overmatig gebruik, gezondheidsproblemen veroorzaken.
We hebben steeds minder lichamelijke beweging nodig om ons werk te doen. Dat komt doordat steeds meer dingen automatisch gaan. Hierdoor krijgen veel mensen te weinig lichaamsbeweging. Het beste is om elke dag minimaal 30 minuten te bewegen. Bewegen is goed voor je lichaam, het houdt je lichaam gezond. Bewegen is ook goed om je gewicht op peil te houden. Als je beweegt, wordt je stofwisseling sneller. Hierdoor verbruik je meer energie en stapel je minder vetweefsel op. Je kunt hier meer over lezen in de paragraaf over stofwisseling.
sociale klasse
Gezond eten is vaak duurder dan ongezond eten. Sommige mensen kiezen ervoor ongezond te eten, omdat gezond eten voor hen te duur is.
Om goed te functioneren heeft je lichaam voedsel nodig. Voedsel bestaat uit verschillende voedingsstoffen. Ons lichaam heeft deze voedingsstoffen nodig voor groei, energie en instandhouding. De hoeveelheid voedsel moet in verhouding staan met de inspanningen die je verricht. Anders ontstaat er onder- of overgewicht.
Voedingsstoffen kun je verdelen in:
• brandstoffen: koolhydraten en vetten;
• bouwstoffen: eiwitten en water;
• hulpstoffen: vitaminen en mineralen.
Brandstoffen leveren energie aan het lichaam. Ze helpen het lichaam bij de groei en instandhouding. Eiwitten en water zijn bouwstoffen. Ze zorgen voor de opbouw van lichaamscellen. De stoffen die een ondersteunende rol spelen bij een aantal specifieke processen in het lichaam noem je hulpstoffen.
Koolhydraten zijn de brandstof voor het lichaam. Ze komen vooral voor in plantaardig voedsel, zoals aardappelen, groente, fruit, graanproducten en peulvruchten. Koolhydratenbestaan uit de elementen koolstof (C), waterstof (H) en zuurstof (O).
Koolhydraten ontstaan door fotosynthese . Dat proces vindt plaats in groene planten. Een plant neemt water (hydraat) op uit de
bodem en haalt koolzuurgas uit de lucht. Vandaar de naam koolhydraat. Met behulp van zonnestralen vormt de plant vervolgens glucose en zuurstof. De plant zet glucose om in zetmeel. Vervolgens slaat de plant zetmeel op in bollen en knollen, zoals de aardappel.
het nut van koolhydraten
Koolhydraten uit het voedsel dienen als brandstof. Het lichaam heeft ze nodig als energiebron. Daarnaast houden koolhydraten het bloedsuikergehalte op peil. Bij een ontbijt gebruik je koolhydraten, bij -
voorbeeld brood of yoghurt met muesli. Hierdoor stijgt je bloedsuikergehalte. Dit is belangrijk, want als je bloedsuikergehalte te laag is kun je je minder goed concentreren en heb je minder energie.
’s Morgens na het opstaan is het bloedsuikergehalte over het algemeen bij iedereen vrij laag. Ontbijten is dus een goede start van de dag!
Koolhydraten hebben een positieve invloed op de werking van de darmen. In de celwanden van een plantencel zit het onverteerbare koolhydraat cellulose. In cellulose zitten voedingsvezels die zorgen voor de darmperistaltiek (darmbeweging). Als je voedsel gebruikt waarin weinig voedingsvezels voorkomen, kun je last krijgen van trage darmen of verstopping. Dat noem je obstipatie.
Het lichaam breekt koolhydraten af tot glucose. Glucose dat niet direct nodig is als brandstof, zet je lichaam met behulp van het hormoon insuline om in glycogeen. Glycogeen wordt opgeslagen in de spieren en de lever. Het vormt een reservevoorraad. Op het moment dat er te weinig glucose in het bloed zit, zet je lichaam, onder invloed van de hormonen glucagon en adrenaline, de reservevoorraad glycogeen om in glucose en gebruikt het voor de verbranding. Naast koolhydraten haalt het lichaam ook brandstof uit vetten.
Vetten zijn een belangrijke energiebron voor de mens. In het huidige voedingspatroon komt veel ‘verborgen’ vet voor. Verborgen vet is vet dat aan voedingsmiddelen is toegevoegd, maar wat je niet herkent
als vet. Vetten komen zowel in vaste als in vloeibare vorm voor. Vetten in vloeibare vorm zijn oliën.
Vetten kunnen afkomstig zijn van planten (plantaardig vet) of van dieren (dierlijk vet). In vetten afkomstig van dieren zitten verzadigde vetzuren. In vetten afkomstig van planten zitten meestal onverzadigde vetzuren.
Verzadigde vetzuren kunnen hart- en vaatziekten veroorzaken. Ze verhogen het cholesterolgehalte in het bloed. Cholesterol kan zich aan de binnenkant van de wanden van de bloedvaten afzetten. Daardoor stagneert de bloedstroom en kunnen harten vaatziekten ontstaan. Cholesterol is een vetachtige stof die voorkomt in dierlijke producten, maar het lichaam maakt dit ook zelf aan. Dat gebeurt vooral als je veel dierlijke vetten eet. Het lichaam heeft vetzuren nodig, maar kan ze niet zelf maken. Je moet ze dus via de voeding opnemen. Het is beter onverzadigde vetzuren te gebruiken, omdat deze het lichaam helpen de hart- en bloedvaten in conditie te houden. Het belangrijkste onverzadigde vetzuur is linolzuur. Linolzuur zit bijvoorbeeld in zonnebloemolie en dieetmargarine.
het nut van vetten
Vetten leveren na verbranding veel energie. Met behulp van die energie kun je je werk doen. Als gevolg van dit verbrandingsproces ontstaat warmte. Deze warmte is noodzakelijk om je lichaamstemperatuur op 37°C te houden.
Naast het leveren van energie, hebben vetten de volgende functies:
• Het onderhuidse vet beschermt de organen tegen een te sterke afkoeling. De vetlaag heeft een warmte-isolerende functie;
• Vet dat om de uitlopers van zenuwcellen zit (de myelineschede), zorgt voor een elektrische isolatie en geleiding;
• Vet heeft een steunfunctie rondom de organen. Het houdt bijvoorbeeld de nieren op hun plaats;
• Vet in het onderhuidse bindweefsel fungeert als buffer tegen harde stoten;
• Voor de opbouw van celmembranen is lecithine (een vetachtige stof) nodig;
• De vitaminen A, D, E en K zijn in vet oplosbaar.
Eiwitten zijn bouwstoffen voor de lichaamscellen. Ze zorgen voor de opbouw, de groei en instandhouding van het lichaam.
Ieder eiwit is opgebouwd uit vijf verschillende elementen, namelijk:
je lichaam heeft water nodig voor celopbouw
• koolstof, symbool: C;
• waterstof, symbool: H;
• zuurstof, symbool: O;
• stikstof, symbool: N;
• zwavel, symbool: S.
Deze vijf elementen vormen verbindingen die je aminozuren noemt. Er zijn 20 verschillende aminozuren. Eiwitten zijn verbindingen van aminozuren. De combinatie van de amino zuren bepaalt het soort eiwit. Eiwit is de enige voedingsstof waar stikstof in zit.
Een aantal eiwitten (aminozuren) bouwt het lichaam zelf op. Andere eiwitten neemt het via het voedsel op. Vooral vlees en zuivelproducten zijn eiwitleveranciers, maar er zijn ook plantaardige eiwitten, bijvoorbeeld soja, graaneiwit en eiwitten uit peulvruchten.
het nut van eiwitten
Eiwitten zijn onmisbaar als bouwstof. Na de vertering in het spijsverteringskanaal
kan het lichaam uit de vrijgekomen aminozuren zijn eigen specifieke eiwittenopbouwen. Dat proces heet assimileren.
Daarnaast kan het lichaam eiwitten tijdens moeilijke omstandigheden als brandstof gebruiken. Bijvoorbeeld bij veel braken, als gevolg van ziekte of zwangerschap. Enzymen zijn eiwitachtige stoffen die specifieke processen in het lichaam beïnvloeden. De bekendste enzymen zijn de spijsverteringsenzymen.
Het lichaam heeft water nodig voor de celopbouw. Het cytoplasma, de vloeistof in de cel, bestaat voor ongeveer 75% uit water. De hoeveelheid water die je dagelijks opneemt via drank en vast voedsel en het water dat ontstaat bij de verbranding (oxidatie), moet gelijk zijn aan de hoeveelheid die je iedere dag via urine, zweet, ontlasting en uitademing kwijtraakt. Dit noem je de vochtbalans.
Figuur 3.11Water dient als oplosmiddel. Spijsverteringssappen maken droge stoffen, die in het spijsverteringskanaal terechtkomen, vloeibaar.
Daarnaast gebruikt je lichaam water als transportmiddel. Stoffen gaan via het bloed naar de cel. Het bloedplasma bestaat voor een groot gedeelte uit water. Via het bloedplasma gaan voedingsstoffen naar alle cellen en afvalstoffen naar verschillende uitscheidingsorganen.
Water heeft ook een functie bij de regeling van de lichaamstemperatuur. Via de huid verliezen we gemiddeld 500 milliliter water per dag. Bij zware lichamelijke arbeid verlies je nog meer vocht (transpiratievocht). Transpiratievocht koelt af op de huid en onttrekt zo warmte aan het lichaam. Daardoor blijft de lichaamstemperatuur constant, op ongeveer 37 ° Celcius. Water is ook van invloed op de huidspanning en het functioneren van het lichaam.
Je lichaam bestaat voor ongeveer 70% uit water. Afhankelijk van leeftijd is dit percentage hoger of lager. Hoe ouder, hoe lager het vochtgehalte. Iemand die 60 kilogram weegt, bezit dus ongeveer 42 liter water. Van deze 42 liter zit dertig liter in de cel (intracellulair) en twaalf liter buiten de cel (extracellulair). Extracellulair vocht komt voor als bloedplasma en als weefselvocht (interstitieel vocht). Als de vochtbalans ernstig verstoord is, heeft dit gevolgen voor de lichaamsfuncties. Aan de spanning van de huid kun je uitdroging waarnemen. In dat geval heeft de huid geen veerkracht meer.
Het woord vitaminen betekent letterlijk levensstof. Het lichaam heeft vitaminen nodig ter voorkoming van ziekten. Als je gevarieerd eet, krijg je alle benodigde vitaminen binnen.Als je te weinig of te eenzijdig eet, kun je een gebrek krijgen aan bepaalde vitaminen. Dit gebrek kan leiden tot bepaalde ziekten. Een ziekte die ontstaat als gevolg van een langdurig tekort aan
vitaminen, noem je een hypovitaminose . Een ziekte die ontstaat door een overschot aan vitaminen, noem je een hypervitaminose .
Het lichaam maakt niet alle vitaminen zelf aan. Wel kan het lichaam pro-vitaminen maken.
Pro-vitaminen zijn stoffen waaruit vitaminen worden gevormd. Caroteen (provitamine A) is een stof waaruit vitamine A wordt gevormd. Ergosterol is een pro-vitamine waaruit in de huid vitamine D wordt gevormd.
Er zijn twee groepen vitaminen:
• vitaminen die in water oplosbaar zijn, dit zijn de vitaminen B en C. Deze vitaminen komen vooral voor in groente en fruit;
• vitaminen die in vet oplosbaar zijn, dit zijn de vitaminen A, D, E en K. Deze vitaminen komen voor in vetten en oliën.
Je hebt dagelijks een bepaalde hoeveelheid mineralen (zouten) nodig. Van sommige mineralen heb je een kleine hoeveelheid nodig. Deze mineralen noem je spoorelementen. Twee voorbeelden van sporenelementen zijn fluor en jodium.
het nut van mineralen
Mineralen heb je nodig voor de opbouw van het lichaam. Sommige mineralen zijn belangrijk voor de aanmaak van hormonen en enzymen.
Soorten mineralen en hun functies:
• Calcium : calcium heb je nodig voor de opbouw van de beenderen en het gebit. Het komt vooral voor in melk en melkproducten;
• Fosfor: fosfor zorgt samen met calcium voor de stevigheid van de botten. Het komt vooral voor in dierlijke producten, zoals vlees, vis, eieren, melk en kaas;
• Fluor: fluor zorgt voor de opbouw van het tandglazuur en beschermt tanden en kiezen tegen bederf. Fluor komt in kleine hoeveelheden voor in het drinkwater;
• Jodium: jodium is belangrijk voor een goede werking van de schildklier. Het zorgt voor de aanmaak van thyroxine (schildklierhormoon). Jodium komt vooral voor in zeevis, drinkwater en gejodeerd zout;
• IJzer: ijzer is noodzakelijk voor de aanmaak van de rode bloedkleurstof hemoglobine (ijzerhoudend eiwit). IJzer komt vooral voor in vlees, vis, volkorenbrood, groene bladgroenten en in peulvruchten;
• Zwavel: zwavel is een bestanddeel van aminozuren, waaruit eiwitten zijn opgebouwd. Het komt vooral voor in uien, knoflook, prei, brood, kaas en eieren.
• Natrium: natrium speelt een rol bij de regeling van het vochtgehalte van je lichaam. Natrium is vochtvasthoudend. In
de meeste voedingsmiddelen zit een kleine hoeveelheid natrium. Daarnaast voegen we aan veel producten extra zout toe, bijvoorbeeld aan kaas, brood en vleeswaren.
• Kalium: ka lium speelt een rol bij de regeling van het vochtgehalte van je lichaam. Kalium is vochtuitdrijvend en komt vooral voor in melk, aardappelen, groenten, vruchten en bouillon.
Je lichaam verbrandt dagelijks vetten, eiwitten en koolhydraten. Soms zet je lichaam deze stoffen om in lichaamseigen stoffen. Dit proces noem je stofwisseling. Stofwisseling houdt je in leven. Het zorgt ervoor dat je hart blijft kloppen en dat je adem kunt halen. Maar het zorgt er ook voor dat je aankomt of afvalt!
Stofwisseling is een verzamelnaam van alle chemische processen in het lichaam. De stofwisseling (metabolisme) is een belangrijk proces. De systemen - ook wel stelsels genoemd - die de stofwisseling mogelijk maken, zijn:
• de spijsvertering;
• de ademhaling;
• de bloedsomloop;
• de uitscheiding.
Het spijsverteringssysteem verteert de voedingsstoffen die via het voedsel in het lichaam komen. De meeste voedingsmiddelen moeten eerst verteerd worden voordat ze in het bloed kunnen worden opgenomen.
Het ademhalingssysteem neemt zuurstof op die nodig is voor de verbranding. Bij de processen in de cellen komt kooldioxide vrij. In de longen wordt de kooldioxide uit het bloed gehaald en via de uitademing uitgescheiden.
Het bloed vervoert de voedingsstoffen die nodig zijn voor de verbranding naar de cellen en voert de afvalstoffen die bij de verbranding vrijkomen af. Het opnemen en afgeven van voedingsstoffen vindt plaats via de wanden van de haarvaten.
De afvalstoffen die het bloed vervoert gaan naar de uitscheidingsorganen : de longen, de nieren en de zweetklieren. Zij scheiden de afvalstoffen uit.
Ook in volkomen rust is er een minimum stofwisseling nodig voor het in stand houden van het leven (hartslag, ademhaling, spiertonus). Dat noem je grondstofwisseling of basaalmetabolisme.
In het lichaam vindt voortdurend een opbouw en afbraak van stoffen plaats. Voor de groei, de instandhouding van het lichaam, de lichaamsprocessen en beweging heb je voedingsstoffen nodig. Die krijg je binnen via voedsel. Je lichaam zorgt ervoor dat deze stoffen gebruikt worden. Dat proces heet stofwisseling. De stofwisseling bestaat uit assimilatie (anabolisme) en dissimilatie (katabolisme).
Assimilatie (gelijkmaking) is de omzetting van de lichaamsvreemde voedingsstoffen tot lichaamseigen stoffen. De stoffen dienen als opbouwmateriaal voor de cellen. Assimilatie gebeurt in de darmwand en in de lever.
Assimilatie noem je ook wel anabolisme . Dit betekent dat het proces zorgt voor de opbouw van het lichaam.
Dissimilatie (ontleding) is het verbranden van stoffen. Hierdoor ontstaat warmte en energie. Dissimilatie gebeurt in de cellen.
Dissimilatie noem je ook wel katabolisme Dit betekent dat het proces zorgt voor verbranding.
Als assimilatie groter is dan dissimilatie wordt je zwaarder. Als dissimilatie groter is dan assimilatie wordt je lichter.
De energie die bij verbranding vrijkomt druk je uit in kilocalorieën (kcal) of in kilojoules. Meestal spreken we van calorieën of joules Eén kilocalorie (kcal) is de hoeveelheid warmte die nodig is om één liter water 1 ° Celcius te laten stijgen. Een joule (kJ) is de hoeveelheid energie die nodig is om in één seconde een massa van één kilo te verplaatsen.
• 1 gram vet is 9 kcal of 38 kJ (kilojoule)
• 1 gram eiwit is 4 kcal of 17 kJ
• 1 gram koolhydraat 4 kcal of 17 kJ
• 1 gram alcohol is 7 kcal of 29 kJ
De verbranding van voedingsstoffen levert warmte op. Deze warmte gebruikt je lichaam onder andere om de lichaamstemperatuur constant te houden. De lichaamstemperatuur schommelt tussen de 36,5° en 37,5° Celsius. Grote afwijkingen kunnen gevaarlijk zijn.
Het is belangrijk om gevarieerd te eten. Zo krijg je alle voedingsstoffen binnen die je dagelijks nodig hebt. Een hulpmiddel daarbij is de ‘schijf van vijf’. Hierin staan vijf groepen voedingsmiddelen waaruit je dagelijks iets moet eten of drinken:
1 Groente en fruit zijn belangrijk vanwege vitamines (vitamine C en foliumzuur), mineralen (zoals kalium), vezels en bioactieve stoffen;
2 Brood, (ontbijt)granen, aardappelen, rijst en peulvruchten zijn belangrijk vanwege koolhydraten, eiwit, vezels, B-vitamines en mineralen zoals ijzer;
3 Zuivel, vlees(waren), vis, ei en vleesvervangers zijn belangrijk vanwege eiwit, mineralen zoals ijzer en calcium, B-vita -
mines en visvetzuren;
4 Vetten en oliën zijn belangrijk vanwege vitamine A, D en E en essentiële vetzuren;
5 Dranken zijn belangrijk vanwege het water dat dranken bevatten.
Bij de schijf van vijf horen vijf regels:
1 eet gevarieerd
Er is niet één voedingsmiddel dat alle voedingsstoffen in voldoende mate bevat. Het is daarom belangrijk gevarieerd te eten. Zo weet je zeker dat je alle voedingsmiddelen in voldoende mate binnen krijgt. Ook spreid je zo het risico op het binnenkrijgen van ongezonde stoffen.
2 eet niet te veel en beweeg voldoende
Om een gezond gewicht te behouden is het belangrijk gevarieerd en gezond te eten en voldoende te bewegen. Een gezond lichaamsgewicht verkleint de kans op chronische ziekten. Niet te veel en gezond eten betekent ook dat je matig moet zijn met zout en alcohol.
3 eet minder verzadigd vet
Vet is een bron van vitamine A, D, E en energie. Je hebt vetten nodig om gezond te blijven. Onverzadigd vet is gezonder dan verzadigd vet. Door minder verzadigd vet te eten, verklein je de kans op hart- en vaatziekten.
4 eet veel groente, fruit en brood
Groente, fruit en brood bevatten veel vezels. Vezels zorgen voor een verzadigd gevoel. Hierdoor eet je er niet snel te veel van. Dit is belangrijk om een gezond gewicht te behouden.
5 eet veilig
In voedsel kunnen bacteriën en ongezonde stoffen voorkomen. Om niet ziek te worden,
is het belangrijk het voedsel hygiënisch te bewaren en te bereiden. Hiermee kun je een voedselinfectie of –vergiftiging verkleinen of voorkomen.
Als schoonheidsspecialist kun je je cliënten helpen een gezond gewicht te behouden en overgewicht te voorkomen. Je kunt je cliënten hier een aantal tips voor meegeven:
• Eet gevarieerd. Probeer elke dag uit elk van de vijf voedingsmiddelen iets te eten of te drinken;
• Sla geen ontbijt, lunch of warme maaltijd over;
• Wees matig met vet, suiker en alcohol;
• Eet veel vezelrijke producten, zoals groente, fruit, brood en aardappelen. Vezels zorgen voor een verzadigd gevoel;
• Drink dagelijks twee liter vocht;
• Beweeg elke dag minimaal dertig minuten;
• Controleer je gewicht regelmatig, maar niet te vaak. Grijp direct in als dat nodig is. Iets minder eten en iets meer bewegen zorgen dat een streng dieet niet nodig is. Dit is beter voor je lichaam.
Ook als een cliënt af wil vallen kun je tips geven:
• Stel een realistisch streefgewicht;
• Verlies maximaal een halve tot een hele kilo per week;
• Neem de tijd om je streefgewicht te behalen. Het extra gewicht is er niet in één maand bijgekomen en zal er dus ook niet in één maand af zijn.
• Blijf normaal eten, eet ook niet te weinig.
• Houd bij het uitzoeken van een dieet de schijf van vijf in de gaten. Hiermee voorkom je het zogenaamde jojo-effect en weet je zeker dat je alle benodigde voedingsstoffen binnen krijgt.
Een combinatie van een dieet en voldoende beweging geeft het beste resultaat bij een afslankkuur. Een apparaat kan dit proces niet geheel overnemen. Wel kan een spiercontraherend apparaat of de wikkelmethode het proces ondersteunen.
Het spiercontraherend apparaat is een apparaat om de spieren te prikkelen. Met het prikkelen van de spieren stimuleer je de doorbloeding waardoor de spieren afvalstoffen beter af kunnen voeren. Hierdoor kan panniculose verminderen en de huid verstevigen.
werkwijze
1. Bepaal welk programma je kiest voor de cliënt.
2. Installeer de cliënt op de juiste hoogte.
3. Reinig het te behandelen huidgebied met warm water en een washandje.
4. Bevochtig de elektrodes.
5. Sluit de banden en de elektrodes aan op het te behandelen gebied (bovenarmen, benen en buik). Let erop dat de elektrodes goed aansluiten op de huid.
6. Kies het juiste programma.
7. Pas eventueel de tijdsduur van de behandeling aan.
8. Stel de stroomsterkte in.
9. Pas indien nodig tussendoor de stroomsterkte aan. Voorkom dat het te pijnlijk wordt voor de cliënt. Het mag wel voelbaar zijn. De sterkte van de stroom is per elektrode instelbaar.
10. Haal na afloop van het programma de elektroden van de huid en desinfecteer deze.
11. Verwijder de banden.
Spiercontraherende apparatuur is geschikt bij panniculose en helpt de huid te verstevigen.
Behandelingen met spiercontraherende apparatuur mag je absoluut niet uitvoeren als de cliënt:
• een pacemaker heeft;
• last heeft van epilepsie;
• een metalen plaat of pin in het lichaam heeft;
• zwanger is;
• hartklachten heeft;
• een huidziekte heeft;
• een beschadigde huid heeft;
• spataderen heeft;
• last heeft van ontstekingen;
• vaatklachten heeft.
De wikkelmethode is een eenvoudige manier om snel een aantal centimeters te verliezen. Met de wikkelmethode (wrapping) zorg je voor de afbraak van overtollig vet, de bestrijding van cellulitis, een betere doorbloeding van de huid en het verwijderen van gifstoffen. Dit leidt tot een betere algehele conditie.
Werkwijze
1. Meet en weeg de cliënt voor je de behandeling start. Meet de cliënt op verschillende plaatsen op: enkels, kuiten, boven de knie, onder de billen, de heupen, de
Figuur 3.16 bevochtig de elektrodes Figuur 3.17 bevestig de elektrodes en banden Figuur 3.18buik, de borstkas, de hals en de bovenarmen. Op de plekken waar je meet zet je streepjes op de huid. Zo kun je na de behandeling op precies dezelfde plekken meten.
2. Reinig na het meten en wegen de huid met een reinigingsproduct.
3. Breng vervolgens een gel of olie aan op de huid. Aan deze olie kun je eventueel een essentiële olie toevoegen.
4. Masseer het product in.
5. Wikkel daarna de te behandelen gebieden in met elastische wraps of folie. Wikkel de wraps stevig maar niet afknellend om het lichaam. Laat de wraps iets overlappen. Wikkel steeds richting het hart. De wraps of folie werken als een soort steunkous en oefenen druk op het lichaam uit. Hierdoor wordt de huid gladder en strakker.
In plaats van elastische wraps of folie kun je ook gebruik maken van windsels met mineraalrijke klei. Klei heeft een ontgiftende werking.
6. Leg de warmtedeken over de cliënt heen, zodat zij niet te veel afkoelt. Voor een optimaal resultaat laat je de cliënt 20 tot 30 minuten rusten. Dit zorgt ervoor dat de gel, olie of klei en de warmte goed hun werk kunnen doen. In plaats van de warmtedeken kun je ook de infraroodlamp gebruiken.
7. Verwijder vervolgens de warmtedeken, wraps of folie en was de gel of olie af.
8. Meet en weeg de cliënt opnieuw. Doordat je bij het eerste meetmoment streepjes hebt gezet, kun je nu ook precies dezelfde plekken meten. Je kunt nu bepalen hoeveel centimeter de cliënt is afgeslankt.
9.
Adviseer de cliënt om veel water te drinken. Dit zorgt ervoor dat het lichaam nog meer gezuiverd wordt.
Voor een optimaal resultaat zijn vaak drie behandelingen nodig. Na één behandeling merkt de cliënt al dat ze slanker en steviger wordt.
Indicaties
• verslapte huid na een vermageringskuur;
• panniculose;
• na een zwangerschap.
Contra-indicaties
• hoge bloeddruk. Bij een hoge bloeddruk moet je windsels minder strak aantrekken.
• zwangerschap. Een zwangerschap is een absolute contra-indicatie voor wraptechnieken.
• hart- en vaatziekten
• huidziekten;
• spataders;
• hyperfunctie van de schildklier.
Als schoonheidsspecialist kun je mensen bewust maken van het feit dat gezond afvallen inhoudt dat je voor een blijvend resultaat altijd structureel je eetpatroon onder de loep moet nemen. Veel mensen in Nederland eten bijvoorbeeld veel te veel eiwitten en een teveel aan eiwitten wordt opgeslagen als vet! Dat is vaak nieuw. Van vetten en snelle koolhydraten (suikers) weten de meeste mensen dat wel, maar van eiwitten niet. Voor vrouwen van 19 tot 30 jaar is de eiwitinname al snel gedekt. Tussen de 52 tot 131 gram is meer dan voldoende. Dus een tartaartje van 100 gram dekt al het grootste
deel van de eiwitbehoefte af voor die dag! Bij het begeleiden van cliënten hanteer ik het volgende principe: sluit aan waar de cliënt begint of nu staat. Stel veel open vragen: Wat wil de cliënt precies? Wat is haar doel? Waar is zij nu mee bezig? Wat heeft zij eerder geprobeerd? Wat was daarvan het resultaat? Wat voor resultaat heeft de cliënt voor ogen? Wat voor tijd en moeite kan of wil de cliënt erin stoppen? En heel belangrijk, wat verwacht de cliënt van jou wat je daarin voor haar kunt betekenen? Mijn ervaring is dat ongevraagd teveel informatie geven niet overkomt. Net zo min als informatie die niet strookt met de plannen van de cliënt.
Tegelijkertijd is het belangrijk dat je zorgt dat de verwachtingen van de cliënt overeen komen met de werkelijkheid. Als cliënten aangeven dat ze een sneldieet of iets met poeders of maaltijdvervangers gaan doen, temper dan de verwachtingen. Op deze manier gewicht verliezen heeft bijna altijd alleen een tijdelijk effect. Wanneer mensen weer stoppen met het sneldieet of de poeders of maaltijdvervangers dan komen de kilo’s ook gewoon weer terug. Het is dus geen oplossing voor de lange termijn!
Klarien Mannes is oprichter van Mannes Leefstijltrainingen.
“Ik help mensen om in de breedste zin van het woord in beweging te komen zodat ze zich nog meer of weer ‘lekker in hun vel’ voelen. Daarvoor zet ik mijn expertise als fysiotherapeut, coach,gewichtsconsulent, yogadocent, P&O adviseur en verzuimconsulent in. Ik werk voor particulieren en bedrijven in Oost-Nederland.”
body mass index (BMI)
• Met de BMI kun je bepalen of het gewicht en de lengte van een persoon in verhouding zijn.
• Je berekent de BMI door het lichaamsgewicht in kilo’s te delen door het kwadraat van de lichaamslengte in meters: gewicht / (lengte x lengte).
• Bij een BMI tussen de 18 en 25 spreken we van een gezond of normaal gewicht.
Een ander belangrijk criterium bij het vaststellen van overgewicht is de buikomvang en het Waist/hip ratio (WHR). Bij een normaal gewicht mag bij vrouwen de buikomvang maximaal 88 centimeter zijn, bij mannen geldt een maximum van 102 centimeter. Waist/hip ratio(WHR) geeft de ratio (het verschil) aan tussen taille en heupen. Hoe hoger de ratio hoe groter het risico op overgewicht.
De belangrijkste kenmerken voor gangbare diëten zijn:
• eiwitrijk en koolhydraatvrij;
• in te passen in het dagelijks leven;
• zoveel mogelijk mee eten met de rest van het gezin;
• betaalbaar.
Ook kun je kiezen voor shakes.
• voordelen: shakes zijn makkelijk en je valt er snel van af;
• nadelen: je leert geen gezond eetpatroon aan en shakes zijn duur.
factoren die een rol spelen bij overgewicht
Bij overgewicht kunnen drie factoren een rol spelen. Dat zijn:
• psychologische factoren:
• sociale factoren;
• maatschappelijke factoren:
voedingstoffen
Om goed te functioneren heeft je lichaam voedsel nodig. Voedsel bestaat uit verschillende voedingsstoffen. Voedingsstoffen kun je verdelen in: brandstoffen (koolhydraten en vetten), bouwstoffen (eiwitten en water) en hulpstoffen (vitaminen en mineralen). Eiwitten, vetten en koolhydraten leveren calorieën. Water, vitaminen en mineralen leveren geen calorieën.
schijf van vijf
Het is belangrijk om gevarieerd te eten. Zo krijg je alle voedingsstoffen binnen die je dagelijks nodig hebt. Een hulpmiddel daarbij is de ‘schijf van vijf’. Hierin staan vijf groepen voedingsmiddelen waaruit je dagelijks iets moet eten of drinken:
• groente en fruit;
• brood, (ontbijt)granen, aardappelen, rijst en peulvruchten;
• zuivel, vlees(waren), vis, ei en vleesvervangers;
• vetten en oliën;
• dranken.
stofwisseling
Stofwisseling dient om energie vrij te maken of voor het in stand houden of groeien van het lichaam. De systemen die de stofwisseling mogelijk maken zijn: de spijsvertering, de ademhaling, de bloedsomloop en de uitscheiding.
Assimilatie (gelijkmaking) is de omzetting van de voedingsstoffen tot lichaamseigen stoffen.
Assimilatie zorgt voor de opbouw van het lichaam. Dissimilatie (ontleding) is het verbranden van stoffen, waardoor warmte en energie ontstaat. Als assimilatie groter is dan dissimilatie word je zwaarder. Als dissimilatie groter is dan assimilatie word je lichter.
behandelmethoden
Het spiercontraherend apparaat en de wikkelmethode kun je inzetten ter ondersteuning van het afslanken. Het spiercontraherend apparaat is een apparaat om de spieren te prikkelen. Dit zorgt voor een betere doorbloeding, vermindering van panniculose en een stevigere huid.
De wikkelmethode is een eenvoudige manier om snel een aantal centimeters te verliezen. Met de wikkelmethode (wrapping) zorg je voor de afbraak van overtollig vet, de bestrijding van cellulitis, een betere doorbloeding van de huid en het verwijderen van gifstoffen. Dit zorgt voor een betere algehele conditie.
De massage is een belangrijke behandeling in de salon. Als schoonheidsspecialist geef je cosmetische gezichts-, lichaams-, hand en voetmassages. Ook kun je een hoofdhuid-/ oormassage geven. Hiermee zorg je ervoor dat de cliënt zich extra kan ontspannen.
In de schoonheidssalon voer je massages uit met een cosmetisch doel. Dat wil zeggen: de massage is gericht op de verbetering van de huidfuncties. Voor massages met een medisch doel kan de cliënt terecht bij de fysiotherapeut.
De hoofdhuid-/oormassage kun je op verschillende manieren in je behandeling toepassen.
De pincementsmassage is geen prettige massage. Met de hoofdhuid-/oormassage kun je cliënten tot rust brengen en laten ontspannen. Ook zorg je er met de hoofdhuid-/oormassage voor dat je cliënt openstaat voor de prikkels van de pincementsmassage. Door de ontspannende werking van de haarmassage wordt de circulatie in de hele hoofdhuid bevorderd. Hierdoor hervinden alle mimische spieren sneller hun natuurlijke tonus (spanning).
Ook tijdens het inwerken van een masker kun je goed een massage geven van hoofdhuid en oor. Op deze manier kun je de cliënt extra laten ontspannen en bevorder je de afvoer van afvalstoffen.
Als aanvulling op de gelaatsmassage
In bepaalde gevallen kun je niet de gehele gelaatsmassage uitvoeren. Bijvoorbeeld als er sprake is van teleangiectasieën op de wangen. In plaats daarvan kun je extra aan -
dacht geven aan de hoofdhuid en de oren. Als er sprake is van een sterke doorbloeding in het gelaat is het af te raden om het gelaat op de klassieke manier te masseren. Je kunt dan wel grepen weglaten en deze vervangen door een hoofdhuid-/oormassage. Hiermee trek je een te sterke doorbloeding in het gelaat weg.
Indicaties
• sterke doorbloeding in het gelaat;
• teleangiectasieën;
• ontstekingen in het gelaat.
Contra-indicaties
Voor de hoofdhuid-/oormassage gelden dezelfde contra-indicaties als bij de reguliere gelaatsmassage. Dat zijn:
• koorts;
• circulatiestoornissen, zoals een hoge bloeddruk;
• pijn;
• bloeduitstortingen;
• zwellingen van de lymfeklieren;
• kanker.
Een massage bestaat uit verschillende grepen. Iedere greep heeft een specifieke werking op de cliënt.
De hoofdhuidmassage bestaat uit verschillende grepen die je in een gewenste volgorde kunt uitvoeren. Hoe vaak je een greep herhaalt en in welke volgorde is afhankelijk van het doel van de behandeling. Hieronder staat een mogelijke volgorde voor het uitvoeren van de grepen.
Openingsgreep
Met deze greep verdiep je de ademhaling van de cliënt. Hierdoor kan de cliënt zich beter ontspannen.
1. Plaats je handen op het hoofd van de cliënt.
2. Zorg ervoor dat je handen het hoofd omvatten. Je duimen liggen ter hoogte van de haargrens.
3. Duw drie keer mee op de uitademing van de cliënt. Als je de uitademing niet goed kunt voelen, kun je de uitademing ook zien aan de buik van de cliënt. Als de buik omlaag gaat, ademt de cliënt uit. Op dat moment kun je de druk geven.
Rotaties op de fontanel
Met deze greep open je de energiebanen van de cliënt.
1. Leg één hand op de kleine fontanel . De kleine fontanel ligt ter hoogte van de kruin.
2. Leg je andere hand achter het oor tegen het hoofd van de cliënt.
3. Wrijf met zacht cirkelende bewegingen over de eerste fontanel.
4. Draai hierbij met de klok mee.
5. Voer deze greep één maal uit.
Bindweefselgreep achterhoofdsbeen Met de greep verbeter je de doorbloeding. Dit komt doordat je de spieren in de nek ontspant. De greep is hierdoor ook prettig voor mensen die last hebben van hoofdpijn of spanningen in de nek.
1. Start met een effleurage vanaf het decolleté en glijd daarna naar het achterhoofdsbeen.
2. Zet je middelvingers horizontaal achter het achterhoofdsbeen en maak trekkende bewegingen richting oor. De bewegingen zijn krachtig, maar langzaam.
3. Voer deze greep drie maal uit.
Harken van de haren
1. Leg je handen aan op het voorhoofd en glijd hand over hand langzaam de haren in.
2. Laat je vingers licht gespreid door de haren over de schedelhuid glijden. Maak mooie ontspannen bewegingen.
3. Volg het gehele hoofd en neem ook de beide zijkanten mee.
Het is belangrijk om je vingers volledig te gebruiken, niet alleen je vingertoppen. De haren moeten volledig langs de gespreide vingers glijden. Op deze manier haal je meer spanning uit de haren.
Schuif je stoel wat naar achteren als de cliënt lange haren heeft. Hiermee zorg je ervoor dat je goed door de volledige lengte van de haren heen kunt gaan.
Houd lengte in je bewegingen, ook als de cliënt kort haar heeft. Dit geeft rust in de behandeling.
Losmaken van het schedelpeesblad
Door het losmaken van het schedelpeesblad verbeter je de circulatie en de innervatie (werking van de spieren) van de nek en het gezicht.
1. Leg je duimen aan op het midden van het voorhoofd, tegen de haargrens aan.
2. Omvat met je vingers het hoofd.
3. Geef een stevige effleurage langs de haargrens richting de oren.
Figuur 4.2 rotaties op de fontanel Figuur 4.3 bindweefselgreep achterhoofdsbeen4. Glijd met je vingers door de haren richting het schedelpeesblad.
5. Leg je handen aan en masseer het schedelpeesblad met beide handen. Dit doe je door met gespreide vingers het schedelpeesblad ten opzichte van de schedel te bewegen. Je geeft hierbij druk naar voren en opzij.
6. Zorg ervoor dat het voorhoofd heen en weer gaat. Dan weet je zeker dat je het schedelpeesblad goed losmaakt.
7. Behandel stukje voor stukje het gehele schedelpeesblad.
Tapotements op het gehele hoofd
Met de tapotements verminder je eventuele vermoeidheid in het hoofd van de cliënt.
1. Maak licht kloppende bewegingen met de vingertoppen over het gehele hoofd.
2. Geef hierbij opwaartse druk.
3. Pas de tapotements per zijde of aan twee zijden tegelijk toe.
Effleurage van de hoofdhuid
Door middel van de effleurage voer je vrijgekomen afvalstoffen af.
1. Plaats je handen op het voorhoofd met de duimen tussen de wenkbrauwen.
2. Glijd met je handen langs de haargrens en over de oren richting de nek.
3. Pak het hoofd op en glijd langzaam met je vingers door de haren.
4. Voer deze greep drie maal uit.
Afsluitende greep
Met deze greep sluit je de energiebanen van de cliënt weer af. Je kunt de greep daarom goed toepassen als afsluitende greep.
1. Plaats de ene hand op het voorhoofd en de andere hand op de fontanel.
2. Sluit de fontanel door tegen de klok in te draaien.
3. Geef druk tegen de klok in. Dit doe je op de uitademing van de cliënt.
De oormassage bestaat uit verschillende grepen die je in een gewenste volgorde kunt uitvoeren. Hoe vaak je een greep herhaalt en in welke volgorde is afhankelijk van het doel van de behandeling. Hieronder staat een mogelijke volgorde voor het uitvoeren van de grepen.
Afvoerende pompbeweging (vorkgreep) Voer de beweging uit in de richting van de afvoerende vaten, zodat je de lymfe afvoert.
1. Neem het oor tussen je middelvinger en wijsvinger.
2. Zet de wijsvinger voor het oor en de rest van de vingers achter het oor. Sluit je vingers goed aan.
3. Omsluit het hoofd met je handen.
4. Maak een pompende beweging vijf maal
4.8
Figuur 4.9
4.10
op de plek. Hierbij geef je met je handpalm druk richting de hals en richting het achterhoofd.
5. Laat vervolgens de druk los en plaats je vingers in de oorspronkelijke positie. Geef geen druk naar achteren. Op deze manier werk je in de richting van de afvoer van de lymfe.
1. Maak de oren flexibeler door ze uit te rekken.
2. Zet je duimen onderaan in de oorschelp en je middelvingers achter het oor.
3. Pak het oor vast tussen duim en middelvinger. Trek het oor langzaam naar beneden.
4. Zet je duimen nu aan de zijkant in de oorschelp, je middelvinger blijft aan de achterkant van het oor.
5. Pak het oor vast en trek het oor opzij.
6. Zet als laatste je duimen bovenaan in de oorschelp.
7. Trek het oor omhoog.
8. Voer elke greep drie maal uit.
Belangrijk is dat je je duimen in de oorschelp zet en niet aan de zijkant van de oren. Dit is namelijk niet prettig voor de cliënt.
Figuur 4.11 afvoerende pompbeweging Figuur 4.12(abcd) trekken aan de oorschelpWaaiervormige effleurages
Met de waaiervormige effleurages stimuleer je de doorbloeding in de huid.
1. Zet je duimen aan in de oorschelp.
2. Maak met de duim stevige waaiervormige effleurages naar de buitenkant van de oren.
3. Werk vanaf de bovenkant naar de oorlel toe.
4. Voer de greep drie maal uit.
‘Uitstrijken’ van de oorschelp
Met het uitstrijken van de oorschelp breng je de circulatie op gang. Omdat je de greep uitvoert op alle reflexpunten in het oor heeft de greep een ontspannende werking op het hele lichaam.
1. Zet de duim aan op het lipje voor de uitwendige gehoorgang.
2. Strijk met de duim over de gehele oorschelp. Strijk het oor licht en soepel uit.
3. Eindig de greep met een kleine rotatie op de oorlel.
Oren dubbelklappen
1. Vouw de oorschelp dubbel en laat deze enkele malen veren. Je stelt hiermee de veerkracht van de oren vast. Bij minder flexibele oren kun je extra stimulerende grepen toevoegen aan de massage, bijvoorbeeld trekken aan de oorschelp.
Vibratie van de oren
De fijne trillingen die de vibratie veroorzaakt, prikkelen direct de zenuwen in de huid. Dit heeft een ontspannende en kalmerende werking.
1. Leg je handen met lichte druk aan op de oren.
2. Geef een vibratie.
3. Voer deze greep één maal uit.
Een drukpuntmassage op de oren maakt geen onderdeel uit van de reguliere oormassage, maar kun indien gewenst wel toevoegen. Afhankelijk van op welke plek op het oor de drukpuntmassage plaats vindt, werkt de massage ontspannend op delen van het lichaam. Het oor is een reflexzone. Dit betekent dat zich in het oor veel zenuwuiteinden bevinden. Deze zenuwuiteinden staan in verbinding met delen van het lichaam. Om te weten op welke plek je druk moet geven, kun je denken aan een baby. Het oor heeft namelijk de vorm van een baby in foetushouding. De oorlel zit op de plek van het hoofd, de oorschelp is de rug. Door druk te geven op de oorschelp, zorg je voor ontspanning in de rug.
De voorbehandeling
Voordat je een gezichtsmassage geeft, voer je een viertal handelingen uit.
installeer de cliënt
Zorg dat de cliënt in een ontspannen houding in de behandelstoel ligt. Indien nodig maak je van badhanddoeken rolletjes, waarmee je de nek, de onderrug en de knieholtes van de cliënt ondersteunt. Dek de cliënt toe met handdoeken, zodat alleen het decolleté, de schouders, de hals en het gezicht onbedekt zijn.
het oor heeft de vorm van een baby in foetushouding
Een goede werkhouding is erg belangrijk bij de uitvoering van een massage. Daarmee voorkom je rugklachten, vermoeide en pijnlijke nek-, schouder- en armspieren en afgeknelde bloedvaten in de knieholte.
- Stel de hoogte van de taboeret zo in dat je handen goed op het decolleté en het gezicht van de cliënt kunnen rusten. Je armen maken een hoek van 90 graden, zonder je schouders op te trekken;
- Zit recht achter je cliënt, met je bekken gekanteld, een rechte rug en je voeten vlak en ontspannen op de vloer. Ook je benen maken een hoek van 90 graden;
- Houd de werkafstand tot je cliënt zo kort mogelijk;
- Masseer vanuit je armen en ontspan je schouders;
- Richt je aandacht gedurende de massage op je cliënt. In het bijzonder op het contact met het te masseren huidweefsel. Zo zie en voel je wat er tijdens het masseren met de cliënt gebeurt.
Borstel de haren met een borstel of kam. Zorg ervoor dat alle haren goed naar achteren liggen. Hiermee zorg je ervoor dat je tijdens de massage gemakkelijk door het haar kan glijden.
Een massage voer je altijd uit op een gereinigde huid. Daardoor is de huid beter toegankelijk voor werkstoffen. Voorafgaand aan de massage reinig en ontvet je de oren met een lotion en wattenschijfjes. Als je de hoofdhuid-/oormassage uitvoert tijdens de gelaatsmassage, reinig dan ook het decolleté, de hals en het gelaat.
Als je de hoofdhuid-/oormassage uitvoert als onderdeel van de gelaatsmassage ontvet je de huid. Daarmee verwijder je de restanten van de massagecrème. Dat doe je als volgt:
1. Ontvet de huid met tissues of wattenschijfjes. Werk met twee handen symmetrisch vanuit het midden naar de zijkanten toe.
4.17 Figuur 4.17 borstel de haren met een borstel of kam2. Breng een warm kompres aan op het decolleté, de hals en het gezicht en verwijder de resten van de massagecrème.
3. Reinig de huid na met wattenschijfjes die zijn bevochtigd met lotion.
4. Is dit het laatste deel van de behandeling? Breng dan een verzorgende crème aan op het gelaat.
Als je de hoofdhuid-/oormassage uitvoert als voorbehandeling van de pincementsmassage is er geen speciale nabehandeling nodig. Je kunt dan direct starten met de pincementsmassage.
De manier waarop je een massage uitvoert heeft invloed op het effect. Let bij de massage op de onderstaande punten.
Maak vloeiende overgangen Iedere greep begint met een ontspannen aanzet gevolgd door een vloeiende beweging die eindigt met een ontspannen verbreking van het huidcontact. De overgang van de ene greep naar de volgende plaats van inzet, moet vloeiend en ontspannen verlopen.
Maak de beweging af Elke greep heeft een beginpunt, een weg en een eindpunt. Zorg dat je al die punten volgt.
Werk met optimaal handcontact Omvat het weefsel zo veel mogelijk.
Dit noem je ‘met optimaal handcontact werken’. Probeer met je vingers en gewrichten geen scherpe hoeken te maken.
Gebruik drukvariatie
Pas altijd geleidelijke druktoename, maximale druk en geleidelijke drukafname toe.
Kies de juiste druk
Geef een effectieve druk in het weefsel. De druk die je geeft is afhankelijk van de gekozen greep, de plaats waar je de greep uitvoert en de conditie van het weefsel.
Kies het juiste tempo
Elke basisgreep voer je in een bepaalde snelheid uit. Bij de gezichtsmassage moet je je houden aan de voor de basisgrepen geldende snelheden.
Kies het juiste ritme
Het ritme van elkaar opvolgende grepen voer je met vloeiende cadans en gelijkmatige overgangen uit. Dat geldt voor de gehele massage.
Een belangrijke tip die ik wil geven is de volgende:
Veel schoonheisspecialisten lopen weg tijdens het inwerken van het masker. Je kunt de cliënt echter ook extra aandacht geven door een ontspannende hoofdhuid/oormassage te geven. Dit is zeker een reden waarom de cliënt bij jou terug komt en je cliënten dus aan je kunt binden.
Lilian Willemsen is docent schoonheidsverzorging bij ROC Friese Poort. Zij is al 20 jaar werkzaam in het onderwijs en heeft hiernaast enige tijd een eigen salon gehad.
Lilian heeft de basis, voorgezette en internationale erkende Cidesco opleiding gevolgd. Zij is gespecialiseerd in sportmassage en diverse lichaamsmassages in totale behandelingen.
Massagegrepen voor de hoofdhuid
Greep
Openingsgreep
Rotaties op de fontanel
Bindweefselgreep achterhoofdsbeen
Toepassing/doel
Met de openingsgreep verdiep je de ademhaling van de cliënt. Hierdoor kan de cliënt zich beter ontspannen.
Met de rotaties open je de energiebanen van de cliënt. Met de bindweefselgreep verbeter je de doorbloeding. Dit komt doordat je de spieren in de nek ontspant. De greep is hierdoor ook prettig voor mensen die last hebben van hoofdpijn of spanningen in de nek.
Harken van de haren
Losmaken van het schedelpeesblad
Tapotements op het hoofd
Effleurage van de hoofdhuid
Afsluitende greep
Massagegrepen voor het oor
Afvoerende pompbeweging (vorkgreep)
Trekken aan de oorschelp
Waaiervormige effleurages
Uitstrijken van de oorschelp
Door het harken van de haren verwijder je spanning uit de haren. Door het losmaken van het schedelpeesblad verbeter je de circulatie en de innervatie (werking van de spieren) van de nek en het gezicht.
Met de tapotements verminder je eventuele vermoeidheid in het hoofd van de cliënt.
Door middel van deze effleurage voer je vrijgekomen afvalstoffen af.
Met de afsluitende greep sluit je de energiebanen van de cliënt weer af
Met de afvoerende pompbeweging voer je het lymfevocht af.
Door de oren uit te rekken maak je ze flexibeler.
Met de waaiervormige effleurages stimuleer je de doorbloeding in de huid.
Door het uitstrijken van de oorschelp breng je de circulatie op gang. Omdat je de greep uitvoert op alle reflexpunten in het oor heeft de greep een ontspannende werking op het hele lichaam.
Vibratie van de oren
Oren dubbelklappen
Drukpunten
Vibraties hebben een ontspannende en kalmerende werking.
Met het dubbelklappen van de oren stel je de veerkracht van de oren vast. Afhankelijk van de plek op het oor waar de drukpuntmassage plaatsvindt, werkt de massage ontspannend op delen van het lichaam.
Er is kleding en make-up te koop in veel verschillende kleuren. Cliënten vinden het vaak lastig om te bepalen welke kleur make-up en kleding het beste bij hen past. Als schoonheidsspecialist kun je jouw cliënten hierbij helpen door een kleuradvies te geven. Weet jij zelf al welk kleurtype je bent?
Dit hoofdstuk gaat in op de verschillende kleursoorten en kleuraspecten. Je leert wat spectrale, primaire, secundaire en complementaire kleuren zijn. Bij het geven van een kleuradvies moet je immers weten welke kleuren er zijn en wat je met verschillende kleuren kunt doen.
spectrale kleuren
In de 17e eeuw werd ontdekt dat zonlicht (wit licht) uit verschillende kleuren is samengesteld. Dit kun je zien als je een straal (bundel) wit licht door een driehoekig stuk geslepen glas laat gaan. Een driehoekig stuk geslepen glas noem je een prisma . Op het moment dat de straal door het prisma gaat, wordt de straal breder en worden de lichtstralen afzonderlijk zichtbaar: de lichtbundel wordt gebroken. De kleuren die je dan ziet zijn rood, oranje, geel, groen, blauw, indigo en violet. Deze kleuren noem je spectrale kleuren. Samen vormen ze het kleurenspectrum .
Je kunt dit vergelijken met het ontstaan van de regenboog. Het zonlicht wordt gebroken door regendruppels. Daardoor zie je de spectrale kleuren, dit zijn de kleuren waaruit de regenboog bestaat.
primaire en secundaire kleuren
Het kleurenspectrum (de spectrale kleuren) kun je verdelen in:
a primaire kleuren;
b secundaire kleuren.
a primaire kleuren
Primaire kleuren zijn de hoofdkleuren. Deze kleuren krijg je niet door andere kleuren met elkaar te mengen. De primaire kleuren zijn: rood, geel en blauw.
b secundaire kleuren
Secundaire kleuren zijn de mengkleuren. Ze ontstaan door het mengen van twee primaire kleuren. De secundaire kleuren zijn: oranje (rood + geel), groen (blauw + geel) en paars/violet (rood + blauw).
complementaire kleuren
De primaire en secundaire kleuren vormen samen het kleurenpalet. De primaire en de secundaire kleuren zijn door de natuurkundige Ostwald over elkaar gelegd. Zo ontstaat de vorm van een ster. Je noemt deze ster de kleurenster van Ostwald .
In de kleurenster zie je dat elke primaire kleur lijnrecht tegenover een secundaire kleur ligt.De kleuren die tegenover elkaar liggen noem je de complementaire kleuren Als je de kleurenster bekijkt, zie je dus dat:
• oranje en blauw
• groen en rood
• violet en geel
complementaire kleuren zijn.
De kenmerken van complementaire kleuren zijn dat de kleuren:
a elkaars werking opheffen wanneer je de kleuren mengt. Er ontstaat bij het mengen een grijs-grauwe massa.
b elkaar versterken wanneer je ze naast elkaar gebruikt. Een blauw vlak lijkt bijvoorbeeld blauwer wanneer het naast een oranje vlak zit.
Voor de schoonheidsspecialist is het handig om te weten wat complementaire kleuren zijn bij het aanbrengen van een make-up. Bijvoorbeeld bij het camoufleren van kringen onder de ogen.
In de kleurenleer maken we onderscheid in vijf kleuraspecten:
• warm of koel;
• licht of donker;
• helder of gedempt;
• contrast;
• glanzend of mat.
Warm of koel
Een kleur kan warm of koel zijn. Of een kleur een warme of koele kleur is wordt bepaald door:
• het gevoel dat de kleur geeft;
• de ondertoon van de kleur.
gevoel
Een kleur kan een warm of een koel gevoel geven. Dit noem je het psychologisch effect . Onder warme kleuren vallen de geel-, oranje- en roodtinten. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de zon. Onder de koele kleuren vallen de blauw- en paarstinten. Denk hierbij bijvoorbeeld aan water.
ondertoon
Bij de kledingkeuze is het belangrijk wat de ondertoon van de kleur is. Blauw geeft een koele ondertoon. Kleuren met een blauwe ondertoon noem je koele kleuren, bijvoorbeeld fuchsia.Geel geeft een warme ondertoon. Kleuren met een gele ondertoon noem je warme kleuren, bijvoorbeeld zalm.
Licht of donker
Een kleur kan licht of donker zijn. Dit noem je de waarde van een kleur. Voorbeelden van donkere keuren zijn zwart, donkerblauw, donkerbruin, antracietgrijs en donkergroen. Wit (licht)grijs, lila, babyblauw, lichtroze, zalmroze en beige zijn voorbeelden van lichte kleuren. Sommige kleuren liggen in het midden. Tomatenrood, turkoois, koraalroze, kobalt en camel zijn voorbeelden van deze middenkleuren.
Helder of gedempt
Een kleur kan helder of gedempt zijn. Een heldere kleur is een uitgesproken kleur. Van heldere kleuren kun je duidelijk zeggen welke kleur het is. Je spreekt dan van knalblauw, felrood, enzovoorts. Van matte of gedempte kleuren is het niet altijd makkelijk te bepalen welke kleur het is. Deze kleuren zijn niet uitgesproken. Je kunt niet duidelijk herkennen welke kleur het is. Voorbeelden van gedempte kleuren zijn taupe, kiezelgrijs, modderbruin, grijsblauw en kaki. Soms lijkt het alsof er een wit poederlaagje overheen ligt. Welke kleur de stof ook heeft, het lijkt altijd een beetje grijzig.
Contrast is geen eigenschap van één kleur. Het zegt iets over de verhouding tussen meerdere kleuren. Weinig contrast betekent dat de kleuren grotendeels in elkaar overlopen. Bijvoorbeeld iemand met licht haar, lichte ogen en een lichte huidskleur. Donkere types zijn vaak contrastrijker dan lichte types. Een voorbeeld van veel contrast is iemand met een lichte huid, donker haar en blauwe ogen. Als je kijkt naar de seizoenen hebben lente- en zomertypes vaak minder contrast dan herfst- en wintertypes. Wanneer je van nature weinig contrast hebt, staan grote kleurcontrasten in kleding niet zo goed.
In glanzende stoffen komen kleuren duidelijker naar voren dan in matte stoffen. Glanzende stoffen vallen meer op. Pas op met te veel glanzende stoffen bij elkaar. Dit is snel te druk.
De meest gebruikte methode bij een kleuranalyse is de seasonalmethode. Deze methode gaat uit van een indeling in vier types. De types zijn afgeleid van de vier seizoenen: lente, zomer, herfst en winter. De benamingen van de seizoenen worden gebruikt omdat de types overeenkomsten hebben met de kleuren die je in het betreffende seizoen in de natuur tegenkomt.
lente
De huidteint van een lentetype heeft een gele of zacht gouden ondertoon. Sommige lentetypes hebben een ivoorkleurige teint. Dit geeft het lentetype een breekbaar uiterlijk. Lentetypes krijgen soms zomersproeten. Deze zijn dan goudbruin van kleur. De haarkleur van een lentetype varieert van heel lichtblond, honingblond, rossig, tot lichtbruin. De kleur van de ogen is blauw, blauwgrijs of groen.
Tijdens de lente komt de natuur tot bloei. Narcissen, krokussen, paardenbloemen en oranjerode geraniums komen op. In de lente zie je in de natuur vooral frisse, heldere en warme kleuren. Kleuren die een lentetype goed kan dragen zijn: crèmewit, turkoois, middenbruin, middenblauw, zalmroze, warmrood, helder oranje, koraal, lime en frisse groene kleuren. Lentetypes kunnen beter geen zwart, donkerblauw, bordeauxrood, oudroze en spierwit dragen.
Bij een lentetype gebruik je make-up in frisse natuurlijke kleuren met een goudglans. Bij een lentetype past een zachte vloeibare foundation in een warme lichte tint. Voor de rouge en lipstick kun je kiezen voor een abrikoos-, perzik- of bruin roze tint. De ogen kun je opmaken met een lichte melkachtige oogschaduw en een bruin, groen of wit oogpotlood. Maak de ogen af met een bruine mascara.
zomer
Zomertypes kunnen een heel verschillende huidteint hebben: een lichte melkachtige teint, een rossige teint of juist een olijfkleurige teint. Wat ze gemeen hebben is een blauwachtige ondertoon van de huid. Ook zomertypes krijgen soms zomersproetjes. Deze zijn grijsbruin van kleur. De haarkleur varieert van lichtblond tot donkerbruin. Zomertypes hebben vaak lichtblauwe, grijsblauwe of lichtgroene ogen.
In de zomer verliest alles in de natuur langzaam zijn kleur. De frisse kleuren uit de lente worden fletser, het lijkt alsof er een grijze gloed overheen komt te liggen. De kleuren die een zomertype goed staan zijn koel en zacht, het grijs domineert. Poedertinten staan een zomertype goed, maar ook marineblauw, kobalt, indigoblauw, roze, lila, lichtgrijs, watermeloenroze en zilver kan een zomertype goed dragen. Zomertypes kunnen beter geen beigetinten, geel, appeltjesgroen, oranje en heel donkere kleuren zoals zwart of donkergroen dragen.
De make-up van een zomertype bestaat uit ingetogen kleuren met een zilverglans. Kies voor de foundation een lichte koele tint. Voor de rouge en lipstick kun je kiezen voor rozetinten. Hier past een grijze of blauwe oogmake-up mooi bij. Bijvoorbeeld een grijze oogschaduw en een antraciet of blauw
oogpotlood. Maak het geheel af met een zwarte mascara.
herfst
Veel herfsttypes hebben een geelgouden, warme huidteint. De teint kan neigen naar champagne of juist meer goudbeige of perzikkleurig. Herfsttypes hebben bijna nooit een natuurlijk blos op de wangen. Sommige herfsttypes worden snel bruin, anderen verbranden juist snel. De haarkleur van een herfsttype is donkerblond of bruin met een koperen of gouden gloed. De kleur van de ogen varieert van bruin tot groen.
In de herfst zie je in de natuur veel warme kleuren: donkeroranje, bruintinten, mosgroen. Bijvoorbeeld in de bladeren aan de bomen. Deze kleuren staan een herfsttype goed. Andere kleuren die een herfsttype goed staan zijn bruin- en groentinten, oranje, lelierood, tomatenrood, koraal, crèmewit, ivoor, donker turkoois, kaki, goud en koper. Een herfsttype kan beter geen spierwit, lichtroze, grijs, lila, fuchsia, bordeauxrood en donkerblauw dragen.
Bij een herfsttype staat make-up in natuurlijke kleuren met een goudglans het mooist. Gebruik een foundation in een warme tint. Voor de rouge en lipstick kun je kiezen voor aardetinten en alle bruintinten. De ogen kun je opmaken met een bruin of groen oogpotlood en een zalm of perzikkleurige oogschaduw. Een bruine mascara staat hier mooi bij.
Wintertypes hebben vaak een lichte huid en donker haar. De huid heeft een koele ondertoon. Wintertypes met een witte huid worden in de zomer nooit echt bruin. Een wintertype heeft middenbruin, donkerbruin of zwart haar. De kleur van de ogen varieert van chocoladebruin tot grijsblauw.
In de winter zie je in de natuur veel grote contrasten en heldere kleuren. Bijvoorbeeld een helderblauwe lucht met witte sneeuw, of juist heel donkere dagen. Deze contrasten staan een wintertype goed. Ook uitgesproken winterkleuren als zwart, donkerblauw, flessengroen, helderrood, fuchsiaroze, knalblauw, antracietgrijs, spierwit en zilver staan een wintertype goed. Wintertypes kunnen beter geen beige, warmbruin, oranje, ivoor en zachte pasteltinten dragen.
De make-up van een wintertype bestaat uit heldere kleuren met een zilverglans. Om het gelaat te egaliseren kun je een lichte foundation gebruiken. Hierin mag geen geel verwerkt zijn. Gebruik een rode lipstick, bijvoorbeeld in cyclaam of kersenrood. Voor de rouge kun je kiezen voor zacht roze en bruinroze tinten. De ogen kun je wat sprekender opmaken. Kies hierbij voor donkerblauw, donkergroen, bruin of zwart. Breng als laatste een zwarte mascara aan.
Kleuren kunnen flatterend werken op uiterlijke onvolkomenheden en kunnen mooie punten benadrukken. Een kleuranalyse is een hulpmiddel voor de cliënt bij het samenstellen van een garderobe met kleuren die bij haar passen.
Benodigdheden
• daglichtlamp;
• grote spiegel;
• intakeformulier kleuranalyse;
• goudkleurig en zilverkleurig analysedoek;
• analysedoeken van de vier seizoenen;
• 4 kleurenwaaiers (lente-, zomer-, herfst-, en winterwaaier);
• haarnetje, bandeau;
• grote badhanddoek;
• make-up.
Figuur 5.8 dek de kleding van de cliënt af met een witte omslagdoek
Figuur 5.9(ab) bepaal of de cliënt een warm of koel type is
a warm
b koel
Hieronder staat weergegeven hoe je een kleuranalyse kunt uitvoeren.
1. Voer een intakegesprek
Voordat je met de kleuranalyse begint voer je eerst een intakegesprek met de cliënt. Vraag of je cliënt haar haar, wimpers of wenkbrauwen verft, bruin zonder zon gebruikt of onder de zonnebank gaat. Dit geeft de cliënt immers een ander uiterlijk. Vraag ook naar de lievelingskleur van de cliënt en uit welke kleuren haar garderobe bestaat. Hiermee kun je rekening houden met het geven van je kleuradvies.
2. Neutraliseer de cliënt
Bij een kleuradvies is het belangrijk dat de cliënt naturel is. Verwijder make-up (of laat de cliënt dit doen) en dek gekleurd haar af. Dek ook altijd de kleding van de cliënt af met witte omslagdoeken. Dit is belangrijk omdat kleding, make-up en gekleurd haar je advies beïnvloeden.
3. Bepaal of je cliënt een warm of koel type is
Bepaal met een gouden en zilveren doek of de cliënt een warm of koel type is. Start met de gouden doek. Kijk wat de kleur doet met het gelaat. Je kijkt naar het effect van de gouden doek op:
• de huidskleur;
• de kleur van de ogen;
• de belijningen in het gezicht: belijningen onder de ogen, de neuslippenplooi, plooitje onder de onderlip en de belijningen langs de kaaklijn.
Bepaal of de kleur van de huid en de ogen sprekender wordt en of de belijningen meer of juist minder zichtbaar worden. Soms is dit makkelijker te zien als je van een afstandje naar de cliënt kijkt.
Doe hetzelfde met de zilveren doek. De doek die de huid en ogen meer laat stralen en de belijningen in het gezicht minder zichtbaar maken is het meest geschikt voor de cliënt.
4. Bepaal welke seizoen het beste bij de cliënt past Nu je hebt bepaald of de cliënt een warm (goud) of koel (zilver) type is, kun je bepalen welk seizoen het beste bij de cliënt past. Als de cliënt een koel type is, passen de zomer- of winterkleuren het best bij haar. Is de cliënt een warm type, dan kan zij het best lente- of herfstkleuren dragen. Welke seizoen het beste past kun je bepalen met analysedoeken. Je legt hiervoor de doeken een voor een aan bij de hals van de cliënt. Kijk wat de kleur doet met de huidskleur, de kleur van de ogen en de belijningen in het gelaat. Kijk ook hier weer even van een afstandje.
5. Geef een kleuradvies
Als je hebt bepaald welk seizoen het beste bij de cliënt past leg je alle doeken van dit seizoen om de hals van de cliënt. Laat zien wat de kleuren met de huid van de cliënt doen. Soms vindt de cliënt de kleuren van het type wat ze is niet mooi. Probeer je cliënt er dan van te overtuigen dat deze kleuren het beste bij haar passen.
Bij het geven van je advies houd je rekening met de kleuren die de cliënt in haar garderobe heeft. Adviseer een cliënt nooit om een geheel nieuwe garderobe aan te schaffen. Wel kun je adviseren om bij het winkelen een kleurenwaaier mee te nemen. Hierin zitten alle kleuren die passen bij de cliënt. De cliënt kan zo makkelijker een kledingstuk kopen in de juiste kleur.
6. Breng make-up aan
Ter afsluiting van het kleuradvies kun je een make-up aanbrengen in de kleuren van de kleurenwaaier.
Een belangrijke tip is de volgende: laat bij een kleuradvies je eigen voorkeur voor kleur los! Kijk goed wat er gebeurt met het gezicht van de cliënt en ga net zolang door met de analysedoeken tot ook de cliënt ziet wat er gebeurt. Alleen dan is het advies waardevol voor de cliënt.
Akke de Boer is eigenaar van twee lijfstijlstudio’s waar ze het Ariane Inden concept van huidverzorging uitvoeren. Dit concept wordt aangevuld met definitief ontharen, huidverjonging, manicures, make-up workshops en het geven van kleur- en stijladviezen.
kleurenspectrum
Wit licht (zonlicht) is samengesteld uit de kleuren: rood, oranje, geel, groen,blauw en paars. Dit zie je als een straal wit licht door een prisma gaat en wordt gebroken. Deze kleuren noem je de spectrale kleuren. Samen vormen ze het kleurenspectrum
De spectrale kleuren kun je verdelen in de primaire kleuren rood, geel en blauw en de secundaire kleuren oranje, groen en violet.
In de kleurenster van Ostwald ligt elke primaire kleur tegenover een secundaire kleur. Complementaire kleuren liggen lijnrecht tegenover elkaar. Complementaire kleuren heffen elkaars werking op bij vermenging. Daar maak je gebruik van bij het aanbrengen van camouflage.
kleuraspecten
In de kleurenleer maken we onderscheid in vijf kleuraspecten:
• warm of koel: een kleur kan een warm of een koel gevoel geven en een warme of koele ondertoon hebben. Warme kleuren zijn geel, oranje en rood. Koele kleuren zijn blauw en paars.
• licht of donker: een kleur kan licht of donker zijn. Dit noem je de waarde van een kleur.
• helder of gedempt: een heldere kleur is een uitgesproken kleur. Van heldere kleuren kun je duidelijk zeggen welke kleur het is. Van gedempte kleuren kun je niet altijd duidelijk herkennen welke kleur het is. Soms lijkt het alsof er een wit poederlaagje overheen ligt.
• contrast: contrast zegt iets over de verhouding tussen meerdere kleuren. Weinig contrast betekent dat de kleuren grotendeel in elkaar overlopen (licht haar, lichte ogen en een lichte huid). Bij veel contrast is er veel variatie in licht en donker.
• glanzend of mat: in glanzende stoffen komen kleuren duidelijker naar voren dan in matte stoffen. Een glanzende stof geeft een uitgesproken kleur.
de seizoenen
De meest gebruikte methode bij een kleuranalyse is de seasonalmethode. Deze methode gaat uit van een indeling in vier types: lente, zomer, herfst en winter. De benamingen van de seizoenen worden gebruikt omdat de types overeenkomsten hebben met de kleuren die je in het betreffende seizoen in de natuur tegenkomt. Kleuren die je in de seizoenen tegenkomt, staan de types goed.
• lente: in de lente zie je in de natuur vooral frisse, heldere en warme kleuren.
• zomer: in de zomer verliest alles in de natuur langzaam zijn kleur. De frisse kleuren uit de lente worden fletser, het lijkt alsof er een grijze gloed overheen komt te liggen.
• herfst: in de herfst zie je in de natuur veel warme kleuren: donkeroranje, bruintinten, mosgroen.
• winter: in de winter zie je in de natuur veel grote contrasten en heldere kleuren.
UV-stralen zijn een bron van vitamine D en zorgen ervoor dat je bruin wordt. Maar pas op: de straling kan de huid ook beschadigen. Veilig bruin worden zonder zon kan met een bruiningscrème. Als allround schoonheidsspecialist geef je cliënten advies over verantwoord zongedrag.
Figuur 6.1 sproeten zijn pigmentophopingen die vaak voorkomen bij mensen met een lichte huid
De huidskleur wordt onder andere bepaald door de hoeveelheid pigment of melanine in de huid. In de huid bevinden zich pigmentvormende cellen. Deze cellen maken pigment of melanine aan. Je noemt deze cellen melanocyten . Melanocyten liggen tussen de cellen van de basaalcellenlaag. Alle mensen hebben evenveel melanocyten. Het is dus niet zo dat mensen met een donkere huid meer melanocyten hebben dan mensen met een blanke huid. Wel is het vermogen van deze cellen om pigment te maken verschillend. Bij mensen met een donkere huid wordt er meer melanine gemaakt dan bij mensen met een blanke huid.
In de pigmentcellen zit melanogeen . Melanogeen noem je ook wel propigment. Dit ongekleurde eiwit is een kleurloos voorstadium van melanine. Onder invloed van de UV-stralen zetten enzymen het melanogeen om in het gekleurde melanine. Het pigment dat daaruit gevormd wordt, wordt doorgegeven aan de volgende huidlagen en schuift zo naar boven toe. De hoeveelheid melanine (pigment) in de huid bepaalt de huidskleur. Deze kan variëren van bijna zwart tot vrijwel kleurloos.
Vaak hebben mensen met voorouders uit zonnige gebieden (rond de evenaar) een donkerdere huid dan mensen met voorouders uit gebieden met minder zon. Vrouwen hebben gemiddeld een iets lichtere huidskleur dan mannen.
Pigmentvlekjes zijn ophopingen van pigment in de huid. Je noemt ze ook wel hyperpigmentaties. Hyper betekent: te veel. Sproeten, moedervlekken, ouderdomspigmentvlekken, chloasma en levervlekken zijn vormen van hyperpigmentaties. De huid kan ook te weinig pigment bevatten. Dan spreek je van een hypopigmentatie. Hypo betekent: te weinig. Voorbeelden van hypopigmentatie zijn vitiligo en albinisme.
Bij hyperpigmentatie is er sprake van ophoping van pigment. Hyperpigmentatie ontstaat of verandert onder invloed van zonlicht.
Sproeten zijn kleine plaatselijke pigmentophopingen in de huid. Bij mensen met een lichte huid en rode of blonde haren komen sproeten meestal in groten getale voor. Sproeten ontstaan op jeugdige leeftijd en verdwijnen geleidelijk bij het ouder worden. Hoewel je aanleg moet hebben om sproeten te krijgen, speelt ook het zonlicht een rol. Sproeten komen vooral voor op huiddelen die in de zon komen. Onder invloed van het zonlicht kleuren ze donkerder.
Moedervlekken zijn aangeboren pigmen -
6.2
jeukt of kapot gaat, kan dat op kwaadaardigheid duiden. Ook haren in een moedervlek vormen een extra risico op melanoom. Daarnaast vragen moedervlekken met een doorsnee groter dan acht millimeter extra aandacht.
Een moedervlek mag je tijdens een cosmetische behandeling niet irriteren. Hierdoor kan de moedervlek sneller kwaadaardig worden. Irritatie kan ontstaan door bijvoorbeeld een haar uit de moedervlek te trekken.
Als schoonheidsspecialist kun je een rol spelen in de preventie en opsporing van huidkanker. Je kunt adviezen geven over verantwoord zongedrag. Ook kun je huidveranderingen, die op huidkanker kunnen wijzen, signaleren en de cliënt adviseren om naar een arts te gaan. Ga niet zelf een diagnose stellen. Dat kan de cliënt verontrusten, terwijl er misschien helemaal geen sprake is van kanker.
ouderdomspigmentvlekken (naevi pigmentosi senilis)
103
Figuur 6.2
moedervlekken zijn aangeboren pigmentophopingen
Figuur 6.3
tophopingen. Een moedervlek is opgebouwd uit moedervlekcellen (neavuscellen) . Moedervlekcellen zijn verwant aan melanocyten (pigmentcellen). Moedervlekken zijn vlak of verheven. Direct na de geboorte zijn ze vaak nog niet zichtbaar.
Moedervlekken zijn groter en donkerder dan sproeten. Meestal zijn ze onschuldig, maar ze kunnen ook veranderen in een melanoom : een kwaadaardige vorm van huidkanker. Uit onderzoek is gebleken dat overmatige blootstelling aan de zon op jonge leeftijd van invloed kan zijn op het ontstaan van een melanoom. Als een moedervlek in korte tijd sterk groeit, verkleurt,
Op latere leeftijd kunnen er ouderdomspigmentvlekken op de huid ontstaan. Dit zijn goedaardige pigmentvlekken die vooral voorkomen op plekken waarmee je veel in de zon komt, bijvoorbeeld de handruggen en je gezicht. Ze ontstaan meestal pas na het vijftigste levensjaar.
chloasma
schapsmasker veroorzaken. Chloasma verergert onder invloed van het zonlicht.
levervlekken
Een levervlek komt vrij veel voor. Levervlekken hebben niets te maken met een leverziekte. Ze heten zo omdat ze een leverkleurige (bruine) kleur hebben. Levervlekken zijn een gevolg van zonbeschadiging van de huid. Door langdurig gebruik van een sunblock, kunnen levervlekken lichter van kleur worden.
Bij hypopigmentatie is er sprake van te weinig pigment of het geheel ontbreken van pigment in de huid. Voorbeelden van
hypopigmentaties zijn vitiligo en albinisme. Vitiligo is een huidafwijking waarbij sprake is van te weinig pigment. Albinisme is een huidafwijking waarbij het pigment in de huid volledig ontbreekt.
Pigment is een natuurlijke bescherming van de huid tegen UV-straling. Bij hypopigmentatie ontbreekt het pigment in de huid. De huid heeft daarom geen bescherming tegen de UV-stralen van de zon. Dit maakt de huid overgevoelig voor het zonlicht. Een huid met hypopigmentatie moet extra beschermd worden tegen de zon. Gebruik bij een huid met hypopigmentatie altijd een zonneproduct met een hoge beschermingsfactor.
Zonlicht bestaat uit drie soorten ultraviolette stralen:
1. UV-A;
2. UV-B;
3. UV-C.
Ook zonneapparatuur produceert ultraviolette stralen.
Alleen de UV-A en de UV-B stralen bereiken de aarde. De ozonlaag filtert de gevaarlijke UV-C stralen uit het zonlicht. De ozonlaag is de laag in onze dampkring waarin veel ozon voorkomt. Ozon is een verbinding van drie zuurstofatomen (O3). De ozonlaag beschermt ons tegen de schadelijke inwerking van het ultraviolette licht van de zon.
UV-A en UV-B stralen zijn verantwoordelijk voor het bruiningsproces van de huid. Beide soorten stralen hebben invloed op de aanmaak van pigment in de huid. Dit noem je het pigmenteffect. UV-A stralen bevorderen de directe pigmentatie. UV-B stralen zorgen voor indirecte pigmentvorming. UV-B straling veroorzaakt ook een verdikking van de hoornlaag, die een belangrijke beschermende functie heeft. Het aanmaken van extra pigment en het verdikken van de hoornlaag is een geleidelijk proces. Daarom moet de huid, vooral de blanke huid, langzaam wennen aan het zonlicht. UV-B stralen zorgen daarnaast voor de aanmaak van vitamine D. Vitamine D heb je nodig voor botvorming. Een tekort aan vitamine D kan ontwikkelingsstoornissen in de botten veroorzaken. Ook heeft vitamine D een positief effect op de stofwisseling en zorgt het voor verlaging van de bloeddruk.
Maar straling heeft ook negatieve effecten. Te veel straling kan erytheem solaris oftewel
zonnebrand veroorzaken. Met name UV-B stralen zijn daarvoor verantwoordelijk. Daarom geven de meeste zonnebanken weinig UV-B straling af. Daarnaast tasten
UV-A en UV-B stralen de huidstructuur aan, waardoor vroegtijdige huidveroudering en huidkanker kunnen ontstaan.
UV-C stralen zijn de gevaarlijkste stralen. Ze kunnen mutaties (veranderingen) veroorzaken in de structuur van de kerneiwitten en huidkanker veroorzaken. Deze stralen kunnen de aarde moeilijk bereiken omdat ze door de ozonlaag uit het zonlicht worden gefilterd. Toch wordt het steeds gevaarlijker om in de zon te liggen, vooral tussen twaalf en drie uur ‘s middags. Door de aantasting van de ozonlaag worden er minder stralen uit het zonlicht gefilterd.
Een donkere huid heeft minder last van de negatieve effecten van UV-straling. Een donkere huid verbrandt in de zon minder snel dan een blanke huid. Daarnaast komt huidkanker nauwelijks voor bij mensen met een donkere huid. Ook veroudert de donkere huid veel minder snel dan de blanke huid. Dit komt onder andere door de beschermende werking van melanine. Melanine is
de huid
Figuur 6.6de kleurstof van de huid. De donkere kleur beschermt de huid tegen de invloed van UV-stalen. Een donkere huid heeft daarnaast een dikkere hoornlaag dan een blanke huid. De dikkere hoornlaag biedt een goede bescherming tegen de ultraviolette straling van de zon.
Beschermende producten, het woord zegt het al, beschermen de huid tegen de invloeden van buitenaf. Bijvoorbeeld zonneproducten.
De zon geeft energie, zonder de zon kun je niet leven. Je moet je huid echter wel tegen UV-straling beschermen. Dit kun je doen met een zonneproduct. Een zonneproduct is een effectieve manier om de huid te beschermen tegen UV-straling. Een zonneproduct bevat meestal een licht- of zonnefilter. Zo’n filter absorbeert ultraviolette stralen. Dit zorgt ervoor dat je niet verbrandt. Als lichtfilter kunnen bijvoorbeeld kaneelzuur, salicylzuur, caroteen, cumarine, titaanoxide en zinkoxide worden gebruikt. Titaanoxide en zinkoxide komt vooral voor in sunblocks. De meeste producten beschermen tegen UV-A en UV-B straling.
Een zonneproduct geeft een bepaalde mate van bescherming. De mate van bescherming wordt de beschermingsfactor genoemd. De beschermingsfactor (Sun Protection Factor, SPF) van een zonneproduct wordt aangeduid met een nummer. Dit nummer geeft aan hoeveel keer langer je in de zon
kunt blijven. Als je normaal gesproken 10 minuten in de zon kunt verblijven zonder te verbranden, kun je met beschermingsfactor 5, vijf keer zolang in de zon blijven, dus vijftig minuten. Een zonneproduct vanaf factor 25 noem je ook wel een sunblock . De filters in een sunblock absorberen de UV-straling niet, maar reflecteren de stralen. Hierdoor wordt meer UV-straling tegengehouden. De huid van kinderen verbrandt makkelijk. Kies bij kinderen altijd voor een hoge beschermingsfactor.
De meeste zonneproducten bevatten stoffen die een beschermende, verzachtende en samentrekkende werking op de huid hebben, en stoffen die het bruiningsproces activeren. Je kunt de huid dus verzorgen en tegelijkertijd beschermen tegen UV-stralen.
• Bergamot
Bergamot heeft een verzachtende, verfrissende, verkoelende en vitaliserende werking. In combinatie met ultraviolette stralen kan bergamot zorgen voor een onregelmatige pigmentatie (Berlock dermatitis). De hoeveelheid bergamotolie dat een zonneproduct mag bevatten, is dan ook aan een maximum gebonden.
• Calendula-olie
Het caroteen in calendula zorgt ervoor dat je sneller bruin wordt.
• Caroteen
Caroteen in zonneproducten werkt als lichtfilter en stimuleert het bruiningsproces.
• Collageen
Collageen werkt celdelingbevorderend en regenererend en heeft wondgenezende eigenschappen.
• Jojoba-olie
Jojoba-olie is ongevoelig voor ultraviolette stralen. Daardoor wordt jojoba-olie niet snel ranzig. Jojoba heeft een beschermende, hydraterende en verzachtende werking.
kleding
Kleding kan een groot deel van de UVstraling tegen houden, Kleding biedt dus een goede bescherming tegen zonnebrand. Wanneer je lang in je zon blijft is het wel verstandig om de huid onder de kleding toch in te smeren met een zonneproduct. Kleding houdt immers niet alle UV-straling tegen.
zonnebril
Ook de ogen kunnen door UV-straling beschadigen. Het is daarom belangrijk een zonnebril met UV-filter te dragen. Een zonnebril zonder UV-filter is gevaarlijker voor de ogen dan helemaal geen zonnebril. Doordat de glazen van een zonnebril donker zijn, gaat de iris in het oog extra openstaan om toch voldoende licht te vangen. Bij een zonnebril zonder UV-filter kunnen de stralen dwars door de glazen heen gaan en zo eenvoudig in het oog doordringen. Dit kan beschadiging aan het oog veroorzaken. Bij een verblijf in de buurt van water of licht zand adviseert de Gezondheidsraad een zonnebril te dragen die ook aan de onder- en zijkanten bescherming biedt. De reflectie van de zon op water en zand kan namelijk ook via de onderkant en zijkanten het oog bereiken. Om ook onder de zonnebank de ogen te beschermen tegen UV-straling is het belangrijk om een beschermingsbril te gebruiken.
Een aftersunproduct herstelt het vocht- en vetgehalte van de huid en kalmeert de huid na het zonnebaden. Soms bevat een aftersunproduct verkoelende bestanddelen. In aftersunproducten worden vaak kamille- en aloë vera-extracten gebruikt. Kamille werkt kalmerend en verzachtend op de huid. Aloë vera-extract heeft regenererende (herstellende) eigenschappen.
Zonneapparatuur behoort tot de actinoapparatuur. Actino komt van het woord aktis dat straal betekent. Als je met actinoapparatuur werkt, maak je gebruik van straling.
In de jaren zestig deed de hoogtezon zijn intrede in vele huishoudens. Mensen gingen onder de hoogtezon om te bruinen, maar ook om de gezondheid te bevorderen. Een hoogtezon geeft UV-straling af. Tegenwoordig wordt de hoogtezon nauwelijks nog gebruikt. De dosis UV-B stralen die een hoogtezon uitzendt wordt namelijk te hoog gevonden. Daarnaast bestraalt de hoogtezon slechts een klein gedeelte van het lichaam. Ook zijn er nu meer negatieve effecten van UV-straling bekend. Een kuur onder de hoogtezon wordt hierdoor niet meer als gezondheidsbevorderend gezien.
De hoogtezon heeft plaats gemaakt voor de zonnebank, die een nauwkeuriger gedoseerde hoeveelheid UV-straling afgeeft. De
lampen in een zonnebank filteren de UV-B straling er voor een groot gedeelte uit.
Een hoge dosis UV-B bestraling wordt nu alleen nog toegepast bij bepaalde huidaandoeningen, zoals psoriasis, en moet onder strikte medische begeleiding plaatsvinden. Een hoogtezon wordt dan ook niet meer in de schoonheidssalon toegepast.
Een zonnebank is een elektrisch apparaat. Elektrische apparaten mag je in verband met het gevaar voor elektrocutie niet in een natte ruimte, dus in een douche- of badruimte, plaatsen.
Een zonnebank kan het hele lichaam, aan de boven- en onderzijde tegelijkertijd, bestralen. Een professionele zonnebank is voorzien van een koelsysteem en een tijdsinstelling. Aangezien UV-stralen de ogen kunnen beschadigen, is het noodzakelijk om bij een verblijf onder een bruiningsapparaat een beschermbril te dragen.
Een zonnehemel bevestig je aan het plafond of de muur of staat op een statief. Een
zonnehemel bruint daarom slechts één kant van het lichaam. Een zonnedouche heeft de vorm van een douchecabine, waar je tijdens het zonnen in staat. Daarnaast zijn er ook nog gezichtsbruiners in veel verschillende vormen en maten.
In vergelijking met de UV-straling van de zon geven de lampen van een zonnebank meestal een hogere dosis UV-A straling en een lagere dosis UV-B straling af. Daardoor verbrand je onder de zonnebank minder snel, terwijl je wel bruin wordt.
Door het lage percentage UV-B wordt de hoornlaag nauwelijks verdikt. De huid heeft daarom na een zonnebankkuur nog geen optimale bescherming tegen het zonlicht opgebouwd. In combinatie met UV-straling kunnen bepaalde stoffen overgevoeligheidsof allergische reacties veroorzaken. Voordat de cliënt onder de zonnebank gaat moet zij cosmetica en parfum verwijderen. Ook medicijnen en de anticonceptiepil kunnen in combinatie met UV-straling huidreacties veroorzaken. Het is belangrijk te informeren of de cliënt die gebruikt.
De zon heeft veel positieve effecten. Zonder zon kun je niet leven. De zon heeft ook een aantal nadelen. Over deze negatieve effecten van UV-straling is steeds meer bekend. Overmatige zonbestraling kan huidveroudering, pigmentverschuivingen en huidkanker veroorzaken. Als schoonheidsspecialist moet je cliënten goed begeleiden bij een zonnebankkuur. Op deze manier kun je overmatige bestraling zo veel mogelijk voorkomen.
Om de cliënt veilig van de zonneapparatuur gebruik te laten maken voer je een huidanalyse uit. Het is belangrijk dat de cliënt de juiste hoeveelheid zon krijgt en zeker niet te veel.
Om te bepalen hoeveel zon de cliënt mag krijgen, bepaal je het huidtype van de cliënt. Op basis van de indeling van fitzpatrick kun je cliënten indelen in zes huidtypes.
• Huidtype 1: verbrandt altijd, wordt niet bruin;
• Huidtype 2: verbrandt meestal, wordt een beetje bruin;
• Huidtype 3: verbrandt zelden, wordt goed bruin;
• Huidtype 4: verbrandt nooit, wordt diep bruin (mediterrane type);
• Huidtype 5: Aziatisch type;
• Huidtype 6: negroïde type.
De blanke huid wordt ingedeeld in huidtype 1 tot en met huidtype 4. Voor huidtype 1 kun je de zonnebankkuur het beste afraden. Voor mensen met een dergelijke lichte huid is een zonnebankkuur hoog kankerverwekkend. Mensen met huidtype 5 en 6 maken ook zelden gebruik van de zonnebank. Zij hebben van nature al een getinte huid.
Figuur 6.11 Huidtype 2 Figuur 6.12 Huidtype 5Voor een nauwkeurige samenstelling van een bruiningskuur moet je daarnaast ook rekening houden met de bestralingssterkte van het toestel en het type lamp dat gebruikt wordt. Het is dan ook belangrijk dat de leverancier van zonneapparatuur uitgebreide informatie verstrekt en onder andere aangeeft op welke manier een zonnebankkuur met het betreffende apparaat opgebouwd kan worden.
Nadat je het huidtype van de cliënt hebt bepaald kun je de cliënt een zonadvies geven. Met een goed zonadvies weet je zeker dat de cliënt wel een kleurtje krijgt, maar niet verbrandt.
De Gezondheidsraad doet de volgende aanbevelingen voor de opbouw van een zonnebankkuur:
• de eerste bestralingsdosis moet beperkt blijven tot 0,5 MED ;
• de bestralingsdosis van elke volgende bestralingsbeurt mag maximaal anderhalf keer de dosis van de voorgaande beurt bedragen;
• tussen de eerste en de tweede beurt moet een periode van twee etmalen liggen (één dag overslaan);
• er mag slechts één bestraling per dag gegeven worden;
• de totale jaarlijkse dosis moet beperkt blijven tot 100 MED.
MED staat voor Minimale Erytheem Dosis. Dat is de minimale tijd die nodig is om een onbestraalde huid rood te kleuren. De hoeveelheid MED is afhankelijk van iemands huidtype.
Als je uitgaat van de aanbevelingen van de Gezondheidsraad vindt een zonnebankkuur van maximaal 10 beurten plaats gedurende
elf dagen, waarbij op de tweede dag geen bestraling plaatsvindt. De eerste bestralingsdosis mag niet boven de 0,5 MED uitkomen. Dit betekent dat de cliënt de eerste keer maximaal 10 minuten onder de zonnebank mag blijven. Elke volgende keer mag dit 1,5 keer meer zijn. Voor huidtype 2, 3 en 4 is het gebruikelijk om maximaal 30 minuten onder de zonnebank te blijven. Dit is meestal voldoende om bruin te worden. Als een cliënt vijf van deze kuren ondergaat verbruikt zij daarbij ongeveer 50 MED. De overige 50 MED kan de cliënt dan in de zomermaanden verbruiken.
Personen jonger dan 18 jaar mogen geen gebruik maken van de zonnebank. Voor jonge mensen is het beter zo min mogelijk zonlicht te krijgen. Omdat de huid zich nog ontwikkelt geeft verbranding op jonge leeftijd een verhoogde kans op huidkanker op latere leeftijd.
Veilig een bruin kleurtje kan door gebruik te maken van bruin zonder zon. Bruin zonder zon heb je in verschillende vormen:
• crèmes en sprays;
• bruinings-spraycabine;
• airbrush tanning.
Bruiningscrèmes en sprays zijn crèmes of lotions waaraan de actieve stof DiHydroxyAceton (DHA) is toegevoegd. DHA is een extract uit druiven. DHA reageert op de aminozuren en eiwitten die van nature op de huid aanwezig zijn. Het gevolg van deze
reactie is een natuurlijke en egaal bruine kleur zonder dat de huid wordt blootgesteld aan UV-straling. DHA is een onschadelijke stof die je veilig op de huid kunt gebruiken.
Werkwijze
Hieronder staat weergegeven hoe je een behandeling met bruin zonder zon uitvoert.
1. scrub de huid van de cliënt
Voordat je bruin zonder zon aanbrengt scrub je de huid van de cliënt. Door te scrubben verwijder je alle dode huidcellen. Sc rub de huid door middel van effleurerende en rote rende bewegingen. Besteed bij het scrubben extra aandacht aan ellebogen, kn ieën, hielen en bovenarmen. Hier is de huid vaak wat droger en kan de huid schilferig z ijn. Verwijder het scrubzout met washandjes of laat de cliënt douchen. Zorg ervoor dat je alle scrub verwijdert.
2. verzorg de huid met bodylotion
N a het scubben smeer je de huid in met body lo tion. Dit kun je het beste doen als de huid nog vochtig is. De crème trekt dan beter in. Breng de bruin zonder zon pas aan als de wbodylotion is ingetrokken en de huid helemaal droog is.
Figuur 6.15
scrub de huid door middel van effleurerende en roterende bewegingen
6.16
3. bescherm je handen met latex handschoenen
Bruin zonder zon geeft een mooi tintje aan het lichaam. Nadeel is dat het product ook kleur geeft op plekken waar je het liever niet wilt hebben, bijvoorbeeld je handen. Om dit te voorkomen trek je latex handschoenen aan. Je eigen handen zijn dan beschermd tegen de bruin zonder zon. Je loopt dan straks niet zelf met een kleurtje!
4. breng het product aan
De cliënt insmeren met bruin zonder zon is een precies werkje. Maak cirkelende bewegingen, net zoals je bij het aanbrengen van een crème ook zou doen. Hiermee heb je de minste kans op strepen. Pas op met te veel crème op enkels, knieën en ellebogen. Omdat de huid hier wat ruwer is krijg je hier snel vlekken. Om de overgang naar de voeten of handen wat zachter en natuurlijker te maken breng je op de overgangen wat bodylotion aan.
5. egaliseer de teint
Om vlekken op de huid te voorkomen en te zorgen dat de teint egaal is, ga je direct na het aanbrengen met een vochtig washandje over de ruwere delen van de huid (ellebogen, knieën, enkels en bovenarmen).
6. laat het product drogen
Bruin zonder zon heeft lang de tijd nodig om goed te drogen. Laat de ingesmeerde lichaamsdelen minimaal 15 minuten drogen. Als de cliënt zich te snel weer aankleedt, is de crème misschien nog niet goed opgedroogd. De crème kan dan bruine vlekken achterlaten op de kleding van de cliënt.
In plaats van het insmeren met een bruiningscrème kun je de cliënt ook plaats laten nemen in een bruinings-spraycabine.
Een bruinings-spraycabine is een cabine waarin je binnen enkele seconden aan de voor- en achterzijde besprayd wordt met een fijne nevel. Dit zorgt voor een egale bruine teint. Omdat de bruiningslotion door vele vernevelaars wordt aangebracht is de kans op vlekken en strepen kleiner dan bij het insmeren met bruiningscrème. De bruine kleur blijft ongeveer vier tot zeven dagen aanwezig. Hierna kun je de behandeling herhalen.
Indicaties en contra-indicaties
De bruinings-spraycabine is geschikt voor mensen met een lichte en gevoelige huid. Omdat er geen gebruik wordt gemaakt van UVstraling kunnen ook mensen met een lichte en gevoelige huid een bruine huid krijgen.
Psoriasispatiënten en mensen met eczeem en wondjes kunnen beter geen gebruik maken van de bruinings-spraycabine. Door de beschadigde of schilferige huid heb je een grotere kans op vlekken.
Bij airbrush tanning breng je de bruiningslotion aan met een airbrush apparaat. Dit apparaat zorgt ervoor dat je de bruiningslotion door middel van een fijne nevel over de huid kunt verdelen. Het voordeel hiervan is dat je de lotion gelijkmatig aan kunt brengen. De kans op vlekken en strepen is hierdoor kleiner. Omdat je de lotion handmatig aanbrengt (in plaats van in een cabine), kun je lastige plekjes eenvoudiger bereiken, De bruine kleur blijft ongeveer tien dagen aanwezig. Hierna kun je de behandeling herhalen.
Airbrush tanning is geschikt voor alle huidtypes. Airbrush tanning kun je beter niet toepassen bij:
• psoriasispatiënten;
• mensen met eczeem;
• mensen met wondjes.
Door de beschadigde of schilferige huid heb je een grotere kans op vlekken.
Bruin zonder zon heb je in verschillende vormen: crèmes, sprays, lotion. Welk product je kiest hangt af van het huidtype van de cliënt. Een belangrijke tip die ik mee wil geven is de volgende: scrub de huid goed voor het aanbrengen van de bruin zonder zon. Op deze manier zorg je ervoor dat alle dode huidcellen verwijderd zijn. Eventueel kun je een dun laagje bodylotion aanbrengen op de huid. Dit is vooral heel belangrijk bij cliënten met een droge huid. Als je bruin zonder zon aanbrengt op een droge huid is de kans op vlekken erg groot. Zorg er dus voor dat de huid goed gehydrateerd is. Heeft de cliënt een erg droge huid? Dan kun je adviseren een aantal dagen goed te smeren met bodylotion en pas daarna de bruin zonder zon aan te brengen. Het resultaat is dan egaler.
Marianne van Eeuwijk is eigenaresse van Corpoviso Wellness innerlijk & uiterlijk. “Zoals de naam al aangeeft werken wij op zowel het uiterlijk door middel van huidverbetering, als op het innerlijk door middel van balans aanbrengen tussen lichaam en geest. Daarnaast bieden wij wellnessarrangementen aan.”
pigment
De huidskleur wordt onder andere bepaald door de hoeveelheid pigment of melanine in de huid. In de huid bevinden zich pigmentvormende cellen genaamd melanocyten. In de pigmentcellen zit melanogeen. Melanogeen noem je ook wel propigment. Onder invloed van de UVstralen zetten enzymen het melanogeen om in het gekleurde melanine.
pigmentverschuivingen
Ieder gezond mens heeft wel pigmentvlekjes. Pigmentvlekjes zijn ophopingen van pigment in de huid. Je noemt ze ook wel hyperpigmentaties. Hyper betekent: te veel. Sproeten,moedervlekken, ouderdomspigmentvlekken, chloasma en levervlekken zijn vormen van hyperpigmentaties. Hyperpigmentaties ontstaan of veranderen onder invloed van zonlicht.
Bij hypopigmentatie ontbreekt het pigment in de huid. De huid heeft daarom geen bescherming tegen de UV-stralen van de zon. Dit maakt de huid overgevoelig voor zonlicht. Gebruik bij een huid met hypopigmentatie altijd een zonneproduct met een hoge beschermingsfactor.
werking van UV-stralen
Zonlicht bestaat uit drie soorten ultraviolette stralen: UV-A, UV-B en UV-C. Ook zonneapparatuur produceert ultraviolette stralen.
Positieve effecten van UV-straling zijn:
• vorming van pigment;
• verdikking van de hoornlaag;
• aanmaak van vitamine d.
Negatieve effecten van UV-straling zijn:
• erytheem solaris (zonnebrand);
• veroudering van de huid;
• huidkanker.
zonbeschermende producten
Ter bescherming tegen de zon kun je een zonneproduct gebruiken. Een zonneproduct vanaf factor 25 noem je een sunblock. Om je ogen te beschermen tegen UV-straling draag je een zonnebril. Onder de zonnebank kun je een speciaal beschermingsbrilletje gebruiken. Een aftersunproduct herstelt en kalmeert de huid na het zonnen.
zonneapparatuur
In vergelijking met de UV-straling van de zon geven de lampen van een zonnebank meestal een hogere dosis UV-A straling en een lagere dosis UV-B straling af. Daardoor verbrand je onder de zonnebank minder snel, terwijl je wel bruin wordt. De hoogtezon behoort ook tot de zonneapparatuur. Tegenwoordig wordt de hoogtezon nauwelijks nog gebruikt. De dosis UV-B stralen die een hoogtezon uitzendt wordt namelijk te hoog gevonden.
bruin zonder zon (crèmes en sprays)
Veilig een bruin kleurtje kan door gebruik te maken van bruin zonder zon. Dit geeft de huid een bruine kleur zonder dat de huid wordt blootgesteld aan UV-straling. Je kunt gebruik maken van crèmes en sprays, de bruinings-spraycabine en airbrush tanning. Voor de behandeling kun je de huid scrubben. Dit zorgt voor een betere hechting van het product.
In de schoonheidssalon krijg je te maken met diverse cliënten. Zij kunnen verschillende huidskleuren hebben. De donkere huid vertoont een aantal belangrijke verschillen met de blanke huid. De huidskleur van de cliënt heeft dan ook invloed op de behandelingskeuze. In dit
hoofdstuk leer je waar je op moet letten.
Dé donkere huid bestaat niet. Er zijn veel verschillen tussen de diverse gepigmenteerde huidtypes. Het negroïde huidtype kan bijvoorbeeld variëren van licht bruin tot heel donker koper bruin. Aziatische huidtypes variëren van lichtgeel tot donkerbruin. Als we het hebben over de mensen met een donkere huid bedoelen we mensen van Afrikaanse (negroïde), Aziatische en Europese afkomst.
De spreiding van mensen met een donkere huid over de aarde is groot. In totaal zijn er op aarde meer mensen met een donkere huid dan met een lichte huid. Over de wereld
gezien is het huidtype van mensen rond de evenaar donkerder dan de huidskleur van mensen verder naar het noorden of zuiden.
De huidskleur waarmee je wordt geboren noem je de aangeboren huidskleur of basiskleur. Deze huidskleur is genetisch bepaald. De aangeboren huidskleur kun je vaststellen door te kijken naar de huid die niet aan zonlicht is blootgesteld, bijvoorbeeld de huid van de billen. De aangeboren huidskleur wordt bepaald door de aanwezigheid van pigmenten:
• melanine;
• keratine;
• hemoglobine en oxyhemoglobine;
• caroteen.
melanine
Het belangrijkste pigment in de huid is melanine . Melanine wordt gevormd door melanocyten. Dit zijn pigmentvormende cellen. Melanine geeft de huid een geelbruine tot zwarte kleur. In het hoofdstuk over bruiningsmethoden kun je meer lezen over melanine.
caroteen
Caroteen is een oranje kleurstof die in veel groenten voorkomt. Via het provitamine A wordt caroteen omgezet in vitamine A. Caroteen geeft de huid een oranje/gele kleur.
hemoglobine en oxyhemoglobine
Hemoglobine is een eiwit in het bloed. Rode bloedcellen zijn vrijwel geheel gevuld met dit eiwit. Je noemt hemoglobine daarom ook wel rode bloedkleurstof. Hemoglobine geeft de huid een rode warme gloed, bijvoorbeeld bij mensen van negroïde afkomst.
keratine
Keratine is de hoornstof van de huid. Keratine geeft de huid een lichte grijsblauwe kleur.
In de loop van de jaren kan de aangeboren huidskleur veranderen. Dit kan door invloeden van buitenaf, maar ook door invloeden van binnenuit. Soms houden deze effecten maar enkele minuten aan. Soms zijn ze definitief. Bij een blanke huid zijn deze effecten vaak beter te zien dan bij een donkere huid.
Een donkere huid is in alle opzichten aangepast aan een warm klimaat. Daardoor ver-
toont een donkere huid een aantal belangrijke verschillen met een blanke huid.
Een donkere huid is beter gepigmenteerd en heeft een dikkere hoornlaag dan de blanke huid. Het pigment en de hoornlaag bieden een goede bescherming tegen de ultraviolette straling van de zon. Een donkere huid verbrandt nauwelijks en ook huidkanker komt nauwelijks voor. In het Nederlandse klimaat wordt de hoornlaag dunner en schilferiger.
De zweet- en talgklieren van de donkere huid zijn gericht op een hoge warmteafgifte.
In de donkere huid bevinden zich meer zweetklieren dan in de blanke huid. Ook absorbeert een donkere huid meer warmte. De zweetklieren produceren hierdoor meer zweet. Het zweet van de donkere huid bevat naast vocht ook vetachtige stoffen. Na verdamping van het vocht blijft er een vet filmpje
achter. Dit filmpje beschermt de huid. In de koude seizoenen ligt de zweetuitscheiding min of meer stil. Dit zorgt ervoor dat de beschermende hoornlaag uitdroogt. De cliënt heeft dan last van een vochtarme huid.
De donkere huid heeft meer en grotere talgklieren dan de blanke huid. Hierdoor is de donkere huid over het algemeen wat vetter dan de blanke huid. Talg beschermt de huid immers tegen uitdroging door de zon en houdt de huid soepel. Het reliëf van de huid is bij de donkere huid vaak wat grover. Dit komt doordat de poriën van de zweet- en talgklieren groter zijn dan die van de blanke huid. Ook bevatten de uitvoergangen van de klieren meer pigment. Hierdoor zijn ze beter zichtbaar.
Ook de doorbloeding is gericht op een hoge warmteafgifte. Bij een donkere huid ligt de doorbloeding in de huidcapillairen hoger dan bij een blanke huid.
Bij de analyse van de donkere huid is het belangrijk goed te letten op de doorbloedig van de huid. Een verhoogde doorbloeding geeft bij een donkere huid een purper tot paarse kleur. Een onregelmatige doorbloeding doet zich voor in de vorm van vlekken die donkerder zijn dan de basiskleur. Een donkere huid met een trage doorbloeding voelt koud aan en ziet grauw.
Doorbloeding van de donkere huid:
• Een goed doorbloede huid heeft een normale bruine tint.
• Een sterk doorbloede huid is paars- tot purperkleurig.
• Een slecht doorbloede huid is bleek.
• Een onregelmatig doorbloede huid is vlekkerig, waarbij de vlekken donkerder zijn.
Figuur 7.3 de vochtgraad van de huid bepaal je door de huid iets op te duwen Figuur 7.4De donkere huid houdt over het algemeen langer een goede spanning. Dit komt door de betere doorbloeding van de huid.
Het verouderingsproces van de donkere huid verloopt trager dan het verouderingsproces van de blanke huid. Dit komt door de dikte van de hoornlaag, de beschermende werking van het pigment en de grotere hoeveelheid talg op de huid.
Bij een donkere huid treedt eerder littekenvorming op. Deze littekenvorming geeft pigmentvlekken en is daardoor langer zichtbaar dan bij de blanke huid. Kijk dus extra goed uit dat je geen wondjes maakt.
In het Nederlandse klimaat gedraagt de donkere huid zich anders dan in een warm klimaat. De huid kan zijn functies, gericht op warmteafgifte en bescherming tegen het zonlicht, onvoldoende uitvoeren. Hierdoor kunnen huidproblemen ontstaan. Wanneer je een gezichtsbehandeling uitvoert moet je hier rekening mee houden. Je kunt de cliënt met een donkere huid adviseren om in de wintermaanden regelmatig onder de zonnebank te gaan. Hierdoor blijft de donkere huid gezonder.
de huidskleur zijn er nog meer verschillen tussen een blanke en een donkere huid
De talgklierproductie ligt bij een donkere huid wat hoger. Hierdoor is een donkere huid over het algemeen wat vetter. In een warme omgeving is de talg meer vloeibaar dan in een koude omgeving. In het koude klimaat kan de talg minder goed uitspreiden over de huid. Hierdoor kunnen er comedonen en acne ontstaan.
Zorg er in de oppervlaktereiniging voor dat het reinigingsproduct hier goed op aansluit. Je kunt bijvoorbeeld gebruik maken van een mousserende emulsie. Dit is een reinigingsproduct dat goed is afgestemd op de wat vettere huid.
Door de hogere doorbloeding in de bovenste huidcapillairen moet je voorzichtig zijn met te veel warmte in de behandeling. Warmte zet de zweetklieren aan tot extra zweetproductie. Cliënten vinden dit vaak niet prettig. Bij de behandeling kun je bijvoorbeeld in plaats van een waterdampapparaat gebruik maken van kompressen.
Aangezien een donkere huid beter is gepigmenteerd zie je ook sneller pigmentverschuivingen optreden. Deze verschuivingen zijn zichtbaar in de vorm van pigmentvlekken. Je hebt twee soorten pigmentverschuivingen: hypopigmentatie en hyperpigmentatie . Bij hypopigmentatie is er sprake van plaatselijk te weinig pigment. Hypo betekent: te weinig. Bij hyperpigmentatie heb je te maken met plaatselijk te veel pigment. Hyper betekent: te veel. Je kunt meer lezen over hyper- en hypopigmentatie in de paragraaf over pigmentafwijkingen.
Bij de gelaatsbehandeling moet je voorzichtig zijn met schurende behandelingen. Het is raadzaam om het borstelapparaat te vermijden of maar heel kort toe te passen. Ook kun je in plaats van een peeling een lysing toepassen. Een lysing bevat dezelfde werkzame stoffen als een peeling, met uitzondering van de schurende bestanddelen. Hierdoor is een lysing minder belastend voor de donkere huid. Wil je wel een peeling toepassen? Verminder dan de intensiteit.
De donkere huid is gevoelig voor littekenvorming. Kijk dus extra goed uit dat je geen wondjes maakt. Wees voorzichtig met de behandelingen epileren, harsen van bovenlip en kin en het verwijderen van comedonen en milia.
Als schoonheidspecialist behandel je alleen gezonde weefsels. Cliënten met een aandoening verwijs je daarom door naar een deskundige. Bij een aantal huidaandoeningen kun je als schoonheidsspecialist wél iets voor de cliënt betekenen. In deze paragraaf beschrijven we een aantal huidaandoeningen die belangrijk zijn in je werk als schoonheidsspecialist.
Bij hyperpigmentatie is er sprake van plaatselijke ophoping van pigment in de huid.
Post-inflammotoire hyperpigmentatie komt veel voor bij de donkere huid. Het is een hyperpigmentatie die optreedt als gevolg van een ontsteking van de huid. Zelfs een hele kleine ontsteking kan al een donkere vlek veroorzaken. Het is dus belangrijk om hygiënisch te werken en wondjes te voorkomen. Als de cliënt al post-inflammotoire hyperpigmentatie heeft kun je de donkere plekken camoufleren.
Rondom de ogen is de huid dun. Het bloed schijnt hier meer door de huid heen dan in de rest van het gezicht. Vooral onder de ogen is dit goed zichtbaar. De één heeft er meer last van dan de ander. Als dit duidelijk aanwezig is, spreek je van kringen onder de ogen. Ze kunnen chronisch (blijvend) zijn of tijdelijk optreden. Bij magere mensen met een benige skeletbouw zijn kringen onder de ogen vaak chronisch aanwezig. Tijdelijke kringen onder de ogen kunnen ontstaan
door ziekte, weinig slaap, verdriet en zorgen. Kringen kunnen ook het gevolg zijn van een vermeerderde pigmentatie onder het oog. Dat zie je vaak bij mensen met een donkere huidskleur. Als schoonheidsspecialist kun je de donkere kringen camoufleren en de cliënt leren dit zelf te doen.
melasma
Melasma is een verzamelnaam voor vlekkige hyperpigmentatie in het gelaat. Melasma wordt ook wel chloasma genoemd. Melasma heeft verschillende oorzaken, namelijk:
• zwangerschap;
• gebruik van de anticonceptiepil;
• stress;
• gebruik van cosmetica.
Als je eenmaal melasma hebt, is de kans klein dat het weer weg gaat. Als schoonheidsspecialist kun je cliënten helpen door het bleken van de donkere vlekken met een
blekende crème of het camoufleren van de vlekken.
levervlekken
Een levervlek komt vrij veel voor bij mensen met een donkere huid. Over levervlekken kun je meer lezen in het hoofdstuk over bruiningsmethoden.
Bij hypopigmentatie is er sprake van plaatselijk te weinig pigment in de huid.
pityriasis alba
Pityriasis alba is een huidziekte die zich kenmerkt door witte vlekken met fijne schilfering. Het komt voornamelijk voor in het gelaat. Soms komt pityriasis alba ook voor op de bovenarmen of zelfs op het hele lichaam. De precieze oorzaak van pityriasis alba is niet bekend. Mogelijke oorzaken zijn atopisch en seborrhoïsch eczeem. De behandeling van pityriasis alba bestaat uit anti-eczeemmiddelen of anti-schimmelmiddelen. Als schoonheidsspecialist kun je cliënten met pityriasis alba
helpen door de plekken te camoufleren en de cliënt leren dit zelf te doen.
vitiligo
Vitiligo kenmerkt zich door witte grillige plekken op lichaam en gelaat. De mate waarin deze aandoening zich voordoet kan variëren van één plek tot meerdere witte vlekken, die soms samenvloeien tot grote gebieden. De randen van deze plekken zijn vaak donkerder gekleurd. De witte vlekken ontstaan doordat het pigment op die plaatsen is verdwenen. Vitiligo komt zowel voor bij mensen met een blanke huid als bij mensen met een donkere huid. Bij mensen met een donkere huid valt vitiligo eerder op.
De oorzaak van vitiligo is niet bekend, maar de meeste onderzoekers zijn van mening dat de oorzaak ligt in een storing van het afweersysteem, waardoor het lichaam antistoffen tegen het eigen pigment aanmaakt. Vitiligo is moeilijk te genezen. De behandeling van vitiligo door een schoonheidsspecialist beperkt zich tot het camoufleren van de vlekken.
Fibromen zijn goedaardige huidskleurige bindweefselwoekeringen. Je noemt ze ook wel steelwratjes, omdat ze vaak met een steeltje aan de huid vastzitten. Fibromen variëren in grootte van één millimeter tot drie centimeter. Ze komen vooral voor in de oksels, de liezen, de hals, op het ooglid en onder de borsten. De precieze oorzaak van fibromen is niet bekend en ze verdwijnen niet uit zichzelf. Als schoonheidsspecialist kun je de fibromen verwijderen door middel van elektrocoagulatie. De hoogfrequente wisselstroom veroorzaakt warmte waardoor het fibroom verbrandt. Daarnaast kunnen fibromen worden weggeknipt door een arts.
dermatosis papulosa nigra
Dermatosis papulosa nigra zijn zwarte wratachtige verhevenheden. Ze variëren in grootte van één tot vijf millimeter. Dermatosis papulosa nigra komt vooral voor in het gelaat en de hals. De precieze oorzaak van dermatosis papulosa nigra is niet bekend.
Wel is bekend dat de wratjes bij mensen met een blanke huid vrijwel nooit voorkomen. Als schoonheidsspecialist kun je de wratjes verwijderen door middel van coagulatie.
moedervlekken
Naast vlakke moedervlekken zijn er ook verheven moedervlekken. Verheven moedervlekken kunnen verschillend van vorm en kleur zijn: bolvormig, glad of met een wratachtig oppervlak, lichtbruin of heel donkerbruin. Het verwijderen van moedervlekken bij een donkere huid moet nog voorzichtiger gebeuren dan bij een blanke huid. Bij een donkere huid kan de huidbeschadiging namelijk leiden tot een keloïd of hypertrofisch litteken.
keloïden en hypertrofische littekens
Bij het genezen van een wond kan een litteken ontstaan. Een litteken kan dikker en groter worden. Dit komt door de vorming van extra bindweefsel bij de genezing van een wond. Zo’n verdikt litteken noem je een hypertrofisch litteken . Wanneer de
verheven moedervlekken zijn bolvormig of glad of hebben een wratachtig oppervlak
a een hypertrofisch litteken en b keloïdvorming
7.10 7.11a 7.11b Figuur 7.10 Figuur 7.11(ab)hypertrofie ernstige vormen aanneemt en het weefsel zich buiten het gebied van het oorspronkelijke litteken begeeft, spreek je van een keloïd . Een keloïd is dus een ernstige woekering van littekenweefsel dat zich buiten het oorspronkelijke litteken begeeft. Keloïden en hypertrofische littekens kunnen jeuken en pijn doen. Bij mensen met een donkere huid komt vaker keloïdvorming voor dan bij mensen met een blanke huid.
Omdat een donkere huid zo gevoelig is voor littekenvorming is het belangrijk extra uit te kijken dat je geen wondjes maakt. Wees extra voorzichtig met behandelingen als epileren, harsen en het verwijderen van comedonen en milia.
Voordat je een gepigmenteerde huid gaat behandelen is het belangrijk om een goed intakegesprek uit te voeren. Uit het intakegesprek kun veel achtergrondinformatie halen die van belang kan zijn in je behandeling.
Tijdens het intakegesprek vraag ik altijd wat voor producten de cliënt gebruikt en indien mogelijk laat ik de cliënt de producten die ze gebruikt meenemen naar het intakegesprek. Samen met de cliënt kijk ik naar de INCI lijst. Aangezien 80% van de huidproblematiek wordt veroorzaakt door cosmeticagebruik is het belangrijk de producten te bekijken. Ook de medische achtergrond van de cliënt is van belang. Ik heb bijvoorbeeld cliënten die kanker hebben
of hebben gehad. Ook kunnen er bepaalde afwijkingen in de familie voorkomen, allergieën, ziekten...
Voordat je gaat behandelen is het van belang om zoveel mogelijk informatie boven water te halen. Het gaat niet alleen om de huid van de cliënt, dat is alleen de buitenkant. Een goede schoonheidsspecialist moet dieper gaan om een goed resultaat te leveren met zo min mogelijk risico’s voor de cliënt en haar huid. Bij een gepigmenteerde huid speelt dit nog meer dan bij een blanke huid. Gepigmenteerde huiden zijn zeer gevoelig voor beschadiging waardoor pigmentverschuivingen kunnen ontstaan, meestal in de vorm van littekenvlekken met hyperpigmentatie.
Drs. Pilar Osorio Sanchez is de eigenaresse en oprichter van Pilar’s Choice ‘Cosmedische Praktijk voor huidverbetering en huidproblematiek’, cosmetic met een medische achtergrond. Pilar is gespecialiseerd in onder andere cosmetische ingrediënten en geeft hier workshops over aan schoonheidsspecialisten.
verschillen tussen de blanke en de donkere huid
Een donkere huid is in alle opzichten aangepast aan een warm klimaat. Daardoor vertoont een donkere huid veel verschillen met de blanke huid.
• Een donkere huid is beter gepigmenteerd en de hoornlaag is dikker. Hierdoor verbrandt een donkere huid nauwelijks en ook huidkanker komt nauwelijks voor.
• In de donkere huid bevinden zich meer zweetklieren dan in de blanke huid. Ook absorbeert een donkere huid meer warmte. De zweetklieren produceren hierdoor meer zweet.
• De donkere huid heeft meer en grotere talgklieren dan de blanke huid. Hierdoor is de donkere huid over het algemeen wat vetter dan de blanke huid. Talg beschermt de huid immers tegen uitdroging door de zon en houdt de huid soepel.
• De doorbloeding is gericht op een hoge warmteafgifte. Bij een donkere huid ligt de doorbloeding in de huidcapillairen hoger dan bij een blanke huid.
• Het verouderingsproces verloopt bij een donkere huid trager dan bij een blanke huid. Dit komt door de dikte van de hoornlaag, de beschermende werking van het pigment en de grotere hoeveelheid talg op de huid.
• Bij een donkere huid treedt eerder littekenvorming op. Kijk dus extra goed uit dat je geen wondjes maakt.
In het Nederlandse klimaat gedraagt de donkere huid zich anders dan in een warm klimaat. Wanneer je een gezichtsbehandeling uitvoert moet je hier rekening mee houden.
• De talgklierproductie ligt bij een donkere huid wat hoger. Hierdoor is een donkere huid over het algemeen wat vetter. Zorg er in de oppervlaktereiniging voor dat het reinigingsproduct hier goed op aansluit. Je kunt bijvoorbeeld gebruik maken van een mousserende emulsie.
• Door de hogere doorbloeding in de bovenste huidcapillairen moet je voorzichtig zijn met te veel warmte in de behandeling. Bij de behandeling kun je bijvoorbeeld in plaats van een waterdampapparaat gebruik maken van kompressen.
• Aangezien een donkere huid beter is gepigmenteerd zie je ook sneller pigmentverschuivingen optreden. Bij de gelaatsbehandeling moet je voorzichtig zijn met schurende behandelingen. Het is raadzaam om het borstelapparaat te vermijden en in plaats van een peeling een lysing toe te passen.
• De donkere huid is gevoelig voor littekenvorming. Wees extra voorzichtig met de behandelingen epileren, harsen van bovenlip en kin en het verwijderen van comedonen en milia.
huidaandoeningen
Cliënten met een aandoening verwijs je daarom door naar een deskundige. Bij een aantal huidaandoeningen kun je als schoonheidsspecialist wél iets voor de cliënt betekenen.
• Hypopigmentatie: plaatselijk te weinig pigment in de huid.
– Pityriasis alba is een huidziekte die zich kenmerkt door witte vlekken met fijne schilfering. Het komt voornamelijk voor in het gelaat.
– Vitiligo kenmerkt zich door witte grillige plekken op lichaam en gelaat. De randen van deze plekken zijn vaak donkerder gekleurd. De witte vlekken ontstaan doordat het pigment op die plaatsen verdwenen is.
• Hyperpigmentatie: plaatselijke ophoping van pigment in de huid.
– Post-inflammotoire hyperpigmentatie komt veel voor bij de donkere huid. Het is een hyperpigmentatie die optreedt als gevolg van een ontsteking van de huid.
– Melasma is een verzamelnaam voor vlekkige hyperpigmentatie in het gelaat. Melasma wordt ook wel chloasma genoemd.
– Levervlekken komen vrij veel voor. Ze zijn een gevolg van zonbeschadiging van de huid.
• Verhevenheden
– Naast vlakke moedervlekken zijn er ook verheven moedervlekken. Verheven moedervlekken zijn bolvormig of glad of hebben een wratachtig oppervlak.
– Bij het genezen van een wond kan een litteken ontstaan. Een verdikt litteken noem je een hypertrofisch litteken. Wanneer de hypertrofie ernstige vormen aanneemt en het weefsel zich buiten het gebied van het oorspronkelijke litteken begeeft, spreek je van een keloïd.
Meer over de donkere huid kun je lezen in het ‘Leerboek voor de donkere huid’, geschreven door Lia Rozenblad. Daarnaast verzorgt zij trainingen gericht op het behandelen van de donkere huid.
actinoapparatuur
adstringerend aminozuren anabolisme antiseptisch arteriosclerose assimilatie basaalmetabolisme
Zonneapparatuur behoort tot de actinoapparatuur. Actino komt van het woord aktis dat straal betekent. Als je met actinoapparatuur werkt, maak je gebruik van straling. Samentrekkend. Het samentrekken van de poriën in de huid. De vijf elementen uit eiwitten vormen verbindingen die je aminozuren noemt. De combinatie van de aminozuren bepaalt het soort eiwit. Een ander woord voor assimilatie. Dit proces zorgt voor de opbouw van het lichaam. Ontsmettend.
Slagaderverkalking.
Assimilatie (gelijkmaking) is de omzetting van de lichaamsvreemde voedingsstoffen tot lichaamseigen stoffen. Assimilatie noem je ook wel anabolisme. Dit betekent dat het proces zorgt voor de opbouw van het lichaam. Ook in volkomen rust is er een minimum stofwisseling nodig voor het in stand houden van het leven (hartslag, ademhaling, spiertonus). Dat noem je grondstofwisseling of basaalmetabolisme.
bloedplasma
bloedsuikergehalte
Body Mass Index (BMI)
buikomvang
celmembranen
De samenstelling van bloedplasma lijkt op zeewater. Het bestaat voor ongeveer 90 procent uit water en voor ongeveer tien procent uit opgeloste stoffen zoals mineralen, koolhydraten, vetten, eiwitten, vitamines, enzymen, hormonen, antistoffen, stollingseiwitten en uit afvalstoffen. Het bloedplasma vervoert stoffen door het lichaam en speelt een rol bij de afweer tegen ziektes en het bloedstollingproces. Maat voor de hoeveelheid glucose in het bloed. Koolhydraten brengen een te laag bloedsuikergehalte op peil.
Met de Body Mass Index (BMI) kun je bepalen of het gewicht en de lengte van een persoon in verhouding zijn. Je berekent de BMI met de berekening: gewicht / (lengte x lengte). Bij een BMI tussen de 18 en 25 spreek je van een gezond of normaal gewicht. Een belangrijk criterium bij het vaststellen van overgewicht is de buikomvang. De buikomvang meet je net boven de heupbotjes.
Het celmembraan vormt de wand van een cel. Het belangrijkste kenmerk van het celmembraan is dat deze semipermeabel (halfdoorlaatbaar) is. Dit betekent dat de wand selectief stoffen doorlaat.
chloasma
complementaire kleuren
darmperistaltiek DHA diastole
DiHydroxy-Aceton
Chloasma zijn grote geelkleurige huidvlekken. Chloasma verergert onder invloed van het zonlicht.
In de kleurenster zie je dat elke primaire kleur lijnrecht tegenover een secundaire kleur ligt. De kleuren die tegenover elkaar liggen noem je de complementaire kleuren. Complementaire kleuren zijn: oranje en blauw, groen en rood, violet en geel. Darmbeweging.
DiHydroxy-Aceton. DHA is de actieve stof in bruin zonder zon. DHA reageert op de aminozuren en eiwitten die van nature op de huid aanwezig zijn. Het gevolg van deze reactie is een natuurlijke en egaal bruine kleur
De bloeddruk kent twee waarden, de bovenwaarde en de onderwaarde.
De onderwaarde valt samen met de ontspanning van het hart (diastole).
DHA. DHA is de actieve stof in bruin zonder zon. DHA reageert op de aminozuren en eiwitten die van nature op de huid aanwezig zijn. Het gevolg van deze reactie is een
dissimilatie
efeliden
emulgator
energie enzymen
erytheem solaris
essentiële oliën
etherische olie fangotherapie
fontanel
fotosynthese
gentle scrub
gepigmenteerde huidtypes
hemoglobine
huidspanning
hydrolaat
hyperpigmentaties
hypertensie
hypertrofisch litteken
hypervitaminose
hypopigmentatie
hypotensie
hypovitaminose
katabolisme
keloïd
natuurlijke en egaal bruine kleur
Dissimilatie (ontleding) is het verbranden van stoffen. Hierdoor ontstaat warmte en energie.
Een ander woord voor sproeten. Sproeten zijn kleine plaatselijk pigmentophopingen in de huid.
Een emulgator is een stof die helpt bij het mengen van twee stoffen die niet of moeilijk met elkaar te mengen zijn, bijvoorbeeld olie en water.
Vetten leveren na verbranding energie op. Energie helpt ons om ons werk te doen. Eiwitachtige stoffen die het spijsverteringsproces versnellen zonder zelf te veranderen.
Zonnebrand.
Essentiële oliën zijn vluchtige oliën die worden gewonnen uit planten. Essentiële olie noem je ook wel etherische olie of aromatische olie.
Essentiele olie noem je ook wel etherische olie.
Een behandeling met modder noem je fangotherapie
De fontanel is een opening tussen de delen waaruit de schedel is opgebouwd.
De fontanel ligt ter hoogte van de kruin.
Een plant neemt water (hydraat) op uit de bodem en haalt koolzuurgas uit de lucht. Door fotosynthese ontstaan koolhydraten.
Een gentle scrub is een schuimende reinigingsgel met fijne slijpdeeltjes. De gel reinigt de huid op milde wijze.
Een huidtype met veel pigment; een donkere huid. Rode bloedkleurstof in het aderlijk vaatsysteem. Water beïnvloedt de huidspanning. Aan de huidspanning kun je uitdroging waarnemen. Bij uitdroging heeft de huid geen veerkracht meer.
Een hydrolaat is het watergedeelte van de essentiële olie. Het bevat alle eigenschappen van de essentiële olie, maar dan in zwakkere vorm. Hyperpigmentaties zijn ophopingen van pigment in de huid. Hyper betekent: te veel. Een te hoge bloeddruk noem je hypertensie.
Bij het genezen van een wond kan een litteken ontstaan. Een litteken kan dikker en groter worden. Dit komt door de vorming van extra bindweefsel bij de genezing van een wond. Zo’n verdikt litteken noem je een hypertrofisch litteken.
Een ziekte die ontstaat door een overschot aan vitaminen, noem je een hypervitaminose.
Bij hypopigmentatie is er sprake van plaatselijk te weinig pigment. Hypo betekent: te weinig.
Een te lage bloeddruk noem je hypotensie.
Een ziekte die ontstaat als gevolg van een langdurig tekort aan vitaminen, noem je een hypovitaminose.
Een ander woord voor dissimilatie. Dit proces zorgt voor verbranding van stoffen in het lichaam.
Een keloïd is een ernstige woekering van littekenweefsel dat zich buiten het
keratine
kleurenster van Ostwald
levervlekken
maceraat MED
melanine
melanocyten melanogeen
melanoom melasma
minerale werkstoffen
Minimale Erytheem Dosis
naevi pigmentosi
naevi pigmentosi senilis
neavuscellen
onverzadigde vetzuren
pityriasis alba
post-inflammotoire hyperpigmentatie
primaire kleuren provitaminen
psychologisch effect
secundaire kleuren
oorspronkelijke litteken begeeft.
Keratine is de hoornstof van de huid. Keratine geeft de huid een lichte grijsblauwe kleur. De primaire en de secundaire kleuren zijn door de natuurkundige Ostwald over elkaar gelegd. Zo ontstaat de vorm van een ster. Deze ster heet de kleurenster van Ostwald. Levervlekken heten zo omdat ze een leverkleurige (bruine) kleur hebben. Levervlekken zijn een gevolg van zonbeschadiging van de huid.
Een vette plantenolie met een werkstof noem je een maceraat. Een maceraat wordt bereid door planten of bloemen te weken in een vette plantenolie. MED staat voor Minimale Erytheem Dosis. Dat is de minimale tijd die nodig is om een onbestraalde huid rood te kleuren. De hoeveelheid MED is afhankelijk van iemands huidtype. Pigment.
Pigmentvormende cellen, die melanine (pigment) maken.
Pro-pigmentstof. Kleurloos eiwit dat onder invloed van UV-stralen om wordt gezet in melanine (pigment).
Een kwaadaardige vorm van huidkanker. Melasma is een verzamelnaam voor vlekkige hyperpigmentatie in het gelaat. Melasma noem je ook wel chloasma.
Minerale stoffen zijn afkomstig uit de aardbodem. Voorbeelden: aardolie, zout en paraffine. MED. Dat is de minimale tijd die nodig is om een onbestraalde huid rood te kleuren. De hoeveelheid MED is afhankelijk van iemands huidtype. Moedervlekken. Moedervlekken zijn aangeboren pigmentophopingen. Een moedervlek is opgebouwd uit moedervlekcellen (neavuscellen). Moedervlekken zijn vlak of verheven. Direct na de geboorte zijn ze vaak nog niet zichtbaar. Ouderdomspigmentvlekken. Deze goedaardige pigmentvlekken komen voor op huidgedeelten die veel met de zon in aanraking komen. Ze ontstaan meestal pas na het vijftigste levensjaar.
Moedervlekcellen. Een moedervlek is opgebouwd uit neavuscellen. Moedervlekcellen zijn verwant aan melanocyten (pigmentcellen).
Onverzadigde vetzuren zitten vaak in vet afkomstig van planten. Ze werken cholesterolverlagend en helpen hart- en bloedvaten in conditie te houden.
Pityriasis alba is een huidziekte die zich kenmerkt door witte vlekken met fijne schilfering. Het komt voornamelijk voor in het gelaat.
Komt veel voor bij de donkere huid. Het is een hyperpigmentatie die optreedt als gevolg van een ontsteking van de huid. Zelfs een hele kleine ontsteking kan al een donkere vlek veroorzaken.
Primaire kleuren noem je ook wel hoofdkleuren, omdat ze niet kunnen ontstaan door het mengen van kleuren. De primaire kleuren zijn: rood, geel en blauw.
Het lichaam maakt niet alle vitaminen zelf aan. Wel kan het lichaam provitaminen maken. Provitaminen zijn stoffen waaruit vitaminen worden gevormd.
Een kleur kan een warm of een koel gevoel geven. Dit noem je het psychologisch effect. Secundaire kleuren noem je ook wel mengkleuren, omdat ze ontstaan door het mengen van de primaire kleuren. De secundaire kleuren zijn: oranje, groen en paars (violet).
Zonneproduct vanaf factor 25. Samentrekking. De bloeddruk kent twee waarden, de bovenwaarde en de onderwaarde. De bovenwaarde valt samen met de samentrekking (systole) van het hart.
Een ander woord voor bloeddruk is tensie. Stimuleren.
Verzadigde vetzuren zitten vaak in vet afkomstig van dieren en kunnen hart- en vaatziekten veroorzaken.
Vette plantenolie gebruik je als basis voor huid- en massageolie bij de aromatische behandeling. Ze zijn de dragers van essentiële oliën, je noemt ze daarom ook wel draagoliën. Vette plantenolie lijkt op het eigen huidvet, bij regelmatig gebruik houdt het de huid soepel en beschermt het de huid tegen uitdrogen.
Vitiligo kenmerkt zich door witte grillige plekken op lichaam en gelaat. De witte vlekken ontstaan doordat het pigment op die plaatsen verdwenen is.
Waist/hip ratio (WHR) geeft de ratio (het verschil) aan tussen taille en heupen. Je berekent het WHR door de omvang van de taille te delen door de omvang van de heupen.
Apparaat in de vorm van een douchecabine waar je tijdens het zonnen in staat. Zonnebank die slechts één kant van het lichaam bruint. Je moet na een bepaalde tijd omdraaien om de andere kant van het lichaam bruin te laten worden.
Syllabi van docenten
A. Beeftink In stijl Forte uitgevers B.V., 2008
H.P.W. Boer, A. l. Wanrooy-Ogterop, R.A. Betlem & A.V.C. Dols-Bedaux Kosmetische camouflage en kosmetische littekenbehandeling Uitgave van Camouflage Centrum-Nederland, 1986
C. Buscher Kleurenwijzer
E.C. Davis & V.D. Callender Postinflammatory Hyperpigmentation, A Review of the Epidemiology, Clinical Features, and Treatment Options in Skin of Color, J Clin Aesthet Dermatol. 2010 July; 3(7): 20–31.
Decomedical: Gebruikers handleiding multigenius 2000 mod. Dec27
Gezondheidsraad. Briefadvies UV straling en zonnebanken. Den Haag: Gezondheidsraad, 2009; 2009/11.
Gezondheidsraad: Commissie Risico's UV straling. UV straling uit zonlicht. Den Haag: Gezondheidsraad, 1994; publikatie nr 1994/05. ISBN 90-5549-036-9
A. P. Thrower, MD Black skin care for the practicing professional Cengage Learning, 1999
J. Itten Kleurenleer Cantecleer, 1991
H. van der Rhee Zonnen mag Nieuw Amsterdam, 2010
L. Rozenblad Leerboek voor de donkere huid Uitgeverij The Container
Volatile Essentiële oliën en natuurzuivere verzorgingsproducten
Volatile B.V., 2010
Volatile Behandelingen, tips en recepten voor de schoonheidsspecialist
Volatile B.V
E. Wagenaar Aromatherapie Ethème
M. van ’t Wout Kleding genoeg Frey House Publishing, 2005
Diverse internetpagina’s
AANVULLINGEN BIJ BEAUTY LEVEL BASICS 4
Deze aanvullingen horen bij Beauty Level Basics 4. Hierin staan aanvullingen op het huidige lesboek.
Hoe werkt deze aanvulling?
Aan de linkerkant van de pagina zie je een miniatuurweergave van een pagina uit het lesboek. Hierin zie je een nummer staan. Dit nummer verwijst naar een tekst of afbeelding aan de rechterkant van de pagina. Deze tekst of afbeelding is een aanvulling op de aangegeven plaats in het lesboek.
Waarom aanvullingen?
De aanvullingen zorgen ervoor dat de methode Beauty Level volledig aansluit op het kwalificatiedossier, het servicedocument en de exameneisen van de ANBOS.
Essentiele oliën kunnen op vijf manieren worden gewonnen.
• Waterdampdestillatie: Waterdampdestillatie is de meest gebruikte methode voor het winnen van essentiële oliën. Bij waterdampdestillatie wordt er hete waterdamp (stoom) door het plantenmateriaal gejaagd. Waterdampdestillatie noem je daarom ook wel stoomdestillatie. De hete waterdamp onttrekt de essentiële olie aan het plantenmateriaal en neemt deze op. De hete waterdamp koelt vervolgens af en condenseert (wordt water). De essentiële olie scheidt zich van het water en blijft op het water drijven. De olie wordt gescheiden van het water en gereinigd. Het water kan bij sommige essentiële oliën worden gebruikt als hydrolaat, bijvoorbeeld rozenhydrolaat (rozenwater), lavendelhydrolaat, oranjebloesemhydrolaat en kamille- en toverhazelaarhydrolaat.
• Enfleurage: Enfleurage wordt gebruikt om bloesemolie te winnen. Bij enfleurage wordt gebruik gemaakt van vet (boter of varkensvet). Dit vet wordt uitgesmeerd op een glasplaat. Hier worden de bloesems op gelegd, waarna deze worden afgedekt met een tweede ingevette glasplaat. Na verloop van tijd is het vet verzadigd met de olie uit de bloesems. Met behulp van alcohol wordt de olie vervolgens uit het vet gehaald. De alcohol wordt hierna verwijderd door middel van verdamping, de olie blijft achter. Een essentiële olie die door enfleurage wordt gewonnen herken je aan de toevoeging ‘absolue’. Enfleurage is erg bewerkelijk proces. Deze methode wordt daarom alleen gebruikt bij zeer waardevolle bloesems als jasmijn en roos.
• Extractie: Bij extractie worden plantendelen gemengd met een chemisch oplosmiddel of alcohol. Stoffen uit de plantendelen die goed oplosbaar zijn in het oplosmiddel worden hierin opgenomen. De oplossing wordt vervolgens gedestilleerd om het oplosmiddel zoveel mogelijk te verwijderen. Extractie wordt voornamelijk toegepast bij oliën die niet kunnen worden gewonnen door waterdampdestillatie. Extractie levert daarnaast betere geuren op. Macereren: Macereren betekent weken. Bij maceratie worden plantendelen dan ook langdurig geweekt in olie (olijfolie, sesamolie of zonnebloemolie). De in vet oplosbare delen van de plant worden hierdoor opgenomen in de olie. De olie met de opgeloste stoffen noem je een maceraat. Voorbeelden van maceraten zijn goudsbloemmaceraat (calendula maceraat) en sint-janskruidmaceraat (hypericummaceraat).
• Koude persing: koude persing wordt toegepast bij citrusvruchten, zoals bergamot, citroen en sinaasappel. Bij citrusvruchten mag geen warmte worden gebruikt, omdat warmte de belangrijke bestanddelen van de olie vernietigt. Bij persing kunnen het best alleen biologische vruchten worden gebruikt. Doordat de olie niet wordt verhit kunnen er namelijk sporen van bestrijdingsmiddelen in de olie terechtkomen.
Tekstuele toevoeging (pagina 13):
Voor het verdampen van de essentiële olie kun je een aromasteamer, aromasteen, aromalamp of vernevelappraat gebruiken.
• Aromasteamer: Een aromasteamer is een apparaat met een filter waarop je de essentiële olie druppelt. De olie in het filter verdampt geleidelijk. Boven het filter zit een ventilatortje dat de vrijgekomen oliedamp verspreidt in de ruimte. De aromasteamer is geschikt voor grote ruimten. In kleine ruimten kun je beter een aromabrander (aromalamp) gebruiken.
• Aromasteen: Een aromasteen is een poreuze steen waar je essentiële olie op kunt druppelen. De olie trekt in de steen en verdampt geleidelijk. De aromasteen is geschikt voor zowel grote als kleine ruimten. In grote ruimten kun je de steen ook op de verwarming leggen. De olie kan zich op deze manier beter door de ruimte verdelen.
• Aromalamp: Een aromalamp is verkrijgbaar als elektrische brander of als aromabrander met waxinelichtje. Beide branders hebben een schaaltje dat je vult met water en enkele druppels essentiële olie. Door de warmte via de elektriciteit of het waxinelichtje verdampt het water met de essentiële olie. Een aromalamp is geschikt voor kleine ruimten.
• Vernevelapparaat: Met een vernevelapparaat kun je water en essentiële olie verstuiven tot een fijne nevel. In het reservoir van het vernevelapparaat wordt het water verwarmd door middel van een verwarmingselement. Hierdoor wordt waterdamp gevormd. Een voorbeeld van een vernevelapparaat is het koeldampapparaat.
Tekstuele toevoeging (pagina 13):
Voor het inhaleren van essentiële olie kun je een stoomapparaat gebruiken. Bij het stoomapparaat wordt kokend water met essentiële olie via een dunne buis naar de sproeikop van het apparaat geleid. Via de sproeikop wordt het verwarmde water als damp over de huid gesproeid. Een voorbeeld van een stoomapparaat is het dampapparaat.
Tekstuele toevoeging (pagina 16):
Citroen
Citroenolie is afkomstig van de vrucht van de citroenboom. Citroenolie heeft een vitaliserende en verfrissende werking. Het maakt je wakker en alert. Hierdoor is het geschikt voor situaties waarin je je moet concentreren, bijvoorbeeld tijdens het studeren. Na gebruik van citroenolie is het belangrijk om gedurende 24 uur de zon zoveel mogelijk te mijden en geen gebruik te maken van de zonnebank. Dit kan namelijk huidverkleuringen veroorzaken. Citroen normaliseert de talgproductie en is daarom geschikt voor de droge huid, vette huid en acne huid.
Tekstuele toevoeging (pagina 17):
Geranium
Geranium is geschikt voor de vette en acne huid.
Grapefruit
Grapefruitolie is afkomstig van de schil van de grapefruit. Het heeft een stimulerende werking op de geest. Grapefruitolie is daarom geschikt voor situaties waarin je helderheid en duidelijkheid nodig hebt. Grapefruitolie helpt daarnaast bij het scheppen van orde en structuur. Na gebruik van grapefruitolie op de huid is het belangrijk om gedurende 24 uur de zon zoveel mogelijk te mijden en geen gebruik te maken van de zonnebank. Dit kan namelijk huidirritatie en pigmentvlekken veroorzaken. Grapefruitolie is daarnaast niet geschikt tijdens de zwangerschap. Grapefruit voert gifstoffen af en is daarom geschikt voor de onzuivere huid en de acne huid. Het werkt daarom ook goed bij panniculose.
Tekstuele aanpassing (pagina 17):
Mandarijn
Mandarijn heeft een gunstige werking op de spijsvertering en is geschikt voor baby’s, kinderen en zwangere vrouwen. Daarnaast werkt mandarijn opwekkend en verzachtend. Mandarijnolie wordt gewonnen uit de schil van rijpe mandarijnen. Mandarijn is geschikt voor de normale vette huid.
Tekstuele toevoeging (pagina 17):
Marjolein
Marjoleinolie is afkomstig van het bloeiende kruid van de plant. Het heeft een bloedstimulerende en pijnverzachtende werking. Marjoleinolie is niet geschikt voor gevoelige personen. De olie kan bij deze mensen irritaties veroorzaken. Ook mag marjoleinolie niet worden gebruikt tijdens de zwangerschap of borstvoedingsperiode, bij jonge kinderen en bij een lage bloeddruk. Voorzichtigheid is geboden bij astma. Overmatig gebruik van marjoleinolie heeft een verdovend effect. Marjolein is geschikt voor de oudere huid.
Niaouli
Niaouliolie is afkomstig van de bladeren en jonge twijgen van de niaouliboom. Het heeft een wondhelende, ontstekingsremmende en antiseptische werking. Het stimuleert daarnaast het immuunsysteem. Niaouliolie is daarom goed te gebruiken bij het schoonmaken van wondjes. Het is daarnaast geschikt bij problemen aan de luchtwegen (astma, bronchitis, verkoudheid), psoriasis, spataderen en ontstekingen. Niaouliolie mag niet worden gebruikt tijdens de zwangerschap en bij baby’s tot één jaar. Niaouli is geschikt voor de vette en acne huid.
Ravintsara
Ravintsaraolie is afkomstig van de bladeren van de ravintsaraboom. Het heeft een verfrissende, zuiverende, antiseptische en herstellende werking. Het versterkt daarnaast het immuunsysteem. Het kan daarom goed worden gebruikt bij lipblaasjes en herstel na ziekte of verkoudheid. De olie is geschikt voor de vette en acne huid.
Tekstuele toevoeging (pagina 18):
Rozemarijn
Rozemarijnolie is afkomstig van de takken van de rozemarijnstruik. Het heeft een verkwikkende en stimulerende werking op het centraal zenuwstelsel en de bloedsomloop. Rozemarijnolie kun je goed gebruiken bij vermoeidheid, spierpijn, hoofdpijn en verkoudheid. Het mag niet gebruikt worden bij een hoge bloeddruk. Rozemarijn is geschikt voor de vette huid en acne huid.
Tekstuele toevoeging (pagina 18):
Rozenhout
Rozenhoutolie wordt gewonnen uit de houtsnippers van de rozenhoutboom en heeft een harmonieuze werking. Je kunt de olie daarom goed gebruiken bij lusteloosheid, nervositeit en depressiviteit. Rozenhout is geschikt voor alle huidtypes. In plaats van rozenhout kun je ook ho-hout gebruiken. De werking van ho-houtolie staat gelijk aan de werking van rozenhout-olie. Rozenhout is voornamelijk geschikt voor de droge, gevoelige, rijpe huid en de huid met littekens.
Tekstuele toevoeging (pagina 18):
Sinaasappel
Sinaasappelolie is afkomstig van de vruchten, bladeren en bloesems van de sinaasappelboom. Het heeft een ontspannende, verzachtende en verstevigende werking. Na gebruik van sinaasappelolie is het belangrijk om gedurende 24 uur de zon zoveel mogelijk te mijden en geen gebruik te maken van de zonnebank. Dit kan namelijk huidverkleuringen veroorzaken. Sinaasappelolie mag niet gebruikt worden bij kinderen en tijdens de zwangerschap. Door de verzachtende en verstevigende werking is sinaasappel erg geschikt voor de oudere, verslapte huid en de droge of vette huid.
Strobloem
Strobloemolie is afkomstig van de bloemhoofdjes en het bovenste deel van de plant. Het heeft een genezende werking bij stoten, kneuzingen en blauwe plekken en beschermt de huid tegen de zon. Het is daarnaast geschikt bij eczeem, rosacea, allergische huiduitslag, littekens, teleangiëctastieën, spataderen en stress. Strobloem is geschikt voor de acne huid.
Tekstuele toevoeging (pagina 20):
Als alternatief voor amandelolie en jojobaolie kun je ook arganolie, olijfolie, rozenbottelolie, cameliaolie of kokosolie gebruiken.
Arganolie
Arganolie heeft een hydraterende, verzachtende en verfrissende werking. De olie bevat veel vitamine E en onverzadigde vetten. Arganolie is daardoor een krachtige anti-oxidant. Het verbetert daarnaast de doorbloeding van de huid, zorgt ervoor dat de huid soepel blijft en dat het vocht in de huid wordt vastgehouden.
Arganolie is geschikt voor alle huidtypen.
Olijfolie
Olijfolie heeft een hydraterende werking. Olijfolie is daarom erg geschikt voor de droge huid. Olijfolie werkt daarnaast kalmerend en verzachtend. Door de dikke en zware samenstelling is olijfolie minder geschikt als massageolie.
Rozenbottelolie
Rozenbottelolie is een van de belangrijkste oliën bij het verminderen van littekens en rimpels en het herstellen van de huid. Rozenbottelolie mag niet worden verwarmd, om zo de kwaliteit en werking van de olie te behouden. Rozenbottelolie moet in de koelkast worden bewaard. Na gebruik van rozenbottelolie is het belangrijk om de zon te vermijden en een zonnefilter te gebruiken. Het is geschikt voor alle huidtypen, behalve de acne huid. Het kan de acne namelijk verergeren.
Cameliaolie
Cameliaolie heeft een verstevigende, verzorgende en herstellende werking op de huid. De olie is geschikt voor de droge, gecombineerde, oudere, vochtarme en gevoelige huid.
Kokosolie
Kokosolie heeft een verzorgende, hydraterende, kalmerende en verzachtende werking. De olie is daarom goed te gebruiken bij kloofjes of een ruwe huid. Kokosolie is bestand tegen hoge temperaturen en mag worden verwarmd voor gebruik, bijvoorbeeld bij massages. Kokosolie is geschikt voor alle huidtypen.
Tabel aanpassing (pagina 22):
welke essentiële olie past bij welk huidtype?
Tekstuele toevoeging (pagina 23):
Toverhazelaar (hamamelis)
Toverhazelaar versterkt de kleine bloedvaten en vermindert roodheid, uitslag en jeuk. Ook verzacht het eczeem en psoriasis. Toverhazelaar is geschikt voor de oudere huid en een beschadigde huid en bij teleangiëctastieën.
Tekstuele toevoeging (pagina 23):
Sint-janskruid (hypericummaceraat)
Sint-janskruidolie is afkomstig van de bloemhoofdjes van de plant. Het heeft een ontstekingsremmende, wondhelende, verzachtende, pijnverdovende, kalmerende, verwarmende en antibacteriële werking. Sint-janskruidolie is daarnaast geschikt bij doorbloedingsklachten. Na gebruik van sint-janskruidolie is het belangrijk gedurende 24 uur de zon zoveel mogelijk te mijden en geen gebruik te maken van de zonnebank. Dit kan namelijk huidverkleuringen veroorzaken. Sint-janskruid is geschikt voor de droge, gevoelige, onzuivere, onrustige of ruwe en schrale huid.
Tekstuele toevoeging (pagina 23):
Risico’s van aromatherapie
Bij het toepassen van aromatherapie zijn er een aantal risico’s.
• allergie of overgevoeligheid voor product, werkzame stof of hulpstof: cliënten kunnen allergisch of overgevoelig zijn voor een product, werkzame stof of hulpstof. Dat uit zich bijvoorbeeld in eczeem of zwellingen van de huid. Het is daarom belangrijk om, voordat je een product gebruikt, bij de cliënt te informeren hoe zij reageert op een bepaald product of stof.
• ouderen, kinderen en tijdens de zwangerschap: sommige essentiële oliën zijn niet geschikt voor ouderen, kinderen en tijdens de zwangerschap. Dit is bijvoorbeeld het geval bij sinaasappel, strobloem en niaouli. Andere oliën zijn juist wel geschikt om te gebruiken bij deze doelgroepen, denk aan cipres en mandarijn.
• huidverkleuringen in combinatie met zonlicht: adviseer de cliënt om na het gebruik van essentiële olie de zon en de zonnebank zoveel mogelijk te vermijden. Dit is belangrijk na het gebruik van de meeste citrusoliën, maar vooral bij bergamot, citroen en sinaasappel. Deze oliën kunnen namelijk huidverkleuringen veroorzaken.
• te hoge dosering: lees meer over de dosering van essentiële olie op pagina 14 van het boek.
INDICATIES EN CONTRA-INDICATIES VAN AROMATHERAPIE
Tekstuele toevoeging (pagina 50):
Bij een buikomvang groter dan 88 centimeter (vrouwen) of 102 centimeter (mannen) is er sprake van adipositas. Adipositas is een ander woord voor vetzucht of obesitas.
Tekstuele toevoeging (pagina 51):
Koolhydraatarm/koolhydraatvrij dieet Koolhydraten zijn de brandstof voor het lichaam. Er zijn twee soorten koolhydraten: snelle koolhydraten en langzame koolhydraten. Snelle koolhydraten hebben een hoge glycemische index. Dit betekent dat ze snel worden opgenomen in het bloed. Ze worden daardoor snel opgeslagen als (buik) vet. Snelle koolhydraten komen voor in veel bewerkte producten, zoals frisdrank, koek en witte pasta. Langzame koolhydraten hebben een lage glycemische index. Ze worden langzaam opgenomen in het bloed en kunnen daardoor worden gebruikt als brandstof. Langzame koolhydraten komen vooral voor in plantaardig voedsel, zoals aardappelen, groente, fruit, graanproducten en peulvruchten. Bij een koolhydraatvrij dieet worden zo min mogelijk (snelle) koolhydraten gegeten en gedronken. In plaats daarvan worden meer eiwitten en vetten ingenomen. Dit betekent niet dat er helemaal geen koolhydraten meer worden ingenomen. Het is namelijk niet verstandig om een hele voedingsgroep te schrappen. Voorbeelden van koolhydraatarme/koolhydraatvrije diëten zijn: Atkins, Paleo, Sonja Bakker en South Beach.
Principes van het koolhydraatvrij dieet:
• vermijden van snelle koolhydraten;
• beperkte inname van langzame koolhydraten
• eiwitten en vetten als primaire brandstof.
Tekstuele toevoeging (pagina 53):
Soorten diëten
• De belangrijkste diëten zijn:
• cholesterolarm dieet;
• glutenvrij dieet;
• caseïnevrij dieet;
• suikervrij dieet;
• vegetarisch dieet;
• Weight Watchers dieet.
Cholesterolarm dieet
Bij cholesterolarme voeding is het belangrijk dat er minder vetten worden gebruikt. Vetrijke voedingsmiddelen worden vervangen door magere voedingsmiddelen. Ongezonde vetten worden vervangen door gezonde vetten.
Vetarme producten bevatten vaak meer suiker. Het is daarom belangrijk altijd de ingrediënten van producten te bekijken, zodat het meest gezonde alternatief kan worden gekozen.
Principes van het cholesterolarm dieet:
• gevarieerde voeding;
• matig gebruik maken van suikers en verzadigde vetten;
• onbeperkt gebruik maken van volkorenproducten, verse groenten en fruit;
• matig alcoholgebruik;
• matig gebruik maken van voedingsmiddelen die veel cholesterol bevatten: eierdooier, lever, nieren.
Glutenvrij dieet
Gluten is een eiwit dat in tarwe voorkomt. Bij een glutenvrij dieet worden geen voedingsmiddelen gegeten die gluten bevatten. Dit zijn bijvoorbeeld brood, pasta, sommige ijssoorten en bier. Sommige producten zijn van nature glutenvrij, aan andere producten zijn bij de productie geen ingrediënten toegevoegd die gluten bevatten.
Principes van het glutenvrij dieet: doelgroep
• geen voedingsmiddelen gebruiken die gluten bevatten;
• gebruik maken van glutenvrije producten met veel voedingsvezels, ijzer, vitamine B1 en foliumzuur om tekorten te voorkomen.
Caseïnevrij dieet
Caseïne is een dierlijk Protiene dat in melk voorkomt. Bij een caseïnevrij dieet worden geen producten gebruikt die caseïne bevatten.
Principes van het caseïnevrij dieet:
• geen voedingsmiddelen gebruiken die caseïne bevatten;
• eventueel zelf producten bereiden;
• gebruik maken van caseïnevrije producten met veel calcium om tekorten te voorkomen.
Suikervrij dieet
Bij een suikervrij dieet worden producten met zichtbare en onzichtbare suikers vermeden. Suiker laat je bloedsuikerspiegel stijgen en dalen, waardoor je je slap kunt voelen. Door geen suiker te eten blijft de bloedsuikerspiegel gelijkmatig. Je voelt je gedurende de dag energieker.
Principes van het suikervrij dieet:
• geen voedingsmiddelen gebruiken die zichtbare of onzichtbare suikers bevatten;
• suikervrije alternatieven gebruiken bij zin in zoet.
Vegetarisch dieet
Bij een vegetarisch dieet worden geen dierlijke producten gegeten en gedronken.
Principes van het vegetarisch dieet:
• geen gebruik maken van dierlijke producten;
• gebruik maken van vleesvervangers als soja;
• gebruik maken van producten met veel ijzer, vitamine B1 en vitamine B12 om tekorten te voorkomen.
Weight Watchers dieet
Het Weight Watchers dieet bestaat uit een puntensysteem, waarbij elk onderdeel van de maaltijd een bepaald aantal punten bevat. Elke dag moet er een bepaald aantal punten gegeten worden. Het aantal punten wordt per persoon bepaald passend bij het doel van het dieet (afvallen, op gewicht blijven, enzovoorts.).
Principes van het Weight Watchers dieet:
• geen verboden of verplichte voedingsmiddelen;
• leer slimme keuzes te maken;
• minder zitten en meer bewegen.
Tekstuele toevoeging (pagina 52):
• Anorexia nervosa. Anorexia nervosa is de meest bekende eetstoornis. Het begint vaak na veelvuldig lijnen, uiteindelijk slaat iemand hier in door. Mensen met anorexia nervosa hebben een verstoord lichaamsbeeld. Ze denken dat ze dik zijn, zelfs wanneer ze ondergewicht hebben. De belangrijkste kenmerken van anorexia nervosa zijn: een verstoord lichaamsbeeld, angst om aan te komen, gewichtsverlies en het uitblijven van de menstruatie.
• Eetstoornis NAO. NAO staat voor Niet Anderszins Omschreven eetstoornis. Mensen met een NAO eetstoornis voldoen niet aan alle kenmerken van een bepaalde eetstoornis, bijvoorbeeld anorexia.
• Orthorexia nervosa. Bij orthorexia nervosa is iemand de gehele dag bezig met verantwoord en gezond eten. Zij weigeren het eten van, in hun ogen, ongezond voedsel, als granen, zuivel, vlees of vis. Hier komen steeds meer voedingsmiddelen bij. Uiteindelijk eten mensen met orthorexia nervosa veel te eenzijdig waardoor zij voedingsstoffen missen.
• Eetverslaving. Eten kan een verslaving worden. Het wordt dan niet gebruikt om de honger te stillen, maar als manier om met problemen om te gaan. Als eten steeds als oplossing voor een probleem wordt gebruikt, kun je hier afhankelijk van worden. Je kunt je problemen dan niet meer op een andere manier oplossen dan door eten.
Tekstuele toevoeging (pagina 55):
GEVOLGEN VAN EETPROBLEMEN
Eetproblemen kunnen lichamelijke, psychische en sociale gevolgen hebben.
LICHAMELIJKE GEVOLGEN VAN EETPROBLEMEN
• Eetproblemen kunnen de volgende lichamelijke gevolgen hebben:
• botafbraak;
• chronische vermoeidheid;
• donsachtige beharing op gezicht, armen, borst en rug;
• duizeligheid;
• ernstige maagklachten;
• gebitsproblemen;
• haaruitval;
• hartritmestoornissen;
• kouwelijkheid;
• langdurige heesheid;
• menstruatiestoornissen;
• nier- en leverbeschadigingen;
• oedeem;
• spierkrampen;
• spierzwakte;
• vitaminetekort (hypovitaminose) of vitamineoverschot (hypervitaminose).
Lichamelijke gevolgen bij diabetes mellitus
Diabetes type I noem je ook wel insulineafhankelijke diabetes; het lichaam maakt te weinig insuline aan. Als diabetes type I samengaat met een eetstoornis kan iemand hier aan overlijden.
Bij diabetes type II wordt er wel voldoende insuline aangemaakt door het lichaam, maar is het lichaam hier ongevoelig voor. Diabetes type II is vaak het gevolg van overgewicht, al dan niet veroorzaakt door eetproblemen. Door gezonder te eten neemt het risico op diabetes af. Als iemand al diabetes heeft zorgt gezonde voeding vaak voor verbetering.
Lichamelijke gevolgen door jojo-effec
Om af te vallen moet je meer calorieën verbranden dan dat je binnen krijgt. Als je minder dan 1500 calorieën per dag inneemt kan je lichaam dit ervaren als een hongertoestand. Het lichaam reageert hierop door de verbranding naar beneden af te stellen, zodat het langer kan functioneren op de ingenomen voedingsstoffen. Het afvallen gaat hierdoor ook langzamer. Ook na het dieet blijft de energieverbranding lager. Als je na het dieet weer normaal gaat eten krijgt je lichaam in één keer meer voedingsstoffen dan het nodig heeft. Je lichaam slaat deze extra calorieën op voor een nieuwe hongertoestand. Hierdoor kom je snel weer aan. Ga je hierna weer diëten, dan zal het lichaam proberen zo veel mogelijk reserves aan te leggen in de vorm van vet. Ook wordt de verbranding nog iets lager. Zo neemt na elk dieet het lichaamsgewicht iets toe. Om het jojo-effect te voorkomen is het belangrijk jezelf niet uit te hongeren. Bouw na het dieet langzaam een gezond eetpatroon op dat je goed kunt volhouden.
Lichamelijke gevolgen bij zwangerschap
Gezonde voeding draagt voorafgaand aan de zwangerschap bij aan makkelijker zwanger worden. Tijdens een zwangerschap is gezond eten van belang voor moeder en kind. Hoe gezonder de moeder eet, hoe groter de kans op een goed verlopende zwagerschap. Voor het verkrijgen van voedingsstoffen is het kind namelijk afhankelijk van de moeder. Daarnaast vraagt een zwangerschap veel extra energie van het lichaam van de moeder. Onvoldoende voedingsstoffen kunnen voor complicaties zorgen bij moeder en kind.
Eetproblemen kunnen de volgende psychische gevolgen hebben:
• depressieve gedachten;
• dwangmatig gedrag;
• isolatie;
• schaamte;
• slecht zelfbeeld;
• stemmingswisselingen.
Een eetstoornis begint vaak met een lijnpoging. Soms om af te vallen, vaak ook om meer zelfwaardering te krijgen bij een slecht zelfbeeld. Als lijnen niet lukt kan dit het zelfvertrouwen verminderen, dwangmatig gedrag veroorzaken en somberen en angstige gevoelens geven. Soms komen ook eetbuien voor. Eetbuien leiden vervolgens tot schaamte en schuldgevoel en een lagere zelfwaardering. Sociale gevolgen van eetproblemen
SOCIALE GEVOLGEN VAN EETPROBLEMEN
Eetproblemen kunnen de volgende sociale gevolgen hebben:
• afkeer van het eigen lichaam leidt tot een verminderd libido;
• afname van contacten uit schaamte en gebrek aan energie;
• financiële gevolgen;
• slechtere concentratie op werk of studie;
• verbergen van eetprobleem voor partner of gezin.
Afkeer van het eigen lichaam leidt tot een verminderd libido Als je een afkeer hebt van je eigen lichaam is het lastig om te genieten van intimiteit en seks. Dit kan leiden tot spanningen in de relatie.
Afname van contacten uit schaamte en gebrek aan energie
Eetproblemen kunnen zorgen voor schaamte voor het hebben van een geheim of eetprobleem. Het binnenkrijgen van te weinig calorieën en voedingsstoffen kan leiden tot een gebrek aan energie. Sociale contacten kunnen zoveel spanning oproepen dat je je terugtrekt uit het sociale leven. Je komt hierdoor steeds meer in een isolement.
Eetproblemen waarbij je eetbuien hebt kosten veel geld. Bij eetbuien eet je immers erg veel in korte tijd. Eetbuien kunnen leiden tot financiële problemen en schulden.
Slechtere concentratie op werk of studie
Eetproblemen kosten veel tijd en energie. Je bent de hele dag bezig met wel of juist niet eten. Ook zorgt te weinig eten ervoor dat je energie steeds verder afneemt. Het wordt hierdoor lastig je te concentreren. Je resultaten op je werk of studie kunnen verminderen.
Verbergen van eetprobleem voor partner of gezin
Eetproblemen geven vaak spanningen. Anderen merken dat er iets aan de hand is, maar weten niet wat. Er ontstaan vaak ruzies over niet eten, te veel eten, enzovoorts. Eetproblemen worden vaak verborgen voor anderen. Het geheimhouden kan veel stress geven. Als je na een tijdje toch vertelt wat er aan de hand is, kan dit anderen het gevoel geven dat je ze hebt buitengesloten.
Tekstuele toevoeging (pagina 63):
• vitamines, mineralen en water leveren geen calorieën.
• Mannen hebben gemiddeld 2500 kcal per dag nodig. Vrouwen hebben per dag gemiddeld 2000 kcal nodig.
Tekstuele toevoeging (pagina 63):
HONGERGEVOEL
Gedurende de dag heb je meer of minder trek. Je hongergevoel hangt af van een aantal factoren:
• glucosespiegel;
• leptine.
Glucosespiegel
De hoogte van de glucosespiegel (bloedsuikerspiegel) in het bloed varieert gedurende de dag. Direct na een maaltijd is de glucosespiegel hoog. Dit betekent dat er veel glucose in het bloed aanwezig is. Alle cellen in het lichaam gebruiken glucose als energiebron. Het hormoon insuline stimuleert de cellen het teveel aan glucose op te nemen, zodat de glucosespiegel niet te hoog wordt. Insuline zorgt er daarnaast voor dat het teveel aan glucose in de cellen omgezet wordt in glycogeen, zodat de glucosespiegel zo min mogelijk schommelt. Het glycogeen wordt opgeslagen in de lever en de spieren. Glycogeen kan weer worden omgezet in glucose wanneer er een tekort is aan glucose in het bloed, bijvoorbeeld bij inspanning.
Leptine
In het lichaamsvet komt leptine voor. Leptine wordt gezien als ‘hongerhormoon’. Hoe meer leptine er in je bloed zit, hoe verzadigder je je voelt. Het tegengestelde hormoon ghreline wekt juist een hongergevoel op.
Tekstuele toevoeging (pagina 64):
• Eet drie gezonde hoofdmaaltijden en drie gezonde tussendoortjes per dag. Regelmatig iets eten houdt de stofwisseling op gang en voorkomt hongergevoel en snaaien.
Tekstuele toevoeging (pagina 64):
Voordat je de cliënt een voedingsadvies kunt geven is het belangrijk om de eetgewoonten van de cliënt in kaart te brengen. Stel de cliënt vragen die je inzicht geven in haar eetgewoonten, eetpatroon, eetomgeving en omstandigheden die het eetpatroon kunnen beïnvloeden. De gegevens die uit het gesprek naar voren komen noteer je op de klantenkaart. Aan de hand van deze gegevens kun je de cliënt een voedingsadvies geven.
Stel bijvoorbeeld de volgende vragen:
• Hoe vaak eet je per dag?
• Welke voedingsmiddelen eet je bij het ontbijt, de lunch en het avondeten?
• Neem je tussendoortjes? Zo ja, welke?
• Waar eet je normaal gesproken? (aan tafel, voor de tv, enzovoorts);
• Wat zijn lastige momenten of situaties waarin je afwijkt van je normale eetpatroon?
• Hoe ga je om met verjaardagen/feestjes/uit eten gaan?
• Eet je meer/minder/hetzelfde als je stress hebt?
• Hoe is je eetpatroon als je ontspant?
• Zijn stress en ontspanning met elkaar in balans?
• Hoe is je eetpatroon als je je verveelt?
• Hoe is je slaappatroon?
• Hoe is je eetpatroon als je vermoeid bent?
• Wat doe je als je slecht in slaap komt of als je ’s nachts wakker wordt?
Tekstuele toevoeging (pagina 74):
Indicaties
• faceliftvraag
• hoofdpijn
• inleidende massage (bij shiatsu en pincementsmassage)
• ontspanning
• ontstekingen in het gelaat
• oudere verslapte huid
• sterke doorbloeding in het gelaat
• stress
• teleangiëctastieën
• vermoeidheid
Contra-indicaties
• bloeduitstortingen
• circulatiestoornissen
• duizeligheid
• epilepsie
• huidaandoeningen aan het hoofd
• huidaandoeningen aan het oor
• kanker
• koorts
• operatie aan het oor (postoperatief)
• pijn
• zwellingen van de lymfeklieren
YIN EN YANG
Tijdens een hoofdhuid-/oormassage spelen Yin en Yang een belangrijke rol. Al 800 jaar voor Christus werd er geschreven over Yin en Yang in het Chinese Boek der Veranderingen. Hierin staat beschreven dat de Chi, waarvan alle aspecten van het leven en het universum zijn doordrongen, bestaat uit twee tegengestelde kwaliteiten Yin en Yang. Yin en Yang zijn niet zozeer tegenstellingen, maar ze vullen elkaar aan; het zijn complementaire waarden. Yin is de samentrekkende kracht en Yang is de uitzettende kracht. Ze zijn in verschillende verhoudingen in alles aanwezig; de één kan niet zonder de ander. Als de balans tussen Yin en Yang verstoord is kan dit tot pijn of ziekte leiden. Een hoofdhuid-/oormassage heeft als doel Yin en Yang in balans te brengen.
Kenmerken en energiestroom van Yin en Yang Yin is de negatieve energie. Kenmerken van Yin zijn: schaduw, nacht, aarde, kou, dalend, vochtig, passief en vrouwelijk. Yang is de positieve energie. Kenmerken van Yang zijn: zon, dag, hemel, warmte, stijgend, droog, actief en mannelijk. Yin is meer naar binnen gericht en is het voedende aspect van het lichaam. Yang is meer naar buiten gericht en is het functionele aspect van het lichaam.
Door deze kenmerken leer je Yin en Yang in de massage beter te begrijpen. Zo stroomt Yin vanaf de aarde ons lichaam binnen. Via de voeten en de binnenkant van de benen stroomt de energie naar het bovenlijf. Vervolgens stroomt Yin via de binnenkant van de armen naar de vingertoppen. Yang daarentegen stroomt vanuit de hemel of zon ons lichaam binnen. De energie stroomt via onze vingertoppen, langs de buitenkant van de arm naar het gezicht. Vervolgens stroomt Yang via de buitenkant van de benen naar de voeten. Yin en Yang komen elkaar bij de voeten en vingertoppen tegen. Er is dus sprake van een continue energiestroom door de meridianen in ons lichaam. De Yin meridianen liggen hoofdzakelijk aan de voorkant van het lichaam en de Yang meridianen aan de achterkant. Om alle twaalf hoofdmeridianen in het lichaam te behandelen volg je de (gehele) energiestroom van Yin en Yang drie keer.
Yin en Yang in balans brengen
In een gezichtsmassage richt je je aandacht vooral op die zijde van het gezicht waar Yin het meest aanwezig is. Oftewel de zijde van het gezicht die het meest koel en slap aanvoelt. De oorzaak van Yin ligt dieper dan bij Yang, vandaar dat de Yin-huid de meeste aandacht verdient tijdens de massage. Als een gedeelte van het gezicht zeer strak gespannen is (Yang), masseer deze dan in eerste instantie niet. Vaak door eerst de Yin-huid te masseren zie je dat de Yang-huid al kalmer wordt. De huid raakt dus meer in balans. Controleer tijdens een massage regelmatig de spanning van beide zijden van het gezicht, zodat je merkt welke plaatsen nog aandacht nodig hebben.
Om de Yin-huid meer Yang te maken, stimuleer of prikkel je de huid door snelle, stevige en korte bewegingen te maken. Andersom maak je de Yang-huid meer Yin door de huid te sederen met langzame, zachte en geleidelijke bewegingen.
Let erop dat je de overtollige energie van cliënten niet overneemt. Strijk goed het lichaam van de cliënt af en zorg ervoor dat je na de massage je handen afslaat en afspoelt.
MERIDIANEN EN DRUKPUNTEN IN HET OOR EN OP HET HOOFD
Er zijn in totaal veertien meridianen die de organen met elkaar verbinden. Dat zijn de maag, milt, longen, dikke en dunne darm, blaas, nieren, galblaas, lever, driewarmer, hartconstrictor en het hart. De twaalf hoofdmeridianen liggen symmetrisch ten opzichte van elkaar vlak onder de huid. Naast deze twaalf hoofdmeridianen zijn er twee dieper liggende kanalen, de dumo- en renmomeridiaan.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen Yin- en Yang-meridianen. Of een meridiaan Yin of Yang is, is afhankelijk van de richting waarin hij loopt. Dit betreft overigens alleen het gedeelte van de meridiaan dat aan de oppervlakte van het lichaam ligt en je kunt behandelen. In de oren en het hoofd bevinden zich alleen Yang-meridianen en de dumo- en renmomeridiaan. Op de meridianen bevinden zich drukpunten. Je kunt deze drukpunten behandelen om de huid van de cliënt te verbeteren.
Dikke darmmeridiaan (dida.)
De dikke darmmeridiaan loopt vanaf de wijsvinger ter hoogte van de nagelriem, via de buitenkant van de arm, bovenzijde schouder en hals tot naast de neusvleugel.
Belangrijke drukpunten Locatie
Dikke darm 19 (dida.19) 0,5 cun* lateraal van dumo 26
Dikke darm 20 (dida.20) In de neuslippenplooi ter hoogte van het midden van de neusvleugel. Hier is een kleine depressie in het bot voelbaar.
* Cun (je zegt: tsoen) is een traditionele Chinese en Japanse relatieve lengtemaat. Het staat gelijk aan de breedte van de duim bij het gewricht tussen de twee kootjes.
Dikke darmmeridiaan (dida.)
De maagmeridiaan loopt aan beide zijden van het lichaam. De meridiaan begint onder het oog, loopt van daaruit naar de wang en vervolgens via de kaak weer omhoog naar het voorhoofd. Daarna loopt hij omlaag naar de keel over het sleutelbeen, de borst, de buik en langs de navel naar de lies. Vervolgens naar het bovenbeen, de knie en het onderbeen, waarna hij eindigt op de tweede teen.
Belangrijke drukpunten Locatie
Maag 1 (mg.1)
Maag 3 (mg.3)
Maag 4 (mg.4)
Dunne darmmeridiaan (duda.)
Direct onder de pupil op de oogkasrand (vraag de cliënt naar voren te kijken).
Ter hoogte van de onderrand van de neusvleugel onder Maag 1.
0,5 cun opzij van de mondhoek
De dunne darmmeridiaan begint op de handen. Via de zijkant van de nagelrand van de pink, loopt de meridiaan langs de zijkant van de handen, pols en onderarm, naar de elleboog. Van daaruit loopt de meridiaan via de bovenarm over het schouderblad naar de nek, kaak en eindigt bij het oor.
Belangrijke drukpunten Locatie
Dunne darm 18 (duda. 18) Onder de buitenhoek van het oog. In de depressie aan de onderrand van het jukbeen.
Blaasmeridiaan (bl.)
De blaasmeridiaan begint in de ooghoeken aan de neuszijde en loopt omhoog via het voorhoofd, over de schedel naar het achterhoofd. Daarna gaat de meridiaan omlaag langs de dwarsuitsteeksels van de ruggenwervels en langs het heiligbeen en stuitje omhoog naar de nek en weer terug naar beneden. Vervolgens gaat de meridiaan verder omlaag over de bil, het achterbeen, de knieholte, kuit en enkel. De meridiaan eindigt aan de nagel van de vijfde teen (buitenkant voet).
Belangrijke drukpunten Locatie
Blaas 1 (bl.1) 0,5 cun mediaal en boven de binnenooghoek tegen de oogkasrand.
Blaas 2 (bl.2) Aan het mediale einde van de wenkbrauw; recht boven de binnen ooghoek.
Blaas 10 (bl.10) 1,5 cun naast de onderrand van het uitsteeksel van de eerste borstwervel.
Driewarmermeridiaan (dri.)
De driewarmer- of drievoudige verwarmermeridiaan begint aan het uiteinde van de vierde vinger. Vanuit daar loopt de meridiaan via de achterzijde van de arm naar de schouder. Vervolgens loopt hij over de nek en bovenkant van het oor tot de buitenkant van het oog.
Belangrijke drukpunten
Driewarmer 17 (dri.17) Achter het oor aan de onderkant in een
Driewarmer 23 (dri.23)
Galblaasmeridiaan (gb.)
De galblaasmeridiaan loopt aan beide zijden van het lichaam. Het begint bij de buitenkant van de ooghoeken, loopt vervolgens rond het oor, cirkelt over het achterhoofd naar het voorhoofd en via de schouder naar de zijkant van de borst. Vervolgens loopt de meridiaan via de zijkant van de romp naar de heup, zijkant bovenbeen, knie, onderbeen en eindigt op de vierde teen naast de nagel.
Belangrijke drukpunten Locatie
Galblaas 1 (gb.1) 0,5 cun lateraal aan de buitenooghoek.
Galblaas 12 (gb.12) In de depressie achter en onder het tepeluitsteeksel.
Galblaas 14 (gb.14) 1 cun boven het midden van de wenkbrauw op het voorhoofd.
Galblaas 20 (gb.20) Tussen de borstbeensleutelbeentepelspier en de monnikskapspier in een depressie.
Dumomeridiaan (dm.)
De dumomeridiaan loopt aan beide zijden van het lichaam. Aan de voorzijde loopt hij van de bovenkant van het hoofd tot aan de bovenlip. Aan de achterzijde van het lichaam begint hij ook aan de bovenkant van het hoofd. Hier loopt de meridiaan in een rechte lijn naar beneden, naar het stuitje.
Belangrijke drukpunten Locatie
Dumo 16 (dm.16) Onder de buitenste uitstekende knobbel van het achterhoofdsbeen in de depressie.
Dumo 20 (dm.20) 7 cun boven de achterste haarlijn.
Dumo 26 (dm.26) Op 2/3 afstand vanaf de bovenlip tot de neusbasis
HOOFDSTUK 4 HOOFDHUID-/OORMASSAGE
HOOFDSTUK 5 KLEURADVIES MAKE-UP EN KLEDING
Renmomeridiaan (rm.)
De renmomeridiaan loopt aan de voorzijde van het lichaam, van de kin tot aan de onderbuik.
Belangrijke drukpunten Locatie
Renmo 24 (rm.24) In het centrum van de vouw van de kin.
Yin Tang/ Long extra (lo.ex.)
Yin Tang is geen meridiaan, maar een drukpunt.
Belangrijke drukpunten Locatie
Yin Tang / Long extra (lo.ex.) Ligt exact tussen de wenkbrauwen in. Drukpunt ligt dus niet op de longmeridiaan.
Tekstuele toevoeging (pagina 88):
Lichtgolven
Zonlicht (wit licht) bestaat uit lichtgolven van verschillende (golf)lengten. De golflengten van lichtgolven wordt weergegeven in nanometer. Een nanometer is gelijk aan een miljardste meter. Licht heeft een golflengte van 400 tot 800 nanometer. Elk voorwerp kan lichtstralen terugkaatsen (reflecteren) of absorberen. We zien kleuren doordat een voorwerp bepaalde lichtgolven van de lichtstraal absorbeert of juist reflecteert. Kijk je bijvoorbeeld naar een rode bal, dan absorbeert de bal alle lichtgolven behalve de rode. De rode lichtgolven worden juist gereflecteerd. We zien een voorwerp als wit als het voorwerp alle lichtgolven reflecteert. Zwart ontstaat als een voorwerp alle lichtgolven absorbeert. Wit en zwart zijn geen kleuren, maar ontstaan door het reflecteren (wit) of absorberen (zwart) van alle kleuren.
Reflectie
De reflectie van licht heeft invloed op de make-up. Zo bevat het flitslicht van een fotocamera vaak veel blauw licht. Dit geeft de huid en de make-up een blauwe tint. De make-up reflecteert echter anders dan je huid. Hierdoor kan de make-up ineens erg opvallen. Een oplossing kan zijn om niet direct op de persoon, maar via een wit plafond te flitsen. Het beste is om foto’s te maken in daglicht.
Lichtintensiteit
Lichtintensiteit noem je ook wel lichtsterkte. Elke kleur en elk soort licht heeft zijn eigen lichtsterkte. Dit zijn de kleuren die ons oog kan zien. Ons oog kan bijvoorbeeld geen infrarode lichtgolven waarnemen. De lichtsterkte van een infraroodlamp is daarom nul.
Tekstuele toevoeging (pagina 88):
primaire, secundaire en tertiaire kleuren
Het kleurenspectrum (de spectrale kleuren)
kun je verdelen in:
a primaire kleuren;
b secundaire kleuren.
c tertiaire kleuren
Tekstuele toevoeging (pagina 88):
c tertiaire kleuren
Ook tertiaire kleuren zijn mengkleuren. Ze ontstaan door het mengen van een primaire en een secundaire kleur.
De tertiaire kleuren zijn:
• geeloranje (geel + oranje)
• roodoranje (rood + oranje)
• roodviolet (rood + paars/violet)
• blauwviolet (blauw + paars/violet)
• blauwgroen (blauw + groen)
• geelgroen (geel + groen)
complementaire kleuren
De primaire en secundaire kleuren vormen samen het kleurenpalet. De primaire en de secundaire kleuren zijn door de natuurkundigeOstwald over elkaar gelegd. Zo ontstaat de vorm van een ster. Je noemt deze ster de kleurenster van Ostwald.
Kleuren kunnen elkaar versterken of verzwakken. Dit komt door het contrast tussen kleuren. Er zijn zeven kleurcontrasten:
1. licht-donkercontrast
2. kleur-tegen-kleurcontrast
3. koud-warmcontrast
4. complementair contrast
5. simultaancontrast
6. kwaliteitscontrast
7. kwantiteitcontrast
Over deze kleurcontrasten kun je meer lezen in het katern bij Beauty Level Basics 1.
Tekstuele toevoeging (pagina 89):
Psychische invloed van kleuren
Associaties met kleuren
Associaties met kleuren ontstaan door de rol die kleuren hebben in de natuur en het dagelijks leven. Denk aan rood voor zaken die moeten opvallen, zoals een stoplicht of een brandweerauto, of groen voor zaken die een natuurlijk gevoel moeten geven.
Kleuren hebben dus een specifieke uitstraling. geel vrolijk, warmte, energie, optimisme oranje energie, warmte, enthousiasme zachtroze sexy, romantisch, lief hardroze opvallend, uitbundig rood opvallend, warmte, chic, sensueel, levendig violet mysterieus, chic, rouw
lila zacht, lief, onschuldig blauw onschuld, kalm
groen natuurlijk, koel, rust, o cieel, zakelijk bruin natuurlijk, rust, beheersing wit rust, vrede, zuiverheid
grijs kalm, onopvallend zwart bescheiden, stijlvol, klassiek
Nabeeld
Nabeeld is het beeld dat je oog waarneemt als je eerst naar een fel gekleurd voorwerp kijkt en daarna naar een wit vlak. Je ziet de contouren van het voorwerp op ware grootte, de kleuren zijn echter complementair. Kijk je bijvoorbeeld naar een rode bal, dan is het nabeeld een groene bal.
Nabeeld wordt veroorzaakt door de receptorcellen op het netvlies van je oog. De receptorcellen bestaan uit kegeltjes en staafjes. De kegeltjes zorgen ervoor dat je kleuren kunt zien. Als je lang naar een bepaalde kleur kijkt treedt er een gewenningseffect op in de kegeltjes. Kijk je vervolgens naar een wit vlak, dan slaat de balans door naar de andere kant en zie je de complementaire kleur.
Tekstuele aanpassing (pagina 106):
Zonneproducten
De zon geeft energie, zonder de zon kun je niet leven. Je moet je huid echter wel tegen UV-straling beschermen. Dit kun je doen met een zonneproduct. Een zonneproduct is een effectieve manier om de huid te beschermen tegen UVstraling. Een zonneproduct bevat meestal een licht- of zonnefilter. Zo’n filter absorbeert ultraviolette stralen. Dit zorgt ervoor dat je niet verbrandt. Als lichtfilter kunnen bijvoorbeeld kaneelzuur, salicylzuur, caroteen, cumarine, titaanoxide en zinkoxide worden gebruikt. Titaanoxide en zinkoxide komt vooral voor in sunblocks. De meeste producten beschermen tegen UV-A en UV-B straling.
5 in dit boek specialistische behandelingen alles over camouflage, acne en elektrisch ontharen
huidverbeterende massages voor een sterke en vitale huid
in dit boek specialistische behandelingen alles over camouflage, acne en elektrisch ontharen
huidverbeterende massages voor een sterke en vitale huid
Tweede druk, 2016
© 2016 Visavi B.V., Amersfoort
ISBN 978-94-91277-99-3
vormgeving
Design Desk
auteur
Bespeak B.V.
eindredactie
Visavi B.V.
Beauty Level Basics 2 is onderdeel van de methode Beauty Level. Naast dit boek bevat de methode de volgende onderdelen:
Beauty Level Basics 1
De schoonheidsbehandeling
ISBN 978-94-91277-95-5
Beauty Level Basics 2
Kennis van het lichaam
ISBN 978-94-91277-96-2
Beauty Level Basics 3
Producten en apparaten
ISBN 978-94-91277-97-9
Beauty Level Basics 4
De wellnessbehandeling
ISBN 978-94-91277-98-6
Beauty Level Ondernemen
Klaar voor je eigen onderneming?
ISBN 978-94-91277-38-2
Beauty Level (Werkboek)
Basis behandelingen
ISBN 978-94-91277-41-2
Beauty Level (Werkboek)
Het beroep
ISBN 978-94-91277-40-5
Beauty Level (Werkboek)
Wellness
ISBN 978-94-91277-43-6
Beauty Level (Werkboek)
Ondernemen
ISBN 978-94-91277-45-0
Beauty Level Online (www.beautylevel.nl)
De onderdelen van de methode zijn ook gebundeld verkrijgbaar:
Set Beauty Level Basics 1, 2 en 3
ISBN 978-94-92548-00-9
Complete set Beauty Level niveau 3
ISBN 978-94-92548-01-6
Complete set Beauty Level niveau 3 inclusief visagie (set)
ISBN 978-94-92548-03-0
Complete set Beauty Level niveau 4
ISBN 978-94-92548-02-3
Bij de ontwikkeling van de methode Beauty Level zijn verschillende partijen betrokken geweest: vertegenwoordigers vanuit de ROC’s, met name Landstede (Zwolle) waar de instructiefilms voor Beauty Level Online zijn opgenomen, de particuliere scholen, het werkveld, de ANBOS en FNV Mooi. Visavi wil alle betrokkenen hartelijk danken voor hun bijdrage.
Voor de ontwikkeling van de eerste druk van Beauty Level Basics 4 en 5 en Beauty Level online willen wij graag met name bedanken:
• Aldo Allessie (Aldo Allessie fotografie)
• Gerda Borneman (Landstede)
• Olga Kloen (Landstede)
• Annabel Koers (Landstede)
• Hanneke Mastboom (Chezanne/ Mastboom Huidverzorging)
• Natasja Meiberg (Landstede)
• Jola Meijer (Landstede)
• Zwaan Nelis (Alfa College)
• Chantal Oosterwijk (Landstede)
• Janny Scheper (Alfa College)
• Rein Schoondorp (Art in Creatie)
• Jacoba Schot (ROC Zeeland)
• Marga Smiers (Alfa College)
• José Smit (Alfa College)
• Wilma Smits (ROC van Twente)
• Ellen Wagenaar (Ethème)
• Marieke Wagt (ROC Friese Poort)
• Astrid van Wezel (ROC A12)
• Lilian Willemsen (ROC Friese Poort)
• Lucinda Wondel (Alfa College)
• Marjoleine Zielman
Daarnaast willen we de volgende groothandels en leveranciers bedanken voor hun productbijdrage aan Basics 4:
• Ariane Inden
• Babor
• Basic Cosmetics
• Dermapro
• Dermacolor
• Extenso Skincare
• Floral
• Jean Marin
• Make-up Studio
• Magnetic Nail Care
• Special Cosmetics
• Volatile
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor je ligt het vijfde boek van de serie ‘Beauty Level Basics’. Beauty Level Basics bestaat uit vijf theorieboeken en is onderdeel van de leermethode Beauty Level. Beauty Level ondersteunt opleidingen, bedrijven en hun deelnemers bij het beroepsgericht leren en opleiden voor het beroep (Allround) Schoonheidsspecialist.
Naast vijf Beauty Level Basics bestaat de methode uit twee Beauty Level Planners (werkmappen voor niveau 3 en 4) en een online leeromgeving www.beautylevel.nl waar een diversiteit aan vaktechnisch videomateriaal en checkvragen wordt aangeboden.
Beauty Level Basics is een naslagwerk met voor het beroep relevante informatie. Beauty Level Basics bevat de volgende vijf boeken:
1. De schoonheidsbehandeling
Deel één, de schoonheidsbehandeling, introduceert het beroep van de schoonheidsspecialist. Dit deel gaat in op de vaardigheden waarover een schoonheidsspecialist moet beschikken en de opbouw van de verschillende behandelingen.
2. Kennis van het lichaam
Dit tweede boek uit de serie bevat informatie over anatomie, fysiologie en pathologie. Kortom alle kennis
die een schoonheidsspecialist in opleiding nodig heeft om een behandeling goed uit te kunnen voeren.
3. Producten en apparaten
In het derde boek wordt ingegaan op de werking van cosmetische producten en apparaten die je als schoonheidsspecialist kunt inzetten bij de verschillende behandelingen.
4. De wellnessbehandeling
In het vierde boek wordt ingegaan op de wellnessgeoriënteerde behandelingen en de behandeling van de donkere huid. Zo kun je jouw cliënten net dat beetje extra bieden.
5. Specialistische behandelingen
Het vijfde boek van deze serie gaat in op de behandelingen waar je je als schoonheidsspecialist in kunt specialiseren, zoals elektrisch ontharen, bindweefselmassage en lymfedrainage.
Succes met de opleiding tot allround schoonheidsspecialist!
Visavi Juni, 2012
Als allround schoonheidsspecialist verricht je dezelfde taken als een schoonheidsspecialist. Daarnaast kun je een aantal specialistische behandelingen aanbieden. In dit boek komen de volgende onderwerpen aan bod: acnebehandeling, camouflage, bindweefselmassage, pincementsmassage, huidverbeteringsmassage, Shiatsu, elektrisch ontharen en lymfedrainage.
De acnebehandeling is een belangrijke behandeling in de schoonheidssalon. In hoofdstuk 1 leer je hoe je cliënten met acne kunt behandelen.
In de salon kun je te maken krijgen met cliënten met wijnvlekken, tatoeages, pigmentvlekken en littekens. Als schoonheidsspecialist kun je deze huidproblemen camoufleren. Hoe je dat doet leer je in hoofdstuk 2.
Hoofdstuk 3 gaat over de bindweefselmassage. Een bindweefselmassage is een stevige massage in de diepere huidlagen. Hiermee stimuleer je het lichaam om sneller bindweefselcellen aan te maken.
Met een pincementsmassage breng je de zenuwen in balans door deze te prikkelen. Dit helpt de doorbloeding en de huid van de cliënt te verbeteren. In hoofdstuk 4 leer je hoe je de pincementsmassage uitvoert.
Een bindweefselmassage en een pincementsmassage kun je goed combineren in een huidverbeterende massage. Hoofdstuk 5 laat zien hoe je de grepen van deze massages kunt combineren.
Het doel van Shiatsu is het opwekken en harmoniseren van de energiestroom in ons lichaam door blokkades op te heffen. Blokkades kunnen zich tonen als gespannen spieren, pijnlijke plekken en een onrustige huid. In hoofdstuk 6 leer je alles over de Shiatsumassage.
Hoofdstuk 7 gaat over elektrisch ontharen. Veel mensen hebben last van ongewenste haargroei. Als schoonheidsspecialist kun je ongewenste haargroei definitief verwijderen met de blend- of de diathermiemethode.
Bij manuele lymfedrainage voer je lymfevocht af met de hand. Met deze massage versterk je het immuunsysteem van de cliënt, voer je afvalstoffen af en kun je pijn verminderen. In hoofdstuk 8 leer je hoe je manuele lymfedraiange uitvoert.
De perfecte huid bestaat niet. Elke huid heeft kleine of grotere afwijkingen. Een huid is meestal vet, droog of gecombineerd. Een vette huid gaat vaak samen met puistjes en comedonen. Dat noem je acne. Acne is een ontsteking van de talgklieren. In dit hoofdstuk leer je hoe je cliënten met acne kunt behandelen.
De huid bevat talgkliertjes die een vettige beschermende stof aanmaken: talg. De talg komt via de talgklierafvoerbuisjes en de talgklierporiën op de huid terecht. Als de talgklierafvoerbuisjes of de talgklierporiën verstopt raken, ontstaan er puistjes. Dit noemen we acne . Acne is een ontstekingsziekte van de talgklieren van de huid.
Talgklieren scheiden talg uit. Talg heeft verschillende functies:
• talg houdt de huid en de haren vet en daardoor soepel;
• talg beschermt de huid tegen uitdroging en vochtverlies;
• talg vormt samen met zweet en stoffen die bij het verhoorningsproces op de huid komen een huidemulsie, die we de zuurmantel noemen. De zuurmantel beschermt het lichaam tegen het binnendringen van ziektekiemen.
bouw van de talgklier
Talgklieren zijn trosvormige klieren die in de bovenste laag van de lederhuid liggen. Ze bestaan uit stofafscheidend epitheelweefsel . Het klierweefsel van de talgklier bestaat uit meerdere cellagen. Het weefsel heeft een hoge celdelingactiviteit. Talgklieren zijn exocriene klieren . Exocriene klieren zijn klieren met een afvoerbuis.
De afvoerbuisjes van talgklieren monden uit in huidporiën. Deze poriën zijn duidelijk zichtbaar in de huid. Het grootste aantal talgklieren vind je op plaatsen waar haren aanwezig zijn. Veel talgklieren gebruiken de haarfollikel als afvoerbuis voor hun afscheidingsproduct (talg). Daar waar de haar buiten de huid komt, ligt de afvoergang van de talgklier. Meestal liggen er twee talgklieren om één haarzakje. Er zijn ook talgklieren met een eigen afvoerbuis. Deze komen voor op de lippen, de neusvleugels en de tepels.
In de talgklier liggen kliercellen. Deze cellen slaan tijdens hun ontwikkeling grote hoeveelheden vet op in het cytoplasma . Als het cytoplasma volledig is omgezet in vet, is
de kern verdwenen. Op een bepaald moment sterft de cel af en barst open. Er blijft een vettige substantie over, die je talg of sebum noemt. De talg komt via de talgklierafvoerbuisjes en de talgklierporiën op de (hoofd) huid terecht. De talgklier is een holocriene klier. Dat wil zeggen dat niet alleen het product, de talg, maar ook de talgkliercel, wordt afgescheiden.
De talgklierwerking staat onder invloed van de androgene hormonen . Dat zijn mannelijke geslachtshormonen, die ook - maar in mindere mate - bij vrouwen worden aangemaakt. Deze hormonen hebben vooral tijdens de puberteit invloed op de overmatige werking van de talgklieren. Maar niet alleen hormonen zijn van invloed op de talgafscheiding. Ook spanningen kunnen de talgproductie vermeerderen. In een jonge huid worden steeds nieuwe talgkliercellen aangemaakt en afgestoten. De gevormde talg gaat via het talgklierbuisje naar de huid.
De werking van de talgklieren kan hoger of lager zijn dan normaal. Afwijkingen in de talgklierwerking kunnen een vette of een droge huid veroorzaken. Bij een te hoge talgproductie ontstaat een vette huid. Een oudere huid wordt steeds droger doordat de talgklieren steeds minder talg produceren. Acne is meestal het gevolg van een overmatige talgklierwerking. Een overmatige werking van de talgklieren noemen we seborrhoe . De huid is dan vet. Een vette huid ontstaat pas tijdens de puberteit. De talgklieren reageren dan sterk op de hormonale veranderingen die plaatsvinden in het lichaam. Seborrhoe kan voorkomen in twee vormen; seborrhoe oleosa en seborrhoe sicca. Bij seborrhoe oleosa is de huid glimmend. Bij seborrhoe sicca ziet de huid er droog uit, hoewel deze vet is. Er is dan
sprake van overmatige schilfervorming. Andere kenmerken van een vette huid zijn zichtbare, verwijde poriën, een verdikte hoornlaag en eventueel verstopte talgklierafvoergangen en puistjes.
samenstelling van talg
Talg is een mengsel van vetzuren, vetalcoholen en hoorncellen. Deze stoffen horen bij de lipiden (vetten). Ze zijn hydrofoob (waterafstotend).
Vetzuren
Talg bevat twee verschillende vetzuren, namelijk palmitinezuur en stearinezuur. Palmitinezuur en stearinezuur zijn verzadigde vetzuren. Ze komen vooral voor in dierlijke producten. Palmitinezuur heeft een cholesterolverhogende werking. Stearinezuur heeft een cholesterolverlagende werking.
Vetalcoholen
Talg bestaat uit de vetalcoholen ergosterol, cholesterol en squalenen.
• Cholesterol is een vetachtige substantie die belangrijk is voor het functioneren van je lichaam. Het helpt bij de opbouw van de celwand en het maken van hormonen. Cholesterol wordt aangemaakt in de lever.
• Ergosterol is een pro-vitamine (pro-vitamine D) waaruit in de huid vitamine D wordt gevormd.
• Squalenen zijn stoffen die helpen bij het verbinden van cholesterol en ergosterol.
Hormonen zijn stoffen die in kleine hoeveelheden een grote invloed op je lichaam hebben. Ze hebben invloed op je geestelijke en lichamelijke gesteldheid en regelen de juiste concentraties van stoffen in je lichaam.
Acne wordt veelal veroorzaakt door androgenen . Androgenen zijn mannelijke hormonen. Het lichaam maakt deze hormonen vanaf de puberteit aan bij jongens en meisjes. Door de veranderde hormoonbalans in de puberteit verandert de talgklierwerking. De talgklieren worden groter en gaan meer talg produceren. Ook verdikt de epidermis (opperhuid), waardoor de talg niet goed kan afvloeien en zich ophoopt in de talgklieren. Hierdoor gaat de talgklier ontsteken en ontstaan er puistjes of comedonen.
Hormonen die een androgene werking hebben zijn testosteron, adrenale androgenen en progesteron. Deze hormonen bevorderen de talgproductie. Oestrogeen is een hormoon met een licht anti-androgene werking. Dit hormoon vermindert de talgproductie.
Testosteron is een mannelijk geslachtshormoon. Mensen met acne hebben geen hogere testosteronspiegel dan mensen zonder acne. Wel kan er bij het puistje sprake zijn van een verhoogde testosteronspiegel.
Testosteron bereikt via het bloed de talgklier. De talgklier bevat het enzym 5alfa-reductase. Onder invloed van testosteron wordt dit enzym omgezet in
5 α -dihydrotestosteron (DHT). Dit is een zeer actief androgeen. Bij acne is er sprake van een sterk verhoogde vorming van DHT.
Het adrenocorticotrope hormoon (ACTH) zet de bijnierschors aan tot productie van corticoïden (hormonen), waaronder geslachtscorticoïden. De geslachtscorticoïden zijn de androgene (mannelijke) en oestrogene (vrouwelijke) corticoïden. Androgene corticoïden hebben dezelfde werking als het mannelijke geslachtshormoon (testosteron) dat zich in de mannelijke geslachtsorganen vormt. Oestrogene corticoïden hebben dezelfde werking als de oestrogenen die door de vrouwelijke geslachtsorganen worden gevormd.
Androgene corticoïden, oftewel adrenale androgenen , hebben echter minder effect op de talgproductie dan de hormonen uit de geslachtsklieren.
De eierstokken (ovaria) produceren niet alleen vrouwelijke geslachtshormonen als progesteron en oestrogeen, maar ook (ovarie le) androgenen. Net als alle andere androgenen bevorderen ook deze androgenen de talgproductie.
Ook progesteron heeft een lichte androgene werking, wat de talgproductie bevordert. Oestrogeen heeft een anti-androgene werking. Dit hormoon werkt dus remmend op de talgproductie.
Pathologie betekent ziekteleer. De ziekteleer geeft aan welke huidafwijkingen er voorkomen. Acne is zo’n huidafwijking. Om te begrijpen hoe acne ontstaat, is het belangrijk om te weten hoe een ontsteking in het algemeen ontstaat.
Een ontsteking is een reactie van het weefsel op een schadelijke prikkel. De vijf symptomen van een ontsteking zijn roodheid, warmte, zwelling, pijn en een gestoorde functie. Roodheid (rubor) en warmte (calor) ontstaan door de verwijding van de bloedvaten. Er treedt vocht uit de bloedvaten en het weefsel zwelt op (tumor). Die zwelling drukt op de zenuwuiteinden, waardoor pijn (dolor) ontstaat. Het weefsel kan nu niet meer goed functioneren (functio laesa). Er is in dit geval sprake van een ontsteking.
Een abces is een vorm van een ontsteking, waarbij het ontstekingsgebied wordt ingekapseld. Het inkapselen is een reactie van het lichaam om ervoor te zorgen dat een bacterie zich niet door het lichaam kan verspreiden. Door het inkapselen ontstaat een met pus gevulde holte, het abces. Het doorbreken van een abces kan gevaarlijk zijn voor je gezondheid. Doordat het kapsel doorbreekt kan de bacterie in de bloedbaan terecht komen. Hierdoor ontstaat bacteriemie of sepsis. Bacteriemie geeft milde of geen ziekteverschijnselen en wordt pas gevaarlijk als de bacterie zich nestelt in het hart of de hartkleppen. Sepsis is wel gevaarlijk en kan ernstige complicaties geven, zoals shock, hoge koorts, rillingen, bloedingen en je kunt er zelfs aan overlijden. Een behandeling is dan ook acuut nodig.
Als gevolg van huidaandoeningen en huidziekten treden er veranderingen op van de huid. Dit noemen we efflorescenties. Voorbeelden van efflorescenties zijn blaren, zwellingen en vlekken. De verschijningsvorm geeft informatie over de huidziekte. We onderscheiden primaire en secundaire efflorescenties. Primaire efflorescenties ontstaan als een direct gevolg van een huidziekte, bijvoorbeeld een cyste of een blaar. Secundaire efflorescenties ontstaan uit een primaire efflorescentie, bijvoorbeeld een zweer of een korst. De belangrijkste efflorescenties voor acne staan in de tabel weergegeven.
litteken cicatrix
korst crusta
ontvelling/schaafwond excoriatie
buiszweer fistel
holte cyste
knobbel/bult nodulus/nodus
verhevenheid (papel) papula
puist pustela
schub squama
zweer ulcus
blaasje vesicula
roodheid
rubor
warmte calor
zwelling tumor
pijn dolor
Nomenclatuur betekent naamgeving. Om het ontstaan en de behandeling van acne te begrijpen is het handig de betekenis te kennen van een aantal veel gebruikte begrippen.
• bacteriostatisch: ontstekingsremmend;
• desquamatie: afschilfering, vervelling;
• exacerbatie: plotselinge verergering van
naam Latijnse benamingeen aandoening of ziekte;
• comedogeen: stoffen die de comedo doen ontstaan of erger maken;
• comedolytisch: splitsen of oplossen van de samenstelling van de comedo;
• keratolytisch: splitsen, oplossen van de bovenste huidlagen;
• exfoliëren: peelen, verdunnen van de hoornlaag;
• frosting: bevriezen van de bovenste huidlaag.
De meeste voorkomende kenmerken van acne zijn:
• mee-eters (comedonen);
• rode bulten (papels);
• zwellingen (infiltraten);
• puskopjes (pustels);
• talgcysten.
Comedonen (mee-eters) ontstaan als de talg niet goed naar buiten kan afvloeien, bijvoorbeeld bij een te hoge werking van de talgklieren en een verdikte hoornlaag. Er zijn open en gesloten comedonen . Open comedonen zijn zwart en liggen direct aan het huidoppervlak. We noemen ze ook wel black heads. Open comedonen bevatten de kleurstof melanine . Melanine is het natuurlijk pigment van dode hoorncellen. De zwarte kleur van open comedonen wordt veroorzaakt door de oxydatie van melanine. Gesloten comedonen zijn wit en liggen onderhuids. We noemen ze ook wel white heads. Gesloten comedonen zijn het gevolg van de opeenhoping van dode huidcellen en talg onder de huid.
De talgklierafvoergangen kunnen ook door een heel dun hoornlaagje zijn afgesloten, waardoor de talg zich daar ophoopt. Dat noem je talgcysten . Comedonen en talgcysten kun je verwijderen door ze uit te drukken.
Papels zijn rode bulten zonder etterkopje. Ze ontstaan als de talgklier ontstoken raakt. Als hier bacteriën bij komen, wordt de papel een pustel. Een pustel is een kopje met pus erin.
Soms heb je last van pijnlijke rode ontstoken bulten met uitgebreide rode plekken. Dit noem je infiltraten . Infiltraten kunnen spontaan ontstaan, maar meestal worden ze veroorzaakt door het uitknijpen van een puistje. De talgklier scheurt door de druk van het uitknijpen. De inhoud van het puistje komt vervolgens in de omgevende huid terecht. Hierdoor kun je last krijgen van grote pijnlijke ontstekingen van de huid.
Er zijn verschillende vormen van acne. De meeste bekende zijn:
• acne vulgaris (jeugdpuistjes);
• acne conglobata;
• acne keloïdalis;
• acne tarda;
• acne fulminans;
• acne ectopia;
• acne infantum.
De bekendste vorm van acne zijn jeugdpuistjes. De medische term voor jeugdpuistjes is acne vulgaris. Jeugdpuistjes komen het meest voor tijdens de puberteit. Tussen het twintigste en het dertigste levensjaar ben je er meestal weer vanaf. Acne vulgaris is een van de meest voorkomende aandoeningen. Ongeveer 85% van de jongeren heeft er last van. De één meer dan de ander. Door de naam jeugdpuistjes lijkt het misschien alsof je het alleen kan krijgen tijdens de puberteit. Maar acne vulgaris kan ook voorkomen bij volwassenen.
Acne vulgaris wordt veroorzaakt door androgenen en kan zich in mindere of meedere
Figuur 1.5 papel Figuur 1.6 pustelmate voordoen. De kenmerken van acne vulgaris zijn open comedonen, gesloten comedonen en ontstoken papels. De puistjes en comedonen kunnen op het gelaat, op de borst en op de rug voorkomen.
Naast acne vulgaris kun je ook last hebben van andere soorten acne. Deze soorten
kunnen ernstiger zijn dan de ‘gewone’ acne. Ook kun je er op latere leeftijd last van krijgen. Deze soorten acne gaan niet zomaar over, je moet hiervoor een behandeling ondergaan.
Acne conglobata is de ernstigste vorm van acne. Bij acne conglobata staan de met etter gevulde holten vaak onderhuids met elkaar in verbinding. Ook kun je last hebben van infiltraten. Deze vorm van acne zie je vooral bij (jonge) mannen. Acne conglobata houdt vaak aan tot lang na het twintigste levensjaar. Het is niet bekend wat de precieze oorzaak van acne conglobata is. Bij pubers is de gestegen hormoonspiegel waarschijnlijk de oorzaak.
Het gevaar van acne conglobata is littekenvorming. Dit kan beperkt worden door een snelle adequate behandeling. Acne conglobata komt meestal voor op de rug.
Acne keloïdalis uit zich door snelle ernstige littekenvorming. Een woekering van littekenweefsel noem je een keloïd. De keloïdvorming bij acne komt vooral voor in de nek en op de grens van het hoofdhaar. Meestal ontstaat deze vorm van acne aansluitend op de ernstige varianten van acne, zoals acne conglobata.
Acne tarda komt voor bij volwassenen, voornamelijk bij vrouwen tussen de 30 en 40 jaar. Het wordt veroorzaakt door hormonale afwijkingen of schommelingen. Vaak heb je bij deze vorm van acne ook last van overbeharing en menstruatiestoornissen. Acne tarda kenmerkt zich door oppervlakkige ontstekingen en comedonen. Het komt voornamelijk voor in het gelaat.
Figuur 1.8 acne vulgaris; acne met pustelsAcne fulminans is een zeer ernstige vorm van acne die maar weinig voorkomt. De kenmerken van acne fulminans lijken op die van acne conglobata. Het verschil met acne conglobata is dat de cliënt bij acne fulminans ook ziek is. Je kunt last hebben van koorts, gewrichtspijn en een gevoel van algehele malaise. Acne fulminans kan heel plotseling ontstaan. De precieze oorzaak is niet bekend. Deze vorm van acne gaat niet zomaar over, je moet hiervoor een behandeling ondergaan. Het is belangrijk om zo snel mogelijk een arts te raadplegen.
Acne ectopia is een voortdurend terugkerende ontsteking van de zweetklieren. De kenmerken van acne ectopia zijn rode, op steenpuis lijkende bulten. Dit kan erg pijnlijk zijn. Deze vorm van acne komt vooral voor bij vrouwen. Ook mensen met suiker-
zieke of zwaarlijvigheid hebben meer kans om acne ectopia te krijgen.
Acne ectopia ontstaat na de puberteit, als de zweetklieren in oksels en liezen volledig ontwikkeld zijn. Bij acne ectopia kan het zweet niet goed afgevoerd worden. Vaak komt dit doordat de zweetklier wordt afgesloten door comedonen of mee-eters. Doordat het zweet niet afgevoerd kan worden gaat het zweetkliertje ontsteken. Acne ectopia komt vooral voor op de oksels, liezen en billen.
Acne infantum komt voor bij pasgeboren baby’s. Acne infantum wordt daarom ook wel baby-acne genoemd. Deze vorm van acne kenmerkt zicht door kleine acne-achtige puistjes in het gelaat. Acne infantum ontstaat onder invloed van hormonen. Een behandeling is meestal niet nodig, de acne gaat bijna altijd vanzelf over.
Acne vulgaris
kenmerken
De kenmerken van acne vulgaris zijn:
• Open comedonen
• Gesloten comedonen
• Ontstoken papels
oorzaken
Acne vulgaris ontstaat onder invloed van androgenen.
De puistjes en comedonen kunnen op het gelaat, op de borst en op de rug voorkomen.
Acne conglobata
De kenmerken van acne conglobata zijn:
• Dikke rode en pijnlijk bobbels (infiltraten)
• Met etter gevulde holten die onderhuids met elkaar in verbinding staan
Onbekend. Bij pubers is de gestegen hormoonspiegel waarschijnlijk de oorzaak
Acne conglobata komt meestal voor op de rug.
Acne keloïdalis
Acne keloïdalis kenmerkt zich door snelle ernstige littekenvorming
Meestal ontstaat deze vorm van acne aansluitend op de ernstige varianten van acne, zoals acne conglobata.
Acne keloïdalis komt vooral voor in de nek en op de grens van het hoofdhaar.
Acne tarda
Acne tarda kenmerkt zich door oppervlakkige ontstekingen en comedonen. Vaak heb je bij deze vorm van acne ook last van overbeharing en menstruatiestoornissen.
Acne tarda wordt veroorzaakt door hormonale afwijkingen of schommelingen.
Acne tarda komt voornamelijk voor in het gelaat.
Acne fulminans
De kenmerken van acne fulminans lijken op die van acne conglobata. Het verschil met acne conglobata is dat de cliënt bij acne fulminans ook ziek is.
Onbekend.
Acne fulminans komt meestal voor op de rug en in het gelaat.
Acne ectopia
Acne ectopia kenmerkt zich door op steenpuist lijkende rode bulten.
Acne ectopia ontstaat na de puberteit, als de zweetklieren in oksels en liezen volledig ontwikkeld zijn.
Acne ectopia komt voor op ongewone plaatsen als oksels, liezen en billen.
Acne infantum
Acne infantum kenmerkt zich door kleine acne-puistjes in het gelaat van pasgeboren baby’s.
Acne infantum ontstaat onder invloed van hormonen.
Acne infantum komt voor in het gelaat.
Er zijn veel fabels en feiten bekend over het ontstaan van acne. Weet jij welke factoren wel en geen rol spelen? Je leert het in deze paragraaf.
Bij het ontstaan van acne kunnen meerdere factoren een rol spelen.
Toegenomen talgproductie
De talgproductie wordt beïnvloed door androgenen, mannelijke hormonen. In de puberteit zorgen deze hormonen ervoor dat de talgklieren in het gelaat, op de borst en op de rug groter worden en meer talg produceren. Ook wordt de talg dikker van samenstelling. Dit zorgt ervoor dat de uitvoergang van de talgklier verstopt raakt.
Toegenomen verhoorning en afsluiting van de talgklier
Ook door hyperkeratose (overmatige verhoorning) vernauwt de afvoergang van de talgklier en wordt de talgafvoer extra belemmerd. Uiteindelijk sluit de talgklier volledig af (obstructie) door de verhoorning.
Als er te veel talg wordt afgescheiden en de talg niet af kan vloeien, kan de talg zich ophopen. Hierdoor raakt de uitvoergang van de talgklier verstopt. Door de opgehoopte talg zet de verstopte follikel steeds verder uit. Daarnaast zetten bacteriën in de talgklier de aanwezige talg om in vetzuren. Deze vetzuren beschadigen de follikelwand. Uiteindelijk is de follikelwand zo beschadigd dat deze open scheurt. Talg bevat ver-schillende bacteriën. De propio -
Figuur 1.11 de talgklieren produceren talgFiguur 1.13
de verstopte follikel zet steeds verder uit door opgehoopt talg
Figuur 1.14 uiteindelijk is de follikelwand zo beschadigd dat deze open scheurt
Figuur 1.15 talg en vetzuren veroorzaken een ontsteking in de aangrenzende huid
nibacteri um-acnes is de bacterie die acne veroorzaakt. De staphylococcus-epidermidis en de pityrosporum ovale veroorzaken geen ontsteking.
Bij het openscheuren van de haarfollikel komen de talg en vetzuren in de aangrenzende huid terecht en veroorzaken daar een ontsteking. Dit zie je aan de rode bultjes (papels) en puskopjes (pustels).
Ook niet-hormonale factoren kunnen een rol spelen bij het ontstaan of verergeren van acne.
• cosmetica: cosmetica kan de poriën nog meer verstoppen, waardoor de talg niet weg kan. Hierdoor verergert de acne. Als de cliënt graag cosmetica wil gebruiken kan zij beter kiezen voor cosmetica op waterbasis.
• chemische stoffen; bijvoorbeeld chloor. Veel zwemmen droogt de huid uit. Om de huid soepel te houden gaat de huid meer talg produceren.
• Mechanische factoren; door druk, wrijving en krabben kan de talgklier eerder barsten en kan er sneller een infectie ontstaan. Hierdoor verergert de acne.
• geneesmiddelen: sommige geneesmiddelen hebben als bijwerking het ontstaan of verergeren van acne.
Mensen denken vaak dat je van het eten van vette voedingsmiddelen een vette huid, en dus acne, krijgt, maar het is niet aangetoond dat voeding invloed heeft op acne. Wel kun je wat sterker reageren op bepaalde voedingsmiddelen, wat huidproblemen kan veroorzaken. Je kunt er dan voor kiezen deze voedingsmiddelen tijdelijk niet meer te nuttigen.
Mee-eters en pukkels kunnen er vies uitzien. Dit betekent niet dat de huid ook vies is. Mensen met acne hebben vaak juist een
1.7.2 WELKE FACTOREN SPELEN GEEN ROL?te goede hygiëne. Veel wassen met water en zeep heeft vaak een averechts effect. Zeep droogt de huid uit. Om de huid soepel te houden de huid te beschermen tegen nog meer uitdroging, gaat de huid extra talg produceren. Met als gevolg een extra vette huid of meer acne.
Beter is om de huid te wassen met alleen lauw water. Eventueel kan de cliënt een speciale reinigingslotion voor de acne huid of een pH-neutrale zeep gebruiken. Dit droogt de huid niet uit.
Acne kan veel stress veroorzaken. Omgekeerd is stress geen oorzaak van acne, maar kan stress de acne wel verergeren. Onder invloed van stress maakt het lichaam het hormoon glucocorticosteroïden aan. Dit hormoon zorgt voor een daling van de androgene hormonen en testosteron, waardoor ook de talgproductie afneemt. Hierna maakt het lichaam een inhaalslag door deze hormonen sneller aan te maken. Hierdoor kan de acne erger worden.
Bij een normale vorm van acne kun je als schoonheidsspecialist veel voor de cliënt betekenen. Omdat de oorzaak hormonaal is, kun je deze niet wegnemen. Je kunt wel de huid goed reinigen, waardoor de cliënt minder last heeft van de acne. Acnebehandelingen in de schoonheidssalon bestaan voornamelijk uit het verdunnen van de hoornlaag, het verwijderen van comedonen en het ledigen van pustels en talgcysten
Een verdikte hoornlaag heeft een aantal nadelen. De huiddoorbloeding is vertraagd wat de celdeling belemmert. Daarnaast reageert de huid minder snel op prikkels en vermindert het opnamevermogen. Met behulp van elektrische desincrustatie, microdermabrasie, fruitzuren, een slijpbehandeling, een peeling of een lysing, kun je dode opperhuidcellen verwijderen. Daardoor wordt de hoornlaag dunner en kun je ook de comedonen en milia beter verwijderen.
Elektrische desincrustatie (ontkorsten) is een gelijkstroombehandeling. Je gebruikt de elektrische stroom voor een intensieve reiniging van de huid.
Voor elektrische desincrustatie kun je hetzelfde apparaat gebruiken als voor iontoforese. Je gebruikt hierbij de pincetelektrode als negatieve elektrode (kathode). De cliënt neemt de anode (passieve elektrode) in de hand. De negatieve elektrode (de kathode)
Figuur 1.16
apparaat voor elektrische desincrustatie
Figuur 1.17
elektrische desincrustatie kun je goed uitvoeren als voorbehandeling bij het verwijderen van comedonen
beweeg je over het te behandelen gebied (actieve elektrode). In plaats van werkstof fen, zoals bij de iontoforese behandeling, maak je bij de actieve elektrode gebruik van een zoutoplossing. Hierdoor ontstaat een chemische reactie op de huid. Aan de zijde van de kathode treedt basevorming op, waardoor de huid verweekt en de talg verzeept. De talg wordt hierdoor zachter. Na deze behandeling zijn comedonen goed te verwijderen. Elektrische desincrustatie kun je daarom goed uitvoeren als voorbehandeling bij het verwijderen van comedonen of voor een peeling of lysing.
1. Laat de cliënt haar sieraden afdoen en doe ook zelf je sieraden af. Metaal is namelijk een stroomgeleider.
2. Ontvet de huid met een lotion.
3. Verwarm de huid met een kompres.
4. Breng eventueel een desincrustatieproduct aan.
5. Bevochtig de watten of de tampon voor de actieve elektrode en de viscosehoes voor
de inactieve elektrode in een zoutoplossing van 0,09% of in leidingwater.
6. Schakel de stroomtoevoer in, controleer de stroomkring en stel het apparaat in op de beginstand van 0 mA (milliampère).
7. Plaats de viscosehoes op de inactieve elektrode en leg deze tegen de bovenarm, schouder of hand van de cliënt aan.
8 Plaats de actieve elektrode op de huid en voer de stroom langzaam op tot maximaal 0,4 mA. De behandeling mag niet als onaangenaam worden ervaren.
9. Controleer tussentijds de stroominstelling. Als de meter boven de 1 mA uitkomt stel je het apparaat bij.
10. Maak langzame, gelijkmatige bewegingen over de huid, waarbij de elektrode niet van de huid loskomt. Zorg dat er geen metalen delen van de elektrode met de huid in aanraking komen. De behandeling mag maximaal tien minuten duren.
11. Verminder de stroomsterkte langzaam tot 0 mA, neem de elektrode van de huid en schakel het apparaat uit.
12. Reinig de huid met kompressen.
13. Behandel de huid na.
14. Reinig en desinfecteer de elektroden volgens de Code van de Schoonheidsspecialist.
Elektrische desincrustatie is zeer geschikt voor een vette huid, een onzuivere huid en als voorbehandeling bij het verwijderen van comedonen.
Een behandeling met elektrische desincrustatie mag je absoluut niet uitvoeren als de cliënt:
• een pacemaker heeft: de stroom die je tijdens de behandeling gebruikt kan de pacemaker ontregelen;
• last heeft van epilepsie: stroom die je tijdens de behandeling gebruikt kan een aanval opwekken;
• een metalen plaat of pin in het lichaam heeft: metaal is een goede geleider voor stroom;
• zwanger is: met elektrische desincrustatie voer je stroom door het lichaam, wat de vloeistoffen in het lichaam in beweging zet. Wat het effect hiervan is op de foetus is niet bekend;
• een beschadigde huid heeft: bij een beschadigde huid kan de stroom geleid worden door het aanwezige lichaamsvocht. Dit kan brandplekjes veroorzaken;
• spataderen heeft: op deze plaatsen is er sprake van een slechte doorbloeding en genezing;
• last heeft van ontstekingen of een huidziekte heeft;
• hart- en/of vaatklachten heeft.
Microdermabrasie kun je toepassen als aanvulling op de acnebehandeling. Je mag deze behandeling echter niet toepassen bij actieve acne. Wel kun je microdermabrasie gebruiken bij littekenacne. Het voordeel van
microdermabrasie is dat je de hoornlaag veel intensiever kunt verdunnen dan met een scrub. Ook is de methode veiliger dan een chemische peeling of kruidenpeeling.
Bij microdermabrasie maak je gebruik van fijne kristallen. Deze kristallen verstuif je met een apparaat over de huid. Zodra de kristallen in aanraking komen met de huid verwijderen ze op zachte wijze de dode huidcellen van de bovenste huidlaag. Dit zorgt voor een zachte, gladde en egale huid. Ook wordt de huid dunner, waardoor talgklieren minder snel verstopt raken en de kans op ontstekingen kleiner wordt. Daarnaast kunnen ook littekens minder worden. Voor het beste resultaat kun je de behandeling in kuurvorm aanbieden.
Werkwijze
1. Ontvet en desinfecteer de huid van de cliënt.
2. Dek de ogen van de cliënt af met vochtige wattenschijfjes. Hiermee zorg je ervoor dat de microkristallen niet in de ogen van de cliënt komen.
3. Voer de behandeling uit. Span hiervoor de huid en beweeg het mondstuk van het ap -
paraat in banen over de huid. Maak eerst horizontale en daarna diagonale banen. Zo weet je zeker dat je de hele huid behandelt met de microkristallen.
4. Borstel de huid af met een maskerkwast om de kristalletjes te verwijderen.
5. Reinig de huid met een kompres of wattenschijfjes zodat alle dode huidcellen verwijderd zijn.
6. Breng eventueel een ampul of masker aan.
7. Breng als laatste een crème en/of zonneproduct aan. Na het toepassen van een behandeling met microdermabrasie is de huid kwetsbaar, omdat het bovenste beschermende huidlaagje weg is.
Behandelingen met microdermabrasie zijn geschikt voor veel verschillende huidcondities, bijvoorbeeld voor:
• acne littekens;
• droge huid;
• fijne lijntjes en rimpeltjes;
• rijpere huid
• vale en doffe huid;
• vergrootte poriën;
• verstopte poriën;
• vette huid;
• pigmentvlekken.
Contra-indicaties
Microdermabrasie mag je niet gebruiken bij actieve acne. Ook kun je microdermabrasie beter niet toepassen bij zwangerschap, een oudere, verslapte huid, een huid met roodheden/congestieve huid of een dunne, gevoelige huid. De behandeling is voor deze huidtypes te heftig.
fruitzuren
Fruitzuren komen niet alleen in fruit voor, maar bijvoorbeeld ook in suikerriet en melk. Het zijn vrij sterke zuren met een lage pH-waarde (onder de 4). Lage concentraties verbeteren de conditie van het bindweefsel van de huid. Hoge concentraties hebben een keratolytische (hoornsplitsende) werking. Dit betekent dat fruitzuren de hoornlaag van de huid dunner maken. Fruitzuren kunnen hierdoor zowel verwerkt worden in producten ter bestrijding van rimpels, als in producten ter bestrijding van acne.
Fruitzuren worden ook wel hydroxyzuren (AHA’s) genoemd. AHA is een natuurlijke substantie die dode huidcellen oplost. Fruit -
zuren kun je daarom goed gebruiken als voorbehandeling bij de acnebehandeling. Om het beste resultaat te verkrijgen, geef je een fruitzuurpeeling in kuurverband.
Fruitzuren kunnen de huid irriteren.
Er bestaan veel verschillende fruitzuren. Bijvoorbeeld
• glycolzuur: wordt gewonnen uit suikerriet;
• melkzuur: wordt gewonnen uit o.a. zure melk, mango’s en vruchtensap;
• appelzuur: wordt gewonnen uit appels;
• wijnsteenzuur: wordt gewonnen uit druiven;
• citroenzuur: wordt gewonnen uit citrusvruchten.
In de schoonheidssalon wordt vaak gebruik gemaakt van glycolzuur. Glycolzuur heeft een kleine moleculaire bouw, waardoor het beter in de huid dringt en dieper zijn werk kan doen dan cosmetisch stoffen met een groot moleculaire bouw. Daarnaast wordt glycolzuur veel gebruikt als ingrediënt in allerlei huidverzorgingsproducten.
Fruitzuren kunnen de volgende werking hebben:
• hydraterend: Fruitzuren verhogen de waterbindende capaciteit in de hoornlaag. Dit zorgt ervoor dat de huid meer vocht vast kan houden;
• keratolytisch: Fruitzuur zorgt ervoor dat de bovenste huidlagen sneller afschilferen;
• exfoliërend : Exfoliëren betekent letterlijk het afstoten van de bovenste huidcellen. Littekens worden minder, talgklierfollikels raken minder snel verstopt en er is minder kans op nieuwe ontstekingen;
• anti-oxiderend : Fruitzuur heeft een ontstekingsremmende werking;
• stimuleert de collageenvorming: Door het zuur worden de bindweefselcellen gestimuleerd. Dit zorgt ervoor dat er een grotere productie van vezels en grondsubstantie ontstaat.
Na een fruitzuurbehandeling is de huid erg gevoelig. Het is daarom belangrijk dat je de huid goed beschermt tegen UV-straling. Dit kun je doen met een sunblock. Het risico op pigmentatiestoornissen is anders groot.
1. Reinig en ontvet de huid van de cliënt.
2. Bescherm de ogen van de cliënt met vochtige wattenschijfjes.
3. Breng het fruitzuur met ronddraaiende bewegingen aan met een grote wattenstok. Start bij het voorhoofd. Ga vervolgens via de zijkant van de wangen, richting de kin en via de andere zijkant omhoog. Behandel hierna de neus: eerst de neusbrug, daarna de beide zijkanten. Als laatste be -
handel je de wangen. Hier is de hoornlaag namelijk dunner dan op de rest van het gezicht.
4. Laat het fruitzuur inwerken volgens de gebruiksaanwijzing. Als je het fruitzuur te lang laat inwerken kun je de huid beschadigen.
5. Verwijder vervolgens de wattenschijfjes van de ogen. Vraag de cliënt om haar ogen gesloten te houden.
6. Verwijder hierna het fruitzuur met een koud kompres om de huid goed na te blussen.
7. Breng een crème en een sunblock aan.
Door de keratolytische, exfoliërende, antioxiderende en collageen stimulerende werking is fruitzuur geschikt voor:
• fijne lijntjes en rimpeltjes;
• inactieve acne;
• littekens;
• vale huid;
• vette huid.
breng het fruitzuur aan met een grote wattenstok
Figuur 1.21• aanleg tot littekenvorming;
• een donkere huid: bij deze huidtypen kan de fruitzuur pigmentstoornissen veroorzaken en verkleuringen erger maken;
• eczeem: bij eczeem is de huid beschadigd. Het fruitzuur kan de huid extra irriteren;
• gebruik van Roaccutane: Roaccutane heeft een hoornlaagverdunnende werking. Het nog verder verdunnen van de hoornlaag door middel van fruitzuur kan de huid overgevoelig maken;
• zwangerschap: tijdens een zwangerschap is de huid gevoeliger voor pigmentverstoringen. Fruitzuur vormt een extra risico op pigmentverstoringen.
Het woord peeling is afkomstig van het Engelse ‘to peel’, dat schillen betekent. Een peeling kan de volgende werkzame stoffen bevatten:
• hoornstofsplitsende stoffen, bijvoorbeeld papayotine (een plantaardig eiwitsplitsend enzym) en pepsine (een dierlijk eiwitsplitsend enzym);
• schurende stoffen, bijvoorbeeld marmerpoeder, krijt of kiezelzuur;
• organische zuren, die ervoor zorgen dat de cellen van de hoornlaag loskomen, bijvoorbeeld melkzuur, wijnsteenzuur of citroenzuur;
• hoornstofverwekende stoffen, bijvoorbeeld plantaardige extracten van brandnetel, paardenbloem of lindebloesem.
1. Voer een oppervlaktereiniging uit.
2. Verwarm en verweek de huid met een kompres of met behulp van waterdampapparatuur.
3. Dek de ogen af met vochtige wattenschijfjes.
4. Breng de peeling aan met een kwast of met je handen.
5. Laat de peeling volgens de gebruiksaanwijzing inwerken. Een peeling die vochtig moet blijven, kun je laten inwerken onder het dampapparaat.
6. Bewerk de peeling met het borstelapparaat, het slijpsteentje of je vingers.
7. Druk een warm en vochtig kompres gedurende drie seconden op de peeling.
8. Verwijder de restanten van de peeling met het kompres, vochtige sponzen en/of wattenschijfjes.
9. Herstel de zuurgraad met een zuurgraadherstellende lotion.
Door de hoornstofsplitsende en hoornstofverwekende bestanddelen is een peeling geschikt voor de behandeling van:
• een vette, grove huid;
• een huid met littekens;
• een verdikte hoornlaag;
• passieve acne.
Een peeling is niet geschikt voor:
• een oudere, verslapte huid;
• een huid met roodheden/congestieve huid;
• een dunne, gevoelige huid;
• actieve acne.
De schurende bestanddelen in de peeling zijn te grof voor deze huidtypes.
Het woord lysing is afkomstig van het Griekse woord ‘lusis’ dat losmaken betekent. Een lysing kan dezelfde stoffen als een peeling bevatten, met uitzondering van de schurende bestanddelen. In een lysing staat de werking van enzymen - met name papayotine en pepsine - voorop. Dit zijn eiwitsplitsende enzymen die zorgen dat de hoornlaag verdund wordt. Omdat je niet hoeft te ‘scrubben’ is een lysing geschikt voor ieder huidtype. Een lysing voer je op dezelfde wijze uit als een peeling.
Indicaties en contra-indicaties
Een lysing is geschikt voor alle huidtypes. Omdat een lysing geen schurende bestanddelen bevat kun je een lysing ook toepassen bij:
• een oudere, verslapte huid;
• een huid met roodheden;
• actieve acne.
Er zijn geen contra-indicaties.
Voor slijpbehandelingen gebruik je het borstelapparaat met slijpsteen. Hiermee verwijder je dode huidcellen en stimuleer je de bloed- en lymfcirculatie. Een slijpbehandeling noem je ook wel een mechanische peeling.
Voordat je een slijpbehandeling gaat uitvoeren breng je een peeling aan. Zodra de peeling ingedroogd is, kan de slijpbehandeling beginnen.
1. Dek de ogen af met vochtige wattenschijfjes of oogkompressen.
2. Span het huidgebied met één hand aan en plaats met de andere hand het slijpsteentje op de huid. Tijdens de behandeling moet je de reactie van de huid goed in de gaten houden.
breng de peeling aan met een kwast of met je handen
Figuur 1.25
een lysing is geschikt voor ieder huidtype
Figuur 1.243. Pas desgewenst de snelheid van het borstelapparaat aan. De slijpsteen mag niet te lang op één huidgebied blijven, anders kunnen er huidbeschadigingen ontstaan.
4. Verwijder de restanten van de peeling met een kompres, met sponzen en/of wattenschijfjes.
5. Herstel de zuurgraad met een zuurgraadherstellende lotion. De lotion kun je door middel van een vacuümspray of koeldampapparaat op de huid aanbrengen. Dit heeft een kalmerende werking.
Door de hoornstofsplitsende en hoornstofverwekende bestanddelen van de peeling is
de slijpbehandeling geschikt voor de behandeling van:
• een vette huid;
• een sterk verhoornde huid;
• een huid met verhoornde haarzakjes;
• een huid met littekens.
Contra-indicaties
• een oudere, verslapte huid;
• een huid met roodheden/congestieve huid;
• actieve acne;
• een dunne, gevoelige huid.
Een slijpbehandeling is te belastend voor deze huidtypes.
behandelmethode (elektrische) desincrustatie
indicaties
Elektrische desincrustatie is zeer geschikt voor een vette huid, een onzuivere huid en als voorbehandeling bij het verwijderen van comedonen.
Een behandeling met elektrische desincrustatie mag je absoluut niet uitvoeren bij:
• een pacemaker;
• epilepsie;
• een metalen plaat of pin in het lichaam;
• zwangerschap;
• hartklachten;
• huidziekte;
• beschadigde huid;
• spataderen;
• ontstekingen;
• vaatklachten.
microdremabrasie
Microdermabrasie is geschikt voor de behandeling van:
• acne-littekens;
• pigmentvlekken;
• rimpels;
• vochtwallen;
• beschadiging door UV-straling;
• verlies van elasticiteit;
• droge huid;
• rijpere huid;
• vale en doffe huid;
• vergrootte poriën;
• verstopte poriën;
• vette huid.
fruitzuren
Fruitzuren zijn geschikt voor:
• fijne lijntjes en rimpeltjes;
• inactieve acne;
• littekens;
• vale huid;
• vette huid.
peeling
Een peeling is geschikt voor de behandeling van:
• een vette, grove huid;
• een huid met littekens;
• een verdikte hoornlaag;
• passieve acne.
lysing
slijpbehandeling
Een lysing is geschikt voor ieder huidtype.
Een slijpbehandeling is geschikt voor:
• een vette huid;
• een sterk verhoornde huid;
• een huid met verhoornde haarzakjes;
• een huid met littekens.
Microdermabrasie mag je niet gebruiken bij:
• actieve acne;
• een oudere, verslapte huid;
• een huid met roodheden/congestieve huid;
• een dunne, gevoelige huid;
• zwangerschap.
Fruitzuren zijn niet geschikt bij:
• aanleg tot littekenvorming;
• een donkere huid;
• eczeem;
• gebruik van Roaccutane;
• zwangerschap.
Een peeling is niet geschikt voor de behandeling van:
• een oudere, verslapte huid;
• een huid met roodheden/congestieve huid;
• een dunne, gevoelige huid;
• actieve acne.
Er zijn geen contra-indicaties.
Een slijpbehandeling is niet geschikt voor:
• een oudere, verslapte huid;
• een huid met roodheden/congestieve huid;
• actieve acne;
• een dunne, gevoelige huid.
Figuur 1.27
benodigdheden bij
het verwijderen van comedonen
Figuur 1.28
steriele naaldjes
Figuur 1.29
inprikken gesloten
comedo
Figuur 1.30
uitdrukken comedo
Figuur 1.31
comedonendrukker
Comedonen moeten op tijd verwijderd worden. Zij kunnen namelijk ontstekingen van de haarfollikel veroorzaken, waardoor puistjes kunnen ontstaan.
het verwijderen van comedonen
Tijdens het verwijderen van comedonen kun je de huid eventueel verwarmen met een infraroodlamp. In verband met infectiegevaar moet je altijd handschoenen dragen.
Comedonen kun je verwijderen met:
• je vingers;
• een comedonendrukker.
comedonen verwijderen met je vingers
Met je vingers kun je de weerstand van de huid goed voelen. Hierdoor veroorzaak je minder snel een huidbeschadiging dan bij het gebruik van een comedonendrukker.
1. Desinfecteer eerst de huid voordat je de aanwezige comedonen gaat uitdrukken.
2 Prik de gesloten comedo voorzichtig in met een steriele naald. In verband met hygiëne gebruik je bij het openen van iedere comedo een nieuwe steriele naald.
3. Wikkel gaasjes of tissues rondom je wijsvingers.
4. Plaats je wijsvingers naast de comedo en schuif met de walletjes van je vingers de comedo van beneden naar boven uit de follikel.
5. Herhaal deze techniek totdat de comedo in zijn geheel verwijderd is. Zorg ervoor dat je het omliggende weefsel niet beschadigt. Dit kun je voorkomen door je vingers regelmatig te verplaatsen.
6. Gooi de gebruikte naald(en) direct weg in de naaldcontainer.
comedonen verwijderen met een comedonendrukker
Er zijn twee soorten comedonendrukkers. De ene heeft een platte metalen lus en de andere een klein rond lepeltje met in het midden een gaatje. Een comedonendrukker kun je gebruiken op huidgebieden waar onderliggend bot aanwezig is, bijvoorbeeld op het voorhoofd, en op de gebieden waar je met de vingers moeilijk bij kunt, bijvoorbeeld de neusplooi of in de oren. Het gebruik van de comedonendrukker heeft als nadeel dat er snel huidbeschadigingen kunnen ontstaan.
1. Desinfecteer eerst de huid.
2. Open de pustel of talgcyste voorzichtig met een steriele naald. In verband met hygiëne gebruik je bij het openen van iedere pustel of talgcyste een nieuwe steriele naald.
3. Zet de naald loodrecht op het huidoppervlak en prik de pustel of talgcyste in.
4. Druk hierna de pustel of talgcyste uit zoals je dat ook bij een comedo doet.
5. Desinfecteer vervolgens de huid.
6. Gooi de gebruikte naald(en) direct weg in de naaldcontainer.
Cosmetische producten bevatten werkstoffen. Werkstoffen hebben in kleine doseringen een gunstige invloed op de huid. In deze paragraaf lees je welke werkstoffen veelvuldig in producten voor de behandeling van acne worden toegepast:
algen
Algen werken regulerend op de vochtigheidsgraad van de huid en hebben een gunstige invloed op de vetstofwisseling. Dit is gunstig voor de acnehuid.
azuleen
Azuleen is een bestanddeel van kamillebloesem. Het werkt verzachtend, kalmerend en ontstekingswerend. Azuleen is geschikt voor de behandeling van teleangiëctasieën
(blijvend verwijde bloedvaatjes vlak onder het oppervlak van de huid) en de huid met acne.
benzoylperoxide
Benzoylperoxide is een hars dat afkomstig kan zijn uit verschillende benzoëbomen. In cosmetica zorgt benzoylperoxide er voornamelijk voor dat het product langer houdbaar is. Vanwege de hoornsplitsende eigenschappen zit deze stof ook in producten voor de huid met acne. Benzoylperoxide wordt vaak gebruikt in combinatie met vitamine A-zuur.
caroteen
Caroteen is een provitamine A. Dat wil zeggen dat deze stof in het lichaam omgezet wordt in vitamine A. Caroteen zit onder andere in wortelen en palmolie. Het heeft een normaliserende invloed op de talgkliertjes en gaat overmatige verhoorning tegen.
chlorofyl
Chlorofyl is de groene kleurstof van planten.
Het heeft wondhelende, zuiverende en desodoriserende (geurabsorberende) eigenschappen.
citroenzuur
Citroenzuur komt voor in citrusvruchten, maar wordt meestal synthetisch bereid. Het heeft een adstringerende en desinfecterende werking.
Enzymen zijn stoffen die een proces in werking kunnen zetten zonder daarbij zelf verloren te gaan. Ze zijn opgebouwd uit eiwitten. In cosmetica kun je de volgende enzymen gebruiken:
• Papayotine: komt uit de vruchten en bladeren van meloenachtige gewassen. Het heeft een eiwitsplitsende werking. Het wordt gebruikt in peelings en lysings en soms ook in ontharingsproducten.
• Pepsine: is een eiwitsplitsend enzym. Het wordt gewonnen uit de maag van slachtrunderen. In cosmetica wordt pepsine gebruikt in peelings en lysings.
essentiële olie Verschillende essentiële oliën hebben een gunstige invloed op acne, bijvoorbeeld geranium en lavendel. Welke oliën dat zijn en welke werking ze hebben kun je vinden in Beauty Level Basics 4.
fruitzuur
Fruitzuren worden ook wel hydroxyzuren (AHA’s) genoemd. Ze komen niet alleen in fruit voor, maar bijvoorbeeld ook in suikerriet en melk. Het zijn vrij sterke zuren met een lage pH-waarde (onder de 4). Lage concentraties verbeteren de conditie van het bindweefsel van de huid. Hoge concentraties hebben een keratolytische (hoornsplitsende) werking. Fruitzuren kunnen hierdoor zowel verwerkt worden in producten ter bestrijding van rimpels, als in producten ter bestrijding van acne. Hoge concentraties fruitzuren, boven de 20%, worden alleen verwerkt in medische producten, die door dermatologen en plastisch chirurgen gebruikt worden.
Gelée Royale
Gelée Royale wordt door de werkbijen geproduceerd en dient als voedingsstof voor de bijenkoningin. Het bevat onder andere vitamines van het B-complex, pantotheenzuur, acetylcholine en eiwitten. Gelée royale wordt gebruikt voor het activeren van de doorbloeding in de huid. Daarnaast heeft deze stof regenererende eigenschappen.
Gist is een schimmel die onder andere zetmeel kan omzetten in alcohol. Gist bevat veel aminozuren; minerale zouten en het vitamine B-complex. Het werkt reinigend, zuiverend en doorbloedend en wordt vooral in maskers toegepast.
Glycolzuur is een fruitzuur die wordt gewonnen uit suikerriet.
Honing wordt gewonnen uit de raten van een bijenkorf. Het is rijk aan suikers, eiwit -
ten, sporenelementen en enzymen. Honing werkt zuiverend, verzachtend en doorbloedend op de huid.
propolis
Propolis is een natuurlijk plantaardig antibioticum wat de bacteriegroei remt. Het bevat vitamine A, B, C en E.
kamfer
Kamfer wordt gewonnen uit de vluchtige olie van de kamferboom. Het werkt adstringerend, desinfecterend en doorbloedend op de huid. Kamfer is geschikt voor de vette huid en de huid met acne.
klei
Klei wordt gebruikt in producten voor een onzuivere huid. Het heeft een reinigende, doorbloedende, regenerende en ontgiftende werking.
lijnzaad
Lijnzaad bevat 40 tot 50% lijnzaadolie. Voor gebruik als cosmetica worden de zaden tot
Figuur 1.35 honingpoeder vermalen. Aangelengd met water kan het poeder gebruikt worden als pakking. Lijnzaad bevat veel slijmstoffen en heeft een verwekende werking op de huid. Lijnzaad gebruik je bij een vochtarme huid en ter verweking van een huid met comedonen.
melkzuur
Melkzuur is een organisch zuur. Het heeft een keratolytische werking op de huid, het is anti-bacterieel en herstelt de zuurgraad van de huid of houdt deze op peil. Melkzuur wordt veel gebruikt in peelings en lotions.
Menthol kan afkomstig zijn van verschillende muntsoorten, met name van de pepermuntplant. Het werkt verkoelend, zuiverend, antiseptisch en verzachtend.
minerale oliën
Minerale oliën, zoals vaseline en paraffine, zijn lichaamsvreemde stoffen die qua structuur niet overeenkomen met de lipiden (vetten) van de opperhuid. Ze zijn water-
afstotend (hydrofoob) en dekken de huid af. Ze hebben een vuiloplossend vermogen en worden vaak toegevoegd aan reinigende producten. Daarnaast verbinden ze zich goed met verschillende kleurstoffen. Daarom worden ze vaak verwerkt in make-upproducten. Ze worden ook toegevoegd aan haar- en babyproducten.
planktonextract
Planktonextract is afkomstig van de levende vegetatie in het zeewater. Het zijn microorganismen die veel mineralen (vooral zwavel) bevatten. Het extract werkt regulerend op de vochtigheidsgraad van de huid. Als zwavelhoudend werkstofcomplex is planktonextract ook geschikt voor de bestrijding van de vette huid en de huid met acne.
salicylzuur
Salicylzuur komt voor in de bloemhoofdjes van de kamilleplant en in de bast van wilgentwijgen. Salicylzuur heeft een mild antiseptische en hoornverwekende werking op de huid. Het komt vaak voor in producten die de huid verweken.
tarwekiem
Tarwekiemen zijn graankorrels, waaruit de tarwekiemoliën gemaakt worden. Het heeft een hoog gehalte aan vitamine A, D en E, een deel van het vitamine B-complex en ook fytohormonen. Het bevordert de doorbloeding en stimuleert de huidfuncties.
vitamines
• Vitamine A: regelt de groei en activiteit van de epitheelcellen, gaat overmatige verhoorning tegen en heeft een regulerende werking op de talgklieren;
• Vitamine B: normaliseert de talgproductie;
• Vitamine E: is net als vitamine C een antioxidant. Het heeft een gunstige invloed op de bloedvaten en bevordert de doorbloeding.
zwavel
Zwavel heeft vooral desinfecterende eigenschappen. Zwavel wordt veel verwerkt in producten voor de behandeling van de vette huid en de huid met acne.
hoofdhuid-/ oormassage
Bij acne mag je geen klassieke massage uitvoeren op de ontstoken gebieden. In plaats daarvan kun je extra aandacht geven aan de hoofdhuid en de oren.
bindweefselmassage
Actieve acne mag je alleen segmentaal behandelen (niet direct op het aangedane gebied), littekenacne mag je ook lokaal (direct op de plek) behandelen, Dit geeft goede resultaten.
Acne is een van de belangrijkste indicaties voor een lymfedrainage. Je kunt deze massage goed in kuurvorm aanbieden, hiermee bereik je de beste resultaten.
pincementsmassage
Met de pincementsmassage kun je de huidstofwisseling en doorbloeding verbeteren, de talgproductie normaliseren en oppervlakkige littekens verminderen.
Een drukpuntmassage is een reflectorische massage waarbij je drukpunten op de meridianen stimuleert. Op deze manier kun je blokkades in de energiestroom opheffen en het lichaam in balans brengen. De drukpunten hebben een specifieke werking op bepaalde lichaamsfuncties en klachten. Eén van de doelen van de drukpuntmassage is dan ook huidverbetering.
hoogfrequentmassage-apparaat
Het voornaamste doel van het hoogfrequentieapparaat is het bevorderen van de huiddoorbloeding. Bij indirect gebruik springen er vonkjes over op de huid. Daardoor ontwikkelt zich een milde warmte in het weefsel, waardoor de weefselstofwisseling verbetert. Er ontwikkelt zich tevens ozon (O3) boven de huid, wat een mild desinfecterende werking heeft.
Het hoogfrequentmassageapparaat is geschikt voor direct en indirect gebruik.
• Direct gebruik is geschikt voor een slecht doorbloede huid, een vette huid en een huid met een verdikte hoornlaag;
• Indirect gebruik is geschikt bij actieve acne.
infrarood bestralingsapparaat (infraroodlamp)
Met behulp van de infrarood(bestralings) lamp kun je de doorbloeding stimuleren en verbeteren. Bij de acnebehandeling kun je de infraroodlamp gebruiken om de huid tijdens het verwijderen van comedonen te verwarmen.
flitsapparaat
Flitsapparatuur werkt met blauw licht. Het blauwe licht geeft een chemische reactie op de bacteriën die acne veroorzaken. Het flitsapparaat heeft hierdoor een kalmerende werking op acne.
laserapparaat
Een laserstraal is een sterk gebundelde lichtstraal, die zeer energierijk is. De laserstraal wordt in het laserapparaat opgewekt. Zo’n straal kan diep in de huid doordringen. Laserapparatuur is vooral bekend vanwege de mogelijkheden op medisch gebied, bijvoorbeeld in de dermatologie voor het verwijderen van littekens.
Bij ernstiger vormen van acne moet je de cliënt verwijzen naar een arts. Deze kan medicijnen tegen acne voorschrijven. De behandeling met geneesmiddelen richt zich op het oplossen van de oorzaken van het ontstaan van acne:
• verminderen van de talgproductie;
• verminderen van de verhoorning/het afsluiten van de talgklierfollikel;
• verminderen van de bacteriegroei
in de talgklier;
• tegengaan van ontstekingen.
Acne kan zowel lokaal (uitwendig) als systematisch (met tabletten) worden behandeld. Een uitwendige behandeling kan bestaan uit:
• benzoylperoxide;
• keratolytica;
• lokale antibiotica;
• zink.
benzoylperoxide
Benzoylperoxide wordt veel toegepast. Vaak wordt het gebruikt in combinatie met lokale of orale antibiotica. Benzoylperoxide kan ook worden gebruikt tijdens de zwangerschap.
Werking
Benzoylperoxide vermindert de talgproductie en de bacteriegroei in de talgklier. Ook gaat het ontstekingsverschijnselen tegen.
Bijwerkingen
• kans op huidirritatie;
• bleken van kleding en beddengoed.
Contra-indicaties
Er zijn geen contra-indicaties.
keratolytica
Onder de keratolytica vallen resorcine, salicylzuur, vitamine A en zwavel. Zwavel wordt tegenwoordig niet meer gebruikt. Zwavel heeft namelijk een onaangename geur. Ook kan het juist comedonen veroorzaken.
Werking
Keratolytica verminderen de verhoorning in de talgklierafvoergang. Hierdoor kan de talg beter afvloeien. Keratolytica worden vooral voorgeschreven bij acne met comedonen.
Bijwerkingen
• kans op huidirritatie;
• allergische reacties;
• overgevoeligheid voor zonlicht op de huid;
• irritatie van de slijmvliezen.
Contra-indicaties
Vitamine A-zuur mag niet worden gebruikt bij zwangerschap, omdat dit kan leiden tot aangeboren afwijkingen.
lokale antibiotica
Lokale antibiotica is antibiotica die je op de huid aanbrengt door middel van een lotion, gel of crème. Antibiotica voor uitwendig gebruik zijn:
• clindamycine;
• erytomycine.
Werking
Beide antibiotica verminderen de bacteriegroei in de talgklier. Ook gaan ze ontstekingen tegen. Als je antibiotica voor een langere tijd gebruikt kunnen de bacteriën resistent worden. Dat betekent dat de antibiotica dan niet meer goed werkt. Om resistentie tegen te gaan mag de antibiotica niet langer dan drie maanden worden gebruikt.
Bijwerkingen
Bij het gebruik van zowel clindamycine als erytomycine is er kans op huidirritatie en een droge huid.
Contra-indicaties
Er zijn geen contra-indicaties.
zink
Zink droogt de huid uit. Een veel voorgeschreven medicijn is Zineryt. Dit is een combinatie van zink en erytromycine. Net als zink droogt Zineryt de huid uit. Ook vermindert het de bacteriegroei in de talgklier en gaat het ontstekingen tegen.
Acne kan systematische worden behandeld met tabletten. Een systematische behandeling kan bestaan uit:
• orale antibiotica;
• anti-androgenen;
• isotretinoïne.
orale antibiotica
Pas als lokale antibiotica niet voldoende
werken zal de arts orale antibiotica voorschrijven. Orale antibiotica worden bijna altijd gecombineerd met benzolperoxide.
Gebruikte orale antibiotica zijn:
• Tetracycline;
• Minocycline;
• Doxycycline;
• Erytromycine;
• Claritromycine / Klacid ® .
Werking
Deze antibiotica verminderen allemaal de bacteriegroei in de talgklier en werken ontstekingsremmend. Orale antibiotica kunnen maximaal drie tot zes maanden worden gebruikt.
Bijwerkingen
• allergische reacties;
• maag en darmklachten;
• overgevoeligheid voor zonlicht wop de huid;
• de pil is tijdens gebruik minder betrouwbaar.
Contra-indicaties
• zwangerschap. Erytromycine kan als enige wel worden gebruikt tijdens zwangerschap en borstvoeding;
• lichtovergevoeligheid;
• overgevoeligheid voor een van de bestanddelen.
anti-androgenen
Anti-androgenen worden gebruikt in de vorm van de anticonceptiepil.
Anti-androgenen zijn:
• Diane 35 ® ;
• Androcur ® ;
• Yasmin ®
Werking
Mannelijke hormonen hebben vooral tijdens de puberteit invloed op de overmatige werking van de talgklieren. Anti-androgenen
zijn middelen die de vorming van mannelijke hormonen tegen gaan. De werkzame stof van anti-androgenen is cyproteronacetaat.
Bijwerkingen
• gewichtstoename;
• hoofdpijn;
• buikpijn;
• misselijkheid;
• stemmingswisselingen.
Contra-indicaties
Anti-androgenen kunnen niet gebruikt worden tijdens zwangerschap en borstvoeding. Daarnaast zijn anti-androgenen alleen geschikt voor vrouwen.
isotretinoïne
Isotretinoïne wordt toegediend door middel van capsules. Een bekende Isotretinoïne is Roaccutane ® .
Werking
Isotretinoïne werkt keratolytisch (hoornsplitsend). Dat wil zeggen dat dit middel de hoornlaag van de huid dunner maakt. Hierdoor sluiten de talgklierafvoergangen minder snel af. Bij gebruik van isotretinoïne verlaagt de talgproductie, vermindert de bacteriegroei in de talgklier, verkleinen van talgklieren, vermindert de hoeveelheid talg en worden ontstekingen geremd. De gebruiksduur van isotretinoïne is ongeveer vier tot zes maanden. In deze periode wordt het maximale resultaat meestal bereikt. Na één of twee kuren blijft de acne vaak voorgoed weg.
• droge lippen;
• droge huid;
• droge ogen;
• zonlichtovergevoeligheid;
• verandering van stemming evt. depressies;
• stijging van vetten in het bloed (cholesterol);
• stoornissen van de leverfuncties;
• nachtblindheid;
• gewrichts- en spierpijn;
• huidirritatie;
• haaruitval;
• hoofdpijn.
Isotretinoïne is zeer schadelijk voor het ongeboren kind. Dit middel mag daarom nooit voorgeschreven worden aan zwangere vrouwen of vrouwen die zwanger willen worden.
Belangrijk bij de behandeling van acne is het intakegesprek. Het kan handig zijn om de cliënt tijdens de intake haar eigen producten mee te laten nemen. Zo kun je samen met de cliënt kijken of deze geschikt zijn voor haar huid en of er geen huidverstoppende ingrediënten in zitten. Let daarbij ook op haar make-up. Verstopt deze de huid niet? Is de make-up oud en zit hij vol met bacteriën? Al deze factoren zijn van belang om de acnehuid snel te kunnen verbeteren. En zo kun jij zelf deze cliënt een goed advies op maat geven!
Als je een stap verder wilt gaan kun je ook informeren naar het eet- en drinkpatroon van je cliënt. Wij hadden een jongen die twee liter cola per dag dronk. Hij vond dat heel normaal. Ik heb in de intake aangegeven dat hij daar eigenlijk mee moest stoppen. Hij heeft dat gedaan en twee weken na de intake was zijn acne al met 50% afgenomen!
Als laatste wil ik aanraden om tijdens de intake altijd foto’s te maken van de cliënt. De cliënt vergeet vaak hoe de huid er eerst uit zag. Met foto’s kun je altijd de huidverbetering aantonen.
Sietske Wieman-Spithoven is eigenaresse van Body&Vital Medispa te Houten. “Met mijn bedrijf zijn wij een unieke Medispa, gespecialiseerd in huidverbetering, acne en anti-ageing, dit in combinatie met ontspanning. Ik houd de ontwikkeling in onze branche goed in de gaten en ga regelmatig naar congressen, lezingen en beurzen over de hele wereld. Zo vergroot ik mijn vakkennis en zorg ik er voor dat onze klanten altijd de beste behandelingen kunnen blijven ondergaan!”
Sietske heeft de voortgezette opleiding gedaan en twee jaar geleden nog extra niveau 4 behaald. Al haar specialisaties heeft zij geregistreerd bij de Anbos. Daarnaast zit zij in de acne vakgroep van de Anbos en heeft ze enkele jaren geëxamineerd.
Een vette huid gaat vaak samen met puistjes en comedonen. Dit noemen we acne. Acne is een ontstekingsziekte van de talgklieren van de huid.
talgklieren
Talgklieren zijn trosvormige klieren die in de bovenste laag van de lederhuid liggen. De grootste talgklieren komen voor op de behaarde hoofdhuid, het gelaat en op de bovenste delen van de borst en de rug. Veel talgklieren gebruiken de haarfollikel als afvoerbuis voor hun afscheidingsproduct (talg) Daar waar de haar buiten de huid komt, ligt de afvoergang van de talgklier. Er zijn ook talgklieren met een eigen afvoerbuis. De talgklierwerking staat onder invloed van de androgene hormonen. Dit zijn mannelijke geslachtshormonen. Deze hormonen hebben vooral tijdens de puberteit invloed op de overmatige werking van de talgklieren.
Acne is meestal het gevolg van een overmatige talgklierwerking. De talgklieren reageren dan sterk op de hormonale veranderingen die plaatsvinden in het lichaam.
hormonen
Acne wordt veelal veroorzaakt door androgenen. Androgenen zijn mannelijke hormonen.
Vormen van androgene hormonen zijn testosteron, ovariële androgenen en adrenale androgenen Oestrogene hormonen zijn vrouwelijke hormonen. Deze hormonen werken remmend op de talgproductie. Ook progesteron is een vrouwelijk hormoon, dat echter de talgproductie wel licht bevordert.
De meeste voorkomende kenmerken van acne zijn:
• mee-eters (comedonen): er zijn open en gesloten comedonen. Open comedonen zijn zwart en liggen direct aan het huidoppervlak. We noemen ze ook wel black heads. Gesloten comedonen zijn wit en liggen onderhuids. We noemen ze ook wel white heads. Comedonen kun je verwijderen door ze uit te drukken.
• rode bulten (papels): papels zijn rode bulten zonder etterkopje. Ze ontstaan als de talgklier ontstoken raakt. Als hier bacteriën bij komen, wordt de papel een pustel.
• puskopjes (pustels): Een pustel is een kopje met pus erin.
• zwellingen (infiltraten): infiltraten zijn pijnlijke rode ontstoken bulten met uitgebreide rode plekken.
• talgcyste: een talgcyste is een holte omgeven door een vlies. De holte van een talgcyste is gevuld met talg.
Er zijn verschillende vormen van acne. De meeste bekende zijn:
• acne vulgaris (jeugdpuistjes): Acne vulgaris is een van de meest voorkomende aandoeningen. Acne vulgaris wordt veroorzaakt door androgenen.
• acne conglobata: acne conglobata is de meest ernstige vorm van acne. Bij acne conglobata staan de met etter gevulde holten vaak onderhuids met elkaar in verbinding. Ook kun je last hebben van infiltraten.
• acne keloïdalis: acne keloïdalis uit zich door snelle ernstige littekenvorming.
• acne tarda: acne tarda komt voor bij volwassenen, voornamelijk bij vrouwen tussen de dertig en veertig jaar. De kenmerken zijn oppervlakkige ontstekingen en comedonen.
• acne fulminans: acne fulminans is een zeer ernstige vorm van acne. De kenmerken van acne fulminans lijken op die van acne conglobata. Het verschil met acne conglobata is dat de cliënt bij acne fulminans ook ziek is.
• acne ectopia: acne ectopia is een voortdurend terugkerende ontsteking van de zweetklieren. De kenmerken van acne ectopia zijn rode, op steenpuist lijkende bulten.
• acne infantum: acne infantum komt voor bij pasgeboren baby’s. Acne infantum wordt daarom ook wel baby-acne genoemd.
De talgproductie wordt beïnvloed door androgen, mannelijke hormonen. Deze hormonen zorgen ervoor dat de talgklieren in het gelaat, op de borst en op de rug groter worden en meer talg produceren. Ook wordt de talg dikker van samenstelling. Dit zorgt ervoor dat de uitvoergang van de talgklier verstopt raakt. Door de opgehoopte talg zet de verstopte follikel steeds verder uit. Bacteriën in de talgklier zetten de aanwezige talg om in vetzuren. Deze vetzuren beschadigen de follikelwand. Uiteindelijk is de follikelwand zo beschadigd dat deze openscheurt. Bij het openscheuren van de haarfollikel komen de talg en vetzuren in de aangrenzende huid terecht en veroorzaken daar een ontsteking. Dit zie je aan de rode bultjes (papels) en puskopjes (pustels).
Acne kan ook ontstaan of verergeren door niet-hormonale factoren, bijvoorbeeld cosmetica, chemische stoffen, mechanische factoren en geneesmiddelen. Voeding, hygiëne en stress hebben geen invloed op het ontstaan van acne.
Bij een normale vorm van acne kun je als schoonheidsspecialist veel voor de cliënt betekenen. Omdat de oorzaak hormonaal is, kun je deze niet wegnemen. Je kunt wel de huid goed reinigen, waardoor de cliënt minder last heeft van de acne. Acnebehandelingen in de schoonheidssalon bestaan voornamelijk uit het verdunnen van de hoornlaag, het verwijderen van comedonen en het ledigen van pustels en talgcysten.
Hoornlaagverdunnende behandelingen voer je uit door middel van elektrische desincrustatie, microdermabrasie, fruitzuren, peeling, lysing of een slijpbehandeling. Elektrische desincrustatie is een behandeling met gelijkstroom. Je maakt hierbij gebruik van een anode en een kathode. Aan de zijde van de kathode treedt basevorming op, waardoor
de huid verweekt en de talg verzeept. Bij microdermabrasie maak je gebruik van fijne kristallen. Deze kristallen verwijderen op zachte wijze de dode huidcellen van de bovenste huidlaag. Fruitzuren hebben een hoornsplitsende werking. ze lossen dode huidcellen op, waardoor de hoornlaag dunner wordt. Een slijpbehandeling noem je ook wel een mechanische peeling. Voor slijpbehandelingen gebruik je het borstelapparaat met slijpsteen. Een peeling bevat naast hoornstofsplitsende en verwekende bestanddelen ook een schurende substantie. Een lysing bevat wel stoffen die de hoornlaag verdunnen, maar geen schurende stoffen.
• verwijderen van comedonen
Comedonen kun je verwijderen met je vingers of met een comedonendrukker. Het verwijderen met de vingers is het meest effectief. Gesloten comedonen prik je eerst in met een steriele naald. Voor en na het verwijderen van comedonen desinfecteer je de huid.
• ledigen van pustels en talgkysten
Een pustel of talgcyste moet je altijd openen met een steriele naald. Zorg ervoor dat je de naald loodrecht op het huidoppervlak zet. Daarna druk je de pustel of talgcyste uit zoals je dat ook bij een comedo doet.
Bij ernstigere vormen van acne moet je de cliënt verwijzen naar een arts. Deze kan medicijnen tegen acne voorschrijven. Er zijn medicijnen die, verwerkt in een crème, de hoornlaag verdunnen, zoals benzoylperoxide en vitamine A-zuur. Vaak schrijft de arts antibiotica voor inwendig gebruik voor, bijvoorbeeld tetracycline, om de infectie te bestrijden. Een ander middel tegen acne dat alleen vrouwen kunnen gebruiken, is een anticonceptiemiddel met een anti-androgene werking, die de talgproductie vermindert. Bijvoorbeeld de Diane 35 pil.
In de salon kun je te maken krijgen met cliënten met wijnvlekken, tatoeages, pigmentvlekken en littekens. Als schoonheidsspecialist kun je deze huidproblemen niet wegnemen, wel kun je ze tijdelijk minder zichtbaar maken. Dit noem je camoufleren. Hoe je dat doet leer je in dit hoofdstuk.
Voordat je de huid van je cliënt camoufleert, bepaal je eerst de huidskleur. Dit is niet eenvoudig, want iedere cliënt heeft een andere huidskleur. De huidskleur wordt bepaald door de hoeveelheid pigment in de huid, de hoeveelheid zuurstof in het bloed en de mate van verhoorning van de huid.
Je huidskleur wordt onder andere bepaald door de hoeveelheid pigment of melanine in de huid. In de huid bevinden zich pigmentvormende cellen. Deze cellen maken pigment of melanine aan. Je noemt deze cellen melanocyten . Melanocyten liggen tussen de cellen van de basaalcellenlaag. Alle mensen hebben evenveel melanocyten. Het is dus niet zo dat mensen met een donkere huid meer melanocyten hebben dan mensen met een blanke huid. Wel is het vermogen van deze cellen om pigment aan te maken ver-
schillend. Bij mensen met een donkere huid wordt er meer melanine aangemaakt dan bij mensen met een blanke huid.
Voordat er melanine wordt aangemaakt bevatten de pigmentvormende cellen melanogeen . Melanogeen noem je ook wel propigment. Dit ongekleurde eiwit is een kleurloos voorstadium van melanine. Onder invloed van de UV-stralen zetten enzymen het melanogeen om in het gekleurde melanine. Het pigment dat daaruit gevormd wordt, wordt doorgegeven aan de volgende huidlagen en schuift zo naar boven toe. De hoeveelheid melanine (pigment) in de huid bepaalt de huidskleur. Deze kan variëren van bijna zwart tot vrijwel kleurloos.
Vaak hebben mensen met voorouders uit zonnige gebieden (rond de evenaar) een donkerdere huid dan mensen met voorouders uit gebieden met minder zon. Vrouwen hebben gemiddeld een iets lichtere huidskleur dan mannen.
hoornlaag
doorschijnende laag
korrellaag
stekellaag
basaalcellenlaag
Figuur 2.1 de basaalcellenhuid ligt in de opperhuidhemoglobine
Naast pigment heeft ook de hoeveelheid zuurstof in je bloed invloed op je huidskleur. De rode kleur van je bloed wordt veroorzaakt door hemoglobine . Hemoglobine is de rode bloedkleurstof in het aderlijk vaatsysteem dat zuurstof kan binden. Hoe meer zuurstof er in het bloed aanwezig is, hoe roder het bloed. Je huid wordt rood als er veel zuurstofrijk bloed (geoxideerde hemoglobine) door je bloedvaten stroomt. Als een bloedcel zuurstof heeft afgegeven in de haarvaten spreek je over zuurstofarm bloed (gereduceerde hemoglobine). Het zuurstofarme bloed geeft de aders onder je huid een blauwe kleur. Ook je vingers of lippen kunnen een blauwe kleur krijgen. Hier is dan langdurig een gebrek aan zuurstofrijk bloed.
verhoorning
Een sterke verhoorning geeft vaak een wat doffe kleur aan het gelaat. Daarnaast kunnen UV-stralen minder goed door de hoornlaag heen dringen. Dit kan een vlekkerige verkleuring geven aan de huid.
Bij het camoufleren van de huid is het belangrijk om te weten wat de invloed is van licht op de huidskleur en de gebruikte camouflage. Houd bij het aanbrengen van camouflage zoveel mogelijk rekening met de lichtomstandigheden waarin de cliënt verkeert.
Over het algemeen is het het beste om de camouflage aan te brengen bij daglicht. Je krijgt dan de kleur die het best past bij de huidskleur van de client. Maak je gebruik van kunstlicht? Houd er dan rekening mee dat het kunstlicht invloed heeft op de waar-
neming van de kleur. De camouflage kan dan bij daglicht beter zichtbaar zijn.
gloeilamp
De straling van een gloeilamp bevat veel rood en geel. Dit kan een verkeerd beeld geven van de huid en de aangebrachte camouflage. De camouflage is bij daglicht dan vaak te rood of te geel.
TL-lamp
Als het niet mogelijk is om de camouflage aan te brengen bij daglicht, kun je het beste kiezen voor TL-licht. TL-licht met een sterkte van 3000, 4000 of 5000 Kelvin heeft de beste kleurweergave om een camouflage bij aan te brengen. De kleurweergave van deze sterkten zijn vrijwel gelijk aan daglicht.
Bij kaarslicht lijkt alles donkerder en mas -
straling van een gloeilamp bevat veel rood en geel
siever. Daarom is het van belang om bij camouflage één tint lichter te kiezen dan de huidskleur. Ook legt kaarslicht schaduwen op het gezicht. Houd hier rekening mee bij het aanbrengen van de camouflage.
Zonlicht kan van grote invloed zijn op de huid. Als je in de zon bent verkleurt je huid. De camouflage die de cliënt gewend is op te brengen past dan misschien niet meer bij de huidskleur. In het voorjaar en najaar is het daarom belangrijk de camouflagekleur aan te passen. De zon heeft daarnaast ook invloed op de zweetproductie. Door de warmte van de zon ga je zweten. Hierdoor kan de camouflage een andere structuur krijgen en zo beter opvallen.
Reflectie betekent het weerkaatsten van (licht)straling. De reflectie van licht heeft invloed op de camouflage. Zo bevat het flits -
licht van een fotocamera vaak veel blauw licht. Dit geeft de huid en de camouflage een blauwe tint. De camouflage reflecteert echter anders dan je huid. Hierdoor kan de camouflage ineens erg opvallen. Een oplossing kan zijn om niet direct op de persoon, maar via een wit plafond te flitsen. Het beste is om foto’s te maken in daglicht.
Zorg er bij het aanbrengen van camouflage voor dat het licht rondom aanwezig is. Hiermee voorkom je schaduwvorming. Als het licht maar van één kant komt ligt de andere zijde van de cliënt in de schaduw. Op deze manier kun je nooit een gelijkmatige camouflage aanbrengen. Als het licht rondom aanwezig is weet je zeker dat alle zijden belicht worden. Het is dan eenvoudiger om een gelijkmatige camouflage aan te brengen.
Voordat je camouflage aanbrengt moet je eerst de juiste kleur bepalen. Vaak heb je een groot aantal camouflagekleuren om uit te kiezen. Toch moet je, om tot de juiste kleur te komen, bijna altijd meerdere kleuren van het palet met elkaar mengen. Het is dus belangrijk om als schoonheidsspecialist voldoende kennis te hebben van het kleurenspectrum.
In de 17e eeuw werd ontdekt dat zonlicht (wit licht) uit verschillende kleuren is samengesteld. Dit kun je zien als je een straal (bundel) wit licht door een driehoekig stuk geslepen glas laat gaan. Een driehoekig stuk geslepen glas noem je een prisma. Op het moment dat de straal door het prisma
gaat, wordt de straal breder en worden de lichtstralen afzonderlijk zichtbaar: de lichtbundel wordt gebroken. De kleuren die je dan ziet zijn rood, oranje, geel, groen, blauw, indigo en violet. Deze kleuren noem je spectrale kleuren. Samen vormen ze het kleurenspectrum.
Je kunt dit vergelijken met het ontstaan van de regenboog. Het zonlicht wordt gebroken door regendruppels. Daardoor zie je de spectrale kleuren, dit zijn de kleuren waaruit de regenboog bestaat.
primaire en secundaire kleuren
Het kleurenspectrum (de spectrale kleuren)
kun je verdelen in:
a primaire kleuren;
b secundaire kleuren.
a primaire kleuren
Primaire kleuren zijn de hoofdkleuren. Deze kleuren krijg je niet door andere kleuren met elkaar te mengen. De primaire kleuren zijn: rood, geel en blauw.
b secundaire kleuren
Secundaire kleuren zijn de mengkleuren. Ze ontstaan door het mengen van twee primaire kleuren. De secundaire kleuren zijn: oranje (rood + geel), groen (blauw + geel) en paars/violet (rood + blauw).
complementaire kleuren
De primaire en secundaire kleuren vormen samen het kleurenpalet. De primaire en de secundaire kleuren zijn door de natuurkundige Ostwald over elkaar gelegd. Zo ontstaat de vorm van een ster. Je noemt deze ster de kleurenster van Ostwald.
In de kleurenster zie je dat elke primaire kleur lijnrecht tegenover een secundaire kleur ligt.
De kleuren die tegenover elkaar liggen noem je de complementaire kleuren. Als je de kleurenster bekijkt, zie je dus dat:
• oranje en blauw
• groen en rood
• violet en geel complementaire kleuren zijn.
een prisma waarop een lichtbundel valt
De kenmerken van complementaire kleuren zijn dat de kleuren:
• elkaars werking opheffen wanneer je de kleuren mengt; er ontstaat bij het mengen een grijs-grauwe massa.
• elkaar versterken wanneer je ze naast elkaar gebruikt; en blauw vlak lijkt bijvoorbeeld blauwer wanneer het naast een oranje vlak zit.
Voor de schoonheidsspecialist is het handig om te weten wat complementaire kleuren zijn. Bijvoorbeeld bij het camoufleren van rode plekjes op het gelaat. Deze kun je goed wegwerken met een groene camouflagestick.
Op een gezonde huid kun je camouflage aanbrengen. De reden waarom je camouflage aanbrengt verschilt per cliënt. Zo kan er bij de cliënt die een camouflagebehandeling wenst, sprake zijn van hypopigmentatie of hyperpigmentatie. Ook kan het zijn dat de cliënt haar tatoeage wil camoufleren.
De verschillende aanleidingen voor het aanbrengen van camouflage komen in deze paragraaf aan de orde. Als schoonheidsspecialist wordt er van jou verwacht dat je de verschillende aanleidingen herkent, zodat je de juiste camouflagebehandeling kunt adviseren.
Bij hypopigmentatie is er sprake van te weinig pigment of het geheel ontbreken van pigment in de huid. Hypo betekent: te weinig. Voorbeelden van hypopigmentaties zijn leucoderma en naevus depigmentosus.
leucoderma
Leucoderma is een verzamelnaam voor de witte plekken die ontstaan bij het ontbreken van pigment, bijvoorbeeld vitiligo. Vitiligo kenmerkt zich door witte grillige plekken op lichaam en gelaat. De mate waarin deze aandoening zich voordoet kan variëren van één plek tot meerdere witte vlekken, die soms samenvloeien tot grote gebieden. De randen van deze plekken zijn vaak donkerder gekleurd. De witte vlekken ontstaan doordat het pigment op die plaatsen is verdwenen. De oorzaak van vitiligo is niet bekend.
Naevus depigmentosus betekent witte moedervlek. De kenmerken van naevus depigmentosus zijn lichte vlekken op de huid. Deze vlekken ontstaan doordat de pigmentcellen plaatselijk niet meer in staat zijn het pigment over te brengen aan hoger gelegen cellen.
Bij hyperpigmentatie is er sprake van ophoping van pigment. Hyper betekent: te veel. Sproeten, lentigines en melasma zijn vormen van hyperpigmentaties.
efeliden
Sproeten zijn kleine plaatselijke pigmentophopingen in de huid. Bij mensen met een lichte huid en rode of blonde haren komen sproeten meestal in groten getale voor. Sproeten ontstaan op jeugdige leeftijd en verdwijnen geleidelijk bij het ouder worden. Hoewel je aanleg moet hebben om sproeten te krijgen, speelt ook het zonlicht een rol. Sproeten komen vooral voor op huiddelen die in de zon komen. Onder invloed van het zonlicht kleuren ze donkerder.
berlock dermatitis
Berlock dermatitis kenmerkt zich door grillige bruine vlekken op de huid. Vaak worden deze vlekken veroorzaakt door een combinatie van cosmetica en zonbestraling van de huid. Veel cosmetica bevat etherische olie, bijvoorbeeld bergamot en citrus. Onder invloed van UV-straling kan dit vlekken op de huid veroorzaken. Na verloop van tijd verdwijnen de vlekken weer.
lentigines / lentigo senilis
Lentigines zijn pigmentvlekken die vaak bij oudere mensen voorkomen. Het zijn goedaardige pigmentvlekken die vooral voorkomen op plekken waarmee je veel in de zon komt, bijvoorbeeld op de handruggen en in het gelaat. Onder invloed van UV-straling maken de melanocyten teveel pigment aan. Lentigines ontstaan meestal pas na het vijftigste levensjaar.
melasma
Melasma is een verzamelnaam voor vlekkige grillig gevormde hyperpigmentatie in het gelaat. Een andere benaming voor melasma is chloasma. Melasma heeft verschillende oorzaken, namelijk:
sproeten zijn pigmentophopingen die vaak voorkomen bij mensen met een lichte huid
• zwangerschap;
• gebruik van de anticonceptiepil;
• stress;
• gebruik van cosmetica.
Als je eenmaal melasma hebt, is de kans klein dat het weer weg gaat. Als schoonheidsspecialist kun je cliënten helpen door het bleken van de donkere vlekken met een blekende crème of het camoufleren van de vlekken.
blauwe naevus
Blauwe naevus kenmerkt zich door moedervlekken met een blauw/zwarte kleur. Ze lijken op melanomen, maar zijn goedaardig. De blauwe kleur ontstaat doordat de moedervlekken vrij diep in de huid liggen. Het pigment schemert door de huidlagen heen blauw door. Blauwe moedervlekken komen veel voor bij kinderen, maar kunnen ook op latere leeftijd ontstaan. Ze komen vooral voor op de rug van handen en voeten.
Naevus is de Griekse benaming voor moedervlek, spilus betekent gespikkeld. Een naevus spilus is een gespikkelde moedervlek. Ze zijn goedaardig en meestal al bij de geboorte zichtbaar. De oorzaak van naevus spilus is onbekend.
Bij een tatoeage wordt met inkt een versiering aangebracht onder de opperhuid. Soms krijgen mensen na verloop van tijd spijt van de tatoeage. Helaas is het heel moeilijk en duur om de tatoeage weer te verwijderen. Een oplossing kan zijn om de tatoeage te camoufleren.
Onder de huid liggen kleine adertjes. Als
2.8
deze adertjes zich verwijden noem je dat bezemrijs. Bezemrijs kenmerkt zich door rode en paarsblauwe kleine adertjes. Ze komen voornamelijk voor op de benen. Bezemrijs wordt veroorzaakt door te veel druk op de benen, bijvoorbeeld door eenzijdig werk of weinig sporten, maar het kan ook het gevolg zijn van een slechte doorbloeding in de benen.
Lupus erythematodus is een auto-immuunziekte, een ziekte waarbij het afweersysteem ontregeld is. Het uit zich in huidaandoeningen met rode huiduitslag. De oorzaak is waarschijnlijk een genetische aanleg.
Spider naevus is een goedaardige afwijking van de huid die bestaat uit een rood vlekje waaruit vele dunne bloedvaatjes lopen. Een spider naevus is circa één tot twee centime -
ter groot en ontstaat door een plaatselijke verwijding van een bloedvaatje in de huid. Waardoor het bloedvaatje verwijdt is niet bekend. Bij kinderen kunnen ze spontaan weer verdwijnen.
naevus flammeus / naevus vinosus Een wijnvlek is een goedaardige aangeboren woekering van verwijde haarvaten in de huid. Meestal is deze aandoening al direct na de geboorte zichtbaar. Een wijnvlek kan een groot huidgedeelte bedekken en is cosmetisch gezien nogal storend. Wijnvlekken kunnen op alle delen van de huid voorkomen, maar komen het meest voor in het gelaat. Wijnvlekken liggen boven het huidniveau.
Met speciale camouflageproducten kun je een wijnvlek volledig aan het oog onttrekken. Tegenwoordig zijn wijnvlekken ook
redelijk succesvol te bestrijden met lasertherapie. Deze behandeling behoort tot het werkterrein van de dermatoloog.
rosacea
Rosacea kenmerkt zich door chronisch verwijde haarvaten in het gezicht, dit geeft de huid een rode kleur. Bij rosacea kunnen ook puistjes voorkomen. Dit noem je acne rosacea. De oorzaak van rosacea is niet bekend.
teleangiëctasieën
Teleangiëctasieën zijn blijvend verwijde bloedvaatjes onder het oppervlak van de huid. De oorzaak van teleangiëctasieën is het slapper worden van de oppervlakkige adertjes in de huid, waarna deze verwijden.
2.4.5 BINDWEEFSELAFWIJKINGEN
Het camoufleren van bindweefselafwijkingen kan de cliënt veel zelfvertrouwen geven.
Figuur 2.8
tatoeage
Figuur 2.9
naevus flammeus of wijnvlek
Figuur 2.10
teleangiëctasieën zijn blijvend verwijde bloedvaatjes
Bij grote huidniveauverschillen kan het voor de cliënt wel lastig zijn om de camouflage zelf aan te brengen. Dit vergt veel begeleiding en oefening.
hypertrofische littekens
Bij het genezen van een wond kan een litteken ontstaan. Dit litteken kan dikker en groter worden. Dit komt door de vorming van extra bindweefsel ( granulatieweefsel ) bij de genezing van een wond. Zo’n verdikt litteken noem je een hypertrofisch litteken. Hypertrofische littekens liggen boven het huidniveau.
hypotrofische littekens
Soms is er bij het genezen van de huid niet voldoende bindweefsel aanwezig om de wond op te vullen of is het aanwezige bindweefsel van slechte kwaliteit. Hierdoor ontstaat een litteken dat lager ligt dan het huidoppervlak. Dit litteken is soms grillig van vorm. Door het litteken te camoufleren ziet het er rustiger uit.
keloïd
Wanneer een hypertrofisch litteken ernstige vormen aanneemt en het weefsel zich buiten
het gebied van het oorspronkelijke litteken begeeft, spreek je van een keloïd. Een keloïd is dus een goedaardige ernstige woekering van littekenweefsel dat zich buiten het oorspronkelijke litteken begeeft. Keloïden en hypertrofische littekens kunnen jeuken en pijn doen.
striae
Striae zijn bindweefselafwijkingen. Ze kenmerken zich door littekens van één tot tien centimeter lang en één tot anderhalve centimeter breed. Striae kan ontstaan door overrekking van de huid, bijvoorbeeld door zwangerschap of overgewicht. Ze worden daarom ook wel zwangerschapsstrepen genoemd.
Bij een huidtransplantatie plaatst de arts een stuk huid van het lichaam van de patient, dit noem je een huident, op een andere plaats op het lichaam. Dit zorgt er voor dat de wond sneller heelt en het litteken kleiner is. De arts kan huidenten plaatsen met partiële (gedeeltelijke) dikte of met volle dikte.
Een huident met partiële dikte bestaat uit een gedeelte van de huid, namelijk de epidermis en een deel van de dermis. Een transplantatie met een huident met partiële dikte geeft na genezing een minder mooi resultaat dan een huident met volle dikte: er is grote kans op littekenvorming en wondcontractie (samentrekking). Deze methode wordt dan ook niet vaak uitgevoerd op het gelaat, voetzolen, handpalmen en handen.
Een huident met volle dikte bestaat uit de volle dikte van de huid, namelijk de epidermis en de dermis. Een transplantatie met een
Figuur 2.11huident met volle dikte geeft na genezing een mooier resultaat dan een huident met partiële dikte. Een transplantatie met een huident met volle dikte kan daarom ook worden toegepast op zichtbare lichaamsdelen.
Een getransplanteerde huid is vaak anders van structuur en kleur dan de omringende huid. De randen zijn meestal rood of wit. Als je een huid met huidtransplantatie gaat camoufleren is het belangrijk om rekening te houden met deze kleurverschillen. Daarnaast is het belangrijk om het te verwachten resultaat duidelijk te maken aan de cliënt. Met camouflage is het wel mogelijk om de kleurverschillen van de huid te egaliseren, het is niet mogelijk om eventueel reliëf te camoufleren. Dit zal altijd zichtbaar blijven.
Breng pas een camouflage aan als de arts hiervoor toestemming heeft gegeven. Eerder aanbrengen van camouflage dan is toegestaan, kan een negatief effect hebben op het herstel van de wond.
Op een ongezonde huid mag je geen camouflage aanbrengen, daarom kun je bij onderstaande aandoeningen beter geen camouflagebehandeling toepassen.
Eczeem is een huidaandoening die wordt veroorzaakt door een allergische ontstekingsreactie van de huid. Het kenmerkt zich door rode schilferige plekken, soms met bultjes en blaasjes.
ulcus cruris
Ulcus cruris is een wond aan het onderbeen die niet wil genezen. Het wordt veroorzaakt door een verstoorde afvoer van het bloed uit het onderbeen.
Een infectie is een besmetting met een micro-organisme: bacterie, virus, parasiet of schimmel. Een infectie op de huid kan verschillende kenmerken hebben. De huid is bijvoorbeeld dik, warm en rood of vertoont jeukende rode schilferige plekken.
carcinoom
Een carcinoom is een kwaadaardige woekering van epitheelcellen. Epitheel is weefsel dat organen en andere weefsels bedekt. • basocellulair carcinoom / basalioom: dit is de meest voorkomende en minst kwaadaardige vorm van kanker. De tumoren komen voor op plaatsen waarmee je veel in de zon komt, bijvoorbeeld je gezicht. De tumoren zijn glanzend en koepelvormig.
eczeemeen melanoom is een kwaadaardige vorm van huidkanker
• spinocellulair carcinoom / spinalioom: de tumoren komen voor op het hoofd, de oren, onderlip en handen. Ze uiten zich door glazige rode vlekken en groeien snel.
sarcoom
Een sarcoom is een kwaadaardige tumor in de weke delen, steun- en tussenweefsels. Een voorbeeld van een sarcoom is een kaposisarcoom. Deze tumor wordt veroorzaakt door het herpesvirus.
melanoom
Een melanoom is een kwaadaardige vorm van huidkanker. Een melanoom ziet eruit als een donkerbruine tot zwarte vlek.
2.5.4 PREMALIGNE AANDOENINGEN
Premaligne huidafwijkingen zijn huidafwijkingen die nog niet kwaadaardig zijn, maar dit wel kunnen worden.
congenitale naevi / tierfellnaevus
Tierfellnaevus is een ander woord voor een behaarde moedervlek die al vanaf de geboorte aanwezig is. Behaarde moedervlekken vormen een groot risico op het ontstaan van melanomen.
keratosis actinica
Keratosis actinica zijn kleine ruwe plekjes op de huid. Vaak hebben ze een licht bruine
kleur. Ze worden veroorzaakt door een plaatselijke verdikking van de hoornlaag.
lentigo maligna / melanosis
precancerosa van Dubreuilh
Een lentigo is een goedaardige gepigmenteerde huidafwijking. Hierin kunnen zich kwaadaardige cellen ontwikkelen. Dan noem je de huidafwijking een lentigo maligna, dit is het laatste stadium voor een melanoom. Een lentigo maligna kenmerkt zich door een grillige pigmentatie.
2.5.5 VARICES
Varices is een ander woord voor spataderen. Een spatader is een abnormale verwijding van een ader. Spataderen ontstaan door slechte vaatwanden of doordat het bloed niet goed terug kan lopen naar het hart. Spataders kenmerken zich door blauwe verdikte wat kronkelig lopende aderen.
Door middel van camouflage is het mogelijk huidafwijkingen of bijvoorbeeld tatoeages in huidskleur op te vullen waardoor de tatoeage of huidafwijking niet meer zichtbaar is. Het voordeel van echte camouflageproducten is dat de pigmentering zo hoog is dat je een goede dekking krijgt van het gebied dat je wilt camoufleren. Ook kun je de camouflage fixeren zodat het waterafstotend is. De cliënt kan dan bijvoorbeeld zwemmen met de camouflage.
Een dagcrème breng je aan voor het camoufleren. Het werkt vochtregulerend en rustgevend en helpt huidirritaties voorkomen.
Figuur 2.13camouflagecrème
Met een camouflagecrème kun je huidaandoeningen met een kleurafwijking of tatoeages camoufleren. Camouflagecrème heeft een hoge pigmentering waardoor je een goede dekking krijgt van het gebied dat je wilt camoufleren.
spatel
Gebruik altijd een spatel om het camouflageproduct uit de verpakking te halen. Als je je vingers gebruikt, kan het product sneller bederven. Een transparante spatel kun je daarnaast goed gebruiken om de juiste kleur te bepalen.
sponsjes
Vaak breng je de camouflagecrème aan met je vingers, maar je kunt hier ook een sponsje voor gebruiken.
Fixeerpoeder maakt de camouflage waterproof en veegvast. Ook matteert het de camouflagecrème. Na gebruik van een fixeer-
Figuur
camouflageproducten
camouflagecrème
poeder kan de cliënt ook zwemmen met de camouflage.
poederkwast
Een poederkwast gebruik je bij het aanbrengen van de fixeerpoeder.
fixeerspray
Fixeerspray beschermt de camouflage extra tegen vegen, wrijven en schuren van kleding. Je gebruikt de fixeerspray nadat je de camouflage hebt gefixeerd met fixeerpoeder. De fixeerspray versterkt de werking van het fixeerpoeder.
Ingrediënten
Camouflageproducten bevatten veel ingrediënten. Hieronder staan de meest gebruikte ingrediënten.
bijenwas
Bijenwas is een taaie naar honing ruikende was. Het heeft een heilzame, verzachtende en regulerende werking op de huid. Bijenwas wordt vaak toegevoegd als stabilisator
aan olie-in-wateremulsies, bijvoorbeeld aan camouflage- en make-upproducten.
NMF
NMF is een afkorting van Natural Moisturizing Factor. Daarmee worden de natuurlijke stoffen bedoeld die de vochtigheidsgraad van de huid bepalen. Deze stoffen zijn afkomstig uit het zweet en de huidvetten en stoffen die bij het verhoorningsproces op de huid komen. In de cosmetica-industrie worden deze stoffen nagemaakt. Ze worden in cosmetica gebruikt voor een vochtarme huid. Ook worden ze gebruikt in camouflageproducten.
talkpoeder
Talkpoeder werkt vochtabsorberend en helpt huidirritaties voorkomen.
titaandioxide
Titaandioxide is een wit pigment in poedervorm. Het wordt gebruikt in zeep, cosmetica, levensmiddelen en verf. Titaandioxide biedt een goede bescherming tegen schade -
Figuur 2.16 fixeerpoederlijke UV-stralen in zonlicht en gaat niet door de huid heen. Hierdoor is het niet irriterend voor de huid.
ijzeroxiden
IJzeroxiden zorgen voor het pigment in het camouflageproduct. Het is een roodbruine poederachtige vaste stof die niet oplosbaar is in water. IJzeroxide is een natuurlijk product.
vloeibare paraffine
Vloeibare paraffine is een lichaamsvreemde stof die qua structuur niet overeenkomt met de lipiden van de opperhuid. Het wordt gebruikt voor tijdelijke afdekking van de huid, ook werkt het waterafstotend (hydrofoob). Daarnaast verbindt het zich goed met verschillende kleurstoffen. Daarom worden ze vaak verwerkt in camouflage- en makeupproducten.
Werkwijze
Bij het aanbrengen van een camouflage kun je het volgende stappenplan volgen.
Reinig het te behandelen gebied Voordat je het camouflageproduct gaat aanbrengen ontvet en reinig je de te behandelen huid. Dit zorgt voor een betere hechting van het product op de huid.
1. Reinig het te behandelen gebied met een reinigingsproduct.
2. Geef eventueel een spray ter kalmering van de huid, bijvoorbeeld met de vacuümspray.
3. Leg een tissue op de huid en druk deze voorzichtig aan. De huid is nu droog en ontvet.
Kies de juiste kleur
Nadat je de huid hebt gereinigd bepaal je de kleur van het camouflageproduct.
4. Houdt het kleurpalet met de basiskleuren naast de huid van de cliënt.
5. Bepaal welke kleur het dichtst bij de huidskleur van de cliënt komt. Deze kleur mag zowel lichter als donkerder zijn dan de gewenste kleur.
6. Bepaal hierna welke kleuren je nodig hebt om de huidskleur van de cliënt zo dicht
Figuur 2.19
houd het kleurpalet met de basiskleuren naast de huid van de cliënt
Figuur 2.20
meng het camouflageproduct op een transparante spatel
mogelijk te benaderen. Hoe minder kleuren nodig je nodig hebt om tot een goed resultaat te komen hoe beter, beperk je tot maximaal drie tot vijf kleuren. De cliënt moet de camouflage thuis immers ook aan kunnen brengen. Hoe meer kleuren je gebruikt, hoe lastiger het voor de cliënt is om thuis dezelfde kleur terug te vinden. Daarnaast is het belangrijk om bij de kleurkeuze alvast rekening te houden met de fixatie. Het gebruik van wit fixeerpoeder maakt het resultaat van de camouflage lichter van kleur.
7. Controleer of je de juiste kleur hebt door een beetje camouflage aan te brengen op een gedeelte van de niet aangetaste huid.
Meng het camouflageproduct
8. Pak met een spatel een kleine hoeveelheid van alle benodigde kleuren. Gebruik hiervoor nooit je vingers, het product kan hierdoor sneller bederven.
9. Breng dit aan op een transparante spatel. Een witte spatel reflecteert de kleur en
beïnvloedt je kleurkeuze.
10. Wrijf het product op je spatel goed warm zodat het zich eenvoudig laat gebruiken.
11. Zorg dat de kleur goed gemengd is.
Breng het camouflageproduct aan Licht is van invloed op de huidskleur en de gebruikte camouflage. Om de camouflage goed op te kunnen brengen kun je het beste werken in daglicht of in licht dat lijkt op daglicht. Zo weet je zeker dat de cliënt met een gerust hart de deur uit kan. Zorg ervoor dat het licht rondom aanwezig is, hiermee voorkom je schaduwwerking.
12. Breng het camouflageproduct aan met de kloptechniek. De kloptechniek voer je uit met de toppen van één of meer vingers. Breng de crème aan met zacht deppende, draaiende bewegingen tot de te camoufleren plek niet meer zichtbaar is. Als je te veel druk geeft neem je het camouflageproduct weer mee, druk je te zacht dan krijg je geen goede verdeling van de crème over de huid.
13. Pak steeds kleine beetjes product. Met relatief weinig product kun je grote oppervlakken camoufleren. Grotere hoeveelheden in één keer maken het er niet mooier op.
14. Breng het product ruim aan over het te camoufleren gebied.
15. Laat de randen van het product goed uitvloeien over de niet aangetaste huid, zodat er geen zichtbare scheiding is met de omringende huid. Maak hiervoor vederlichte bewegingen met de toppen van de duimen op de randen van het product.
16. Breng eventueel een dun laagje camouflagecrème met strijkende bewegingen aan op de niet aangetaste huid.
Fixeer het camouflageproduct
De laatste stap is het fixeren van het camouflageproduct. Hiermee maak je de camouflage volledig waterafstotend. De cliënt kan dan ook zwemmen met de camouflage.
17. Breng het fixeerpoeder rijkelijk aan met een grote poederkwast tot er een meelachtig effect ontstaat.
18. Laat het fixeerpoeder vijf tot tien minuten intrekken. Vijf minuten intrekken geeft een glanzend effect, tien minuten geeft een dof effect.
19. Dep de camouflage met een vochtig watje of verstuif wat water met een waterspray over de huid.
Figuur 2.21(ab)
breng de crème aan met zacht deppende draaiende bewegingen
Figuur 2.22
laat de randen van het product goed uitvloeien
Figuur 2.23 de tatoeage is nu gecamoufleerd
20. Breng indien gewenst een make-up aan over de camouflage. Dit doe je vooral bij een camouflage in het gelaat.
Probeer bij grotere huidoppervlaktes niet alleen de perfecte huidskleur te benaderen, maar breng ook hier en daar eens een “oneffenheid” aan, zoals bijvoorbeeld een (getekend) moedervlekje. Dit geeft een veel natuurlijker beeld!
Elke Kerver is sinds elf jaar eigenaresse en oprichtster van Huidverzorgingspraktijk Villa Vital in Hengelo (ov).
“In de afgelopen 27 jaar ben ik voortdurend bezig geweest met het verkennen en verleggen van de grenzen in huidverzorging en verbetering. Wanneer mensen zich goed voelen in hun eigen huid en met hun eigen schoonheid, zijn ze op hun best. Mijn dochter (kirsten kerver) heeft onlangs onze bestaande praktijk aangevuld met Villa Vital Huidtherapie. De uitbereiding met een huidtherapiepraktijk bleek een logische stap in de huidige trends. Zodra er een klacht optreedt met de huid is het niet altijd direct noodzakelijk een stap te maken naar de huisarts of specialist, maar is een huidtherapeute vaak een uitkomst. Resultaat en beleving zijn dé sleutelwoorden voor Villa Vital Huidtherapiepraktijk &
huidskleur
De huidskleur wordt onder andere bepaald door de hoeveelheid pigment of melanine in de huid. In de huid bevinden zich pigmentvormende cellen genaamd melanocyten. In de pigmentcellen zit melanogeen. Melanogeen noem je ook wel propigment. Onder invloed van de UV-stralen zetten enzymen het melanogeen om in het gekleurde melanine.
Naast melanine hebben ook hemoglobine en verhoorning invloed op de kleur van je huid.
• Hemoglobine is de rode bloedkleurstof in het aderlijk vaatsysteem dat zuurstof kan binden. Hoe meer zuurstof er in het bloed aanwezig is, hoe roder het bloed en de huid.
• Een te sterke verhoorning geeft je huid een doffe kleur. Daarnaast kunnen UV-stralen niet door de hoornlaag heendringen wat een vlekkerige verkleuring kan geven aan de huid.
licht
Bij het camoufleren van de huid is het belangrijk om te weten wat de invloed is van licht op de huidskleur en de gebruikte camouflage. Houd bij het aanbrengen van camouflage zoveel mogelijk rekening met de lichtomstandigheden waarin de cliënt verkeert.
Het beste kun je de camouflage aanbrengen bij daglicht. Je krijgt dan de kleur die het best past bij de huidskleur van de cliënt. Maak je gebruik van kunstlicht dan moet je er rekening mee houden dat het kunstlicht invloed heeft op de waarneming van de kleur.
Het camoufleren van huidaandoeningen kan de cliënt veel zelfvertrouwen geven. De onderstaande huidaandoeningen kun je goed camoufleren.
• hypopigmentaties;
• hyperpigmentaties;
• tatoeages;
• bloedvatafwijkingen;
• bindweefselafwijkingen;
• transplantaten.
contra-indicaties
• huidontstekingen;
• infecties;
• maligne (kwaadaardige) aandoeningen;
• premaligne aandoeningen
• varices
producten
Het voordeel van echte camouflageproducten is dat de pigmentering zo hoog is dat je een goede dekking krijgt van het gebied dat je wilt camoufleren. Ook kun je de camouflage fixeren zodat het waterafstotend is. De cliënt kan dan bijvoorbeeld zwemmen met de camouflage. Bij een camouflagebehandeling maak je gebruik van verschillende producten, zoals camouflagecrème, fixeerpoeder, sponsjes en spatels
Bij het aanbrengen van een camouflage kun je het volgende stappenplan volgen:
1. Reinig het te behandelen gebied;
2. Kies de juiste kleur;
3. Meng het camouflageproduct;
4. Breng het camouflageproduct aan;
5. Fixeer het camouflageproduct.
Een bindweefselmassage is een stevige massage in de diepere huidlagen. Hiermee stimuleer je het lichaam om sneller bindweefselcellen aan te maken. Dit zorgt voor een betere huidstructuur en een stevigere huid. Voor het beste resultaat bied je de bindweefselmassage in kuurvorm aan.
Bindweefsel is het meest voorkomende steunweefsel in het lichaam. Het is opgebouwd uit verschillende soorten cellen en bindweefselvezels. Bij een bindweefselmassage oefen je invloed uit op de bindweefsellaag van het lichaam. Dit is de laag tussen de spieren en de epidermis (opperhuid). Hiermee prikkel je de bindweefselcellen (fibroblasten) . Door de prikkeling gaat het lichaam deze cellen sneller aanmaken. Ook worden er meer bindweefselvezels aangemaakt, voornamelijk collagene en elastische vezels en wordt de grondsubstantie (celtussenstof) aangemaakt. Hierdoor verbetert de huidstructuur van de cliënt. Ook zorg je voor een betere doorbloeding van de huid, betere aanvoer van voedingsstoffen en afvoer van afvalstoffen en een verbeterde zuurstoftoevoer. De huid ziet er egaal, glanzend en jonger uit.
Er zijn verschillende bindweefselgrepen. Met huidgrepen kun je de huidspanning reduceren, je kunt voorzichtige effleurages (strijkingen) met de vingertoppen toepassen en je kunt de huidplooien rollen. Op deze manier maak je het bindweefsel los van de onderlaag. Bindweefselmassages kunnen erg pijnlijk zijn. Voor de cliënt is het prettig als je aansluitend op de bindweefselmassage een ontspanningsmassage geeft.
Bindweefsel is het meest voorkomende steunweefsel in het lichaam. Het zit onder andere in de huid, pezen, gewrichten, botten, kapsels van organen en in de wanden van slagaders. Bindweefsel is opgebouwd uit verschillende soorten cellen. Door de bindweefselmassage gaat het lichaam deze cellen sneller aanmaken. Dit verbetert de huidstructuur van de cliënt.
Fibroblasten zijn cellen die vezels produceren. Ze spelen een rol bij:
• de aanmaak van bindweefsel;
• de opbouw van collagene, elastische en reticuline vezels in de lederhuid;
• de vorming van de grondsubstantie (celtussenstof) (koolhydraat-eiwitverbindingen);
• de wondgenezing; Daarnaast vormen fibroblasten hyaluronzuur.
Fibroblasten bevatten de eiwitvezels actine en myosine. Deze eiwitvezels zorgen ervoor dat de fibroblasten kunnen bewegen (migreren) in de extracellulaire matrix (grondsubstantie). Dit is nodig om de fibroblasten op de plek te krijgen waar extra bindweefselvorming nodig is, bijvoorbeeld bij een wond. Als er op een plek in het lichaam extra bindweefselvorming nodig is worden de fibroblasten geactiveerd. Ze delen zichzelf en verplaatsen zich naar de plek waar ze nodig zijn. Dit doen ze door als het ware over de collagene vezels heen te kruipen.
Bindweefsel is opgebouwd uit verschillende soorten cellen. Tussen deze cellen zit celtussenstof (grondsubstantie).
In de grondsubstantie zitten drie soorten bindweefselvezels :
• collagene vezels;
• elastische vezels;
• reticuline vezels.
collagene vezels
Collagene vezels zijn opgebouwd uit het eiwit collageen . Het is het meest voorkomende eiwit in het lichaam. Collagene vezels zijn stevige vezels met een grote trekvastheid. Een collagene draad van één millimeter dun kan een gewicht van tien kilogram dragen. Hoe meer collagene vezels, hoe sterker het weefsel. Collagene vezels komen bijvoorbeeld voor in spieren en pezen. De collagene vezels liggen in bundels bij elkaar met elastische vezels er omheen.
elastische vezels
Elastische vezels zijn opgebouwd uit het eiwit elastine . De vezels zijn elastisch en dunner dan de collagene vezels. Daarom zijn elastische vezels rekbaarder dan collagene vezels. In de oorschelp, de neusvleugels en het strotklepje komen veel elastische vezels voor. Deze vezels zorgen voor de elasticiteit van de huid.
reticuline vezels
Naast collagene en elastische vezels komen er reticuline vezels voor in de lederhuid. Reticuline vezels zijn dunne eiwitvezeltjes die een netwerk vormen. Ze zitten op plaatsen waar het bindweefsel grenst aan ander weefsel. Bijvoorbeeld rond organen. Reticuline vezels vormen een netwerk tussen de collagene en elastische vezels. Je noemt dit het reticulaire netwerk.
De grondsubstantie (celtussenstof) is het materiaal dat de ruimten tussen cellen en vezels opvult en de cellen en vezels met
elkaar verbindt. De grondsubstantie bestaat uit proteoglycanen en glycosamineglycanen Proteoglycanen zijn opgebouwd uit eiwitketens waar glycosamineglycanen (GAG’s) aan vastzitten. Glycosaminoglycanen zijn opgebouwd uit suikerketens. Je noemt ze ook wel mucopolysacchariden .
Belangrijke glycosaminoglycanen die in het bindweefsel voorkomen zijn hyaluronzuur, dermatansulfaat en chrondroitinesulfaat. Dermatansulfaat en chrondroitinesulfaat zijn verbonden aan de collagene vezels, hydraluronzuur bevindt zich in de ruimtes tussen deze vezels. Hyaluronzuur is in staat een grote hoeveelheid water aan te trekken en aan zich te binden. Samen vormen ze een gel. Deze gel vult alle ruimten in het bindweefsel op. Naarmate het verouderingsproces plaatsvindt verandert de gel in een sol . Ook de hoeveelheid water in het lichaam
Figuur 3.1 bindweefsel collagene vezel elastische vezelneemt af naarmate je ouder wordt. Dit heeft invloed op hoe je huid eruit ziet: de huidspanning verandert, waardoor de huid er slapper uit gaat zien.
Mestcellen bevinden zich in de grondsubstantie. Ze spelen een rol bij veel verschillende processen in de huid, bijvoorbeeld bij de reparatie van wonden en bij de samenstelling van de celtussenstof in de lederhuid. Ze vormen weefselenzymen en weefselhormonendie belangrijk zijn bij de opbouw van de grondsubstantie en de vezels.
Mestcellen vormen ook de weefselhormonen heparine, histamine, hyaluronidase en serotonine. Deze weefselhormonen zijn belangrijk bij het tegengaan van ontstekingen in de huid. Een ontsteking is een reactie op een schadelijke prikkel.
• heparine
Heparine is een anti-stollingsmiddel dat tegelijk met histamine wordt aangemaakt. Histamine heeft een bloedvatverwijdende werking. Heparine zorgt ervoor dat het bloed in deze verwijde vaten niet stolt.
• histamine
Onder invloed van prikkels maken de mestcellen histamine aan in de lederhuid. Histamine veroorzaakt de verwijding van de kleine slagaders en een betere doorlaatbaarheid van de capillairwanden. Doordat de bloeddoorstroming van de huid plaatselijk toeneemt, is er meer uitwisseling mogelijk van afvalstoffen en voedingsstoffen. Dit bevordert het genezingsproces. Histamine veroorzaakt een vlekkerige roodheid aan het huidoppervlak.
• hyaluronidase
Hyaluronidase is een enzym dat inwerkt
op hyaluronzuur. Het bevordert het vloeibaarder worden van de tussenstof van het bindweefsel. Dit zorgt voor een verhoogde permeabiliteit (doorlaatbaarheid) van de vaatwand, waardoor het celmetabolisme (celstofwisseling) verbetert.
Serotonine is onder andere een neurotransmitter. Het zorgt voor de overdracht van signalen tussen hersencellen. Serotonine versterkt daarnaast de werking van heparine en histamine.
Het vetweefsel is een losmazig bindweefsel waarin veel vetcellen zitten. Voedsel dat het lichaam niet kan gebruiken wordt voor een deel opgeslagen in de vorm van vetbolletjes in de vetcellen. Het dient als reservevet. Ook worden water en in vet oplosbare vitamines opgeslagen in de vetcellen. Vetweefsel heeft dus een opslagfunctie. Daarnaast geeft vetweefsel steun aan bijvoorbeeld organen en heeft het een warmteisolerende functie. In de huid dient vetweefsel voor de spanning van de huid en geeft het vorm aan het lichaam zoals bij borsten en schouders. Vetweefsel komt onder meer voor in de plooi van het buikvlies, in de onderhuid, rond de oogbol, rond de nieren, in de handpalmen en onder de voetzolen. Als het lichaam een gebrek heeft aan energieleverende stoffen gebruikt het je vetreserve en val je af.
De cellen van Langerhans zijn een soort witte bloedcellen die afkomstig zijn uit het beenmerg. Ze vormen een onderdeel van het immuunsysteem van de huid. Bij het binnendringen van lichaamsvreemde stoffen verdedigen zij het lichaam tegen deze lichaamsvreemde stoffen door de stoffen te vervoeren naar aanwezige T-lymfocyten
(T-cellen) in het bloed. De T-lymfocyten vallen vervolgens de lichaamsvreemde stoffen aan en vernietigen deze. De cellen van Langerhans kunnen zich verplaatsen van opperhuid tot lederhuid.
Corticosteroïden zijn bijnierschorshormonen. Ze fungeren als ontstekingsremmer in het lichaam. Corticosteroïden bevorderen daarnaast de omzetting van eiwitten en vetten in glucose. Glucose heb je nodig als brandstof voor allerlei processen in je lichaam, maar gebruik je bij stress ook als energie om in actie te komen. Doordat corticosteroïden de omzetting van eiwitten en vetten in glucose bevorderen, ontstaat er een tekort aan bouwstoffen voor cellen en weefsels. Het bindweefsel verzwakt en wordt dunner, en ook de trekkracht neemt af doordat het collageen wordt aangetast. Dit maakt het bindweefsel kwetsbaar. Maar ook de huid wordt slapper, dunner en minder trekvast.
Met een bindweefselmassage stimuleer je de fibroblasten tot het aanmaken van collageen van betere kwaliteit. Daarnaast reduceer je de mate van stress, waardoor ook minder glucose wordt aangemaakt. Hierdoor is er weer voldoende bouwstof voor de cellen en weefsels. Dit maakt zowel het bindweefsel als de huid sterker. Daarnaast is ook vitamine C belangrijk bij het aanmaken van collageen van goede kwaliteit.
Met vascularisatie bedoelen we de bloedvoorziening van huid en weefsels. Bloed
zorgt dat zuurstof en voedingsstoffen daar komen waar ze nodig zijn en dat afvalstoffen uit de weefsels worden afgevoerd. Met een bindweefselmassage zorg je voor een betere doorbloeding van de huid, een betere aanvoer van voedingsstoffen en afvoer van afvalstoffen en een verbeterde zuurstoftoevoer.
Bloed heeft dus een transportfunctie. Om deze transportfunctie te kunnen vervullen, moet het bloed door het lichaam rondstromen. Daarvoor dient het bloedvatenstelsel. Het bloedvatenstelsel bestaat uit: het hart , slagaders , aders en haarvaten .
• Het hart is de pomp die zorgt voor de circulatie van het bloed door het lichaam. Het hart pompt het bloed door de bloedvaten. Er zijn drie soorten bloedvaten: slagaders, aders en haarvaten.
• Slagaders (arteriën) zijn bloedvaten die het zuurstofrijke bloed van het hart af voeren. Doordat de wanden van de slagaders zich kunnen verwijden (vasodilatatie) of vernauwen (vasoconstrictie), regelen ze de bloedtoevoer naar de organen. Slagaders lopen uit in aders en vervolgens in haarvaten.
• Aders (venen) zijn bloedvaten die het zuurstofarme bloed van de weefsels naar het hart en de longen toe voeren. In de longen wordt het bloed weer van zuurstof voorzien.
• Haarvaten (capillairen) zijn verbindingssystemen tussen de kleinste slagaders (arteriolen) en de kleinste aders (venulen) . We onderscheiden slagaderlijke en aderlijke haarvaten. De slagaderlijke haarvaten geven voedingsstoffen, vocht en zuurstof af aan de verschillende delen van het lichaam. Slagaderlijke haarvaten gaan weer over in aderlijke haarvaten. Aderlijke haarvaten voeren de afvalstoffen af die na verbranding in de weefsels zijn ontstaan (bijvoorbeeld koolzuurgas). Aderlijke haarvaten gaan over in kleine
aders, kleine aders in grote aders (onderste en bovenste holle ader en kransaders), die terug naar het hart lopen.
Naast het patroon waarbij slagaders overgaan in haarvaten en haarvaten in aders, komen er in ons lichaam ook afwijkende of bijzondere vaatsystemen voor, zoals anastomosen. Anastomosen zijn bijzondere verbindingen tussen bloedvaten. Ze komen voor in de huid, de gewrichten, de darmen, de hersenen en in de spieren. Anastomosen kunnen zich voordoen als collaterale bloedvaten en arterioveneuze verbindingen.
collaterale bloedvaten
Collaterale bloedvaten zijn zijtakken van de grotere bloedvaten, die in dezelfde rich -
ting lopen als het hoofdbloedvat. Ze laten meestal weinig bloed door, maar kunnen de bloedtoevoer van het hoofdvat wel overnemen als deze afsluit, bijvoorbeeld door een bloedstolsel. De collaterale bloedvaten lopen in de handen en voeten en zijn hier vaak ook zichtbaar.
Arterioveneuze anastomosen zijn rechtstreekse verbindingen tussen slagaders en aders. Ze bevinden zich voornamelijk in de huid van handen en voeten. Het bloed kan van deze verbindingstak gebruik maken als een orgaan onvoldoende functioneert. Zodra de orgaanfunctie hersteld is, krijgt het bloed zijn normale verloop weer.
Daarnaast spelen aterioveneuze anastomosen een rol bij de warmteregulatie van het lichaam. Als de lichaamstemperatuur oploopt kan de overtollige warmte snel worden afgevoerd door het openen van de verbinding tussen slagader en ader. Hierdoor neemt de lichaamstemperatuur snel af.
vene collaterale bloedvaten venule arteriole kleine venule
capillairen
precapillaire sfincters
arterioveneuze anastomose
Capillairen (haarvaten) zijn verbindingssystemen tussen de kleinste slagaders (arteriolen) en de kleinste aders (venulen). Capillairen maken onderdeel uit van een netwerk (capillairnet of haarvatennet). De toegang tot elke capillair wordt geopend en gesloten door een precapillaire sfincter (kringspier). Dit is een ring van glad spierweefsel. Door samentrekking van deze spierweefsels worden de capillairen afgesloten van het bloed. Als de kringspier zich ontspant, wordt de doorvoer wijder en kan het bloed sneller naar de capillairen stromen. Het samentrekken en ontspannen van de precapillaire sfincter gebeurt onder invloed van het stresshormoon cortisol en het vegetatieve zenuwstelsel.
Figuur 3.2 capillairnetMet een bindweefselmassage kun je hele goede dingen doen. Om dit te kunnen doen en om het systeem van segmentatie, circulatie en fehlreactie te begrijpen is het belangrijk dat je weet hoe het zenuwstelsel in elkaar zit.
De functie van het zenuwstelsel is het ontvangen, verwerken en doorgeven van informatie in het lichaam. Het zenuwstelsel bestaat uit het centrale zenuwstelsel en het perifere zenuwstelsel.
Het zenuwstelsel is opgebouwd uit zenuwcellen (neuronen).Een zenuwcel bestaat uit een zenuwcellichaam met een kern en verschillende uitlopers, ook wel neurofibrillen genoemd. Er zijn twee soorten neurofibrillen:
• neurieten, ook wel axonen genoemd;
• dendrieten.
Via de dendrieten neemt de zenuwcel druk waar. Vervolgens wordt deze prikkel langs de neurieten geleid en via een synaps doorgegeven aan een volgende zenuwcel. Neurieten of axonen hebben lange uitlopers en geleiden prikkels van het zenuwcellichaam af. Dendrieten hebben korte uitlopers en geleiden prikkels naar het zenuwcellichaam toe. In een zenuwcel zitten meerdere dendrieten en één neuriet.
Een axon (neuriet) kan omgeven zijn door een vetachtige stof met een isolerende werking. Je noemt dit omhulsel de mergschede of myelineschede. Met mergschede omhulde neurieten noem je ook wel dikke vezels of gemyeliniseerde vezels. Ze zijn in staat om prikkels snel te geleiden. Ongemyeliniseerde (dunne) vezels zijn niet omgeven
door een mergschede. Zij hebben een trage geleiding.
Sommige bindweefselgrepen prikkelen specifiek de gemyeliniseerde of de ongemyeliniseerde vezels. Gemyeliniseerde vezels prikkel je met rustige en zachte massagetechnieken, zoals huidtechnieken en overgangstechnieken. Deze technieken geven een prettig en ontspannend gevoel. De gewebswäsche en de haal- en haaktechniek zijn hardere en scherpere technieken. Hiermee prikkel je de ongemyeliniseerde vezels. Deze technieken geven een scherp of snijdend gevoel.
Bij het uitvoeren van een bindweefselmassage beschadig je op gecontroleerde wijze het weefsel. Deze schade wordt geregistreerd door de ongemyeliniseerde vezels. Het lichaam gaat de schade herstellen door het aanmaken van collageen, waardoor de de huid van de cliënt verbetert.
celkern neuriet
dendriet myelineschede
Figuur 3.3 een zenuwcel3.5
grote hersenen
grijze stof
witte stof
hersenbalk
hypofyse
kleine hersenen
hersenstam
Het centrale zenuwstelsel bestaat uit:
• de grote hersenen (cerebrum);
• de kleine hersenen (cerebellum);
• de hersenstam (truncus cerebri);
• het ruggenmerg (medulla spinalis).
De hersenen liggen opgeborgen in de schedel, het ruggenmerg ligt in de wervelkolom.
Het gehele centrale zenuwstelsel is omgeven door drie vliezen: zacht ruggenmergvlies, spinnenwebvlies, hard ruggenmergvlies.
grote hersenen
De grote hersenen bestaan uit twee gelijke hersenhelften die je hemisferen noemt. Ze zijn met elkaar verbonden door de hersenbalk. In de hersenbalk liggen de zenuwbundels die de linker en rechter hersenhelft met elkaar verbinden. De grijskleurige hersenschors vormt de buitenste laag van de hersenen. In de hersenschors van de grote hersenen komen prikkels tot bewustzijn. Voor de uitvoering van bewuste functies beschikt de hersenschors over sensibele, sensorische en motorische centra.
voorste wortel
spinale ganglion
achterste wortel
• In de sensibele centra nemen we de gevoelsprikkels waar;
• In de sensorische centra nemen we alle andere zintuiglijke prikkels waar;
• Vanuit motorische centra vindt prikkeling van bepaalde spieren en organen plaats.
De kleine hersenen liggen aan de achterkant van het hoofd, onder de grote hersenen. Ze zijn met drie takken verbonden aan de hersenstam. Via de hersenstam staan de kleine hersenen in verbinding met de grote hersenen en het ruggenmerg. In samenwerking met het evenwichtsorgaan coördineren de kleine hersenen de houding en beweging. Ook regelen ze de juiste dosering van de prikkels naar de spieren. Bij een beschadiging aan de kleine hersenen blijft de spierfunctie wel behouden, maar zijn de bewegingen ongecontroleerd.
De hersenstam ligt tussen de hersenen en het ruggenmerg in. De hersenstam is de
Figuur 3.4 doorsnede van de hersenen 3.43.6
sensibele achterhoorn
motorische voorhoorn
perifere zenuw = ruggenmergzenuw
oorsprongsplaats van de twaalf paar hersenzenuwen. Hier liggen de zogenoemde kernen.
Een kern is een opeenhoping van zenuwcellichamen binnen het centrale zenuwstelsel. Op de overgang van hersenstam naar ruggenmerg vindt de kruising van de zenuwen plaats (piramidebanen) . In de middenhersenen ligt het hersenaanhangsel (hypofyse) .
De hersenstam heeft de volgende belangrijke functies:
• het is de uittredingsplaats van de hersenzenuwen;
• in de hersenstam ligt het ademcentrum;
• de hersenstam geleidt prikkels van en naar de grote en de kleine hersenen.
ruggenmerg
Het ruggenmerg ligt in de wervelkolom, in de open ruimte die door de wervelgaten wordt gevormd. Het ruggenmerg verloopt vanaf de atlas tot in de tweede lendenwervel. Het is omgeven door de drie ruggenmergvliezen; zacht ruggenmergvlies,
spinnenwebvlies, hard ruggenmergvlies. De ruggenmergvliezen zijn onderdeel van het bindweefselsysteem. Vanaf de schedelbasis naar de lendenwervels wordt de doorsnee van het ruggenmerg steeds kleiner. Ter hoogte van de hals is het ruggenmerg verdikt. Daar treden de zenuwen voor de armen in en uit. Ook bij het lendengedeelte is het ruggenmerg verdikt. Dat is een in- en uittredingsplaats voor de zenuwen van de benen.
Het ruggenmerg heeft de volgende functies:
• het is een geleidingsorgaan;
• het is een reflexorgaan.
Ruggenmerg als geleidingsorgaan Alle gevoelsprikkels (sensibele prikkels) van armen, benen en romp gaan via het ruggenmerg naar de hersenen. Ook de motorische prikkels vanaf de hersenen naar de spieren van armen, benen en romp passeren het ruggenmerg.
Een gevoelsprikkel neem je waar in de huid. Dit gebeurt door de tastlichaampjes (recep -
ruggenmerg
zacht
hard ruggenmergvlies
Figuur 3.5 doorsnede van het ruggenmerg Figuur 3.6 ruggenmergvliezen ruggenmergvlies spinnenwebvliestoren) en de vrije zenuwuiteinden in de huid. Er zijn receptoren voor druk, tast, koude en warmte. Pijn voel je via de vrije zenuwuiteinden in de huid. Stel, je stoot je arm. Dan verloopt er vanaf de pijnreceptoren in de arm een impuls via een perifeer sensibele zenuwbaan naar de hersenen. De perifeer sensibele zenuwbaan bestaat uit de sensibele achterwortels en eindigt in het spinale ganglion van het ruggenmerg. Een ganglion is een opeenhoping van zenuwcellichamen (zenuwknoop) buiten het centrale zenuwstelsel. Het spinale ganglion ligt binnen de wervelkolom, maar buiten het ruggenmerg. Vanuit het spinale ganglion verloopt de impuls via het ruggenmerg naar de hersenschors. In het projectiegebied van de grote hersenen komt de sensibele prikkel tot bewustzijn. De weg die de pijnprikkel vanaf het ruggenmerg tot de hersenen heeft afgelegd noem je een centraal sensibele zenuwbaan.
Als de prikkels in de grote hersenen zijn aangekomen, word je je van de prikkel bewust en voel je de pijn. In de hersenen kan de prikkel overgeschakeld worden op een motorische zenuwbaan. De centraal motorische zenuwbaan verloopt vanaf de hersenschors via de piramidebanen naar de motorische voorhoorn. Vanaf de motorische voorhoorn verloopt de perifeer motorische zenuwbaan. Die bestaat uit de voorwortels die een spier, in dit geval de armspier, kunnen laten samentrekken. Het gevolg: je trekt je arm terug.
Ruggenmerg als reflexorgaan
Een reflex is een snelle reactie buiten de hersenen om. Daarbij schakelt de sensibele zenuwprikkel direct vanuit de sensibele achterhoorn over naar de motorische voorhoorn en via de voorwortel naar een spier. Stel, je brandt je vingers. Je trekt dan eerst je hand terug, terwijl je pas later de pijn voelt. Het terugtrekken van je hand gebeurt dus al voordat je hersenen ingeschakeld zijn. Zo kun je een zeer snelle schakeling en actie doen. Dat is belangrijk bij gevaarlijke situaties.
De impuls die een reflex tot stand brengt verloopt langs perifere zenuwbanen naar het ruggenmerg, dus buiten de hersenen om. Als je, zoals in bovenstaand voorbeeld, je vingers brandt, verloopt deze reflex als volgt:
1. Via de pijnreceptoren in de hand gaan zenuwimpulsen via een perifeer sensibele zenuwbaan naar de achterhoorn van het ruggenmerg.
2. Vanaf de sensibele achterhoorn schakelt de prikkel via schakelcellen direct over op de motorische voorhoorn. Via de voorwortels van het ruggenmerg gaat er een prikkel naar je spieren.
3.7armspier trekt zich samen
armspier gestrekt
gevoelsprikkel of sensibele prikkel
Bij een reflex geeft de sensibele achterwortel de zenuwprikkels dus door naar de sensibele achterhoorn en schakelt via schakelcellen over op de motorische voorhoorn. Van daaruit gaan de prikkels naar de motorische voorwortels, die in verbinding staan met een spier. Dit noem je de reflexboog.
Een reflex is een beweging van een willekeurige spier die onwillekeurig tot stand komt.
netwerken
In de hersenen sla je informatie op. Deze opslag van informatie vindt plaats in een neuronennetwerk. Neuronen zijn zenuwcellen. Zenuwcellen verwerken informatie en zijn daarmee verantwoordelijk voor het denkvermogen. Al tijdens de zwangerschap wordt er bij het embryo een begin gemaakt met het aanleggen van verbindingen tussen zenuwcellen (neuronen): het neuronennetwerk. Na de geboorte gaat het aanleggen van verbindingen door. Als je iets leert vergroot je hiermee je neuronennetwerk, er worden namelijk nieuwe verbindingen
gelegd tussen neuronen. Iedere keer dat je een gedachte hebt of een beweging uitvoert, activeer en verstevig je een netwerk in je hersenen. Nieuwe gedachten, informatie of bewegingen betekent dat er een nieuw netwerk wordt aangemaakt. Daarnaast worden bestaande netwerken verstevigd, zodat een actie de volgende keer gemakkelijker gaat.
herstelmogelijkheid
Beschadigingen aan het centrale zenuwstelsel betekent een beschadiging aan het neuronennetwerk. Neuronen kunnen zich niet delen, een neuron kan dus niet meer herstellen. Wel kunnen andere neuronen functies overnemen. Hiervoor is het nodig veel te oefenen. Door te oefenen leren bestaande neuronennetwerken functies over te nemen.
Het perifere zenuwstelsel is het zenuwweefsel dat buiten het centrale zenuwstelsel (hersenen en ruggenmerg) ligt. Het perifere zenuwstelsel bestaat uit:
• Twaalf paar hersenzenuwen;
• 31, 32 of 33 paar ruggenmergzenuwen. Hoeveel ruggenmergzenuwen je hebt is
motorische prikkel de prikkel bereikt de hersenen niet
3.8 Figuur 3.8 een reflexboog ruggenmergpersoonlijk.
De perifere zenuwen verbinden de hersenen en het ruggenmerg met de periferie (de omgeving).
hersenzenuwen
De hersenzenuwen liggen aan de onderkant van de hersenen. Ze staan in verbinding met kernen in de hersenstam. Er zijn motorische, sensibele/sensorische en gemengde hersenzenuwen.
Voor de schoonheidsspecialist zijn de volgende hersenzenuwen van belang:
• drielingzenuw (nervus trigeminus) of vijfde hersenzenuw : de motorische wor-
Figuur 3.9 het perifere zenuwstelsel Figuur 3.10 drielingzenuw Figuur 3.11 aangezichtszenuwtel van de vijfde hersenzenuw loopt gelijk aan de onderkaaktak. De motorische wortel prikkelt de slaap- en wangkauwspier;
• aangezichtszenuw (nervus facialis) of zevende hersenzenuw : de aangezichtszenuw is een overwegend motorische zenuw die alle mimische spieren prikkelt. De uittredingsplaats ligt vlak voor het oor, onder de oorspeekselklier. Van daaruit vertakt de zevende hersenzenuw zich in vele kleine takken, die naar alle mimische spieren lopen;
• zwervende zenuw ( nervus vagus) of tiende hersenzenuw : de zwervende zenuw is een autonome zenuw, die bij het parasympathisch zenuwstelsel hoort. Daarom noemen we deze zenuw ook wel nervus parasympathicus. Deze zenuw vertakt zich niet in het schedelgedeelte, maar begint in de hersenstam en zwerft hierna naar de longen, het hart, de lever, de alvleesklier, de maag en de darmen.
ruggenmergzenuwen
Er zijn in totaal 31, 32 of 33 paar ruggenmergzenuwen. Elke ruggenmergzenuw is een gemengde zenuw. De ruggenmergzenuw is dus zowel motorisch als sensibel.
Elke ruggenmergzenuw ontspringt met twee wortels: een motorische voorwortel en een sensibele achterwortel. Ruggenmergzenuwen komen via de openingen tussen de wervels naar buiten en bedienen alle gebieden van het lichaam.
Het eerste paar ruggenmergzenuwen treedt uit tussen de schedel en de atlas. De andere dertig paren treden uit tussen de opeenvolgende wervels. In het onderste gedeelte van het ruggenmergkanaal ligt een bundel ruggenmergzenuwen die omlaag loopt. Deze bundel heet de paardenstaart. De paardenstaart innerveert (bedient) de onderbenen.
Vanuit het lichaam komen allerlei zenuwtakken samen in de ruggenmergzenuw, waarna ze het centrale zenuwstelsel binnen komen. Zenuwtakken die naar het zenuwstelsel toelopen noem je afferenten , zenuwtakken die van het zenuwstelsel aflopen noem je efferenten. Een efferent geeft een effect, bijvoorbeeld een motorische prikkel die naar een spier gestuurd wordt. Een efferent noem je daarom ook wel een motorische zenuw. Een afferent geeft informatie aan het zenuwstelsel, bijvoorbeeld een sen -
siblele prikkel vanuit een tastlichaampje. Een afferent noem je daarom ook wel een sensibele zenuw.
Dus:
• Efferenten zijn motorische zenuwen. Ze brengen prikkels van het zenuwstelsel naar de spieren.
• Afferenten zijn sensibele zenuwen. Ze brengen prikkels uit het lichaam en van buitenaf naar het zenuwstelsel toe. Schakelcellen zorgen voor een verbinding tussen de afferente en efferente zenuwtakken.
Neuronen in het centrale zenuwstelsel kunnen zichzelf niet herstellen, neuronen in het perifere zenuwstelsel kunnen dit wel. Dit gebeurt door middel van sprouting. Uit beschadigde uiteinden groeien nieuwe zenuwen. Dit is een langdurig proces.
Het animale zenuwstelsel is het willekeurige zenuwstelsel. Het regelt alle functies van ons lichaam die onder invloed van de wil staan, zoals lopen. Dit noem je de animale levensverrichtingen. Het beenderstelsel, de zintuigen en de mimische spieren en skeletspieren staan onder invloed van het animale zenuwstelsel.
Innervatie betekent prikkelgeleiding. Door deze prikkelgeleiding weet het zenuwstelsel dat het iets moet gaan doen en wat het moet doen.
Het animale zenuwstelsel regelt alle willekeurige functies. Dit gebeurt in wisselwerking met de omgeving, je reageert op wat er in de buitenwereld gebeurt. Dit contact met
de buitenwereld wordt verzorgd door het sensibele en motorische deel van het zenuwstelsel.
Hoe de prikkelgeleiding binnen het animaal zenuwstelsel verloopt kun je lezen in de paragraaf over het ruggenmerg als geleidingsorgaan.
Het autonome zenuwstelsel regelt de levensverrichtingen van het lichaam waar je zelf geen invloed op hebt, zoals groei en stofwisseling. De bloed- en lymfecirculatie, het spijsverteringsstelsel en het hormonale stelsel staan onder invloed van het autonome zenuwstelsel. Het autonome zenuwstelsel werkt hierbij samen met het hormoonstelsel en verzorgt de communicatie tussen het centrale zenuwstelsel en de organen en klieren. De centra van het autonome zenuwstelsel liggen voornamelijk in het centrale zenuwstelsel.
Twee systemen die elkaar in evenwicht houden beïnvloeden samen het autonome zenuwstelsel: het sympathisch en het parasympathisch zenuwstelsel. Het parasympathisch zenuwstelsel beïnvloedt de stofwisseling in rust (assimilatie) . Het sympathisch zenuwstelsel beïnvloedt de stofwisseling van het lichaam in actie (dissimilatie) . Het bereidt het lichaam voor op situaties waarin het alert moet zijn. De spijsvertering is een uitzondering hierop. Die staat onder invloed van het parasympathisch zenuwstelsel.
Met de bindweefselmassage prikkel je het sympathisch zenuwstelsel om zo het sympathisch en parasympathisch zenuwstelsel in balans te brengen.
sympathisch zenuwstelsel
Het sympathisch zenuwstelsel is actief als het lichaam in actie moet komen. Als het lichaam arbeid verricht, overheerst het sympathisch zenuwstelsel. De prikkeloverdracht vindt plaats onder invloed van de neurotransmitter adrenaline en noradrenaline. Het sympathisch zenuwstelsel bevordert de werking van de orgaanfuncties, behalve die van de spijsvertering.
parasympathisch zenuwstelsel
Het parasympathisch zenuwstelsel werkt juist als het lichaam in rust is. Als je slaapt, overheerst het parasympathisch zenuwstelsel. De prikkeloverdracht vindt plaats onder invloed van de neurotransmitter acetylcholine. Het parasympathisch zenuwstelsel bevordert de spijsvertering, maar werkt remmend op alle andere organen. Tijdens rustperioden is het parasympathisch zenuwstelsel het meest actief. Dit zorgt ervoor dat je lichaam goed kan herstellen. De tiende hersenzenuw of nervus vagus is de belangrijkste parasympathisch zenuw.
innervatie
spijsverteringsorganen
Het vegetatief zenuwstelsel regelt alle automatische levensverrichtingen. Samen met hormonen bepaalt het zenuwstelsel wat er in het lichaam gebeurt. Dit staat onder invloed van neurotransmitters. Een neurotransmitter is een stof die in het vegetatieve zenuwstelsel zorgt voor de overdracht van signalen tussen hersencellen.
Hoe de prikkelgeleiding binnen het vegetatief zenuwstelsel verloopt kun je lezen in de paragraaf over het ruggenmerg als reflexorgaan.
Adrenaline en cortisol werken beide nauw samen met het sympathisch zenuwstelsel. Ze zetten het lichaam indien nodig aan tot extra actie. Bij een langdurige blootstelling
sympathisch zenuwstelsel (bij activiteit)
parasympatisch zenuwstelsel (in rust)
skeletspieren
bloedverdeling
remmend activerend, verhoogt de spierspanning
activerend, meer bloed naar skeletspieren
activerend, zet aan tot productie van spijsverteringsenzymen, bevordert assimilatie
remmend
remmend, meer bloed naar spijsverteringsorganen, minder naar skeletspieren
hartfunctie
activerend
remmend
aan stress wordt er voortdurend adrenaline en cortisol geproduceerd, dit heeft een negatief effect op de cellen en weefsels in het lichaam. Met een bindweefselmassage kun je de aanmaak van cortisol normaliseren.
adrenaline
Het bijniermerg produceert het hormoon adrenaline . Adrenaline is een hormoon dat vrijkomt onder invloed van bepaalde emoties zoals angst, schrik, blijdschap, spanning en opwinding. Als er adrenaline in het bloed komt, maakt het lichaam zich gereed om een verdediging of aanval aan te kunnen gaan. Het hormoon adrenaline zorgt voor:
• verwijding van de kransslagaders waardoor het hart harder kan werken;
• verwijding van de bloedvaten in arbeidsverrichtende organen, onder andere van de skeletspieren;
• vernauwing van de bloedvaten in rustende organen, onder andere van de huid;
• verwijding van de fijnere luchtpijptakken en een versnelling van de ademhaling, waardoor er meer zuurstofopname plaatsvindt;
• verwijding van pupillen in het oog;
• verhoging van de spiertonus (spierspanning);
• omzetting van glycogeen tot glucose in de lever en de spiercellen. Hierdoor komen er extra suikers ter beschikking van de spieren. Deze suikers kunnen nodig zijn voor de vecht-of-vluchtreactie .
De vlucht-of-vechtreactie door adrenaline wordt altijd gevolgd door de aanmaak van het hormoon cortisol . Cortisol zorgt ervoor dat het effect van adrenaline voor langere tijd wordt aangehouden. Je noemt cortisol daarom ook wel het lange-termijn-stresshormoon. Bij het aanmaken van adrenaline gaat er energie verloren. Cortisol vult dit energie -
verlies aan door glucose vrij te maken en werkt daarom kataboliserend. Dit betekent dat cortisol stoffen afbreekt waardoor er energie vrijkomt. Je noemt dit proces ook wel dissimiliatie of verbranding.
Adrenaline en cortisol zorgen voor het in gang zetten van de vecht-of-vluchtreacie bij het ervaren van stress. Als het lichaam langdurig in een vecht-of-vluchtstaat is raakt het lichaam uitgeput en uit balans. Cortisol en adrenaline hebben bij langdurige stress namelijk voortdurend bouwstoffen nodig voor de aanmaak van glucose. Hierdoor ontstaat een tekort aan bouwstoffen voor cellen en weefsels. Het bindweefsel verzwakt en wordt dunner, en ook de trekkracht neemt af. Dit maakt het bindweefsel kwetsbaar.
Met een bindweefselmassage stimuleer je de fibroblasten tot het aanmaken van collageen van betere kwaliteit. Daarnaast reduceer je de mate van stress, waardoor ook de aanmaak van cortisol afneemt. Hierdoor is er weer voldoende bouwstof voor de cellen en weefsels. Dit maakt het bindweefsel sterker.
Het zenuwstelsel kun je op drie verschillende manieren indelen:
1. anatomisch;
2. evolutionair;
3. functioneel.
De indeling van het zenuwstelsel in centraal en perifeer zenuwstelsel is een anatomische indeling op basis van bouw en ligging. De evolutionaire indeling (evolutieleer) beschrijft hoe het zenuwstelsel zich in de loop der tijd heeft ontwikkeld. De functionele indeling beschrijft de functies van de verschillende delen van het zenuwstelsel.
De neuroanatomie behandelt de indeling van het zenuwstelsel op evolutionair niveau: de evolutieleer. De evolutieleer bespreekt de ontwikkeling van organismen in de loop van de tijd: van bacterie tot dier tot mens. Bij deze ontwikkeling ontstonden er steeds ingewikkeldere vormen van het zenuwstelsel. De evolutionaire indeling gaat ervan uit dat ons zenuwstelsel nog primitieve delen in zich heeft.
Binnen de evolutionaire indeling onderscheiden we drie niveaus:
• archi niveau;
• paleo niveau;
• neo niveau.
archi niveau
Het archi niveau is verantwoordelijk voor je instinctieve gedragingen, zoals honger, dorst en agressie. Ook regelt het de automatisch verlopende lichaamsfuncties als reflexen, bloeddruk, ademhaling en spierspanning. Dit deel van het brein gaat buiten onze wil om en altijd op dezelfde manier. Dit is te vergelijken met het gedrag van reptielen: beperkt en voorspelbaar. Je noemt het archi niveau daarom ook wel reptielenbrein. Handelingen op archi niveau kun je niet aanleren.
paleo niveau
Het paleo niveau stuurt emoties, zorgt voor automatische bewegingen en regelt je lichaamshouding. Dit deel van het brein kun je beïnvloeden door middel van straffen en belonen. Denk bijvoorbeeld aan een hond die je kunstjes of bepaald gedrag wilt leren. Je noemt het paleo niveau ook wel zoogdierenbrein.
neo niveau
Het neo niveau is verantwoordelijk voor processen als denken, herkennen en herin -
neren. Het is het niveau van je bewustzijn. Dit deel van het brein is bij de mens sterk ontwikkeld. Je noemt het neo nivau daarom ook wel menselijk brein. Het neo niveau ontwikkelt zich van het tweede tot het vijfentwintigste levensjaar.
de inlvoed van de bindweefselmassage op het zenuwstelsel
Elke prikkel die je met de bindweefselmassage geeft heeft invloed op alle delen van het zenuwstelsel. Via de sensibele zenuwen komen de massageprikkels in de verschillende delen van het zenuwstelsel terecht. Het effect dat een prikkel heeft op de verschillende delen van het zenuwstelsel kun je lezen in de paragraaf over de functionele neurofysiologie.
De functionele neurofysiologie beschrijft de functies van de verschillende delen van het zenuwstelsel. Het totale zenuwstel noem je ook wel het brein.
reflex brein
Ieder mens heeft reflexen die al vanaf de geboorte aanwezig zijn, bijvoorbeeld het zuigreflex. Deze reflexen worden geregeld door het reflex brein. Het reflex brein (archi niveau) bevindt zich in het ruggenmerg.
vitaal brein
Het vitaal brein (archi niveau) bevindt zich in de hersenstam. Het reguleert onze instincten en driften en regelt de vegetatieve functies zoals hartritme, ademhaling, spijsvertering en bloeddruk.
emotioneel brein
Het emotioneel brein (paleo niveau) bevindt zich in het hart van het centrale deel van de schedel. Het regelt je emoties, stressreacties
en de meeste lichaamsfuncties. Door middel van emoties kun je je behoeften uit het vitale brein duidelijk maken. Denk bijvoorbeeld aan een baby die gaat huilen als hij honger heeft.
intuïtief brein en logisch brein
Het intuïtief en logisch brein (neo niveau) hebben een remmende invloed op het archi en paleo niveau. Het intuitieve brein bevindt zich in je rechter hersenhelft, het logisch brein bevindt zich in je linker hersenhelft. Voor het brein zijn beiden even belangrijk.
Ieder deel van het brein kan zelfstandig functioneren. De hogere delen kunnen echter de lagere delen controleren en het gedrag dat bij het lagere deel hoort tegengaan. Denk bijvoorbeeld aan de ontwikkeling van een kind. De ontwikkeling van een kind begint met reflexen. Later leert een kind deze reflexen te controleren. Hierbij spelen hogere delen van het zenuwstelsel (brein) een rol. Als deze hogere delen beschadigen door bijvoorbeeld een ongeval, valt de controle door de hogere delen weg. Een persoon vertoont hierna weer reflexmatig gedrag.
De mogelijkheid van het controleren van lagere delen van het brein noem je het superpositiefenomeen.
de inlvoed van de bindweefselmassage op het zenuwstelsel
Bij het uitvoeren van een bindweefselmassage oefen je invloed uit op de verschillende niveaus van het brein (zenuwstelsel).
Je aanrakingen, je voorkomen en de dingen die je doet hebben effect op de cliënt. Door middel van de massage activeer je reflexbogen in het zenuwstelsel. Dit heeft effect op het archi niveau. De emotionele beleving
van de cliënt kan dit effect versterken of verzwakken. Emoties horen bij het paleo niveau. Ook het belang dat de cliënt aan de behandeling hecht, haar motivatie en haar verwachtingen hebben invloed op dit effect. Dit wordt veroorzaakt op het neo niveau.
Om te kunnen overleven moet je adequaat kunnen reageren op prikkels (stressoren). In eerste instantie kom je in de alarmfase, hierna pas je je aan aan de stressor en kom je in de rust- en herstelfase óf (na verloop van tijd) in de uitputtingsfase.
Bij cliënten die zich al langere tijd in de alarmfase bevinden of zelfs in de uitputtingsfase kun je beter geen bindweefselmassage uitvoeren. De vegetatieve reacties zijn onvoorspelbaar en het herstelvermogen kan sterk verminderd zijn. De cliënt krijgt hierdoor eerder een fehlreactie. Bij een fehlreactie is er sprake van een overreactie van het sympathisch zenuwstelsel. Dit zenuwstelsel zet de vecht-of-vluchtreactie in gang. De cliënt voelt zich hierdoor gedurende een bepaalde tijd zeer onaangenaam.
De alarmfase is een nuttige fase. In deze fase wordt je waarneming beter, waardoor je beter in staat bent keuzes te maken en je aan te passen aan een nieuwe situatie. Deze fase kost veel energie en kenmerkt zich door een betere waarneming met de zintuigen en een sterk toegenomen spierspanning. Hierdoor
kun je vechten, vluchten of bevriezen. Tijdens de alarmfase vallen alle processen met een trofotroop karakter stil. Dit zijn alle processen die gericht zijn op herstel, zoals de spijsvertering en het weefselherstel. Als deze fase te lang duurt kan er weefselbeschadiging optreden.
Met de bindweefselmassage kun je iemand in de alarmfase brengen. Dit is een negatief effect van de massage. Met de massage geef je een prikkel aan het sympathisch zenuwstelsel waardoor er weer een balans ontstaat tussen het sympathisch en parasympathisch zenuwstelsel. Hierdoor komt het lichaam tot rust en kunnen de weefsels herstellen. Soms wordt door de massage het sympathsiche zenuwstelsel geactiveerd. Hiermee breng je een cliënt in de alarmfase, de cliënt voelt zich hierdoor onrustig en kan amper stil blijven liggen. Andere kenmerken zijn angst en onzekerheid.
aanpassingsfase
Als je de keuze hebt gemaakt om je aan te passen aan de nieuwe situatie, dan kom je in de aanpassingsfase . Al je energie richt je nu op de aanpassing. Ook tijdens een bindweefselmassage komt een cliënt in de aanpassingsfase.
rust- en herstelfase
Tijdens de rust- en herstelfase is het parasympathisch zenuwstelsel het meest actief. Dit zorgt ervoor dat je lichaam goed kan herstellen. In deze fase herstellen de weefsels en verteert het lichaam het voedsel. Na de behandeling met een bindweefselmassage komt het lichaam in deze fase terecht.
Als de gekozen aanpassing niet blijkt te werken, kom je opnieuw in de alarmfase. Dit kost extra veel energie en kan je op gegeven
moment zelfs uitputten, wat een negatief effect heeft op de staat van het bindweefsel. Tijdens het rugonderzoek kun je dit merken aan:
• de aanwezigheid van bindweefselzones;
• een hogere temperatuur van de huid;
• een lagere pijndrempel;
• overgevoeligheid van de huid.
Een aandoening kan zich uiten in een ander deel van het lichaam. Dat komt doordat verschillende lichaamsdelen via het zenuwstelsel met elkaar verbonden zijn en behoren tot hetzelfde segment. Deze verbindingen noem je segmentale reflexwegen . Het verschijnsel waarbij je pijn voelt op een andere plaats dan waar het weefsel beschadigd is noem je reffered pain (gerefereerde pijn of weerpijn).
Segmenten ontstaan als een embryo enkele weken oud is. Na de bevruchting smelten een eicel en een zaadcel samen en delen zich razendsnel zodat er een klompje cellen ontstaat. Dit klompje cellen bestaat uit drie kiembladen:
• ectoderm: het zenuwstelsel en de huid;
• mesoderm: skelet, spieren, bindweefsel, bloedsomloop, nieren en geslachtsorganen;
• endoderm: klieren, ademhalingsorganen en spijsverteringsorganen.
Vanuit het ectoderm ontstaat de neurale buis. Dit is de voorloper van het zenuwstelsel. In deze buis ontstaan insnoeringen. Deze insnoeringen zijn de eerste aanleg van
de segmenten. Ze vormen onveranderbare verbindingen tussen het zenuwstelsel en de huid, de spieren, het skelet en de ingewanden.
De segmenten spelen een grote rol bij een bindweefselmassage. Als er een verstoring is in een segment dan kun je dit soms zien aan
het rugdeel dat bij dit segment hoort.
3.7.2 SPINALE ZENUWEN
Een spinale zenuw is een bundel zenuwvezels die tussen twee wervels uittreedt vanuit het ruggenmerg. Er treden steeds twee spinale zenuwen uit: een naar links en een naar rechts. Spinale zenuwen lopen naar de huid (dermatoom), de botten en gewrichten (sclerotoom), de spieren (myotoom), de organen (enterotoom) enzovoorts. Op deze manier bedienen de spinale zenuwen alle gebieden van het lichaam.
In totaal heb je 31, 32 of 33 paar ruggenmergzenuwen.
• acht paar halszenuwen (cervicale wervelkolom);
• twaalf paar borstzenuwen (thoracale wervelkolom);
• vijf paar lendenzenuwen (lumbale wervelkolom);
• vijf paar heiligbeenzenuwen (sacrum);
• twee, drie of vier paar staartbeenzenuwen (os coccygeus).
Een spinale zenuw noem je naar het niveau
Figuur 3.14 plaats van de ruggenmergzenuwenwaar hij uit het ruggenmerg treedt. De ruggenmergzenuwen die uittreden uit de cervicale wervelklom, dit zijn de halszenuwen, noem je C1 tot en met C8. Ruggenmergzenuwen die uittreden uit de thoracale wervelkolom, de borstzenuwen, noem je T1 tot en met T12.
Zenuwen waar je de meeste klachten ziet zijn:
De nervus vagus is een hersenzenuw afkomstig uit de hersenstam. Hij strekt zich uit tot tussen de eerste en tweede nekwervel (C2). Deze hersenzenuw noem je ook wel de zwervende zenuw. De nervus vagus stuurt signalen over de toestand van organen naar het centrale zenuwstelsel. Het is dus een afferente zenuwcel. De nervus vagus is de belangrijkste parasympathisch zenuw.
De nervus phrenicus is een zenuw afkomstig uit de nekwervelkolom (C2 tot en met C4). Het bedient de vliezen tussen de organen. Op deze manier kunnen orgaanklachten pijn geven in de nek.
De nervus pelvicus is een bekkenzenuw afkomstig uit het heiligbeen (S2 tot en met S4). De prikkels uit het bekken verlopen via deze zenuw. Op deze manier kan de menstruatie pijn geven in de onderrug.
en parasympatisch zenuwstelsel in balans. Soms neemt het sympathisch zenuwstelsel de overhand, bijvoorbeeld als iemand last heeft van stress. Je noemt dit orthosysmpathische hyperactiviteit. Orthosympathische hyperactiviteit geeft een verstoring in een segment, doordat alle systemen die onder het sympathsich zenuwstelsel vallen overbelast raken. Dit geeft een reactie in de huid, spieren, gewrichten en organen.
Een bindweefselzone ontstaat door de verstoring in het segment. Door deze verstoring wordt de grondsubstantie aangetast, waardoor het weefsel minder elastisch wordt en het minder goed kan verschuiven over de aangrenzende lagen. Als deze verandering in de bovenste verschuivingslaag plaatsvindt (tussen lederhuid en onderhuid) noem je dit een huidzone. Als de verandering optreedt in de onderste verschuivingslaag (tussen onderhuid en bindweefsel) noem je dit een bindweefselzone. Bindweefselzones geven een zichtbare verandering aan de huid, huidzones doen dit niet.
Bij de bindweefselmassage richt je je op het huidgebied waar de huidproblemen zich uiten in bindweefselzones. Tijdens de massage geef je prikkels aan het sympathisch zenuwstelsel waardoor het parasympathisch zenuwstelsel de overhand kan krijgen. Hierdoor komt het lichaam weer tot rust en in balans en kunnen de weefsels herstellen.
Bij een gezond persoon is het sympatisch
In de huid ligt een uitgebreid netwerk van afvoerende lymfevaten. Dit netwerk is een extra drainagesysteem van de weefsels: het lymfevatensysteem. Het lymfevatensysteem bestaat uit lymfevaten, lymfevloeistof en lymfeweefsel. Het is een zeer fijn wijd vertakt stelsel, dat door het gehele lichaam (naast de bloedsomloop) loopt. Het lymfeva -
tenstelsel begint in het bindweefsel van alle organen in de vorm van smalle weefselspleten, ook wel lymfehaarvaten genoemd. Deze monden uit in de lymfevaten. Lymfevaten lopen door het gehele lichaam, vrijwel parallel aan de bloedvaten.
Het lymfevatenstelsel vervoert weefselvocht (lymfe onder andere), vanuit de weefsels naar het bloed. Dit noem je de lymfecirculatie. Het fungeert als aanvulling op het bloedvatenstelsel. Ook verwijdert het lymfevatenstelsel schadelijke stoffen uit het lichaam.
Als er een verstoring optreedt in het lichaam kan het lymfevocht niet meer goed stromen. Het lymfevocht hoopt hierdoor op. Als het lymfe langdurig wordt opgehoopt kan dit zichtbaar worden in de huid. Je spreekt dan van een bindweefselzone.
Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij langdurige stress. De precapillaire sfincter staat onder invloed van het vegetatieve zenuwstelsel. Bij stress wordt het stresshormoon cortisol gevormd, wat ervoor zorgt dat de precappilaire sfincter dicht gaat zitten. Het gevolg hiervan is een verstoring in de lymfeafvoer waardoor er onvoldoende zuurstof en voedingsstoffen naar de weefsels kunnen worden vervoerd en afvalstoffen uit de weefsel niet kunnen worden afgevoerd. Het weefselvocht verandert hierdoor van samenstelling en het weefsel raakt uit balans.
Een bindweefselmassage heeft een afvoerende functie. Door de bindweefselmassage neemt de drainage van lymfe toe. Dit zorgt voor een betere stofwisseling op het behandelde gebied. Het weefsel en het weefselvocht komen hierdoor weer in balans.
Als je een bindweefselmassage gaat uitvoeren is het van belang dat je de juiste intensiteit kiest. Een te stevige behandeling kan namelijk een fehlreactie veroorzaken.
De intensiteit van je behandeling hangt af van de:
• selectiviteit;
• actualiteit;
• reactiviteit.
Tijdens de behandeling werk je altijd van een lage naar een hoge intensiteit.
selectiviteit
Selectiviteit geeft aan hoe snel iemand kan schakelen van de alarmfase, naar de aanpassingsfase en vervolgens naar de rust- en herstelfase. Hoe hoger de selectiviteit, hoe hoger ook de intensiteit. Een cliënt die goed in z’n vel zit heeft een hoge selectiviteit. Deze cliënt behandel je met een hoge intensiteit. Een cliënt met veel stress heeft een lage selectiviteit. Deze cliënt behandel je daarom met een lage intensiteit. Soms pas je in eerste instantie zelfs geen bindweefselmassage toe, maar een ontspanningsmassage. Pas na meerdere behandelingen stap je over op de bindweefselmassage.
De mate van selectiviteit neemt vaak toe als de cliënt meer behandelingen ondergaat, de cliënt kan dan steeds meer intensiteit hebben.
De actualiteit geeft de huidige toestand van het bindweefsel aan. Dit hangt vaak samen met de reactiviteit van het weefsel.
De bindweefselmassage begint met een rugonderzoek. Tijdens dit onderzoek let je vooral op de reactiviteit van het weefsel. De reactiviteit geeft aan hoe sterk het weefsel reageert op prikkels. Op plekken waar de huid rood wordt is er meer reactiviteit. De mate van reactiviteit geeft de intensiteit van de massage aan. Hoe meer reactiviteit, hoe minder intens je moet masseren. Pas wel op, als je te stevig werkt kun je een fehlreactie veroorzaken.
De indicaties van een bindweefselmassage zijn dezelfde als die van de klassieke massage. Een bindweefselmassage kun je goed uitvoeren bij:
Chirurgische ingrepen : een bindweefselmassage kun je goed toepassen voorafgaand aan een cosmetische ingreep. Doordat de doorbloeding beter wordt, zal de wond van de operatie sneller genezen.
Congestieve huid : bij een congestieve huid is er sprake van een rode, gestuwde huid. Met een bindweefselmassage zorg je ervoor dat het lichaam weer in balans komt en de stuwing vermindert.
Contra-indicaties van plaats : als je op een bepaalde plek geen massage uit kunt voeren, kun je door middel van een bindweefselmassage op de rug de plek toch behandelen. Door de reflectoire werking van de massage
beïnvloed je niet alleen het behandelde lichaamsdeel, maar heeft de massage ook effect op andere plekken in het lichaam.
Degeneratie van de huid : hiermee wordt een teruggang in conditie en functie van de huid bedoeld. Leefwijze, leefomstandigheden en klimaat spelen hierbij een belangrijke rol. Onder degeneratie van de huid vallen:
• Atrofische huid is een verschrompeling van de huid door celvermindering. Er is dan weinig bindweefsel aanwezig. Met een bindweefselmassage kun je de doorbloeding stimuleren en zo het bindweefsel verbeteren. Let goed op dat je niet te stevig werkt, de massage is voor een atrofische huid snel te heftig.
• Rimpels en plooien zijn een gevolg van huidveroudering. Bindweefselmassage zorgt voor regeneratie van het bindweefsel, waardoor de huid soepeler en veerkrachtiger wordt.
• Striae zijn bindweefselafwijkingen. Ze kenmerken zich door littekens van één tot tien centimeter lang en één tot anderhalve centimeter breed. Striae kan ontstaan door overrekking van de huid, bijvoorbeeld door zwangerschap of overgewicht. Met een bindweefselmassage kun je striae niet laten verdwijnen, wel kun je kort bestaande striae begeleiden in het genezingsproces.
Panniculose :panniculose is een degeneratie van het onderhuidsbindweefsel wat wordt veroorzaakt door hormonen, circulatiestoornissen, voedingsgewoonten en erfelijke factoren. Deze factoren kunnen leiden tot een verminderde kwaliteit van het bindweefsel. Met een bindweefselmassage kun je de aanmaak van kwalitatief goede bindweefselvezels stimuleren.
Rosacea zonder actieve ontsteking : Bij rosasea zijn net als bij teleangiëctasieën de
bloedvaatjes chronisch verwijd. Dit beperkt zich niet tot de oppervlakkige haarvaatjes, maar ook de dieper gelegen haarvaatjes zijn verwijd. Hierdoor ontstaat na verloop van tijd stuwing. Met een bindweefselmassage kun je de doorbloeding normaliseren, kan het bindweefsel zich herstellen en kunnen bloedvatwanden steviger worden. Bij rosacea op het gezicht is er sprake van een contra-indicatie van plaats, de massage is te heftig voor het gezicht. De massage kun je wel goed op de rug uitvoeren.
Slecht doorbloede huid : met een bindweefselmassage zorg je ervoor dat de doorbloeding toeneemt. Dit komt ondere andere doordat de precapillaire sfincters ontspannen. Daarnaast zorgen ook de biochemische effecten van de massage voor een betere doorbloeding.
Teleangiëctasieën zijn blijvende verwijdingen van de oppervlakkige haarvaten. Een mogelijke oorzaak is degeneratie van het bindweefsel van de bloedvaten. Degeneratie betekent een teruggang in de conditie en functie van het weefsel. Met een bindweefselmassage kun je de doorbloeding normaliseren, kan het bindweefsel zich herstellen en kunnen bloedvatwanden steviger worden.
Een absolute contra-indicatie betekent dat je een bindweefselmassage nooit mag uitvoeren in de genoemde situatie. Een bindweefselmassage mag je niet uitvoeren bij:
• Algehele malaise : bij algehele malaise voel je je ziek, zwak en misselijk. Als schoonheidsspecialist behandel je alleen gezonde cliënten.
• Bloeddrukproblemen : door de massage kan de bloeddruk nog verder oplopen of
juist dalen;
• Defecte huid : dit is een contra-indicatie van plaats, wat betekent dat je plaatselijk geen bindweefselmassage mag uitvoeren;
• Gebruik van corticosteroïden : middelen met corticosteroïden kunnen het bindweefsel erg verzwakken;
• Hartklachten : een bindweefselmassage kan het hart overmatig belasten;
• Hemofilie : bij hemofilie is er sprake van een langere stollingstijd. Dit is gevaarlijk tijdens de behandeling;
• Infectiegevaar : met de massage kun je de bacterie of schimmel verspreiden;
• Koorts : koorts is een teken van ziekte. Bij ziekte mag je geen massage uitvoeren;
• (pre)maligne tumoren : bij tumoren mag je geen massage uitvoeren. Je kunt hiermee de tumor uitbreiden;
• Na de zevende maand van de zwangerschap : een fehlreactie kan leiden tot vroegeboorte.
Bij relatieve contra-indicaties wordt een behandeling niet per se afgeraden. Kijk hierbij goed naar de aard van de contra-indicatie.
Cerebrovasculair accident: het hangt van de ernst van de beschadiging af of je een bindweefselmassage mag uitvoeren.
Diabetes neuropathie : diabetes (suikerziekte) kan neuropathie veroorzaken. Neuropathie betekent zenuwziekte. Hierbij kunnen de zenuwen de impulsen niet goed meer geleiden. De cliënt kan hierdoor ook niet aangeven hoe de massage voelt. Wees bij het uitvoeren van de massage alert op signalen van het weefsel.
Parkinsonisme : de ziekte van Parkinson zorgt voor afname van de sensibele waar-
neming. De cliënt kan hierdoor niet altijd goed aangeven hoe de massage voelt. Het is daarom lastig in te schatten hoe intensief de massage is.
Specifieke medicatie : sommige medicijnen verlagen de bloeddruk of vlakken de emotionele ervaring af. Hierdoor krijg je niet altijd de juiste signalen van de cliënt. Bij het geven van een bindweefselmassage moet je extra alert zijn op signalen van het weefsel.
Zenuwletsel : bij zenuwletsel is de cliënt niet in staat sensibele informatie te registreren. De cliënt kan hierdoor niet aangeven hoe de massage voelt. Wees bij het uitvoeren van de massage alert op signalen van het weefsel.
Een onderzoek van het bindweefsel in de rug helpt je bij het vaststellen van de juiste behandelwijze. Daarom begin je de bindweefselmassage met het uitvoeren van een segmentaal onderzoek op de gehele rug.
Voor het segmentaal onderzoek laat je de cliënt op de rand van de behandeltafel plaatsnemen.
De zithouding is op de volgende wijze:
• de bovenbenen volledig op de bank, zodat de knieen zijn aangesloten aan de bank;
• bekken gekanteld;
• rug recht;
• handen ontspannen op de bovenbenen;
• hoofd rechtop (recht vooruit kijken);
• voeten naast elkaar (de enkels niet kruisen).
Voer een segmentaal onderzoek uit
Het segmentaal onderzoek bestaat uit vijf
stappen:
• visuele inspectie;
• controle van de temperatuur van de huid;
• controle op huidzones;
• controle op bindweefselzones;
• visuele inspectie.
Visuele inspectie
De visuele inspectie geeft je informatie over de gezondheidstoestand van je cliënt. Iedere verstoring in de huid kan een aanwijzing zijn voor een verstoring in het betreffende segment en lichamelijke klachten
geven. Als schoonheidsspecialist kun je dit signaleren en de cliënt doorverwijzen naar een specialist.
Bij het segmentaal onderzoek kijk je naar de volgende punten:
• oneffenheden op de rug;
• beharing;
• vocht op de rug;
• pigmentvlekken;
• wratjes;
• littekens.
Noteer je bevindingen op het behandelplan.
Controle van de temperatuur van de huid
Voel of er sprake is van een temperatuursverschil tussen de linker- en rechterzijde van de rug. Een afwijkende temperatuur kan een aanwijzing zijn voor een verstoring in het betreffende segment. De temperatuur van de huid controleer je door met de rug
van je handen over de huid te glijden. Begin bij de billen. Laat je beide handen tegelijkertijd van beneden naar boven over de rug van je cliënt glijden. Bij de schouders keer je en vervolgens ga je weer terug naar beneden. Eindig weer bij de billen. Je houdt je handen tijdens deze handeling aangesloten op het weefsel.
De controle op de huidzones voer je uit door middel van de huidtechniek. Met de huidtechniek kun je voelen waar de eventuele ruwheid zit. Betast de rug door middel van lichte strijkingen met de toppen van je vingers en voel waar de huid ruw aanvoelt. Een ruwe huid betekent een verhoogde huidweerstand. Vraag tijdens de palpatie aan je cliënt of zij verschil voelt tussen de aanrakingen. Op plaatsen waar zich een huidzone bevindt voelt de cliënt vaak een licht scherp gevoel tijdens de aanraking.
Onderzoek beide kanten van de rug afzonderlijk van elkaar met één hand en dus niet tegelijkertijd. Betast eerst met je linkerhand de linkerkant van het lichaam van je cliënt. Werk hierbij van buiten naar binnen en van beneden naar boven. Betast daarna met je rechterhand de rechterkant van het lichaam.
Bij de controle van de bindweefselzones kijk je waar de huid vast zit. Je kijkt hiervoor naar de oppakbaarheid en de verschuifbaarheid van het onderhuidsbindweefsel. Dit kun je doen middels de plooimethode en de verschuifmethode.
Iedereen heeft een eigen huid- en spierspanning. Bij de controle op bindweefselzones kijk je of er verschil is tussen de linker- en rechterkant van de rug van de cliënt. Dit geeft een indicatie van hoe de spanning in het lichaam van de cliënt is.
plooimethode
Pak het weefsel op met duim en wijsvinger, til het weefsel op en laat het vervolgens rustig terugveren. Tijdens deze handeling voel je of de huid oppakbaar is of niet en of er verschil is tussen de linker- en rechterzijde van de rug. Alleen door dit veel te doen leer je de verschillen goed te zien.
verschuifmethode
Soms voelt het weefsel zo strak aan dat je het bijna niet op kunt pakken. In dat geval kun je beter de verschuifmethode toepassen.
Plaats je handen aaneengesloten en zonder druk te geven aan weerszijden op de rug. Schuif het weefsel rustig omhoog. Tijdens deze handeling voel je of de huid verschuifbaar is of niet en of er verschil is tussen de linker- en rechterzijde van de rug. De mate waarin je het weefsel kunt verschuiven ten opzichte van de onderlaag is afhankelijk van
3.18 3.19 Figuur 3.18 controleer op huidzonesde spanning in het bindweefsel. Deze spanning is afhankelijk van:
• de kwaliteit van de lederhuid (vezels, cellen en de grondsubstantie);
• de dikte van de onderhuid, vooral de vetlaag;
• de vulling van de bloed- en lymfevaten in de huid;
• de spanning in de cellen. De spanning in de cel is afhankelijk van de hoeveelheid vocht. Hoe meer vocht in de huid, hoe meer spanning. Bij een normale celspanning spreken we van turgor;
• ziekte en leeftijd;
• spierspanning (tonus) van de onderliggende spieren.
Ziekte, hormonale invloeden, geestelijke spanning en vermagering kunnen een tijdelijke verlaging van de huidspanning veroorzaken. Op oudere leeftijd vermindert de kwaliteit van het bindweefsel en ontstaat een blijvende verlaging van de huidspanning. Dit noem je huidatrofie.
Beide methoden start je onderaan de rug in het midden ( mediaal ) en je werkt naar boven. Dit doe je met beide handen tegelijkertijd. Bij de schouders ga je lateraal (aan de zijkant) weer terug naar beneden. Kijk steeds of het weefsel goed oppakbaar of verschuifbaar is en kijk naar het verschil tussen de linker- en de rechterkant. Noteer op je behandelplan waar de verschillen voelbaar of zichtbaar zijn.
Nadat je de temperatuur, huidzones en bindweefselzones hebt gecontroleerd bekijk je de reactiviteit van de huid. Dat wil zeggen dat je inspecteert of en waar de huid rood wordt. Op plekken waar de huid rood wordt is er meer reactiviteit. De reactiviteit van de huid hangt samen met de spanning in het
bindweefsel. De mate van reactiviteit geeft de intensiteit van de massage aan. Hoe meer reactiviteit, hoe minder intensief je massage moet zijn. Als je te stevig werkt kun je een fehlreactie veroorzaken.
Je hebt nu voldoende gegevens verzameld om de bindweefselmassage te starten. Vraag je cliënt om op haar buik te liggen, zodat je de massage kunt beginnen. Alle delen van het lichaam die niet worden behandeld dek je toe met een handdoek.
Een bindweefselmassage bestaat uit verschillende grepen. Je bouwt de massage op door te starten met oppervlakkige grepen en te eindigen met de diepe bindweefselgrepen. Het tempo waarin je de grepen uitvoert is afhankelijk van de spanning in het weefsel: hoe meer spanning, hoe lager het tempo.
Bij een bindweefselmassage behandel je steeds één zijde van het lichaam, namelijk de zijde die het verst van je af ligt. Hierna loop je om en behandel je de andere zijde van het lichaam.
Je start met de huidtechniek. Met de huidtechniek normaliseer je de huidspanning. Huidtechnieken voer je uit over de volle omvang van het te masseren gebied. Je werkt eerst eenzijdig van de zijkant van het lichaam tot aan de wervelkolom. De grepen voer je segmentaal en in het verloop van de zenuwbanen uit. In het lichaam bevinden zich 31 paar ruggenmergzenuwen. Ieder van
hen beïnvloedt een bepaald segment van het lichaam. Door middel van de huidtechniek kun je voelen waar de eventuele ruwheid zit.
1. Zet de vingertoppen van één hand ontspannen aan op de huid aan de zijkant van het lichaam dat het verst van je af is. Dit is de plaats van inzet.
2. Strijk luchtig en ononderbroken met je vingertoppen vanaf de plaats van inzet tot de wervelkolom.
3. Werk hierbij hand over hand.
4. Voer de druk centraalwaarts (naar het midden toe) uit. De druk mag niet sterker zijn dan het gewicht van de hand. Dit betekent dat je je handen over het weefsel laat glijden en je niet op de huid duwt. Met deze greep wil je de huidspanning normaliseren, daarom werk je alleen oppervlakkig op de huid.
5. Bij het terugkeren naar de plaats van inzet houd je je handen dicht bij het weefsel. Behandel op deze manier het gehele gebied.
6. Voer de massage net zo lang uit tot je merkt dat de weerstand van de huid afneemt. De huid voelt dan glad aan.
7. Eindig de greep in een ontspannen verbreking van het contact met het weefsel.
8. Hierna kun je de andere zijde van het lichaam behandelen.
Houd je vingers ontspannen en iets gespreid. Zorg ervoor dat er geen scherpe hoeken in de buiging van de gewrichten te zien zijn.
Overgangstechnieken zijn voorgrepen die je uitvoert ter voorbereiding op de onderhuidsbindweefseltechnieken. Met de overgangstechnieken maak je de huid losser. Daarnaast bereidt je het weefsel voor op de pijnlijke bindweefselmassage. Je hoeft niet alle overgangstechnieken in je behandeling
uit te voeren, maar je kunt een keuze maken uit de verschillende grepen. Welke grepen je kiest is je eigen keuze.
Het kan zijn dat iemand erg reageert, dan kan er eventueel een fehlreactie ontstaan. Zodra je merkt dat de greep te stevig is ga je weer over op de huidtechniek.
s-je
1. Plaats de handen iets versprongen naast elkaar op het midden van de onderrug. Je duim en vingers maken een hoek van ongeveer 90 graden.
2. Oefen met de duimen druk uit op het bindweefsel. Dit doe je door de duimen naar het midden toe te bewegen. Het bindweefsel schuift nu over de dieper gelegen laag.
3. Laat de druk na twee tot drie seconden geleidelijk los.
4. Verplaats nu je bovenste hand naar beneden. De onderste hand blijft liggen en de duim houdt een lichte druk.
5. Geef vervolgens tegendruk met je andere hand.
6. Behandel met wisselende druk het gehele gebied.
7. Werk van het midden naar de zijkant en van onder naar boven.
Het is niet de bedoeling dat je diep in het weefsel gaat, je gaat alleen het weefsel kneden.
1. Leg een hand op de huid in het midden van de onderrug. De duim en vingers maken een hoek van 45 graden, de vingers zijn gesloten. Deze hand is de passieve hand.
2. Plaats de andere hand iets lager op het weefsel. De lagere hand is de actieve hand. De duim van de actieve hand ligt tussen de duim en wijsvinger van de passieve hand in.
3. Zorg dat beide handen ontspannen op het weefsel liggen.
4. Geef met de duim van de actieve hand druk in het weefsel, zodat een U-vorm ontstaat. Het bindweefsel schuift nu over de dieper gelegen laag.
5. Laat de druk na 2 tot 3 seconden geleidelijk los.
Werk langzaam en door steeds over te pak ken naar beneden toe, waarbij de linker- en rechterhand afwisselend passief en actief zijn. Dit betekent dat je steeds met de andere duim druk geeft. Werk van het midden naar de zijkant en van onder naar boven.
Het U-tje lijkt op het S-je en mag dan ook gecombineerd worden toegepast.
1. Leg beide handen evenwijdig aan elkaar op de huid. De duimen en de vingers maken een hoek van ongeveer 90 graden, de duimen van beide handen liggen dicht bij elkaar.
2. Duw vervolgens je handen naar elkaar toe. Het weefsel bolt nu op en er ontstaat een lichte doorbloeding (de huid wordt rood).
3. Beweeg de handen vervolgens snel van elkaar vandaan naar de uitgangspositie. Er ontstaat rek op het weefsel, waardoor het weefsel ontspant.
Bij deze techniek gebruik je de volle vingerlengte en behandel je de volle omvang in het verloop van de segmenten.
plooi- en pluktechniek
1. Zet de toppen van duimen en vingers ontspannen op de huid. De vingers zijn iets gebogen.
2. Neem met alle vingers of met twee vingers het weefsel op. Dit noem je de plooifase.
3. Hef het weefsel vervolgens van de onderlaag. Pas op dat je het weefsel niet overrekt. Dit noem je de plukfase.
4. Laat het weefsel tussen de vingers wegglippen, totdat duim- en vingertoppen elkaar raken.
Pas op dat je het weefsel niet vasthoudt, maar het tussen de vingers door laat glippen.
Je kunt de plooi- en pluktechniek op meerdere manieren uitvoeren:
• met de duim en alle vingers;
• met twee vingers en duim;
• met twee handen gelijktijdig;
• tweehandig hand over hand (afwisselend de ene en de andere hand).
Als je de greep hand over hand uitvoert ligt de snelheid hoger dan wanneer je de greep
met twee handen tegelijk uitvoert.
Wanneer je deze techniek afwisselend en in snel tempo toepast, wordt de doorbloeding van de huid gestimuleerd. Let er goed op dat je de huid bij het oppakken niet te lang en te stevig vasthoudt, maar tussen de vingers door laat wegglijden. spintechniek
Bij de spintechniek maak je een wrikkende beweging.
1. Zet je vingertoppen loodrecht op de huid.
2. Draai vervolgens naar buiten. Deze
harmonicagriff
a) leg je handen evenwijdig
aan elkaar op de huid
b) duw vervolgens je handen
naar elkaar toe
greep kun je met twee handen gelijktijdig of hand over hand uitvoeren.
3. Behandel beide helften van het gebied afzonderlijk.
De spintechniek is een intensieve greep die zorgt voor een goede doorbloeding.
Na de overgangstechnieken ga je verder met de onderhuidsbindweefseltechnieken . Dit
Figuur 3.26
plooi- en pluktechniek met twee handen gelijktijdig
Figuur 3.27
plooi- en pluktechniek tweehandig hand over hand
Figuur 3.28
laat het weefsel tussen de vingers wegglippen, totdat duim- en vingertoppen elkaar raken
Figuur 3.29 spintechniek
zijn de rol- en duimtechniek. Pas de onderhuidsbindweefseltechnieken toe tot de cliënt het weefsel als doof of dof ervaart.
Het doel van deze grepen is het lichaam overprikkelen zodat het lichaam in de resetstand komt. Hiermee reduceer je de mate van stress, waardoor ook de aanmaak van cortisol afneemt. Hierdoor is er weer voldoende bouwstof voor de cellen en weefsels. Dit maakt het bindweefsel sterker.
1. Leg je handen met aangesloten vingers op de huid, zodat de duimen oppositioneel aan elkaar staan en de wijsvingers, net als de duimen, elkaar raken.
2. Laat de duimen liggen en hef met gestrekte vingers het bindweefsel tot er een rol ontstaat.
3. Druk de rol vervolgens met je duimen naar beneden uit.
4. Wanneer je duimen je vingers raken, laat je je duimen staan en verplaats je je vingers naar beneden. Je handen staan nu weer in de startpositie.
5. Maak vervolgens weer een rol en druk het weefsel uit naar beneden.
Ook deze greep herhaal je van mediaal naar lateraal over de volle omvang van het gebied.
gewebswäsche/duimtechniek
1. Zet je handen op dezelfde wijze aan als bij de roltechniek. Dus met aangesloten vingers op de huid, zodat de duimen oppositioneel aan elkaar staan en de wijsvingers, net als de duimen, elkaar raken.
2. Hef het weefsel op met de vingers en geef vervolgens tegendruk met de duimen.
3. Laat het weefsel daarna weer langzaam los.
4. Tijdens de greep blijven je handen contact houden met het lichaam van de cliënt.
Na de onderhuidsbindweefseltechnieken ga je over op de diepere bindweefseltechnieken , ofwel de viervezeltechnieken. Dit zijn de haal- en de haaktechnieken. Met deze grepen zorg je er wederom voor dat het lichaam in de resetstand komt.
haaltechniek
Onder de haaltechnieken vallen de bekkengang en de borstgang.
De bekkengang loopt langs het bekken.
1. Pak met twee handen het lichaam vast ter hoogte van het bekken.
2. Plaats de middelvinger of wijsvinger van je ene hand achter de bekkenrand en trek deze vervolgens met constante druk diep langs de bekkenrand. Met je andere hand houd je de huid strak.
3. Herhaal deze techniek maximaal drie
keer.
Bij de borstgang ga je onder de ribben langs naar de wervelkolom.
1. Geef een constante druk. Deze techniek moet een snijdend gevoel geven, alsof je met je nagels in het weefsel krast. Let wel: dit doe je natuurlijk niet echt.
2. Haal tot slot je vinger ontspannen van de huid af.
De bekkengang en borstgang kun je goed toepassen als ontstoringstechniek bij een fehlreactie.
haaktechniek of periostechniek
De haaktechniek of periosttechniek is de tweede diepere bindweefseltechniek die het meest wordt toegepast in een therapeutische bindweefselmassage. In de cosmetische bindweefselmassage kan deze techniek toegepast worden waar het nodig is.
Houdt met je duim van je ene hand de huid tegen en trek met je middelvinger van je andere hand het weefsel strak. Daarna geef
je een klein rukje of haakje erachteraan.
De bindweefselmassage is een reflectorische massage. Een massagegreep veroorzaakt een prikkeling van de sensibele zenuwuiteinden in het weefsel. Deze prikkeling gaat via een sensibele zenuwbaan naar het centrale zenuwstelsel. Het centrale zenuwstelsel stuurt via een motorische baan een boodschap terug naar het weefsel. De bindweefselcellen, klieren, bloedvaten en spieren reageren hierop. Deze indirecte reactie op een massageprikkel noemen we het reflectorische effect van een massage.
Reflectorische effecten zijn:
• verbetering van de doorlaatbaarheid van de vaatwanden;
• verbetering van de stofwisseling via de celwanden;
• ontspanning van verkrampte spieren;
• tonisering (spanningstoename) van hypotone (verslapte) spieren;
• prikkeling van glad spierweefsel;
• productie van weefselhormonen.
Bij een bindweefselmassage kunnen objectieve en subjectieve effecten voorkomen. Objectief betekent dat je het effect kunt zien aan de huid. Subjectief is de mening of ervaring van de cliënt. Dit kun je niet altijd zien. Ook kunnen de effecten positief of negatief zijn. Je spreekt van een positief effect als de behandeling het gewenste resultaat heeft. Soms heeft de behandeling niet het gewenste resultaat of verergeren de klachten. Dit noem je een negatief effect.
Bij positieve effecten heeft de behandeling het gewenste resultaat. Een bindweefselmassage heeft het gewenste resultaat bij:
• een gevoel van loomheid en vermoeidheid bij de cliënt;
• een afname van de huidweerstand;
• een afname van de bindweefselspanning;
• een verbeterde circulatie.
Met een bindweefselmassage prikkel je het sympathisch zenuwstelsel, om een reactie van het parasympathisch zenuwstelsel terug te krijgen. Het parasympathisch zenuwstelsel is actief tijdens rust. Dit zorgt voor een loom en vermoeid gevoel bij de cliënt. Daanaast neemt door het herstel van het vegetatieve evenwicht de huidweerstand en de bindweefselspanning af.
Met een bindweefselmassage zorg je er daarnaast voor dat de doorbloeding toeneemt. Dit komt in de eerste plaats doordat de precapillaire sfincters ontspannen, maar ook doordat er tijdens de massage chemische stoffen vrijkomen, zoals histamine. Als laatste worden de fibroblasten aangezet tot het herstellen van de weefsels.
negatieve effecten
Soms heeft de behandeling niet het gewenste resultaat. Een bindweefselmassage heeft niet het gewenste resltaat bij:
• een toename van de huidweerstand;
• een toename van de bindweefselspanning;
• een toename van de huidvochtigheid;
• kippenvel;
• een koud gevoel;
• misselijkheid;
• hoofdpijn;
• benauwdheid.
Negatieve effecten kunnen verschillende oorzaken hebben. De behandeling is bijvoorbeeld te intens, duurt te kort of te lang of de cliënt vindt de aanraking niet prettig. Dit kan leiden tot een toename van de huidweerstand en de bindweefselspanning.
Ook kan het zijn dat je niet het parasympathisch zenuwstelsel, maar het sympathisch zenuwstelsel hebt geactiveerd of zelfs hebt overprikkeld. Hierdoor begint de cliënt te zweten en komt het lichaam van de cliënt in de alarmfase. De cliënt kan amper stil blijven liggen, wordt misselijk en benauwd en krijgt hoofdpijn. Het optreden van deze negatieve effecten tijdens de behandeling kan wijzen op een fehlreactie. Het is dan belangrijk om te handelen zoals aangegeven staat bij de beschrijving van de fehlreactie.
De massagetechnieken mogen nooit te pijnlijk zijn voor de cliënt. Een te intensieve prikkel kan het sympatische zenuwstelsel overprikkelen, waardoor de behandeling niet het gewenste resultaat heeft of er een fehlreactie kan ontstaan. Bij het uitvoeren van de bindweefselmassage moet je daarom niet alleen letten op de reactie van het weefsel, maar ook op de verbale en non-verbale reacties van de cliënt. Probeer een fehlreactie altijd te voorkomen.
Bij een fehlreactie is er sprake van een overreactie van het sympathisch zenuwstelsel: de hartslag verhoogt, de bloedvaten in de spieren verwijden zich, er stroomt meer bloed naar de ledematen en de ademhaling versnelt. Het sympatisch zenuwstelsel zet de vecht-of-vluchtreactie in gang.
Deze vecht-of-vluchtreactie kan soms wel enkele dagen duren. Tijdens een fehlreactie voelt de cliënt zich gedurende een bepaalde tijd zeer onaangenaam. De cliënt kan last hebben van:
• acute pijn aan het behandelde
bindweefsel;
• algehele malaise;
• een onrustig gevoel;
• hoofdpijn;
• misselijkheid;
• zweterigheid.
Ook na de behandeling kan de cliënt een fehlreactie krijgen. Het zenuwstelsel komt dan niet in de rust- en herstelfase. De klachten treden normaliter op binnen 24 uur na de behandeling.
Een fehlreactie moet indien mogelijk voorkomen worden. Als er toch een fehlreactie optreedt kun je een aantal handelingen uitvoeren om de activiteit weer omlaag te brengen en zo de cliënt tot rust te brengen.
1. herhaal de techniek
• Herhaal de techniek twee- of driemaal;
• Werk rustig en geconcentreerd;
• Pas een mildere techniek toe als de reactie blijft.
2. pas een mildere techniek toe
• Pas de huidtechniek toe. De huidtechniek is een milde techniek, waarmee je de balans tussen het sympathisch en parasympathisch zenuwstelsel in het lichaam weer kunt herstellen;
• Pas een ontstoringstechniek toe als de reactie blijft;
• Staak eventueel de behandeling.
3. pas een ontstoringstechniek toe Ontstoringstechnieken zijn:
• bekkengang
Deze ontstoringstechniek kun je toepassen bij de behandeling van buik en benen. De bekkengang loopt langs het bekken. Strijk met je middelvinger of wijsvinger langs de
rand van het bekken richting navel. Deze techniek kun je goed toepassen bij onwelzijn.
• borstgang
Pas deze techniek toe bij de behandeling van gezicht en decolleté. Bij de borstgang strijk je langs de onderste rib naar je toe. Deze techniek kun je aan beide zijden toepassen of alleen aan de zijde waar de meeste klachten zijn. Deze techniek kun je goed toepassen bij onwelzijn.
• schedelrand
Haak je vingers achter het achterhoofdsbeen. Geef druk met je middelvinger. Deze ontstoringstechniek kun je toepassen bij hoofdpijn.
• wenkbrauw
Haak je vingers achter de rand van de wenkbrauw. Geef druk met je middelvinger. Deze techniek kun je goed toepassen bij hoofdpijn.
• sacrumranden (heiligbeen)
Het heiligbeen is het grootste bot van de wervelkolom. Strijk langs de randen van het heiligbeen van beneden naar boven. Deze ontstoringstechniek kun je goed toepassen bij hoofdpijn.
4. staak de behandeling
Als het toepassen van een mildere techniek of de ontstoringstechniek geen verbetering geeft, kun je de behandeling staken. Het is belangrijk om de cliënt gerust te stellen en zelf ook rustig te blijven. Hierdoor zal de clie nt sneller ontspannen. Om ervoor te zorgen dat de cliënt niet te veel afkoelt, kun je de cliënt toedekken met een extra handdoek.
5. geef uitleg aan de cliënt
voor de massage
Het is belangrijk om de client voorafgaand
aan de behandeling te vertellen wat zij kan verwachten. Een cliënt die weet wat er gaat gebeuren kan meer aan. Ook kan de cliënt al tijdens de behandeling aangeven hoe de massage voelt. Hiermee verklein je de kans op een fehlreactie.
Met betrekking tot de fehlreactie is het belangrijk om aan te geven dat er een fehlreactie kan ontstaan en wat je dan gaat doen. Benoem wat er kan gebeuren, maar maak de cliënt niet ongerust.
Na de massage kan de cliënt last hebben van een verhoogde pijngevoeligheid en een beurs gevoel/gevoel van blauwe plekken. Dit is een normale reactie. Deze reactie mag niet langer dan 24 uur duren. Duren de klachten langer dan 24 uur, dan spreek je van een felhreactie.
Er is niet één specifieke verklaring voor de werking van de bindweefselmassage. Hieronder worden een aantal verklaringen gegeven.
Deze theorie gaat ervan uit dat het ruggenmerg niet alleen pijnprikkels doorgeeft aan het centrale zenuwstelsel, maar de pijnprikkel ook kan blokkeren. Dit betekent dat het zenuwstelsel als het ware een poort open en dicht kan zetten, zodat de doorgang van de pijnprikkel geblokkeerd wordt. Als de poort open staat kan de pijnprikkel de hersenen bereiken. Is de poort gesloten, dan bereikt
de pijnprikkel de hersenen niet. Pijnprikkels bereiken het ruggenmerg via de dunne ongemyeliniseerde vezels en worden verder geleid naar de pijncentra in de hersenen. Met het stimuleren van de dikke gemyeliniseerde vezels kun je de prikkelgeleiding van de ongemyeliniseerde vezels remmen. De prikkels van gemyeleerde vezels gaan namelijk voor op de prikkels van ongemyeliniseerde vezels. Bij de bindweefselmassage kun je specifiek de gemyeliniseerde vezels prikkelen met huidtechnieken en overgangstechnieken. Je zorgt er hiermee voor dat de pijn minder kans krijgt om de pijncentra in de hersenen te bereiken.
Bij een pijnlijke prikkel op de huid, bijvoorbeeld een scherpe streek bij de bindweefselmassage, treden achtereenvolgens drie reacties op, namelijk:
• een rode verkleuring van de kras;
• zwelling van het weefsel;
• uitbreiding van het rode gebied naar de omgeving.
Deze reactie van het weefsel zorgt voor een verhoogde uitwisseling van voedings- en afvalstoffen in het weefsel. Dit heeft een gunstig effect op het celmetabolisme en de gehele huidconditie.
Bij klachten is er vaak sprake van een verhoogde activiteit van het sympathisch zenuwstelsel. Met een bindweefselmassage kun je deze activiteit verlagen. Dit gebeurt in vier stappen:
1. tijdens de massage wordt het weefsel eerst gevoeliger;
2. snel daarna neemt de activiteit van het sympathisch zenuwstelsel af. Deze verla ging noem je de post-excitatoire depressie;
3. enkele uren na de massage neemt de activiteit weer toe en kan zelfs even boven het startniveau liggen. Dit noem je de nareactie;
4. binnen 24 uur herstelt het zenuwstelsel zich en is de activiteit van het sympathisch zenuwstelsel lager dan het startniveau.
Doordat je het lichaam in de resetstand brengt nemen de klachten af.
Bij de bindweefselmassage komen er diverse stofjes vrij, waaronder endorfine. Endorfine is een lichaamseigen pijnstiller. Daarnaast zorgt het voor een gevoel van geluk.
placebo
De werking van de bindweefselmassage kan verklaard worden door het placebo-effect. Dit effect treedt op door de verwachting die de cliënt heeft. Als een persoon een positieve verwachting heeft van de massage, zal dit positieve effect ook optreden. De houding en geloofwaardigheid van de schoonheidsspecialist hebben hier invloed op.
Als het gaat om de techniek bindweefselmassage kun je veel voor de klant betekenen, maar het is ook zeker erg belangrijk om goed te blijven communiceren met je klant. Dit omdat je diepe technieken toepast. Het is daarom belangrijk dat je voorafgaand aan de behandeling de klant informeert over de mogelijke reacties die kunnen optreden.
De bindweefselmassage is een intensieve massage die soms pijnlijk kan zijn. Het kan letterlijk en figuurlijk het een en ander losmaken. De huid kan op sommige plaatsen erg gevoelig en gespannen zijn. Het is de bedoeling dat de spanning in de huid afneemt en soepeler en losser gaat aanvoelen.
Er vindt eerst een onderzoek plaats op de rug om de huid te beoordelen, zo kun je ook zien wat de reactie van de klant is. Het is belangrijk dat de klant reageert als hij of zij een verandering waarneemt, dus dat een plek juist gevoeliger is of dat iemand op een bepaalde plaats juist helemaal niets voelt, dat noemen we een dove of stomme bindweefselzone. De diepe technieken kunnen een scherp snijdend gevoel oproepen, een enkele keer kan de reactie te heftig zijn en vindt er een fehlreactie plaast, die moeten we dus zien te voorkomen door steeds te praten en te vragen hoe het gaat. Door het een keer zelf te ondergaan, weet je precies hoe de klant zich voelt.
De bindweefselmassage is een hele mooie specialisatie in ons vak, die net even wat meer diepte en techniek laat zien!
Milou Bijlefeld is sinds haar stage werkzaam bij het bedrijf Papillon in Creil. “Ik werk al jaren met veel plezier als schoonheidsspecialiste. Daarnaast werk ik als assessor bij het Kwaliteitscentrum in Utrecht. Hier neem ik examens af voor studenten die graag schoonheidsspecialiste willen worden of de specialisaties willen afronden zoals bindweefselmassage.”
Bindweefsel is het meest voorkomende steunweefsel in het lichaam. Het zit onder andere in pezen, gewrichten, botten, kapsels van organen en in de wanden van slagaders. Bindweefsel is opgebouwd uit verschillende soorten cellen. Door de bindweefselmassage gaat het lichaam deze cellen sneller aanmaken. Dit verbetert de huidstructuur van de cliënt.
anatomie van het bindweefsel Het bindweefsel is opgebouwd uit verschillende cellen en vezels:
• fibroblasten : fibroblasten zijn cellen die vezels produceren. Ze spelen onder andere een rol bij de aanmaak van bindweefsel en de grondsubstantie (celtussenstof);
• bindweefselvezels : collagene, elastische en reticuline vezels zorgen voor de stevigheid en elasticiteit van de huid;
• grondsubstantie : de grondsubstantie (celtussenstof) is het materiaal dat de ruimten tussen cellen en vezels opvult en de cellen en vezels met elkaar verbindt;
• mestcellen : mestcellen bevinden zich in de grondsubstantie. Ze vormen weefselenzymen (weefselhormonen) die belangrijk zijn bij de opbouw van de grondsubstantie;
• vetcellen : het vetweefsel is een losmazig bindweefsel waarin veel vetcellen zitten. Het dient als reservevet. Ook worden water en in vet oplosbare vitamines opgeslagen in de vetcellen;
• cellen van Langerhans : de cellen van Langerhans zijn een soort witte bloedcellen die afkomstig zijn uit het beenmerg. Ze vormen een onderdeel van het immuunsysteem van de huid.
Met vascularisatie bedoelen we de bloedvoorziening van huid en weefsels. Bloed zorgt dat zuurstof en voedingsstoffen daar komen waar ze nodig zijn en dat afvalstoffen uit de weefsels worden afgevoerd. Met een bindweefselmassage zorg je voor een betere doorbloeding van de huid, een betere aanvoer van voedingsstoffen en afvoer van afvalstoffen en een verbeterde zuurstoftoevoer.
De functie van het zenuwstelsel is het ontvangen, verwerken en doorgeven van informatie in het lichaam. Het zenuwstelsel bestaat uit het centrale zenuwstelsel en het perifere zenuwstelsel.
• centraal zenuwstelsel : grote hersenen, kleine hersenen, hersenstam en ruggenmerg;
o animaal / somatisch zenuwstelsel : het animale zenuwstelsel is het willekeurige zenuwstelsel. Het regelt alle functies van ons lichaam die onder invloed van de wil staan, zoals lopen;
o vegetatief / autonoom zenuwstelsel : het autonome zenuwstelsel regelt de levensverrichtingen van het lichaam waar je zelf geen invloed op hebt, zoals groei en stofwisseling. Het autonome zenuwstelsel wordt beïnvloed door twee systemen die elkaar in evenwicht houden:
• sympathisch zenuwstelsel : dit zenuwstelsel is actief als het lichaam in actie moet komen;
• parasympathisch zenuwstelsel : dit zenuwstelsel werkt juist als het lichaam in rust is;
• perifeer zenuwstelsel : hersenzenuwen en ruggenmergzenuwen.
Adrenaline en cortisol werken beide nauw samen met het sympathisch zenuwstelsel. Ze zetten het lichaam indien nodig aan tot extra actie. Bij een langdurige blootstelling aan stress wordt er voortdurend adrenaline en cortisol geproduceerd, dit heeft een negatief effect op de cellen in weefsels in het lichaam. Met een bindweefselmassage kun je de aanmaak van cortisol normaliseren.
Om te kunnen overleven moet je adequaat kunnen reageren op prikkels (stressoren). In eerste instantie kom je in de alarmfase , hierna pas je je aan de stressor aan en kom je in de rust- en herstelfase óf (na verloop van tijd) in de uitputtingsfase
Bij cliënten die zich al langere tijd in de alarmfase bevinden of zelfs in de uitputtingsfase kun je beter geen bindweefselmassage uitvoeren. De vegetatieve reacties zijn onvoorspelbaar en het herstelvermogen kan sterk verminderd zijn.
Als je een bindweefselmassage gaat uitvoeren is het van belang dat je de juiste intensiteit kiest. Een te stevige behandeling kan namelijk een fehlreactie veroorzaken. De intensiteit van je behandeling hangt af van de:
• selectiviteit;
• actualiteit;
• reactiviteit.
Tijdens de behandeling werk je altijd van een lage naar een hoge intensiteit.
Een onderzoek van het bindweefsel in de rug helpt je bij het vaststellen van de juiste behandelwijze . Daarom begin je de bindweefselmassage met het uitvoeren van een segmentaal onderzoek op de gehele rug. Het segmentaal onderzoek bestaat uit vijf stappen:
• visuele inspectie;
• controle van de temperatuur van de huid;
• controle op huidzones;
• controle op bindweefselzones;
• visuele inspectie.
Een bindweefselmassage bestaat uit verschillende grepen. Je bouwt de massage op door te starten met oppervlakkige grepen en te eindigen met de diepere bindweefselgrepen. Het tempo waarin je de grepen uitvoert is afhankelijk van de spanning in het weefsel: hoe meer spanning, hoe lager het tempo.
Bij een bindweefselmassage behandel je steeds één zijde van het lichaam, namelijk de zijde die het verst van je af ligt. Hierna loop je om en behandel je de andere zijde van het lichaam.
• Huidtechnieken : je start met de huidtechniek. Met de huidtechniek normaliseer je de huidspanning. Huidtechnieken voer je uit over de volle omvang van het te masseren gebied.
• Overgangstechnieken : overgangstechnieken zijn voorgrepen die je uitvoert ter voorbereiding op de onderhuidsbindweefseltechnieken. Met de overgangstechnieken maak je de huid losser. Daarnaast bereidt je het weefsel voor op de pijnlijke bindweefselmassage. Overgangstechnieken zijn: s-je, u-tje, harmonicagriff, plooi- en pluktechniek en spintechniek.
• Onderhuidsbindweefseltechnieken : dit zijn de rol- en duimtechniek. Het doel van deze grepen is het lichaam overprikkelen zodat het lichaam in de resetstand komt.
• Diepere bindweefseltechnieken : na de onderhuidsbindweefseltechnieken ga je over op de diepere bindweefseltechnieken, ofwel de viervezeltechnieken. Dit zijn de haal- en de haaktechnieken. Met deze grepen zorg je er wederom voor dat het lichaam in de resetstand komt.
Bij positieve effecten heeft de behandeling het gewenste resultaat. Een bindweefselmassage heeft het gewenste resultaat bij:
• een gevoel van loomheid en vermoeidheid bij de cliënt;
• een afname van de huidweerstand;
• een afname van de bindweefselspanning;
• een verbeterde circulatie.
Soms heeft de behandeling niet het gewenste resultaat. Een bindweefselmassage heeft niet het gewenste resltaat bij:
• een toename van de huidweerstand;
• een toename van de bindweefselspanning;
• een toename van de huidvochtigheid;
• kippenvel;
• een koud gevoel;
• misselijkheid;
• hoofdpijn;
• benauwdheid.
De massagetechnieken mogen nooit te pijnlijk zijn voor de cliënt. Een te intensieve prikkel kan het sympatische zenuwstelsel overprikkelen, waardoor de behandeling niet het gewenste resultaat heeft of er een fehlreactie kan ontstaan. Bij een fehlreactie is er sprake van een overreactie van het sympathisch zenuwstelsel : de hartslag verhoogt, de bloedvaten in de spieren verwijden zich, er stroomt meer bloed naar de ledematen en de ademhaling versnelt. Het sympatisch zenuwstelsel zet de vechtof-vluchtreactie in gang.
Bij een pincementsmassage breng je de zenuwen in balans door deze te prikkelen. Het is niet de meest prettige massage. Wel helpt het om de doorbloeding en de huid van de cliënt te verbeteren.
Je kunt deze massage als losse behandeling, in combinatie met een andere behandeling of in kuurvorm aanbieden.
nauw kanaal
witte stof
De pincementsmassage bestaat uit een massage van decolleté, hals en gezicht. Meestal combineer je de pincementsmassage met een massage van hoofdhuid, haar, oor en nek of een schoudermassage. De massage is gebaseerd op een kort uitgevoerde knijptechniek. Met fijne, gedoseerde knijpbewegingen wordt het weefsel in een snel tempo met verschillende intensiteit en diepte geprikkeld en weer losgelaten.
De pincementsmassage voer je uit zonder massagemiddel. Tijdens het uitvoeren van de pincements mag je namelijk niet over de huid glijden. Als je glijdt op de huid heeft de greep geen diepte en prikkel je alleen de oppervlakkige zenuwuiteinden. Bij de pincement wil je ook de diepere receptoren bereiken. Daarnaast komt er door het
glijden geen reflectorische reactie tot stand. Bij een pincementsmassage prikkel je de zenuwuiteinden om een reactie (reflectie) van deze zenuw te krijgen. Door een zenuw in de huid intensief te prikkelen, krijg je een normaliserende prikkel van de zenuw terug. Met andere woorden: een te sterke prikkel zwakt af en een te zwakke prikkel wordt sterker.
Je kunt de massage uitvoeren als losse behandeling of in combinatie met een huidverbeterende of -verzorgende behandeling. Bij huidproblemen kun je de pincementsmassage ook in kuurvorm aanbieden. De pincementsmassage is niet altijd prettig voor de cliënt. Als je de pincementsmassage uitvoert als een op zichzelf staande behandeling, kun je de behandeling afsluiten met een ontspannende massage.
De pincementsmassage is ontwikkeld door de Franse arts Dr. L. Jacquet (Parijs).
sensibele achterhoorn grijze stof motorische voorhoorn
perifere zenuw = ruggemergzenuw
achterste wortel
spinale ganglion voorste wortel
De pincementsmassage is een reflectorische massage die invloed heeft op het autonome (onwillekeurige) zenuwstelsel . Om de massage goed uit te kunnen voeren is het belangrijk dat je weet hoe het autonome zenuwstelsel in elkaar zit.
De functie van het zenuwstelsel is het ontvangen, verwerken en doorgeven van informatie in het lichaam. Het autonome zenuwstelsel regelt de levensverrichtingen van het lichaam die niet onder invloed van de wil staan, zoals groei en stofwisseling.
Ook de bloed- en lymfecirculatie, het spijsverteringsstelsel en het hormonale stelsel staan onder invloed van het autonome zenuwstelsel.
De centra van het autonome zenuwstelsel liggen voornamelijk in het centrale zenuwstelsel . Het centrale zenuwstelsel bestaat uit de hersenen en het ruggenmerg. Het ruggenmerg ligt in de wervelkolom, in de open ruimte die door de wervelgaten worden gevormd. Het ruggenmerg verloopt vanaf de atlas tot in de tweede lendenwervel. Het is omgeven door de drie ruggenmergvliezen. Vanaf de schedelbasis naar de lendenwervels wordt de doorsnee van het ruggenmerg
steeds kleiner. Ter hoogte van de hals is het ruggenmerg verdikt. Daar treden de zenuwen voor de armen in en uit. Ook bij het lendengedeelte is het ruggenmerg verdikt. Dat is een in- en uittredingsplaats voor de zenuwen van de benen.
Alle gevoelsprikkels (sensibele prikkels) van armen, benen en romp gaan via het ruggenmerg naar de hersenen. Ook de motorische prikkels vanaf de hersenen naar de spieren van armen, benen en romp passeren het ruggenmerg. Een gevoelsprikkel neem je waar in de huid. Dit gebeurt door de tastlichaampjes (receptoren) en de vrije zenuwuiteinden in de huid.
Voor de pincementsmassage is het belangrijk dat je voldoende kennis hebt over het autonome zenuwstelsel. In het hoofdstuk over de bindweefselmassage wordt dieper ingegaan op de functies van het gehele zenuwstelsel.
Bloed zorgt dat alle belangrijke stoffen daar komen waar ze nodig zijn en afvalstoffen worden afgevoerd. Om de transportfunctie te kunnen vervullen, moet het bloed door het lichaam rondstromen. Daarvoor dient het bloedvatenstelsel. Het bloedvatenstelsel bestaat uit: het hart, slagaders (arteriën), aders (venen) en haarvaten (capillairen).
De pincementsmassage begint met een voormassage. Met deze voormassage breng je de bloedcirculatie in de omgeving van het te masseren gebied alvast op gang. Door een verbeterde circulatie van de hoofdhuid, ontspant de cliënt, waardoor zij de prikkels van de massage beter kan ontvangen. De doorbloeding die je op gang brengt aan de rand van het te masseren gebied heeft daarnaast een aanzuigende werking op de afvoer van afvalstoffen in het gelaat. Je bereidt de huid in het gelaat op deze manier alvast voor op de massage.
Voor de pincementsmassage is het belangrijk dat je voldoende kennis hebt over de bloedcirculatie. In het hoofdstuk over de bindweefselmassage wordt dieper ingegaan op de doorbloeding.
Een pincementsmassage zorgt ervoor dat de doorbloeding in de huid verbetert, hierdoor kunnen de voedingsstoffen in het bloed komen waar ze nodig zijn. Bij de volgende huidafwijkingen kan een pincementsmassage effectief zijn:
• Atrofische huid: een atrofische huid heeft zijn elasticiteit verloren. Oppervlakkige en middeldiepe pincements zorgen ervoor dat de spanning in de bindweefselcellen en mestcellen verbetert. Dit zorgt voor meer elasticiteit van de bloedvatwanden.
• Degeneratie van de huid: met oppervlakkige en middeldiepe pincements zorg je voor regeneratie van de huid. Dit is ook het geval bij rimpels en plooien.
• Gestuwde huid: een stuwing in de huid is het gevolg van een slechte afvoer van bloed en lymfe. Het kenmerkt zich door een paarsrode kleur van de huid. Met de pincementsmassage breng je de afvoer van bloed en lymfe op gang, waardoor de doorbloeding normaliseert.
• Onregelmatige pigmentatie: onregelmatige pigmentatie kan een gevolg zijn van een ophoping van afvalstoffen in de huid. Met een pincementsmassage kun je de circulatie verbeteren waardoor afvalstoffen makkelijker kunnen worden afgevoerd. Hierdoor wordt de huid gelijkmatiger bruin.
• Rimpels en plooien: door het geven van een pincementsmassage kun je zorgen voor regeneratie van het weefsel. Belangrijk is wel dat je de pincements dwars op het verloop van de rimpel uitvoert, anders zal de rimpel alleen maar dieper worden.
• Teleangiectasieën: teleangiectasieën zijn blijvend verwijde haarvaatjes onder het oppervlak van de huid. Met een pincementsmassage kun je spanning in de haarvaten normaliseren. Hierdoor kunnen teleangiectasieën verminderen.
• Vette huid of niet-actieve acne: met de pincementsmassage kun je de huidstofwisseling en doorbloeding verbeteren, de talgproductie normaliseren en oppervlakkige littekens verminderen.
4.4• Voorbehandeling bij chirurgische ingrepen: het uitvoeren van een pincementsmassage voor een cosmetische ingreep kan een positief effect hebben op de littekens. Doordat de circulatie in de huid optimaal is, genezen littekens sneller en mooier.
In bepaalde gevallen mag je geen pincementsmassage uitvoeren. Het lichaam is dan niet in een optimale conditie en je bereikt met de massage niet het gewenste effect. In sommige gevallen kan het geven van de massage zelfs gevaarlijk zijn omdat je hiermee de aandoening kunt verergeren.
Je mag geen pincementsmassage uitvoeren bij:
• disfunctie van de schildklier;
• huid van de oogleden;
• infecties;
• kanker;
• koorts;
• littekens;
• nabehandeling bij chirurgische ingrepen;
• ontstekingen;
• premaligne tumoren.
De voorbehandeling van een pincementsmassage bestaat uit een massage van het haar, de hoofdhuid en de nek. Deze voorbehandeling heeft twee doelen, namelijk:
• het op gang brengen van de bloedcirculatie in de huid;
• de cliënt laten ontspannen. Tijdens de voorbehandeling sta je naast de behandeltafel.
De voorbehandeling begint met een massage van de haren. De haren houden spanning vast. Daarnaast liggen de haren vaak dicht tegen de hoofdhuid aan. Hoe losser de haren om het hoofd zitten, hoe meer lucht er tussen de haren zit en hoe beter de spanningen uit de haren opgenomen kunnen worden in de atmosfeer. Tijdens de haarmassage neem je de spanningen uit de haren mee en breng je deze in de atmosfeer. Tegelijkertijd breng je meer lucht tussen de haren.
Het effect van de massage is een gevoel van ontspanning en verruiming. Door de ontspannende werking van de haarmassage breng je de bloedcirculatie in het gehele hoofd op gang. Daarnaast hervinden de mimische spieren sneller hun natuurlijke tonus (spanning).
effleurage van de haren
1. Laat je vingers licht gespreid vanaf de schouders door de haren en over de schedelhuid glijden. Werk door tot aan de kruin. Laat je handpalmen lichtjes op het hoofd aansluiten, maar geef geen druk. De druk van je handpalm wordt al snel te zwaar.
2. Laat bij de kruin via de lengte van het haar de handen uit het haar gaan.
3. Maak mooie ontspannen bewegingen. Volg het gehele hoofd in overlappende banen en neem ook de beide zijkanten mee.
Het is belangrijk om je vingers geheel te gebruiken, niet alleen je vingertoppen. De haren moeten volledig langs de gespreide vingers glijden. Op deze manier haal je meer spanning uit de haren.
Tijdens de massage van de hoofdhuid maak je het schedelpeesblad zoveel mogelijk los.
Het schedelpeesblad ligt over de schedel en vormt de verbinding tussen de voorhoofdspieren, de achterhoofdspieren en de nek. Het schedelpeesblad ligt meestal strak gespannen over de schedel. Dit belemmert de bloedcirculatie in het gezicht en de nek en veroorzaakt horizontale voorhoofdrimpels. Door het losmaken van het schedelpeesblad verbeter je de bloedcirculatie in het gelaat en de hersenen en de innervatie (prikkeling van de spieren) van de nek en het gezicht. Ook kun je hiermee haaruitval voorkomen of verminderen.
druk-zuigbeweging
Door middel van de druk-zuigbeweging verbeter je de circulatie.
1. Breng de vingers zonder druk onder de haren tot aan de kruin.
2. Geef met beide handen een lichte druk op het hoofd.
3. Ontspan vervolgens je vingers. De schedelhuid wordt nu als het ware meegezogen door de ontspanning van de vingers.
4 Voer de druk-zuigbeweging drie tot vijf keer op één plaats uit.
5. Behandel op deze wijze de gehele hoofdhuid vanaf de kruin in de richting van de afvoerende vaten. Meer over de afvoerende vaten kun je lezen in het hoofdstuk over de lymfedrainage.
petrisserende bewegingen
1. Breng je handen in rechtopstaande stand
onder de haren ter hoogte van de kruin.
2. Zet de toppen van je duim en vingers op het hoofd op een afstand van ongeveer twee centimeter van elkaar af. De vingers zijn aaneengesloten.
3. Probeer nu de schedelhuid tussen de duimen en vingers naar elkaar toe te brengen.
4. Maak hierbij een lichte draaiing in de huid en in de richting van de afvoerende vaten.
5. Ontspan vervolgens je vingers. De schedelhuid veert nu terug.
6. Behandel op deze wijze de gehele hoofdhuid vanaf de kruin in de richting van de afvoerende vaten.
1. Schuif je handen over de hoofdhuid onder de haren.
2. Beweeg met lichte druk de hoofdhuid naar voren en naar beneden. Zorg ervoor dat je het schedelpeesblad beweegt en niet over de hoofdhuid glijdt.
3. De grootte van de beweging is afhankelijk van hoe los het peesblad op het hoofd zit. Hoe losser het schedelpeesblad zit, hoe groter de beweging en hoe beter de doorbloeding is.
Door het losmaken van het schedelpeesblad verbeter je de circulatie en de innervatie (werking van de spieren) van de nek en het gezicht.
De klopmassage voer je uit alsof je een tafeltennisballetje laat stuiteren.
1. Geef een lichte vingertapotement over het gehele schedelpeesblad. Je kunt de klopmassage zowel eenzijdig als tweezijdig toepassen. Een eenzijdige klopmassage werkt ontspannend, een tweezijdige klopmassage werkt stimulerend.
2. Vraag de cliënt om een zachte ng-klank te maken.
Het zoemen bevordert de uitademing. Daarnaast worden door de trilling van de klank de zenuwuiteinden en receptoren boven in de neus geprikkeld. Dit ondersteunt en verbetert de circulatie in de hersenen waardoor vermoeidheid vermindert.
Voer de klopmassage alleen uit als er vrij gezoemd wordt. Als dit niet het geval is heeft de klopmassage een negatieve werking, omdat de trilling van de klank dan in het strottenhoofd blijft, niet het gewenste resultaat heeft en zelfs druk in het hoofd kan
veroorzaken. Ook kun je beter geen klopmassage uitvoeren bij hypertensie of een hoge bloeddruk. Een klopmassage verhoogt namelijk de doorbloeding.
De nek en schouderspieren zijn bij bijna iedereen te sterk gespannen. Te sterk gespannen spieren drukken te zwaar op de bloedvaten, zenuwen en zenuwuiteinden. Dit belemmert de circulatie en innervatie (prikkeling van de spieren). De verminderde circulatie zorgt voor een hoge druk op de bindweefselcellen, de zenuwuiteinden en de mestcellen. Hierdoor verandert de chemische samenstelling van de vochten/vloeistoffen in het hoofd.
Ook zorgt de verminderde circulatie en innervatie ervoor dat de stofwisseling in de spieren niet optimaal is. De spieren kunnen hun afvalstoffen dan niet meer kwijt en zijn daardoor niet in staat voeding en zuurstof op te nemen. Hierdoor vertragen alle processen in de cel, zoals celdeling en verbranding voor energie.
Een goede spanning in nek en schouders heeft daarnaast een gunstige werking op de circulatie in het gehele lichaam. Als je teveel druk op je nek/schouders hebt komen je schouders vast te zitten. Een gespannen nek geeft aan dat je niet lekker in je vel zit. Door ontspanning van nek en schouders doorbreek je deze negatieve cirkel.
1. Leg beide handen horizontaal bovenin de nek vlak onder de haargrens. Zorg ervoor dat de handpalmen in het verlengde van de vingers blijven en de halshuid niet aanraken. De kans is dan namelijk groot dat je de gemeenschappelijke halsslagader in de nek dichtdrukt.
2. Geef een stevige effleurage vanaf het achterhoofdbeen tot en met de zevende nekwervel. Glijd vervolgens met aangesloten handen door naar de schoudertop.
3. Sluit beide handpalmen aan om de schoudertop en beweeg de schoudertoppen een voor een naar achteren. Dit doe je met lichte rustige bewegingen.
4. Eindig door beide schouders tegelijkertijd naar achteren te drukken.
5. Herhaal deze greep twee maal.
Het doel van deze greep is het ontspannen van de spieren in de hals en nek waardoor je lekker in je vel komt te zitten. Gespannen spieren knellen de circulatie van de vaten naar en van het hoofd af, waardoor de pincementsmassage minder effect heeft. Ook breng je met de effleurage van nek en schouders de circulatie op gang, waardoor afvalstoffen worden afgevoerd.
bindweefselstreken tussen de dwarsuitsteeksels van de nekwervels
1. Start met een effleurage vanaf het decolleté en glijd daarna ontspannen en zonder druk door naar het achterhoofdsbeen.
2. Plaats de middelvingers bovenin de nek.
3. Druk de middelvingers in het weefsel tussen de dwarsuitsteeksels van de nekwervels. Geef vervolgens een korte stevige druk opzij richting oor. De bewegingen zijn krachtig, maar langzaam.
4. Plaats vervolgens je vingers iets lager in de nek. Voer ook hier de bindweefselstreek uit.
5. Behandel op deze wijze de gehele nek tot en met de zevende nekwervel.
Met de bindweefselstreken verbeter je de doorbloeding en circulatie in de huid. Dit komt doordat je de spieren in de nek ontspant. De greep is hierdoor ook prettig voor mensen die last hebben van hoofdpijn of spanningen in de nek.
6. Plaats hierna de vingers weer bovenaan in de nek en plaats je middelvingers in het weefsel tussen de dwarsuitsteeksels van de nekwervels.
7. Geef spiraalvormige fricties de diepte in. Hierbij geef je drie tellen naar buiten gerichte druk de diepte in, waarna je je vingers ontspant.
8. Doe dit tussen alle dwarsuitsteeksels tot je de zevende halswervel voelt.
9. Geef vervolgens nog drie fricties boven de rand van het schouderblad.
10. Voer hierna nogmaals de bindweefselstreek uit.
11. Eindig de greep met een stevige effleurage van nek en schouders.
4.8Een frictie is een draaiing in de diepte waarbij je de huid beweegt ten opzichte van de onderliggende laag. Door deze frictie krijg je ter plekke een reactie van de mestcellen. Als reactie hierop produceren zij histamine. Hierdoor verbetert de doorbloeding. Ook maak je eventuele afvalstoffen los die dan ook afgevoerd kunnen worden.
vingertoppetrissage van de trapezius De trapezius is een ruitvormige spier aan de achterkant van de nek en de schouders. De spier loopt van de schedelbasis tot aan het midden van de rug. De trapezius noem je ook wel de monnikskapspier. De massage van de trapezius is een langzame ontspannende massage.
1. Start met een effleurage vanaf het decolleté en glijd daarna ontspannen en zonder druk door naar het achterhoofdsbeen.
3. Maak met je vingers en duimen een petrissage. Dit doe je door het weefsel op te pakken en uit te kneden.Petrisseer met je linkerduim naar je rechterhand en daarna met je rechterduim naar je linkerhand om en om de trapezius.
4. Verplaats je handen al masserend naar beneden tot onderin de nek. Doe dit zonder de huid los te laten.
5. Aangekomen bij de schouders pak je het weefsel op met je gehele hand en duim. Zorg ervoor dat je handen niet op de huid rusten en dat alleen die delen van de hand die nodig zijn voor de massage de huid raken.
6. Voer de vingertoppetrissage drie maal uit.
7. Eindig de greep met een effleurage van nek en schouders.
Blijf bij deze greep goed aan de achterkant en ga niet de hals masseren, hierdoor kun je namelijk de gemeenschappelijke halsslagader afknellen.
Met de vingertoppetrissage bevorder je de circulatie tot in de diepe laag van het bindweefsel. Dit heeft een positief effect op de aanzuigende werking van de bloed en lymfevaten. Verklevingen en verhardingen in het bindweefsel verminderen en de innervatie verbetert. Ook maak je afvalstoffen los, zodat deze afgevoerd kunnen worden.
De kneepjes van de oppervlakkige en middeldiepe pincements dienen zo kort mogelijk te zijn en vanuit het midden naar de periferie (buitenkant) te worden uitgevoerd. Het tempo van de middeldiepe pincements ligt wat lager dan bij de oppervlakkige pincements en de passés die je oppakt zijn wat groter. Je voert circa drie oppervlakkige pincements uit per seconde. Voor de middeldiepe pincements ligt het tempo op circa één pincement per seconde. Als het tempo
Figuur 4.10 plaats van de trapeziuste laag ligt worden de reflectorische reacties minder. Dit komt doordat de reflectorische prikkel dan al gedeeltelijk verdwenen is voordat de volgende prikkel wordt gegeven.
Oppervlakkige en middeldiepe pincements voer je uit dwars op de splijtrichting van de huid. Hiermee zorg je voor regeneratie van het ingezakte deel van de rimpel. De rimpel wordt dan minder diep. Als je de rimpel in elkaar knijpt zal de rimpel juist dieper worden en wordt de degeneratie van de rimpel bevorderd.
De stand van de hand is bijna loodrecht. Alleen dan kun je de pincementgrepen met de uiteinden van de duimen en de wijs- of
middelvinger uitvoeren. Let erop dat bij de kneepjes de toppen van de vingers tegenover elkaar staan, zodat je een soort o-tjes krijgt. De vingers en duimen zijn licht gebogen en je middelvinger staat hierbij ten opzichte van je duim. Bij het uitvoeren van de greep mag je de zijkant van de vinger en de nagels niet gebruiken. Dit is niet prettig voor de cliënt. Ook mag je niet aan de huid trekken. Hierdoor kunnen de vezels in de huid beschadigen en verslapt de huid sneller.
diepe pincementgrepen
De diepere pincements voer je altijd uit in de diepste laag van het bindweefsel en in alle richtingen. Door de handrichting bij iedere greep te veranderen kun je het weef -
Figuur 4.12
oppervlakkige pincementgreep op de horizontale voorhoofdsrimpel
Figuur 4.13
middeldiepe pincementgreep op de horizontale voorhoofdsrimpel
Figuur 4.14
goede pincementgreep
Figuur 4.15
foute pincementgreep
sel in de diepere laag vanuit alle richtingen kneden. Het tempo waarin je de diepere pincements uitvoert is circa één pincements per twee seconde.
Het is belangrijk dat je de diepe pincements in de diepste laag van het bindweefsel uitvoert. Alleen zo kun je het onderste haarvatennet bewerken. Hiermee verbeter je de circulatie in de huid. Door de korte diepe inwerking van de kneep zorg je er daarnaast
voor dat verklevingen en verhardingen in het bindweefsel verminderen of zelfs verdwijnen. Als je de diepe pincement niet diep genoeg of te langzaam uitvoert neemt de stuwing in de huid toe.
Ook bij de diepe pincement is de stand van de hand rechtop. Je voert de greep uit met de duim en drie of vier vingers. De vingers en duimen zijn licht gebogen. De duimen staan tegenover de vingers.
Bij de pincementsmassage werk je vanaf het decolleté naar het voorhoofd toe. Je behandelt achtereenvolgens:
• het decolleté;
• de hals;
• de kaakcontour;
• de wangen;
• de mond;
• de ooghoeken;
• de neus;
• het voorhoofd;
• de ogen.
Elk gebied masseer je volgens onderstaande stappen.
1. Open het gebied door middel van effleurages.
2. Voer middeldiepe pincementgrepen uit vanaf het midden van het gebied in een horizontale lijn naar de periferie (de buitenkant). Je volgt hierbij de splijtrichting van de huid.
3. Voer vervolgens de oppervlakkige pincementgrepen uit op dezelfde baan. Let op de reactie van de huid, als je roodheid ziet kun je in principe doorgaan naar de volgende baan. Geef nooit meer dan drie oppervlakkige grepen per baan.
4. Ga vervolgens naar de volgende baan. De banen liggen vlak boven elkaar, ze sluiten bijna op elkaar aan. Op elke baan voer je eenmaal de middeldiepe pincementgreep uit en maximaal drie maal de oppervlakkige pincementgreep.
5. Geef, als de huid niet rood is en dus niet voldoende heeft gereageerd, pincements in naar buiten gerichte cirkels.
6. Sluit het gebied af door middel van effleurages.
het decolleté
1. Open het decolleté door middel van effleurages.
2. Voer middeldiepe en oppervlakke pincements uit vanuit het midden naar de buitenkant, vlak boven de borsten. Werk hierbij met twee handen tegelijkertijd.
3. Geef vervolgens middeldiepe en oppervlakkige pincements naar beneden. Dit doe je vanuit het midden van de borstkas naar beneden tussen de borsten. Hiermee behandel je de rimpel die bij vrouwen tussen de borsten ontstaat.
1. Open het gebied door middel van effleurages. In plaats van effleurages kun je ook de drukzuigbeweging toepassen.
2. Geef middeldiepe en oppervlakkige pincements in een horizontale lijn vanaf het midden naar de buitenkant. Laat het strottenhoofd vrij.
3. Voer hierna met één hand oppervlakkige pincements uit op het strottenhoofd. Werk van beneden naar boven, van rechts naar links en van links naar rechts.
Laat bij het masseren van de hals het gebied van de schildklier vrij, omdat de grepen te stimulerend zijn.
1. Open het gebied door middel van zachte effleurages.
2. Geef middeldiepe en oppervlakkige pincements over de kaaklijn. Werk vanuit het midden tot de kaakhoek.
3. Geef extra pincements onder de kin. Hiermee verbeter je de stofwisseling wat een positief effect heeft op de onderkin.
Zorg ervoor dat je niet trekt aan het weef -
sel en niet te veel hoekt met je handen. Maak de beweging vanuit je vingers en niet vanuit je pols.
De wangen zijn uitermate geschikt voor de diepe pincementgrepen, omdat je hier dieper in het bindweefsel kunt.
1. De wangen behandel je met twee handen eenzijdig. Dit betekent dat je eerste de ene wang behandeld en daarna de andere wang.
2. Zet alle vingers en je duim in de wang.
3. Pak het weefsel op en trek als het ware een banaantje op je duim heen. Dit doe je door je duim en vingers naar elkaar toe te bewegen.
Met deze greep kun je bijvoorbeeld bij nietactieve acne heel goed diepe verklevingen in de huid losmaken.
1. Plaats je vingers dwars op het verloop van de neuslippenplooi.
2. Behandel beide plooien tegelijkertijd of één voor één met middeldiepe en oppervlakkige pincements.
3. Op deze wijze kun je andere rimpels in het gezicht (bijvoorbeeld de kraaienpootjes) ook een extra behandeling geven.
4. Behandel vervolgens de bovenlip. Plaats hiervoor de vingers net boven de lippenhuid en voer pincements uit tot aan de mondhoeken.
5. Behandel de onderlip op dezelfde wijze.
6. Voer tot slot kleine ronddraaiende pincements uit bij de mondhoeken.
7. Eindig met een effleurage of drukzuigbeweging om de mond.
In de ooghoeken bevinden zich vaak kraaienpootjes. Kraaienpootjes zijn kleine rimpels aan de buitenkant van de ogen.
4. 4.18 4.19 Figuur 4.18 middeldiepe pincements op de kaakcontour1. Plaats je vingers naast de buitenooghoeken op het harde deel van de oogkas.
2. Behandel de kraaienpootjes één voor één met middeldiepe en oppervlakkige pincements dwars op het verloop van de rimpel.
Geef geen pincements op de oogleden of onder het oog, de huid is hier te dun en kan de reflectorische reacties niet verwerken. Het gevolg hiervan is dat de oogleden opzwellen en meer rimpels gaan vertonen.
1. Plaats je middelvinger en duim verticaal op de bovenkant van de neus.
2. Voer middeldiepe en oppervlakke pincements uit van de ene binnenooghoek naar de andere binnenooghoek en terug.
3. Voer vervolgens pincements uit op de neusbrug. Behandel eerst de neusbrug van boven naar beneden en vervolgens ook de zijkanten van de neus. De zijkanten behandel je tweezijdig van de neusbrug af naar de wangen toe.
4. Maak vervolgens de huid van de neusvleugels los met de duim van je ene hand en de middelvinger van de andere hand. Duw met je duim en middelvinger de huid naar elkaar toe zodat er huidrolletjes ontstaan. Je noemt dit ook wel ‘kersenpitten’.
5. Effleureer met de duim de zijkant van de neus in de richting van de wangen.
1. Plaats je handen horizontaal op het voorhoofd tussen de wenkbrauwen.
2. Voer met beide handen tegelijkertijd pincements uit op de verticale voorhoofdrimpel.
3. Plaats de handen vervolgens verticaal op het voorhoofd en geef pincements vanaf het midden naar de zijkant. Werk hand voor hand. Je behandelt nu de horizontale voorhoofdrimpels.
4. Sluit af met een effleurage van het voorhoofd.
Omdat de huid rond te ogen dun en teer is, voer je rond de ogen geen pincements uit. In plaats van pincements pas je een pompende beweging toe.
1. Plaats je middelvingers voorzichtig in de binnenooghoek.
2. Vorm met je overige vingers een kommetje, je pinken sluiten aan onder de ogen. Laat het kommetje zonder druk op de oogbol rusten.
3. Maak pompende bewegingen met de delen van je handen die geen contact hebben met de oogbol.
4. Voer de pompende beweging drie maal uit.
5. Ontspan vervolgens je handen en strijk met je vingers langzaam vanaf de binnenooghoek naar de buitenooghoek.
6. Maak hierna pompende bewegingen vanaf de buitenooghoek naar de haargrens.
afsluiting
Sluit de behandeling af door het hele gebied nogmaals na te effleureren. Eindig met het wiegen van de schouders. Verbreek hierna langzaam het contact met de huid van de cliënt.
Biochemische reacties zijn chemische processen in je lichaam. Met een pincementsmassage beïnvloed je een aantal chemische processen waardoor er stoffen vrijkomen. Deze stoffen zijn belangrijk voor het krijgen van een stevig bindweefsel.
Als je een cliënt masseert, zul je vaak zien dat de huid rood wordt, zonder dat er sprake is van irritatie. Dat is een gewenste reactie van een massage: het doorbloeden van de huid. Hierdoor komen voedingsstoffen beter bij de huidcellen en verbetert de afvoer van afvalstoffen. De massagegrepen prikkelen de motorische eindplaatjes in de huid. Daardoor komt het weefselhormoon acetylcholine vrij. Acetylcholine werkt bloedvatverwijdend en veroorzaakt daardoor een egale roodheid aan het huidoppervlak.
Heparine is een natuurlijk stof afkomstig uit de lever. Het gaat de stolling van het bloed tegen.
histamine
De mestcellen in de lederhuid maken histamine aan onder invloed van verschillende soorten prikkelingen. Het zorgt voor een verwijding van de kleine slagaders. Doordat de bloeddoorstroming van de huid plaatselijk toeneemt, is er meer uitwisseling mogelijk van afvalstoffen en voedingsstoffen. Dit bevordert het genezingsproces. Histamine veroorzaakt daarnaast een vlekkerige roodheid aan het huidoppervlak.
hyaluronzuur
Dit enzym bevordert het vloeibaarder worden van de tussenstof van het bindweefsel. Dit zorgt voor een verhoogde permeabiliteit van de vaatwand, waardoor het celmetabolisme (celstofwisseling) verbetert.
Noradrenaline heeft vooral een vaatvernauwende werking op de bloedvaten in de huid. Dit hormoon wordt geproduceerd door de bijnieren.
serotonine
Serotonine is een neurotransmitter. Het zorgt voor de overdracht van signalen tussen hersencellen. Ook speelt serotonine een rol bij het verwerken van pijnprikkels. Serotonine versterkt daarnaast de werking van heparine en histamine.
Door de diepe pincements beïnvloed je de bloed- en lymfecirculatie. Hierdoor wordt de onderhuidse bindweefsellaag (subcutis) soepeler, kunnen verhardingen verminderen, wordt de lymfecirculatie rond de vetcellen beter en krijgen de vetcellen een betere stofwisseling.
Om je diploma voor de voorgezette opleiding schoonheidsverzorging te behalen moet je examen doen in twee specialisaties. Ik koos voor de pincement omdat ik dacht dat dat een makkelijke massage was. Helaas was het tegenovergestelde het geval en koste het me heel veel tijd en moeite om te slagen voor het examen. Ik was er dan ook zo klaar mee dat ik de massage jaren niet meer heb toegepast.
Later had ik een cliënt met acne zonder comedonen en veel puistjes( acne inflammatoire). Zij ging een half jaar later trouwen. Met de producten waar ik destijds mee werkte kreeg ik de acne niet onder controle. Ik herinnerde me de lofzang van mijn docent op de vele specifieke mogelijkheden van de pincements. Met mijn cliënt sprak ik een kuur af van drie behandelingen in de week, vier weken lang. Tot mijn grote verbazing reageerde ze heel goed op de behandeling en is ze getrouwd met een gezicht zonder acne. Doordat ik zo’n goed resultaat behaalde ben ik de pincementsmassage steeds meer gaan gebruiken bij andere huidproblemen. De massage wordt gemakkelijker en door je ervaring krijg je ook steeds meer inzicht en betere behandelmogelijkheden. Je wordt een echte specialist en door mond-tot-mond reclame krijg je een cliëntenkring die in haar huid wil investeren.
Wilma Smits geeft les op een MBO in de pincement en is nog steeds enthousiast. “Ik zie de zelfde reactie van mijzelf tijdens de opleiding bij de studenten weer terug. De studenten doen kuren van vijf behandelingen op hun modellen en vinden
de massage lastig om goed uit te voeren. De modellen zijn over het algemeen zeer enthousiast over het resultaat van de massage. Ze voelen dat er echt iets met de huid gebeurt.”
De pincementsmassage is een reflectorische massage. Bij een reflectorische massage prikkel je de zenuwuiteinden om een reactie (reflectie) van deze zenuw te krijgen. Door de intensieve prikkel van de zenuwen in de huid krijg je een normaliserende prikkel van de zenuw terug.
zenuwstelsel
De pincementsmassage heeft invloed op het autonome (onwillekeurige) zenuwstelsel.
De functie van het zenuwstelsel is het ontvangen, verwerken en doorgeven van informatie in het lichaam. Het autonome zenuwstelsel regelt de levensverrichtingen van het lichaam waar je zelf geen invloed op hebt, zoals groei en stofwisseling.
De centra van het autonome zenuwstelsel liggen voornamelijk in het centrale zenuwstelsel. Het centrale zenuwstelsel bestaat uit de hersenen en het ruggenmerg. Alle gevoelsprikkels (sensibele prikkels) van armen, benen en romp gaan via het ruggenmerg naar de hersenen. Een gevoelsprikkel neem je waar in de huid. Dit gebeurt door de tastlichaampjes (receptoren) en de vrije zenuwuiteinden in de huid. Met de pincementsmassage prikkel je de zenuwuiteinden in de huid, waardoor je de spanning in de zenuwuiteinden in balans brengt.
circulatie in de huid
Bloed zorgt ervoor dat alle belangrijke stoffen daar komen waar ze nodig zijn en afvalstoffen worden afgevoerd. Om de transportfunctie te kunnen vervullen, moet het bloed rondstromen door het lichaam. Daarvoor dient het bloedvatenstelsel. Het bloedvatenstelsel bestaat uit: het hart, slagaders (arteriën), aders (venen) en haarvaten (capillairen). Met de pincementsmassage verbeter je de doorbloeding in de huid.
De pincementsmassage begint met een voormassage die bestaat uit een massage van het haar, de hoofdhuid en de nek. Met deze voormassage breng je de circulatie in de omgeving van het te masseren gebied alvast op gang. Door een verbeterde circulatie van de hoofdhuid, ontspant de cliënt, waardoor zij de prikkels van de massage beter kan ontvangen.
De pincementsmassage voer je uit met oppervlakkige, middeldiepe en diepe pincements. Oppervlakkige en middeldiepe pincements voer je uit met je duimen en middelvingers. De diepere pincements met je duim en drie of vier vingers. Diepe
pincements voer je alleen uit op plaatsen waar je diep het bindweefsel in kunt, bijvoorbeeld op de wangen.
opbouw van de massage
Bij de pincementsmassage werk je vanaf het decolleté naar het voorhoofd toe. Elk gebied masseer je volgens dezelfde stappen: effleurage van het gebied, middeldiepe pincements, oppervlakkige pincements, afsluitende effleurage.
effecten van de massage
Met een pincementsmassage beïnvloed je een aantal chemische processen waardoor er stoffen vrijkomen. Deze stoffen zijn belangrijk voor het krijgen van een stevig bindweefsel. De stoffen die vrijkomen zijn: acetylcholine, heparine, histamine, hyaluronzuur, noradrenaline en serotonine. Daarnaast beïnvloed je de bloed- en lymfecirculatie. Hierdoor wordt de onderhuidse bindweefsellaag (subcutis) soepeler, kunnen verhardingen verminderen, wordt de lymfecirculatie rond de vetcellen beter en krijgen de vetcellen een betere stofwisseling.
De indicaties en contra-indicaties en ook de theorie van de bindweefselen pincementsmassage zijn
vrijwel hetzelfde, daarom kun je beide massages ook heel goed gecombineerd aanbieden. Sommige massagegrepen versterken elkaar en kun je daarom goed gebruiken
bij een behandeling gericht op huidverbetering.
Om een behandeling te geven die gericht is op huidverbetering, moet je weten wat de functies zijn van de huid. De huid is namelijk een orgaan met veel verschillende functies. De belangrijkste functie is de bescherming van het lichaam. Daarnaast speelt de huid een rol bij veel andere processen, bijvoorbeeld bij het op temperatuur houden van je lichaam en de productie van vitamine D.
Voor een optimale bescherming moet de huid gezond en intact zijn. De huid beschermt de onderliggende organen en biedt bescherming tegen:
• chemische invloeden, bijvoorbeeld schadelijke stoffen;
• elektriciteit;
• uitdroging en vochtverdamping;
• weersinvloeden;
• ziekteverwekkende micro-organismen;
• ultraviolette stralen.
De huid is bedekt met een huidemulsie (zuurmantel) en de bovenste laag is verhoornd. Daardoor kunnen chemische stoffen niet of moeilijk binnendringen.
De vochtarme hoornlaag van de opperhuid is een slechte geleider voor elektrische stroom.
In de zuurmantel op de huid zitten hydrofiele (vochtopnemende) en hygroscopische (vochtaantrekkende) stoffen die de hoorn -
laag beschermen tegen uitdroging en vochtverdamping. De zuurmantel bestaat uit talg, zweet en stoffen die door het verhoorningsproces op de huid komen.
De zuurmantel houdt ziektekiemen tegen. Wassen met zeep kan de zuurmantel aantasten, omdat de pH-waarde van zeep hoger ligt dan de pH-waarde van de huid. Hierdoor neemt de beschermende functie van de huid af. Adviseer de cliënt een pH-neutrale zeep te gebruiken. Deze tast de zuurmantel het minst aan.
De huid speelt een belangrijke rol bij de bescherming tegen zonlicht. Onder invloed van de UV-A- en UV-B-stralen maakt de huid extra pigment aan en verdikt de hoornlaag zich. Pigment en een dikke hoornlaag bieden op hun beurt weer bescherming tegen de UV-A- en de UV-B-stralen. Dit proces verloopt geleidelijk. Daarom moet de huid, vooral de blanke huid, langzaam wennen aan het zonlicht.
Onder invloed van de ultraviolette stralen uit zonlicht zet de huid provitamine D om in vitamine D. Vitamine D is belangrijk voor de botopbouw. Vitamine D kun je ook via de voeding opnemen.
Een normale lichaamstemperatuur schommelt tussen de 36,5 ° en de 37,5 ° Celsius. Bij de verbranding in de lichaamscellen komt warmte vrij. Hoe actiever het lichaam is, hoe hoger de verbranding en hoe meer warmte er vrijkomt. Bij vrouwen hangen de verschillen in lichaamstemperatuur ook samen met de menstruatiecyclus.
De warmtezintuigen (lichaampjes van Ruffini) en de koudezintuigen (lichaampjes van Krause) registreren de temperatuur en geven die door aan de hersenen. De hersenen activeren vervolgens de kleine bloedvaatjes in de huid en/of de zweetklieren.
De warmte van het lichaam die ontstaat bij de verbranding in de cellen, wordt voor het grootste gedeelte afgegeven aan het bloed. Het bloed geeft de warmte vervolgens af aan de huid. De fijne bloedvaatjes in de lederhuid verwijden en geven zo de warmte af aan de omgeving. Daarnaast raakt het
Figuur 5.3
onderzoek van de rug
a) controleer de temperatuur van de huid
b) controleer op huidzones
c) controleer op bindweefselzones, bijvoorbeeld middels de plooimethode
lichaam extra warmte kwijt via zweet. Zweet verdampt op de huid, waardoor het warmte aan het lichaam onttrekt. Dat moet ook, anders zou de lichaamstemperatuur alsmaar stijgen.
warmte vasthouden
Als het lichaam dreigt af te koelen, bijvoorbeeld wanneer je buiten loopt en het koud is, trekken de bloedvaatjes in de lederhuid samen en produceren de zweetklieren minder zweet. De haarspiertjes aan het uiteinde van de haarwortel trekken de lichaamshaartjes overeind en er ontstaat kippenvel. Tussen de rechtopstaande haartjes zit lucht die de warmte van het lichaam vasthoudt. De vetlaag in de onderhuid beschermt ook tegen afkoeling.
De bindweefselmassage en de pincementsmassage kun je gecombineerd toepassen in één behandeling. De basis voor de behandeling is altijd één van beide massages. Deze massage vormt 2/3 deel van je behandeling. De andere massage vormt 1/3 deel van je behandeling. Welke massage de basis van je behandeling vormt hangt af van je eigen expertise.
Het voordeel van het combineren van de bindweefsel- en pincementsmassage is dat je het goede uit twee massages kunt combineren. Meer dan bij een reguliere massage, kun
je de massage aanpassen aan de cliënt en elk lijntje en plooitje zo behandelen als nodig is. De pincementsmassage is wat fijner van techniek, je kunt deze grepen daarom goed toepassen op bijvoorbeeld de kraaienpootjes. De bindweefselmassage is wat grover, deze grepen zijn erg geschikt voor bijvoorbeeld de rug en de wangen.
Hieronder volgt een voorbeeld van hoe je de bindweefsel- en pincementsmassage gecombineerd kunt toepassen. Bij elk lichaamsoppervlak staan de grepen aangegeven die je op dat betreffende oppervlak uit kunt voeren. Je kunt ervoor kiezen om alle grepen in de aangegeven volgorde uit te voeren. Ook kun je er voor kiezen om slechts een aantal grepen uit te voeren. Deze keuze maak je op basis van je eigen expertise. Daarnaast kun je bij een aantal lichaamsoppervlakken kiezen uit meerdere varianten. Kies hier de grepen die jij goed kunt uitvoeren en die passen bij het huidtype van je cliënt.
Let op: bij de bindweefselmassage behandel je steeds één zijde tegelijkertijd. Hierna loop je om om de andere zijde van het lichaam te behandelen. Bij de pincementsmassage kun je met twee handen symmetrisch werken of je behandelt één zijde tegelijkertijd.
Start met het onderzoeken van de rug. Dit onderzoek bestaat uit een visuele inspectie, controle van de temperatuur van de huid, controle op huidzones en een controle op bindweefselzones. Voer een anamnese uit en maak een analyse.
de massage
1 rug
Masseer de rug. Gebruik hierbij zowel huidtechnieken, overgangstechnieken als bindweefselgrepen.
Voordat je verder gaat met het masseren van decolleté, hals en gezicht pas je eerst effleurages toe op decolleté, hals en gezicht om de toestand van het weefsel te beoordelen.
2 decolleté
Start met het toepassen van huidtechnieken of palperen. Bij weinig bindweefsel voer je
vervolgens middeldiepe en oppervlakkige pincements uit. Bij veel bindweefsel maak je gebruik van overgangstechnieken en gewebswäsche. Eindig met het toepassen van de haal- en/of haaktechniek onder het sleutelbeen.
3 hals
Bij de hals kun je kiezen uit twee varianten.
• Pincement:
Start met het toepassen van effleurages. Voer vervolgens middeldiepe en oppervlakkige pincements uit. Je kunt ervoor kiezen om de pincements tweezijdig uit te voeren, of eerste de ene kant en daarna de andere kant van de hals te behandelen. Bij voldoende bindweefsel (onderkin) kun je ook diepe pincements toepassen.
• Bindweefsel:
Start met het toepassen van huidtechnieken. Pas vervolgens de plooi- en pluktechniek toe en hierna de harmonicagriff. Bij de harmonicagriff is het belangrijk om het gebied rond de schildklier vrij te laten. De grepen zijn te stimulerend. Eindig met het toepassen van de haal- en haaktechniek onder de kin.
4 gezicht
Bij het gezicht kun je kiezen uit vier varianten.
• Huidtechnieken: Voer huidtechnieken uit op het gezicht.
• Pincement:
Pas diepe pincements toe op de wangen of boven de kaakrand. Geef vervolgens oppervlakkige pincements op de neus. Geef middeldiepe en oppervlakkige pincements op de neuslippenplooi, boven- en onderlip, op de wangen en op de kin.
• Bindweefsel:
Start met het uitvoeren van één of meerdere overgangstechnieken. Voer vervolgens een gewebswäsche uit op de kaaklijn, de neuslippenplooi, de bovenlip en de onderlip.
• Combinatie: Voer de pincement- en bindweefseltechnieken gecombineerd uit.
5 wangen Bij de wangen kun je kiezen uit twee varianten.
• Pincement: Pas diepe pincements toe op de wangen of boven de kaakrand. Geef vervolgens oppervlakkige pincements op de neus en middeldiepe en oppervlakkige pincements op de neuslippenplooi, boven- en onderlip en op de wangen.
• Bindweefsel: Behandel de wangen één voor één. Voer de handelingen uit in het verloop van de splijtlijnen .
Start met het toepassen van huidtechnieken. Voer vervolgens minimaal twee overgangstechnieken uit. Pas hierna de gewebswäsche toe. Eindig met het uitvoeren van de haal- en/of haaktechniek. Behandel vervolgens de andere wang op dezelfde wijze.
6 ogen Bij de ogen kun je kiezen uit drie varianten.
• Pincement: Geef oppervlakkige pincements op het verloop van de kraaienpootjes.
• Bindweefsel:
Pas de haaltechniek toe. Dit doe je twee -
handig symmetrisch met de duimen op het oog. Laat de haaltechniek uitlopen in een gewebswäsche naar de haargrens.
• Combinatie:
Voer de pincement- en bindweefseltechnieken gecombineerd toe.
7 wenkbrauwen
Start met het uitvoeren van middeldiepe en oppervlakkige pincements op de wenkbrauwen. Dit doe je tweezijdig. Voer vervolgens eventueel een gewebswäsche uit. Ga hierbij van boven naar beneden, van mediaal naar lateraal en weer terug. Pas hierna de haal- en haaktechniek toe onder de wenkbrauwen.
Eindig met het uitstrijken van de oogkasrand. Loop vervolgens om, om het andere oog te behandelen.
8 glabella
Voer om en om pincement uit op de glabella. De glabella bevindt zich tussen de wenkbrauwen. Pas vervolgens een overgangstechniek toe. Eindig met het toepassen van de gewebswäsche.
9 voorhoofd
Start met het toepassen van huidtechnieken. Pas hierna overgangstechnieken of de gewebswäsche toe.
afsluitende
Sluit de behandeling af met een effleurage van het behandelde gebied of pas huidtechnieken toe. Hiermee breng je het lichaam weer tot rust. Werk hierbij van boven naar beneden.
diepe pincementgreep op de wang
greepDe bindweefsel-/pincementsmassage is een hele mooie aanvulling op de niveau 4 opleiding.
In mijn salon doe ik dit al jaren. Het is een prima anti-agemassage met veel resultaat. Het resultaat van de behandeling is natuurlijk wel van veel factoren afhankelijk, zoals leeftijd, erfelijkheid, kwaliteit van het bindweefsel, leefomstandigheden, huidverzorging enz. Wat ik wil beschrijven is een succesverhaal.
Mevrouw Pieterse was de eerste cliënt waarbij ik deze combinatie van massages in kuurverband heb uitgevoerd. Voorheen gaf ik al zo’n tien jaar bindweefselmassages, maar pas vier jaar geleden heb ik de specialisatie pincementsmassage behaald. Het leuke is dat als je meerdere massagetechnieken beheerst, je verschillende technieken kunt combineren.
Mevrouw Pieterse was een vrij nieuwe client van 40 jaar met een droge en vochtarme huid, teleangiëctastieën, huidverslapping en rimpels. Tijdens het intakegesprek werd mij duidelijk dat ze haar rimpels en huidverslapping het ergste vond. Vervolgens heb ik een behandelplan voor haar opgesteld en ben ik begonnen met de bindweefselmassage in kuurverband.
De eerste behandeling bestond uit reinigen, dieptereiniging, massage, masker en dagverzorging. Voor de massage heb ik de rug geïnspecteerd en gemasseerd en daarna het gelaat. Ik heb aan mevrouw Pieterse uitgelegd dat de huid wat beurs kon aanvoelen en dat dat binnen 24 uur minder zou worden. Mocht dat niet het geval zijn moest zij contact met mij opnemen. Daarnaast heb ik haar producten geadviseerd om het resultaat van de behandeling nog optimaler te maken.
Na een week ben ik met de tweede behandeling begonnen. Mevrouw Pieterse had geen huidzones of bindweefselzones die van belang konden zijn voor de gezichtsmassage. Vandaar dat ik bij de tweede behandeling alleen heb gereinigd en daarna de massage heb uitgevoerd. Bij deze tweede massage heb ik de bindweefselmassage gecombineerd met de pincementsmassage. Vooral op de hals en het voorhoofd heb ik pincementgrepen toegepast. Op de neuslippenplooi en wangen heb ik beide massagetechnieken toegepast.
De kuurbehandeling heeft in eerste instantie bestaan uit vijf behandelingen gedurende vijf weken. Na vijf weken was er een duidelijk resultaat waarneembaar: niet alleen haar rimpels maar ook haar vochtarme, droge huid waren duidelijk verbeterd. Ik heb een rustpauze van 1 maand ingelast en heb daarna nog een kuur van vijf behandelingen geadviseerd om een optimaal resultaat te behalen. Ook deze behandelingen heeft zij ondergaan. Daarna heb ik haar geadviseerd om één keer in de zes weken voor een onderhoudsbehandeling te komen. En één keer per jaar een kuurbehandeling voor een optimaal resultaat. Natuurlijk gaat de huidveroudering gewoon door, maar je kunt het wel een beetje uitstellen en met goede behandelingen en producten mooi en verzorgd oud worden.
Irene van Duuren was tot voor kort eigenaresse van Schoonheidssalon Papilio. Daarnaast is zij docent VO en niveau 3 en 4 op verschillende scholen. Op dit moment is Irene werkzaam bij ROC
Vitalis en Esthetica opleidingen te Breda en is zij schoolassessor en assessor bij het Kwaliteitscentrum voor niveau 3 en 4.
De huid is een orgaan met veel verschillende functies . De belangrijkste functie van de huid is de bescherming van het lichaam tegen invloeden van buitenaf, zoals elektriciteit, uitdroging en micro-organismen . Daarnaast speelt de huid een rol bij veel andere processen, bijvoorbeeld bij het op temperatuur houden van je lichaam en de productie van vitamine D
Bij de huidverbeteringsmassage combineer je massagegrepen van de bindweefsel- en de pincementsmassage . Per gebied kies je die grepen die passen bij de huid van de cliënt. Zo kun je de massage aanpassen aan het huidtype van de cliënt en elk lijntje en plooitje zo behandelen als nodig is.
Shiatsu is een massage of therapie, waarbij je de energiestromen in het lichaam in balans brengt. Het is dus niet alleen ontspannend, maar houdt ook je lichaam in evenwicht en huidconditie op peil.
Shiatsu vindt zijn oorsprong in het oosten, maar is gebaseerd op de Westerse kennis over anatomie en fysiologie.
Shiatsu betekent letterlijk ‘vingerdruk’ (shi = vinger, atsu = druk). De Shiatsumassage vindt zijn oorsprong in de Traditionele Chinese Geneeskunde (TCG) . Volgens de visie van de TCG bevinden zich in ons lichaam kanalen waar energie doorheen stroomt. Wanneer er sprake is van een stagnatie of blokkade in de energiestroom, kun je Shiatsu toepassen om dit op te heffen. Bij Shiatsu gaat men uit van een zelfhelende kracht die door de juiste behandeling geactiveerd kan worden. Voorbeelden van blokkades zijn spanningen, stijfheden, pijn en emotionele stemmingswisselingen die psychische klachten veroorzaken.
Tijdens een Shiatsumassage wek je de energiestroom op en breng je deze in balans. Hierdoor wordt de stagnatie of blokkade opgeheven. Je doet dit door op de kanalen (meridianen) waar de energie doorheen stroomt druk te geven met je vingers, duimen en/of handpalmen.
Een ander doel van Shiatsu is huidverbetering. In de cosmetische Shiatsumassage pas je massagetechnieken toe die de huidconditie verbeteren en huidproblemen verminderen.
Om de huidige Shiatsumethoden en de verschillen te begrijpen, wordt eerst ingegaan op de oorsprong en ontwikkeling van Shiatsu door de jaren heen.
Shiatsu is in de vorige eeuw ontwikkeld in Japan, maar heeft zijn oorsprong in China.
De verschillende gebieden binnen China hadden ieder hun eigen behandelmethoden. De meest bekende behandelmethoden die ten grondslag liggen aan Shiatsu zijn de TuiNa-massage, acupressuur en acupunctuur. Deze drie methoden hebben ieder hun grondslag binnen de theorie van de TCG. De TuiNa-massage en acupressuur ontstonden in midden China. Door behandeling werd de lichamelijke conditie weer op peil gebracht. In het zuiden en oosten van China werd acupunctuur toegepast om inwendige krampen en huidproblemen tegen te gaan.
TuiNa-massage
Er zijn verschillende vormen van TuiNamassage (spreekt uit: Twiena), dat letterlijk duw-grijpmassage betekent (Tui = duw, Na = grijp). De eerste vormen van TuiNa werden circa 200 jaar voor Christus in China gebruikt om kinderziekten en spijsverteringsproblemen te genezen. Vanaf het jaar 600 werd TuiNa in medische lesprogramma’s opgenomen. Vandaag de dag vind je TuiNa nog steeds terug in Chinese ziekenhuizen. Ook zie je steeds vaker een combinatie van TuiNa met acupunctuur. Net als bij Shiatsu gaat het bij TuiNa om het herstellen en in balans brengen van de energiestroom (Yin en Yang). Chinezen spreken hier echter over ‘Qi’ en ‘Bloed’ dat door de kanalen (of meridianen) stroomt en het lichaam onder andere voorziet van voedingsstoffen.
acupressuur
Shiatsu bestaat uit verschillende technieken. Een van deze technieken is acupressuur. Deze techniek noem je ook wel drukpuntmassage. Acupressuur is ontstaan vanuit de TuiNa-massage en heeft als doel het in balans brengen van de energiestroom. In de Shiatsu pas je acupressuur toe door druk te geven op bepaalde punten, die je in de acupunctuur ook wel tsubo’s noemt.
Het verschil tussen acupressuur en acupunctuur is dat bij acupressuur een drukpunt wordt gestimuleerd door druk te zetten met je vingers en bij acupunctuur met naalden. Door op bepaalde punten de meridianen met een naald (of vroeger een botsplinter) te stimuleren kun je blokkades opheffen en de energiestroom in balans brengen.
Medische Shiatsu
De grondlegger van de Shiatsutherapie is Tokujiro Namikoshi. Op achtjarige leeftijd masseerde hij zijn zieke moeder, die last had van reuma. Zonder kennis van anatomie, richtte hij zich tijdens de behandelingen op de plekken die het meest koel en stijf aanvoelden. Door precies die plekken te behandelen, stimuleerde hij onbewust de aanmaak van corticosteroïden in de bijnieren. Dit hormoon zorgde ervoor dat de reuma verdween en zijn moeder genas.
Na deze ervaring is Namikoshi zich verder gaan verdiepen in de door hem toegepaste behandelmethode die hij Shiatsu noemde. Hij opende in 1925 zijn eerste Shiatsukliniek , waarin hij Oosterse massagetechnieken met de Westerse geneeskunde combineerde. Hierdoor kreeg Shiatsu een medische waarde. In 1964 wordt de Shiatsumethode van Namikoshi officieel aangenomen door het Japanse Ministerie van Gezondheid. Medische Shiatsu gaat er vanuit dat ziektes, pijn of andere klachten ontstaan door een verstoorde energiestroom. Deze energiestroom kan door middel van drukpuntmassage weer in balans worden gebracht. Als je regelmatig een (Medische) Shiatsumassage ondergaat kunnen afwijkingen in de energiestroom makkelijker worden opgespoord en klachten als oververmoeidheid of ziekten worden voorkomen.
Zen-Shiatsu
Zen-Shiatsu is ontwikkeld door Shizuto Masunaga in de jaren 70. Masunaga was een student van Namikoshi. Hij merkte op dat de punten op het lichaam waar in de Medische Shiatsu druk op wordt uitgeoefend, overeenkomen met de punten die in de TCG energiekanalen of meridianen worden genoemd. Zen-Shiatsu is dan ook een vorm van Shiatsu waarbij technieken uit de traditionele Japanse massage met de TCG en Westerse psychologie worden gecombineerd. Een verschil met methoden uit de TCG (TuiNa, acupressuur en acupunctuur) is dat je bij Zen-Shiatsu op alle punten op de meridianen druk uitoefent.
Masunaga vestigde de aandacht op de ontwikkeling van de Shiastubeoefenaar zelf. Degene die Shiatsu toepast moet in zijn kern komen en anderen aanraken vanuit
Figuur 6.1zijn eigen centrum. Dit energiecentrum van de mens wordt in Japan Hara (= buik) genoemd. Als je vanuit je Hara werkt ervaar je het hele lichaam als eenheid en handel je hiernaar. De beoefenaar moet in staat zijn om zowel impulsen van buitenaf als signalen van het hart te voelen. De kracht van Zen en de Zen-Shiatsumassage is met name de stilte waardoor men rust en ruimte ervaart. Vanuit deze rust en ruimte kan men op zoek gaan naar zijn eigen gevoelscentrum. Als beoefenaar ga je als het ware een gevoelsmatige relatie aan met je cliënt. Het doel van Zen-Shiatsu is om balans te brengen in lichaam, geest en ziel.
De meridiaanmassage is geen drukpuntmaar een strijkmassage, waarbij je de meridiaan volgt van punt naar punt. Je besteedt extra aandacht aan de plekken die dat nodig hebben. Tijdens de meridiaanmassage houd je constant contact met de huid. Deze massagetechniek toont overeenkomsten met de Westerse effleurage en kun je hier dan ook mee combineren. De Zen-Shiatsu heeft meer overeenkomsten met de meridiaanmassage dan met de traditionele drukpuntmassage. Ook hier volg je de meridiaan.
Als je last hebt van je keel en je gaat naar de dokter, dan sta je vreemd te kijken als hij je buik onderzoekt. In het westen is het gebruikelijk dat als je ergens pijn hebt er specifiek naar die plaats wordt gekeken waar je pijn hebt. Vervolgens krijg je iets voorgeschreven tegen die specifieke pijn en
kan het helingsproces beginnen. De mens wordt in deze situatie als een opbouw van delen gezien, die apart van elkaar kunnen worden behandeld. Deze filosofie noem je het atomistisch model; een mens bestaat uit duizenden kleine ondeelbare stukjes materie (atomen) die samen een geheel vormen. Het nadeel is dat je hierdoor aanwezige relaties en samenhang uit het oog kunt verliezen.
In het oosten wordt geleefd en gehandeld naar het holistisch model. Dit model beschouwt de mens als een geheel. Een behandeling heeft niet alleen effect op de plaats waar je behandelt, maar op het hele lichaam. Het holisme gaat er dan ook vanuit dat een systeem of geheel (zoals het lichaam) niet kan worden verklaard door de som van alleen zijn componenten (lichaamsdelen) te nemen, maar door de samenhang of ordening van die componenten en hun interactie. Daarnaast wordt in het holistisch model uitgegaan van de energie en kracht die van nature in het lichaam aanwezig zijn. Waar in het westen medicijnen en cosmetica worden voorgeschreven, wordt in het oosten, bijvoorbeeld door middel van Shiatsu, de natuurlijke energie gebruikt om het lichaam psychisch of fysiek te versterken of te herstellen. Het nadeel van het holistisch model is dat je delen niet los kunt zien, ook al is dit in sommige gevallen van groot of zelfs levensbelang. Denk bijvoorbeeld aan tumoren of nierstenen.
In Westerse ziekenhuizen wordt dus door middel van specifieke analyse voornamelijk gekeken naar de symptomen (verschijnselen). Deze worden als oorzaak van de ziekte of aandoening beschouwd. Westerse behandelingen zijn er op gericht deze symptomen te laten verdwijnen. In het oosten wordt gekeken naar de hele mens en dus niet alleen de
symptomen. Behandelingen zijn er op gericht om de energiestroom in het lichaam in balans te brengen, blokkades op te heffen en zo de oorzaak van de symptomen weg te nemen.
Als je als westerling het woord ‘energie’ hoort, denk je bijvoorbeeld aan wind- of zonne-energie, elektriciteit, of de energie die je zelf bezit, de kracht of conditie om iets te doen. De Oosterse visie op energie gaat echter verder. Volgens deze visie is overal en in alles energie aanwezig; alle natuurlijke materie bestaat uit energie. Deze zogeheten kosmische energie gaat uit van het zelfgenezend vermogen van mensen. De Chinese term voor deze energie is Qi of Chi , wat ‘levenskracht’ betekent. Chi kan zowel materieel als immaterieel zijn.
De Chi in je lichaam die ervoor zorgt dat je organen goed functioneren, stofwisseling plaatsvindt en het bloed circuleert, noem je ook wel ‘biologische energie’. Daarnaast straal je energie uit. De energie die je uitstraalt is je ‘aura’. Iedereen heeft zijn eigen aura. Wanneer de biologische energiestroom in je lichaam is verstoord, raakt ook je aura verstoord. Door middel van massage kunnen de energiestromen aan de oppervlakte van je lichaam weer in balans worden gebracht. Dit heeft een positief effect op je aura.
Hara is de biologische energiebron van de mens. Volgens de TCG ligt de Hara in het midden van de onderbuik, circa 5 centimeter onder de navel. Hara wordt in Japan ook wel
Tanden genoemd en in China Dan-Tian . Vanuit je Hara bepaal je als Shiatsubeoefenaar je werkhouding, zodat er tijdens de behandeling sprake is van een optimale energiestroom. Deze houding is vooral bij oudere Chinezen en Japanners terug te zien. Doordat het centrum of zwaartepunt in hun buik ligt, houden ze hun bovenlichaam recht en buik en schouders ontspannen. Behalve dat dit een goede lichaamshouding is, geeft het een standvastige en evenwichtige indruk.
Tijdens de Shiatsumassage is het belangrijk om je:
(1) vooraf naar binnen te richten en je goed te concentreren op je Hara;
(2) volledig te ontspannen , zodat je natuurlijke druk geeft op het lichaam van je cliënt;
(3) centrum te bewaren en je zwaartepunt laag te houden door opperste concentratie en ontspanning (intentie) ;
(4) volledig te richten op je cliënt, zodat je jouw energie naar je cliënt kunt laten stromen (door middel van visualisatie ).
Concentratie, ontspanning, intentie en visualisatie zijn de vier energieprincipes. Visualiseren is het omzetten van een gedachte naar een beeld. In de Shiatsumassage is dit het beeld van energie, die via je handen naar de cliënt stroomt.
De TCG gaat uit van drie verschillende typen Chi die zich in het lichaam bevinden.
1. De oorspronkelijke/prenatale Chi is genetisch bepaald en al aanwezig vanaf je geboorte.
2. De graan-Chi ontvang je door het nuttigen van voedsel.
3. De lucht-Chi ontvang je door lucht in te ademen.
Daarnaast worden er in de TCG vijf functies van energie onderscheiden:
1. Bewegen: Energie wordt hier als brandstof gezien om spieren (en huid) te bewegen.
2. Verwarmen: Ook hier dient energie als brandstof om je lichaamstemperatuur op peil te houden.
3. Beschermen: Energie als bescherming tegen ziekten en infecties, je kunt dit vergelijken met het Westerse afweersysteem. Ook wel weienergie genoemd.
4. Transformeren: Energie zet bijvoorbeeld voedsel om in nieuwe energie.
5. Behoud van lichaamssubstanties: Energie zorgt er bijvoorbeeld voor dat het bloed door je lichaam blijft stromen.
Het bloed dat in ons lichaam aanwezig is, kun je zien als een materiële vorm van Chi die de huid voedt. Bloed is net als Chi belangrijk omdat het ons lichaam versterkt en herstelt.
Wat in het westen het afweersysteem wordt genoemd, wordt in het oosten Wei-energie, oftewel beschermende energie, genoemd. Deze energie beschermt ons bijvoorbeeld tegen bacteriën en huidinfecties. Wei-energie loopt door ons lichaam.
De Wei-energie staat onder controle van de longen. Ze beschermt de huid tegen exogene krachten , oftewel invloeden van buitenaf. De maag en milt zorgen onder andere voor de aanmaak van deze wei-energie. Deze energie ontstaat door spijsvertering: de transformatie van voedsel naar energie. Ook de dikke darm speelt een rol in het spijsverteringsproces en vormt daarnaast een wezenlijk onderdeel van het totale immuunsysteem. De maag, milt en dikke darm beschermen het lichaam tegen endogene krachten , invloeden van binnenuit. Denk bijvoorbeeld aan bacteriën die je binnenkrijgt via voedsel.
Een tekort of een overschot aan Chi heeft, net als een blokkade of stagnatie, een verslechterde gezondheid en huidconditie als resultaat. Een tekort aan Chi, ook wel Yin genoemd, uit zich als een ietwat gevoelloze, slappe, rimpelige of droge, vochtarme huid. In de Shiatsumassage kun je dit tekort opheffen door hier energie naartoe te verplaatsen. Je maakt hierbij gebruik van stimulerende technieken . Een overschot aan Chi, ook wel Yang genoemd, uit zich als een gevoelige huid die stijf aanvoelt en met verhardingen of een strakke, gespannen huid met acne of oedeemvorming. In de Shiatsumassage kun je het overschot aan energie opheffen door de energie van die plaatsen weg te halen. Je maakt hierbij gebruik van sederende technieken. Een blokkade of stagnatie, vaak ook Yang genoemd, kan zich uiten in
gespannen plekken en onderhuidse knobbels. Om de blokkade op te heffen pas je zowel stimulerende als sederende technieken toe.
Tijdens een Shiatsumassage spelen Yin en Yang een belangrijke rol. Al 800 jaar voor Christus werd er geschreven over Yin en Yang in het Chinese Boek der Veranderingen. Hierin staat beschreven dat de Chi, waarvan alle aspecten van het leven en het universum zijn doordrongen, bestaat uit twee tegengestelde kwaliteiten Yin en Yang . Yin en Yang zijn niet zozeer tegenstellingen, maar ze vullen elkaar aan; het zijn complementaire waarden. Yin is de samentrekkende kracht en Yang is de uitzettende kracht. Ze zijn in verschillende verhoudingen in alles aanwezig; de één kan niet zonder de ander. Als de balans tussen Yin en Yang verstoord is kan dit tot pijn of ziekte leiden. Een Shiatsumassage heeft als doel Yin en Yang in balans te brengen.
Yin is de negatieve energie. Kenmerken van Yin zijn: schaduw, nacht, aarde, kou, dalend, vochtig, passief en vrouwelijk. Yang is de positieve energie. Kenmerken van Yang zijn: zon, dag, hemel, warmte, stijgend, droog, actief en mannelijk. Yin is meer naar binnengericht en is het voedende aspect van het lichaam. Yang is meer naar buitengericht en is het functionele aspect van het lichaam. Door deze kenmerken leer je Yin en Yang in de massage beter te begrijpen.
Zo stroomt Yin vanaf de aarde ons lichaam binnen. Via de voeten en de binnenkant van de benen stroomt de energie naar het boven -
lijf. Vervolgens stroomt Yin via de binnenkant van de armen naar de vingertoppen. Yang daarentegen stroomt vanuit de hemel of zon ons lichaam binnen. De energie stroomt via onze vingertoppen, langs de buitenkant van de arm naar het gezicht. Vervolgens stroomt Yang via de buitenkant van de benen naar de voeten. Yin en Yang komen elkaar bij de voeten en vingertoppen tegen. Er is dus sprake van een continue energiestroom door de meridianen in ons lichaam. De Yin meridianen liggen hoofdzakelijk aan de voorkant van het lichaam en de Yang meridianen aan de achterkant. Om alle twaalf hoofdmeridianen in
Figuur 6.3het lichaam te behandelen volg je de (gehele) energiestroom van Yin en Yang drie keer.
Een Shiatsumasssage heeft als doel Yin en Yang in balans te brengen. Dit begint bij de huidanalyse. Heeft een cliënt bijvoorbeeld een koele, bleke, slappe huid en is er sprake van rimpelvorming? Dan is er meer Yin (de samentrekkende kracht) dan Yang aanwezig. Wanneer Yang (de uitzettende kracht) in hogere mate aanwezig is heeft de cliënt een warme, rode, gespannen en vettige huid. Bij een Yin-huid is er sprake van onderactiviteit en bij een Yang-huid van overactiviteit.
Als Yang overheerst is de huid doorgaans gevoeliger dan wanneer Yin overheerst. Bij een Yin-huid liggen de oorzaken dan ook dieper
dan bij Yang. Bij een Yang-huid liggen de symptomen namelijk aan de oppervlakte. Denk bijvoorbeeld aan pustels en comedonen. Yin is daarentegen moeilijker te zien en te voelen.
Yin en Yang in balans brengen
In een gezichtsmassage richt je je aandacht vooral op die zijde van het gezicht waar Yin het meest aanwezig is. Oftewel de zijde van het gezicht die het meest koel en slap aanvoelt. De oorzaak van Yin ligt dieper dan bij Yang, vandaar dat de Yin-huid de meeste aandacht verdient tijdens de massage. Als een gedeelte van het gezicht zeer strak gespannen is (Yang), masseer deze dan in eerste instantie niet. Vaak door eerst de Yin-huid te masseren zie je dat de Yang-huid al kalmer wordt. De huid raakt dus meer in balans. Controleer tijdens een massage re -
gelmatig de spanning van beide zijden van het gezicht, zodat je merkt welke plaatsen nog aandacht nodig hebben.
Om de Yin-huid meer Yang te maken, stimuleer of prikkel je de huid door snelle, stevige en korte bewegingen te maken. Andersom maak je de Yang-huid meer Yin door de huid te sederen met langzame, zachte en geleidelijke bewegingen.
Let erop dat je de overtollige energie van cliënten niet overneemt. Strijk goed het lichaam van de cliënt af en zorg ervoor dat je na de massage je handen afslaat en afspoelt.
Het holistisch model gaat er vanuit dat verschillende krachten effect hebben op de energiestroom in je lichaam. Zo ook je humeur. Als Yin (de negatieve energie) overheerst dan ben je over het algemeen somberder ingesteld en beschik je over minder wilskracht dan als Yang (de positieve energie) overheerst. Als je beschikt over teveel negatieve of teveel positieve energie is je energiestroom verstoord. Dus ook hiervoor geldt dat Yin en Yang in evenwicht moeten zijn.
De kanalen of meridianen waar de energie (of Chi) doorheen stroomt hebben geen fysieke vorm zoals aders dat wel hebben. Ondanks dat zijn deze meridianen met hun drukpunten omschreven en uitgetekend. De in totaal veertien meridianen verbinden de, voor Oosterse begrippen, belangrijkste organen met elkaar. Dit zijn de maag, milt, longen, dikke en dunne darm, blaas, nieren, galblaas, lever, driewarmer, hart -
constrictor en het hart. De twaalf hoofdmeridianen liggen symmetrisch ten opzichte van elkaar vlak onder de huid. Naast deze twaalf hoofdmeridianen zijn er twee dieper liggende kanalen, dumo en renmo, die je tijdens een Shiatsumassage kunt behandelen. Door de meridianen door middel van Shiatsu te behandelen manipuleer je de Chi. Meridianen hebben verschillende functies. Zo zorgen ze voor beweging in het lichaam (van onder andere bloed en zuurstof) en voor een juiste werking van de organen.
Om het meridiaanstelsel beter te begrijpen zijn er vijf hoofdkenmerken te onderscheiden.
1. Cyclische energie : de energie die door de meridianen loopt is cyclisch. Je kunt dit beschouwen als een ‘energiekringloop’.
2. Polariteit : de aanwezigheid van Yin (negatieve energie) en Yang (positieve energie) binnen deze cyclische energie.
3. Projectie : een meridiaan is een afspiegeling (projectie) van de kracht van een inwendige orgaan, die aan de oppervlakte van het lichaam ligt.
4. Trajecten : de meridianen volgen vaste routes.
5. Drukpunten : op deze routes bevinden zich drukpunten. Ieder drukpunt heeft zijn eigen kwaliteit.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen Yinen Yang-meridianen. Of een meridiaan Yin of Yang is, is afhankelijk van de richting waarin hij loopt. Dit betreft overigens alleen het gedeelte van de meridiaan dat aan de oppervlakte van het lichaam ligt en je kunt behandelen.
6.5.1 YIN-MERIDIANEN
Er zijn zes Yin-meridianen . De long-, milt-, hart-, nier-, hartconstrictor- en levermeridiaan. In deze paragraaf wordt per meridiaan
uitgelegd (1) waar hij zich bevindt in het lichaam, (2) wat zijn belangrijkste functie is, (3) wanneer je hem kunt behandelen en (4) wat zijn relatie is tot menselijke emoties en kleur.
De longmeridiaan loopt aan beide zijden van het lichaam en begint op de borst vlak onder het sleutelbeen. Van daaruit loopt hij over de schouder via de elleboog naar de onderarm. Tot slot loopt hij naar de pols en eindigt op de duim. Op de longmeridiaan zitten elf punten.
De longmeridiaan vormt een koppel met de dikke darmmeridiaan. De energie die door de longmeridiaan stroomt verzorgt je opperhuid, je hoofd- en lichaamshaar. Vanwege zijn nauwe relatie tot de huid noem je de longmeridiaan ook wel de huidmeridiaan .
Daarnaast zijn de longen belangrijk voor de ademhaling of ademsfeer. Ze behoren samen met de luchtpijp en de neus, die de lucht verwarmt, bevochtigt en stofdeeltjes opvangt, tot het ademhalingsstelsel. De energiestroom start en eindigt in het lichaam bij de longen.
Directe functies zijn: regulering van de temperatuur, vochtigheidsgraad en vochtuitscheiding (bijv. transpiratie) van de huid. De longenergie is dan ook gevoelig voor droogte, wat kan leiden tot een droge, vochtarme huid.
Verder zorgen de longen voor de afvoer van afvalstoffen (eliminatie) en de daling en verspreiding van energie en lichaamsvloeistoffen in het lichaam. Tot slot beschermt de longenergie (d.m.v. wei-energie) de huid tegen invloeden van buitenaf.
behandelen
Je behandelt de longmeridiaan als de temperatuurbalans verstoord is, maar ook als er problemen zijn met de vochtigheidsgraad van de huid en vochtuitscheiding (transpiratie). Verder heeft de behandeling effect op de lichaamsvloeistoffen, zodat je oedeemvorming kunt tegengaan.
Zowel bij de long- als bij de dikke darmmeridiaan is er bij negatieve energie sprake van verdriet en depressie. Bij evenwichtige energie zet dit zich om naar gezonde bezorgdheid, vertrouwen, begrip en bedachtzaamheid. De kleur behorende bij de longmeridiaan is wit.
De miltmeridiaan begint aan het uiteinde van de grote teen. Vanaf hier loopt hij aan de binnenzijde van het been omhoog en via de buik naar de borst. Hij eindigt bij de oksel.
De miltmeridiaan vormt een koppel met de maagmeridiaan. De miltmeridiaan zorgt voor het aanmaken van hormonen, de lymfecirculatie en een juiste vorming en stroming van het bloed door het lichaam. Samen met de maagenergie zorgt de miltenergie voor de spijsvertering. Meer specifiek het omzetten (transformeren) van voeding naar lichaamsvloeistoffen en energie en de transport hiervan door ons lichaam. Vanwege deze processen is de milt verantwoordelijk voor de kwaliteit van het bindweefsel, de lederhuid en de spieren in het lichaam, de vier ledematen (armen en benen), de vochtregulering en het afweersysteem. De milt heeft dan ook een beschermende functie voor het lichaam.
Miltenergie is gevoelig voor vocht. Een teveel aan vocht kan leiden tot huiduitslag door ophoping van afvalstoffen of oedeem. De alvleesklier valt ook onder de miltmeridiaan. Hij helpt de spijsvertering door enzymen af te scheiden die het voedsel afbreken tot bruikbare bestanddelen voor het lichaam. Tevens regelt hij de bloedsuikerspiegel door afscheiding van insuline.
behandelen
Je kunt de miltmeridiaan behandelen als er problemen zijn met de vochtbalans. Daarnaast kun je de deze meridiaan behandelen als er klachten zijn omtrent de spijsvertering, of als er sprake is van bloed- en energiestagnatie. Voorbeelden hiervan zijn vermoeide, verslapte spieren, zware ledematen en een slechte huiddoorbloeding, dat zich bijvoorbeeld uit in verwijde bloedvaten. Bij een verstoorde milt zijn het gezicht en de lippen vaak bleek en een beetje gelig. Scheurtjes in de mondhoeken en rimpels om de mond zijn hier ook tekenen van. Als het lichaam een teveel aan vocht bevat kun
je deze verdrijven door de miltmeridiaan te behandelen.
emoties en kleur
Zowel bij de milt- als bij de maagmeridiaan is er bij negatieve energie sprake van piekeren en zorgen. Bij evenwichtige energie zet dit zich om naar het verwerken en integreren van indrukken en ervaringen. De kleur behorende bij de miltmeridiaan is geel.
hart (ht.)
De hartmeridiaan loopt aan de linker- en rechterkant van het lichaam. De meridiaan begint bij de oksel en gaat langs de elleboog aan de binnenkant van de arm naar de handpalm en pink toe.
Ht.
Ht.
zaakt, kun je met een behandeling van de hartmeridiaan tegengaan. Verder kan een behandeling zorgen voor een betere temperatuurbeheersing in het lichaam.
Ht.
Ht. 8
Ht. 9
De hartmeridiaan vormt een koppel met de dunne darmmeridiaan. Net als de hartconstrictormeridiaan staat ook de hartmeridiaan in relatie tot de bloedcirculatie en het vernauwen en verwijden van bloedvaten. Daarnaast zorgt de hartenergie voor de temperatuurbeheersing in het lichaam.
De hartenergie is gevoelig voor hitte (vuur). Hitte kan zorgen voor stremming van de bloedstroom, wat kan leiden tot ontstekingen en huiduitslag. Daarnaast staat de hartmeridiaan in verbinding met het lichaamshaar en de tong. De conditie van de hartenergie uit zich in de structuur en kleur van de tong. Een slappe, bleke tong geeft aan dat de hartenergie uit balans is. Ook uitingen van spraak, zoals stotteren, staan in relatie tot de hartmeridiaan.
Door de hartmeridiaan te behandelen stimuleer je de doorbloeding in het lichaam, waaronder de doorbloeding van de huid. Rode, witte of paarse huidverkleuringen in het gelaat, die door emoties worden veroor-
Zowel bij de hart- als de dunne darmmeridiaan is er bij negatieve energie sprake van overdreven vreugde dat naar hysterie neigt. Een evenwichtige energie uit zich in een goed concentratie- en denkvermogen. De kleur behorende bij de hartmeridiaan is rood.
De niermeridiaan loopt aan beide zijden van het lichaam. Het begint onder de voet en loopt omhoog aan de binnenzijde van de enkel. Vervolgens loopt de meridiaan via de binnenzijde van het onderbeen, de knie, het bovenbeen en de lies, naar de geslachtsorganen. Vanaf daar loopt de meridiaan omhoog langs de navel en over de borst.
De niermeridiaan vormt een koppel met de blaasmeridiaan. De nieren zorgen voor lichamelijke kracht en groei. Zo hebben ze invloed op de ontwikkeling van botten en haar. In de nierenergie ligt dan ook de genetische aanleg voor huidproblemen en –ziekten. Daarnaast zijn ze verantwoordelijk voor de vochtbalans in het lichaam en het uitscheiden (elimineren) van afvalstoffen, zodat het lichaam wordt gezuiverd. De nieren, of eigenlijk de bijnierschors, zorgen verder voor de aanmaak van corticosteroïden . Deze hormonen spelen een belangrijke rol in de suikerhuishouding en de afweer van het lichaam. Ook heeft de nierenergie invloed op de geslachtsorganen en de voortplanting.
De nierenergie is gevoelig voor koude. Koude kan zorgen voor stremming van de
lichaamsvloeistoffen, wat kan leiden tot oedeemvorming. Daarnaast staat de niermeridiaan in relatie tot het hoofdhaar en de oren. Een onevenwichtige nierenergie uit zich in gehoorachteruitgang en doofhuid. Een scherp gehoor staat voor een evenwichtige nierenergie.
Door de niermeridiaan te behandelen kun je verstoringen of blokkades, die onder andere zorgen voor klachten bij het plassen, de voortplanting en pijn in de onderrug, opheffen. Verder kan bij mensen met oedeem of een droge, vochtarme huid, het behandelen van de niermeridiaan zorgen voor een betere vochtregulatie. Hetzelfde geldt voor mensen met huiduitslag die is ontstaan door een slechte vochtuitscheiding.
Zowel bij de nier- als de blaasmeridiaan is er bij negatieve energie sprake van angst en diverse fobieën. Bij evenwichtige energie is er juiste sprake van wilskracht, overlevingsdrang en moed. De kleur behorende bij de niermeridiaan is blauwzwart.
Voor Westerse begrippen is de hartconstrictor, die onder andere voor de circulatie van het hart zorgt, geen orgaan. Vanuit de acupunctuur wordt de hartconstrictor wel als apart orgaan gezien. De meridiaan begint boven de tepel en loopt vervolgens via de arm naar het uiterste punt van de middelvinger.
De hartconstrictormeridiaan of hartbeschermermeridiaan vormt een koppel met de driewarmermeridiaan. De hartconstrictormeridiaan heeft een nauwe relatie tot het h art en de nieren. Ze staat dan ook net als de niermeridiaan in relatie tot het lichaamshaar
en de vochtbalans in het lichaam. De hartconstrictormeridiaan heeft een beschermende functie voor het hart. Dat wil zeggen dat de hartconstrictormeridiaan het hart beschermt tegen schadelijke factoren van buitenaf. Denk hierbij aan emoties als stress, infecties, maar ook aan hitte.. Net als de hartmeridiaan is de hartconstrictormeridiaan gevoelig voor hitte (vuur). Hitte kan zorgen voor stremming van de bloedstroom, wat kan leiden tot ontstekingen en huiduitslag.
Verder vormt de hartconstrictormeridiaan de bloedvaten en reguleert de bloeddruk. De hartconstrictormeridiaan staat net als de hartmeridiaan in relatie tot het vernauwen en verwijden van de bloedvaten.
Door de hartconstrictormeridiaan te behandelen kun je koorts verlagen en druk op de borst verminderen. Daarnaast heeft het behandelen van de hartconstrictormeridiaan ook effect op de lymfecirculatie en de huid. Verder optimaliseert een behandeling van deze meridiaan de doorbloeding en kun je huidverkleuringen door emoties zoals stress tegengaan.
Net als bij de hart- en dunne darmmeridiaan is er bij negatieve energie in de hartconstrictor- en driewarmermeridiaan sprake van overdreven vreugde dat naar hysterie neigt. Een evenwichtige energie uit zich in een goed concentratie- en denkvermogen. De kleur behorende bij de hartconstrictormeridiaan is rood.
De levermeridiaan begint bij de nagel van de grote teen, loopt omhoog over de voet en via de binnenzijde van de enkel en knie naar de lies. Vanuit daar loopt de meridiaan over het geslachtsorgaan naar de buik en eindigt bij de ribben. Het kanaal, dat vrij diep ligt, komt bij de buik meer aan de oppervlakte.
De levermeridiaan vormt een koppel met de galblaasmeridiaan. De lever slaat bloed op en verspreidt dit vervolgens door het lichaam. Als deze stroom stagneert dan heeft dit invloed op de weefsels in het lichaam en dus ook op de huid. De leverenergie staat in relatie tot emotionele invloeden op de huid. Ze is gevoelig voor wind. Wind kan leiden tot jeuk, uitslag of zelfs allergische reacties. Daarnaast heeft de leverenergie (samen met de galblaasenergie) controle over de regulering van gif- en afvalstoffen, oftewel het zuiveren van het lichaam.
De leverenergie staat in relatie tot de ogen, nagels en pezen. Verkleuringen en achteruitgang van de ogen, broze of verkalkte nagels, verkorte spieren en stijfheid van de pezen, zijn tekenen ven een onevenwichtige leverenergie.
Door de levermeridiaan te behandelen kun je aanwezige energie- en bloedstagnaties
6.11
opheffen en verstoringen door gif- en afvalstoffen verhelpen. Daarnaast kun je de talgproductie, vetvertering en pigmentatie van de huid op orde brengen en allergische reacties tegengaan. Verder kunnen oogklachten, nagelklachten en klachten als verstopping, hoofdpijn en stijve gewrichten en spieren door behandeling van deze meridiaan verdwijnen.
Zowel bij de lever- als de galblaasmeridiaan is er bij negatieve energie sprake van woede en frustratie. Bij evenwichtige energie is er juiste sprake van levenslust. De kleur behorende bij de levermeridiaan is blauwgroen.
Er zijn zes Yang-meridianen . De dikke darm-, maag-, driewarmer-, blaas-, dunne darm- en galblaasmeridiaan. Hieronder wordt per meridiaan uitgelegd (1) waar hij zich bevindt in het lichaam, (2) wat zijn functie is, (3) wanneer je hem behandelt en (4) wat zijn relatie is tot menselijke emoties en kleur.
De dikke darmmeridiaan loopt vanaf de wijsvinger ter hoogte van de nagelriem, via de buitenkant van de arm, bovenzijde schouder en hals tot naast de neusvleugel.
De dikke darm vormt een koppel met de longmeridiaan. Ze vullen elkaar aan. De functies van de dikke darm zijn onder andere het uitscheiden van afvalstoffen (eliminatie), vocht onttrekken aan voedsel en bescherming bieden; de dikke darm is een onderdeel van het immuunsysteem. Daarnaast houdt de dikke darmmeridiaan verband met de ademhalingsfunctie.
Dida. 18
Dida. 17
Dida. 16
Dida. 15
Dida. 14
Dida. 13
Dida. 12
Dida. 11
Dida. 10
Dida. 5
Dida. 1
behandelen
Je kunt de dikke darmmeridiaan behandelen als er problemen zijn omtrent de uitscheiding van afvalstoffen en de vochtbalans in het lichaam.
emoties en kleur
Zowel bij de dikke darm- als bij de longmeridiaan is er bij negatieve energie sprake van verdriet en depressie. Bij evenwichtige energie zet dit zich om naar gezonde bezorgdheid, vertrouwen, begrip en bedachtzaamheid. De kleur behorende bij de dikke darmmeridiaan is wit.
maag (mg.)
De maagmeridiaan loopt aan beide zijden van het lichaam. De meridiaan begint onder het oog, loopt van daaruit naar de wang en
Dida. 20
Dida. 19
Mg. 8
Mg. 7
Mg. 4
Mg. 6
Mg. 5
Mg. 9
Mg. 10
Mg. 11
Mg. 12
Mg. 15
Mg. 18
Mg. 20
Mg. 25
Mg. 30
bindweefsel en de spieren in het lichaam, de vier ledematen (armen en benen), de vochtregulering en het afweersysteem. De maag heeft dan ook een beschermende functie voor het lichaam.
Behandel de maagmeridiaan om problemen omtrent de vochtbalans (tekort aan vocht) in het lichaam te herstellen. Daarnaast kun je deze meridiaan behandelen als er klachten zijn omtrent de spijsvertering, of als er sprake is van bloed- en energiestagnatie. Bij een verstoorde maag zijn de lippen vaak een beetje droog of te rood. Scheurtjes in de bovenlip kunnen wijzen op maagzweer.
Mg. 38
Mg. 40
Mg. 39
Mg. 45
vervolgens via de kaak weer omhoog naar het voorhoofd. Daarna loopt hij omlaag naar de keel over het sleutelbeen, de borst, de buik en langs de navel naar de lies. Vervolgens naar het bovenbeen, de knie en het onderbeen, waarna hij eindigt op de tweede teen.
De maag vormt een koppel met de miltmeridiaan. De functie van de maagmeridiaan is met name de aanmaak van hormonen en de regulering van de spijsvertering. Meer specifiek: het transformeren van voeding in energie, bloed en lichaamsstoffen en het transport hiervan door ons lichaam. Vanwege deze processen is de maag net als de milt verantwoordelijk voor de kwaliteit van het
Zowel bij de maag- als bij de miltmeridiaan is er bij negatieve energie sprake van piekeren en zorgen. Bij evenwichtige energie zet dit zich om naar het verwerken en integreren van indrukken en ervaringen. De kleur behorende bij de maagmeridiaan is geel.
De dunne darmmeridiaan begint op de handen. Via de zijkant van de nagelrand van de pink, loopt de meridiaan langs de zijkant van de handen, pols en onderarm, naar de elleboog. Van daaruit loopt de meridiaan via de bovenarm over het schouderblad naar de nek, kaak en eindigt bij het oor.
De dunne darmmeridiaan vormt een koppel met de hartmeridiaan. Net als de hartmeridiaan heeft ook de dunne darmmeridiaan invloed op de bloedcirculatie en eventuele huidverkleuringen. Daarnaast is de dunne darmmeridiaan van belang bij de spijsvertering en heeft ze invloed op de vochtbalans in het lichaam.
6.13
Duda. 19
Duda. 18
Duda. 17
Duda. 16
Duda. 15
Duda. 10 Duda. 9 Duda. 5
Duda. 1
De blaasmeridiaan begint in de ooghoeken aan de neuszijde en loopt omhoog via het voorhoofd, over de schedel naar het achterhoofd. Daarna gaat de meridiaan omlaag langs de dwarsuitsteeksels van de ruggenwervels en langs het heiligbeen en stuitje omhoog naar de nek en weer terug naar beneden. Vervolgens gaat de meridiaan verder omlaag over de bil, het achterbeen, de knieholte, kuit en enkel. De meridiaan eindigt aan de nagel van de vijfde teen (buitenkant voet).
De blaasmeridiaan vormt een koppel met de niermeridiaan. De blaas ondersteunt de functies van de nieren en andere organen. Zo is de blaas medeverantwoordelijk voor de vochtbalans in het lichaam, het uitscheiden (elimineren) van afvalstoffen, zodat het lichaam gezuiverd wordt. Ook zorgt de blaasmeridiaan voor de aanmaak van corticosteroïden in de bijnierschors. Daarnaast heeft de blaas invloed op de hersenen, het zenuwstelsel en de geslachtsorganen.
behandelen
Door de dunne darmmeridiaan te behandelen stimuleer je de doorbloeding in het lichaam, waaronder de doorbloeding van de huid. Zo kun je huidverkleuringen in het gelaat tegengaan. Verder kun je problemen bij de spijsvertering en bij het plassen verhelpen door de dunne darmmeridiaan te behandelen.
emoties en kleur
Zowel bij de dunne darm- als de hartmeridiaan is er bij negatieve energie sprake van overdreven vreugde dat naar hysterie neigt. Een evenwichtige energie uit zich in een goed concentratie- en denkvermogen. De kleur behorende bij de dunne darmmeridiaan is rood.
behandelen
Net als bij de niermeridiaan kun je door de blaasmeridiaan te behandelen verstoringen of blokkades opheffen die onder andere zorgen voor klachten bij het plassen, de voortplanting en pijn in de onderrug. Verder kan bij mensen met oedeem of een droge, vochtarme huid, het behandelen van de blaasmeridiaan zorgen voor een betere vochtregulatie. Hetzelfde geldt voor mensen met huiduitslag die is ontstaan door een slechte vochtuitscheiding.
emoties en kleur
Zowel bij de blaas- als de niermeridiaan is er bij negatieve energie sprake van angst en diverse fobieën. Bij evenwichtige energie is
31
30
49
er juist sprake van wilskracht, overlevingsdrang en moed. De kleur behorende bij de blaasmeridiaan is blauwzwart.
De driewarmer- of drievoudige verwarmermeridiaan begint aan het uiteinde van de vierde vinger. Vanuit daar loopt de meridiaan via de achterzijde van de arm naar de schouder. Vervolgens loopt hij over de nek en bovenkant van het oor tot de buitenkant van het oog.
De driewarmermeridiaan vormt een koppel met de hartconstrictormeridiaan en houdt nauw verband met de dunne darm en de
67
blaas. Zo zorgt de driewarmermeridiaan eveneens voor de aanmaak van hormonen en regulering van de vochtbalans in het lichaam. Het regelt tevens de lichaamstemperatuur, verzorgt de spijsvertering en heeft invloed op de bloedvorming en uitscheiding (eliminatie) van afvalstoffen. Ook psychische reacties zijn verbonden met de driewarmerenergie.
Door de driewarmermeridiaan te behandelen kun je de vochtbalans in het lichaam op orde brengen. Verder kun je de driewarmermeridiaan behandelen als zich problemen voordoen bij de spijsvertering en uitscheiding van afvalstoffen.
Net als bij de hart- en dunne darmmeridiaan is er bij negatieve energie in de driewarmeren hartconstrictormeridiaan sprake van overdreven vreugde dat naar hysterie neigt. Een evenwichtige energie uit zich in een goed concentratie- en denkvermogen. De kleur behorende bij de hartconstrictormeridiaan is rood.
De galblaasmeridiaan loopt aan beide zijden van het lichaam. Het begint bij de buitenkant van de ooghoeken, loopt vervolgens rond het oor, cirkelt over het achterhoofd naar het voorhoofd en via de schouder naar de zijkant van de borst. Vervolgens loopt de meridiaan via de zijkant van de romp naar de heup, zijkant bovenbeen, knie, onderbeen en eindigt op de vierde teen naast de nagel.
De galblaasmeridiaan vormt een koppel met de levermeridiaan. Net als de leverenergie heeft ook de galblaasenergie controle over de regulering van gif- en afvalstoffen, oftewel het zuiveren van het lichaam en staan ze in relatie tot allergische huidreacties.
Net als de leverenergie staat ook de galblaas in relatie tot de ogen, nagels en pezen. Verkleuringen en achteruitgang van de ogen, broze of verkalkte nagels, verkorte spieren en stijfheid van de pezen zijn tekenen ven een onevenwichtige galblaasenergie.
Door de galblaasmeridiaan te behandelen kunnen oogklachten, nagelklachten en klachten als verstopping, hoofdpijn en stijve gewrichten en spieren verdwijnen. Daarnaast worden verstoringen door gif- en afvalstoffen verholpen. Door behandeling kun
je de talg- en galproductie en vetvertering op orde te brengen en allergische reacties tegengaan.
Zowel bij de galblaas- als de levermeridiaan is er bij negatieve energie sprake van woede en frustratie. Bij evenwichtige energie is er juist sprake van levenslust. De kleur behorende bij de galblaasmeridiaan is blauwgroen.
Naast de meridianen die verbonden zijn aan een orgaan, zijn er ook twee andere meridianen. Deze noem je vanwege hun functies ook wel de buitengewone meridianen.
Gb. 15
Gb. 5
Gb. 14
Gb. 10
Gb. 1
Gb. 12
Gb. 20
Gb. 21
Gb. 25
Gb. 30
Gb. 35
Gb. 40
Gb. 44
De dumomeridiaan (Du Mai) noem je ook wel het gouverneurskanaal of de ‘zee van Yang’. Door deze meridiaan te behandelen stimuleer of sedeer je alle Yang-energie. Behandeling van de dumomeridiaan kan effect hebben op het functionele aspect van de huid, het endocriene stelsel en het centrale zenuwstelsel.
De renmomeridiaan (Ren Mai) noem je ook wel de ‘zee van Yin’ of, vanwege zijn relatie tot de geslachtsorganen, het conceptievat. Door deze meridiaan te behandelen stimuleer of sedeer je alle Yin-energie. Behandeling van de renmomeridiaan kan effect hebben op het voedende aspect van de huid, de huidsub -
stanties, de bloedcirculatie en de circulatie van lichaamsvocht.
6.6.1 DRUKPUNTEN LOKALISEREN
Nu je weet welke meridianen er zijn, is het voor de Shiatsumassage van groot belang om te weten waar de drukpunten precies liggen. De energiestroom in de meridianen kun je namelijk beïnvloeden door op bepaalde (druk)punten druk te geven. Er zijn meerdere manieren om de juiste plaats van de drukpunten, ook wel tsubo’s genoemd, te bepalen. Namelijk door middel van anatomische kennis, het Chinese lichaamsmaten -
systeem, het drukpuntennummersysteem , huidanalyse en Fingerspitzengefühl.
anatomische kennis
Bepaal je de drukpunten door middel van Westerse anatomische kennis, dan liggen de drukpunten langs de meridianen. Ze bevinden zich in de plooien tussen de spieren, in de inkepingen van bot- en peesstructuren. Zo bevindt zich een drukpunt (holte) bij het onderste deel van het oor achter de oorlel. De naam van dit drukpunt is Driewarmer 17.
het Chinese lichaamsmatensysteem
Cun (je zegt: tsoen) is een traditionele Chinese en Japanse relatieve lengtemaat. Het staat gelijk aan de breedte van de duim bij het gewricht tussen de twee kootjes. Drie cun, oftewel drie duimen, staat weer gelijk aan vier vingers. Drukpunten worden vaak aangegeven in het aantal cun ten opzichte van een lichaamskenmerk of meridiaan. Let wel dat niet iedere cliënt dezelfde lichaamsverhoudingen heeft en niet iedere behandelaar dezelfde duimdikte. Dit maakt het lastig om de drukpunten exact op te sporen. Het is dus belangrijk dat je dit systeem op flexibele wijze toepast.
het drukpuntennummersysteem
Bijna alle drukpunten hebben een num -
mer. Zo kun je ze makkelijker vinden op de meridiaan. De drukpunten zijn oplopend genummerd. Dat wil zeggen, het eerste drukpunt dat je op de meridiaan tegenkomt is nummer 1. Voorafgaande aan het nummer wordt de meridiaan benoemd waarop het drukpunt ligt. Zo heb je bijvoorbeeld Long 1, Maag 3, Blaas 10 en Driewarmer 23.
huidanalyse
Door te kijken naar de huid kun je ook de drukpunten bepalen. Drukpunten bevinden zich meestal op plaatsen die niet gezond ogen. Verschijnselen kunnen zijn vlekken, stijfheid, huidverkleuring, pijnlijke, gevoelige of juist gevoelloze plekken.
Fingerspitzengefühl
Een Fingerspitzengefühl is een goed ontwikkeld gevoel of vaardigheid. In de Shiatsubehandeling betekent dit dat je automatisch de juiste drukpunten weet te vinden. Je ontwikkelt dit gevoel door ervaring. Het Fingerspitzengefühl zorgt er uiteindelijk voor dat je alle andere lokalisatietechnieken (haast) niet meer hoeft toe te passen. Het spreekt voor zich dat deze methode van lokaliseren het meest gewenst is. Je hebt namelijk meer aandacht voor het overbrengen van energie naar je cliënt.
6.19Als schoonheidsspecialist voer je cosmetische behandelingen uit. De Shiatsumassage die je in de salon uitvoert heeft als hoofddoel huidverbetering. Er zijn specifieke drukpunten die dit doel bewerkstelligen. Hieronder volgt een overzicht van drukpunten die je tijdens de Shiatsumassage kunt behandelen, de locatie en hun relatie tot huidverbetering.
Drukpunt
Long 1 (lo.1)
Fengfu
Locatie
Bevindt zich 1 cun onder Long 2 en 6 cun van het midden. Je kunt hier de pols voelen.
Bij sommige drukpunten staat ‘facelift effect’. Dit betekent dat het behandelen van dat drukpunt resulteert in een strakkere, gladdere huid.
Bij sommige drukpunten staat ‘hormonen’. Door deze punten te behandelen beïnvloed je de hormoonhuishouding.
Behandelen voor of bij...
• vochtwallen/oedeem;
• acne;
• longklachten(alle Yang symptomen);
• panniculose;
• gevoelige huid;
• versterking en verzorging huidconditie.
Long 5 (lo.5) Chize
Op de elleboogplooi aan de radiale zijde van de voorarm. Door de elleboog licht te buigen is dit punt te lokaliseren.
• acne;
• netelroos;
• hormonen;
• winterhanden;
• RSI;
• roodheid;
• littekens;
• ontstekingen.
Long 6 (lo.6) Kongzui
Long 7 (lo.7)
Lieque
Op de binnenzijde van de onderarm 7 cun boven de polsplooi (long 9) en 5 cun onder long 5.
Ter hoogte van het horlogebandje. 1,5 cun boven de polsplooi in een kleine groef.
• een droge, vochtarme huid;
• oedeem/vochtwallen;
• hoofdhaarconditie;
• transpiratie.
• een droge, vochtarme huid;
• eczeem;
• oedeem;
• ontstekingen;
• acute acne;
• allergie;
• jeuk;
• netelroos.
Long 9 (lo.9)
Tauyuan
In een depressie (kuiltje) aan het radiale einde van de polsplooi tegen de duimmuis.
• winterhanden;
• koude voeten en handen;
• slechte bloedcirculatie;
• chronische huidproblemen, zoals chronische acne;
• verwijde bloedvaatjes;
• spataderen;
• psoriasis;
• hoofdhaarconditie.
Drukpunt
Dikke darm 11 (dida.11) Chuci
Locatie
In de depressie aan het laterale einde van de elleboogplooi. Door de elleboog licht te buigen is dit punt te lokaliseren.
Behandelen voor of bij...
• alle huidproblemen en huidpathologie;
• acne;
• netelroos;
• psoriasis;
• oedeem/vochtbalans;
• hormonen (schildklier);
• ontstekingen;
• hoofdhaarconditie.
Dikke darm 19 (dida.19) Holiao
0,5 cun lateraal van dumo 26
• acne (lokaal);
• huidpathologie (bijv. herpes);
• eczemen;
• vochtbalans;
• telé’s;
• vochtwallen en rimpelvorming;
• facelift effect;
• allergische huidreacties.
Dikke darm 20 (dida.20) Yingxiang
In de neuslippenplooi ter hoogte van het midden van de neusvleugel. Hier is een kleine depressie in het bot voelbaar.
• alle huidproblemen en huidpathologie;
• vochtbalans;
• acne;
• eczeem;
• herpes;
• allergische huidreacties;
• huidinfecties;
• ontstekingen;
• mondrimpels.
Figuur 6.20 drukpunten longmeridiaan Figuur 6.21 drukpunten dikke darmmeridiaanDrukpunt
Maag 1 (mg.1)
Chenqi
Maag 3 (mg.3)
Juliao
Maag 4 (mg.4)
Dicang
Locatie
Direct onder de pupil op de oogkasrand (vraag de cliënt naar voren te kijken).
Ter hoogte van de onderrand van de neusvleugel onder Maag 1.
0,5 cun opzij van de mondhoek.
Behandelen voor of bij...
• ooghuidverzorging
• roodheid (lokaal)
• monduitslag;
• roodheid (lokaal);
• herpes;
• acne;
• mondrimpels;
• facelift effect;
• lokale problemen rond de mond.
Maag 9 (mg.9)
Renying
Maag 10 (mg.10)
Shuitu
Maag 11 (mg.11)
Qishe
Ter hoogte van de adamsappel en de halsslagader. Aan de voorzijde van de borstbeensleutelbeentepelspier.
Tussen Maag 9 en Maag 11. Aan de voorzijde van de borstbeensleutelbeentepelspier.
Boven het sleutelbeen tussen de spierkoppen van de borstbeensleutelbeentepelspier.
• rimpels in de hals;
• hormonen (schildklier);
• jeuk.
• rimpels in de hals;
• hormonen (schildklier);
• jeuk.
• rimpels in de hals;
• hormonen (schildklier);
• jeuk.
Drukpunt
Dunne darm 18 (duda.18)
Quanliao
Locatie
Onder de buitenhoek van het oog. In de depressie aan de onderrand van het jukbeen.
Behandelen voor of bij...
• roodheid (lokaal);
• erytheem;
• rimpels en vochtwallen;
• facelift effect;
• gevoelige huid.
Drukpunt
Blaas 1 (bl.1)
Jingming
Locatie
0,5 cun mediaal en boven de binnenooghoek tegen de oogkasrand.
Behandelen voor of bij...
• vochtwallen (lokaal);
• eczeem;
• schilferige huid;
• stimulering bijnieren voor de aanmaak van corticosteroïden;
• allergische huid;
• jeuk.
Blaas 2 (bl.2)
Zanzhu
Blaas 10 (bl.10)
Tianzhu
Aan het mediale einde van de wenkbrauw; recht boven de binnen ooghoek.
1,5 cun naast de onderrand van het uitsteeksel van de eerste borstwervel.
• vochtwallen (lokaal);
• facelift effect.
• alle huidproblemen;
• hormonen;
• allergische huid;
• stimulering bijnieren voor de aanmaak van corticosteroïden;
• hormonen (schildklier).
Drukpunt
Driewarmer 17 (dri.17)
Yifeng
Driewarmer 23 (dri.23)
Sizhukong
Locatie
Achter het oor aan de onderkant in een depressie.
Behandelen voor of bij...
• hormonen (schildklier);
• lymfecirculatie;
• alle huidproblemen;
• hoofdhaarconditie;
• psoriasis.
In de depressie aan de laterale einde van de wenkbrauw.
• ooghuidverzorging;
• hormonen (schildklier);
• lymfecirculatie;
• oogrimpels;
• facelift effect;
• hoofdpijn.
Figuur 6.22 drukpunten maagmeridiaan Figuur 6.23 drukpunten dunne darmmeridiaan Figuur 6.24 drukpunten blaasmeridiaanDrukpunt
Galblaas 1 (gb.1)
Tongziliao
Galblaas 12 (gb.12)
Wangu
Galblaas 14 (gb.14) Yangbai
Galblaas 20 (gb.20) Fengchi Galblaas 21 (gb.21)
Jiangjing
Locatie
0,5 cun lateraal aan de buitenooghoek.
In de depressie achter en onder het tepeluitsteeksel.
1 cun boven het midden van de wenkbrauw op het voorhoofd.
Behandelen voor of bij...
• rimpel-, of kringvorming bij de ogen;
• facelift effect.
• lymfecirculatie;
• oedeem;
• hormonen.
• acne;
• rimpels (lokaal);
• facelift effect;
• hoofdpijn.
Tussen de borstbeensleutelbeentepelspier en de monnikskapspier in een depressie. Op het hoogste punt van de schouder.
• alle huidproblemen;
• jeuk;
• allergische huid;
• eczeem;
• psoriasis;
• hormonen.
• huidproblemen (lokaal);
• lymfecirculatie;
• hoofd- schouder;
• alle huidproblemen;
• hormonen (o.a. oestrogeen);
• eczeem;
• emotionele blokkades.
Drukpunt
Dumo 16 (dm.16)
Fengfu Dumo 20 (dm.20)
Baihui
Locatie
Onder de buitenste uitstekende knobbel van het achterhoofdsbeen in de depressie.
7 cun boven de achterste haarlijn.
Behandelen voor of bij...
• hormonen (schildklier);
• hypofysepunt;
• hormonale disbalans;
• stimulering bijnieren voor de aanmaak van corticosteroïden.
• hypothalamuspunt;
• hormonale disbalans;
• emotiepunt hormonale verstoring, brengt de energie omhoog;
• huidproblemen;
• haarproblemen;
• eczeem;
• migraine;
• concentratie;
• hoge/lage bloeddruk.
Dumo 26 (dm.26)
Renzhong
Op
• vochtbalans;
• gezichtsoedeem;
• facelift;
• acute spit;
• shock;
• flauwvallen.
2/3 afstand vanaf de bovenlip tot de neusbasis.Drukpunt Renmo 24 (rm.24): Chengjiang Drukpunt Long extra (lo.ex.)
Yin Tang
Locatie
In het centrum van de vouw van de kin.
Behandelen voor of bij...
• uitslag;
• rimpels;
• facelift;
• lymfecirculatie.
Figuur 6.26
drukpunten galblaasmeridiaan
Figuur 6.27
drukpunten dumomeridiaan
Locatie
Ligt exact tussen de wenkbrauwen in. Drukpunt ligt dus niet op de longmeridiaan.
Behandelen voor of bij...
• vochtbalans;
• hormonen (melatonine).
Figuur 6.28
drukpunten renmomeridiaan
Figuur 6.29
drukpunt Long extra
Door bepaalde drukpunten te stimuleren kun je de hormoonhuishouding beïnvloeden. Daar hormonen ook invloed hebben op de huid, zijn deze punten ook voor jou als schoonheidsspecialist van belang.
productie van hormonen door de hypofyse
Door Dumo 16 en 20 te behandelen oefen je
invloed uit op de hypofyse , een endocriene klier die onder tegen de hersenen aanligt. De hypofyse is via de hypofysesteel verbonden met de hypothalamus, die onderdeel is van het zenuwstelsel. De hypothalamus zet de hypofyse aan tot productie van hormonen, die processen als de circulatie van bloed (met name Dumo 20), de vochtbalans maar ook de psychische conditie beïnvloeden.
De hypofyse bestaat uit:
• een voorkwab, die is opgebouwd uit klierweefsel (de adenohypofyse);
• een middenkwab, die weinig ontwikkeld is;
• een achterkwab, die is opgebouwd uit zenuwweefsel (de neurohypofyse).
De hypofysevoorkwab (adenohypofyse)
De voorkwab van de hypofyse bestaat uit klierweefsel en is het belangrijkste deel van de hypofyse, omdat hier de productie van veel hormonen plaatsvindt. We onderscheiden:
• direct werkende hormonen;
• indirect werkende hormonen of de glandotrope hormonen.
Voorbeelden van direct werkende hormonen zijn het groeihormoon en het pigmenthormoon.
De indirecte hormonenen zetten andere klieren in het lichaam aan tot hormoonproductie. De glandotrope hormonen die de hypofysevoorkwab produceert, zijn:
• het thyreotrope hormoon: zet de schildklier aan tot vorming van het schildklierhormoon (thyroxine);
• het adrenocorticotrope hormoon (ACTH): zet de bijnierschors aan tot productie van corticosteroïden;
• de gonadotrope hormonen: werken stimulerend op de geslachtsklieren (zaadbal en eierstok). Voorbeelden zijn: het follikelstimulerend hormoon en het luteïniserend hormoon (L.H.).
De achterkwab bestaat uit zenuwweefsel en produceert twee hormonen met een directe werking:
• het antidiuretisch hormoon: Het antidiuretisch hormoon (ADH) is werkzaam in de nieren, waar het de resorptie van water bevordert. Als de productie van antidiuretisch hormoon te laag is, zit er een te lage concentratie opgeloste stoffen in de urine. Het antidiuretisch hormoon regelt samen met de nieren de waterhuishouding van het lichaam.
• het hormoon oxytocine: Het hormoon oxytocine zorgt voor samentrekking van het gladde spierweefsel, vooral van de wand van de baarmoeder. Deze baarmoedercontracties zijn nodig voor de geboorte van het kind. Het hormoon oxytocine stimuleert tevens de melkklieren in de borst tot melkafgifte.
avleesklier
De alvleesklier ligt in de buikholte, links onder de maag en valt onder de miltmeridiaan. De alvleesklier is een endo-exocriene klier. Exocrien, omdat hij het alvleessap via een buis naar de twaalfvingerige darm vervoert. Die gebruikt de enzymen uit het alvleessap voor vertering van voedingsstoffen. Endocrien, omdat in de eilandjes van Langerhans productie van de hormonen insuline en glucagon plaatsvindt.
Insuline heeft invloed op de koolhydraatstofwisseling. Direct na een maaltijd is de bloedsuikerspiegel hoog. Dit betekent dat er veel glucose in het bloed zit, dat niet direct nodig is voor de verbranding in de cel. Daarom zet insuline het teveel aan glucose in het bloed om in glycogeen, zodat het bloedsuikergehalte daalt. Het lichaam slaat glycogeen op in de lever en de spieren als
een onoplosbare reservestof. Als het lichaam suiker (glucose) verbruikt, bijvoorbeeld bij inspanning, en het bloedsuikergehalte daalt, zet het hormoon glucagon het opgeslagen glycogeen weer om in glucose, waardoor de bloedsuikerspiegel weer stijgt. De hormonen insuline en glucagon zijn dus antagonisten. Door de tegengestelde werking van glucagon en insuline zorgen beide hormonen voor het juiste bloedsuikergehalte.
De werking van de alvleesklier staat in relatie met de milt-, maar ook de maagmeridiaan. Verstoringen die leiden tot suikerziekte kunnen op symptomatische wijze behandeld worden.
De epifyse of pijnappelklier (glandula pinealis) is net als de hypofyse een endocriene klier. De klier, ter grootte van een erwt, ligt in de hersenen en is met name bij kinderen goed ontwikkeld. Tijdens de puberteit verkleint de epifyse en bij oudere mensen is de klier doorgaans verkalkt. De epifyse produceert het hormoon melatonine , dat een remmende werking heeft op de hormonale activiteit van de geslachtsklieren. Verder is waargenomen dat melatonine:
• reageert op lichtwisselingen en een rol speelt in ons bioritme;
• de groei van beenmergcellen bevordert;
• natural killer cellen (NK-cellen) produceert;
• beschikt over antikankereigenschappen.
Het epifysedrukpunt is het extra longpunt: Yin Tang.
aanmaak van thyroxine in de schildklier
De schildklier produceert het hormoon thyroxine . Dit hormoon wordt pas afgescheiden nadat het thyreotrope hormoon uit de hypofyse een seintje geeft tot vorming van thyroxine. Thyroxine heeft invloed op de stofwisseling in de cellen, op de geestelijke ontwikkeling, de beenvorming en de groei. Een vergrote schildklier kan duiden op een teveel of een tekort aan thyroxine.
Thyroxine heeft invloed op de:
• huidstructuur (zacht en soepel);
• lymfecirculatie;
• stofwisseling;
• geslachtsklieren;
• beenvorming en groei.
Bij een te snel werkende schildklier (hoge productie van thyroxine) verhoogt de stofwisseling. Er is dan sprake van een hyperfunctie van de schildklier. Dat kan zich uiten in een overdreven werkdrang, nervositeit, een versnelde hartslag, slapeloosheid en gewichtsvermindering. Hierbij is de schildklier vaak vergroot (struma nodeus).
Als de schildklier te langzaam werkt (lage productie van thyroxine) verloopt de stofwisseling trager. Dan is er sprake van een hypofunctie van de schildklier. De belangrijkste symptomen zijn lusteloosheid (apathie), vertraagde hartslag, verminderde zweetafscheiding, langzame motoriek en oedeem. Oedeem is een vochtophoping in het weefsel.
Om de schildklierfuncties en de aanmaak van thyroxine in de schildklier te stimuleren kun je Maag 9, 10 en 11 behandelen, maar ook Driewarmer 17, 23, Dikke darm 11, Blaas 10 en Dumo 16.
thymusklier
De thymusklier ligt tussen het borstbeen en de luchtpijp. Het orgaan is alleen bij kinderen te vinden en verschrompelt in de puberteit. De thymus zorgt voor de ontwikkeling van lymfocyten tot T-lymfocyten, die gevoelig zijn voor een bepaald antigeen. Verder produceert de thymus hormonen die de groei en het afweersysteem stimuleren. De thymus reageert op elk nieuw antigeen dat zich aandient in het lichaam. Een cellulair immuunrespons wordt dan in gang gezet. Een aantal jaar na de geboorte zijn er weinig nieuwe antigenen meer die zich aandienen, waardoor de thymus weinig tot geen functie meer heeft en verschrompelt.
Renmo 17 noem je ook wel thymuspunt. Door dit punt te behandelen oefen je invloed uit op de thymus. Daarnaast bestaat er een anatomische verbinding tussen de thymus en de hartconstrictor. Zoals eerder
beschreven heeft deze meridiaan naast zijn beschermende functie een relatie tot de lymfecirculatie in ons lichaam.
aanmaak van corticosteroïden en adrenaline in de bijnieren
De bijnieren zijn kleine organen die als kapjes op de nieren liggen. Elke bijnier bestaat uit een schors- en merggedeelte. In beide gedeelten vormen zich verschillende hormonen: corticosteroïden en adrenaline . Om de aanmaak van corticosteroïden en adrenaline in de bijnieren te stimuleren kun je bijvoorbeeld Blaas 1, Blaas 10 en Dumo 16 behandelen.
De bijnierschors produceert hormonen, die je corticosteroïden noemt. Het glandotrope hormoon ACTH uit de hypofysevoorkwab stimuleert de productie van corticosteroïden. Er zijn drie soorten corticosteroïden:
• mineraalcorticosteroïden:
De mineraalcorticosteroïden beïnvloeden de mineraalhuishouding. Het bekendste mineraalcorticoïd is aldosteron. Dit regelt het natrium- en kaliumgehalte van het bloed.
• glucocorticosteroïden:
De productie van glucocorticosteroïden vindt plaats in de bijnierschors. Het bekendste glucocorticoïd is cortisol of hydrocortison. Cortisol kan uit aminozuren glucose vormen. Cortisol heeft bovendien een remmende invloed op ontstekingsverschijnselen en allergische, intolerante reacties.
• geslachtscorticosteroïden:
De geslachtscorticosteroïden zijn de androgene (mannelijke) en oestrogene (vrouwelijke) corticosteroïden. Ze hebben dezelfde werking als het testosteron dat zich in de mannelijke geslachtsorganen vormt en het oestrogeen dat zich in de vrouwelijk geslachtsorganen vormt.
Corticosteroïden voorkomen vroegtijdige veroudering van de huid. Als de productie van corticosteroïden niet in balans is kan dit leiden tot onder andere oedeem, striae en vetafzetting.
Adrenaline
Het bijniermerg produceert de hormonen adrenaline en noradrenaline. De productie van adrenaline en noradrenaline staat onder invloed van het autonome (onwillekeurige) zenuwstelsel. Adrenaline is een hormoon dat vrijkomt onder invloed van bepaalde emoties.
Het hormoon adrenaline zorgt voor:
• verwijding van de kransslagaders waardoor het hart harder kan werken;
• verwijding van de bloedvaten in arbeidsverrichtende organen onder andere van de skeletspieren;
• vernauwing van de bloedvaten in rustende organen, onder andere van de spijsverteringsorganen;
• verwijding van de fijnere luchtpijptakken en een versnelling van de ademhaling, waardoor er meer zuurstofopname plaatsvindt;
• verwijding van pupillen in het oog;
• verhoging van de spiertonus (spierspanning);
• omzetting van glycogeen tot glucose in de lever en de spiercellen.
Noradrenaline heeft vooral een vaatvernauwende werking op de bloedvaten in de huid.
aanmaak van oestrogenen en testosteron in de geslachtsklieren
De geslachtsklieren (gonaden) zorgen voor de productie van de geslachtscellen en de geslachtshormonen. Vanaf de puberteit ontwikkelt het lichaam onder invloed van geslachtshormonen de secundaire geslachtskenmerken.
Dit uit zich bij de vrouw onder meer in de borstontwikkeling, haargroei op de schaamstreek en oksels, een verbreding van het bekken en een toename van het onderhuids vetweefsel. Bij de man veroorzaken de geslachtshormonen haargroei op het gezicht (snor/baard), op de borstkas en in de okselen schaamstreek, de groei van het strottenhoofd en spierontwikkeling.
Oestrogenen
Oestrogeen wordt aangemaakt in de eierstokken. Eierstokken zijn endo-exocriene klieren. Endocrien, omdat ze onder meer de vrouwelijke geslachtshormonen oestrogeen en progesteron produceren en rechtstreeks aan het bloed afgeven. Exocrien, omdat ze via de eileiders eicellen naar de baarmoeder afscheiden.
Oestrogeen heeft invloed op:
• de secundaire geslachtskenmerken van de vrouw;
• het voorbereiden van de baarmoederwand op de nesteling van een eicel (verdikking baarmoederslijmvlies);
• ontspanning van glad spierweefsel.
De miltmeridiaan staat in contact met de vrouwelijke geslachtsorganen. Verder bevordert Galblaas 21 onder andere de moedermelkproductie. Vanwege de omlaag gerichte werking van Galblaas 21, werkt stimulering van dit drukpunt tijdens de bevalling bevorderlijk. Gedurende de zwangerschap zelf mag je dit punt echter niet masseren.
De testikels van de man (zaadballen) produceren het mannelijke hormoon testosteron . De afscheiding van testosteron staat onder invloed van het hormoon L.H. dat door de hypofysevoorkwab wordt afgescheiden. De testikels zijn endo-exocriene klieren.
Endocrien, omdat ze hun hormonen afgeven aan het bloed. Exocrien, omdat ze via de zaadleider en de urinebuis de zaadcellen afscheiden. In de testikels vindt ook in zeer kleine hoeveelheden productie van vrouwelijke hormonen plaats.
Testosteron heeft invloed op de secundaire geslachtskenmerken. Dat zijn die kenmerken die typerend zijn voor het uiterlijk van de man, zoals baardgroei en spierontwikkeling. De mannelijke hormonen noemen we androgenen. Testosteron is de belangrijkste androgene stof. De androgene corticosteroïden, gemaakt in de bijnierschors, behoren ook tot de androgenen.
De nier- en blaasmeridiaan staan in contact met zowel de mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen. Dikke darm 19 is een drukpunt op een blaas- en nierzone. Dit punt kun je bijvoorbeeld bij vrouwen in de menopauze behandelen bij een tekort aan vocht en oestrogenen.
aanmaak van histamine in de huid
Weefselhormonen of huidhormonen worden gevormd door prikkeling van zenuwen in de huid. Histamine is zo’n weefselhormoon. Onder invloed van bepaalde prikkels vormt zich histamine , bijvoorbeeld bij huidbeschadiging of door zonnebrand. De mestcellen in de lederhuid maken histamine aan. Histamine veroorzaakt de verwijding van de kleine slagaders. Doordat de bloeddoorstroming van de huid plaatselijk toeneemt, is er meer uitwisseling mogelijk van afvalstoffen en voedingsstoffen. Dit bevordert het genezingsproces. Onder invloed van histamine krijgt de huid een vlekkerige roodheid. Histamine ontstaat ook bij veel allergische reacties.
Voordat je een cosmetische Shiatsumassage uitvoert moet je weten wat het doel is van de behandeling. Als schoonheidsspecialist voer je de behandeling uit om (1) de huidconditie te versterken, (2) huidfuncties te normaliseren, of (3) huidproblemen te behandelen. Cliënten kunnen verschillende huidtypes hebben. Zo heb je de normale huid, droge huid, vette huid, oudere huid en de gecombineerde huid.
Een normale huid is veerkrachtig en gaaf en komt alleen voor bij kinderen en jongeren. In principe zijn er dan ook geen afwijkingen zichtbaar. De Shiatsumassage kun je als preventieve massage uitvoeren, waarbij je de meridianen, drukpunten en reflexzones die in contact staan met de algemene functies van de huid, behandelt. De nadruk wordt gelegd op de longenergie en de hormoonhuishouding.
Een droge huid kan vochtarm, vetarm of gevoelig zijn. Oorzaken van een droge huid kunnen zijn: een verstoorde energie, bloedcirculatie, hormoon- of emotionele huishouding, maar ook erfelijke factoren, voedingsproblemen, medicijngebruik, verlaagde weerstand, ziekten en invloeden van buitenaf.
Een vochtarme, matte huid heeft fijne poriën en zal eerder rimpels vertonen dan een normale huid. Tijdens de massage ligt de nadruk op het in evenwicht brengen van de vochtbalans. Om het vocht in het lichaam goed te laten circuleren en reguleren richt je je in de behandeling op de long- en dikke darmenergie, de milt- en maagenergie en de nier- en blaasenergie. Daarnaast kun je je in
de behandeling richten op de bloedcirculatie en hormoonhuishouding, deze hebben eveneens invloed op de vochtbalans.
Een vetarme huid heeft een verminderde talgklierwerking en zal daardoor sneller beschadigen. Als de huid naast vetarm ook vochtarm is, is de huid zeer gevoelig voor beschadigingen. Richt je tijdens de behandeling op de long- en dikke darmenergie om zo de wei-energie te activeren. Daarnaast richt je je op de lever- en galblaasenergie om de talgproductie te activeren.
Een gevoelige huid is een huid die snel reageert op invloeden van buitenaf (zoals het weer) en binnenuit (zoals voeding en emoties). De huid kenmerkt zich door allergische reacties zoals roodheid en eczeem. Tijdens de behandeling richt je je op de long- en dikke darmenergie om zo de weienergie te activeren voor zowel de huid als het immuunsysteem. Ook richt je je op de milt- en maag, hart- en dunne darmenergie voor een evenwichtige bloedcirculatie. Verder richt je je op de lever- en galblaasenergie om de (psychische) emotionele huishouding in balans te brengen. Tot slot kun je in de behandeling ook de nadruk leggen op een evenwichtige hormoonhuishouding en met name de aanmaak van corticosteroïden.
Figuur 6.34
een verhoogde talgproductie op het voorhoofd zie je bij cliënten met een vette of gecombineerde huid
Een vette huid kenmerkt zich door grove poriën, een dikke hoornlaag en een hoge talgproductie waardoor de huid vaak wat bleek is. Oorzaken kunnen zijn: ophoping van gif- en afvalstoffen, slechte uitscheiding, verstoorde hormoon- en emotionele huishouding, bacteriële infecties en een verstoorde vitaminebalans.
Met name als er vormen van acne zichtbaar zijn, is het belangrijk om de huid voorzichtig te reinigen en behandelen. Door je in de behandeling op de long- en dikke darmenergie te richten normaliseer je de huidfuncties, versterk je de huidconditie en worden afvalstoffen via de huid geëlimineerd. Samen met de dikke darm, draagt ook de dunne darmenergie bij aan de afbraak van afvalstoffen, die vervolgens door behandeling van de nier- en blaasenergie uit het lichaam worden verwijderd. Door behandeling van de milt- en maagenergie kun je de spijsvertering bevorderen en de lever- en galblaasenergie stimuleren tot de afbraak van gifstoffen en vetten. Net als bij de droge huid kun je ook bij de vette huid in de massage nadruk leggen op de hormoonhuishouding en de bloedcirculatie.
Een gecombineerde huid heeft doorgaans een hoge talgproductie op de zogeheten T-zone (voorhoofd-neus-kin) en een normale of lage talgproductie op de wangen. Richt je bij de behandeling van de verschillende huiddelen op de juiste energie die van toepassing is voor dat huidtype (zie eerder genoemde huidtypes). Bij een gecombineerde huid voer je dus een gecombineerde massage uit.
In de cosmetische Shiatsubehandeling wordt in principe geen onderscheid gemaakt tussen mannen, vrouwen en de blanke of donkere huid. De energiestroming in het lichaam en daarmee ook de massagetechnieken die je in de behandeling toepast zijn gelijk.
Een oudere huid kenmerkt zich door een fijnere (dunnere), mattere huid met een verminderde talgproductie. In de behandeling ligt de nadruk op de bescherming, vochtbalans, hormoonhuishouding en behandeling van de mimische spieren (facelift effect). In de behandeling richt je je met name op de long- en dikke darmenergie voor de bescherming van de huid en tevens het tegengaan van veroudering van de huid. Richt je op de nier- en blaasenergie voor een goede regulering van vocht ten behoeve van een evenwichtige vochtbalans.
Als je een oudere huid behandelt kun je je in principe op alle meridianen richten, aangezien de activiteit van de verschillende organen bij het ouder worden over het algemeen minder wordt. Deze organen kun je tijdens de Shiatsumassage activeren. Let op: een oudere huid komt niet alleen voor bij oudere mensen. Er kan ook sprake zijn van een vroegtijdige huidveroudering.
Oorzaken hiervan zijn verkeerde huiverzorging, verstoorde emotionele huishouding, externe factoren als het milieu en de zon, erfelijke factoren, eet- en leefpatroon, ziekten en afwijkingen.
Behandeling van de mimische spieren
De spieren van het aangezicht zijn te verdelen in skeletspieren en mimische spieren . Deze spieren zijn opgebouwd uit dwarsgestreept spierweefsel. Ze hebben een functie bij de gezichtsmimiek en bij bewegingen van de mond en de ogen. De huid gedraagt zich naar dit spierweefsel. Daar waar de spieren vast zitten aan de binnenkant van de huid zullen, wanneer de huid zijn elasticiteit verliest, uiteindelijk rimpels ontstaan. Rimpels ontstaan loodrecht op de richting van de spieren.
Door middel van Shiatsumassage kun je de mimische spieren masseren. Door het herstellen van de vochtbalans, bloedcirculatie en spankracht in de spieren en huid creëer je, mits de huid dit nog toelaat, een facelift effect . Dit kun je bereiken door diepe strijkingen op de meridiaan eventueel in combinatie met specifieke drukpunten op de mimische spieren.
Bij de mondkringspier zijn dit bijvoorbeeld Maag 4, Dikke darm 19, Dumo 26 en Renmo 24. Bij de oogkringspier zijn dit Maag 1, Blaas 1 en 2, Galblaas 1, Dunne darm 18 en Driewarmer 23 en op de voorhoofdsspier bevindt zich Galblaas 14. Andere mimische spieren die je kunt behandelen zijn de kinspier en de brede halsspier waar zich onder andere Renmo 23 bevindt.
In de Chinese geneeskunde ontstaan huidziekten voornamelijk door omgevingsinvloeden, emotionele invloeden en
levensstijl. Daarnaast kunnen huidziekten ook ontstaan door letsel, vergiftiging, parasieten en door een verkeerde behandeling. Ziektes die extern (uitwendig, zoals op de huid), warm (door overactiviteit, zoals rooden verhevenheid) en vol (ontstaan door een teveel) zijn, vallen onder Yang. Ziektes die intern (inwendig), koud (door onderactiviteit) en leeg (ontstaan door een tekort) zijn, vallen onder Yin.
Voordat je de huid van je cliënt behandelt is het belangrijk om huidproblemen te herkennen. Je moet vaststellen of het functioneel of het voedend aspect van de huid verstoord is. Als het functioneel aspect van de huid verstoord is, dan is er bijvoorbeeld sprake van een vochttekort of een talgoverschot. Door je in de behandeling op de juiste energiestromingen te richten kun je de functies van de huid normaliseren. Als het voedend aspect verstoord is, dan spreek je over chronische, dieperliggende klachten. Voorbeelden hiervan zijn circulatieverstoringen of verstoringen in de lichaamsprocessen, organen en de emotionele huishouding. In dit geval richt je je meer op de uitwendige verschijnselen die zich
voordoen en hanteer je een symptomatische aanpak. Dit betekent overigens niet dat als twee cliënten dezelfde symptomen hebben, je dezelfde behandeling toepast. De oorzaak van de huidziekte kan namelijk bij iedereen anders zijn.
In de tabel vind je een overzicht van de kenmerken die zich kunnen voordoen bij een normale huid en een pathologische huid.
Anders dan bij een normale huid wordt een zieke huid meer gevoelig na massage. Je ziet dan ook dat aanwezige huiduitslag niet verdwijnt maar eerder toeneemt. Bij een normale huid zal er na ongeveer drie behandelingen sprake zijn van huidverbetering. Bij een zieke huid is dit niet het geval. Dit wil niet zeggen dat er geen verbetering optreedt in het lichaam. Deze verbetering vindt intern plaats. Een (tijdelijke) verergering van de huiduitslag is hierop een logische reactie. Na verloop van tijd zullen ook de symptomen op de huid afnemen.
Reflexzones zijn niet-vastomlijnde huidgebieden die in relatie staan tot de energie van een bepaald orgaan. Als er spanning is in een reflexzone, dan is er doorgaans een hoge activiteit in het gerelateerde orgaan. Als er sprake is van een slappe huid in een reflexzone, dan is er doorgaans weinig activiteit in het gerelateerde orgaan. Door stimulerende en sederende massagetechnieken kun je de activiteit van zowel de huid als het orgaan verlagen of verhogen.
Reflexzones houden echter geen direct verband met de meridianen en drukpunten. Het zijn als het ware twee systemen die je afzonderlijk van elkaar gebruikt. Bij een huidanalyse ga je in eerste instantie uit van de huid zelf, de meridianen en de drukpunten en bekijk je vervolgens de reflexzones om hier nog de nodige (extra) informatie op te halen.
Normale (gezonde) huid
Uitslag zonder koorts, die goed voelbaar is
Lichtrode huiduitslag
Huidverkleuring die in relatie kan worden gebracht met de organen
Vage, verspreide huidverkleuring
Wegdrukbare roodheid: een rode huid die, als je er op drukt, wit wegtrekt (door bijv. verwijde bloedvaten)
Pathologische (zieke) huid
Uitslag met koorts, die moeilijk voelbaar is
Donkerrode/paarse huiduitslag
Huidverkleuring die niet in relatie kan worden gebracht met de organen
Scherpe, begrensde huidverkleuring
Niet-wegdrukbare roodhuid: een rode huid die, als je er op drukt, rood blijft
Reflexzone
Voorhoofd (bij haargrens)
Voorhoofd (in het midden)
Middellijn over voorhoofd
Wenkbrauwen
Tussen wenkbrauwen en neusbrug
Ogen
Oogleden
Oogwallen
Neusbrug
Neus
Neustop
Zijkant neus
Onderzijde neus
Jukboog
Wangen
Mond en lippen
Kin en onderkaak
Oren
In de tabel vind je een overzicht van de verschillende reflexzones en hun relatie tot de organen. Het figuur op de volgende pagina laat duidelijk zien waar de reflexzones zich in het gezicht bevinden.
Hieronder worden de diverse druktechnieken, die je tijdens een massage kunt toepassen, toegelicht.
Al eerder is genoemd dat je in een Shiatsumassage zowel sederende (kalmerende) als
Orgaan
Nier en blaas
Dunne darm
Lever
Long
Nier- en blaas
Lever
Milt en maag
Nier en blaas (vocht), lever en galblaas (vet)
Hart
Hart en long
Milt
Galblaas, darmen en maag
Blaas
Long, darmen en maag
Maag, darmen en lever
Milt, darmen en hart
Darmen, nier en blaas
Nier
stimulerende (activerende) druk kunt geven. Een sederende druk geef je op een gespannen (Yang) huidzone en een stimulerende druk op een ontspannen (Yin) huidzone. Bij zowel de sederende als stimulerende rotatietechniek zet je de duim op de huid en geef je een draaiende druk. Bij sedering draai je tegen de klok in en bij stimulering met de klok mee.
loodrechte en schuine druk Je oefent een loodrechte druk uit door met de top van je duim te drukken. De andere vingers bieden steun aan het te behandelen lichaamsdeel. Een loodrechte druk op het lichaam komt de gezondheid ten goede en een schuine druk is goed voor de bloedsomloop. Je past schuine druk, eerder dan loodrechte druk, toe op tere delen van het gelaat, zoals de oogkassen en de keel.
milt- en maagenergie
nier-, blaas-, lever- en galblaasenergie
galblaasenergie
dunne darmenergie
longenergie
maagenergie
galblaasenergie
nierenergie
nierenergie
longenergie (middenlijn van het voorhoofd)
nier- en blaasenergie
dunne darmenergie
leverenergie
nier- en blaasenergie
leverenergie
hartenergie
long- en hartenergie
miltenergie
dikke darmenergie
nier- en blaasenergie
darmen-, milt- en hartenergie
dikke darmenergie
darmenergie
nier- en blaasenergie
milt- en maagenergie
blaasenergie
dunne darmenergie
Figuur 6.36 huid(reflex)zones in het gezichtBij stationaire druk gaat het erom hoe lang je een punt (zonder beweging) aangedrukt houdt en welke drukeffectiviteit je toepast. De duur van de druk kan variëren van twee tot soms wel dertig seconden. Stationaire druk stimuleert het parasympathisch zenuwstelsel en brengt de energie en de huid in evenwicht.
Ondersteunende druk
Onder de ondersteunende druk vallen de massage met de passieve en actieve hand en de polariteitsmassage. Bij de massage van de passieve en actieve hand, is de ene hand de ondersteunende hand (Yin) en de andere de actieve, masserende hand (Yang). De ondersteunende hand bereidt het lichaam voor op de massage en brengt het in de juiste conditie. Op deze manier ontstaat er een evenwichtige energiestroom. Bij de polariteitsmassage plaats je de ene duim op de meridiaan voor de stagnatie en de andere duim achter de stagnatie. Geef tegelijkertijd druk. Na enige tijd zal de stagnatie verdwijnen en kan de energie weer vrij stromen.
Bij een sederende massage strijk je tegen de energiestroom in en bij een stimulerende massage met de energiestroom mee. Hoe de energie in een meridiaan stroomt kun je afleiden uit de drukpuntnummers. De energie start als het ware bij nummer 1 en stroomt vanaf daar verder naar de hogere nummers toe. Massage van een lager naar een hoger drukpuntnummer werkt dus stimulerend en van een hoger naar een lager drukpuntnummer sederend. Via huidanalyse bepaal je of je een meridiaan kalmerend dan wel activerend moet masseren.
De vier belangrijkste massagetechnieken worden hieronder toegelicht.
Het doel van drukpuntmassage is huidontspanning. Je past stationaire druk toe met je handpalmen, duimen of vingers. Je geeft druk met je hele lichaam door deze gedoseerd naar voren te bewegen. Zo voorkom je onnodige spanning in de handen en straal je meer rust uit naar je cliënt. Voorkom tevens spanning in de armen en schouders, maar ook in de onderbuik waar de Hara zich bevindt.
Meridiaanmassage of strijking pas je toe door de meridianen diep te effleureren. Oefen hierbij voldoende druk uit met je vingers of duimen. Ook bij deze massage beweegt je lichaam mee. Er zijn vele doelen die je kunt bereiken door middel van strijking. Hieronder staan een aantal doelen genoemd. Strijking bevordert:
• de elasticiteit van de huid;
• de gevoeligheid van de huid;
• de structuur van de huid;
• de bloedsomloop;
• de werking van zweet- en talgklieren;
• de lymfestroming.
Daarnaast stimuleer je door strijking het zenuwstelsel, de spieren en organen.
Kneden is een stimulerende massagetechniek waarmee je het diepere weefsel en de drukpunten die in de botstructuur liggen met je vingertoppen kunt behandelen. Denk hierbij aan de wenkbrauwen en onderkaak. Door kneden activeer je de huid, de bloed-, lymfe- en energiecirculatie en eventueel de hormoonproductie.
Vingertapotements werken stimulerend en voer je uit op het gezicht en het hoofd. Belangrijk is dat je niet te snel, te lang en te hard tokkelt. Dit gaat namelijk ten koste
van de stimulerende werking. Vingertapotements stimuleren de energiestroom, bloedsomloop en stofwisseling en hebben een ontgiftend effect.
specifieke massagetechnieken
Naast de basis massagetechnieken zijn er ook een aantal specifieke massagetechnieken die je in de cosmetische Shiatsubehandeling kunt toepassen.
handpalmtechniek
Bij de handpalmtechniek moeten de handen ontspannen zijn, contact houden met de huid en dus de vormen van de huid volgen. Met de handpalmen geef je lichte druk. Deze techniek heeft een verzachtende en doordringende werking op de huid.
duim-op-duimtechniek
Je voert de duim-op-duimtechniek uit door de ene duim op de andere duim te plaatsen en de bovenste duim druk uit te laten oefenen door je lichaam naar voren te bewegen. Deze techniek heeft een ontspannende werking op de huid.
middelvinger-op-wijsvingertechniek
Je voert de middelvinger-op-wijsvingertechniek uit door je middelvinger op de nagel van je wijsvinger te plaatsen en de middelvinger (stationaire) druk uit te laten oefenen door je lichaam naar voren te bewegen.
Er zijn verschillende manieren om de meervingertechniek toe te passen. Zo kun je deze techniek toepassen door vier (aaneengesloten) vingertoppen onder de jukboog te plaatsen. Je rolt je vingers af van wijsvinger naar pink en masseert zo de jukboog. Met deze techniek stimuleer je de huidconditie.
Je kunt de meervingertechniek ook met één hand op de rug van de cliënt toepassen waarbij de wijsvinger wordt gebogen en onder-
steunende druk uitoefent terwijl de duim tegelijkertijd stimulerende druk uitoefent.
strektechnieken
Strektechnieken pas je toe bij een huiddiagnose of voor cosmetische doeleinden. Een strekking voer je rustig en met beide handen uit. De strekking zelf houd je enkele seconden vast en laat je vervolgens langzaam los om een schrikreactie te vermijden. Bij een huiddiagnose kun je door middel van strekking soms beter de energiestroom in de meridiaan voelen en deze daarnaast beter en dieper behandelen. Als je een strekking toepast voor een cosmetisch doel dan heeft dit doorgaans verband met de activering van verslapte spieren. Zo kun je bijvoorbeeld met je vingers een wenkbrauwstrekking uitvoeren.
6.10.3 MASSAGEPATRONEN
Naast de massagetechnieken heb je ook massagepatronen. Deze patronen masseer je met voldoende en gelijkmatige druk.
• Cirkelvormig patroon : Dit patroon heeft een stimulerend effect. Je past dit patroon toe bij panniculose en rimpelvorming.
• Waaiervormig patroon : Dit patroon heeft een stimulerend effect. Je past dit patroon toe voor een facelift effect, bij rimpels en een slappe huid of een huid met een slechte doorbloeding.
• Zig-zagvormig patroon : Dit patroon loopt over verschillende huidzones met diverse meridianen en drukpunten. Deze zogeheten keiraku-lijnen hebben een positieve werking op de huidconditie.
Als je een Oosterse huidanalyse uitvoert moet je kennis hebben van de meridianen, drukpunten en reflexzones, hun locatie, eigenschappen, werking en relatie tot de huid. Verder moet je een anamnese kunnen uitvoeren en kennis hebben van Westerse analysevormen. Op basis van de huidanalyse stel je vervolgens een behandelplan op. Dit behandelplan kan de tweede keer dat de cliënt langskomt zo weer anders zijn, immers is de huid een veranderlijk orgaan. De huid is namelijk een afspiegeling van de inwendige organen. Als er ergens een stagnatie is, is dit zichtbaar op de huid. Het doel van een cosmetische Shiatsumassage is dat de energie in het gelaat in evenwicht wordt gebracht.
In de cosmetische Shiatsubehandeling kijk je tijdens de huidanalyse met name naar het gezicht (de huid, gelaatskleur en gelaatstrekken), het hoofdhaar, de nagels en alle meridianen, drukpunten en reflexzones in het gezicht. Na deze inspectie bevoel je deze meridianen, drukpunten, reflexzones en gezichtshuid. Je voert de huidanalyse stapsgewijs uit.
Stap 1:
controleer de huidspanning
Bekijk en bevoel de spanning van de huid. Zijn er verschillen in de huidspanning? Zijn sommige delen van de huid heel gespannen of juist heel ontspannen?
Als een huidzone heel ontspannen is dan is de huid op die plek vaak wat slapper en bleek van kleur. Als je de huid aanraakt merk je dat de huid op die plek iets koeler is en voel je weinig weerstand. Ontspannen huidzones komen het meest voor onder de
ogen, jukbeenderen, neusvleugels en mondhoeken.
Als de huid gespannen is kenmerkt deze zich door een vlekkerige, glimmende huid. Als je de huid aanraakt merk je dat de huid op die plek iets warmer is en voel je weerstand. Gespannen huidzones komen het meest voor tussen de neus en lippen, de zijkant van de neus en mondhoeken en voor de kaakhoek.
Stap 2: controleer de huid op huidverkleuringen
Bekijk de huid en stel vast of er sprake is van een huidverkleuring. Dit kan over het hele gelaat zijn, maar ook lokaal. De gelaatskleur staat in contact met de hartenergie. De kleur hiervan wordt bepaald door de circulatie van het bloed, erfelijke factoren, eventuele ziekten en emoties. Een plaatselijke huidreactie is bijvoorbeeld een allergische reactie of een irritatie. Ook controleer je op pigmentvlekken, die bijvoorbeeld ontstaan door medicijngebruik, zwangerschap en erfelijke factoren. Een pigmentatie kan verschillende kleuren hebben. Bij een energiestagnatie in de nier- en blaasmeridiaan zal de pigmentvlek meer zwart zijn en bij een stagnatie in de galblaas- en leverenergie meer geelbruin. Energiestagnaties kunnen ook leiden tot een glimmende rode of witte huid of een grauwe huid. Dit laatste doet zich voor bij een stagnatie in de nier- en blaasenergie. Tot slot heeft ook het weer (zon, wind, hitte en koude) invloed op huidverkleuringen.
Stap 3:
controleer de temperatuur van de huid
Bevoel de huid en stel vast of de temperatuur op bepaalde delen warmer of kouder is. Als een orgaan een (te) hoge activiteit heeft, dan is de huid gerelateerd aan het orgaan warmer van temperatuur. Als het orgaan een (te) lage activiteit heeft, dan is de gerelateer-
de huid koeler. Houd er wel rekening mee dat ieder orgaan dagelijks een moment heeft dat hij zeer actief is. Het is dan logisch dat de huid gerelateerd aan het orgaan op dat moment warmer aanvoelt.
Stap 4: controleer op gevoeligheidsreactie
Controleer de huid op gevoeligheid. Als schoonheidsspecialist moet je proberen pijnreacties te voorkomen. De druk die je uitoefent, de duur van de massage en het aantal keer dat je een baan herhaalt, is van invloed op een eventuele reactie. Je masseert daarom een baan maximaal drie keer waarbij je de druk langzaam verhoogt. Als de cliënt geen pijn of druk ervaart, dan kan dit wijzen op een goede energiebalans op de behandelde plaats.
Stap 5: controleer de huidstructuur en signaleer huidproblemen
Controleer het voorhoofd, de ogen, neus, wangen, mond, kin, hals, oren, nagels en het hoofdhaar op eventuele afwijkingen. Er zijn diverse problemen die zich kunnen voordoen en deze problemen kunnen op hun beurt weer diverse oorzaken hebben. In het schema op de volgende pagina’s staat voor elk deel van het gezicht aangegeven welke energie erdoorheen stroomt, welke problemen er kunnen voorkomen en wat mogelijke oorzaken zijn.
Een Shiatsumassage mag je in veel omstandigheden uitvoeren. Toch zijn er een aantal absolute contra-indicaties die met name gelden voor specifieke plaatsen op het lichaam. Voer geen behandeling uit bij:
• brandwonden;
• open wonden;
• huidinfecties;
• virale/bacteriële huidziekten;
• ernstige huiduitslag;
• besmettelijke/organische ziekten;
• gebroken beenderen/gewrichten;
• zwangerschap: op de buik, voeten en miltmeridiaan. Meer specifiek: milt 6; lever 3; dikke darm 4 en galblaas 21.
Medicatiegebruik en/of het gebruik van hormoonpreparaten is een relatieve contraindicatie. Dat wil zeggen dat je op basis van de specifieke situatie van je cliënt beslist om de behandeling wel of niet uit te voeren.
Stap 6:
voer een anamnese uit Stel de cliënt vragen over onder andere haar huid, huidproblemen en eventuele andere klachten. Vraag de cliënt ook of ze medicijnen gebruikt en of zij al eerder een Shiatsubehandeling of ander soort behandeling heeft gehad.
Stap 7: stel een behandelplan op Stel in overleg met de cliënt een behandelplan op. Deel de informatie die je via de analyse hebt verkregen en geef uitleg over de Shiatsumassage. Wat kan ze bijvoorbeeld van de behandeling verwachten?
Als allround schoonheidsspecialist voer je cosmetische Shiatsumassages uit op het gezicht, hoofd, hals-borstgebied, de nek en schouders. Het doel van deze massage is het verbeteren, versterken en normaliseren van de huidcondities en huidfuncties. Belangrijk voor een correcte uitvoer van deze mas -
Oorzaken en indicaties voor Shiatsu
Meridianen
Reflexzones
Problemen
Mogelijke oorzaken
Voorhoofd en wenkbrauwen
Blaas Dumo
Galblaas
Blaas
Dunne darm
Lever
Long
Nier
Horizontale rimpels op voorhoofd
Spierspanning (voorhoofdsspier)
Vochtoverschot door verzwakte nier- en blaasenergie
Genetisch bepaald
Verticale rimpels op voorhoofd
Spierspanning (wenkbrauwrimpelaar)
Overvoeding
Verzwakte lever- en galblaasenergie
Ogen en oogomgeving
Blaas
Driewarmer
Dunne darm
Galblaas
Maag
Nier
Blaas (vochtwal)
Driewarmer (netvlies)
Galblaas (vetwal)
Hart (ooghoeken en oogwit)
Lever (vetwal en het totale oog)
Long (oogwit)
Maag (ooglid)
Milt (oogleden)
Nier (vochtwal en pupillen)
Verticale rimpels tussen wenkbrauwen
Schilferige huid bij haargrens (evt. met roodheid)
Rood of wit voorhoofd
Vervelling tussen wenkbrauwen
Veel knipperen met ogen
Rimpels en wallen
Vermoeide ogen en ooghuid
Waterige ogen
Roodheid in ooghoeken
Oogklachten (pijn)
Vochtwallen onder het oog
Vochtwallen boven het oog
Kleine rode vochtwallen
Geelbruine vetwallen
Grauwe oogwallen
Dubbele wallen
Verstoorde leverenergie
Stress
Alcoholgebruik
Zwakke blaasenergie
Verstoorde hart- en dunne darmenergie
Bloedcirculatieverstoring
Disbalans in emoties
Droogte vanuit de longenergie (verkoudheid)
Zwakke leverenergie
Emotionele overbelasting (stress)
Verstoorde vochtcirculatie
Verzwakte lever-, nier- en hartenergie
Verstoorde longenergie
Verstoorde hartenergie
Verstoorde lever- en nierenergie
Verstoorde nier- en blaasenergie
Verstoorde milt- en maagenergie
Verstoorde hart- en miltenergie
Verstoorde lever- en galblaasenergie
Bloedcirculatieverstoring
Stress of vermoeidheid
Verminderde werking van de darmenergie
(bij oudere mensen)
Neus en neusomgeving
Dikke darm
Dumo
Blaas
Hart
Milt
Rood gezwollen neus (evt. met verwijde bloedvaten)
Paarse of witte neus
Grauwe neus
Huiduitslag langs en op de neus
Verwijde bloedvaten rondom neusvleugels
Verstoorde hart- en/of miltenergie en bloedcirculatie
Hoge bloeddruk
Overgevoelige huid
Alcoholgebruik
Sterke temperatuurverschillen
Verstoorde hart- en/of miltenergie en bloedcirculatie
Verstoorde maagenergie
Slechte vetvertering
Ophoping van gif- en afvalstoffen (galblaas- en dikke darmenergie)
Verzwakte milt- en maagenergie
Teleangiëctasieën
Deel vh gezicht187
Wangen en jukboog Mond en lippen Kin, hals en nek
Hoofdhaar Nagels Dunne darm
jukboog
Rode wangen
Lichte zwelling op de wangen
Teleangiëctasieën onder de ogen op de wangen (maagmeridiaan en maagreflexzones)
Verticale rimpels rondom de mond
Gezwollen bovenlip
Bleke lippen
Paarse lippen
Gesprongen of geschilferde lippen
Puistjes in mondhoeken
Dubbele of gezwollen kin
Uitslag op kin
Pigmentatie aan de zijkant van het gezicht, voor de aanhechting van de onderkaak
Opgezwollen onderkaak of uitslag op kaaklijn
Uitslag in de nek en het halsborstgebied
Zwakke longenergie
Overgevoelige huid en verstoorde bloedcirculatie, long-, maag-, dunne darm- en/of nierenergie
Verstoorde dikke darmenergie
Verzwakte maag- en miltenergie
Hormonale verstoring (bij vrouwen, vaak na de menopauze)
Verstoorde maagenergie (door bijv. overgevoeligheid van bepaalde voedingsstoffen)
Bloedarmoede van het spijsverteringskanaal
Verstoorde milt- en maagenergie
Bloedstagnatie en verstoorde hartenergie
Verstoorde milt- en maagenergie
Irritaties door verstoorde hart- en/of darmenergie
Verstoorde nier- en blaasenergie
Teveel afvalstoffen in de nieren
Slechte vochtcirculatie
Hormonale verstoringen (bijv. tijdens zwangerschap)
Ophoping van gif- en afvalstoffen (galblaas- en dikke darmenergie)
Hormonale verstoringen
Afvalstoffen in de vocht- en/of bloedcirculatie en een verstoorde mag- en darmenergie
Hormonale verstoringen en een overgevoelige huid
Disbalans in emoties
Verstoorde longenergie of bloedcirculatie
Opgezwollen bloedrode oorlel Rode of witte oorschelp
Droge, vochtarme huid met huidschilfers
Kaalheid
Kleurveranderingen
Plotselinge kleurverandering
Droog en futloos haar
Bleke nagels
Barstjes in de nagels
Droge, dunne en/of gescheurde nagels
Slechte lymfecirculatie
Verstoorde bloedcirculatie
Verstoorde nierenergie
Disbalans in emoties
Verstoorde vochtbalans vanuit nier- en blaasenergie
Verstoorde nierenergie
Verzwakte nierenergie
Verzwakte nierenergie, emoties en angsten
Verstoorde nier- en longenergie
Verstoorde leverenergie
Verstoorde nierenergie
sage is een rustig tempo en constant ritme. Daarnaast is het belangrijk dat je huidcontact behoudt met je cliënt.
Voordat je de behandeling start voer je een Oosterse huidanalyse uit. Vervolgens controleer je of je cliënt met haar lichaam en hoofd in de juiste houding ligt. Je voert de behandeling uit op een gereinigde huid. Door de huid te reinigen verwijder je vuil en vet waardoor je de massage nog directer op de huid en drukpunten kunt uitvoeren.
huid, zodat deze iets loskomt. Op deze manier wen jij aan je cliënt en de cliënt aan jou.
2. Tokkel de hoofdhuid
Geef vingertapotements op de hoofdhuid met twee handen bij elkaar.
Vanaf stap 3 begin je met de daadwerkelijke Shiatsumassage. Bij deze massage is het belangrijk dat je werkt vanuit je Hara (je buik). Jouw concentratie en energie gaan via je Hara naar je cliënt toe.
3. Pas de handpalmtechniek toe op de slapen
Leg je handpalmen op de slapen en geef lichte druk. Houd de hand ontspannen aan -
1. Masseer de hoofdhuid Masseer met je vingertoppen zacht de hoofd - Figuur 6.40 masseer zacht de hoofdhuid Figuur 6.41 geef vingertapotements met twee handen bij elkaargesloten op de huid. Laat je vingers rusten op het voorhoofd.
4. Pas een drukpuntmassage toe van de neusbrug tot de haargrens
Plaats je linkerduim ontspannen op de neusbrug en zet je rechterduim op de linkerduim (duim-op-duimtechniek). Zet druk door je lichaam naar voren te brengen. Houd de druk een paar seconden vast en laat langzaam los door je lichaam naar achteren te bewegen. Herhaal de duim-opduim-techniek in een rechte lijn, eerst op het midden van het voorhoofd en daarna op de haargrens (strijkdrukmassage). Voer deze techniek altijd uit met je handen geopend. Laat je vingers naast het gezicht van de
cliënt rusten. Voer deze stap in totaal drie keer uit.
5. Pas een drukpuntmassage toe vanaf de haargrens tot en met Dumo 20. Maak zes drukpunten vanaf de haargrens op het midden van het hoofd tot en met Dumo 20. Dit doe je wederom door middel van de duim-op-duimtechniek. Houd de Dumo langer vast dan de andere punten.
6. Pas een drukpuntmassage toe vanaf Dumo 20 tot de haargrens. Druk vervolgens vanaf Dumo 20 met beide duimen drie punten naar opzij. Daarna ga je weer een stap terug richting haargrens en maak je weer drie punten naar opzij. In
Figuur 6.45 (a en b)
pas een drukpuntmassage
toe vanaf Dumo 20 tot de haargrens
Figuur 6.46 (a en b)
ga vanaf het voorhoofd vier drukpunten naar opzij, naar Galblaas 1
totaal maak je zes banen naar opzij tot de haargrens.
7. Pas een drukpuntmassage en drukrotatie toe op het voorhoofd
Geef vanaf het midden van het voorhoofd met beide duimen vier drukpunten naar opzij, naar Galblaas 1 (de slapen). Op Galblaas 1 geef je een drukrotatie. De vingers in de nekbasis roteren mee. Voer deze stap in totaal drie keer uit.
8. Voer een wenkbrauwkneding uit Zet je vingertoppen onder de wenkbrauwen en zet de duim er loodrecht op. Maak vervolgens met de vingertoppen een roterende/ masserende beweging en laat de duimen de wenkbrauwen kneden. Je werkt hierbij van binnen naar buiten. Voer deze stap in totaal drie keer uit.
Geef vier drukpunten op de bovenste oogkaswand (van binnen naar buiten). Herhaal dit drie keer en eindig met een meridiaanmassage en een rotatie op Galblaas 1. Geef druk met je duimen en laat de vingers mee roteren. Voer deze stap in totaal drie keer uit.
6.47
voer een wenkbrauwkneding uit
Figuur 6.48 (a en b) geef vier drukpunten op de bovenste oogkaswand
Figuur 6.49
eindig met een rotatie op Galblaas 1
Figuur 6.52 zorg ervoor dat je de neus niet dichtduwt
10. Masseer de onderste oogkaswand
Geef vier drukpunten op de onderste oogkaswand (van binnen naar buiten). Geef minder druk dan bij de massage van de bovenste oogkaswand. Herhaal dit drie keer en eindig met een meridiaanmassage en een rotatie op Galblaas 1. Geef druk met je duimen en laat de vingers mee roteren. Voer deze stap in totaal drie keer uit.
11. Masseer de neus
Geef drie drukpunten op de neus van boven naar beneden met de duim-op-duimtechniek. Zorg ervoor dat je niet teveel druk geeft, zodat je de neus niet dichtduwt.
12. Masseer het wanggebied
Geef druk op de maagmeridiaan met beide duimen aan weerszijden van het gezicht. Start op Maag 1 en ga vervolgens door naar Maag 2. Kantel bij Maag 3 je handen en plaats je duimen onder de jukboog, zodat je schuine druk onder de jukboog kunt geven. Ga vervolgens door naar Maag 4 die zich bevindt aan weerszijden van de mondhoeken. Tot slot kun je druk geven op Renmo 24 die zich in de middenvouw van de kin bevindt. Voer deze stap in totaal drie keer uit.
Plaats een duim boven de bovenlip en een duim onder de onderlip. Ga vanaf hier vier punten opzij (tot de mondhoeken) in tegengestelde richting. Herhaal dit drie keer. Vervolgens wisselen de duimen van positie en herhaal je de massage, maar dan de andere kant op. Ook dit herhaal je drie keer.
Geef vanaf de binnenooghoek een strijk-/ drukmassage met de middelvinger-opwijsvingertechniek naar beneden toe tot naast de neusvleugels. Geef een rotatie naar buiten toe op de dikke darm. Vervolgens pas je de meervingertechniek toe door vier (aaneengesloten) vingertoppen onder de jukboog te plaatsen en ze van wijsvinger naar pink af te laten rollen. Met deze techniek masseer je de jukboog en stimuleer je de huidconditie. Voer deze stap in totaal drie keer uit.
Plaats je vingers in het weke gedeelte achter de kaakrand en plaats de duimen op de huid aan de voorzijde van de kaaklijn. Kneed zo de kaaklijn, zowel links als rechts, naar opzij. Laat steeds de druk langzaam los en zet rustig opnieuw aan. Voer deze stap in totaal drie keer uit.
Masseer de oorlelletjes met een strekkende beweging richting de schouders van de cliënt. Eerst drie keer naar omlaag en daarna drie keer naar achteren. Daarna ga je naar de bovenkant van het oor en trek je het oor als het ware een beetje naar je toe. Je maakt dus een strekkende beweging naar boven. Dit doe je wederom drie keer. Tot slot ga je naar het midden van het oor en duw je het oorlelletje drie keer richting de buik. Voer tot slot deze stap (alle grepen) in totaal drie keer uit in één beweging.
17. Masseer de huid rondom de oren Plaats je vingers boven de oren en maak een roterende beweging. Schuif daarna door naar de tragus. Plaats twee vingers voor het oor en twee erachter en maak dezelfde roterende beweging. Schuif door voorbij het oor en geef ook hier een rotatie. Voer deze stap in totaal drie keer uit.
18. Masseer de nek
Maak een strijk-drukrotatie in drie fasen om te kijken waar de spanning bij de cliënt het grootst is. Hierbij eindig je tegen het schedelrandbot. Draai het hoofd van je cliënt zijwaarts op je rechter- of linkerhand. Zet tegen de kaakrand aan voor de meridiaanmassage.
19. Voer de meridiaanmassage uit Baan 1:
Zet je duim tegen de kaakrand aan de voorzijde van de borstbeensleutelbeentepelspier en glijd voorzichtig en langzaam naar beneden naar de achterzijde van de spier tot in de hoek met het sleutelbeen. Deze greep moet minimaal 13 seconden duren.
Ga vervolgens links richting de schoudertop. Leg je vingers neer, draai om de schoudertop en blijf de longmeridiaan volgen met je duim. Geef druk op Long 5 en eindig met een effleurage achterlangs de arm en schouder naar boven. Behandel deze baan in totaal drie keer.
Baan 2:
Start de tweede baan op Driewarmer 17 en geef daar druk. Glijd net iets verder dan de borstbeensleutelbeentepelspier naar beneden tot in de hoek met het sleutelbeen en vervolgens weer richting de schoudertop. Draai hier weer omheen en glijd richting Long 5. Hier geef je wederom druk. Eindig met een effleurage achterlangs de arm en schouder naar boven. Behandel deze baan in totaal drie keer.
Baan 3:
Zet de derde baan aan op Galblaas 12. Geef druk en glijd langs het achterhoofdsbeen naar het schedelrandbot en vervolgens via de nek met de duim naar beneden richting het hoogste punt van de schouder. Hier geef je drie keer druk op Galblaas 21. Tegelijkertijd strek je het hoofd. Glijd daarna over de schoudertop door naar Long 5 en eindig met een effleurage achterlangs de arm en schouder naar boven. Behandel deze baan in totaal drie keer.
Figuur 6.63
zet aan tegen de kaakrand voor de eerste meridiaanmassage
Figuur 6.64
geef druk op long 5
Figuur 6.65
start de tweede baan op Driewarmer 17
Figuur 6.66
start de derde baan op Galblaas 12
20. Herhaal de meridiaanmassage aan de andere zijde van het lichaam
Draai het hoofd van je cliënt naar je andere hand en laat het daarop rusten. Tijdens het draaien maak je roterende bewegingen. Herhaal nu de meridiaanmassage op deze zijde van het lichaam.
21. Masseer de sulcus pectoralis
Leg het hoofd voorzichtig terug en maak met beide handen roterende bewegingen vanuit de nek, achterlangs de schouders naar de voorzijde. Geef met drie vingers een drukpuntmassage op de sulcus pectoralis. Voel hier waar de meeste druk zit. Deze informatie gebruik je om de rotatierichting van stap 22 te bepalen.
22. Voer een rotatie uit op schouders en borstspier
Glijd eerst terug naar het achterhoofd en vervolgens weer naar de schoudertoppen. Zet je handpalmen op de schoudertoppen en laat je vingers rusten op de borstspieren. Geef druk richting de bank en geef een diepe rotatie op de borstspieren. Doe dit in de richting die je gekozen hebt bij stap 21.
23. Wiegen van het hoofd
Glijd terug naar het achterhoofd en til het hoofd met beide handen op. Wieg het hoofd langzaam van links naar rechts. Maak hierbij strekkende bewegingen.
Leg het hoofd terug en glijd langzaam naar Long 1. Hier geef je druk.
Glijd vervolgens via de schoudertoppen richting Long 5 en geef ook hier druk. Glijd terug naar de nek, strek het hoofd en glijd weer terug naar Long 5. Deze stap voer je drie keer uit. Vervolgens strijk je af.
26. Rond de massage af. Wanneer je klaar bent met de behandeling schud je je handen af.
Heeft de cliënt een vochtarme, gevoelige of vette huid? Dan zijn er specifieke grepen die je kunt toepassen in de Shiatsumassage.
vochtarme huid
Greep 1: Laat bij de handpalmtechniek (stap 3) één hand zonder druk op het voorhoofd liggen. Zet de pink van de andere hand op Blaas 1 (binnenooghoek) en geef hier druk. Geef daarna druk op Blaas 2, pak met de duim over en glijd over de blaasmeridiaan richting de haargrens. De passieve hand maakt
Figuur 6.71
wieg het hoofd en maak strekkende bewegingen
Figuur 6.72
geef druk op Long 1
Figuur 6.73
geef zowel links als rechts druk op Long 5
24. Geef druk op Long 1 25. Geef druk op Long 5Figuur 6.74
leg bij een vochtarme huid één hand op het voorhoofd en geef met de pink druk op Blaas 1
Figuur 6.75
geef bij een vochtarme huid druk op de blaasmeridiaan richting de haargrens terwijl de passieve hand langs het gelaat effleureert
Figuur 6.76 (a en b) strijk bij een gevoelige huid, na de rotatie op de dikke darm, naar de zijkant van het gezicht
ondertussen een effleurerende beweging vanaf het voorhoofd langs het gelaat rondom de kin. Behandel vervolgens op dezelfde wijze Blaas 1 en 2 van het andere oog.
Greep 2: Plaats drie drukpunten met de duimen op de blaasmeridiaan en strijk over de meridiaan tot de haargrens. Strijk vervolgens over de reflexzone tot de hoogte van de wenkbrauw en voer een petrissage uit op de wenkbrauw.
Greep 3: Bij de meridiaanmassage kun je bij de cliënt met een vochtarme huid de massage verlengen door een drukpunt te geven op Long 6 en 7.
gevoelige huid
Greep 1: Bij de gevoelige huid geef je in plaats van de duim-op-duim techniek op het voorhoofd (stap 4) een duim-over-duim strijking. Let op dat je strijkt en niet effleureert of glijdt.
Greep 2: Je kunt bij het masseren van de jukboog (stap 14) na de rotatie op de dikke darm met de middelvinger-op-wijsvingertechniek naar de zijkant van het gezicht glijden en vanuit daar weer aanzetten voor de volgende baan. Je slaat hierbij dus de meervingertechniek onder de jukboog over. Deze greep noem je ook wel de ruitenwissergreep.
Greep 3:
Na de massage van de sulcus (stap 21) kun je een accent geven met de middelvinger-opwijsvinger techniek.
Greep 4:
Bij de meridiaanmassage kun je bij de cliënt met een gevoelige huid de massage verlengen door een drukpunt te geven op Long 6, 7 en 9.
vette huid
Greep 1: Geef een drukrotatie op Galblaas 1 en strijk vervolgens rechtstreeks richting de haargrens. Geef vanaf daar drukpunten op het slaapbeen en eindig op Driewarmer 17. Ga van hieruit verder met de tweede meridiaanmassage.
Figuur 6.77 (a, b en c) geef bij een vette huid een drukpunt op Galblaas 1, strijk richting de haargrens , geef drukpunten op het slaapbeen tot Driewarmer 17
6.77a 6.77b 6.77cFiguur 6.78 (a, b, c, d en e) geef bij de vette huid een drukpunt op Galblaas 14, strijk richting haargrens en geef drukpunten over het haar tot Galblaas 12
Figuur 6.79 (a en b) geef bij cliënten met een vochtarme, vette of gevoelige huid een drukpunt op Long 6 en 7
Figuur 6.80 geef bij cliënten met een vette of gevoelige huid een drukpunt op Long 9
Greep 2: Geef een drukpunt op Galblaas 14 en strijk richting haargrens. Maak vervolgens drukpunten ruim over het haar tot Galblaas 12. Geef daar een drukpunt en ga van hieruit verder met de derde meridiaanmassage.
Greep 3: Bij de meridiaanmassage kun je bij de cliënt met een vette huid de massage verlengen door een drukpunt te geven op Long 6, 7 en 9. Op de weg terug geef je nog een drukpunt op Dikke Darm 11.
Bij het geven van een Shiatsumassage is het heel belangrijk om ontspannen en geconcentreerd te werken. Dat lukt alleen wanneer je alle drukpunten, meridianen en opeenvolgende grepen goed in je hoofd hebt zitten. Je moet niet meer na hoeven te denken welke grepen je in welke volgorde moet toepassen en waar je precies je handen moet plaatsen. Mijn tip is: zorg dat je de theorie van de massage heel goed beheerst. Dat is nooit het leukste om te leren, maar je zult er de rest van je leven bij het geven van een Shiatsumassage heel veel plezier aan beleven.
Lia Madern werkt sinds twintig jaar als schoonheidsspecialiste in haar praktijk aan huis.
“In de loop der jaren heb ik verschillende massages geleerd, die ik graag met elkaar combineer. En ook daar lenen de grepen uit de Shiatsumassage zich heel goed voor. Ook wanneer je geen complete Shiatsumassage geeft, maar wel grepen invoegt in bijvoorbeeld een klassieke massage, zul je merken dat juist deze grepen enorm veel impact hebben. Voor mij zorgt het er in elk geval voor dat elke gegeven massage enorm veel voldoening geeft en dat mijn cliënten steeds weer terug willen blijven komen.”
Oorsprong van Shiatsu
Shiatsu betekent ‘vingerdruk’ en vindt zijn oorsprong in de Traditionele Chinese Geneeskunde (TCG). De verschillende gebieden binnen China hadden ieder hun eigen behandelmethoden. De meest bekende behandelmethoden die ten grondslag liggen aan Shiatsu en tevens hun grondslag hebben binnen de theorie van de TCG zijn de TuiNa-massage en acupressuur en acupunctuur.
Visie van de Traditionele Chinese Geneeskunde Volgens de visie van de TCG bevinden zich in ons lichaam kanalen waar energie doorheen stroomt. Wanneer er sprake is van een stagnatie of blokkade in de energiestroom, kun je Shiatsu toepassen om dit op te heffen. Tijdens een Shiatsumassage wek je de energiestroom op en breng je deze in balans. Hierdoor wordt de stagnatie of blokkade opgeheven. Je doet dit door op de meridianen waar de energie doorheen stroomt druk te geven met je vingers, duimen en/of handpalmen. Het doel van een cosmetische Shiatsumassage is huidverbetering.
Verschillende vormen van Shiatsu
De grondlegger van de Shiatsutherapie is Tokujiro Namikoshi. Hij opende in 1925 zijn eerste Shiatsukliniek, waarin hij oosterse massagetechnieken met de westerse geneeskunde combineerde. Hierdoor kreeg Shiatsu een medische waarde.
• Medische Shiatsu gaat er vanuit dat ziektes, pijn of andere klachten ontstaan door een verstoorde energiestroom, die door middel van drukpuntmassage weer in balans wordt gebracht.
• Zen-Shiatsu is ontwikkeld door Shizuto Masunaga in de jaren 70. Zen-Shiatsu is een vorm van Shiatsu waarbij technieken uit de traditionele Japanse massage met de TCG en westerse psychologie worden gecombineerd.
• De meridiaanmassage is geen drukpunt- maar
een strijkmassage, waarbij je de meridiaan volgt van punt naar punt.
Het atomistisch versus het holistisch model
In westerse ziekenhuizen wordt door middel van specifieke analyse gekeken naar de symptomen (verschijnselen). Deze worden als oorzaak van de ziekte of aandoening beschouwd. Westerse behandelingen zijn er dus op gericht deze symptomen te laten verdwijnen. Het nadeel is dat hierdoor aanwezige relaties en samenhang uit het oog kunnen worden verloren.
In het oosten wordt gekeken naar de hele mens en dus niet alleen de symptomen. Behandelingen zijn er op gericht om de energiestroom in het lichaam in balans te brengen, blokkades op te heffen en zo de oorzaak van de symptomen weg te nemen. Het nadeel van het holistisch model is dat delen niet los kunnen worden gezien, ook al is dit in sommige gevallen van groot of zelfs levensbelang.
Volgens de Oosterse visie is overal en in alles energie aanwezig. Deze energie gaat uit van het zelfgenezend vermogen van mensen. De Chinese term voor deze energie is Chi, wat ‘levenskracht’ betekent.
De (biologische) energiebron van de mens ligt volgens de TCG in het midden van de onderbuik, circa 5 centimeter onder de navel. Deze bron noem je ook wel de Hara. Vanuit de Hara bepaal je je werkhouding, zodat er tijdens de behandeling sprake is van een optimale energiestroom. Tijdens de Shiatsumassage houd je rekening met de vier energieprincipes: concentratie, ontspanning, intentie en visualisatie.
Er zijn in totaal drie verschillende typen Chi in het lichaam: de prenatale Chi (genen), de graan-Chi (voedsel) en de lucht-Chi (ademstroom). Deze
drie typen Chi hebben in totaal vijf functies: bewegen, verwarmen, beschermen (wei-energie), transformeren en het behouden van lichaamssubstanties. Een tekort of een overschot aan Chi heeft, net als een blokkade of stagnatie, een verslechterde gezondheid en huidconditie als resultaat. Met stimulerende (bij een droge, slappe huid) en sederende (bij een vette, gespannen huid) technieken kun je blokkades opheffen.
Yin en Yang
Yin is de samentrekkende kracht en Yang is de uitzettende kracht. Ze zijn in verschillende verhoudingen in alles aanwezig. Als de balans tussen Yin en Yang verstoord is kan dit tot pijn of ziekte leiden. Yin is meer naar binnengericht, stroomt vanuit de aarde ons lichaam binnen en is het voedende aspect van het lichaam. Yang is meer naar buitengericht, stroomt vanuit de hemel ons lichaam binnen en is het functionele aspect van het lichaam. Yin en Yang komen elkaar bij de voeten en vingertoppen tegen. Er is dus sprake van een continue energiestroom door de meridianen in ons lichaam. Een Shiatsumassage heeft als doel Yin en Yang in balans te brengen. Om de Yin-huid (droge, slappe huid) meer Yang te maken, stimuleer of prikkel je de huid door snelle, stevige en korte bewegingen te maken. Andersom maak je de Yang-huid (vette, gespannen huid) meer Yin door de huid te sederen met langzame, zachte en geleidelijke bewegingen.
Meridianen
De in totaal veertien meridianen verbinden de, voor oosterse begrippen, belangrijkste organen met elkaar. Dit zijn de maag, milt, long, dikke en dunne darm, blaas, nier, galblaas, lever, driewarmer, hartconstrictor en het hart. Naast deze twaalf hoofdmeridianen zijn er twee dieper liggende kanalen (dumo en renmo) die je tijdens een Shiatsumassage kunt behandelen. Je kunt ten aanzien van het meridiaanstelsel vijf hoofdkenmerken onderscheiden: cyclische energie, polariteit, projectie, trajecten en drukpunten.
Yin-meridianen zijn: long-, milt-, hart-, nier-, hartconstrictor- en levermeridiaan. Yangmeridianen zijn: dikke darm-, maag-, dunne darm-, blaas-, driewarmer- en galblaasmeridiaan. Elke Yin-meridiaan vormt een koppel met een Yangmeridiaan.
In het schema op de volgende pagina staat per meridiaankoppel kort weergegeven wat de functies, relaties, gevoeligheden en kleuren zijn.
Naast deze zes meridiaankoppels zijn er nog twee meridianen: dumo- en renmomeridiaan. Behandeling van de dumomeridiaan (zee van Yang) kan effect hebben op het functionele aspect van de huid, het endocriene stelsel en het centrale zenuwstelsel. Behandeling van de renmomeridiaan (zee van Yin) kan effect hebben op het voedende aspect van de huid, de huidsubstanties, de bloedcirculatie en de circulatie van lichaamsvocht.
Drukpunten
De energiestroom in de meridianen kun je beïnvloeden door op bepaalde punten druk te geven. Er zijn meerdere manieren om de juiste plaats van de drukpunten te bepalen. Namelijk middels anatomische kennis, het Chinese lichaamsmatensysteem (cun), het drukpuntennummersysteem, huidanalyse en Fingerspitzengefühl. Als allround schoonheidsspecialist moet je de locatie en de functie van de volgende drukpunten weten:
• longmeridiaan: Long 1 (lo. 1), Long 5 (lo.5), Long 6 (lo.6), Long 7 (lo.7), Long 9 (lo.9)
• dikke darmmeridiaan: Dikke darm 11 (dida.11), Dikke darm 19 (dida.19), Dikke darm 20 (dida.20)
• maagmeridiaan: Maag 1 (mg.1), Maag 3 (mg.3), Maag 4 (mg.4), Maag 9 (mg.9), Maag 10 (mg.10), Maag 11 (mg.11)
• dunne darmmeridiaan: Dunne darm 18 (duda. 18)
Long- en dikke darmmeridiaan
Milt- en maagmeridiaan
functies zijn…
• blaasmeridiaan: Blaas 1 (bl.1), Blaas 2 (bl.2), Blaas 10 (bl.10)
• driewarmermeridiaan: Driewarmer 17 (dri.17), Driewarmer 23 (dri.23),
• galblaasmeridiaan: Galblaas 1 (gb.1), Galblaas 12 (gb.12), Galblaas 14 (gb.14), galblaas 20 (gb.20), Galblaas 21 (gb.21)
• dumomeridiaan: Dumo 16 (dm.16), Dumo 20 (dm.20), Dumo 26 (dm.26)
• renmomeridiaan: Renmo 24 (rm.24)
• extra drukpunt: Long extra (lo.ex.) / Yin Tang
Hormoonhuishouding
Door bepaalde drukpunten te stimuleren kun je de hormoonhuishouding beïnvloeden.
Daar hormonen ook invloed hebben op de huid, zijn deze punten ook voor jou als schoonheidsspecialist van belang. Door middel van Shiatsumassage kun je invloed uitoefenen op de hormoonproductie van de hypofyse, alvleesklier (insuline, glucagon, maar ook productie van enzymen), epifyse (melatonine), schildklier (thyroxine), thymusklier, bijnieren (corticosteroïden en adrenaline) en geslachtsklieren (testosteron en oestrogeen).
Huidtypen
Om de juiste massagetechnieken toe te passen en daarnaast de juiste meridianen te behandelen, is het van belang goed naar de huid van je cliënt te
staat in relatie tot…
Hart- en dunne darmmeridiaan
Hartconstrictor- en driewarmermeridiaan
Nier- en blaasmeridiaan
beschermen, bevochtigen, elimineren, verwarmen en transpiratie
transformatie/transport, bevochtigen, beschermen, verwijden/vernauwen bloedvaten
verwijden/vernauwen bloedvaten, verzorgen emotionele huishouding
verzorgen emotionele huishouding, reguleren vochtbalans, beschermen
reguleren vochtbalans, elimineren, zuiveren
opperhuid, neus, lichaamshaar, ademsfeer
bindweefsel/lederhuid, mond en lippen, vier ledematen, alvleesklier, spieren
lichaamshaar, gelaatskleur, bloedvaten, tong
bloedvaten, lichaamshaar
genen, oren, hoofdhaar, alle vitale hormonen (geslachtshormonen en corticosteroïden)
is gevoelig voor… droogte vocht hitte/vuur
hitte/vuur
bij teveel negatieve energie…
verdriet/depressie
zorgen/piekeren
vreugde/hysterie
vreugde/hysterie
kleur wit geel rood rood
Lever- en galblaasmeridiaan
verzorgen emotionele huishouding, beschermen: ontgiften/zuiveren, talgproductie/vetvertering en pigmentatie
ogen/ooghuid, nagels, pezen, gewrichten en weefsels
koude wind
angst/fobie woede/frustratie
blauwzwart blauwgroen
kijken. De huidtypen die je kunt onderscheiden zijn de normale huid, droge huid (vochtarm, vetarm of gevoelig), vette huid, gecombineerde huid en oudere huid. Bij de oudere huid kun je door de mimische spieren te masseren een facelift effect creëren. Voordat je de huid van je cliënt behandelt moet je vaststellen of het functioneel of het voedend aspect van de huid verstoord is. Als het functioneel aspect van de huid verstoord is, dan is er bijvoorbeeld sprake van een vochttekort of een talgoverschot. Door je in de behandeling op de juiste energiestromingen te richten kun je de functies van de huid normaliseren. Als het voedend aspect verstoord is, dan spreek je over chronische, dieperliggende klachten. In dit geval richt je je meer op de uitwendige verschijnselen die zich voordoen en hanteer je een symptomatische aanpak.
Reflexzones zijn niet-vastomlijnde huidgebieden die in relatie staan tot de energie van een bepaald orgaan. Reflexzones houden echter geen direct verband met de meridianen en drukpunten. Het zijn als het ware twee systemen die je afzonderlijk van elkaar gebruikt. Als allround schoonheidsspecialist moet je de verschillende reflexzones in het gezicht kunnen benoemen en behandelen.
In de Shiatsumassage gebruik je verschillende druktechnieken: sederende en stimulerende druk, loodrechte en schuine druk, stationaire druk en ondersteunende druk. Massagetechnieken die je toepast zijn: drukpuntmassage (drukmethode), meridiaanmassage (strijking), kneding en vingertapotements (tokkelen). Daarnaast gebruik je ook: de handpalmtechniek, duim-op-duimtechniek, middelvinger-op-wijsvingertechniek, meervingertechniek en strektechnieken. Patronen die je kunt
toepassen zijn het cirkelvormig patroon, het waaiervormig patroon en het zig-zagvormig patroon.
Oosterse huidanalyse
In de cosmetische Shiatsubehandeling kijk je tijdens de huidanalyse met name naar het gezicht (de huid, gelaatskleur en gelaatstrekken), het hoofdhaar, de nagels en alle meridianen, drukpunten en reflexzones in het gezicht. Na deze inspectie bevoel je deze meridianen, drukpunten, reflexzones en gezichtshuid. Je voert de huidanalyse stapsgewijs uit.
Stap 1: Controleer de huidspanning
Stap 2: Controleer de huid op huidverkleuringen
Stap 3: Controleer de temperatuur van de huid
Stap 4: Controleer op gevoeligheidsreactie
Stap 5: Controleer de huidstructuur en signaleer huidproblemen
Stap 6: Voer een anamnese uit
Stap 7: Stel een behandelplan op
De Shiatsumassage
Als allround schoonheidsspecialist voer je cosmetische Shiatsumassages uit op het gezicht, hoofd, hals-borstgebied, de nek en schouders. Het doel van deze massage is het verbeteren, versterken en normaliseren van de huidcondities en huidfuncties.
Heeft de cliënt een vochtarme, gevoelige of vette huid? Dan zijn er specifieke grepen die je kunt toevoegen of veranderen aan de reguliere Shiatsumassage.
Belangrijk voor een correcte uitvoer van deze massage is een rustig tempo en constant ritme. Daarnaast is het belangrijk dat je huidcontact behoudt met je cliënt.
Veel mensen hebben last van ongewenste haargroei. Vooral bij vrouwen is dit een esthetisch probleem. Het gaat dan meestal om storende haren in het gelaat.
Als schoonheidsspecialist kun je ongewenste haargroei definitief verwijderen met de blend- of de diathermiemethode. Hiermee geef de cliënt een zekerder gevoel.
De mens ontwikkelt zich uit drie kiembladen: ectoderm, mesoderm en endoderm. Uit het ectoderm ontstaan de opperhuid en de haren. Het mesoderm zorgt voor het ontstaan van de lederhuid, de haarpapil en het onderhuidsbindweefsel. De organen ontstaan uit het endoderm.
De haren ontstaan uit het ectoderm, dit is het buitenste kiemblad. De eerste haarfollikels ontwikkelen zich bij de wenkbrauwen, op de bovenlip en de kin. Dit begint omstreeks de negende week na de bevruchting. De overige lichaamsbeharing ontstaat vanaf de vierde maand. Vanaf dit moment is het haar ook goed herkenbaar.
Het haar begint met het ontstaan van de haarzakjes. Vervolgens breiden de haarzakjes zich uit tot de bulbus. Deze wordt al snel opgenomen in het bindweefsel. De cellen die de bulbus bekleden vormen de kiemlaag waaruit later het haar groeit. De cellen aan de rand van het haarzakje ontwikkelen zich tot de binnenste laag van de haarschacht, de cellen van het bindweefsel ontwikkelen zich tot de buitenste haarschacht. Vervolgens groeien de cellen in de kiemlaag en worden naar de oppervlakte geduwd. Het haar groeit door de opperhuid heen, waarna het ook zichtbaar is.
Haren zijn verhoornde aanhangsels ( adnexen ) van de huid. De haarfollikels worden vanaf de embryonale fase gevormd. Na de geboorte worden er geen haarfollikels meer aangemaakt. Haren op het menselijke lichaam variëren van zachte donsharen tot stugge baardharen.
Op het lichaam komen verschillende soorten haar voor:
• Lanugohaar is lang, dun, zijdeachtig haar dat maximaal enkele centimeters lang wordt. Het haar heeft nog geen pigment en is mergloos. Dit haar valt uit in de zevende en achtste maand van de zwangerschap;
• Vellusharen zijn zachte, mergloze en meestal ongepigmenteerde haren. Deze haren komen bij kinderen voor op het hele lichaam en bij vrouwen in het gezicht;
• Intermediair haar is haar dat zich in de overgangsfase van vellushaar naar terminaalhaar bevindt;
• Terminaal haar is grof, gepigmenteerd haar.
Een haar bestaat in lengterichting uit een haarschacht en een haarwortel. De haarschacht ligt boven de huid. Dat is dus het zichtbare deel van het haar. De haarwortel ligt in de huid en in een haarzakje (haarfollikel) .
Een haarfollikel is een buisvormige instulping van de huid die doorloopt tot in het onderhuidsbindweefsel (subcutis) . Het haarzakje is ontstaan uit het epitheelweefsel van de huid. De binnenzijde van het haarzakje bestaat grotendeels uit epitheelweefsel en voor een klein deel uit bindweefsel.
Alle haarfollikels worden voor de geboorte aangemaakt. Bij een haarzakje liggen meestal twee talgkliertjes (glandula sebacea) . Deze talgkliertjes maken gebruik van de ruimte tussen het haar en het haarzakje om de talg naar buiten toe af te kunnen laten vloeien. Het onderste, verdikte gedeelte van de haarfollikel heet de bulbus of de haarui. Hier wordt de haar gevormd. In de bulbus ligt de haarpapil (papillae pili) , die is gevormd uit bindweefsel. Om de haarpapil heen ligt de kiemlaag of de haarmatrix. In de haarmatrix worden door middel van celdeling nieuwe cellen aangemaakt. Deze laag is te vergelijken met de basaalcellenlaag van de opperhuid. De bloedvaatjes in de haarpapil voorzien de haarcellen in de kiemlaag van voedingsstoffen.
De haar wordt beschermd door de inwendige en uitwendige wortelschede. De inwendige wortelschede bestaat uit stofafscheidend epitheel. Het beschermt de haar totdat deze uit de haarschacht komt. De uitwendige wortelschede bestaat uit plaveiselepi -
glasmembraan bulbus
theel. Het is een directe voortzetting van de epidermis (opperhuid). De uitwendige wortelschede zit vast aan het glasmembraan (membrana vitrea) .
Aan de onderzijde van de haarfollikel – bij de haarpapil – ligt een haarspiertje (de musculus arrector pili) . Dit haarspiertje zit vast aan het glasmembraan. Een haarspiertje is opgebouwd uit onwillekeurig glad spierweefsel en trekt zich samen bij kou of een schrikreactie. Daardoor gaan de haren, die doorgaans schuin ingeplant zijn, overeind staan. Er ontstaat kippenvel.
In dwarsdoorsnede bestaat een haar uit de volgende lagen:
• haarmerg (medulla) : dit is de binnenste laag van het haar;
• haarschors (cortex) : dit is de middelste
hoornlaag opperhuid
Figuur 7.1 bouw van een haarhaaropperhuidvlies haarmerg haarschors
Het haar groeit doordat het bloed via de haarvaatjes in de haarpapil de voedingsstoffen (bouwstoffen) levert voor de vorming van haarcellen. Het haar groeit tot een lengte die karakteristiek is voor het type haar en de plaats waar het haar groeit. Oude haren vallen uit en worden vanuit hetzelfde haarzakje door een nieuwe haar vervangen. Elke haar heeft een bepaalde levensduur. Zo komen er op het lichaam van de mens gelijktijdig haren voor die in verschillende groeifasen verkeren.
De haargroei vindt plaats in drie verschillende stadia:
• aanagene fase (groeifase): de mergcellen veranderen tijdens deze fase van schorscellen in cellen van het opperhuidvlies. Tijdens deze fase vindt de pigmentvorming in het haar plaats. Afhankelijk van waar de haar zich bevindt, kan deze fase wel 25 jaar duren. Ongeveer tachtig procent van alle haren bevindt zich in de anagene fase;
laag van het haar. Alleen in deze laag zit melanine (pigment), dat de haarkleur bepaalt;
• haaropperhuidvlies (cuticula) : dit is de buitenste laag van het haar. Deze laag is belangrijk voor de bescherming van het haar. De cellen vormen schubjes, net als bij een vissenhuid. Bij een gezonde haar zijn de schubjes gesloten en kunnen er geen stoffen in de haar dringen. Bij gesloten schubben heeft het haar een natuurlijke glans. Bij een slechte conditie van het haar sluiten de schubjes niet goed aan. Het haar is poreus en ziet er dof uit.
• katagene fase (overgangsfase): in deze periode neemt het aantal celdelingen in de haarmatrix af. Tijdens deze fase neemt ook de pigmentvorming af, waardoor de haarwortel geleidelijk kleurloos begint te worden. De haarfollikel wordt korter, waardoor het haar hoger boven het huidoppervlak komt te liggen;
• telogene fase (rustfase): tijdens deze fase verliezen de cellen van de inwendige wortelschede hun onderlinge verband en ligt het haar los in de follikel.
7.2 7.3 Figuur 7.2 de drie lagen van een haar Figuur 7.3 groeifasen van het haarNet als de kleur van je huid, wordt de kleur van je haar bepaald door pigment (melanine). In je haar zitten twee soorten pigment, namelijk eumelanine (donker pigment) en feomelanine (licht pigment). De verhouding tussen licht en donker pigment bepaalt je haarkleur.
Als je ouder wordt, verandert je haar van kleur. Dit komt doordat de hoeveelheid pigment in je haar afneemt. Nieuwe haren groeien dan aan zonder pigment. Ook ontstaan er luchtblaasjes (vacuolen) in de haarcellen. Als hier licht op valt, geeft dat een grijze tint aan het haar.
Vrije zenuwuiteinden, die zich in de huid bevinden, registreren de waarneming van pijn en temperatuur. De vrije zenuwuiteinden liggen in de opperhuid tot onder de hoornlaag.
De mate van gevoeligheid verschilt per huidgebied. De behaarde huid heeft vooral vrije zenuwuiteinden die pijn waarnemen en zenuwvezels rondom de haarwortel die belangrijk zijn voor de tastzin. De verplaatsing van de haar prikkelt deze zenuwvezels. Met deze vrije zenuwuiteinden neem je bewegingen over het huidoppervlak waar. In de onbehaarde huid liggen alle typen zintuigcellen, maar ook hierbij bestaan grote verschillen.
In de huid van de lippen en de vingers liggen een groot aantal zintuigcellen, waardoor deze huidgebieden erg gevoelig zijn. Dit in tegenstelling met bijvoorbeeld de huid van de rug, waar veel minder zintuigcellen zijn.
Overbeharing heeft vaak een hormonale oorzaak. Verschillende hormonen hebben invloed op de haargroei.
adrenocorticotrope
Het adrenocorticotrope hormoon (ACTH) zet de bijnierschors aan tot productie van corticoïden, waaronder geslachtscorticoïden.
De geslachtscorticoïden zijn de androgene (mannelijke) en oestrogene (vrouwelijke) corticoïden. Androgene corticoïden vormen zich zowel bij de man als bij de vrouw in kleine hoeveelheden in de bijnierschors. Ze hebben dezelfde werking als het mannelijke geslachtshormoon (testosteron) dat zich in de mannelijke geslachtsorganen vormt. Oestrogene corticoïden vormen zich zowel bij de man als bij de vrouw in kleine hoeveelheden in de bijnierschors. Deze hormonen hebben dezelfde werking als de oestrogenen die door de vrouwelijke geslachtsorganen worden gevormd. Na de overgang (menopauze) van de vrouw blijft het bijnierschors wel oestrogenen produceren, terwijl dat in de eierstokken (ovaria) niet meer gebeurt. De geslachtscorticoïden kunnen zorgen voor overbeharing.
De mannelijke hormonen noemen we androgenen. Testosteron is de belangrijkste androgene stof. Testosteron heeft invloed op de secundaire geslachtskenmerken. Dat zijn die kenmerken die typerend zijn voor het uiterlijk van de man, zoals baardgroei en spierontwikkeling. De androgene corticoi den, gemaakt in de bijnierschors, hebben ook invloed op deze secundaire geslachts -
kenmerken. Androgenen kunnen hirsutisme veroorzaken: overbeharing bij de vrouw op plaatsen waar normaal alleen mannen haargroei hebben.
Het luteïniseringshormoon (LH) bevordert bij de vrouw vochtophoping in de ovariële follikel, waardoor de druk in de follikel toeneemt. De follikel barst open en de eisprong (ovulatie) is het gevolg. Daarnaast bevordert dit hormoon de productie van testosteron.
Somatotropine is een groeihormoon dat wordt gemaakt in de hypofysevoorkwab. Het heeft een directe werking op de cellen in het weefsel. Somatotropine heeft invloed op de celdeling van het matrixweefsel: het versnelt de stofwisseling en daarmee ook de haargroei.
thyroxine
Thyroxine is een schildklierhormoon dat invloed heeft op de stofwisseling in de cellen, op de geestelijke ontwikkeling, de beenvorming en de groei. Een vergrote schildklier kan duiden op een teveel of een tekort aan thyroxine. Thyroxine heeft net als somatotropine invloed op de haargroei.
Bij overbeharing is er sprake van te veel en te dikke haren op plaatsen waar normaal geen of dunne haren zitten. Overbeharing komt voor bij zowel mannen als vrouwen, maar vooral bij vrouwen is dit een esthetisch probleem. Het gaat dan meestal om storende donkere haren in het gelaat. Er is geen duidelijke grens tussen beharing en overbeharing. Dit is een persoonlijke opvatting.
Soms heeft de cliënt een verstoord zelfbeeld. Zij ziet zichzelf anders dan zij is. Voorbeelden hiervan zijn Body Dysmorphic Disorder, psychische disfunctie van haar, travestie en transseksualiteit.
Bij Body Dysmorphic Disorder (BDD) is er sprake van een stoornis in de lichaamsbeleving. Cliënten die hier last van hebben vinden zelf dat ze lelijk zijn, terwijl de omgeving dat niet hoeft te vinden. Vaak betreft de ingebeelde lelijkheid de neus, de huid of het haar. De cliënt kan extreme wensen hebben om met de lelijkheid om te kunnen gaan. In het geval van overbeharing kan dat een laserbehandeling van het gehele lichaam zijn.
Mannen zijn over het algemeen behaarder dan vrouwen, overbeharing valt bij vrouwen daarom sneller op. Alles wat afwijkt van het gemiddelde kan leiden tot onzekerheid. Overbeharing kan zo een psychische belasting zijn. Vooral wanneer de overbeharing mannelijke vormen aanneemt, zoals bij hirsutisme, kunnen er psychische stoornissen ontstaan. Kenmerken hiervan zijn stress, depressiviteit, schaamte en een afwerende of juist agressieve houding. Als cliënten hier niet goed in begeleid worden kan dit effect hebben om het verdere leven.
Iemand met travestieve neigingen wil graag de uiterlijke kenmerken van de andere sekse overnemen, zonder ook daadwerkelijk van geslacht te veranderen. Travestieten zetten zich af tegen cultuurgewoonten en sekseonderscheid, dit kenmerkt zich in het dragen van make-up en kleding die typerend is voor de andere sekse.
Iemand met transseksuele neigingen voelt zich niet thuis in zijn eigen lichaam en wil van geslacht veranderen. De operatie bestaat uit het operatief creëren van geslachtsorganen en borsten. Dit wordt ondersteund door hormonen waardoor de primaire en secundaire geslachtskenmerken veranderen. De haargroei verandert echter niet. Vooral bij man-naar-vrouw transseksualiteit speelt deze beharing een rol. Als schoonheidsspecialist kun je de ongewenste haargroei verwijderen door middel van elektrisch ontharen. Daarnaast kun je de cliënt voor informatie en advies doorverwijzen naar de Genderstichting. Dit is een stichting die zich richt op mensen die het moeilijk hebben met hun geslacht.
Voordat je met behulp van elektriciteit haren verwijdert, is het belangrijk te weten hoe elektriciteit werkt. Een behandeling moet namelijk effectief, maar niet pijnlijk of schadelijk zijn voor de cliënt. In Beauty Level Basics 3 heb je al veel kunnen lezen over elektriciteit. In deze paragraaf komt het in het kort nog eens terug.
7.9.1 ELEKTRISCHE STROOM: NEGATIEVE EN POSITIEVE LADING
Elektrische energie ontstaat doordat de elektronen zich kunnen verplaatsen in een stof. Het aantal elektronen in een gebied (een stof of een stuk materiaal) kan meer of minder zijn dan gemiddeld. Het gebied waar zich meer elektronen (negatief geladen deeltjes) bevinden heeft een negatieve lading en heet de minpool. Het gebied waar zich minder elektronen bevinden, heeft een positieve lading en heet de pluspool. Bij bepaalde elektrische apparaten, zoals die van de schoonheidsspecialist, is de minpool de ‘kathode’ en de pluspool de ‘anode’.
Elektronen zijn altijd in beweging. Ze bewegen zich van een plaats waar veel elektronen zitten naar een gebied waar weinig
elektronenstroom elektrische stoom minpool (kathode) pluspool (anode) meer elekronen lagere spanning minder elektronen hogere spanningelektronen zitten, dus van de minpool naar de pluspool. Door de aantrekkingskracht tussen de minpool en de pluspool ontstaat als gevolg van de elektronenstroom een elektrische stroom. De elektrische stroom verloopt echter altijd van de pluspool (de anode) naar de minpool (de kathode). Dit is ooit zo afgesproken toen we nog van positief geladen deeltjes uitgingen. Hierbij is het wel belangrijk dat de polen met elkaar verbonden zijn door middel van een geleider.
• De eenheid van elektrische spanning is volt (V).
• De netspanning in Nederland is 220 volt.
• Stroomsterkte drukken we uit in ampère
(A). De stroomsterkte in het bedrijf is afhankelijk van de zekeringen: vaak 10 of 16 ampère.
• Het elektrisch vermogen (hoeveel energie je gebruikt) van een apparaat drukken we uit in watt (W).
• Om te berekenen hoeveel watt je mag aansluiten gebruik je de formule: Watt = Volt x Ampère
• Kortsluiting ontstaat als de weerstand tussen twee of meer punten waartussen een elektrische spanning staat wegvalt, waardoor de twee punten met elkaar in contact komen.
Afhankelijk van de keuze van de behandelapparatuur (elektroapparatuur), gebruik je wisselstroom of gelijkstroom. Voor het geleiden van de stroom worden daarbij hulpstukken gebruikt: elektroden. Deze plaats je op de huid van de cliënt.
gelijkstroom
Gelijkstroom betekent dat de stroom door een geleider voortdurend in dezelfde richting loopt. Dit is het geval wanneer de spanning bij elektrode A steeds lager is dan bij elektrode B. Gelijkstroom is alleen geschikt voor stroom met een lage spanning. Accu’s en batterijen leveren gelijkstroom. Accu’s en batterijen als stroombronnen voor gelijkstroom hebben het nadeel dat ze na enige tijd uitgeput zijn en geen stroom meer leveren. De stroom van het lichtnet is veel gelijkmatiger.
Gelijkstroom kun je in cosmetische behandelingen toepassen als continue gelijkstroom of als onderbroken gelijkstroom. Bij continue gelijkstroom verloopt de stroom door een geleider, zonder onderbrekingen met dezelfde sterkte. Bij onderbroken gelijkstroom wordt de stroom regelmatig
onderbroken. Er loopt op bepaalde momenten geen stroom door de geleider.
Wisselstroom betekent dat de stroomrichting door de geleider regelmatig verandert. De stroom gaat wisselend van B naar A en van A naar B. Dit komt doordat bij A en B wisselend meer of minder elektronen aanwezig zijn. De elektrische stroom uit een stopcontact is wisselstroom. Het voordeel van wisselstroom boven gelijkstroom is dat de wisselstroombronnen constant energie leveren en nooit uitgeput raken.
Afhankelijk van de frequentie zijn er drie soorten wisselstroom:
• Laagfrequente wisselstroom (1 tot 100 Hz).
• Middelfrequente wisselstroom (100 tot 10.000 Hz). Hiermee kun je interferente stroom opwekken. Een behandeling uitgevoerd op basis van interferente stroom heeft tot doel spiercontracties op te wekken. Dit is het samentrekken van het spierweefsel.
• Hoogfrequente stroom (meer dan 10.000 Hz). Hiermee kun je warmteontwikkeling en doorbloeding van de huid opwekken.
Elektrisch ontharen met de diathermiemethode voer je uit op basis van hoogfrequente
wisselstroom, bij de blendmethode maak je gebruik van zowel gelijkstroom als de hoogfrequente wisselstroom.
Geleiders zijn stoffen waardoor elektriciteit zich kan voortbewegen. Voorbeelden van goede stroomgeleiders zijn metalen zoals koper, ijzer en goud. Andere geleiders zijn edelgassen zoals helium, neon, argon en elektrolyten. Maar ook de aarde en lichaamsvocht zijn goede geleiders.
Elektrolyten zijn basen, zuren en zouten opgelost in water. Deze stoffen blijken ook in staat stroom te geleiden. Metalen geleiden de stroom beter, daarom noemt men dit geleiders van de eerste orde. Elektrolyten noemt men geleiders van de tweede orde.
Niet-geleiders of isolatoren hebben een grote elektrische weerstand. Door isolatoren kan geen elektrische stroom lopen. Voorbeelden van isolatoren zijn: rubber, vetten, plastics en porselein. Maar ook hoornstof en talg zijn goede isolatoren. Niet-geleidende stoffen zijn heel belangrijk voor elektrische apparaten en snoeren. Omdat de buitenkant van je koffiezetapparaat van kunststof is, blijft de stroom binnen in het apparaat. Daardoor kun je veilig koffie zetten. Op
zo’n apparaat met geïsoleerde draden en een geïsoleerde buitenkant staat het teken: ‘dubbel geïsoleerd’.
Elektrolyse is het elektrisch ontleden van basen, zuren en zouten in een vloeistof door middel van gelijkstroom. De basen, zuren en zouten noemen we elektrolyten. De elektrolyten kunnen net als een metaaldraad stroom geleiden. Door deze stroomgeleiding worden deze stoffen ontleed en vallen zij uiteen in ionen.
Om ongewenste haren te verwijderen kun je gebruik maken van tijdelijke en definitieve ontharingsmethoden.
tijdelijke ontharingsmethoden
Depileren en epileren zijn tijdelijke ontharingsmethoden. Dat wil zeggen dat de verwijderde haren weer terug komen. Depileren is het verwijderen van de haar tot op het niveau van het huidoppervlak. Hierbij wordt alleen de haarschacht verwijderd. Dat is het gedeelte van de haar dat buiten de huid steekt. De verschillende depilatiemethoden zijn: scheren, schuren, knippen en ontharingscrème/-spray.
Epileren is het verwijderen van het haar tot onder het huidoppervlak. Hierbij verwijder je zowel de haarschacht als de haarwortel. Doordat er een nieuwe haar moet worden gevormd, heeft epilatie een langduriger effect dan depilatie. Epileren voer je uit met
behulp van een (automatisch) pincet, koude of warme hars.
definitieve ontharingsmethoden
Definitieve ontharingsmethoden zijn methoden waarbij er geen haren meer op de behandelde plaats terug mogen komen. Om een haar definitief te verwijderen, moet je de hele haarfollikel verwijderen. Definitieve ontharingsmethoden voer je uit met behulp van elektrische stroom of laser.
Er zijn twee methodes voor elektrisch ontharen: de diathermiemethode en de blendmethode. Deze methodes kun je ook gebruiken voor het behandelen van teleangiectasieën, spinnaevi en fibromen.
Voor de diathermiemethode gebruik je een apparaat op basis van hoogfrequente wisselstroom. De wisselstroom wordt door een geleider naar de haarfollikel geleid. Onder invloed van wisselstroom ontstaat warmte, waardoor de haarpapil gecoaguleerd (gestold) wordt.
De blendmethode is gebaseerd op het samenvoegen van twee stroomsoorten, namelijk wisselstroom en gelijkstroom. Deze stromen worden via een geleider - de naald – naar de haarfollikel geleid en coaguleren zowel de haarpapil als de wand van de haarfollikel.
Ontharen met laser maakt gebruik van lichtflitsen. De laser zet licht om in warmte. Dit zorgt ervoor dat de haarzakjes worden vernietigd.
Bij hirsutisme is er sprake van een toename van haargroei bij vrouwen op plaatsen waar normaal gesproken alleen mannen zichtbare haargroei hebben. Er komen bijvoorbeeld donkere haren voor op de rug, tussen de borsten, op de buik en in het gelaat. Dit kan komen door een verstoring in de hormoonbalans (hormonale hirsutisme) of het gebruik van medicijnen (latrogeen hirsutisme). Hirsutisme kan ook erfelijk zijn (idiopathisch hirsutisme).
Bij hypertrichosis is er sprake van overmatige haargroei op plaatsen waar normaal gesproken haar groeit, bijvoorbeeld op je armen, benen, borst of rug. De overbeharing kan aangeboren zijn, maar kan ook later ontstaan. Aangeboren hypertrichosis is bijvoorbeeld haargroei uit moedervlekken (Tierfell naevus) of overbeharing bij het heiligbeen (sacrale hypertrichoses). Soms krijg je pas op latere leeftijd last van overbeharing. Dit kan komen door medicijngebruik tegen epilepsie, prikkeling van de huid door gips, een trage schildklier of het binnen krijgen van te weinig voedingstoffen.
Polycysteus Ovarieel Syndroom komt voor bij vrouwen en wordt veroorzaakt door cysten in de eierstokken. Het is een oorzaak van hirsutisme.
Stein Leventhal syndroom
Het Stein Leventhal syndroom is een aan -
doening bij vrouwen. Door een aandoening aan de eierstokken krijgen zij veel uiterlijke mannelijke kenmerken, waaronder een toegenomen haargroei.
Iemand die transseksueel is beschouwt zichzelf als iemand van de andere sekse. Hij of zij wil ook daadwerkelijk bij het andere geslacht horen en wil hier een operatie voor ondergaan.
Vooral bij een man-naar-vrouw transseksueel speelt het probleem van overbeharing.
Bij trichosis is er sprake van overmatige haargroei of haargroei op abnormale plaatsen.
We maken onderscheid in absolute en relatieve contra-indicaties. Absolute contraindicaties geven aan dat je de behandeling absoluut niet uit mag voeren. Bij relatieve contra-indicaties wordt een behandeling niet per se afgeraden. Kijk hierbij goed naar de aard van de contra-indicatie.
Absolute contra-indicaties voor elektrisch ontharen zijn:
• tierfell naevus: Behaarde moedervlekken hebben een grote kans om te veranderen in een melanoom. Irriteren van de moedervlek kan ervoor zorgen dat deze sneller kwaadaardig wordt. Je kunt wel op een andere plek ontharen.
• naevus pigmentosus
• koorts
• tumorgroei i n het te behandelen gebied Elektriciteit en warmte kunnen een activerende werking hebben op naevus pigmentosus, koorts en tumoren. Daarom voer je uit voorzorg geen behandeling met elektrisch ontharen uit.
Relatieve contra-indicaties voor elektrisch ontharen zijn:
• acute ontstekingen : hierbij mag je niet ontharen bij ontstekingen op het te behandelen gebied. Bij een ontsteking is er sprake van een ophoping van warmte. Met elektrisch ontharen voeg je nog meer warmte toe;
• anti coagulentia : dit zijn bloedverdunnende middelen. Hierbij heb je een verhoogde kans op bloedingen.
• beschadigde huid : bij een beschadigde huid kan de stroom geleid worden door het aanwezige lichaamsvocht. Dit kan brandplekjes veroorzaken;
• dermatosen : dit is een huidaandoening die ontstaat door overgevoeligheid voor UV-licht;
• dermatomycosen : hierbij is sprake van een schimmelinfectie van huid, haar of nagels, vooral op de behaarde hoofdhuid of de baardstreek. Hierbij geldt hetzelfde als bij een beschadigde huid.
• diabetes mellitu : hierbij is sprake van een hoger infectiegevaar en een slechte wondgenezing;
• epilepsie: de stroom die je tijdens de behandeling gebruikt kan een aanval opwekken;
• hemofilie : dit is een bloederziekte waarbij er geen stolling van het bloed is. Dit kan gevaarlijk zijn bij het ontstaan van wondjes;
• hyperpigmentaties : bij hyperpigmentaties is er sprake van een verstoorde verdeling van het pigment. Met elektrisch ontharen kun je deze verdeling verder verstoren;
• infecties : met elektrisch ontharen kun je de infectie verder verspreiden;
• keloïdvorming : een keloïd is een woekering van littekenweefsel. Iemand die al eerder een keloïd heeft gevormd, kan dit weer doen als reactie op het elektrisch ontharen;
• metalen prothesen : metaal is een goede geleider voor stroom. Je mag daarom de blendmethode niet toepassen bij iemand met een metalen prothese. De diathermiemethode is wel geschikt;
• pacemaker : het toepassen van de blendmethode kan de pacemaker ontregelen. Je kunt wel de diathermiemethode toepassen;
• varices : varices is een ander woord voor spataderen. Op plaatsen waar spataderen zitten kun je makkelijk het bloedvat raken. Op deze plaatsen is er sprake van een slechte doorbloeding en genezing;
• verbranding/zonnebrand : de huid is beschadigd en hierdoor niet in de juiste conditie;
• zenuwpijn/neuralgie : elektrisch ontharen kan pijnlijk zijn voor iemand die last heeft van zenuwpijn;
• zwangerschap : met elektrisch ontharen voer je stroom door het lichaam, wat de vloeistoffen in het lichaam in beweging zet. Wat het effect hiervan is op de foetus is niet bekend.
Elektrisch ontharen kun je op twee manieren uitvoeren, namelijk via de diathermiemethode en via de blendmethode.
diathermiemethode
Bij de diathermiemethode maak je gebruik van hoogfrequente wisselstroom, dit zorgt ervoor dat de haarfollikel coaguleert (stolt). Het voordeel van de diathermiemethode is dat het een korte snelle behandeling is. Het nadeel is dat de behandeling pijnlijker is en de kans op nagroei groter is. Ook heb je meer kans op oppervlakteverbranding en pigmentverschuivingen, omdat je met een hoge stroomsterkte, en daardoor veel warmte, werkt.
stroom versnelt dit proces. Het voordeel van de blendmethode is dat je met een lagere stroomsterkte kunt volstaan. Een lagere stroomsterkte betekent minder warmte en daardoor minder kans op oppervlakteverbranding en pigmentverschuivingen. Het nadeel is dat de behandeling hierdoor wel langer duurt.
Voordat je de behandeling met elektrisch ontharen uit gaat voeren reinig en desinfecteer je eerst de huid met een desinfectant. Laat de huid vervolgens aan de lucht drogen. Dit doe je bij zowel de diathermie- als de blendmethode.
Voordat je de haren kunt verwijderen door middel van de diathermiemethode moet je eerst bepalen hoe diep de haar in de huid zit.
Bij de blendmethode maak je gebruik van twee soorten stroom: gelijkstroom en hoogfrequente wisselstroom. De gelijkstroom veroorzaakt loog in de haarfollikel waardoor de eiwitstructuren in de haarfollikel oplossen. De hoogfrequente wissel7.14
1. Verwijder één haartje met een pincet.
2 Zorg ervoor dat je het pincet tegen de huid plaatst, anders krijg je geen goed beeld van de haarlengte.
Figuur 7.13 reinig en desinfecteer de huid3. Leg het haartje vervolgens langs de naald van het apparaat en kijk hoe diep het haartje heeft gezeten. Dit geeft aan hoe diep je de naald in de follikel moet steken.
Bekijk vervolgens de dikte van de haar. Kies een naald die even dik en lang is als de haar. De naaldkeuze loopt van k2 tot k6. K2 houdt in dat het een hele dunne haar is, en k6 dat het een dikke haar is. Plaats de gekozen naald vervolgens in de naaldhouder.
Kies je een te dunne naald, dan behandel je slechts één zijde van de follikel. Kies je een te dikke naald, dan is dit pijnlijk voor de cliënt.
1. Span de huid aan door middel van een vierpuntspanning. Zet hiervoor je pinken aan de onderkant neer op de huid, je ringvingers erboven en span de huid zoveel mogelijk naar vier kanten toe. Op deze
bepaal de diepte van de haar
een juiste naald (boven) en een te kleine naald (onder)
Figuur 7.15 Figuur 7.16Figuur 7.18
als de huid indeukt glijdt de naald niet vloeiend de haarfollikel in
manier blijft de haarfollikel mooi open staan.
2. Laat de naald tot op de bodem van de haarfollikel glijden. Dat zie je doordat de huid niet indeukt en de naald vloeiend in de follikel glijdt.
3. Druk, als de naald op de bodem is, het voetpedaal in zodat de wisselstroom zijn werk kan doen.
4. Pak de haar vast met je pincet.
5. Tel rustig mee tot de haar loskomt en uit de haarfollikel glijdt.
6. Controleer vervolgens je werkpunt. Breng de naald in de haarfollikel van een andere haar, trap het pedaal in en tel weer mee. Als deze haar op hetzelfde aantal tellen (seconden) loskomt, heb je je werkpunt bepaald.
Voer de behandeling uit
Nu je je werkpunt hebt bepaald, kun je starten met de behandeling.
1. Breng de naald langs de haarschacht in de haarfollikel, geef hierbij geen druk.
2. Houd het pincet vlak bij de haar en trap het pedaal in.
3. Houd het pedaal ingedrukt gedurende je werkpunt. Hiermee zet je stroom op de naald.
4. Haal de naald rustig uit de haarfollikel zonder de naald te bewegen.
5. Laat vervolgens de haar rustig uit de follikel glijden. Het is belangrijk dat je niet aan de haar trekt, dit doet namelijk pijn bij de cliënt.
6. Verwijder op deze manier alle haren. Het resultaat is een gave huid.
Behandel de huid na
Als je de behandeling beëindigd hebt desinfecteer je de huid met een desinfectant. Om de huid te kalmeren en goed te laten genezen kun je hierna aloë vera gel aan -
7.17a 7.17b 7.18 Figuur 7.17(ab) vierpuntspanningbrengen. Breng wat gel aan op een spatel en breng dit met je vingers zacht deppend aan op de huid. Laat de gel vervolgens drogen.
Blenden wil zeggen dat je twee soorten stroom samenvoegt. De blendmethode werkt met zowel gelijkstroom als hoogfrequente wisselstroom.
De blendmethode is gebaseerd op elektrolyse. Bij elektrolyse werk je met loogvorming. Het loog dat aan de naald ontstaat lost de keratine-eiwitten van het haar op. Dit zorgt ervoor dat het haar uitvalt en de wand van de haarwortel geheel of gedeeltelijk oplost. Loogvorming heeft ook een indirect effect op de omliggende haarwortels. De haarwortels die naast de te behandelen haar liggen worden ook door de elektrolyse aangetast. Dit gaat de haargroei in de follikels tegen.
Bij de diatermiemethode zorgt de hoogfrequente wisselstroom voor coagulatie (verbranding). Bij de blendmethode zorgt het voor een versnelling van het elektrolytisch proces. Dit zorgt ervoor dat je met een lagere stroomsterkte kunt werken waardoor
Figuur 7.22
rol een vochtig sponsdoekje om de elektrode
Figuur 7.23(ab)
plaats de elektrode tegen de hals of in de rechterhand van de cliënt
er minder hitte in het weefsel ontstaat en de behandeling minder pijn doet.
1. Start met het taxeren van de haardikte en haardiepte. Dit gaat op dezelfde wijze als bij de diathermiemethode. Verwijder een haartje met het pincet. Leg het haartje langs de naald van het apparaat en kijk hoe dik het haartje is en hoe diep het haartje heeft gezeten.
2. Bepaal vervolgens welke naald je gaat gebruiken. Plaats de naald in de naaldhouder.
3. Desinfecteer de huid en laat de huid aan de lucht drogen.
4. Rol de inactieve elektrode in een sponsachtig doekje en plaats deze tegen de hals. Zorg ervoor dat de elektrode goed aansluit aan de huid. In plaats van in de hals, kun je de cliënt de elektrode ook in de rechterhand geven.
Bij de blendmethode maak je altijd gebruik van twee elektroden. De ene elektrode voert de stroom naar de huid toe (dit is de actieve elektrode), de andere elektrode voert de stroom weer terug naar het apparaat (dit is
de inactieve elektrode). Bij de blendmethode is de naald de kathode (actieve elektrode).
Bepaal het werkpunt met de hoogfrequente wisselstroom (thermolyse)
Bij de blendmethode is het van belang dat je op de pijngrens van de cliënt gaat werken. Bij de blendmethode houd je de stroom wat langer vast dan bij de diathermiemethode. De cliënt moet dit wel vol kunnen houden.
1. Span de huid met de vierpuntspanning.
2. Breng de naald glijdend in de haarfollikel tot op de bodem.
3. Voer de hoogfrequente wisselstroom langzaam op.
4. Vraag de cliënt aan te geven wanneer het onprettig begint te voelen.
5. Bepaal nu je werkpunt. Je werkpunt geeft aan hoelang het duurt voordat de haar loslaat. Bij de blendmethode is dat minimaal 6 en maximaal 20 seconden. Dit is de tijd die je nodig hebt om loog te kunnen vormen. Laat de naald tot op de bodem van de haarfollikel glijden, trap het voetpedaal in en tel mee tot de haar loskomt uit de haarfollikel.
6. Controleer vervolgens je werkpunt.
Breng de naald in de haarfollikel van een andere haar, trap het pedaal in en tel weer mee. Als twee haren op hetzelfde aantal tellen (seconden) loskomen, geeft dit je werkpunt aan.
Bepaal het aantal loogeenheden
Om het apparaat goed in te kunnen stellen heb je naast het werkpunt ook het aantal loogeenheden nodig. De loogeenheden geven aan wat voor soort haar het is.
Stel de elektolyse (gelijkstroom) in Om de elektrolyse (gelijkstroom) in te stellen deel je het aantal loogeenheden door het werkpunt. Dit geeft de ampère aan waarop het apparaat moet worden ingesteld. Het apparaat werkt met milliampère (mA), dit betekent dat je de uitkomst moet delen door 10.
Voorbeeld
• 45 loogeenheden
• werkpunt = 10 seconden
45 (loogeenheden) : 10 (werkpunt) = 4,5
4,5 : 10 = 0,45 mA
soort haar vellushaar
fijn terminaal terminaal
dik terminaal zeer dik terminaal
huidgebied wangen en bovenlip wangen, bovenlip
wangen, kin, arm, benen
kin, benen, rug, schouders
middel diep diep zeer diep
Nu je het apparaat op de juiste wijze hebt ingesteld, kun je starten met de behandeling.
1. Breng de naald in de goede richting en diepte in de haarfollikel. Laat de naald in de huid zakken, geef geen druk.
2. Houd het pincet vlak bij de haar en trap beide pedalen in.
3. Pak de haar vast met je pincet vlak voordat het juiste aantal seconden (werkpunt) is verstreken.
4. Laat de haar uit de follikel glijden en laat het rechterpedaal (thermolyse) los. Let hierbij op dat je de naald niet beweegt.
5 Laat de naald in de huid tijdens het nalogen . Nalogen betekent dat je de lege haarfollikel vult met loog. Dit doe je twee seconden.
6. Laat vervolgens het linkerpedaal (elektrolyse) los.
7. Haal de naald voorzichtig uit de follikel.
8. Verwijder de overige haren op dezelfde wijze. Het resultaat is een gave huid.
9. Kalmeer de huid door middel van kataforese.
10. Desinfecteer de huid.
11. Breng een kalmerend product aan.
12. Breng wat tea tree olie aan op eventuele wondjes.
Behandel de huid na
Om de huid na te behandelen na het toepassen van de blendmethode maak je gebruik van kataforese . Je gebruikt hiervoor de rolelektrode (anode) als actieve elektrode en de handelektrode (kathode) als inactieve elektrode. Dit noem je ompolen . Hiermee neutraliseer je de huid en breng je een gevoelige en sterk reagerende huid weer tot rust. De nabehandeling gaat als volgt:
1. Geef de handelektrode in de hand van de cliënt.
2. Beweeg de rolelektrode over de huid van de cliënt.
3. Zorg ervoor dat je de rolelektrode continu over de huid beweegt en hem niet op een plek stil blijft houden. Dit kan namelijk een branderig gevoel geven.
4. Voer de stroomsterkte langzaam op van 0 tot maximaal 3 milliampère. Laat de cliënt het aangeven als het niet prettig meer voelt.
5. Behandel de huid ongeveer drie tot vijf minuten op deze wijze.
ondiepe insteek in de haarfollikel
Als je een te korte naald kiest of de naald niet diep genoeg in de haarfollikel steekt kan de warmte zijn werk niet goed doen. De warmte verschuift snel naar de oppervlakte. Hierdoor kunnen huidbeschadigingen ontstaan. Ook wordt er niet voldoende loog gevormd. Hierdoor heb je meer kans op nagroei.
te diepe insteek in de haarfollikel
Als je de naald te ver in de haarfollikel steekt ontwikkelt de warmte zich te diep in de follikel of buiten de follikel. Omdat de stroom te lang moet worden aangehouden, ontwikkelt zich ook te veel loog. Hierdoor heb je meer kans op huidirritaties.
Bij een te diepe insteek heb je daarnaast ook kans op een ontstekingsreactie onder de haarfollikel. Een ontstekingsreactie kenmerkt zich door witte bultjes op de plaats waar je onthaard hebt. Dit treedt op na ongeveer 48 uur.
te lage stroomsterkte
Door de te lage druk ontwikkelt de warmte zich al halverwege de naald. De warmte verschuift naar boven en naar beneden. Om de naald beneden warm te laten worden, moet je de stroom lang aanhouden. Hierdoor heb je meer kans op oppervlakteverbranding.
te hoge stroomsterkte
Bij een te hoge stroomsterkte ontstaat langs de gehele naald een smal hittepatroon dat langzaam naar boven schuift. Omdat je de stroom even vast moet houden, heb je grote kans op huidbeschadiging. Ook maak je sneller fouten doordat je snel moet werken.
Figuur 7.29 ondiepe insteek Figuur 7.31 te lage stroomsterkte Figuur 7.30 te diepe insteekte dunne of te dikke naald
Kies je een te dunne naald, dan behandel je slechts één zijde van de follikel. Aan deze zijde van de follikel ontwikkelt zich veel warmte. Het hittepatroon verschuift daarnaast te snel naar boven. Hierdoor heb je meer kans op oppervlakteverbranding. Kies je een te dikke naald, dan is het inbrengen van de naald moeilijk en kan dit pijnlijk zijn voor de cliënt. Daarnaast heb je kans dat je de naald niet diep genoeg in de haarfollikel steekt.
teveel druk op de naald
Teveel druk op de naald kan komen doordat je hand niet ontspannen is of doordat je de naald te veel naar de huid toe buigt. De naald komt hierdoor in contact met de huid, waardoor er te veel warmteontwikkeling op het huidoppervlak ontstaat.
pincet raakt de naald
Pas op dat je met het pincet niet de naald raakt, maar alleen de haar vastpakt. Als je het pincet raakt vloeit een deel van de stroom door het pincet in plaats van door de naald. Hierdoor is de stroomsterkte in de haarfollikel te laag en zal de haarfollikel niet vernietigd worden.
Het is belangrijk dat je niet aan de haar trekt, maar deze soepel uit de haarfollikel laat glijden. Aan de haar trekken zorgt er voor dat de huid omhoog komt en dat de naald te diep in de follikel komt. Dit doet onnodig veel pijn bij
Bij het insteken van de naald kun je twee fouten maken.
1. Je steekt de naald te schuin in de haarfollikel, waarbij je de haargroeirichting niet volgt. Dit veroorzaakt pijn bij de cliënt,
de cliënt.omdat je op deze manier perifere zenuwtjes raakt.
2 Je steekt de naald niet in de haarfollikel, maar ernaast. Dit kan komen doordat je te snel werkt, of doordat je werkplek niet goed verlicht is. Het insteken van de naald naast de follikel doet veel pijn bij de cliënt.
Door verschillende oorzaken kan een haar sneller terug komen dan verwacht. In de meeste gevallen komt dat door één van de volgende oorzaken.
• Foutieve behandeling, in de behandeling kunnen een aantal dingen mis gaan. De naald kan te diep of juist te ondiep worden ingestoken, de naald blijkt te kort te zijn of er wordt gewerkt met een te lage stroomsterkte. Dit zorgt ervoor dat de haar sneller terug komt, omdat de haar-
follikel niet vernietigd is.
• Groeifasen, om effectief te kunnen ontharen moet een haar zich in de anagene groeifase bevinden. Haren die zich in de katagene of telogene fase bevinden komen sneller terug.
• Hormonen, bepaalde hormonen kunnen de haargroei stimuleren.
Als eerste is het belangrijk om nooit tegen de cliënt te zeggen dat de beharing wel meevalt, voor iedereen is het gevoel hierbij weer anders. De één vindt twee haren al erg terwijl de andere honderd haren nog niets vindt! Wanneer de cliënt heel veel haren heeft die behandeld moeten worden, begin dan eerst met de gedeeltes waar ze zelf niet bij kan of niet goed kan zien. Begin dus bij de zijkant van het gelaat of onder kin. Behandel ook niet te veel in een klein gebied.
Hierdoor kunnen er verbrandingen in de huid ontstaan die later kunnen verkleven.
Daarnaast is het belangrijk om de cliënt gerust te stellen. Vertel de cliënt dat het naaldje alleen in de haarschacht wordt gebracht en je dus niet door de huid heen prikt. Het naaldje geeft ook geen stroomstootje, maar geeft alleen warmte af.
Bij een donkere huid is het van belang om heel goed op te letten, omdat deze huid veel eerder pigmentverkleuringen geeft wanneer de huid te warm wordt. Kijk ook goed uit met de krul/ kroes haartjes. Hierbij moet je soms door de follikel heen prikken om bij de wortel te komen. De haar krult namelijk door in de huid.
Er komen steeds meer mannen in de salon. Bij mannen is de behandeling pijnlijker dan bij vrouwen. Let daarom goed op de cliënt en vraag regelmatig of hij het nog kan verdragen. Eventueel kun je een verdovend middel gebruiken dat de cliënt kan krijgen via de huisarts.
Sandra Dunnebier is al dertig jaar werkzaam als schoonheidsspecialiste en eigenaar van Schoonheidssalon Dunnebier. “Ik vind het werk, werken met mensen en de huid verbeteren een leuke uitdaging. Ik heb drie medewerkers in dienst en deze hebben allen, net als ik, een aantal specialisaties behaald. Dit geeft wat meer diversiteit in het werk, zodat het nooit saai hoeft te worden.”
In salon Dunnebier kunnen cliënten terecht voor elektrische ontharing, camouflage, Shiatsu, lymfedrainage en acnebehandelingen. Daarnaast behandelen zij voetproblemen voor diabetische en reumatische voeten en bieden zij ook normale pedicurebehandelingen aan.
soorten haar
Op het lichaam komen verschillende soorten haar voor, namelijk lanugohaar, vellushaar, intermediair haar en terminaal haar. Ze variëren van dun pigmentloos tot grof en gepigmenteerd.
De haargroei vindt plaats in drie verschillende stadia: anagene fase (groeifase), katagene fase (overgangsfase) en de telogene fase (rustfase). Om effectief te kunnen ontharen moet een haar zich in de anagene groeifase bevinden.
Overbeharing heeft vaak een hormonale oorzaak. Verschillende hormonen hebben invloed op de haargroei, zoals androgenen, somatotropine en thyroxine
Bij overbeharing is er sprake van te veel en te dikke haren op plaatsen waar normaal geen of dunne haren zitten. Overbeharing komt voor bij zowel mannen als vrouwen, maar vooral bij vrouwen is dit een esthetisch probleem. Het gaat dan meestal om storende donkere haren in het gelaat. Er is geen duidelijke grens tussen beharing en overbeharing. Dit is een persoonlijke opvatting.
Soms heeft de cliënt een verstoord zelfbeeld. Zij ziet zichzelf anders dan zij is. Voorbeelden hiervan zijn Body Dysmorphic Disorder, psychische disfunctie van haar, travestie en transseksualiteit
elektrische eenheden
• De eenheid van elektrische spanning is volt (V).
• De netspanning in Nederland is 220 volt.
• Stroomsterkte drukken we uit in ampère (A). De stroomsterkte in het bedrijf is afhankelijk van de zekeringen: vaak 10 of 16 ampère.
• Het elektrisch vermogen (hoeveel energie je gebruikt) van een apparaat drukken we uit in watt (W).
• Om te berekenen hoeveel watt je mag aansluiten gebruik je de formule: Watt = Volt x Ampère
• Kortsluiting ontstaat als twee of meer punten waartussen een elektrische spanning staat, met elkaar in contact komen.
stroomsoorten
Afhankelijk van de keuze van de behandelapparatuur (elektroapparatuur), gebruik je wisselstroom of gelijkstroom. Gelijkstroom betekent dat de stroom door een geleider voortdurend in dezelfde richting loopt, bijvoorbeeld bij batterijen. Wisselstroom betekent dat de stroomrichting door de geleider regelmatig verandert. De elektrische stroom uit een stopcontact is wisselstroom.
Elektrisch ontharen met de diathermiemethode voer je uit op basis van wisselstroom, bij de blendmethode maak je gebruik van zowel gelijkstroom als de wisselstroom.
geleiders en isolatoren
Geleiders zijn stoffen, waardoor elektriciteit zich kan voortbewegen, zoals metaal en water. Door nietgeleiders of isolatoren kan geen stroom lopen. Bijvoorbeeld plastic en rubber.
ontharingsmethoden
Om ongewenste haren te verwijderen kun je gebruik maken van tijdelijke en definitieve ontharingsmethoden.
• Tijdelijke ontharingsmethoden: scheren, schuren, knippen en ontharingscrème/-spray, epileren (pincet, hars);
• Definitieve ontharingsmethoden: diathermiemethode, blendmethode.
Fouten die gemaakt kunnen worden
• ondiepe insteek in de haarfollikel;
• te diepe insteek in de haarfollikel;
• te lage stroomsterkte;
• te hoge stroomsterkte;
• te dunne of te dikke naald;
• teveel druk op de naald;
• pincet raakt de naald;
• haar wordt omhoog getrokken;
• foutieve insteek.
nagroei
Door verschillende oorzaken kan een haar sneller terug komen dan verwacht. In de meeste gevallen komt dat door één van de volgende oorzaken: een foutieve behandeling, de haren zijn in een verkeerde groeifase verwijderd of door de hormoonhuishouding van de cliënt.
Manueel betekent met de hand. Drainage betekent afvoer van vocht. Manuele lymfedrainage is het afvoeren van lymfevocht met de hand. Met deze massage versterk je het immuunsysteem van de cliënt, voer je afvalstoffen af en kun je pijn verminderen.
Voor een optimaal resultaat voer je de massage in kuurvorm uit.
De grondlegger van de manuele lymfedrainage is Dr. E. Vodder (Kopenhagen). De techniek van de grepen met de bijzondere effecten van manuele lymfedrainage zijn door hem wetenschappelijk onderbouwd.
Het doel van de lymfedrainage is het bevorderen van de afvoer van het lymfevocht. Door middel van een speciale pomptechniek zet je de lymfecirculatie in gang. Hiermee bevorder je een snellere afvoer van lymfe via lymfevaten en -knopen. Omdat de lymfebanen oppervlakkiger liggen dan de bloedvaten voer je de grepen van een lymfedrainage oppervlakkiger uit dan de grepen van een klassieke massage. De lymfemassage is een ontspannende massage. Wil je de lymfe effectief afvoeren, dan kun je de massage in kuurvorm uitvoeren.
Het lymfevatenstelsel bestaat uit lymfevaten, lymfevloeistof en lymfeweefsel. Het is een zeer fijn wijd vertakt stelsel, dat door het gehele lichaam (naast de bloedsomloop) loopt. Het lymfevatenstelsel begint in het bindweefsel van alle organen in de vorm van smalle weefselspleten, ook wel lymfehaarvaten genoemd. Deze monden uit in de lymfevaten. Lymfevaten lopen door het gehele lichaam, vrijwel parallel aan de bloedvaten.
Er zijn twee lymfevatensystemen:
• de oppervlakkige lymfevaten, die voornamelijk afkomstig zijn van de huid en de daaronder gelegen spieren;
• de diepere lymfevaten, die afkomstig zijn van de inwendige organen.
Het lymfevatenstelsel vervoert weefselvocht (lymfe) en voedingsstoffen, vooral eiwitten en proteïnen, vanuit de weefsels naar het bloed. Dit noem je de lymfecirculatie. Het
8.1fungeert als aanvulling op het bloedvatenstelsel. Ook verwijdert het lymfevatenstelsel schadelijke stoffen uit het lichaam.
vervoeren van weefselvocht
De wanden van de haarvaten zijn zo dun dat ze in het slagaderlijke gedeelte stoffen doorlaten. Deze stoffen komen terecht in het omliggende weefsel en noemen we dan weefselvocht of extracellulaire vloeistof. De cellen nemen hieruit voedingsstoffen en zuurstof op en geven afbraakproducten en koolzuurgas af. In het aderlijke gedeelte van de haarvaten worden de afvalproducten weer opgenomen. Het weefselvocht dat achterblijft, verzamelt zich in kleine buisjes (kleine lymfevaten). De vloeistof in de lymfevaten noemen we lymfe.
Lymfevocht is dus weefselvocht (extracellulair vocht) dat zich in de lymfespleten bevindt. De kleppen in de lymfevaten voorkomen dat het lymfevocht terugstroomt. Hierdoor kan de lymfe alleen naar het hart toe stromen. De lymfe verzamelt zich uiteindelijk in de twee grote lymfevaten: de rechter lymfebuis en de borstbuis. De
rechter lymfebuis verzamelt de lymfe van de weefselgebieden die zich boven het middenrif aan de rechterkant bevinden, dus de rechterhelft van het hoofd, de hals, de borst en de rechterarm. De rechter lymfebuis mondt uit in de rechter sleutelbeenader.
De borstbuis (de linker lymfebuis) verzamelt de lymfe van de weefselgebieden die zich boven het middenrif aan de linkerkant bevinden, dus de linkerkant van het hoofd, de hals, de borst en de linkerarm. Bovendien verzamelt de borstbuis de lymfe die zich onder het middenrif zowel aan de linker- als
aan de rechterkant bevindt. De borstbuis mondt uit in de linker sleutelbeenader. De lymfe komt dus via de sleutelbeenaders in de grote bloedsomloop terecht.
De lymfecirculatie heeft geen pompsysteem, maar wordt in beweging gehouden door:
• het samentrekken van de spieren;
• bewegingen van het middenrif;
• de bloedstroom;
• de aanzuigende werking van de longen tijdens de ademhaling;
• de druk in de weefsels;
• de eigen stuwkracht;
• het kleppensysteem.
Tijdens de slaap kan de lymfestroom in bepaalde gebieden tot stilstand komen.
verwijderen van schadelijke stoffen
In het verloop van de lymfevaten (oppervlakkig en dieper gelegen) komen lymfeknopen (lymfeklieren) voor. De lymfeknopen spelen een belangrijke rol bij de afweer tegen ziektes. Er vindt een sterke fagocytose plaats, die bacteriën en andere kleine deeltjes die in de lymfe terechtkomen omsluit en vernietigt, zodat ze niet in het bloed terecht komen. Daarnaast vindt in de lymfeklieren de aanmaak van witte bloedcellen plaats (de lymfocyten). Deze bloedcellen maken op hun beurt antistoffen aan tegen ziekteverwekkers.
kapsel balken lymfeweefselDe lymfevaten die zich samen met bloedvaten in de wand van de dunne darm bevinden, nemen de vetzuren op. Deze kunnen immers niet door de haarvatwand dringen. In de lever vormen zich vetten door de verbinding van de vetzuren met glycerol. Vetbevattende lymfe noemen we chylus. De lymfevaten die vetzuren opnemen noem je chylvaten.
Op verschillende plaatsen in het lichaam bevinden zich lymfeknopen, die we ook wel lymfeklieren noemen. De lymfevaten vertakken zich sterk in de lymfeknopen. Lymfeknopen zijn omgeven door een kapsel van bindweefsel, van waaruit onregelmatig gevormde balken de knoop binnendringen. Tussen deze balken ligt het lymfeweefsel dat uit reticulair bindweefsel bestaat. Lymfeknopen liggen verspreid over het hele lichaam en komen onder meer voor in de wand van het spijsverteringskanaal, de keelholte (bijvoorbeeld amandelen), de hals, de oksels, de ellebogen, de liezen, de borsten buikholte en langs de luchtpijp en de luchtpijpvertakkingen.
functies van lymfeknopen
Lymfeknopen hebben drie functies:
• ze maken lymfecellen aan;
• ze filteren de lymfe voordat die in de bloedbaan komt;
• ze vernietigen bacteriën en ziektekiemen.
De lymfeknopen en de lymfevaten kunnen zelf ontstoken raken als er een infectie in het lichaam optreedt. Een ontsteking van een lymfevat is zichtbaar als een rode streep op de huid. Een ontsteking van een lymfeknoop is vaak zichtbaar als een verdikking.
Lymfeknopen bevatten vaak als eerste de uitzaaiingen van kankercellen. Daarom verwijderen artsen bij een operatie vaak de
lymfeknopen tegelijk met het nabij gelegen kankergezwel.
Opgezwollen lymfeknopen zijn een contra-indicatie voor bijvoorbeeld een massage.
milt en borstklier (thymus)
De milt is de grootste lymfeknoop in het lichaam. Deze knoop speelt een rol bij de lymfe- en bloedcirculatie. De milt weegt ongeveer honderdvijftig gram en ligt linksboven in de buikholte, onder het middenrif achter de maag.
De milt heeft de volgende taken:
• afbraak van rode bloedcellen. De milt zorgt voor de splitsing van ijzer uit hemoglobine. Dit ijzer wordt bewaard in de lever, de milt en het rode beenmerg;
• vorming van nieuwe rode bloedcellen in het embryonale stadium ;
• vorming van lymfecellen;
• bloed en lymfe zuiveren van schadelijke bacteriën en andere ziektekiemen;
• bij lichamelijke inspanningen dienst doen als bloedreservoir. Als je pijn in je zij krijgt bij een grote inspanning, voel je dat in de miltstreek.
De milt is geen onmisbaar orgaan. Bij verwijdering van de milt nemen andere organen de taken van de milt over, zoals de lever.
De borstklier of thymus ligt achter het borstbeen. De taak van deze klier is niet helemaal duidelijk. Waarschijnlijk heeft de borstklier tijdens de jeugd een functie bij de aanmaak van afweerstoffen. Deze afweerstoffen worden afgegeven aan de lymfebaan en niet aan de bloedbaan, zoals andere endocriene klieren wel doen. Na de puberteit verandert de borstklier in vetweefsel en verschrompelt gedeeltelijk.
Een lymfedrainage heeft de volgende effecten.
versterken van het afweersysteem
In het verloop van de lymfevaten komen lymfeknopen voor. De lymfeknopen spelen een belangrijke rol bij de afweer tegen ziektes. Er vindt een sterke fagocytose plaats, die bacteriën en andere kleine deeltjes die in de lymfe terechtkomen omsluit en vernietigt, zodat ze niet in het bloed terecht komen. Daarnaast vindt in de lymfeklieren de aanmaak van witte bloedcellen plaats (de lymfocyten). Deze bloedcellen maken antistoffen aan tegen ziekteverwekkers.
Met de manuele lymfedrainage zet je het lymfevatenstelsel in werking. Een belangrijke functie van het lymfevatenstelsel is het afvoeren van afvalstoffen uit de weefsels. Met lymfedrainage bevorder je de afvoer van vervuilde lymfe, waardoor er plaats is voor schone lymfe en de celstofwisseling kan verbeteren.
Manuele lymfedrainage werkt niet alleen ontspannend en kalmerend, maar ook pijnstillend. Met lymfedrainage strijk je in de buurt van de pijnprikkel. In de huid liggen tastreceptoren die deze strijkingen waarnemen. Deze tastreceptoren versturen prikkels. Elk van deze prikkels werkt remmend op het geleiden van de pijnprikkel. Daarnaast voer je met de strijkingen vervuilde lymfe af, waardoor de druk in het weefsel afneemt. Hierdoor neemt ook de pijn af.
acne
Acne is een van de belangrijkste indicaties van lymfedrainage. Nadat je een huid met acne op de juiste wijze hebt gereinigd is deze rood en pijnlijk. Met een lymfedrainage kun je de roodheid en gezwollenheid weg masseren, je brengt de huid hiermee weer tot rust.
haaruitval
Manuele lymfedrainage kan de haargroei stimuleren.
hoofdpijn
Bij hoofdpijn heb je vaak last van druk op het hoofd en op de vaten. Met lymfedrainage kun je de druk af laten nemen. Hierdoor ervaart de cliënt een gevoel van verlichting.
littekens
Littekens worden minder zichtbaar, kleiner en zachter. Dit komt doordat je weefselvocht in beweging brengt, waardoor er sneller nieuwe cellen worden aangevoerd.
Na een cosmetische operatie zijn de huid en het weefsel beschadigd. Het lichaam vormt hierop oedeem (vocht) dat niet goed kan worden afgevoerd door de verstopte lymfevaten. Dit voelt niet prettig aan. Met lymfedrainage kun je de lymfevaten ledigen, waardoor het lichaam het oedeem kan afvoeren.
Bij panniculose is er sprake van een opeenhoping van afvalstoffen. Dit is het gevolg
van een circulatiestoornis, waardoor vocht en vet onregelmatig verdeeld worden. Een circulatiestoornis is vaak de oorzaak van een slechte doorbloeding, bijvoorbeeld door te lang staan, eenzijdig werk, weinig sporten, maar het kan ook een gevolg zijn van aanleg. Het resultaat is een bobbelige huid. Met lymfedrainage kun je de circulatie verhogen. Hierdoor worden opgehoopte afvalstoffen afgevoerd en verbetert de huid en het onderhuidsbindweefsel.
rosacea
Rosacea kenmerkt zich door roodheid in het gezicht, soms gaat dit gepaard met puistjes en papels. Manuele lymfedrainage in kuurvorm kan hier goed bij helpen. Met lymfedrainage breng je de doorbloeding en de circulatie van weefselvocht op gang. Hierdoor krijgt de huid een rustigere uitstraling.
Stress is een schadelijke belasting op het lichaam. Het kan een gevolg zijn van langdurige overbelasting, vermoeidheid en geestelijke spanningen. Kenmerken van stress zijn onder andere een daling van de bloeddruk, vermoeidheid en een vermindering van het aantal lymfocyten in het bloed. Een totale lichaamsbehandeling met lymfedrainage kan de gevolgen van stress helpen verminderen.
Na het ondergaan van een behandeling met lymfedrainage bevat het lichaam minder afvalstoffen. Hierdoor heb je minder last van de verdovende middelen. Ook hebben ingrepen een sneller en beter resultaat als deze gecombineerd worden met lymfedrainagebehandelingen. Lymfedrainage kun je eveneens na een operatie toepassen. Overleg hierover altijd met de arts.
zwangerschap
Met manuele lymfedrainage tijdens de zwangerschap kun je striae en stuwing in de benen proberen te voorkomen.
Bij manuele lymfedrainage gelden een aantal contra-indicaties. Soms mag je de behandeling helemaal niet uitvoeren. Soms kun je de behandeling alleen uitvoeren als je rekening houdt met een aantal aandachtspunten.
Je mag absoluut geen manuele lymfedrainage uitvoeren als je cliënt een kwaadaardige ziekte heeft als kanker, tuberculose, acute ontstekingen en naevis
Als je een manuele lymfedrainage geeft bij deze ziekten heb je kans dat de zieke cellen of bacteriën in de bloedbaan terecht komen. Op deze manier kunnen de bacteriën en cellen zich door het gehele lichaam verspreiden.
Tijdens de manuele lymfedrainage kan de bloeddruk van de cliënt lager worden. Je mag daarom geen totaalbehandeling geven aan een cliënt met een lage bloeddruk. Beter is om te beginnen met een deelbehandeling. Stapje voor stapje kun je het behandelgebied uitbreiden.
hyperfunctie van de schildklier
Als een cliënt last heeft van hyperfunctie van de schildklier mag je geen lymfedrainage uitvoeren in het schildkliergebied. Je kunt hiermee de schildklier extra stimuleren.
Bij de lymfedrainage wordt de druk op het hart groter, dit komt doordat er door manuele lymfedrainage meer vloeistof naar het
hart wordt gevoerd. Net als bij cliënten met een lage bloeddruk kun je beter een deelbehandeling geven.
Bij trombose mag je geen manuele lymfedrainage uitvoeren. Het gevaar op een embolie is namelijk te groot. Cliënten die eerder trombose hebben gehad mag je wel behandelen. Bij deze cliënten is het belangrijk de benen met een nog lichtere druk dan gewoonlijk te behandelen.
Tijdens de menstruatie mag je geen lymfedrainage op de buik uitvoeren. De buik is tijdens deze periode te gevoelig. Daarnaast verliest de cliënt door de massage te veel bloed.
Manuele lymfedrainage kan een astmaaanval opwekken. Je mag daarom de behandeling niet uitvoeren bij cliënten met astma. Soms weten cliënten niet dat ze astma hebben. Als de cliënt tijdens de behandeling kortademig wordt, moet je de behandeling direct stopzetten.
Bij de manuele lymfedrainage maak je gebruik van vier verschillende handgrepen, namelijk:
• cirkelvormige bewegingen;
• pompbewegingen;
• schepbewegingen;
• draaibewegingen.
Bij al deze grepen verschuif je de huid over de onderlaag, je strijkt dus niet over de huid!
Je kunt deze greep uitvoeren met één hand op de andere of met acht vingers naast elkaar.
1. Leg je vingers vlak op de huid van de cliënt.
2. Verschuif vervolgens de huid in cirkelvormige bewegingen.
3. Geef druk in de richting van de afvoerende vaten.
Deze greep gebruik je vooral bij de behandeling van de hals, het gezicht en de lymfeklieren.
1. Strek je duim en vingers.
2. Maak pompende bewegingen. De beweging van je duimen en vingers komt vanuit je polsgewricht. Het polsgewricht beweegt zich als een schanier.
3. Verschuif met je duimen en vingers de huid van je client in ovale kringen.
Deze greep voer je uit met de gehele hand.
1. Plaats je hand met aangesloten vingers vlak op de huid, je pols maakt een hoek van negentig graden.
2. Geef achtereenvolgens druk in de richting van de afvoerende vaten met je duim, wijsvinger, middelvinger, ringvinger en pink. Je hand maakt nu een scheppende beweging.
3. Door je hand steeds iets te verplaatsen voer je de lymfe af.
De draaibeweging pas je toe op vlakke lichaamsoppervlakken, zoals de rug, de buik en de bovenbenen. Tijdens de beweging gaat het polsgewricht op en neer.
1. Plaats je vlakke handen op het lichaamsoppervlak.
2. Draai tijdens het dalen je pols van buiten naar binnen, zodat je hele handpalm vlak op de huid ligt.
3. Geef vervolgens een spiraalvormige druk. Je duim maakt een cirkelvormige beweging in de richting van de lymfeafvoer.
4. Plaats je vingers in de fase zonder druk een stukje verder op de huid en maak een nieuwe draaibeweging.
8.4.1 AANDACHTSPUNTEN
Om de lymfedrainage effectief uit te kunnen voeren, zijn er een aantal aandachtspunten.
Volgorde van de behandeling
Bij de lymfedrainage werk je altijd in de richting van de terminus. De terminus is de lymfeknoop in de hals. Om lymfevocht af te kunnen voeren naar de terminus moet je
Figuur 8.5
cirkelvormige beweging
Figuur 8.6
pompbeweging
Figuur 8.7
schepbeweging
Figuur 8.8
draaibeweging
dit gebied eerst ledigen. Dat doe je door dit gebied leeg te pompen in de richting van de sleutelbeenaders: de rechter lymfebuis en de borstbuis. De lymfe komt hierna via de sleutelbeenaders in de grote bloedsomloop terecht.
Ook voor de andere gebieden waar je lymfevocht naartoe wilt voeren geldt dat dit gebied eerst geledigd moet zijn. Je werkt daarom altijd van proximaal naar distaal. Voor de behandeling van het gelaat betekent dit dat je altijd van het decolleté naar het voorhoofd werkt. Op deze manier is het onder gelegen gebied altijd leeg, zodat je daar het lymfevocht van het hoger gelegen gebied naar toe kunt voeren.
De beweging die je maakt is een kringbeweging. Laat hierbij de druk geleidelijk toe- en afnemen. Geef de druk altijd in de richting van de afvoerende vaten. De eerste helft van
je beweging is langzaam, hier geef je druk. Laat deze druk geleidelijk toe- en afnemen. Zorg ervoor dat je vanaf het midden geen druk meer geeft. Laat vervolgens de huid rustig terugveren.
ritme en herhaling
Bij de lymfedrainage is het belangrijk dat je in een rustige cadans komt waarbij je de lymfe voortstuwt. Daarom tel je bij het druk geven altijd tot vijf. Gedurende deze vijf tellen gaan de lymfecapilairen minimaal een keer open, dat is nodig om de lymfe voort te stuwen en de lymfeafvoer te kunnen bereiken. Als je minder dan vijf keer druk geeft, weet je dus niet zeker of je behandeling effectief is. Daarnaast zorgt het ritme van het steeds tellen tot vijf ervoor dat het sympatisch zenuwstelsel tot rust komt en het parasympatisch zenuwstelsel wordt geactiveerd. Dit systeem zorgt ervoor dat je goed kunt herstellen.
Manuele lymfedrainage kun je behalve op het gelaat ook uitvoeren op de hals, de armen, de benen, de nek, de rug, de borst en de buik. Je voert de lymfe altijd af in de richting van de afvoerende vaten.
Nu volgt een voorbeeld van een lymfedrainage op het gelaat.
reinigen van de huid
Voordat je de manuele lymfedrainage gaat uitvoeren reinig en droog je altijd eerst de huid. Reinig ook de schouders. Bij de lymfedrainage is het de bedoeling dat je de huid van de cliënt verschuift over de onderhuid. Als de huid vet is, is de kans groot dat je over de huid gaat glijden. De massage heeft dan niet het gewenste resultaat.
decolleté
Bij de lymfedrainage van het gelaat start je met het behandelen van het decolleté. Het gebied rond de terminus moet namelijk eerst helemaal geledigd worden om ruimte te maken voor de lymfe die je naar de terminus toe gaat brengen.
1. Start de lymfedrainage met een greep op het borstbeen. Duw mee met de uitademing van cliënt. Op deze manier kun je de uitademing verdiepen, waardoor de cliënt tot rust komt.
2. Breng hierna met lichte pompende bewegingen de lymfe in gang in de richting van de lymfeafvoer, bij het decolleté is dat in de richting van de oksel.
3. Voer de pompbeweging uit zonder aan de huid te trekken of over de huid heen te glijden. Als je over de huid glijdt verschuif je alleen de huid. Je doet dan niets met het lymfevatenstelsel.
Figuur 8.10
geef druk op de uitademing van de cliënt
Figuur 8.11
breng met licht pompende bewegingen de lymfe in gang richting de oksel
Figuur 8.12
zet de volgende baan aan, net onder de hals
Figuur 8.13
werk door tot aan de okselplooi
4. Geef lichte druk waarbij je het lymfevat dwars wat oprekt en daarna in de lengterichting een afvoerende druk geeft.
5. Herhaal elke druk vijf keer en elke baan drie keer.
6. Zet de volgende baan iets hoger aan, net onder de hals.
7. Voer hier een ritmische pompbeweging uit in de richting van de afvoer in de oksel. Werk door tot aan de okselplooi.
8. Leg je handen in de okselplooi en druk de lymfe de diepte in, richting de terminus.
deltaspier
1. Behandel eerst de voorkant van de deltaspier. Geef druk richting de voorkant van de arm.
2. Behandel hierna de zijkant van de deltaspier. Geef hierbij druk naar achteren.
3. Voer vervolgens de lymfe af. Maak hiervoor scheppende bewegingen over de schouder heen de diepte in.
4. Herhaal deze baan drie keer.
1. Glijd voorzichtig vanaf de schouders naar
het achterhoofdsbeen.
2. Maak vanaf het achterhoofdsbeen pompende bewegingen in de richting van de terminus.
3. Plaats je handen langs de hals en voer ook hier pompende bewegingen uit.
hals
1. Start bovenaan in de hals (onder het oor).
2. Voer de lymfe af in de richting van de afvoerende vaten, bij de hals is dit naar beneden.
3. Maak zonder te stoten optimaal gebruik
van de rek van de huid. Voel goed wat de huid aan kan. Zodra de druk van je handen te zwaar wordt, druk je de lymfevaten dicht en is je massage niet meer effectief.
1. Zet je vingers met de toppen tegen de kaakbodem. Je werkt hier met de toppen van je vingers omdat de lymfe hier wat dieper gelegen is.
2. Geef druk in de richting van de afvoerende vaten, bij de kaakbodem is dit richting het oor.
Figuur 8.14
start met de voorkant van de deltaspier
Figuur 8.15
maak scheppende bewegingen over de schouder heen de diepte in
Figuur 8.16
maak pompende bewegingen vanaf het achterhoofdsbeen
Figuur 8.17
voer bij de hals de lymfe af naar beneden toe
3. Voer vervolgens de lymfe af richting de terminus.
4. Herhaal deze baan drie keer.
5. Leg je handen plat op het gelaat. Rek het lymfevat iets opzij op.
6. Voer de lymfe af richting de mondbodem.
7. Maak vervolgens afvoerende bewegingen vanaf achter het oor naar de terminus.
De lange reis bestaat uit een serie cirkelvormige bewegingen die je neerwaarts uitvoert. De ‘reis’ loopt in een aaneengesloten beweging van de neusbrug tot de terminus.
1. Start op de neusbrug, tussen de wenkbrauwen.
2. Rek het lymfevat richting de kaak wat op en voer de lymfe af naar de zijkant van de neus.
3. Let op dat je de neusgaten van de cliënt
niet dichtdrukt.
4. Rek het lymfevat vervolgens weer iets op naar binnen toe en voer de lymfe af naar het midden toe.
5. Leg, zodra het mogelijk is, zoveel mogelijk vingers neer. Op deze manier kun je een zo groot mogelijk gebied van de wangen behandelen.
6. Voer vervolgens de lymfe af via de mondbodem en de kaakrand naar de terminus.
Figuur 8.21
het gebied van de lange reis
Figuur 8.22
de lange reis start op de neusbrug
Figuur 8.23
druk de neusgaten van je cliënt niet dicht
Figuur 8.24
behandel het wanggebied met je gehele hand
Figuur 8.25
leg je middelvingers onder de ogen
Figuur 8.26
voer de lymfe bij de buitenooghoek af naar buiten
Figuur 8.27
start met het masseren van de wenkbrauwen met de wijsvingers
Figuur 8.28
volg de vorm van de wenkbrauwen
ogen
1. Leg je middelvingers onder de ogen.
2. Voer de lymfe bij de binnenooghoek af naar binnen en bij de buitenooghoek af naar buiten. Dit is een greep die je ook heel goed toe kunt passen bij de klassieke massage bij cliënten die vocht vasthouden onder de ogen.
3. Behandel hierna het bovenooglid. Hier mag je alleen de huid voelen en geen druk geven op de oogbol. De druk is dus heel licht. Maak hierbij optimaal gebruik van de rek van de huid. Voel goed wat de huid aan kan.
4. Behandel ook het gebied naast het oog. Voer de lymfe af in de richting van de afvoerende vaten, bij de ogen is dit naar beneden.
5. Sluit af door de punten op de wenkbrauwen aan te tikken. Herhaal dit drie keer.
6. Behandel vervolgens de punten op de wenkbrauwen. Start met het masseren van de wenkbrauwen met de wijsvingers. Maak vervolgens staande cirkels op de wenkbrauwen waarbij je de vorm van de wenkbrauwen volgt.
7. Voer deze punten eerst naar de binnen -
ooghoek toe af en vanaf het midden naar de buitenooghoek.
8. Herhaal stap 6 en 7 minimaal drie keer.
voorhoofd
1. Leg je vingers aan op het voorhoofd.
2. Rek het lymfevat iets op richting de mondbodem en voer hem af richting de slaap.
3. Voer de lymfe vervolgens af richting de terminus. Bij de slaap is de afvoerrichting weer voor de haargrens langs naar beneden voor het oor. Voor het oor pak je hem
weer op achter het oor. Hierna voer je de lymfe af via de hals richting de terminus.
slotgreep
1. Laat je handen rustig over het gezicht glijden.
2. Eindig de massage door met je volle hand met zachte druk het gelaat te omvatten.
3. Haal vervolgens je vingers één voor één van het gezicht af.
voer de lymfe in het voorhoofd af richting de slaap
haal je vingers één voor één van het gezicht van je cliënt af
Als iemand voor een manuele lymfedrainage komt, zet ik, afhankelijk van het jaargetijde, de verwarming hoger en/of zorg ik voor een extra deken. Vanaf dat de klant binnenkomt klinkt er zachtjes rustige muziek. Verder is het belangrijk dat je als behandelaar rust uitstraalt.
Door de lymfedrainage worden er meer afvalstoffen door de lymfe afgevoerd. Om dit proces te bevorderen is het belangrijk om veel te drinken. Na de behandeling bied ik de cliënt daarom een glas water aan en adviseer ik om thuis ook nog goed te drinken.
Monique Salden is schoonheidsspecialist en pedicure. Ze heeft een salon aan huis. Daarnaast is zij docente uiterlijke verzorging voor de basisopleiding schoonheidsverzorging en niveau 4. Ook geeft zij les in een aantal modules van de voortgezette opleiding waaronder manuele lymfedrainage. Dit onderdeel examineert zij bij het kwaliteitscentrum in Utrecht, waar ze ook docententrainingen geeft en zitting heeft in enkele werkgroepen.
Het doel van de lymfedrainage is het bevorderen van de afvoer van het lymfevocht. Door middel van een speciale pomptechniek zet je de lymfecirculatie in stroming. Hiermee bevorder je een snellere afvoer van lymfe via lymfevaten en -knopen.
lymfesysteem
Het lymfevatenstelsel is een zeer wijd vertakt stelsel, dat door het gehele lichaam loopt en uit lymfevaten, lymfevloeistof en lymfeweefsel bestaat. Het lymfevatenstelsel vervoert weefselvocht (lymfe). Dat noem je de lymfecirculatie. Ook verwijdert het lymfevatenstelsel schadelijke stoffen uit het lichaam. In het verloop van de lymfevaten komen lymfeknopen (lymfeklieren) voor. De lymfeknopen spelen een belangrijke rol bij de afweer tegen ziektes.
De milt is de grootste lymfeknoop in het lichaam.
effecten van lymfedrainage
• versterken van het afweersysteem;
• afvoeren van afvalstoffen;
• verminderen van pijn.
massagegrepen
Bij de manuele lymfedrainage maak je gebruik van vier verschillende handgrepen, namelijk:
• cirkelvormige bewegingen;
• pompbewegingen;
• schepbewegingen;
• draaibewegingen.
Bij al deze grepen verschuif je de huid, je strijkt dus niet over de huid!
aandachtspunten
• Bij de lymfedrainage werk je altijd in de richting van de terminus Bij het gelaat is de werkvolgorde daarom: decolleté, deltaspier, hals, kaakbodem, neus, ogen, voorhoofd. Op deze manier is het onder gelegen gebied altijd leeg, zodat je daar het lymfevocht van het hoger gelegen gebied naar toe kunt voeren.
• De beweging die je maakt is een kringbeweging. Hierbij geef je druk in de richting van de afvoerende vaten.
• Bij de lymfedrainage is het belangrijk dat je in een rustige cadans komt waarbij je de lymfe voortstuwt. Daarom tel je bij het druk geven altijd tot vijf.
aanpassingsfase
Als je de keuze hebt gemaakt om je aan te passen aan de nieuwe situatie, dan kom je in de aanpassingsfase.
Een abces is een vorm van een ontsteking, waarbij het ontstekingsgebied wordt ingekapseld. Het inkapselen in een reactie van het lichaam om ervoor te zorgen dat een bacterie zich niet door het lichaam kan verspreiden. Door het inkapselen ontstaat een met pus gevulde holte, het abces. Weefselhormoon dat vrijkomt door massage. Acetylcholine veroorzaakt een egaal rode verkleuring van de huid.
Als de talgklierafvoerbuisjes of de talgklierporiën verstopt raken, ontstaan er puistjes. Dit noemen we acne. Acne is een ontstekingsziekte van de talgklieren van de huid.
Acne conglobata is de meest ernstige vorm van acne. Bij acne conglobata staan de met etter gevulde holten vaak onderhuids met elkaar in verbinding. Ook kun je last hebben van infiltraten.
Acne ectopia is een voortdurend terugkerende ontsteking van de zweetklieren. De kenmerken van acne ectopia zijn rode, op steenpuis lijkende bulten.
acne fulminans
acne infantum
acne keloïdalis
acne tarda
Acne fulminans is een zeer ernstige vorm van acne. De kenmerken van acne fulminans lijken op die van acne conglobata. Het verschil met acne conglobata is dat de client bij acne fulminans ook ziek is.
Acne infantum komt voor bij pasgeboren baby’s. Acne infantum wordt daarom ook wel baby-acne genoemd.
Acne keloïdalis uit zich door snelle ernstige littekenvorming. De keloïdvorming bij acne komt vooral voor in de nek en op de grens van het hoofdhaar.
Acne tarda komt voor bij volwassenen, voornamelijk bij vrouwen tussen de 30 en 40 jaar. Het wordt veroorzaakt door hormonale afwijkingen of schommelingen.
De bekendste vorm van acne zijn jeugdpuistjes. De medische term voor jeugdpuistjes is acne vulgaris. Acne vulgaris wordt veroorzaakt door androgenen.
Drukpuntmassage die als doel heeft het in balans brengen van de energiestroom. In de Shiatsu pas je acupressuur toe door druk te geven op bepaalde punten, die je in de acupunctuur ook wel tsubo’s noemt.
Het stimuleren van de drukpunten op de meridianen met naalden. Door acupunctuur hef je blokkades op en breng je de energiestroom in balans. Verhoornde aanhangsels. Haren zijn verhoornde aanhangsels (adnexen) van de huid.
anastomosen
Adrenaline is een hormoon dat vrijkomt onder invloed van bepaalde emoties zoals angst, schrik, blijdschap, spanning en opwinding. Als er adrenaline in het bloed komt, maakt het lichaam zich gereed om een verdediging of aanval aan te kunnen gaan. Zenuwtakken die naar het zenuwstelsel toelopen noem je afferenten. Een afferent geeft informatie aan het zenuwstelsel, bijvoorbeeld een sensiblele prikkel vanuit een tastlichaampje. Een afferent noem je daarom ook wel een sensibele zenuw. De alarmfase is een nuttige fase. In deze fase wordt je waarneming beter, waardoor je beter in staat bent keuzes te maken en je aan te passen aan een nieuwe situatie. Anastomosen zijn bijzondere verbindingen tussen bloedvaten. Bijvoorbeeld slagaderlijke haarvaten onderling, aderlijke haarvaten onderling of tussen slagaderlijke en aderlijke
androgene hormomen androgenen
anti-oxiderend archi niveau
haarvaten. Anastomosen kunnen zich voordoen als collaterale bloedvaten en arterioveneuze verbindingen.
De talgklierwerking staat onder invloed van de androgene hormonen. Dat zijn mannelijke geslachtshormonen, die ook - maar in mindere mate - bij vrouwen worden aangemaakt. Deze hormonen hebben vooral tijdens de puberteit invloed op de overmatige werking van de talgklieren. Androgenen zijn mannelijke geslachtshormonen. Het lichaam maakt deze hormonen vanaf de puberteit aan bij jongens en meisjes. Door de veranderde hormoonbalans in de puberteit verandert de talgklierwerking. Ontstekingsremmend. Een antioxidant gaat de vorming van vrije radicalen tegen. Vrije radicalen zijn veroorzakers van ziekten. Deel van het zenuwstelsel dat verantwoordelijk is voor je instinctieve gedragingen, zoals honger, dorst en agressie.
Slagaders. Slagaders voeren bloed van het hart af. Arterioveneuze verbindingen zijn rechtstreekse verbindingen tussen slagaders en aders. Het bloed kan van deze verbindingstak gebruik maken als een orgaan onvoldoende functioneert.
autonome zenuwstelsel
Het autonome zenuwstelsel regelt de levensverrichtingen van het lichaam waar je zelf geen invloed op hebt, zoals groei en stofwisseling. De bloed- en lymfecirculatie, het spijsverteringsstelsel en het hormonale stelsel staan onder invloed van het autonome zenuwstelsel.
benzoylperoxide
bindweefselvezels
blauwe naevus
capillairen
celtussenstof
centraalwaarts
Chi
Benzoylperoxide heeft hoornsplistende eigenschappen. Daarom zit het vaak in producten voor de huid met acne. Benzoylperoxide wordt vaak gebruikt in combinatie met vitamine A-zuur.
In de celtussenstof zitten drie soorten bindweefselvezels: collagene, elastine en reticuline vezels.
Moedervlekken met een blauw/zwarte kleur. Haarvaten. Haarvaten zijn verbindingssystemen tussen de kleinste slagaders (arteriolen) en de kleinste aders (venulen).
Bindweefsel is opgebouwd uit verschillende soorten cellen. Tussen deze cellen zit celtussenstof. Celtussenstof is opgebouwd uit collagene, elastine en reticuline vezels. Naar het midden toe.
Chi of Qi is energie of 'levenskracht'. Chi kan zowel materieel als immaterieel zijn en gaat uit van het zelfgenezend vermogen van mensen. Er zijn drie verschillende typen Chi die in totaal vijf functies hebben.
cirkelvormig patroon
coagulatie collageen
Dit patroon heeft een stimulerend effect. Je past dit patroon toe bij panniculose en rimpelvorming.
Stolling. Voor de diathermiemethode gebruik je een apparaat op basis van hoogfrequente wisselstroom. De wisselstroom wordt door een geleider naar de haarfollikel geleid. Onder invloed van wisselstroom ontstaat warmte, waardoor de haarpapil gecoaguleerd (gestold) wordt.
Eiwit dat voorkomt in het lichaam. De stof kan geïnjecteerd worden in het gezicht
collaterale bloedvaten
om rimpels tijdelijk te verminderen. Het lichaam breekt collageen af, dus het effect is drie tot zes maanden zichtbaar.
Collaterale bloedvaten zijn zijtakken van de grotere bloedvaten, die in dezelfde richting lopen als het hoofdbloedvat. Ze laten meestal weinig bloed door, maar kunnen de bloedtoevoer van het hoofdvat wel overnemen als deze afsluit, bijvoorbeeld door een bloedstolsel.
cortex
corticosteroïden
cortisol
cun cuticula cytoplasma
Haarschors. Dit is de middelste laag van het haar. Hormoon dat door de bijnierschors wordt geproduceerd. Er bestaan mineraalcorticosteroïden, glucocorticosteroïden en geslachtscorticosteroïden.
Corticosteroïden voorkomen vroegtijdige veroudering van de huid. De vlucht-of-vechtreactie door adrenaline wordt altijd gevolgd door de aanmaak van het hormoon cortisol. Cortisol zorgt ervoor dat het effect van adrenaline voor langere tijd wordt aangehouden. Je noemt cortisol daarom ook wel het lange termijn stresshormoon.
Cun is een traditionele Chinese en Japanse relatieve lengtemaat. Het staat gelijk aan de breedte van de duim bij het gewricht tussen de twee kootjes. Haaropperhuidvlies. Dit is de buitenste laag van het haar. Het cytoplasma is de vloeistof in een cel. Deze vloeistof bestaat voor het grootste deel uit water. De stoffen in het cytoplasma zijn belangrijk voor de celstofwisseling en de energievoorziening van het lichaam.
Dan-Tian degeneratie dermis
diepere bindweefsel technieken
drukpuntennummersysteem
drukpuntmassage
duim-op-duimtechniek
dumomeridiaan efferenten
Zie 'hara'
Achteruitgang van het weefsel. Lederhuid. De laag tussen de opperhuid en de onderhuid, die opgebouwd is uit dicht bindweefsel.
Na de onderhuidsbindweefseltechnieken ga je over op de diepere bindweefseltechnieken, ofwel de viervezeltechnieken. Dit zijn de haal- en de haaktechnieken. Met deze grepen zorg je er voor dat het lichaam in de resetstand komt. Doordat de drukpunten genummerd zijn kun je ze makkelijker vinden op de meridiaan. De drukpunten zijn oplopend (met de energiestroom mee) genummerd. Massage waarbij je stationaire druk toepast met je handpalmen, duimen of vingers. Het doel van de massage is huidontspanning.
Deze techniek voer je uit, door de ene duim op de andere duim te plaatsen en de bovenste duim druk uit te laten oefenen. Deze techniek heeft een ontspannende werking op de huid.
Door deze meridiaan te behandelen stimuleer of sedeer je alle Yang-energie. Deze meridiaan noem je ook wel het gouverneurskanaal of de ‘zee van Yang’. Zenuwtakken die van het zenuwstelsel aflopen noem je efferenten. Een efferent geeft een effect, bijvoorbeeld een motorische prikkel die naar een spier gestuurd wordt. Een efferent noem je daarom ook wel een motorische zenuw.
efflorescenties elastine
elektrische desincrustatie
Veranderingen van de huid door huidaandoeningen en huidziekten. Primaire efflorescenties ontstaan als een direct gevolg van een huidziekte, bijvoorbeeld een cyste of een blaar. Secundaire efflorescenties ontstaan uit een primaire efflorescentie, bijvoorbeeld een zweer of een korst.
Eiwit waaruit elastische vezels zijn opgebouwd. Elektrische desincrustatie (ontkorsten) is een gelijkstroombehandeling. Je gebruikt de
endogene krachten enzymen epidermis epifyse epitheel epitheelweefsel eumelanine exfolieren
exocriene klieren
exogene krachten facelift effect
fagocytose
fehlreactie
elektrische stroom voor een intensieve reiniging van de huid. Invloeden van binnenuit
Enzymen zijn lichaamseigen stoffen. Dat wil zeggen dat ze van nature in het menselijk lichaam voorkomen. Enzymen zijn opgebouwd uit eiwitten. Ze spelen een belangrijke rol bij tal van functies in het menselijk lichaam. Cosmetica met een diepreinigende werking, bijvoorbeeld peelings en lysings, bevatten vaak enzymen. Opperhuid. De buitenste laag van de huid. Pijnappelklier. Een endocriene klier die in de hersenne ligt en met name bij kinderen goed is ontwikkeld. De epifyse produceert het hormoon melatonine, dat een remmende werking heeft op de hormonale activiteit van de geslachtsklieren. Epitheel is weefsel dat organen en andere weefsels bedekt. Weefsel dat als dekweefsel het lichaam beschermt of als klierweefsel stoffen afscheidt. Donker pigment.
Exfolieren betekent letterlijk het afstoten van de bovenste huidcellen. Littekens worden minder, talgklierfollikels raken minder snel verstopt en er is minder kans op nieuwe ontstekingen. Talgklieren zijn exocriene klieren. Exocriene klieren zijn klieren met een afvoerbuis. Invloeden van buitenaf
Dit kun je met behulp van Shiatsu creëren door het herstellen van de vochtbalans, bloedcirculatie en spankracht in de spieren en huid.
Fagocytose is het onschadelijk maken van schadelijke stoffen door deze stoffen in te kapselen en te vernietigen.
Bij een fehlreactie is er sprake van een overreactie van het sympathisch zenuwstelsel: de hartslag verhoogt, de bloedvaten in de spieren verwijden zich, er stroomt meer bloed naar de ledematen en de ademhaling versnelt. Het sympatisch zenuwstelsel zet de vecht-ofvluchtreactie in gang.
feomelanine fibroblast
Fingerspitzengefühl
frictie fruitzuur
Licht pigment. Bindweefselcel.
Een goed ontwikkeld gevoel of vaardigheid. In de Shiatsubehandeling betekent dit dat je automatisch de juiste drukpunten weet te vinden.
Een frictie is een draaiing in de diepte waarbij je de huid beweegt ten opzichte van de onderliggende laag. Door deze frictie krijg je ter plekke een reactie van de mestcellen. Hierdoor verbetert de doorbloeding .Ook maak je eventuele afvalstoffen los die dan ook afgevoerd kunnen worden.
Bevat Alpha Hydroxy Acid (AHA). Dit is een natuurlijke substantie, die dode huidcellen oplost. Dit zijn o.a. melkzuur, citroenzuur, glyS~olzuur en suikerriet-zuur. Het beste hydroxyzuur is melkzuur. Er is minimaal 5 % oplossing nodig voor resultaat.
gesloten comedo (white head) gewebswäsche
glandula sebacea glycosamineglycanen
Gesloten comedonen zijn wit en liggen onderhuids. We noemen ze ook wel white heads. Gesloten comedonen zijn het gevolg van de opeenhoping van dode huidcellen en talg onder de huid. Gesloten comedonen vormen eerder pustels dan de open comedonen en kunnen leiden tot ernstige ontstekingen.
De gewebswäsche is een onderhuidsbindweefseltechniek. Deze greep geeft een scherp of snijdend gevoel.
Talgkliertje.
De grondsubstantie bestaat uit proteoglycanen en glycosamineglycanen. Proteoglycanen
granulatieweefsel
grondsubstantie
haarfollikel
handpalmtechniek
zijn opgebouwd uit eiwitketens waar glycosamineglycanen (GAG’s) aan vastzitten. Glycosaminoglycanen zijn opgebouwd uit suikerketens. Je noemt ze ook wel mucopolysacchariden.
Granulatieweefsel is vaatrijk en korrelig bindweefsel dat zich vormt op de bodem van een wond. Uit dit weefsel ontstaat het litteken.
De grondsubstantie (celtussenstof) is het materiaal dat de ruimten tussen cellen en vezels opvult en de cellen en vezels met elkaar verbindt. Haarzakje.
Bij de handpalmtechniek geven de handpalmen zachte druk en volgen de vingers de vormen van het gezicht. Deze techniek heeft een verzachtende en doordringende werking op de huid.
Hara
hartbeschermermeridiaan
hemoglobine
histamine
huidmeridiaan
hyperkeratose
hypofyse
hypothalamus
infiltraat
innervatie
inwendige wortelschede
kataforese
keratolytisch kneden
lateraal lentigines
leucoderma
loodrechte druk
lymfocyten
Biologische energiebron van de mens die volgens de TCG circa vijf centimeter onder de navel ligt in het midden van de onderbuik. Vanuit de Hara bepaal je als Shiatsubeoefenaar je werkhouding, zodat er tijdens de behandeling sprake is van een optimale energiestroom. Hartconstrictormeridiaan.
Hemoglobine is de rode bloedkleurstof in het aderlijk vaatsysteem dat zuurstof kan binden. Hoe meer zuurstof er in het bloed aanwezig is, hoe roder het bloed. Weefselhormoon dat door prikkeling van zenuwen in de huid wordt gevormd.
Longmeridiaan. Vanwege zijn nauwe relatie met tot de huid noem je de longmeridiaan ook wel de huidmeridiaan
Overmatige verhoorning.
Hersenaanhangsel. Een hormoonklier midden in het hoofd onder de hersenen. De hypofyse zorgt voor de regulering van een groot aantal hormonen.
De hypothalamus is een onderdeel van de hersenen, dat het autonome zenuwstelsel en het endocriene systeem controleert. Hij zet onder andere de hypofyse aan tot productie van hormonen.
Soms heb je last van pijnlijke rode ontstoken bulten met uitgebreide rode plekken. Dit noem je infiltraten.
Werking van de spieren.
De haar wordt beschermd door de inwendige en uitwendige wortelschede. De inwendige wortelschede bestaat uit stofafscheidend epitheel. Het beschermt de haar totdat deze uit de haarschacht komt.
Bij de blendmethode behandel je de huid na door middel van kataforese. Hiermee neutraliseer je de huid en breng je de huid tot rust.
Hoornsplitsend: middelen die de hoornlaag van de huid dunner maken.
Een stimulerende massagetechniek waarmee je het diepere weefsel en de drukpunten die in de botstructuur liggen met je vingertoppen kunt behandelen.
Aan de zijkant.
Lentigines zijn pigmentvlekken die vaak bij oudere mensen voorkomen.
Leucoderma is een verzamelnaam voor de witte plekken die ontstaan bij het ontbreken van pigment, bijvoorbeeld vitiligo.
Druk die je uitoefent met de top van je duim. Een loodrechte druk op het lichaam komt de gezondheid ten goede.
Witte bloedcellen. Witte bloedcellen maken antistoffen aan tegen ziekteverwekkers.
mestcellen
mediaal
Medische Shiatsu
medulla
meervingertechniek
melanine
melanocyten
melanogeen
melasma
melatonine
membrana vitrea meridiaanmassage
meridianen microdermabrasie
middelvinger-op-wijsvingertechniek
mimische spieren
mucopolysacchariden
musculus arrector pili
naevus depigmentosus
nalogen
neo niveau nervus pelvicus
nervus phrenicus
nervus vagus
neurale buis
noradrenaline obstructie
oestrogeen
ompolen
Cellen die het hormoon histamine aanmaken. Mestcellen spelen een rol bij reparatie van wonden en opbouw van tussenstof in de lederhuid.
Midden.
Gaat er vanuit dat ziektes, pijn of andere klachten ontstaan door een verstoorde energiestroom, die je door middel van drukpuntmassage weer in balans kunt brengen.
Haarmerg. Dit is de binnenste laag van het haar.
Deze stimulerende techniek waarbij je meerdere vingers gebruikt kun je op verschillende manieren uitvoeren.
Pigment.
In de huid bevinden zich pigmentvormende cellen. Deze cellen maken pigment of melanine aan. Je noemt deze cellen melanocyten. Propigment. Kleurloos eiwit dat onder invloed van UV-stralen om wordt gezet in melanine (pigment).
Melasma is een verzamelnaam voor vlekkige grillig gevormde hyperpigmentatie in het gelaat. Een andere benaming voor melasma is chloasma.
Hormoon dat door de epifyse wordt geproduceerd. Het heeft een remmende werking op de hormonale activiteit van de geslachtsklieren. Glasmembraan.
De meridiaanmassage is geen drukpunt- maar een strijkmassage, waarbij je de meridiaan volgt van punt naar punt.
Kanalen waar energie doorheen stroomt.
Bij microdermabrasie maak je gebruik van fijne kristallen. Deze kristallen verwijderen op zachte wijze de dode huidcellen van de bovenste huidlaag.
Deze techniek voer je uit door je middelvinger op de nagel van je wijsvinger te plaatsen en de middelvinger (stationaire) druk uit te laten oefenen.
Spieren in het gezicht die de gezichtsuitdrukking (mimiek) bepalen.
Glycosamineglycanen noem je ook wel mucopolysacchariden. Haarspiertje.
Witte moedervlek.
Bij de blendmethode maak je gebruik van 'nalogen'. Nalogen betekent dat je de lege haarfollikel vult met loog.
Deel van het zenuwstelsel dat verantwoordelijk is voor processen als denken, herkennen en herinneren. Het is het niveau van je bewustzijn.
De nervus pelvicus is een bekkenzenuw afkomstig uit het heiligbeen. De prikkels uit het bekken verlopen via deze zenuw.
De nervus phrenicus is een zenuw afkomstig uit de nekwervelkolom.
De nervus vagus is een hersenzenuw afkomstig uit de hersenstam. Deze hersenzenuw noem je ook wel de zwervende zenuw.
De neurale buis is de voorloper van het zenuwstelsel. Het ontstaat vanuit het ectoder m.
Hormoon met een vaatvernauwende werking op de bloedvaten in de huid.
Afsluiting van de afvoergang van de talgklier.
Hormoon dat in de eierstokken wordt aangemaakt. Oestrogeen heeft onder andere invloed op de secundaire geslachtskenmerken van de vrouw.
Om de huid na te behandelen na het toepassen van de blendmethode maak je gebruik
onderhuidsbindweefseltechnieken
ondersteunende druk
Oosterse huidanalyse (cosmetisch)
open comedo (black head) overgangstechnieken
van kataforese. Je gebruikt hiervoor de rolelektrode (anode) als actieve elektrode en de handelektrode (kathode) als inactieve elektrode. Dit noem je ompolen. Hiermee neutraliseer je de huid en breng je een gevoelige en sterk reagerende huid weer tot rust. Na de overgangstechnieken ga je verder met de onderhuidsbindweefseltechnieken. Dit zijn de rol- en duimtechniek. Het doel van deze grepen is het lichaam overprikkelen zodat het lichaam in de resetstand komt.
Hieronder valt de massage met passieve en actieve hand en de polariteitsmassage.
Een huidanalyse waarbij je het gezicht (de huid, kleur en gelaatstrekken), het hoofdhaar, de nagels en alle meridianen, drukpunten en reflexzones in het gezicht bekijkt en bevoelt. Open comedonen zijn zwart en liggen direct aan het huidoppervlak. We noemen ze ook wel black heads. De opening van de talgklier is vrij wijd, er steekt een massa (prop) van donker gepigmenteerd verhoornd materiaal naar buiten. Open comedonen geven zelden aanleiding tot ontsteking.
paleo niveau
palmitinezuur
papel
papillae pili
periferie
pincementsmassage
Overgangstechnieken zijn voorgrepen die je uitvoert ter voorbereiding op de onderhuidsbindweefseltechnieken. Met de overgangstechnieken maak je de huid losser. Daarnaast bereidt je het weefsel voor op de pijnlijke bindweefselmassage. Er zijn vijf overgangsgrepen: s-je, u-tje, harmonicagriff, plooi- en pluktechniek, spintechniek. Deel van het zenuwstelsel dat verantwoordelijk is voor emoties, automatische bewegingen en lichaamshouding.
Palmitinezuur is een verzadigde vetzuur. Het komt vooral voor in dierlijke producten.
Palmitinezuur heeft een cholesterolverhogende werking.
Een papel is een verhevenheid van de huid (pukkel) zonder etterkopje. Haarpapil. Buitenkant.
Bij een pincementsmassage prikkel je de zenuwuiteinden om een reactie (reflectie) van deze zenuw te krijgen. Door een zenuw in de huid intensief te prikkelen, krijg je een nor maliserende prikkel van de zenuw terug. Met andere woorden: een te sterke prikkel zwakt af en een te zwakke prikkel wordt sterker.
pityrosporum ovale
propionibacterium-acnes
proteoglycanen
pustel Qi
radiaal reffered pain reflectie reflectorische reactie reflexzones
Bacterie die in talg voorkomt. Deze bacterie veroorzaakt geen ontsteking. De bacterie die acne veroorzaakt. Komt voor in talg.
De grondsubstantie bestaat uit proteoglycanen en glycosamineglycanen. Proteoglycanen zijn opgebouwd uit eiwitketens waar glycosamineglycanen (GAG’s) aan vastzitten. Puistje. Een pustel is een verhevenheid van de huid die gepaard gaat met een met etter gevulde ruimte, de pustel, of het zogenoemde etterkopje.
Zie 'Chi'
Tot het spaakbeen behorend (het bot in de onderarm aan de kant van de duim).
Het verschijnsel waarbij je pijn voelt op een andere plaats dan waar het weefsel beschadigd is noem je reffered pain (gerefereerde pijn of weerpijn).
Weerkaatsing van (licht)straling
Bij een pincementsmassage prikkel je de zenuwuiteinden om een reactie (reflectie) van deze zenuw te krijgen. Door een zenuw in de huid intensief te prikkelen, krijg je een nor maliserende prikkel van de zenuw terug. Met andere woorden: een te sterke prikkel zwakt af en een te zwakke prikkel wordt sterker.
Niet-vastomlijnde huidgebieden die in relatie staan tot de energie van een bepaald orgaan.
renmomeridiaan
reticuline vezels
rust- en herstelfase
schuine druk seborrhoe sebum
sederende druktechnieken
segmentale reflexwegen
serotonine sol
spinale zenuw
staphylococcus-epidermidis
stationaire druk
Door deze meridiaan te behandelen stimuleer of sedeer je alle Yin-energie. Deze meridiaan noem je ook wel de ‘zee van Yin’ of het conceptievat.
Reticuline vezels zijn dunne eiwitvezeltjes die een netwerk vormen. Ze zitten op plaatsen waar het bindweefsel grenst aan ander weefsel.
Tijdens de rust- en herstelfase is het parasympathische zenuwstelsel het meest actief. Dit zorgt ervoor dat je lichaam goed kan herstellen.
Variatie op de loodrechte druk. Je past schuine druk toe op de tere delen van het gelaat. Een schuine druk is goed voor de bloedsomloop.
Een overmatige werking van de talgklieren noemen we seborrhoe. De huid is dan vet.
Talg.
Kalmerende druktechnieken, die je uitvoert op een gespannen huidzone. Een aandoening kan zich uiten in een ander deel van het lichaam. Dat komt doordat verschillende lichaamsdelen via het zenuwstelsel met elkaar verbonden zijn en behoren tot hetzelfde segment. Deze verbindingen noem je segmentale reflexwegen. Serotonine is een neurotransmitter. Het zorgt voor de overdracht van signalen tussen hersencellen. Ook speelt serotonine een rol bij het verwerken van pijnprikkels. De vloeibare vorm van een substantie.
Een spinale zenuw is een bundel zenuwvezels die tussen twee wervels uittreedt vanuit het ruggenmerg. Er treden steeds twee spinale zenuwen uit: een naar links en een naar rechts. Deze zenuwen bedienen alle gebieden van het lichaam.
Bacterie die in talg voorkomt. Deze bacterie veroorzaakt geen ontsteking. Bij stationaire druk gaat het erom hoe lang je een punt (zonder beweging) aangedrukt houdt en welke drukeffectiviteit je toepast. Stationaire druk stimuleert het parasympathisch zenuwstelsel en brengt de energie en de huid in evenwicht.
stearinezuur
stimulerende druktechnieken
strektechnieken
strijking subcutis talgcyste
Tanden terminus
testosteron
thymusklier
Stearinezuur is een verzadigde vetzuur. Het komt vooral voor in dierlijke producten. Stearinezuur heeft een cholesterolverlagende werking.
Activerende druktechnieken, die je uitvoert op een ontspannen huidzone.
Met deze techniek kun je verslapte spieren activeren. Daarnaast pas je deze techniek toe in de huiddiagnose, om een energiestroom beter te voelen en te behandelen.
Strijking pas je toe door de meridianen diep te effleureren. Hierbij volg je de meridiaan van punt naar punt. Ook wel meridiaanmassage genoemd. Strijking bevordert onder andere de elasticiteit van de huid, de lymfestroming en de bloedsomloop. Onderhuidsbindweefsel.
Een talgcyste is een holte omgeven door een vlies. De holte van een talgcyste is gevuld met talg.
Zie 'hara'
De terminus is de lymfeknoop in de hals.
Hormoon dat in de testikels wordt geproduceerd. Testosteron heeft onder andere invloed op de secundaire geslachtskenmerken van de man.
Orgaan dat tussen het borstbeen en de luchtpijp ligt en dat alleen bij kinderen is te vinden. De thymus zorgt voor de ontwikkeling van lymfocyten tot T-lymfocyten, die gevoelig zijn voor een bepaald antigeen, en produceert hormonen die de groei en het afweersysteem stimuleren.
thyroxine
tokkelen
Hormoon dat door de schildklier wordt geproduceerd. Thyroxine heeft invloed op de stofwisseling in de cellen, op de geestelijke ontwikkeling, de beenvor ming en de groei.
Zie 'vingertapotements'.
Traditionele Chinese Geneeskunde (TCG)
trapezius trofotroop
tsubo’s
TuiNa-massage
uitwendige wortelschede vacuolen vascularisatie
Een verzamelnaam voor een verscheidenheid aan traditionele medische gebruiken uit China, die gedurende duizenden jaren zijn ontwikkeld. Daarnaast wordt de TCG beschouwd als onderdeel van de Oosterse geneeskunde.
De trapezius is een ruitvormige spier aan de achterkant van de nek en de schouders. De spier loopt van de schedelbasis tot aan het midden van de rug. De trapezius noem je ook wel de monnikskapspier. De massage van de trapezius is een langzame ontspannende massage.
Processen met een trofotroop karakter zijn alle processen die gericht zijn op herstel, zoals de spijsvertering en het weefselherstel.
Drukpunten.
Duw-grijpmassage. Net als bij Shiatsu gaat het bij TuiNa om het herstellen en in balans brengen van de energiestroom.
De haar wordt beschermd door de inwendige en uitwendige wortelschede. De uitwendige wortelschede bestaat uit plaveiselepitheel. Het is een directe voortzetting van de epidermis (opperhuid).
Luchtblaasjes.
Met vascularisatie bedoelen we de bloedvoorziening van huid en weefsels. Bloed zorgt dat zuurstof en voedingsstoffen daar komen waar ze nodig zijn en dat afvalstoffen uit de weefsels worden afgevoerd.
vecht-of-vluchtreactie
venen vetcellen
vingertapotements
waaiervormig patroon Yang
Yang-meridianen Yin
Reactie van het lichaam op stress: de hartslag verhoogt, de bloedvaten in de spieren verwijden zich, er stroomt meer bloed naar de ledematen en de ademhaling versnelt. Aders. Aders voeren bloed naar het hart toe.
Vetcellen zijn cellen die in staat zijn vet op te nemen en de dikte van de onderhuid bepalen.
Door met je vingers te tokkelen op het gezicht en het hoofd, stimuleer je de energiestroom, bloedsomloop en stofwisseling.
Dit patroon heeft een stimulerend effect. Je past dit patroon toe voor een facelift effect, bij rimpels en een slappe huid of een huid met een slechte doorbloeding.
Yang is de positieve energie. Kenmerken van Yang zijn: zon, dag, hemel, warmte, stijgend, droog, actief en mannelijk. Yang is de uitzettende kracht die vanuit de hemel ons lichaam binnenstroomt.
Dit zijn de dikke darm-, maag-, driewarmer-, blaas-, dunne darm- en galblaasmeridiaan. Yin is de negatieve energie. Kenmerken van Yin zijn: schaduw, nacht, aarde, kou, dalend, vochtig, passief en vrouwelijk. Yin is de samentrekkende kracht die vanuit de aarde ons lichaam binnenstroomt.
Yin en Yang
Yin-meridianen
Yin en Yang zijn complentaire (aanvullende) waarden. Een Shiatsumassage heeft als doel Yin en Yang in balans te brengen.
Dit zijn de long-, milt-, hart-, nier-, hartconstrictor- en lever meridiaan.
Zen-Shiatsu
zig-zagvormig patroon
Zen-Shiatsu is een vorm van Shiatsu waarbij technieken uit de traditionele Japanse massage met de TCG en westerse psychologie worden gecombineerd. Op alle punten op de meridianen oefen je druk uit.
Dit patroon loopt over verschillende huidzones met diverse meridianen en drukpunten. Deze zogeheten keiraku-lijnen hebben een positieve werking op de huidconditie.
Syllabi van docenten
C.A. Bastiaanssen, A.A.F Jochems, IJ.D. Junchen & M.J. Tervoort
Anatomie en fysiologie Bohn Stafleu Van Loghum, 2007
F. van den Berg
Toegepaste fysiologie. Bindweefsel van het bewegingsapparaat
Uitgeverij Lemma BV, 2000
R. Betlem & H. Spitters
Cosmetische apparatuur
Uitgeverij container
H.P.W. Boer, A. l. Wanrooy-Ogterop, R.A. Betlem & A.V.C. Dols-Bedaux Kosmetische camouflage en kosmetische littekenbehandeling
Uitgave van Camouflage CentrumNederland, 1986
H.A. Bruining
Leerboek chirurgie
Bohn Stafleu Van Loghum, 1997
S. Franzen
A Step-By-Step Guide To Shiatsu Anness Publishing, 2007
A. Hermans
Pincements naar de methode van dr. Jacquet
Adry Hermans, 1992
B. Hoogkamer & A. Hoogkamer
Leerboek voor de manuele lymfedrainage
Uitgeverij The Container, 2005
J.T.E de Jong Chirurgie. Bouwstenen voor gezondheidszorgonderwijs Bohn Stafleu van Loghum, 2002
Mark E. Liskey Somatic Research. Maximizing the Placebo Effect.
Associated Bodywork and Massage Professionals.
Gepubliceerd in Massage & Bodywork magazine, April/Mei 2007
F.H. Martine & E.F. Bartholomew
Anatomie en fysiologie: een inleiding Pearson Education Benelux BV, 2008
J.A.M. Mastboom, J.M. van MeerendonkLorist & C.L. Schott
Cosmetische Bindweefselmassage NRG therapie-training-opleiding, 2003
C. Meeus Shiatsu Librero b.v., 2002
W. Ohashi & V. Lindner
Do-It-Yourself Shiatsu Penguin Putnam Inc, 2001
J.F.M. Piët, J.J. Sachs & I.M.A. Sachs-Piët
Bindweefselmassage Elsevier/De Tijdstroom, 1982
R. Riksen
Shiatsu kosmetiek Uitgeverij The container, 1999
R. Riksen
Shiatsu kosmetiek Methodiek Uitgeverij The container, 2006
G.C.J. Stein
Purus Acne behandeling in de praktijk Uiteverij De Vrieseborch
J. Vigué-Martín
Atlas van het menselijk lichaam Rebo International b.v., 2005
N.C.C. Vullink & D. Denysn
Body dysmorphic disorder (stoornis in de lichaamsbeleving). Een overzicht Tijdschrift voor de psychiatrie 47, 2005
G. Wittlinger & H. Wittlinger
Inleiding tot de manuele lymfedrainage volgens dr. Vodder Uitgeversmaatschappij De Tijdstroom, 1984
Diverse internetpagina’s
AANVULLINGEN BIJ BEAUTY LEVEL BASICS 5
Deze aanvullingen horen bij Beauty Level Basics 5. Hierin staan aanvullingen op het huidige lesboek.
Hoe werkt deze aanvulling?
Aan de linkerkant van de pagina zie je een miniatuurweergave van een pagina uit het lesboek. Hierin zie je een nummer staan. Dit nummer verwijst naar een tekst of afbeelding aan de rechterkant van de pagina. Deze tekst of afbeelding is een aanvulling op de aangegeven plaats in het lesboek.
Waarom aanvullingen?
De aanvullingen zorgen ervoor dat de methode Beauty Level volledig aansluit op het kwalificatiedossier, het servicedocument en de exameneisen van de ANBOS.
Tekstuele toevoeging (pagina 14):
Oestrogene hormonen
Oestrogene hormonen of oestrogenen zijn vrouwelijke hormonen. Ze zijn de tegenhanger van androgenen, de mannelijke hormonen. Oestrogenen zijn verantwoordelijk voor de vrouwelijke secundaire geslachtskenmerken. Oestrogenen remmen daarnaast de talgklierwerking. Ze veroorzaken of verergeren de acne dus niet zoals de mannelijke hormonen.
Oestrogenen worden geproduceerd door zowel mannen als vrouwen. Bij mannen in de bijnierschors, bij vrouwen in zowel de bijnierschors als de eierstokken.
Tekstuele toevoeging (pagina 15):
Besmetting en infectie
Als lichaamsvreemde of ziekteverwekkende stoffen het lichaam binnendringen spreek je van een besmetting. Normaal gesproken maken witte bloedcellen deze stoffen onschadelijk. Als de witte bloedcellen de lichaamsvreemde of ziekteverwekkende stoffen niet of niet snel genoeg onschadelijk maken, vermeerderen ze zich. Je spreekt dan van een infectie.
Tekstuele toevoeging (pagina 15):
Een abces kan op verschillende manieren worden behandeld, namelijk door middel van insnijden, drainage en een operatie. De manier waarop het abces wordt behandeld is afhankelijk van het type en de grootte van het abces.
Tekstuele toevoeging (pagina 15):
wondgenezing
Wonden genezen in drie fasen:
1. reactiefase;
2. egeneratiefase;
Reactiefase
Bij een verwonding reageert het lichaam hetzelfde als bij een ontsteking. De witte bloedcellen maken lichaamsvreemde of ziekteverwekkende stoffen onschadelijk en ruimen beschadigde cellen op. Hiervoor vernauwen de bloedvaten zich zodat de beschadigde bloedvaatjes worden afgesloten. De doorlaatbaarheid van de bloedvaatjes neemt toe. Hierdoor kunnen witte bloedcellen uit de bloedbaan treden. Door de grotere doorlaatbaarheid van bloedvaatjes en de aanwezigheid van witte bloedcellen vormen zich granulocyten en macrofagen in het beschadigde gebied. Granulocyten zorgen ervoor dat infecties zoveel mogelijk worden
voorkomen, macrofagen ruimen de beschadigde cellen op. Ook worden er fibrinedraden gevormd in de wond. Hierin blijven bloedstolsels hangen.
Regeneratiefase
In deze fase wordt het beschadigde weefsel vervangen door nieuw weefsel en wordt de wond gesloten. De macrofagen stimuleren de aanmaak van nieuwe bloedvaatjes, waardoor een nieuw vaatbed ontstaat. Hierin worden fibroblasten actief. De fibroblasten produceren bindweefsel in de bloedstolsels, die in de fibrinedraden zijn blijven hangen. De nieuwe bloedvaatjes dringen het bindweefsel binnen. Op deze manier wordt de wond gevuld met granulatieweefsel.
Remodelleringsfase
In de remodelleringsfase wordt een litteken gevormd. Zodra er voldoende granulatieweefsel is gevormd, trekt het weefsel samen. Het wondoppervlak wordt hierdoor kleiner. Gedurende de eerste weken neemt de hoeveelheid bindweefsel in de wond toe. Het litteken wordt hierdoor vlakker. De bindweefselvezels worden ook sterker. De sterkte van het litteken neemt de maanden daarna steeds toe.
Hypertrofische littekens
Soms wordt er te veel granulatieweefsel gevormd bij de genezing van een wond. Het litteken wordt dan dikker en groter dan de omringende huid. Een verdikt litteken noem je een hypertrofisch litteken. Hypertrofische littekens liggen boven het huidniveau.
Keloïd
Wanneer een hypertrofisch litteken zich buiten het gebied van het oorspronkelijke litteken begeeft, spreek je van een keloïd. Een keloïd is dus een ernstige woekering van littekenweefsel. Bij mensen met een donkere huid komt keloïdvorming vaker voor dan bij mensen met een blanke huid.
Hypotrofische littekens
Soms is er bij het genezen van de huid niet voldoende granulatieweefsel aanwezig om de wond op te vullen of is het nieuw gevormde bindweefsel van slechte kwaliteit. Hierdoor ontstaat een litteken dat lager ligt dan het huidoppervlak. Dit litteken is soms grillig van vorm. Hypotrofische littekens komen vaak voor na het genezen van acne.
Tekstuele toevoeging (pagina 16):
• Frosting: bevriezen van de bovenste huidlaag of benaming van de witte verkleuring die ontstaat op de huid tijdens een chemische peeling.
Tekstuele toevoeging (pagina 17):
Comedonenacne en inflammatoire acne zijn vormen van acne vulgaris. Bij comedonenacne heb je voornamelijk last van comedonen. Inflammatoire acne kenmerkt zich door papels, pustels en noduli (bultjes onder de huid).
Tekstuele wijziging (pagina 19):
Acne ectopica is een vorm van acne waarvan men vroeger dacht dat het werd veroorzaakt door een voortdurend terugkerende ontsteking van de zweetklieren. Nu heerst de gedachte dat het een aandoening is van de haarzakjes en/of de talgklieren.
De kenmerken van acne ectopica zijn rode, op steenpuisten lijkende bulten. Dit kan erg pijnlijk zijn. Deze vorm van acne komt vooral voor bij vrouwen. Ook mensen met suikerziekte of zwaarlijvigheid hebben meer kans om acne ectopica te krijgen.
Acne ectopica ontstaat na de puberteit, als de okselharen en klieren volledig ontwikkeld zijn. Het komt vooral voor op de oksels, liezen en billen.
Acne ectopica noem je ook wel hidradenitis suppurativa. De kenmerken van acne ectopica/hidradenitis suppurativa zijn hetzelfde als die van acne inguinalis/acne axillaris. Deze vormen zijn daarom moeilijk van elkaar te onderscheiden.
Acne ectopica hoort bij de differentiële diagnostiek met betrekking tot acne.
Tekstuele toevoeging (pagina 19):
Acne infantum noem je ook wel acne neonatorum.
Tekstuele toevoeging (pagina 19):
Acne inguinalis en acne axillaris komen voornamelijk voor in de liezen (acne inguinalis), oksels (acne axillaris) en het anogenitale gebied (rond de anus en de genitaliën). Deze vormen van acne kunnen veel verschillende oorzaken hebben, bijvoorbeeld transpiratie, de overgang, overgewicht en suikerziekte. Acne inguinalis en acne axillaris komen vrijwel alleen bij vrouwen voor. Beide vormen kenmerken zich door chronische ontstekingen met pus, die met forse littekens genezen. Ook komen papels en pustels voor, die kunnen samenvloeien tot grote cysten en abcessen.
Bij acne excoriée des jeunes filles is er al een milde vorm van acne aanwezig. Door het veelvuldig en dwangmatig krabben aan en knijpen in de huid gaat deze stuk. Acne excoriée des jeunes filles komt voornamelijk voor bij meisjes en vrouwen. Deze vorm gaat niet vanzelf over. Hier is psychologische hulp bij nodig.
Acne aestivalis of Mallorca acne wordt veroorzaakt door de zon. Het kenmerkt zich door de rode papels die ontstaan op aan zon blootgestelde huid, voornamelijk op de bovenarmen. Acne aestivalis verdwijnt meestal vanzelf weer.
Soms wordt acne veroorzaakt door externe (exogene) oorzaken. Voorbeelden hiervan zijn acne mechanica, acne tropicalis en acne venenata.
• Acne mechanica wordt veroorzaakt door druk, wrijving of schuren van bijvoorbeeld kleding, gips en riemen. Door de druk, wrijving of schuring wordt de hoornlaag extra verdikt, waardoor de talg niet goed kan wegvloeien. In principe veroorzaakt dit geen acne, maar het kan bestaande acne wel verergeren. Acne mechanica kenmerkt zich door comedonen, papels en pustels. Deze vorm van acne komt vaak voor bij seborrhoe. Acne mechanica komt voor op alle huidgebieden die wordt blootgesteld aan druk, wrijving of schuren.
• Acne tropicalis ontstaat door hoge luchtvochtigheid of een warm klimaat. Mensen die acne tropicalis krijgen, hebben meestal eerder acne vulgaris gehad. De kenmerken van acne tropicalis zijn vergelijkbaar met die van acne conglobata: infiltraten en met etter gevulde onderhuidse holten. Acne tropicalis komt voornamelijk voor op de rug, billen en dijen.
• Acne venenata wordt veroorzaakt door uitwendige stoffen, zoals minerale oliën, teer, cosmetica en chloor. Het kenmerkt zich door vele kleine comedonen. Als acne venenata wordt veroorzaakt door chloor, dan noem je dit ook wel chlooracne. Acne venenata komt voor op alle huidgebieden die in aanraking komen met de stoffen die een ontstekingsreactie veroorzaken.
DIFFERENTIËLE DIAGNOSTIEK MET BETREKKING TOT ACNE
Met differentiële diagnostiek bedoelen we de huidaandoeningen die op acne lijken, maar dit niet zijn.
CHRONISCHE DISCO�DE LUPUS ERYTHEMATODES
Chronische Discoϊde Lupus Erythematodes is een auto-immuunziekte, een ziekte waarbij het afweersysteem is ontregeld. Het kenmerkt zich door rode scherp begrensde plekken met huidschilfering centraal in de plekken. Ook komt atrofische littekenvorming voor. De oorzaak is waarschijnlijk een genetische aanleg.
ECZEMA SEBORRHO�CUM
Eczema seborrhoϊcum kenmerkt zich door een rood uitziende huid met een vettige schilfering en soms een branderige jeuk. De aandoening komt voornamelijk voor op plekken met veel talgklieren: behaarde hoofdhuid, achter de oren, op het gezicht (tussen de wenkbrauwen, neusvleugels), onder de borsten en rond de navel. De oorzaak van eczema seborrhoϊcum is onbekend, maar waarschijnlijk speelt de gist pityrosporum ovale een rol. Stress, een lage luchtvochtigheid en lage temperaturen in herfst en winter kunnen de aandoening verergeren. Eczema seborrhoϊcum is vaak lastig te onderscheiden van andere huidaandoeningen die gepaard gaan met een schilferende huid, zoals psoriasis en constitutioneel of contacteczeem.
FOLLICULITIS
Folliculitis lijkt op acne vulgaris, maar is het niet. Waar bij acne vulgaris de talgklier ontstoken is, zit de ontsteking bij folliculitis alleen in het bovenste deel van het haarzakje (follikel). Door de ontsteking ontstaat er een puskopje op de plek van het haarzakje. Folliculitis wordt veroorzaakt door een infectie met een virus, bacterie, schimmel of gist.
ROSACEA
Rosacea kenmerkt zich door chronisch verwijde haarvaten in het gezicht, dit geeft de huid een rode kleur. Bij rosacea kunnen ook puistjes voorkomen. Dit noem je acne rosacea. Bij rosacea komen echter nooit comedonen voor, wat bij acne wel het geval is. Rosacea ontstaat meestal rond het 30e levensjaar. De oorzaak van rosacea is niet bekend.
DERMATITIS PERIORALIS
Dermatitis perioralis wordt veroorzaakt door het gebruik van hormooncrèmes of afsluitende cosmetica in het gezicht. Het kenmerkt zich door kleine rode pukkeltjes en puistjes rond de mond: op de kin, naast de neus en op de bovenlip. Ook kan de huid rood en schilferig zijn, jeuken en branderig aanvoelen.
Tekstuele toevoeging (pagina 23):
De behandeling kun je afsluiten door de huid na te behandelen met maskers en pakkingen.
Tekstuele toevoeging (pagina 23):
VERWEKEN VAN DE HOORNLAAG
Je verweekt de huid als voorbehandeling bij het verwijderen van comedonen en het ledigen van pustels en talgcysten. Een voorbehandeling vergemakkelijkt de dieptereiniging. Als voorbehandeling bij de acnebehandeling kun je gebruik maken van een paraffinemasker, een lijnzaadpakking of elektrische desincrustatie.
Maskers en pakkingen
Paraffinemaskers en lijnzaadpakkingen verwarmen en verweken de huid. Deze behandelingen kun je toepassen als voorbehandeling bij het verwijderen van comedonen. Je past ze op de gebruikelijke manier toe.
Tekstuele toevoeging (pagina 23):
Let op: Met elektrische desincrustatie verweek je de huid. Je verdunt de huid er niet mee.
Tekstuele toevoeging (pagina 28):
• bromlaïne: wordt gewonnen uit ananas;
• papaïne: wordt gewonnen uit papaja;
• salicylzuur: Dit wordt gewonnen uit de bloemhoofdjes van de kamilleplant en uit de bast van wilgentwijgjes;
Tekstuele toevoeging (pagina 29):
Naast fruitzuur kun je ook gebruik maken van trichloorazijnzuur (TCA). TCA werkt dieper en intensiever dan een peeling met fruitzuren. TCA maakt de eiwitten van de huid kapot, waarna de eiwitten op de huid neerslaan en de huidcellen afsterven. Het neerslaan van de eiwitten kun je zien doordat de huid wit verkleurt (frosting). De huid maakt vervolgens nieuwe huidcellen aan: de huid regenereert. Een behandeling met TCA is zeer gevoelig, de huid kan branderig en pijnlijk aanvoelen. TCA is geschikt bij rimpels, beschadiging door zonlicht, (acne)littekens en oppervlakkige pigmentaandoeningen.
Tekstuele toevoeging (pagina 30):
Bij acne mag je geen kwast gebruiken bij de peeling in verband met de hygiëne.
Tekstuele toevoeging (pagina 35):
Comedonen verwijder je met je vingers, niet (meer) met een comedonendrukker.
Tekstuele toevoeging (pagina 36):
NABEHANDELEN MET MASKERS EN PAKKINGEN
De acnebehandeling kun je afsluiten door het toepassen van maskers en pakkingen. Geschikte maskers en pakkingen zijn:
• occlusie;
• modellerend masker;
• thermomasker;
• zuurstofmasker.
Bij de maskers en pakkingen volg je de gebruikelijke voor- en nabehandeling.
Occlusie
Occlusie is een afsluitend masker. Het afsluiten van de huid zorgt ervoor dat het vocht dat normaal uit de huid verdampt, nu de opperhuid verweekt. Ook worden werkstoffen uit het masker makkelijker opgenomen.
Modellerend masker
Voordat je een modellerend masker aanbrengt, breng je eerst een werkstof aan. De werkstof moet zijn aangepast aan het huidtype. Tijdens het indrogen krimpt het masker en neemt het de vorm aan van het gelaat, waardoor het de gelaatstrekken modelleert en de spieren ontspant.
Thermomasker
Een thermomasker is vaak een rubberachtig masker. Het geeft warmte af aan de huid. Door de verwarmende eigenschappen van het masker verweekt de huid en worden werkstoffen beter opgenomen.
Zuurstofmasker
Een zuurstofmasker heeft een zuiverende en reinigende werking. Doordat zich tijdens de inwerking zuurstof afsplitst heeft het masker ook een desinfecterende werking.
Tekstuele toevoeging (pagina 41):
Dermaroller/dermapen (microneedling)
Een dermaroller is een klein apparaat met minuscule ultra dunne naaldjes dat over het gezicht wordt gerold. De naalden maken kleine gaatjes in de opperhuid. De fibroblasten in de huid gaan deze gaatjes herstellen door meer collageen en elastine aan te maken. De huid ziet er na de (kuur)behandeling gladder, zachter en jeugdiger uit. Een dermapen lijkt op een dermaroller, maar is kleiner en heeft meerdere naaldjes op een klein oppervlak. Het voordeel van de dermapen is dat hiermee een nauwkeurigere behandeling mogelijk is. De dermapen is daarom vooral geschikt voor het behandelen van kleine delen van het gezicht.
Bij de acnebehandeling kan de dermaroller/-pen worden gebruikt om acnelittekentjes te laten vervagen. Door gebruik van de dermaroller/-pen wordt de huid steviger en gladder. Acnelittekentjes worden daardoor geleidelijk minder zichtbaar. De dermaroller/-pen stimuleert daarnaast de celdeling van de huid. De oude huidcellen schilferen sneller af en er worden nieuwe huidcellen aangemaakt. Dit zorgt ervoor dat de talgklierafvoergang minder snel verstopt raakt. Hierdoor kan de talg beter afvloeien en kan acne worden voorkomen. Met de dermaroller en de dermapen kun je daarnaast werkstoffen in de huid brengen. De werking van de dermaroller/-pen is dan afhankelijk van de gekozen werkstof. De dermaroller is niet geschikt voor de behandeling van actieve acne. Je brengt dan namelijk de pus in de gehele huid, waardoor de acne erger wordt.
Contra-indicaties:
• actieve acne
• actieve eczeem
• auto-immuunafwijkingen
• blootstelling aan de zon binnen vier weken na de behandeling
• diabetes
• door virussen veroorzaakte laesies, bijvoorbeeld herpes simplex en gordelroos
• geïrriteerde/ontstoken huid
• heftige couperose
• hemofilie
• het gebruik van bloedverdunnende medicijnen
• huidinfecties en huidwonden
• huidkanker
• keloid of opgezette littekens
• koortslip
• niet gediagnosticeerde huidbeschadigingen
• ontstekingen in het te behandelen gebied
• psoriasis
• rosacea
• schimmelinfecties
• seborrhoische dermatitis
• teleangiëctastieën
• wratten en moedervlekken in het te behandelen gebied
• zwangerschap
Tekstuele toevoeging (pagina 41):
Ultraviolet bestralingslamp
Op de korte termijn heeft uv-licht een gunstige werking op acne, het droogt namelijk de puistjes uit. Op de langere termijn kan de acne juist verergeren. Als reactie op de uv-stralen wordt de hoornlaag dikker. Door de dikkere hoornlaag kunnen de poriën verstopt raken en kan talg minder makkelijk wegvloeien. De hoogtezon en de zonnebank zijn vormen van de ultraviolet bestralingslamp. De hoogtezon wordt tegenwoordig nauwelijks nog gebruikt, aangezien de hoogtezon te veel uv-B stralen bevat. Bij hardnekkige vormen van acne wordt de hoogtezon nog wel ingezet door artsen.
Tekstuele toevoeging (pagina 42):
Een veelgebruikte vorm van benzoylperoxide is adapalenen/Differin Gel®.
Tekstuele wijziging (pagina 42):
Onder de keratolytica vallen resorcine, trichloorazijnzuur (TCA), vitamine A-zuur (bijvoorbeeld tretinoϊne, een vitamine A-zuur voor lokaal gebruik), fenol en zwavel.
Tekstuele wijziging (pagina 42):
Een systemische behandeling houdt in dat geneesmiddelen gebruikt worden die in de bloedbaan terecht komen, bijvoorbeeld via tabletten of injecties.
Tekstuele toevoeging (pagina 43):
Diane 35® en Yasmin® zijn anticonceptiepillen, Androcur is geen anticonceptie.
Tekstuele wijziging (pagina 44):
Daarnaast kunnen de anticonceptiepillen Diane 35® en Yasmin® alleen voorgeschreven worden aan vrouwen.
Tekstuele toevoeging (pagina 44):
OVERIGE MEDISCHE BEHANDELWIJZEN
Cryotherapie
Cryotherapie wordt voornamelijk toegepast binnen de dermatologie. Bij cryotherapie worden huidaandoeningen behandeld door middel van bevriezing. Hierdoor beschadigen de weefsels. De weefsels moeten zichzelf vervolgens weer herstellen. Een behandeling met cryotherapie is pijnlijk. De wond die tijdens de behandeling ontstaat geneest soms langzaam.
Dermabrasie
Dermabrasie heeft het beste resultaat bij oppervlakkige, niet te diepe littekens. Het heeft een mechanische en een chemische vorm.
Mechanische dermabrasie
Bij mechanische dermabrasie wordt de huid afgeschaafd tot onder de opperhuid. Met behulp van een krachtige rasp worden de bovenste lagen van de huid verwijderd, inclusief gedeelten van talgklieren, haarzakjes en zweetklieren. Voorafgaand aan de behandeling worden vaak bloedstelpende injecties gegeven. Als er grote huidgebieden worden behandeld, vindt de behandeling plaats onder narcose. Kleine huidgebieden worden behandeld met plaatselijke verdoving of bevriezing. Na de behandeling is de huid dun en moet deze goed worden beschermd en verzorgd. Na mechanische dermabrasie kunnen pigmentstoornissen ontstaan. De huid mag daarom de eerste zes maanden niet aan de zon worden blootgesteld.
Chemische dermabrasie
Bij chemische dermabrasie, bijvoorbeeld met trichloorazijnzuur, wordt gebruik gemaakt van een chemische peeling met eiwitsplitsende enzymen. De peeling zorgt ervoor dat de bovenste huidlagen afpellen. Na de behandeling is de huid gezwollen en bedekt met schilfers en korsten. Deze verschijnselen verdwijnen na ongeveer één week. Daarna kan de huid nog langdurig rood blijven. De huid mag de eerste weken tot maanden niet aan de zon worden blootgesteld.
Lichttherapie
Lichttherapie kan plaatsvinden met behulp van uv, flitslicht, lasertherapie, CO2 laser en fractional laser en is geschikt voor milde vormen van acne. Aangezien de effecten van lichttherapie op de lange termijn nog onbekend zijn, wordt niet snel voor deze methoden gekozen. Niet alle methoden zijn geschikt voor toepassing in de schoonheidssalon. Sommigen worden alleen ingezet bij medische behandelingen.
Geschikt voor toepassing in de schoonheidssalon:
• Uv: blauw licht en rood licht
Blauw licht heeft een antibacteriële werking. Rood licht bevordert de wondgenezing, geneest ontstekingen en bevorderd het herstel van de huid.
• Flitslicht/IPL
Flitslicht remt ontstekingen en doodt bacteriën. Daarnaast heeft het een gunstige werking op de talgklieren. Flitslicht verkleint namelijk de talgklier, waardoor deze minder talg gaat produceren. Flitslichtapparatuur wordt ook toegepast voor ontharen en huidverjonging.
Medische behandelingen:
• Laser
Laser heeft een bacteriedodende werking. Ook verwarmt het de talg waardoor deze vloeibaarder wordt. De poriën verstoppen hierdoor minder snel.
• CO2 en fractional laser
CO2 en fractional laser worden ingezet bij littekenbehandelingen. Door de laser verdampen de bovenste huidlagen en vervagen of verdwijnen de littekens.
Tekstuele wijziging (pagina 50):
De huidskleur wordt ook bepaald door de doorbloeding van de huid.
Tekstuele toevoeging (pagina 50):
Je huidskleur wordt onder andere bepaald door de hoeveelheid en het type pigment of melanine in de huid. Er zijn twee soorten melanine: feomelanine en eumelanine. Ieder mens bezit beide soorten melanine. Hoeveel je van elke soort bezit wordt bepaald door je genen. Zit er in de huid meer feomelanine dan eumelanine, dan zal de huid rood tot geel kleuren. Een donkerbruine tot zwarte huid wordt veroorzaakt doordat de huid meer eumelanine dan feomelanine bevat.
Tekstuele wijziging (pagina 50):
De huidskleur van mensen met voorouders rond de evenaar is vaak donkerder dan de huidskleur van mensen met voorouders die verder naar het noorden of zuiden wonen.
Tekstuele wijziging (pagina 51):
Hemoglobine is de rode bloedkleurstof in het aderlijk en slagaderlijk vaatsysteem dat zuurstof en kooldioxide kan binden.
Tekstuele toevoeging (pagina 51):
Doorbloeding
De huidskleur wordt, naast pigment, hemoglobine en verhoorning, ook bepaald door de doorbloeding van de huid. Een huid die onvoldoende wordt doorbloed ziet er grauw, vaal en ongezond uit. Een goed doorbloede huid heeft een frisse uitstraling en ziet er vaak wat roder uit.
Tekstuele toevoeging (pagina 52):
Absorptie
Absorptie betekent het opnemen van (licht)straling. We zien kleur doordat een object alle kleuren van het licht absorbeert, behalve de kleur die we zien. Als we groen zien, absorbeert een object dus alle kleuren behalve groen. Als alle kleuren van het kleurenspectrum door een object worden gereflecteerd, zien we dit als wit. Als alle kleuren worden geabsorbeerd door een object, zien we dit als zwart.
Tekstuele wijziging (pagina 53):
Primaire, secundaire en tertiaire kleuren
Het kleurenspectrum (de spectrale kleuren) kun je verdelen in:
a primaire kleuren;
b secundaire kleuren;
c tertiaire kleuren.
Tekstuele toevoeging (pagina 53):
c tertiaire kleuren
Ook tertiaire kleuren zijn mengkleuren. Ze ontstaan door het mengen van een primaire en een secundaire kleur.
De tertiaire kleuren zijn:
• geeloranje (geel + oranje);
• roodoranje (rood + oranje);
• roodviolet (rood + paars/violet);
• blauwviolet (blauw + paars/violet);
• blauwgroen (blauw + groen);
• geelgroen (geel + groen).
Tekstuele toevoeging (pagina 54):
Kleurcontrasten
Kleuren kunnen elkaar versterken of verzwakken door de invloed die de kleuren hebben op ons oog. Deze invloed wordt veroorzaakt door het contrast tussen kleuren. Er zijn zeven kleurcontrasten:
1. licht-donkercontrast;
2. kleur-tegen-kleurcontrast;
3. koud-warmcontrast;
4. complementair contrast;
5. simultaancontrast;
6. kwaliteitscontrast;
7. kwantiteitcontrast.
Over deze kleurcontrasten kun je meer lezen in het katern bij Beauty Level Basic 1.
Tekstuele wijziging (pagina 55):
Fytofotodermatitis
Fytofotodermatitis is een acute blaarvormige ontsteking van de huid. De ontsteking wordt veroorzaakt door gelijktijdig contact met de zon en bepaalde planten die in de natuur voorkomen. Fytofotodermatitis kenmerkt zich door een begrensde, grillige huidreactie met roodheid, rode bultjes, blaasjes en/of blaren.
Een vorm van fytofotodermatitis is Berlock dermatitis.
Tekstuele toevoeging (pagina 56):
Haemangiomata
Haemangiomata zijn goedaardige bloedvatgezwellen. Voorbeelden van haemangiomata zijn de naevus fructuosum en naevus cavernosum. De naevus fructuosum en de naevus cavernosum worden veroorzaakt door een toename van de huidcapillairen en een woekering van het endotheel. De naevus fructuosum kenmerkt zich door de rode kleur en ligt verheven op de huid. Een naevus cavernosum gaat door tot in de onderhuid en kan vrij grote afmetingen aannemen. Doordat de naevus cavernosum dieper in de huid ligt, kan de kleur blauwgrijs zijn in plaats van rood. Bij een naevus cavernosum komt de verhevenheid nauwelijks boven de huid uit. Soms komen de naevus fructuosum en de naevus cavernosum samen voor. Het bloedvatgezwel woekert dan zowel in als op de huid. Zowel de naevus fructuosum als de naevus cavernosum ontstaan kort voor de geboorte of vlak erna. Ze verdwijnen meestal vanzelf.
Tekstuele toevoeging (pagina 58):
Atrofische littekens
Bij atrofische littekens is het littekenweefsel erg dun. De huid onder het litteken is afgenomen, waardoor het litteken lager ligt dan het huidoppervlak. Atrofische littekens ontstaan vaak na huidbeschadiging of infectie.
Tekstuele toevoeging (pagina 58):
Daarnaast kan het transplantaat een vrij transplantaat, een gesteeld transplantaat of een vrije flap zijn.
Tekstuele toevoeging (pagina 59):
Vrije transplantaten
Bij een vrij transplantaat wordt de te transplanteren huid volledig van zijn donorplaats losgesneden en op een andere plaats op het lichaam vastgehecht. Het transplantaat brengt dus geen eigen bloedvoorziening mee en moet overleven totdat nieuwe bloedvaten zijn ingegroeid. Dit moet snel gebeuren, want anders sterft het transplantaat af of herstelt de wond niet mooi.
Vrije transplantaten hebben de neiging van kleur te veranderen (meestal hyperpigmentatie) en kunnen schrompelen na ingroei.
Gesteelde transplantaten
Bij een gesteeld huidtransplantaat blijft het transplantaat met een stukje huid (de ‘steel’) aan het lichaam verbonden. Het transplantaat wordt dus niet helemaal losgesneden van de donorplaats. Door de steel lopen bloedvaten die voor de aanen afvoer van bloed zorgen. Deze methode wordt gebruikt als een meer esthetisch resultaat gewenst is, bv. in het gezicht. Bij een gesteeld transplantaat komt de nieuwe huidflap uit de onmiddellijke omgeving van de wond. Dit geeft weinig tot geen kleurverschil met de omringende huid. Andere voordelen van een gesteeld transplantaat zijn een goede doorbloeding, soms ook een goede sensibiliteit (gevoeligheid), geen neiging tot schrompelen en behoud van de natuurlijke kleur van de huid.
Vrije flap
Een vrije flap is een vrij transplantaat waarbij de bloedvaten wèl worden meegetransplanteerd. De bloedvaten worden onder een operatiemicroscoop opnieuw aangesloten. Het transplanteren van een vrije flap heeft voordelen boven de transplantatie van een vrij (ongesteeld) of gesteeld transplantaat. Bij het transplanteren van een vrije flap is er een ruimere keuze aan donorweefsel dan bij een gesteeld transplantaat, zolang er maar bruikbare bloedvaten in zijn opgenomen. Daarnaast is er bij een vrije flap minder risico op schrompeling en hyperpigmentatie, dan bij vrije transplantaten. Aangezien het transplantaat van een heel andere plek van het lichaam afkomstig kan zijn, kan er wel structuur- en kleurverschil zijn met de omringende huidgebieden.
Tekstuele wijziging (pagina 59):
Eczeem is een steriele ontsteking (zonder pus) die kan worden veroorzaakt door een allergische reactie of de inwerking van irriterende stoffen.
Tekstuele wijziging (pagina 59):
Bacteriële huidaandoeningen
Bacteriële huidaandoeningen worden veroorzaakt door bacteriën. Er zijn verschillende soorten bacteriën.
• De bolvormige kokken, waaronder de stafylokokken en de streptokokken: Stafylokokken kunnen steenpuisten veroorzaken. Streptokokken kunnen keelontsteking en roodvonk veroorzaken.
• De staafvormige bacillen, waaronder de colibacillen, de tetanusbacillen en de tuberkelbacillen: De colibacillen komen van nature in het darmkanaal voor. De tetanusbacillen kunnen na een verwonding in het lichaam komen en een infectie veroorzaken. De tuberkelbacillen veroorzaken tuberculose.
• De spiraalvormige bacteriën (spirocheten): Een dergelijke bacterie veroorzaakt de geslachtsziekte syfilis.
Virale aandoeningen
Virussen zijn veel kleiner dan bacteriën. In tegenstelling tot bacteriën kunnen ze zich alleen voortplanten met behulp van plantaardige, dierlijke of menselijke cellen. Ze zijn dus geheel afhankelijk van hun gastheercel. Ze dringen de cel binnen, nemen er alle functies over en gebruiken de cel om nieuwe virussen te
16
maken. Uiteindelijk breekt de cel open en komen de nieuwe virussen vrij. Deze dringen weer binnen in andere cellen. Virussen zijn moeilijk te bestrijden en blijven vaak in het lichaam achter, ook al zijn er geen ziekteverschijnselen meer. Voorbeelden van virale aandoeningen zijn koortsblaasjes, wratten en hepatitis B.
Parasitaire huidaandoeningen
Parasieten zijn kleine beestjes die leven van voedsel in de huid. Voorbeelden van parasitaire huidaandoeningen zijn luis en schurft.
Schimmelinfecties
Er zijn verschillende schimmelsoorten die huidaandoeningen (schimmelinfecties) kunnen veroorzaken. De schimmels zitten in de hoornlaag, in de haren en in de nagels. In een warme en vochtige omgeving gedijen schimmels het best. Vandaar dat schimmelinfecties juist zoveel voorkomen aan de voeten, vooral tussen de tenen. Een schimmelinfectie kan zich uiten in een witte schilfering en kloofjes. Ook kunnen er jeukende blaasjes ontstaan die meestal indrogen. Schimmelinfecties zijn meestal goed te behandelen met uitwendige anti-schimmelmiddelen. Voorbeelden van schimmelinfecties zijn ringworm (tinea capitis) en schimmelnagels (tinea unguium).
De demodex folliculorum is een haarfollikelmijt die bij mensen voorkomt in haarzakjes en talgklieren en op huidgebieden waar veel talgklieren aanwezig zijn. De demodex folliculorum wordt in verband gebracht met acne rosacea en ontstekingen van de oogranden. Bij het ouder worden en bij ziekte of stress kan het aantal aanwezige mijten toenemen, wat de klachten kan verergeren.
Tekstuele wijziging (pagina 60):
Breng geen dagcrème aan voordat je het camouflageproduct aanbrengt. De huid is dan te vet waardoor het camouflageproduct minder goed hecht.
Tekstuele toevoeging (pagina 66):
Behandelplan
AAN DE CLIËNT
Het voorlichten van de cliënt over de behandeling begint al bij het opstellen van het behandelplan. Geef in het behandelplan in ieder geval de volgende onderdelen aan en bespreek deze met de cliënt:
• eventuele doorverwijzing van een arts of dermatoloog;
• het te verwachten resultaat;
• kosten van de behandeling;
• eventuele vergoeding door de zorgverzekering;
• of je bent geregistreerd bij de ANBOS (in geval van vergoeding door de zorgverzekering).
Aanleren van de behandeling
Het is belangrijk dat de cliënt thuis zelf de camouflage aan kan brengen en hiervoor niet afhankelijk is van de schoonheidsspecialist. Neem bij het aanleren van de
technieken de volgende stappen:
• inventariseer de wensen van de cliënt ten aanzien van het leren camoufleren;
• doe de camouflagebehandeling stap voor stap voor;
• geef tijdens de behandeling duidelijke instructie over het bij zichzelf toepassen van de camouflagetechnieken. Stem de instructie af op de wensen van de cliënt;
• informeer de cliënt over de producten en de toepassing daarvan;
• verwijder het camouflageproduct en geef de cliënt hierover een duidelijke instructie;
• laat de cliënt de camouflage zelf aanbrengen (en eventueel verwijderen) en geef tips;
• beantwoord eventuele vragen van de cliënt.
Aandachtverleggende mogelijkheden
Soms hoef je een huidafwijking niet te camoufleren, maar kun je deze toch minder zichtbaar maken door de aandacht te verleggen met een bril, kapsel, kleding of make-up. Make-up kan er daarnaast voor zorgen dat de aangebrachte camouflage minder zichtbaar is. Geef de cliënt tips voor deze aandachtverleggende mogelijkheden.
Bril
Een bril kan een huidaandoening onder of op de ogen minder laten opvallen. Getinte glazen versterken dit effect.
Kapsel
Het haar kan in een bepaald model worden gedragen zodat huidaandoeningen in het gezicht worden bedekt. Huidaandoeningen op het voorhoofd kunnen bijvoorbeeld worden bedekt door een pony.
Kleding
Kleding kan een huidaandoening bedekken. Huidaandoeningen aan de hals kunnen worden bedekt door een sjaaltje, aandoeningen aan de armen door het dragen van lange mouwen. Kleding in sprekende kleuren kan de aandacht afleiden van de huid.
Make-up
Een mond met lipstick of ogen die zijn opgemaakt kunnen de aandacht afleiden van een huidaandoening, de aangebrachte camouflage of een minder mooi deel van het gezicht of lichaam. Make-up kan ook worden aangebracht over de camouflage heen (bv. rouge) en kan het maskerachtige effect van camouflage verminderen.
Tekstuele toevoeging (pagina 70):
Cosmetische verzorgende vorm
De cosmetische bindweefselmassage heeft een preventieve en huidverbeterende functie bij cosmetische indicaties. Een medische indicatie is een contra-indicatie voor de cosmetische bindweefselmassage.
Tekstuele toevoeging (pagina 70):
Medisch therapeutische vorm
Bij de medisch therapeutische vorm richt de behandelaar zich op een behandeling op medische indicatie. Het doel van de behandeling is het normaliseren van de verstoorde vegetatieve balans. Door mechanische prikkels aan de huid en het onderhuids bindweefsel worden functiestoornissen van organen en het bewegingsapparaat verminderd. Deze functiestoornissen kunnen worden veroorzaakt door littekens. De medisch therapeutische vorm van de bindweefselmassage wordt onder andere toegepast in de fysiotherapie en bij littekenbehandeling.
Tekstuele toevoeging (pagina 70):
GESCHIEDENIS EN ONTWIKKELING VAN DE BINDWEEFSELMASSAGE
Duitsland
De bindweefselmassage is in Duitsland ontwikkeld door de heilgymnaste mevrouw E. Dicke. Heilgymnastiek is de voorloper van de fysiotherapie. In 1929 werd mevrouw E. Dicke vanwege bloedcirculatieproblemen in haar been opgenomen in het ziekenhuis. Het circulatieprobleem was zo ernstig dat de artsen overwogen haar been te amputeren. Naast de circulatiestoornis had zij last van pijnlijke bijverschijnselen: een verhoogde spanning in haar rug en het onderhuids bindweefsel in haar rug- en heiligbeenstreek. Mevrouw E. Dicke probeerde deze verschijnselen bij zichzelf te verminderen door het maken van trekkende strijkingen op de pijnlijke plekken. Hierbij merkte zij plaatselijk een snijdend gevoel en in haar been een prikkelende sensatie. Ook nam de spanning in haar rug en in het onderhuids bindweefsel af. Na ongeveer drie maanden namen de ziekteverschijnselen zodanig af, dat amputatie niet meer nodig was. Overtuigd door haar eigen ervaringen paste zij de strijkingen ook bij haar patiënten toe.
In 1938 kwam mevrouw E. Dicke in contact met professor W. Kohlrausch en zijn assistent mevrouw T. Laube. Hun conclusies kwamen overeen met die van mevrouw E. Dicke. De bindweefselmassage die tegenwoordig wordt toegepast is het resultaat van de samenwerking tussen mevrouw E. Dicke, professor W. Kohlrausch en mevrouw T. Laube.
In 1982 brachten Sachs, Piët en Sachs-Piët het boek ‘Bindweefselmassage’ uit. Sachs, Piët en Sachs-Piët waren leerlingen van professor W. Kohlrausch en mevrouw T. Laube.
Nederland
De bindweefselmassage is in 1952 naar Nederland gebracht door J. de Bakker. Vanaf de jaren ‘60 is de massage onderdeel van de opleiding tot heilgymnast (fysiotherapeut). Vervolgens is de bindweefselmassage rond 1990 geïntroduceerd binnen de sportmassage en weer later ingezet om (hypertrofische) littekens te verminderen.
Binnen de schoonheidsverzorging wordt de bindweefselmassage al langer toegepast. Hierin is een verschuiving merkbaar van de medisch therapeutische vorm naar de cosmetisch verzorgende vorm.
Tekstuele wijziging (pagina 72):
Mestcellen vormen ook de weefselhormonen heparine, histamine, serotonine en het enzym hyaluronidase.
Tekstuele toevoeging (pagina 73):
WONDGENEZING
Wonden genezen volgens drie fasen: reactiefase, regeneratiefase, remodelleringsfase.
Reactiefase
Bij een verwonding reageert het lichaam hetzelfde als bij een ontsteking. De witte bloedcellen maken lichaamsvreemde of ziekteverwekkende stoffen onschadelijk en ruimen beschadigde cellen op. Hiervoor vernauwen de bloedvaten zich zodat de beschadigde bloedvaatjes worden afgesloten. De doorlaatbaarheid van de bloedvaatjes neemt toe. Hierdoor kunnen witte bloedcellen uit de bloedbaan treden. Door de grotere doorlaatbaarheid van bloedvaatjes en de aanwezigheid van witte bloedcellen vormen zich granulocyten en macrofagen in het beschadigde gebied. Granulocyten zorgen ervoor dat infecties zoveel mogelijk worden voorkomen, macrofagen ruimen de beschadigde cellen op. Ook worden er fibrinedraden gevormd in de wond. Hierin blijven bloedstolsels hangen.
In deze fase wordt het beschadigde weefsel vervangen door nieuw weefsel en wordt de wond gesloten. De macrofagen stimuleren de aanmaak van nieuwe bloedvaatjes, waardoor een nieuw vaatbed ontstaat. Hierin worden fibroblasten actief. De fibroblasten produceren bindweefsel in de bloedstolsels, die in de fibrinedraden zijn blijven hangen. De nieuwe bloedvaatjes dringen het bindweefsel binnen. Op deze manier wordt de wond gevuld met granulatieweefsel.
In de remodelleringsfase wordt een litteken gevormd. Zodra er voldoende granulatieweefsel is gevormd, trekt het weefsel samen. Het wondoppervlak wordt
hierdoor kleiner. Gedurende de eerste weken neemt de hoeveelheid bindweefsel in de wond toe. Het litteken wordt hierdoor vlakker. De bindweefselvezels worden ook sterker. De sterkte van het litteken neemt de maanden daarna steeds toe.
Tekstuele wijziging (pagina 73):
Slagaders (arteriën) zijn bloedvaten die het bloed van het hart af voeren. De slagaders van de kleine bloedsomloop transporteren zuurstofarm bloed van het hart naar de longen. De slagaders van de grote bloedsomloop transporteren zuurstofrijk bloed naar de rest van het lichaam. Doordat de wanden van de slagaders zich kunnen verwijden (vasodilatatie) of vernauwen (vasoconstrictie), regelen ze de bloedtoevoer naar de organen. Slagaders lopen uit in haarvaten en vervolgens in aders.
Tekstuele wijziging (pagina 73):
Aders (venen) zijn bloedvaten die het bloed van de weefsels naar het hart toe voeren. De meeste aders transporteren zuurstofarm bloed richting het hart. Een uitzondering is de longader. Die transporteert zuurstofrijk bloed vanuit de longen naar het hart.
Tekstuele toevoeging (pagina 74):
Arteriële vascularisatie
Met de arteriële vascularisatie bedoelen we de slagaderlijke netwerken in en vlak onder de huid. Dit netwerk bestaat uit plexus, rete cutaneum en rete subpapillare.
Vanuit de subcutis (onderhuid) dringen huidbloedvaten de reticulaire laag van de cutis (lederhuid) binnen. De huidbloedvaten vormen een horizontale plexus (netwerk) op de grenslaag tussen de cutis en de subcutis. Dit netwerk noem je de rete cutaneum. Vanuit de rete cutaneum lopen opstijgende bloedvaten naar de cutis en afdalende bloedvaten naar de subcutis. De opstijgende bloedvaten lopen in lange kronkelende lussen door het stratum reticulaire (de netlaag) naar het stratum papillaire (de papillenlaag). Op de grenslaag tussen het stratum reticulaire en het stratum papillaire vormen zij een nieuwe plexus: het rete subpapillare. Het rete subpapillare speelt een rol bij de voeding voor fibroblasten en keratinocyten.
Veneuze vascularisatie
Met de veneuze vascularisatie bedoelen we het aderlijk netwerk. Hieronder valt de cutane plexus. Vanuit de cutane plexus wordt het bloed uit de huid afgevoerd naar de dieper gelegen vaten.
Tekstuele wijziging (pagina 77):
• De hersenstam is het centrum voor de vitale functies. Hier liggen het ademcentrum en het hartcentrum;
Tekstuele toevoeging (pagina 77):
In het midden van het ruggenmerg bevindt zich het centrale kanaal. Het centrale kanaal heeft de vorm van een buis en is gevuld met hersenvocht.
Tekstuele toevoeging (pagina 77):
zenuwuiteinden (zintuigcellen) functie ligging vrije zenuwuiteinden pijn en kou registreren overal verspreid in de huid, maar niet hoger dan de basaalcellenlaag
pijnreceptoren pijn registreren bovenste laag van de opperhuid tastcellen van Merkel lichte aanraking voelen grensgebied tussen de opperhuid en lederhuid lichaampjes van Ruffini en Krause
lichaampjes van Vater-Pachini
warmte (Ruffine) en kou (Krause) waarnemen
Krause: bovenste laag van de lederhuid, Ruffini: onderin de lederhuid
zwaardere druk waarnemen onderhuid
lichaampjes van Meissner lichte aanraking en zachte druk voelen
Tekstuele toevoeging (pagina 83):
grensgebied van de opperhuid en de lederhuid in de papillenlaag
Het sympathisch zenuwstelsel staat in dienst van de actieve functies van het lichaam. Dit zijn de ergotrope oftewel katabole processen. De centra van zenuwknooppunten van het sympathisch zenuwstelsel liggen in het gebied van de grensstrengen. Van hieruit worden organen en weefsels geprikkeld, die vervolgens een respons geven.
Tekstuele toevoeging (pagina 83):
Het parasympatisch zenuwstelsel heeft de overhand bij rust-, herstel- en opbouwprocessen. Dit zijn de trofotrope oftewel anabole processen. De hersenstam en het heiligbeen bevatten de belangrijkste zenuwknooppunten die horen bij het parasympatisch zenuwstelsel. Het parasympatisch zenuwstelsel heeft geen verbinding met de huid. De nervus vagus (hersenzenuw afkomstig uit de hersenstam) en de nervus pelvicus (zenuw afkomstig uit de nekwervelkolom) behoren bij het parasympatisch zenuwstelsel.
Tekstuele toevoeging (pagina 83):
Functionele interactie/tuning
De hersenstam, de hypothalamus en het limbisch systeem (emotioneel brein, paleo niveau) werken samen om zo het vegetatieve zenuwstelsel te kunnen besturen. Dit noemen we ‘vegetatieve tuning’. Vegetatieve tuning heeft effect op zowel het parasympatische als het sympathische zenuwstelsel en daardoor ook op alle organen.
Tekstuele toevoeging (pagina 88):
Elk segment staat dus in contact met een bepaald deel van de huid, bepaalde spieren, botstructuren en organen. Als het embryo zich verder ontwikkelt verplaatsen de organen zich en groeien armen en benen (de extremiteiten) uit het embryo naar buiten toe. De linkerarm (extremiteit) is daardoor segmentaal door een gemeenschappelijke zenuwvoorziening verbonden met het hart (orgaan). Dit verklaart de pijn in de linkerarm bij hartfalen.
Tekstuele toevoeging (pagina 89):
Orthosympatische hyperactiviteit
Tekstuele toevoeging (pagina 89):
en myosine
Als het weefsel in pathologische toestand verkeert, zorgen actine en myosine ervoor dat fibroblasten zich kunnen verplaatsen. Ook spelen ze een rol bij het samentrekken van wondranden. Bij verhoogde activiteit in een segment, bijvoorbeeld bij weefselschade, neemt het aantal bindweefselcellen dat actine en myosine bevat toe.
Actine en myosine hebben samentrekkende eigenschappen. Door het samentrekken van actine en myosine verandert de spanning in het weefsel en kunnen bindweefselzones ontstaan. Het is nog niet duidelijk waarom actine en myosine zo reageren. Een verklaring is dat fibroblasten direct worden beïnvloed door het zenuwstelsel, dit is echter nog niet bewezen.
Tekstuele toevoeging (pagina 91):
Acne: Met de bindweefselmassage kun je de huidstofwisseling en doorbloeding verbeteren, de talgproductie normaliseren en oppervlakkige littekens verminderen. Bij acne met actieve ontstekingen mag je de bindweefselmassage alleen segmentaal uitvoeren.
Tekstuele toevoeging (pagina 91):
Contra-indicaties van plaats zijn acne met actieve ontstekingen en rosacea met actieve ontstekingen.
Tekstuele toevoeging (pagina 91):
• Elastosis is een kenmerk van huidveroudering. De elastine vezels in de huid degenereren en nemen in aantal af. De collagene vezels gaan overheersen en de huid wordt stram en minder elastisch. Bindweefselmassage zorgt voor regeneratie van het bindweefsel, waardoor de huid soepeler en veerkrachtiger wordt.
• Gedehydrateerde huid: naarmate je ouder wordt bevatten de cellen in je lichaam steeds minder vocht. Bovendien vermindert de functie van de talgklieren en neemt de werking van de zweetklieren af. Ook de celdeling vermindert. Hierdoor is er te weinig bindweefsel aanwezig. Met een bindweefselmassage kun je de doorbloeding stimuleren en zo het bindweefsel verbeteren.
• Wallen onder de ogen ontstaan door vet- en/of vochtophopingen onder het oog. Vetwallen ontstaan als het vetweefsel waarin de oogbol ligt voor de oogkringspier komt te liggen. Dit gebeurt als de vezels van deze spier verslapt zijn. Vetwallen kunnen alleen operatief worden verwijderd. Het vetweefsel van vetwallen houdt makkelijk vocht vast, waardoor er ook sprake kan zijn van vochtophoping. Wallen kunnen ook ontstaan door alleen vochtophoping. Door huidverslapping blijft het lymfevocht vooral gedurende de nacht staan. ’s Morgens uit zich dat in dikke ogen. Later op de dag trekt dit weg, doordat de lymfestroom weer op gang komt. Met een bindweefselmassage kun je dit proces stimuleren.
Tekstuele toevoeging (pagina 92):
• Gebruik van bloedverdunnende middelen: bloedverdunnende middelen verhogen het risico op bloedingen.
Tekstuele toevoeging (pagina 92):
Eceem
Eczeem is een oppervlakkige huidontsteking. Een directe behandeling van de eczeemhuid geeft een grotere kans op infectie en beschadiging van de huid. Werk daarom om de eczeemplek heen.
Lage selectieve werking van het zenuwstelsel
Bij een lage selectieve werking van het zenuwstelsel zijn de vegetatieve reacties te onvoorspelbaar. Daarnaast is de herstelmogelijkheid van de weefsels verlaagd.
Tekstuele wijziging (pagina 93):
Specifieke medicatie: Sommige medicijnen verlagen de bloeddruk of vlakken de emotionele ervaring af. Dit is bijvoorbeeld het geval bij pijnstillers, bloeddrukverlagende middelen en sederende medicatie. Hierdoor krijg je niet altijd de juiste informatie van de cliënt. Bij het geven van een bindweefselmassage moet je extra alert zijn op signalen van het weefsel.
Tekstuele toevoeging (pagina 93):
• Voor de zevende maand van de zwangerschap: een fehlreactie kan leiden tot vroeggeboorte.
• Wonden: Bij wonden wordt onderscheid gemaakt tussen open en gesloten wonden. Bij open wonden is de huid defect. Vanwege besmettings- en infectiegevaar vormen open wonden een absolute contra-indicatie. Zodra een wond is gesloten en zich granulatieweefsel heeft gevormd, is een wond een relatieve contra-indicatie. Bij gesloten wonden is het belangrijk om de massage zodanig aan te passen dat de wond gesloten blijft en de wondgenezing niet wordt verstoord.
Tekstuele wijziging (pagina 93):
Een onderzoek van het bindweefsel in de rug, buik en benen helpt je bij het vaststellen van de juiste behandelwijze. Daarom begin je de bindweefselmassage met het uitvoeren van een segmentaal onderzoek op de gehele rug, buik en bovenbenen. Het onderzoek van de buik en de bovenbenen voer je op dezelfde wijze uit als het onderzoek op de rug.
Tekstuele wijziging (pagina 93):
Voor het segmentaal onderzoek kan de cliënt zitten, liggen op de buik en liggen in zijligging. De cliënt kan een liggende houding aannemen als een zittend onderzoek niet mogelijk is.
Tekstuele toevoeging (pagina 93):
De buikligging is op de volgende wijze:
• armen langs het lichaam;
• hoofd zijwaarts afgewend;
• buik, wreven en knieën eventueel ondersteund door een handdoekrolletje.
De zijligging is op de volgende wijze:
• hoofd en bovenste arm worden ondersteund door een kussen;
• bovenste been gestrekt en ondersteund door een handdoekenrol;
• onderste been ligt gebogen.
Tekstuele wijziging (pagina 93):
• controle van de temperatuur van de huid;
• controle op huidzones;
Tekstuele toevoeging (pagina 94):
Bij het segmentaal onderzoek kijk je naar de volgende punten:
• afwijkingen;
• verkleuringen;
• haargroei;
• quellung (verhoging);
• dellung (intrekking);
• littekens.
Noteer je bevindingen op het huidanalyseformulier.
Tekstuele toevoeging (pagina 96):
Bij het onderzoeken van het hoofd, de hals en het decolleté verdeel je het gebied in vier zones (van boven naar beneden):
• zone 1: van de haargrens tot boven de wenkbrauwen;
• zone 2: van boven de wenkbrauwen tot onder de neus;
• zone 3: van onder de neus tot onder de kin;
• zone 4: van onder de kin tot de onderkant van het decolleté.
Inspectie
In elke zone bekijk je een aantal punten. Noteer je bevindingen op het huidanalyseformulier.
Oppervlaktelipiden
Oppervlaktelipiden zijn een mengeling van talg, lipiden en zweet. Het gehalte oppervlaktelipiden op de huid kan normaal, verhoogd of verlaagd zijn. Dit kun je vaak zien aan het glimmen van de huid.
Huidstructuur
De huidstructuur wordt onder andere bepaald door de splijtlijnen. Dit zijn ondiepe groeven, die aan de oppervlakte een klein ruitvormig patroon geven. Splijtlijnen ontstaan door het verloop van collagene vezels in de lederhuid. De huidstructuur kan normaal, grof of fijn zijn.
Pigmentatie
Op de huid kan hyperpigmentatie (te veel pigment) en hypopigmentatie (te weinig pigment) voorkomen. Bekijk niet alleen of er sprake is van hyper- of hypopigmentatie, maar ook om welke hyper- of hypopigmentatie het gaat. Voorbeelden van hyper- en hypopigmentatie zijn leucoderma en lentigines.
Haargroei
Bekijk niet alleen of er sprake is van (veranderende) haargroei, maar ook de mate van beharing.
Weefselspanning
Bij de weefselspanning kijk je of en welk soort rimpels er aanwezig zijn.
• Natuurlijke rimpels worden gevormd door de natuurlijke verbinding tussen spier- en botweefsel en de over de spier of het bot gelegen huid. Een voorbeeld van een natuurlijke rimpel is de lachplooi.
• Dynamische rimpels noem je ook wel gewoonterimpels. Ze worden veroorzaakt door overmatige spieractiviteit. Wanneer een spier zich samentrekt, bijvoorbeeld door het fronzen van de wenkbrauwen, neemt deze spier de over de spier gelegen huid mee. Hierdoor rekken de collagene vezels voortdurend uit. Dynamische rimpels verdwijnen in eerste instantie weer zodra de spier wordt ontspannen, na verloop van tijd worden ze echter blijvend (statische rimpels). Voorbeelden van dynamische rimpels zijn voorhoofdsrimpels en kraaienpootjes.
• Statische rimpels zijn in rust aanwezig. Ze ontstaan door de afname van elastische vezels in het weefsel. Een dynamische rimpel kan na verloop van tijd een statische rimpel worden. Voorbeelden van statische rimpels zijn lachrimpels rond de mondhoeken of de lijnen in de hals.
• Gravitatierimpels ontstaan door het uitzakken van de huid. Dit wordt veroorzaakt door de zwaartekracht. Een voorbeeld van een gravitatierimpel is de neuslippenplooi.
Vascularisatie
De (verstoorde) doorbloeding van de huid kan verschillende huidafwijkingen veroorzaken. Bekijk niet alleen of er sprake is van huidafwijkingen, maar ook om welke huidafwijking het gaat. Voorbeelden van huidafwijkingen zijn teleangiëctastieën en spinneavi.
Bijzonderheden
Bijzonderheden zijn alle symptomen die hierboven niet genoemd zijn, zoals comedonen, milia en oedeemvorming.
Tactiel onderzoek
Het tactiel onderzoek voer je uit door de huid aan te raken, op te pakken of in te drukken. Onderzoek elke zone op onderstaande punten. Noteer je bevindingen op het huidanalyseformulier.
Controle van de temperatuur
Tast met beide handruggen streek voor streek elke zone af. Voel waar de temperatuur verschilt.
Controle van de capillaire refill
Geef met één vinger loodrechte druk op verschillende plaatsen in een zone. Bekijk hoe snel het dichtgedrukte bloedvat zich weer vult. Als het bloedvat zich sneller vult dan normaal, spreek je van een verhoogde capillaire refill. Er is sprake van een verlaagde capillaire refill als het bloedvat zich minder snel vult dan normaal.
Controle van de turgor
Neem een kleine huidplooi op tussen duim en wijsvinger. Trek de huidplooi van de onderlaag tot de rekgrens van het weefsel. Laat de huidplooi vervolgens terugveren
naar zijn oorspronkelijke positie. Bij een normale turgor (stevigheid/spanning) zal de huidplooi onmiddellijk en onvertraagd terugveren. Als een huidplooi niet onmiddellijk terugveert, maar even uitgerekt blijft, is er sprake van een verlaagde turgor. Bij een verhoogde turgor neemt de spanning in het weefsel toe door een onderhuidse bloeding of ontsteking. De huid voelt dan vast aan.
Controle van de hydratatie
Verschuif de lederhuid met een aangesloten hand of vinger met minimale opwaartse druk ten opzichte van de onderlaag. Er is sprake van een gedehydrateerde huid als de huid bij het verschuiven er craqueléachtig uitziet.
Controle op huidzones en bindweefselzones
De controle op huidzones en bindweefselzones voer je op dezelfde wijze uit als bij het segmentaal onderzoek op de rug.
Controle van de reactiviteit
Bekijk hoe het onderzochte weefsel reageert. Op plekken waar de huid rood wordt is meer reactiviteit. De reactiviteit hangt samen met de spanning in het weefsel.
Tekstuele wijziging (pagina 103):
Positieve effecten
Een bindweefselmassage heeft het gewenste resultaat als het vegetatief evenwicht wordt hersteld en de circulatie wordt verbeterd.
Een bindweefselmassage heeft een objectief positief effect bij:
• een afname van de huidweerstand;
• een afname van de bindweefselspanning.
Een bindweefselmassage heeft een subjectief positief effect bij:
• een gevoel van loomheid;
• een gevoel van vermoeidheid.
Tekstuele wijziging (pagina 103):
Negatieve effecten
Een bindweefselmassage heeft niet het gewenste resultaat als het vegetatief evenwicht wordt verstoord.
Een bindweefselmassage heeft een objectief negatief effect bij:
• een toename van de huidweerstand;
• een toename van de huidvochtigheid;
• een toename van de bindweefselspanning;
• kippenvel.
Een bindweefselmassage heeft een subjectief negatief effect bij:
• een koude- en/of tochtgevoel;
• onrustgevoelens;
• misselijkheid;
• een pijnlijke techniekervaring;
• hoofdpijn;
• benauwdheid.
Tekstuele wijziging (pagina 112):
De pincementsmassage is ontwikkeld door de Franse arts Dr. L. Jacquet (Parijs). In zijn instituut voor dermatologie paste Dr. Jacquet deze techniek toe bij huidziekten, littekenweefsel en huidafwijkingen. Adry Hermans heeft deze techniek vervolgens naar Nederland gebracht.
Tekstuele wijziging (pagina 112):
• Acne: Met de pincementsmassage kun je de huidstofwisseling en doorbloeding verbeteren, de talgproductie normaliseren en oppervlakkige littekens verminderen. Bij acne met actieve ontstekingen mag je alleen om de aangedane plekken heen masseren. Je kunt de pincementsmassage ook op de rug uitvoeren. Het uitvoeren van pincements op de rug heeft een gunstig effect op de complete bloedcirculatie, dus ook op de circulatie in het gezicht.
• Rosacea: Bij rosacea zijn, net als bij teleangiëctastieën, de bloedvaatjes chronisch verwijd. Niet alleen de oppervlakkige haarvaatjes, maar ook de dieper gelegen haarvaatjes zijn verwijd. Hierdoor ontstaat na verloop van tijd stuwing. Met een pincementsmassage kun je de vaatwanden steviger maken. Naast teleangiëctastieën is er bij rosacea vaak ook sprake van pustels. Bij rosacea op het gezicht is er sprake van een contra-indicatie van plaats. Je mag alleen om de bloedvaatjes en pustels heen masseren.
• Reactieve huid: Een reactieve huid is een nerveuze huid die snel reageert op prikkels. De huid wordt bijvoorbeeld snel rood of geïrriteerd. Met een pincementsmassage kun je de huid kalmeren.
Tekstuele wijziging (pagina 116):
ABSOLUTE CONTRA-INDICATIES
Een absolute contra-indicatie betekent dat je een pincementsmassage nooit mag uitvoeren in de genoemde situatie. Dit geldt voor:
• elke vorm van kanker en premaligne tumoren: Bij kanker en premaligne tumoren mag je geen massage uitvoeren. Je kunt hiermee de tumor uitbreiden;
• de huid van de oogleden: De huid van de oogleden is te dun en kan de reflectorische reacties niet verwerken;
• koorts: Koorts is een teken van ziekte. Bij ziekte mag je geen massage uitvoeren.
Tekstuele toevoeging (pagina 112):
RELATIEVE CONTRA-INDICATIES
Bij een relatieve contra-indicatie wordt een behandeling niet altijd afgeraden. Kijk hierbij goed naar de aard van de contra-indicatie.
• Disfunctie van de schildklier: Bij disfunctie van de schildklier werkt deze te snel of te langzaam. Met de pincementsmassage kun je je schildklier nog verder ontregelen. Disfunctie van de schildklier is een contra-indicatie van plaats. Masseer bij schildklierproblemen daarom om de schildklier heen
• Infecties: Bij infecties is de huid beschadigd. Met de pincementsmassage kun je de infectie verder verspreiden. Een infectie is daarom een contra-indicatie van plaats.
• Littekens: In littekenweefsel is de innervatie sterk verminderd. Als je direct op het litteken masseert, heeft dat weinig effect. Je kunt daarom beter de huid om het litteken heen masseren. Dit geeft een prikkel aan het littekenweefsel zelf om te regenereren. Bij een oud litteken mag je na de derde of vierde behandeling het littekenweefsel wel behandelen. Bij een vers litteken behandel je het littekenweefsel pas als deze dezelfde kleur begint te krijgen als de omliggende huid. Masseer littekens altijd voorzichtig, omdat je anders de wond weer zou kunnen openen.
• Ontstekingen: Een ontsteking is een contra-indicatie van plaats. Dit betekent dat je plaatselijk geen pincementsmassage mag uitvoeren.
• Voor- en nabehandeling van chirurgische ingrepen: Een pincementsmassage bevordert de doorbloeding in de huid. Hierdoor kan een pincementsmassage een gunstig effect hebben op het genezingsproces na chirurgische ingrepen. Overleg altijd met de behandelend arts voordat je een pincementsmassage uitvoert, zodat je zeker weet dat de cliënt de massage mag ondergaan.
Tekstuele toevoeging (pagina 128):
Met de pincementsmassage oefen je invloed uit op het lichaam. Dit heeft een aantal primaire en secundaire effecten tot gevolg. Primaire effecten zijn reacties die direct optreden als gevolg van de massage. Secundaire effecten zijn reacties die niet direct optreden, maar wel op gang worden gebracht door de massage.
Primaire effecten
Een pincementsmassage heeft de volgende primaire effecten:
• betere doorlaatbaarheid van de capillairen;
• activering en verbetering van de celstofwisseling;
• betere doorstroming van bloed in de anastomosen;
• betere weefseldoorstroming en normalisatie van de weefseldruk;
• regulatie van de complete innervatie.
Secundaire effecten
Een pincementsmassage heeft de volgende primaire effecten:
• biochemische reacties;
• reacties op de circulatie.
Tekstuele wijziging (pagina 143):
Shiatsu vindt zijn oorsprong in het oosten, maar is gebaseerd op de Westerse kennis over anatomie.
Visuele wijziging (pagina 149):
Juiste symbool voor Yin en Yang.
Visuele wijziging (pagina 158):
Juiste volgorde maagmeridianen 1 t/m 4.
Visuele wijziging (pagina 160):
Juiste plaats driewarmer 1. Driewarmer 1 eindigt een halve cun onder de nagelhoek van de ringvinger aan de ellepijpzijde.
Visuele wijziging (pagina 162):
Juiste plaats dumo 26. Dumo 26 zit direct onder dumo 25.
dm. 26
Tekstuele wijziging (pagina 164):
Drukpunt Long 9 heet Taiyuan.
Tekstuele wijziging (pagina 165):
Dikke darm 19 behandel je voor het facelift effect en het vervagen van mondrimpels.
Tekstuele wijziging (pagina 166):
Maag 9 bevindt zich aan de voorzijde van de borstbeensleutelspier boven Maag 10. Maag 10 bevindt zich (tussen Maag 9 en 11) aan de voorzijde van de borstbeensleutelspier, ter hoogte van de adamsappel en de halsslagader.
Visuele wijziging (pagina 166):
Juiste plaats dunne darm 18. Het drukpunt bevindt zich in één rechte lijn onder de buitenhoek van het oog.
Tekstuele toevoeging (pagina 168):
Galblaas 21 mag je niet behandelen bij zwangerschap (contra-indicatiepunt).
Tekstuele wijziging (pagina 178):
Reflexzones zijn niet-vastomlijnde huidgebieden die in relatie staan tot het zenuwstelsel.
Tekstuele wijziging (pagina 179):
Reflexzone: Orgaan: Middellijn over voorhoofd Long Wenkbrauwen Nier en blaas Tussen wenkbrauwen en neusbrug Lever
Tekstuele toevoeging (pagina 179):
Alle druk komt uit de onderbuik (Hara).
Tekstuele wijziging (pagina 190):
Stap 7: Geef vanaf het midden van het voorhoofd met beide duimen vier drukpunten naar opzij, naar de slapen en geef een drukrotatie. De vingers in de nekbasis roteren mee. Voer deze stap in totaal drie keer uit.
Stap 8: Zet je vingertoppen onder de wenkbrauwen en zet de duim er loodrecht op. Laat de duimen de wenkbrauwen kneden. Je werkt hierbij van binnen naar buiten. Voer deze stap in totaal drie keer uit.
Visuele wijziging (pagina 190):
Op foto 6.46b moeten de duimen dichterbij de slapen staan.
Visuele wijziging (pagina 191):
Op foto 6.47 moeten de vingertoppen loodrecht onder de wenkbrauwen staan.
Visuele wijziging (pagina 193):
Op foto 6.54a en 6.54b moet met de duimkussens gemasseerd worden in plaats van met de duimtoppen.
Visuele wijziging (pagina 194):
Op foto 6.57a en 6.57b moeten de vingertoppen aaneengesloten achter de kaakrand worden geplaatst.
Op foto 6.56 moeten de vingers aaneengesloten naast elkaar staan.
Tekstuele wijziging (pagina 195):
Stap 16: Masseer de oorlelletjes met een strekkende beweging richting de voeten van de cliënt. Eerst drie keer naar de massagebank en daarna drie keer naar achteren. Daarna ga je naar de bovenkant van het oor en trek je het oor als het ware een beetje naar je toe. Je maakt dus een strekkende beweging naar boven. Dit doe je wederom drie keer. Voer tot slot deze stap (alle grepen) in totaal drie keer uit in één beweging.
Visuele wijziging (pagina 195):
Foto 6.58b en 6.58c moeten worden omgewisseld. Belangrijk is dat bij het masseren van de oren alle vingers achter de oren staan wanneer met de duimmuizen een strekkende beweging naar boven wordt gemaakt.
Tekstuele toevoeging en wijziging (pagina 196):
Stap 17 (toevoeging): Zorg ervoor dat je geen kommetjes maakt van je handen.
Stap 19, baan 1 (wijziging): Zet je duim tegen de kaakrand aan de voorzijde van de borstbeensleutelbeentepelspier en glijd voorzichtig en langzaam naar beneden naar de achterzijde van de spier tot in de hoek met het sleutelbeen. Deze greep moet minimaal 13 seconden duren. Ga vervolgens links richting de schoudertop. Leg je vingers neer, draai om de schoudertop en blijf de longmeridiaan volgen met je duim. Geef druk op Long 5 en ga via Long 6 en Long 7 naar Long 9 op de polsplooi (binnenzijde onderarm). Via effleurage ga je via Dikke darm 11 (bij de elleboog), achterlangs de arm en schouder terug naar boven. Behandel deze baan in totaal drie keer.
Visuele wijziging (pagina 196):
Op foto 6.59, 6.60 en 6.61 moet meer met de vingerkootjes worden gemasseerd. De handen en duimen moeten meer contact maken met de schedel.
Tekstuele wijziging (pagina 197):
Stap 19, baan 3: Zet de derde baan aan op Galblaas 12. Geef druk en glijd langs het achterhoofdsbeen naar het schedelrandbot en vervolgens via de nek met de duim naar beneden richting het hoogste punt van de schouder. Hier geef je drie keer druk op Galblaas 21 en strek je afwisselend het hoofd.Tegelijkertijd strek je het hoofd. Glijd daarna over de schoudertop door naar Long 5 en eindig met een effleurage achterlangs de arm en schouder naar boven. Behandel deze baan in totaal drie keer.
Tekstuele wijziging (pagina 199):
Stap 25: Glijd vervolgens via de schoudertoppen richting Long 5 en geef ook hier druk. Glijd terug naar de nek, strek het hoofd en glijd weer terug richting Long 5. Deze stap voer je drie keer uit. Vervolgens strijk je af.
Figuur 6.72: Geef tien seconden lang druk op Long 1.
Figuur 6.73: Geef zowel links als rechts druk ter hoogte van de bovenarmen. Zorg ervoor dat je niet over de cliënt heenbuigt.
Visuele wijziging (pagina 200):
De pink moet in de andere binnenhoek staan op Blaas 1.
Tekstuele toevoeging (pagina 211):
Het stukje van de haarwortel dat van de spieraanhechting tot aan de talgklier loopt, noem je de isthmus.
Tekstuele toevoeging (pagina 211):
Talgklieren zijn trosvormige klieren die in de bovenste laag van de lederhuid liggen. De meeste talgklieren zijn verbonden aan een haarfollikel. Eén of meerdere talgklieren vormen samen met de haarfollikel en het haarspiertje het haartalgkliercomplex. Een talgklier vormt samen met de haar, het haarzakje en het haarspiertje de pilosebaceus unit.
Rond de haarfollikel bevinden zich zenuwuiteinden. Zenuwuiteinden geven (pijn) prikkels door aan receptoren. Endorfine is een door het lichaam zelf geproduceerde stof, een soort opiaat. Endorfine bezet de receptor en voorkomt dat de pijnsensatie doordringt. Het belemmert alleen de beleving van de pijn en niet de pijnprikkel zelf.
Tekstuele toevoeging (pagina 212):
In de telogene fase krimpt de follikel en komt deze omhoog in de huid. De haarpapil trekt mee omhoog. Dit bewegen van de haarpapil noem je papiltrek.
Tekstuele toevoeging (pagina 213):
zenuwuiteinden (zintuigcellen) functie ligging
vrije zenuwuiteinden pijn en kou registreren overal verspreid in de huid, maar niet hoger dan de basaalcellenlaag
pijnreceptoren pijn registreren bovenste laag van de opperhuid
tastcellen van Merkel lichte aanraking voelen grensgebied tussen de opperhuid en lederhuid
lichaampjes van Ruffini en Krause
lichaampjes van Vater-Pachini
warmte (Ruffine) en kou (Krause) waarnemen
Krause: bovenste laag van de lederhuid, Ruffini: onderin de lederhuid
zwaardere druk waarnemen onderhuid
lichaampjes van Meissner lichte aanraking en zachte druk voelen grensgebied van de opperhuid en de lederhuid in de papillenlaag
Tekstuele toevoeging (pagina 214):
Progesteron
Testosteron wordt onder invloed van het enzym 5-alfa-reductase omgezet in 5-alpha-dihydrotestosteron. Progesteron heeft een remmende werking op dat enzym. Uitwendige (lokale) toepassing van progesteroncrèmes werkt haargroeiremmend en kan een goed resultaat geven. Het heeft een anti-androgene werking. Orale toediening van progesteron heeft een androgene werking wat de haargroei juist bevordert.
Tekstuele toevoeging (pagina 214):
DE INVLOED VAN ENZYMEN
Niet alleen hormonen, maar ook enzymen hebben invloed op de haargroei. Testosteron bereikt via het bloed de talgklier en de haarfollikel bij de talgklier. De talgklier bevat van nature het enzym 5-alfa-reductase. Onder invloed van dit enzym wordt testosteron omgezet in 5-alfa-dihydrotestosteron.
5-alpha-dihydrotestosteron werkt drie keer sterker dan testosteron. Het stimuleert de cellen van de talgklier en de haarmatrix. Een versterkte talgproductie en versterkte haargroei zijn hiervan het gevolg.
Tekstuele wijziging en toevoeging (pagina 216):
• De netspanning in Nederland is 230 volt.
• Vermogen drukken we uit in watt met de afkorting W en het symbool P.
• Stroomsterkte drukken we uit in ampère met de afkorting A en het symbool I.
• Spanning drukken we uit in volt met de afkorting V en het symbool U.
• Weerstand drukken we uit in ohm met de afkorting Ω en het symbool R.
• De wet van Ohm geeft het elektrisch geleidingsvermogen van een materiaaleigenschap aan. De wet van Ohm bereken je met de volgende formule: stoomsterkte (I) x weerstand (R) = spanning (U). In de formule gebruik je de symbolen en niet de afkortingen.
• Frequentie drukken we uit in hertz met de afkorting Hz en het symbool F. Megahertz (MHz) staat gelijk aan 1 miljoen hertz. De frequentie van radio- en televisiezenders wordt meestal weergegeven in megahertz.
Tekstuele wijziging en toevoeging (pagina 217):
Geleiders van de derde orde zijn lucht, vetten (bijvoorbeeld talgvet) en keratine (bijvoorbeeld de huid). Dit zijn slechte geleiders. Als keratine (de huid) vochtig is dan geleidt het de elektriciteit beter. Dit is de reden dat bij elektrische ontharing de huid goed droog moet zijn.
Tekstuele toevoeging (pagina 218):
Condensatoren
Een condensator beïnvloedt het verplaatsen van elektrische stroom. Bij gelijkstroom werkt een condensator als blokkade. Er stroomt alleen gelijkstroom totdat de condensator is opgeladen. Bij wisselstroom laat de condensator continu stroom door. Er wordt afwisselend geladen, ontladen en in de andere richting geladen.
Tekstuele wijziging (pagina 218):
De verschillende depilatiemethoden zijn: scheren, schuren, knippen, ontharen met een touwtje en ontharen met ontharings- en bleekcrème. Scheren, schuren knippen en ontharen met een touwtje zijn mechanische ontharingsmethoden, ontharen met ontharings- en bleekcrème zijn chemische ontharingsmethoden.
Tekstuele toevoeging (pagina 220):
De overbeharing kan aangeboren zijn (congenitale hypertrichosis), maar kan ook later ontstaan. Als hypertrichosis later ontstaat, noem je dit verworven hypertrichosis.
Tekstuele toevoeging (pagina 220):
De tegenhanger van hypertrichosis is hypotrichosis. Hierbij kan sprake zijn van een anageen effluvium of een telogeen effluvium. Een effluvium is massale haaruitval.
• Een anageen effluvium ontstaat door beschadiging van de haarfollikelwand. Deze beschadiging kan veroorzaakt worden door medicijngebruik, bestraling, giftige stoffen, verbranding of infecties. Als de oorzaak wordt weggenomen, keert in de meeste gevallen de haargroei terug.
• Een telogeen effluvium ontstaat door een stagnatie in de haargroei. Steeds meer haren komen daardoor in de telogene fase. Als de haargroei herstelt, vallen al deze telogene haren tegelijkertijd uit. Dit is het begin van nieuwe haargroei. Een telogeen effluvium wordt veroorzaakt door zwangerschap, koorts, medicijngebruik, schildklierafwijkingen, stress, chronische ziekten, onjuiste haarverzorging en langdurige diëten met te weinig eiwitten. Als de oorzaak wordt weggenomen, normaliseert in de meeste gevallen de haargroei.
Tekstuele toevoeging (pagina 220):
Trichosis kan voorkomen volgens een mannelijk of een vrouwelijk beharingspatroon.
• Mannelijk beharingspatroon: Baardhaar, borsthaar en meer beharing op armen en benen dan bij vrouwen gebruikelijk is. Vanaf het 40e levensjaar is er sprake van een toename van haargroei in neus en oren.
• Vrouwelijk beharingspatroon: Donshaar in het gezicht, geen borsthaar en minder beharing op armen en benen.
Tekstuele toevoeging (pagina 221):
• Erytheem: Hierbij is de huid rood verkleurd als gevolg van vaatverwijding. Erytheem kan het gevolg zijn van bijvoorbeeld een infectie, ontsteking, irritatie of zonnebrand. De huid kan slecht reageren op elektrisch ontharen.
• Keratosen solare: Dit is het gevolg van (teveel) ultraviolette straling en vormt mogelijk een voorstadium van huidkanker. Elektriciteit en warmte hebben een activerende werking op de aandoening. Bij keratosen solare vertoont de huid tekenen van langdurige blootstelling aan de zon: vlekkerige verkleuringen, rimpels en een dunner wordende huid.
Tekstuele toevoeging (pagina 221):
Anamnese
Tijdens de anamnese stel je vragen aan de cliënt, zodat je inzicht krijgt in haar voorgeschiedenis. Je informeert naar zaken die van belang zijn voor de behandeling. Voor een behandeling met elektrisch ontharen stel je vragen over:
• de algemene gezondheid van de cliënt;
• medicijngebruik (specifiek: cyproteronacetaat/antiandrogeen en de anticonceptiepil);
• aanwezigheidsduur van de overbeharing;
• ontstaan van de overbeharing;
• eerder toegepaste ontharingsmethoden en de frequentie hiervan;
• zongebruik;
• wondgenezing.
Diagnose
Tijdens de diagnose onderzoek je het haar, bekijk je de huid op huidafwijkingen en test je de gevoeligheid van de cliënt.
Het haar
Om de juiste naald te kunnen kiezen onderzoek je eerst het te ontharen gebied. Je kijkt naar:
• de hoeveelheid haar;
• de kleur van het haar;
• de kwaliteit van het haar (de haargroeifase);
• het soort haar.
Huidafwijkingen
Bekijk de huid op huidafwijkingen. Bepaal of de huidafwijking een relatieve contra-indicatie of absolute contra-indicatie is. Als de huidafwijking een relatieve contra-indicatie is, bepaal dan of en hoe je de behandeling mag uitvoeren.
Test
Test de gevoeligheid en pijngrens van de cliënt. Tijdens de behandeling werk je met een hoge stroomsterkte en daardoor veel warmte (diathermiemethode) of een lagere stroomsterkte die je langer vasthoudt (blendmethode). De behandeling kan hierdoor pijnlijk zijn. De cliënt moet de behandeling wel kunnen volhouden. Bepaal daarom vooraf de gevoeligheid en pijngrens van de cliënt en stel de apparatuur hier op in.
Behandelplan
Op basis van de anamnese en diagnose stel je een behandelplan op. Hierin geef je aan wat je tijdens de behandeling gaat doen en wat je daarmee wilt bereiken. Geef in het behandelplan in ieder geval het volgende aan:
• geschat aantal behandelingen;
• frequentie (aantal keer per week/maand/etc.);
• duur van de behandeling;
• kosten van de behandeling(en);
• eventuele vergoeding door de zorgverzekering;
• of je bent geregistreerd bij de ANBOS (in geval van vergoeding door de zorgverzekering).
Tekstuele toevoeging (pagina 227):
Thuisadvies
Nadat je de behandeling met elektrisch ontharen hebt uitgevoerd geef je de cliënt advies over de thuisbehandeling van de huid. Het advies kan bestaan uit de volgende onderdelen:
• Nazorg van onthaarde gebieden: De cliënt kan onrustige plekjes aanstippen met aloë-vera-gel, lavendel of tea tree olie. Ook kan zij haargroeiremmende producten gebruiken, zodat de haren minder snel terug komen.
• Advies over invloeden van buitenaf: Make-up, camouflageproducten, sauna, zon/uv-straling en crèmes kunnen de huid irriteren en ontstekingen veroorzaken. De cliënt kan hier de eerste 48 uur na het ontharen beter geen gebruik van maken.
Tekstuele toevoeging (pagina 231):
WONDGENEZING
Tijdens de behandeling kunnen er bijwerkingen optreden. Denk hierbij aan verbranding en pigmentverschuivingen.
Verbranding
Bij een behandeling met elektrisch ontharen wordt gewerkt met een hoge stroomsterkte. De hoge stroomsterkte veroorzaakt veel warmte in de huid. Een te hoge of te lage stroomsterkte of een ondiepe insteek kunnen oppervlakteverbrandingen en blaren veroorzaken. De verbranding is vaak oppervlakkig en verdwijnt binnen een aantal weken. Ditzelfde geldt voor de blaren.
Pigmentverschuivingen
Bij te veel verhitting in de haarfollikel kan het pigment in de opperhuid verbranden. De hitte stijgt naar de oppervlakte en vormt een plek in de natuurlijke (ongebruinde) kleur van de huid. Bij mensen met een blanke huidskleur wordt vaak een lichte plek gevormd. Er is dan sprake van hypopigmentatie. Bij mensen met een donkere huid wordt vaak te veel pigment gevormd, wat een donkere plek geeft. Hier is sprake van hyperpigmentatie. De pigmentverschuiving in de huid is blijvend. Het is daarom belangrijk om eerst enkele haren te verwijderen en een aantal weken te wachten voordat de behandeling wordt gestart.