Het magazine van Cursuscentrum Dierverzorging
NAJAAR 2018 | Jaargang 11 | Editie 26
MAGA ZINE
OSSIP ZADKINE aan Zee
“Verrijking stopt verveling.”
Zhang Dali. Body and Soul – 18 maart t/m 25 juni 2017, Grote Zaal |
1
23.09 2018 -- 06.01 2019
Spronken was ontembaar, als mens en kunstenaar
NU IN
OPEN DI T/M ZO 11-17 UUR BLIJMARKT 20, ZWOLLE TEL: 0572-388188 WWW.MUSEUMDEFUNDATIE.NL
FUNDATIE ZWOLLE FACING FEAR
GIACOMETTI CHADWICK Alberto Giacometti in zijn atelier, ca. 1965 ©2018 Stiftung Ernst Scheidegger-Archiv, Zurich c/o Pictoright Amsterdam; Lynn Chadwick in zijn werkplaats in Chalford, 1988 ©2018 Nico Koster/MAI.
De tentoonstelling Giacometti-Chadwick, Facing Fear omvat meer dan 150 werken. Voor het eerst is het werk van Giacometti en Chadwick zo nadrukkelijk samengebracht. De beelden van Alberto Giacometti (1901-1966) en Lynn Chadwick (1914-2003) belichamen de toestand van ontluistering en angst in Europa tijdens de jaren van de Koude Oorlog. Met deze twee kunstenaars nam de beeldhouwkunst definitief afscheid van de vooroorlogse romantiek en esthetiek, om met beide benen te landen in de rauwe realiteit.
Alberto Giacometti, Schets voor een boek I, 1951, krijt op papier; Lopende man I, 1960, brons; La Femme Cuillère, 1926, brons; alle drie collectie Fondation Marguerite et Aimé Maeght, Saint-Paulde-Vence, Frankrijk; foto’s: Claude Germain – Archives Fondation Maeght.
Lynn Chadwick, Zittend paar, 1990, gelast roestvrij staal, courtesy of The Estate of Lynn Chadwick and Blain|Southern, foto: Mathew Hollow.
Lynn Chadwick, Dans IV, 1955, ijzer en gekleurd cement, collectie Museum de Fundatie, Zwolle en Heino/ Wijhe, foto: Hans Westerink.
BEELDENTUIN Lynn Chadwick construeerde veel van zijn sculpturen door staven ijzer aan elkaar te lassen. Na voltooiing van het beeld maakte hij tekeningen en litho’s van het resultaat. In Kasteel het Nijenhuis is een serie werken op papier te zien. In de beeldentuin van het Nijenhuis staat het 2,5 meter hoge bronzen beeld Trigoon uit 1961 opgesteld. Alberto Giacometti, Hond, 1957, brons, collectie Fondation Marguerite et Aimé Maeght, Saint-Paul-de-Vence, Frankrijk, foto: Claude Germain – Archives Fondation Maeght.
Lynn Chadwick, Trigoon, 1961, brons, courtesy of The Estate of Lynn Chadwick and Blain|Southern.
NAJAAR 2018 | Jaargang 11 | Editie 26
06
In dit BAZ magazine 05
Editorial
06
Zadkine aan Zee Feico Foekstra over de tentoonstelling in de Grote Zaal
12
Nederlandse fotografen zien Zadkine een artikel van Frits Bool
12 14
May Henriquez een leerling van Zadkine
15
Beeldcolumn
18
Zadkine in bruikleen een interview met bruikleengevers
20
Schenking Arthur Spronken
23
Armando op het terras over de ondraaglijke lichtheid in het leven van deze onlangs overleden kunstenaar
24
Wrijven helpt niet Ype Koopmans over Johan Polet
14 26
Een edel dier een column van Emma van Proosdij
28
Colofon
29
De Turing Foundation
Cover: Zadkine heeft hier zojuist zijn beeld "Formes fĂŠminines" voltooid, circa 1922
18
Taille directe met het blote oog YouTube is een fijn ding want je kunt er filmpjes op zien waarin de tanige Zadkine in zijn hoekig argot kond doet van zijn sculpturale idealen en zijn beelden aanprijst alsof het zijn lievelingen zijn. Hij loopt over de cour van zijn huis en atelier aan de Rue d’Assas, sinds 1982 zijn museum en nog altijd een eiland van pastorale rust in het hectische Montparnasse. Er is ook een heerlijke documentaire waarin boeren en boerinnen uit Les Arques, een dorp in het zuidwestelijke departement Lot alwaar Zadkine en zijn Valentine Prax in 1934 een vervallen manoir hadden gevonden, vertellen hoe de stug gekuifde Maître door de velden struinde. Hoe ze met de tractor zijn reusachtige houten crucifix naar de Zadkine bij zijn model van De romaanse kerk Saint Laurent hebben gereden waarbij een duim verwoeste stad en de crucifix uit de kerk van Les Arques van de Verlosser in de knel kwam wat helemaal niet erg was, want Zadkine lijmde hem er gewoon weer aan. Zadkine werkte het liefst in hout en ontwaarde in de ruwe stronk reeds het onderwerp dat hij naar de oppervlakte zou halen. Hij werkte in de knetterharde stammen van de dennen en kastanjes die uit de stenige bodem van de Quercy ontspruiten en liet ze naar de hoge schuur slepen die hem tot atelier diende. In brieven schreef Zadkine begeesterd over de bomen en het hout. ‘Moi et les arbres nous sommes de la même essence.’ En: ‘Je sais que je peux réussir des choses en bois… qui ont une importance.’ Evenals Zadkine zou je de Amsterdamse beeldhouwer Jan Meefout een ‘primitief’ kunnen noemen. Hij viste balken uit de gracht die in eeuwenoude huizen hadden gezeten, gooide ze op zijn bakfiets en sneed er in zijn atelier op Wittenburg dromerigzinnelijke figuurstudies uit die de erotische bouwplastiek van de Borobudur in herinnering brengen. Ver weg van Parijs, Les Arques en Amsterdam, op het warme en winderige Curaçao, was het de beeldhouwer May Henriquez die zich liet zich inspireren door het drijfhout dat zij op haar jutterswandelingen over de stranden van het eiland verzamelde en in haar atelier, een voormalig koetshuis van het historische Landhuis Bloemhof, tot sculpturaal leven wekte. May studeerde tussen 1949 en 1953 bij Zadkine in Parijs. Tientallen werken van Zadkine en Henriquez spoelen dit najaar aan op de kust van Beelden aan Zee waar de Venus van Meefout hen wacht. Wat deze beeldhouwers verbindt is dat bij alle drie de taille directe al begon bij het eerste zien en dat vervolgens de beitel het beeld tevoorschijn haalde. Jan teeuwisse, directeur Beelden aan Zee
Zhang Dali. Body and Soul – 18 maart t/m 25 juni 2017, Grote Editorial Zaal |
5
Ossip Zadkine (1888-1967), Laocoön 1930, brons, h. 91 cm, Musée Zadkine, Parijs
6 |
Zadkine aan Zee Het zou niet de laatste keer zijn dat het werk van Zadkine werd aangehaald om de tekortkomingen van de nog prille Nederlandse beeldhouwkunst bloot te leggen
A
ls je in Vitebsk bent geboren en er in Rotterdam een ROC naar je wordt vernoemd, dan heb je iets gepresteerd. ‘Studeren en werken bij Zadkine betekent ook vormgeven aan het beeld van de toekomst,’ staat er op de website. Dat had zomaar op de beeldhouwer kunnen slaan in plaats van op de school. Ossip Zadkine – de beeldhouwer dus – had tientallen Nederlandse leerlingen. De eerste was Han Wezelaar, die in de winter van 1925-1926 bij hem aanklopte in de Rue Rousselet 35 in Parijs. Zadkine was net begonnen met lesgeven en Wezelaar had maar twee klasgenoten. Dat was in de jaren vijftig wel anders. Toen stroomden de mannen en vrouwen (vooral vrouwen) uit alle uithoeken van de wereld naar de Académie de la Grande Chaumière, waar de meester één keer in de week langskwam om het werk van zijn élèves te corrigeren. Dan trok hij met zijn witte kuif en smetteloze kostuum iedereen als een magneet naar zich toe. Meedoogenloos rechter Zijn debuut in Nederland op een expositie van De Onafhankelijken in Amsterdam in 1914 was met drie sculpturen en twee tekeningen bescheiden, al viel zijn werk wel meteen op. Mooi was anders, maar je kon er niet omheen. Mede door de Eerste Wereldoorlog duurde het negen jaar voordat werk van Zadkine opnieuw in Nederland te zien was. Op de Rotterdamse kunstacademie exposeerde hij in 1923 als gast van de Nederlandse Kring van Beeldhouwers. Daar kregen sommigen meteen spijt van. Een journalist zag Zadkines werk namelijk ‘als een toetssteen, neen, als een zwijgend maar meedoogenloos rechter, oordelend over leven of dood der Nederlandsche inzendingen’. Het zou niet de laatste keer zijn dat het werk van Zadkine werd aangehaald om de tekortkomingen van de nog prille Nederlandse beeldhouwkunst bloot te leggen. Na de Tweede Wereldoorlog was het de rauwe kracht van De verwoeste stad in Rotterdam die de esthetiek van al die treurende schonen en vallende atleten van de Nederlanders nogal ongepast deed overkomen. Eigenlijk kon alleen De dokwerker daar tegenop.
De tentoonstelling Zadkine aan Zee komt tot stand dankzij de exceptionele samenwerking met Musée Zadkine de la Ville de Paris, onderdeel van Paris Musées. 7|
7
‘Die Zadkine was ook niet altijd even briljant, dus waarom zou iedereen daar achteraan lopen?’
Zadkine op bezoek bij Kröller-Müller-directeur Bram Hammacher, foto Arno Hammacher, december 1951
Wereldberoemd in Nederland In 1953 sloeg de Italiaans-Nederlandse beeldhouwer Fred Carasso terug. Hij schreef een artikel getiteld De knuppel in het hoenderhok, waarin hij Zadkine als voorbeeld stelde van de volgens hem verkeerde manier waarop er naar kunst werd gekeken. Carasso, en met hem vele collega’s, had er genoeg van dat kunstenaars geacht werden braaf mee te doen met de laatste trends in plaats van hun eigen weg te volgen. Die Zadkine was ook niet altijd even briljant, zo luidde zijn boodschap, dus waarom zou iedereen daar achteraan lopen? Misschien had hij zich misrekend, misschien was het ingecalculeerd, een feit is dat een aantal jongere beeldhouwers zo’n regelrechte aanval op hun held niet pikten en het tot dan toe broederlijk gesloten beeldhouwfront in Nederland aan alle kanten openbarstte. Zadkine was inderdaad de scherprechter gebleken. Zelf trok hij zich er niets van aan. Hij bevond zich op 8
de top van zijn roem in Nederland. Na een serie solotentoonstellingen in Amsterdam, Rotterdam en Arnhem, tussen 1948 en 1962, stonden museumdirecteuren, verzamelaars en opdrachtgevers in de rij. Begin jaren zestig werd zodoende de Amsterdammer Cor Hund gepasseerd voor het monument voor Vincent en Theo van Gogh in Zundert. Iedereen wilde Zadkine, dus ook Zundert.
Taille directe Zadkine aan Zee is een overzichtstentoonstelling in de ware betekenis van het woord. Het vroegste werk dateert van 1912-1913, van toen hij net van de academie kwam, het laatste van 1967, het jaar van zijn overlijden. Zadkine begon als voorvechter van de taille directe, het rechtstreeks hakken en snijden in steen en hout, waarmee beeldhouwers zich vlak na de eeuwwisseling afzetten tegen het tot in de puntjes beheerste modelleerwerk van hun
| Ossip Zadkine. Zadkine aan Zee - 6 oktober 2018 - t/m 3 maart 2019, Grote Zaal
docenten, die schaalmodellen mechanisch vergrootten en het vuile handwerk aan assistenten lieten. Zadkine daarentegen gebruikte boomstammen en steenblokken, waarvan hij de oorspronkelijke vorm zoveel mogelijk respecteerde. Hij wilde het materiaal niet ontkennen, hij wilde het tot leven brengen. Zijn animisme en primitivisme worden vaak in verband gebracht met wat destijds ‘negerkunst’ heette, maar de volkskunst van zijn eigen Rusland is veel bepalender geweest. Zijn spectaculaire met bladgoud bedekte houten Hert uit 1923, dat gekocht werd door de Nederlandse verzamelaar Pierre Alexandre Regnault en later aan het Stedelijk geschonken, is de belichaming van de magische oerkracht die Zadkine voelde toen hij als jongen door de bossen zwierf.
Klassieken Vanaf de jaren twintig liet Zadkine het merendeel van zijn beelden overigens
toch in brons gieten. De gesloten volumes van zijn vroege hout- en steensculpturen maakten plaats voor een dynamische, barokke vormgeving van gedrapeerde figuren uit de klassieke oudheid, zoals een Diane, twee rennende Menaden en een Laocoöngroep. Niets minder dan het doen herleven van de kunst van de klassieken, die hem op een rondreis door Griekenland in 1931 had overdonderd, was zijn doel. In tegenstelling tot veel andere beeldhouwers om hem heen, die liever de grote Franse neoclassicisten Aristide Maillol en Charles Despiau volgden, zocht hij naar een eigentijdse vertaling daarvan. Hij leende vormprincipes van het intussen uit de gratie geraakte kubisme, waardoor hij ten onrechte wel als een late vertegenwoordiger van die stroming wordt gezien. Tegelijkertijd leunde hij aan tegen het surrealisme, ook nu weer zonder daar echt bij te horen. Regelmatig keerde hij terug naar zijn oude liefde van de taille directe. Zo ontstond in 1939 een bijna drie meter hoge houten Daphne, die in haar metamorfose tot boom bij uitstek de onverbrekelijke band tussen mens en natuur verbeeldt.
Zijn animisme en primitivisme worden vaak in verband gebracht met wat destijds ‘negerkunst’ heette
Ossip Zadkine (1888-1967), Figuurgroep, 1921, steen, h. 58 cm, Galerie Fleury, Parijs
Natuur en architectuur Die band met de natuur komt eveneens tot uitdrukking in Zadkines interpretatie van Orpheus, de lyrische dichter die met zijn prachtige zang en muziek zelfs bomen en stenen wist te ontroeren. Na zijn ballingschap in de Verenigde Staten tijdens de Tweede Wereldoorlog zou Zadkine zich steeds meer met Orpheus gaan identificeren. Zijn opengewerkte sculpturen uit die periode zijn als planten en bomen die groeien naar de zon. De handen van zijn figuren worden tastende takken. Halverwege de jaren zestig probeerde hij ook de in zijn ogen sinds de Grieken verloren gegane band tussen mens en architectuur te herstellen. Hij ontwierp een reeks sculpturen voor modernistische gebouwen, bedoeld om de kille gevels een menselijk gezicht te geven. Slechts één ervan werd gerealiseerd en waar anders dan in Nederland. De onthulling van La demeure, oftewel De woning, aan de gevel van de Nederlandsche Bank in Amsterdam vond plaats op 28 november 1967, drie dagen na de dood van Zadkine. Daarmee kwam een einde aan een tijdperk. Zadkines invloed op de Nederlandse beeldhouwkunst van de twintigste eeuw is nauwelijks te overschatten, niet omdat hij massaal is nagevolgd – want dat is hij niet – maar omdat hij keer op keer liet zien hoe het anders kon. Feico Hoekstra, tentoonstellingsmaker en publicist
Ossip Zadkine (1888-1967), Demeter, 1918, hout, h. 218 cm, Van Abbemuseum, Eindhoven
|
9
10
| Zhang Dali. Body and Soul – 18 maart t/m 25 juni 2017, Grote Zaal
30.09.2018 T/M 03.02.2019
BEAUTY
Mohau Modisakeng, Ditaola XIV, 2014, THE EKARD COLLECTION
OF THE
Zhang Dali. Body and Soul – 18 maart t/m 25 juni 2017, Grote Zaal |
11
Nederlandse fotografen zien Zadkine Norva Sling Vormen van Liefde
De verwoeste stad heeft talloze fotografen sinds de onthulling vooral geboeid, omdat zij zich van alle kanten anders laat aanzien
Kees Molkenboer, Onthulling van De verwoeste stad, 15 mei 1953, collectie Nederlands Fotomuseum, Rotterdam
Z
onder fotografie had de kunstgeschiedenis zich nooit als wetenschappelijke discipline kunnen ontwikkelen. Het in 1839 officieel geïntroduceerde medium was immers essentieel om kennis te nemen van over de wereld verspreide kunstwerken. Het fotograferen of reproduceren van kunstwerken werd daarom lang gezien als een bewijs van bijzonder fotografisch vakmanschap. Dit gold met name voor foto’s van beeldhouwwerken, waarbij het standpunt van de fotograaf, de afstand tot het object, gezichtshoek, belichting en omgeving bepalend zijn voor het uiteindelijke tweedimensionale resultaat. Sculptuurfotografie is zo oud als het medium zelf.
Markante persoonlijkheid Naast beeldhouwwerken begonnen beeldhouwers aan het einde van de 19de eeuw steeds meer zelf ook een fotografisch onderwerp te worden, met Auguste Rodin als meest uitgesproken voorbeeld. Hierdoor ontstond er een nieuwe relatie tussen de scheppende geest en de gerealiseerde sculptuur of het wordingsproces daarvan. Vanaf het midden van de 12
|
jaren twintig mocht Ossip Zadkine zich verheugen in de belangstelling van Nederlandse verzamelaars en kunstenaarsvrienden. Zijn markante persoonlijkheid speelde hierbij een cruciale rol, die A.M. Hammacher ooit als volgt verwoordde: ‘Zadkine is altijd toegankelijk geweest en mededeelzaam. Zijn discussie is vibrerend, aanvallend, impulsief. Wie het niet eens kan zijn met hem zal toch door de levendigheid en vlucht van zijn gedachten zich bewust kunnen worden van zichzelf.’ Al in 1926 schreef de Parijse correspondent van de Nieuwe Rotterdamsche Courant Henry van Loon dat de belangstelling voor Zadkine in Nederland misschien wel groter was dan in Frankrijk. Begin 1929 verscheen een heel nummer van het fameuze tijdschrift Wendingen over zijn werk met op de omslag een houtsnede van de bevriende beeldhouwer Hildo Krop. De zestien in dit nummer gereproduceerde beeldhouwwerken werden echter niet door een Nederlandse fotograaf gemaakt, maar door Zadkines Parijse buurman en huisfotograaf Marc Vaux.
Rue d’Assas Willem Sandberg en het Stedelijk Museum Amsterdam hebben na de bevrijding in ons land een belangrijke rol gespeeld in de verbreding van
de publieke belangstelling voor Zadkine. In het voorjaar van 1948 presenteerde het museum een eerste museale solotentoonstelling van zijn werk en later dat jaar nam hij deel aan de tentoonstelling 13 beeldhouwers uit parijs. Voor de catalogus gaf Sandberg de opdracht aan Emmy Andriesse voor foto’s in hun ateliers. Met haar 6x6 camera maakte zij achttien opnamen in het atelier aan de Rue d’Assas 100 bis, waar Zadkine van 1928 tot zijn overlijden in 1967 woonde en werkte. Twee daarvan verschenen in de catalogus en in tegenstelling tot de twaalf andere beeldhouwers figureert hij op beide foto’s. De faam die Zadkine vooral kreeg door zijn beeld De verwoeste stad en alle discussie daarover, weerspiegelt zich in het grote aantal Nederlandse fotografen dat zijn atelier frequenteerde. Rond 1950 maakte Cas Oorthuys de meest uitgebreide reportage. Nog meer dan Emmy Andriesse werd hij als uitgesproken mensen-fotograaf vooral gefascineerd door Zadkine zelf, die prominent aanwezig is op 59 van de 72 gemaakte opnamen. Aanleiding voor dit atelierbezoek was de opdracht van uitgeverij Contact om
met de journalist Jan Brusse een boekje te maken over de Franse hoofdstad, dat in 1951 verscheen onder de titel Bonjour Paris. Bonsoir Paris. Au revoir Paris. Naast de Nederlandse schilder Kees van Dongen is Zadkine er als enige buitenlandse kunstenaar met een portret in opgenomen; getuige het korte bijschrift vooral vanwege zijn betekenis als leermeester van jonge beeldhouwers uit alle windstreken.
Een monument Nico Jesse documenteerde daarna hoe leerlingen van Zadkine aan de Académie de la Grande Chaumière naar een naaktmodel werkten. Een afdruk daarvan is gereproduceerd in zijn spraakmakende boek Vrouwen van Parijs uit 1954. De beeldhouwer Piet Esser was een verwoed amateurfotograaf. Zijn bezoek aan Zadkines atelier resulteerde op 19 maart van hetzelfde jaar in een vijftiental foto’s, waarbij zijn aandacht vooral uitging naar de sculpturen. Van Zadkine zelf maakte hij maar één portret. Louise van der Veen, Eddy de Jongh en Sem Presser behoren tot de Nederlandse fotografen die zijn atelier later bezochten. Een bijzondere recente vondst is de serie van 24 opnamen die
de Haagse fotograaf Ed van Wijk maakte tijdens een les aan de bovengenoemde academie. Dankzij een reeks foto’s van Kees Molkenboer kunnen we ons een goed beeld vormen van de realisatie van De verwoeste stad, te beginnen met de presentatie van een model tijdens de manifestatie Rotterdam Ahoy’ in 1950, vervolgens een feestelijke bijeenkomst na voltooiing van het definitieve afgietsel bij bronsgieterij Susse Frères in Parijs op 24 april 1953, de aankomst in Rotterdam van het transport per vrachtwagen met gedemonteerde armen, tot de onthulling op 15 mei. Al eerder had Fred Brommet bij de oorspronkelijk beoogde bronsgieterij Rudier een foto gemaakt van Zadkine poserend voor het immense gipsmodel, met op de achtergrond een kleinere versie. De verwoeste stad heeft talloze fotografen sinds de onthulling vooral geboeid, omdat zij zich van alle kanten anders laat aanzien. Een van de mooiste foto’s, waarop het grafisch afgedrukte beeld wordt omgeven door een vlucht vogels als symbool van de herwonnen vrijheid, werd in 1968 gemaakt door Aart Klein. flip bool, kunst- en fotohistoricus
Met de klok mee: Jacques Klok (ANP), Sandberg en Zadkine, 1 april 1965, collectie Nationaal Archief, Den Haag Nico Jesse, Leerlingen van Zadkine aan het werk in het atelier aan de Académie de la Grande Chaumière, 1954, collectie Nederlands Fotomuseum, Rotterdam Aart Klein, Contactblad 681, 1968, collectie Nederlands Fotomuseum, Rotterdam Sem Presser, Zadkine in zijn atelier, 1967, collectie Maria Austria Instituut, Amsterdam Ed van Wijk, vermoedelijk een gastles van Zadkine aan de Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag, collectie Nederlands Fotomuseum, Rotterdam Eddy de Jongh, Het atelier van Zadkine, 1960, collectie Nederlands Fotomuseum, Rotterdam
|
13
May Henriquez,
een leerling van Zadkine De beeldhouwer May Henriquez (1915 – 1999) groeide op in een welgesteld Joods gezin in Willemstad op Curaçao. Haar artistieke talent openbaarde zich op jonge leeftijd en op advies van de legendarische Chris Engels, destijds dé kunstanimator op het eiland, legde ze de focus op het beeldhouwen en koos ze voor de onderwerpen en de natuurlijke materialen van het eiland. Autodidact May schoolde zich verder op de academie van Caracas bij de classicistische, Spaanse beeldhouwer Ernest Maragall. Les van Zadkine Voor een jonge moeder uit een traditioneel en beschermd milieu was het destijds nog een revolutionaire stap om voor langere tijd het gezin te verwisselen voor een academieklas, maar May kreeg het volledige support van haar echtgenoot Max die leidinggaf aan de door Mays vader opgerichte handelsbank. Via - wederom - Chris Engels kwam May in contact met Willem Sandberg, directeur van het Stedelijk Museum Amsterdam, die May bij het zien van haar expressieve, ambachtelijke werk adviseerde les te gaan nemen bij Zadkine. Tussen 1949 en 1953 toog May enkele maanden per jaar naar Parijs, gevolgd door echtgenoot en dochtertje, om op de Académie de la Grande Chaumière bij Zadkine te gaan studeren. May en Max werden grote bewonderaars van Zadkine met wie zij goed bevriend zouden raken. Ze verzamelden zijn werk, stonden aan de basis van Zadkines enige tentoonstelling op Curaçao (1952) en hebben zich tweemaal voor hun vriend ingezet voor een prestigieuze opdracht op Curaçao en Aruba die telkens stuitte op het conservatisme van de opdrachtcommissies.
Culturele leven Curaçao May werd als beeldhouwer diepgaand beïnvloed door Zadkine. Evenals haar leermeester liet zij zich inspireren door de natuurlijke vorm van een stuk hout of een brok steen en koos ze voor mythologische en religieuze thema’s. Haar sculpturale activiteit bloeide in de jaren 1950 - 1960 waarin zij een geïnspireerd, expressief en authentiek oeuvre op haar naam heeft gebracht dat zij grif uitdeelde onder familie en vrienden. In opdracht werken noch exposeren trokken haar aan want er waren nog zoveel andere uitdagingen die deze veelzijdige vrouw wilde aangaan. Samen met het artsenechtpaar Engels, de architect Ben Smit en schilderes Barbara Smeets vormde May het hart van het 14
|
culturele leven van Curaçao dat in de naoorlogse jaren een dynamische periode doormaakte. Mays atelier in het voormalige koetshuis van May Henriquez aan het werk in haar studio, Landhuis Bloemhof, Curaçao, ca. 1950 Landhuis Bloemhof groeide uit tot het honk van deze bohème. Zij was actief betrokken bij de organisatie van tentoonstellingen van moderne kunst, was medeoprichter van een galerie voor moderne kunst, zetelde in verschillende culturele adviesraden, ondersteunde jonge kunstenaars en gaf in 1956 Landhuis Bloemhof de culturele bestemming die het nog altijd heeft. Naast het beeldhouwen was de emancipatie van haar geliefde Papiaments Mays tweede grote passie en zo kon het gebeuren dat Molière en Sartre, Shakespeare en Shaw en vele andere helden uit de wereldliteratuur door haar in het Papiaments werden vertaald. Toen die literaire storm enigszins was geluwd, was er rond 1990 de keramiek die haar weer terugbracht in de beeldhouwkunst. Aan haar oeuvre werd in 1999 hulde betoond in de tentoonstelling Arte ’99 maar kort voor de opening overleed May op 84-jarige leeftijd.
En zo kon het gebeuren dat Molière en Sartre, Shakespeare en Shaw en vele andere helden uit de wereldliteratuur door haar in het Papiaments werden vertaald
Correspondentie met Zadkine Voor May Henriquez zijn de lessen van Zadkine van blijvende betekenis geweest. Daarvan getuigen de beelden, gouaches en prenten die zij en Max van hun vriend hebben verzameld, de correspondentie die een kleine 20 jaar beslaat, de vele publicaties over Zadkine met een handgeschreven opdracht in hun bibliotheek, een gedicht dat zij aan Zadkine heeft opgedragen en natuurlijk Mays sculpturale oeuvre dat verspreid is geraakt over de hele wereld. Bijna twintig jaar na haar dood beleeft de beeldhouwer May Henriquez postuum haar solodebuut in het voormalige vaderland. Jan Teeuwisse, directeur Beelden aan Zee
Beeldcolumn Jiska de Waard |
15
17.11. - 09.12.2018
PULCHRI STUDIO | DEN HAAG
www.loewit.at
13 protagonists, 2013-2017, bronze black patinated | Forno, 2018, acrylic on canvas
GEORG LOEWIT P R OTAG O N I S T S
ZADKINE
in bruikleen
T
ijdens de tentoonstelling Zadkine aan Zee zijn onder meer twee bijzondere bruiklenen te zien. Het eerste, De centaur, is in bezit van Marc Udink, die ik ontmoet in zijn kantoor in Den Haag. Verblijfplaatsen De centaur is door Ossip Zadkine gemaakt in de periode 1950–1952. Blijkens een aantekening van de beeldhouwer werd het in 1952 als eerste uit een serie van vijf genummerde exemplaren gegoten door de beroemde Franse gieterij Susse. Het eerste exemplaar werd gekocht door de Schiedammer Piet Sanders (1912-2012), hoogleraar burgerlijk recht en kunstverzamelaar. Nummer 2 is in 2012 bij Christie’s in Londen geveild en nummer 3 bevindt zich in het Musée Zadkine in Parijs. De verblijfplaats van 4 en 5, evenals van drie épreuves d’artiste die vanaf 1950 het licht zagen, is niet bekend.
Brabantse kunstwereld Het is niet toevallig dat Sanders De centaur in zijn bezit kreeg. Zadkine had al sinds de jaren ’20 van de vorige eeuw vriendschappelijke banden met in Parijs verblijvende Nederlandse kunstenaars. Vanaf 1926 bezocht hij met enige regelmaat de schilder Otto van Rees en diens vrouw in hun Kleine Kasteel in Deurne. Daar ontmoette hij al spoedig een bont gezelschap van lokale notabelen en kunstverzamelaars om gezamenlijk de plekken van Vincent van Gogh in Brabant te bezoeken. Prominent aanwezig in deze bijeenkomsten was de Deurnse huisarts Hendrik Wiegersma, die het werk van Zadkine bewonderde en hiervan een groeiende verzameling in bezit had. Zo werd zijn oeuvre bekend bij lokale verzamelaars en kunstenaars en onderling verspreid. 18
|
Marc Udink
De Tweede Wereldoorlog maakte een eind aan de bijeenkomsten in het Kleine Kasteel. Daarna werden de betrekkingen met zijn Nederlandse vrienden weer opgepakt en zelfs uitgebreid. Hij ontmoette een aantal prominente Rotterdammers, onder wie prof. Piet Sanders, kunstverzamelaar, en Gerrit van der Wal, directeur van De Bijenkorf, die later Zadkines monument De verwoeste stad (1953) financieel mogelijk zou maken.
Rotterdamse notabelen ‘De eerste eigenaar van mijn Centaur is dus Piet Sanders,’ zo vertelt Marc. ‘Die had vele vrienden, onder wie mijn vader.’ (B. J. Udink, minister in de periode 1967-1973 met diverse portefeuilles, red.) En ook hij was een bekende in het circuit van Rotterdamse notabelen.
Ossip Zadkine (1888-1967), Centaur, 1950, brons
‘Ergens in 1980 schiet mijn vader professor Sanders aan met een vraag die over mij ging. Ik zou dat jaar 21 worden. Zou Sanders mogelijk in zijn ruime kunstverzameling een beeld bezitten dat een waardig cadeau zou zijn van mijn vader voor mij? En zou hij dat beeld dan van Sanders mogen overnemen?’ Dit vindt Sanders een aardig idee en zo wordt Marc in 1980 eigenaar van De centaur van Zadkine met de volledige documentatie die erbij hoort. Het beeld blijft geruime tijd, met een bruikleenovereenkomst, in het huis van de ouders van Marc. ‘Na het overlijden van mijn
vader in 2016 verhuist het naar het huis van mij en mijn vrouw.’ En nu dus voor de duur van de tentoonstelling naar Beelden aan Zee.
De verwoeste stad
Het tweede belangwekkende bruikleen is een kleine uitvoering van De verwoeste stad die in het bezit is van de Bijenkorf. Daarover en met name over de relatie tussen Zadkine, de gemeente en het luxe warenhuis spreek ik met Vincent Sturkenboom, Creative Director van de Bijenkorf, in het hoofdgebouw van het bedrijf in Amsterdam.
De Bijen k had al v orf o o r de oorlog v erschill ende initiatie ven om de kuns ten bevorde te ren
Plat gebombardeerd Een van Zadkines wensen toen hij in 1946 vanuit Amerika terugkeerde naar Frankrijk was om het contact met oude vrienden weer op te pakken. Dus ook met zijn Brabantse bekenden. Op reis naar Hendrik Wiegersma in Deurne zag hij ‘vanuit het luchtspoor’ het plat gebombardeerde centrum van de stad Rotterdam. Dit beeld op zijn netvlies heeft hem geïnspireerd tot het maken van het bronzen beeld dat wij nu kennen als De verwoeste stad. ‘Na de oorlog begon de wederopbouw,’ vertelt Vincent Sturkenboom, ‘en ontstond er een groeiende steun in kringen van Rotterdamse bestuurders en notabelen voor het idee van een monument dat op een waardige manier zou herinneren aan de verwoesting van Rotterdam in mei 1940. Een prominente rol speelde hierin Gerrit van der Wal, directeur van de Bijenkorf (met in 1940 vestigingen in de drie grote steden) en iemand met belangstelling voor kunst.’ Helemaal verwonderlijk was dit niet. ‘Want,’ zo vervolgt Vincent, ‘De Bijenkorf had al voor de oorlog verschillende initiatieven om de kunsten te bevorderen, waaronder een Steunfonds voor Rotterdamse Kunstenaars. Voor de vestiging in Amsterdam bestond sinds 1946 een budget om een kunstverzameling voor de Bijenkorf op te bouwen.’ In deze sfeer is dus toen besloten om Zadkine te vragen een herinneringsbeeld te maken voor Rotterdam.
Intensieve discussie De eerste stap voor de beeldhouwer bestond uit het maken van een terracotta model van ongeveer 70 cm hoog dat werd geëxposeerd in Berlijn in 1947, maar verloren is gegaan. Iets later maakte de kunstenaar een grotere versie in gips, die is getoond in Amsterdam in 1948. Vincent Sturkenboom: ‘Dit beeld kreeg de titel Een monument voor een verwoeste stad en werd bewonderd door zowel de directeur van het Stedelijk Museum, Sandberg, als door Bijenkorfdirecteur Van der Wal. Dit gipsen model is door Van der Wal getoond aan andere directieleden van de Bijenkorf en er werd gezamenlijk besloten dat dit een goed beeld zou kunnen zijn voor hun al eerder ontstane idee om de stad Rotterdam een beeld aan te bieden als herinnering aan de slachtoffers en de verwoesting van de Rotterdamse binnenstad.’ Er volgden jarenlange en intensieve discussies tussen de gemeente en Van der Wal. Er bleek namelijk veel tegenstand binnen de gemeenteraad te zijn tegen het idee van een buitenlandse beeldhouwer voor een Nederlands oorlogsmonument. Bezwaarlijk was ook dat Rotterdam al een opdracht aan een Nederlandse beeldhouwer had gegeven voor een oorlogsmonument. Uiteindelijk werd het een herinneringsmonument voor alle Rotterdamse slachtoffers en is de schenking in 1951 geaccepteerd.
Vincent Sturkenboom bij De verwoeste stad
In de tussentijd maakte Zadkine in 1949 nog een versie van zijn beeld in brons. Deze werd geëxposeerd in Sonsbeek (Arnhem) en, in december 1949, in museum Boijmans-Van Beuningen in Rotterdam en algemeen positief ontvangen. Dit heeft ongetwijfeld bijgedragen tot bredere steun voor Zadkines ontwerp.
Anonieme gever blijkt Bijenkorf Over de precieze details van de beraadslagingen rond het beeld van Zadkine hult de geschiedenis zich in nevelen. Uiteindelijk is besloten (1) dat het beeld door een anonieme gever zou worden geschonken aan de stad Rotterdam, (2) dat het een aanmerkelijk grotere versie zou moeten worden dan het beeld dat in december 1949 was getoond in Boijmans-van Beuningen, (3) dat alleen de beeldhouwer zelf de plek mocht uitkiezen waar het zou moeten staan, (4) dat het daarna op die plek moest blijven staan en (5) dat de gemeenteraad unaniem akkoord zou gaan met de schenking. ‘De sokkel is,’ zo weet Vincent nog aan te vullen, ‘uiteindelijk geschonken door een Rotterdams steenhouwersbedrijf.’ Zadkine heeft vijf maanden gewerkt aan het vergroten van het beeld van 128 naar 600 cm. Dit beeld is eveneens in Parijs bij Susse gegoten en werd op 15 mei 1953 op het Plein 1940 aan de Leuvehaven onthuld. Het is zonder twijfel een van de iconen van de stad Rotterdam. In 1978 werd bekend gemaakt dat de Bijenkorf de schenker is van het beeld. Een plaquette hierover is sindsdien toegevoegd. Zadkine heeft vijf maanden gewerkt aan het vergroten van het beeld van 128 naar 600 cm. Het beeld is in Parijs bij Susse gegoten en werd op 15 mei 1953 op het Plein 1940 aan de Leuvehaven onthuld. Het is zonder twijfel een van de iconen van de stad Rotterdam. In 1978 werd bekend gemaakt dat de Bijenkorf de schenker is van het beeld. Een plaquette hierover is sindsdien toegevoegd. Dick Leijnse, kunsthistoricus en vrijwilliger Beelden aan Zee
|
19
SCHENKING
Arthur Spronken
A
rthur Spronken (1930-2018), een ontembaar mens en een ontembare kunstenaar, was een persoonlijke vriend van de stichters van museum Beelden aan Zee,Theo en Lida Scholten. Zijn geliefde onderwerp was het paard. In de hal van het woonhuis van de Scholtens prijkte jarenlang een monumentale paardentors van de hand van Spronken.
Arthur Spronken en Lida Scholten-Miltenburg, Beek (Limburg), 2011
Koninklijke familie
Het was Arthur Spronken die de huidige plek van het museum aan Theo en Lida suggereerde. Tijdens een diner in het pied-a-terre van de Scholtens in Scheveningen bespraken zij de moeizame voortgang van het museumgebouw, toen nog geprojecteerd in Bilthoven. Spronken wees naar beneden naar het talud rond het Paviljoen de Witte en vroeg of daar nog gebouwd kon worden? In 1994 opende het museum op die plaats haar deuren. In 1996 wijdde Beelden aan Zee een groot overzicht aan het werk van Spronken, met als aanleiding de onthulling van zijn Monument voor de koninklijke familie, permanent te zien op het buitenterras. De opening werd verricht door Beatrix en Claus. De laatste reageerde bijzonder verrast door Spronkens eigenzinnige portrettuur.
Marini en Spronken Arthur Spronken kreeg aan de befaamde Accademia di Brera in Milaan les van Marino Marini, die in Den Haag plaatselijk bekend is van het Ruiter-beeld (1959) in het Marinipark (Den Haag-Zuid), maar die natuurlijk als kunstenaar over de hele wereld geliefd is. Spronken en Marini hebben gemeen dat zij het paard als een tijdloze abstractie vol samengebalde kracht weergeven. In die paardentorsen is de strijd van abstractie en figuratie, in de jaren vijftig en zestig een heikel discussiepunt tussen kunstenaars, navrant voelbaar. In de collectie van museum Beelden aan Zee bevindt zich een Paardentors van Marini, een zeer geliefd beeld.
Schenking Arthur Spronken resideerde bijna zijn hele leven in Limburg en werkte bezeten door aan zijn rijke oeuvre van dieren en mensfiguren. Zijn werk is aangekocht, vaak ook voor de openbare ruimte en door geheel Nederland te zien. In 2015 maakte Beelden aan Zee een tentoonstelling van monumentale paardenschetsen, aangevuld met een levensgrote vrouwentors. Het was een van de laatste tentoonstellingen van de meester, van wie toen al gevreesd werd dat hij spoedig zou sterven. Dat heeft de krachtmens Spronken echter nog weten uit te stellen tot 2018. In 2017 viel het museum een schenking ten deel toen een anonieme schenker zich realiseerde dat het niet Limburgse Beelden aan Zee, museum voor de menselijke figuur, zich tevens het museum mag noemen dat een groot voorvechter is van het werk van Arthur Spronken. Deze schenking, die nu te zien is in de Quistvitrine in de gang van het Sculptuur Instituut, bevat ook werk van Spronkens kinderen Siri en Caius.
De opening werd verricht door Beatrix en Claus. De laatste reageerde bijzonder verrast door Spronkens eigenzinnige portrettuur
Arthur Spronken (1930 - 2018), Vrouw, circa 1985, brons
20
|
Dick van Broekhuizen, conservator Beelden aan Zee
21
ALEXEJ VON JAWLENSKY EXPRESSIONISME EN DEVOTIE
29.09.2018 T/M 27.01.2019
Armando
op het terras Armando (Amsterdam,1929 - Potsdam, 2018) die werd geboren als Herman Dirk Dodeweerd was een zeer veelzijdig kunstenaar. Hij speelde onder meer viool in het Tata-Mirando-orkest en was bekend van de VPRO-televisiesketches Herenleed (samen met Cherry Duyns). Daarnaast schilderde, tekende en dichtte hij. Verder schreef Armando proza, was Chef kunstredactie van de Haagse Post, schreef columns in NRC en maakte beelden. Tegenstrijdig
Rode bronzen schaal en 3 bronzen sculpturen van Armando in de Lichthof van museum Beelden aan Zee
Het belangrijkste thema in zijn werk was de Tweede Wereldoorlog. Als kind woonde hij in de buurt van kamp Amersfoort. De ervaringen in die tijd hebben zijn kunst getekend. Misschien is het daarom wel tegenstrijdig te noemen dat Armando lang in Duitsland woonde en werkte en er zelfs stierf. Armando was niet alleen een veelzijdig mens, maar in zijn leven ook onderwerp van twee musea. Het eerste Armandomuseum, door een brand verwoest in 2007, werd in 2014 voortgezet in Oud Amelisweerd bij Bunnik. In de collectie van Beelden aan Zee is sinds 1997 een Kopf (1997) opgenomen. Later, door een particuliere schenking, zijn een Kopf (1999), een Gestalt (1998) en een Rote Schale toegevoegd. Algemene thema's in zijn beelden zijn de schuld, zoals gezegd de Tweede Wereldoorlog, de herinnering en een overheersend gevoel van melancholie.
De ondraaglijke lichtheid van het bestaan heeft Armando altijd gedreven tot nieuwe werken
CoBra
Als beeldhouwer bediende Armando zich van een eigenzinnige beeldtaal van grote vormen met een zeer expressieve huid. Hij gebruikte eenvoudige objectvormen in zijn beelden, bijvoorbeeld de kelk of de schaal. De beelden zijn monumentaal en voelen aan als zeer doorwerkt. De menselijke figuur is steeds vervormd tot een zeer essentiĂŤle vorm: een blok, een kopvoeter. Dit is verwant aan de opvattingen van CoBra. Een mengeling van het authentieke, zoals men bijvoorbeeld bij het speelse kind aantreft, en een bewustzijn dat de mens tot alle slechts in staat is geeft de beelden een vreemde aanwezigheid. De ondraaglijke lichtheid van het bestaan heeft Armando altijd gedreven tot nieuwe werken. Op de lichthof naast de Kleine Zaal staan vier beelden die als een ode aan de meester gedurende een jaar blijven opgesteld.
Armando (1929 - 2018), Kopf, 1999, brons
Dick van Broekhuizen, conservator Beelden aan Zee
|
23
Wrijven helpt niet
I
n nauwe samenwerking presenteren Museum MORE in Gorssel en het aan Beelden aan Zee verbonden Sculptuur Instituut dit najaar een tentoonstelling en een boek over de ooit spraakmakende Johan Polet (1894-1972). Het oordeel over deze kunstenaar wordt tegenwoordig voor een belangrijk deel door buiten-artistieke overwegingen bepaald. Daarbij is tussen de plooien van het collectieve geheugen gezakt dat hij in de eerste helft van de vorige eeuw als beeldhouwer, leermeester en spin in het web van veel betekenis is geweest.
Expressionistische beeldhouwkunst Polet debuteerde in 1914 als twintigjarige met opmerkelijke schilderijen en beeldjes waarmee hij aansloot bij de toenmalige internationale avant-garde. Een paar jaar later al werd hij in een adem genoemd met zijn vrienden John Rädecker en Hildo Krop, de meest prominente beeldhouwers uit die tijd. Terwijl zijn vroegste voortbrengselen een zekere rust uitstralen, werden ze vanaf halverwege de jaren twintig getourmenteerder en beweeglijker - niet alleen in de poses, gebaren en gelaatsuitdrukkingen 24
| Zhang Dali. Body and Soul – 18 maart t/m 25 juni 2017, Grote Zaal
Links: Johan Polet, Kniestuk, ca 1927, kleimodel voor brons, 50 x 29 x 15 cm Rechts: Johan Polet, De Bezinning, 1923-1934, gipsmodel voor brons, 195 x 50 x 70 cm
van zijn figuren, maar ook in de volumes. Sterk is dan de afhankelijkheid van de lichtval die ze optisch moet voltooien. Ze behoren tot de zeldzame Nederlandse voorbeelden van een expressionistische beeldhouwkunst. Van grote allure is een serie bronzen van proletariërs, niet geïdealiseerd zoals in het socialistische kamp gebruikelijk, al is een heroïsche trek er niet vreemd aan. Het leed drukt hen niet, ze dragen het. De uiterlijke details - geprononceerde kaak- en jukbeenderen, wijd uitstaande ogen, platgeslagen neuzen en brede monden - hebben een bijzondere nadruk gekregen, maar gaan tegelijkertijd op in de dynamiek van het geheel. Uit deze tijd dateert ook een hiermee verband houdend kniestuk van een zich uitrekkend naakt. Het reliëf van zwellingen en welvingen der borst-, buik- en bilspieren is aan een totaalritmiek onderworpen; alles aan haar romp is in beweging. Ze wroet met haar hand in de krullen van een van pijn of wellust vertrokken kop.
De socialistische volksmenner staat hoog op een sokkel met gebalde vuist
In Johan Polet, deel 10 van de reeks Monografieën van het Sculptuur Instituut, beschrijft Ype Koopmans op indringende wijze het bewogen leven en de ontwikkeling als kunstenaar van Johan Polet (1894-1971). Het boek bevat naast de uitgebreide levensbeschrijving een volledige oeuvrecatalogus van het beeldhouwwerk van Polet. Prijs € 24,95 ISBN 978 90 7602 8309 Het boek is te koop in de winkels van Museum Beelden aan Zee en Museum MORE.
Nauwelijks verkocht
Rehabilitatie
Verschillende van deze beelden zijn later museumstukken geworden, maar in de tijd zelf werd er nauwelijks iets van verkocht. De burgerman werd erdoor afgeschrikt en de arbeidersbeweging kon er evenmin iets mee aanvangen. ‘Velen stoot dit werk af omdat men het te onesthetisch, te gedrochtelijk, te plomp vindt,’ kon men in 1930 in het familieblad Op de hoogte lezen: ‘Wat dit werk wil zijn, wil men juist niet. Het onesthetische wil hier het tragische zijn, het gedrochtelijke juist het aardzware en het plompe juist het trage.’ Later in de jaren dertig deden andere critici het dunnetjes over door deze en vergelijkbare beelden als ‘ontaard’ te bestempelen.
Net als veel generatiegenoten leek Polet omstreeks 1980 als beeldhouwer aan rehabilitatie toe. In de nieuwe Haagse wijk Houtwijk werden er zelfs een straat en een erf naar hem vernoemd. In 1985 werd deze beslissing teruggedraaid, want zijn naam bleek nog altijd besmet. Straatnamen zijn misschien ook niet het meest geëigend voor een confrontatie met een minder fraaie kant van de geschiedenis. Maar veranderen is wegwrijven: en wrijven maakt een vlek alleen maar groter zoals we allemaal weten. Hoogste tijd voor een terugblik. Ype Koopmans, artistiek directeur Museum MORE
Opdrachten Omstreeks 1930 kreeg het werk van Polet echter een steeds meer serene en klassieke inslag. Hij werd daardoor ook voor het conventionele kunstpubliek acceptabel. Hij kreeg belangrijke openbare opdrachten, zoals voor het Monument voor Ferdinand Domela Nieuwenhuis (1931) in Amsterdam. De socialistische volksmenner staat hoog op een sokkel met gebalde vuist; het is nog altijd een van de beste en meest gewaardeerde standbeelden van ons land. Een jaar later kreeg Polet de opdracht voor een levensgrote personificatie, De Bezinning, ter gelegenheid van het 300-jarig bestaan van de Gemeente Universiteit van Amsterdam, een gebogen naakte man, met de linkerhand in een vuist gebald en één vinger van de rechterhand peinzend tegen de keel. Een hoogtepunt van Polets kunnen had de grote naakte mannenfiguur moeten worden die hij voor Museum Boijmans in Rotterdam maakte. Hij heeft er met vertragingen en onderbrekingen van 1935 tot 1952 aan gewerkt. Hij doopte hem De Scheppende Wil, refererend aan Nietzsches Fröhliche Wissenschaft (1882), het boek waarin deze een ‘mannelijk en krijgszuchtig tijdperk’ aankondigt. Bij Nietzsche wordt de leiding van het wereldgebeuren overgenomen door de mens, die krachtens zijn scheppende wil leven schept en vernietigt.
Kultuurkamer Het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog was voor Polet nauwelijks een verrassing en net zoals voor de meeste andere kunstenaars aanvankelijk ook geen belemmering om door te werken. Zijn naam raakte echter in opspraak toen hij zich aansloot bij de Nederlandse Kultuurraad, die wetenschappelijk en cultureel Nederland ontvankelijk wilde maken voor samenwerking met de bezetter. Ook werkte hij als vakgroepleider beeldhouwkunst voor de Kultuurkamer, de nationaalsocialistische beroepsvereniging voor de kunsten. Daarom kreeg hij na de oorlog een expositieverbod en werd er zelfs werk van hem uit de openbare ruimte verwijderd. De kunstwereld keerde zich van hem af en hij ondervond de rest van zijn leven professionele en maatschappelijke belemmeringen.
Johan Polet, De Scheppende Wil, 1935-1952, kalksteen, 214 x 62 x 71 cm, Museum Boijmans Van Beuningen, Rotterdam
|
25
Column
Een edel dier Voor elke tentoonstelling die er in museum Beelden aan Zee gemaakt wordt geldt wel dat er één bijzonder beeld is dat essentieel is voor de selectie, maar waarvan je weet dat het een tour de force wordt om het ‘te krijgen’. In het geval van de tentoonstelling Zadkine aan Zee is dat Le Cerf (1923), een houten hert van bijna twee meter hoog, bedekt met bladgoud. Het beeld is in een art deco achtige stijl vormgegeven en als ik denk aan Zadkine en zijn liefde voor de natuur, zijn animistische instelling om een beeld als het ware te bezielen en tot leven te wekken, dan denk ik aan dit beeld als de belichaming daarvan. Stel dat het beeld buiten zou staan (wat natuurlijk ondenkbaar is) dan zou het zonlicht met één rake straal het dier kunnen doen wegspringen om in de bossen te verdwijnen. Het beeld is in het bezit van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en in beheer van het Stedelijk Museum Amsterdam. Het stamt uit de jaren twintig van de vorige eeuw en het heeft wel wat te lijden gehad van de tijd. Het Stedelijk gaf aan dat het beeld aan restauratie toe was. Zou dat nog op tijd kunnen? Het was tot het einde toe spannend. Daarbij zou het beeld in een klimaatvitrine geplaatst moeten worden, een apparaat zo kostbaar en chic, dat er bijna iemand in zou kunnen wonen. De omstandigheden maakten het beeld tot een forse aderlating voor het tentoonstellingsbudget. Maar het is gelukt en wat zal hij schitteren, het edele dier.
Stel dat het beeld buiten zou staan dan zou het zonlicht met één rake straal het dier kunnen doen wegspringen
Emma van Proosdij, hoofd artistiek bedrijf Beelden aan Zee
Ossip Zadkine, Le cerf / Het hert, 1923, hout, h.183 cm, collectie Stedelijk Museum Amsterdam
26
|
Museum Beelden aan Zee is het enige museum
Sculptuur Instituut
Fotografie
in Nederland dat zich exclusief richt op de
Het Sculptuur Instituut is een onderzoeksinstituut
Marc Vaux cover, 5
moderne beeldhouwkunst, het museum is een
op het terrein van de moderne en hedendaagse
Musée Zadkine, Parijs, legs Valentine Prax, 1981 6
stichting die werd opgericht door echtpaar
internationale beeldhouwkunst en is gelieerd aan
Arno Hammacher 8
Theo en Lida Scholten. Beelden aan Zee is
museum Beelden aan Zee. Het Sculptuur Instituut
Galerie Fleury, Parijs 9 (linker foto)
100% particulier en ontvangt geen structurele
werkt samen met de Universiteit Leiden, vanuit
Van Abbemuseum Eindhoven, Peter Cox 9
subsidie, maar wordt ondersteund door een
het Instituut worden de colleges Moderne en
(rechter foto)
groot aantal vrienden en zakenvrienden,
hedendaagse beeldhouwkunst uitgedacht en gegeven.
Kees Molkenboer 12 Jacques Klok 13
sponsors, fondsen en circa 150 vrijwillige Zakenvrienden van museum Beelden aan Zee
Nico Jesse 13
ARDIS, AutoBinck, Beheerskantoor Scheveningen b.v.,
Aart Klein 13
museum Beelden aan Zee
Boot Advocaten b.v., Caldic Collectie b.v., Concordia de
Sem Presser 13
Harteveltstraat 1
Keizer, 'de Facultatieve Groep', Fugro n.v., Grand Hotel
Ed van Wijk 13
2586 EL Den Haag
Amrâth Kurhaus The Hague, Hermeta Groep, HVR
Eddy de Jongh 13
Telefoonnummer: 070-358 58 57
Advocaten, Onno Schamhart Beheer, Pellenaer Events/
© port'i hern publications, Curaçao 14
E-mail: info@beeldenaanzee.nl
Paviljoen de Witte, Uitgeverij Waanders & De Kunst
Wim de Boer 18, 19
Openingstijden
Uitgever
Erwin Blumenfeld, collectie BaZ 24 (rechter foto)
Dinsdag t/m zondag van 10.00 tot 17.00 uur.
Louise Bos
Erven Polet 24 (linker foto), 25 (foto rechtsonder)
Toegangsprijzen
medewerkers.
Dick van Broekhuizen 20 (foto linksonder), 23
Redactie
Advertentieverkoop
Museumkaart
gratis
Dick van Broekhuizen
Ireta/Gideon Krebs
Vereniging Rembrandt
gratis
Marjan Overdijk
museumbeeldenaanzee@ireta.nl
Volwassenen
15,00
Emma van Proosdij
(06) 24 60 98 25
Kinderen 13-18
7,50
Kinderen < 13
gratis
© 2018 museum Beelden aan Zee Eindredactie
ISSN 1876 9284
Marjan Overdijk Voor de tentoonstelling Zadkine aan Zee geldt een
overdeijnse@planet.nl
en ICOM).
Van werken van beeldende kunstenaars aangesloten bij een CISAC-organisatie is het auteursrecht
toeslag van €2,50 (m.u.v. Vrienden Beelden aan Zee Fotoredactie
geregeld met © Pictoright Amsterdam.
Elizabeth Muilwijk Niets aan deze uitgave mag worden gereproduceerd
Deze tentoonstelling wordt georganiseerd in exceptionele samenwerking met Musée Zadkine de
Aan dit nummer werkten mee
en/of openbaar gemaakt door middel van druk,
la Ville de Paris, Paris Musées.
Flip Bool
foto-kopie, film en of op welke andere wijze dan ook
Frédérique Brinkhuizen
zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van
Dick van Broekhuizen
de uitgever.
Feico Hoekstra
Hoofdsponsors:
Ype Koopmans
Beelden aan Zee is niet aansprakelijk voor eventuele
Dick Leijnse
onjuistheden in deze uitgave. Beelden aan Zee is
Emma van Proosdij
niet aansprakelijk voor handelingen van derden die
Jan Teeuwisse
mogelijkerwijs voortvloeien uit het lezen van deze
Jiska de Waard
uitgave. Beelden aan Zee behoudt zich het recht voor ingezonden materiaal aangepast te publiceren. Over
Ontwerp
speciale acties kan niet worden gecorrespondeerd.
Studio Mooijman en Mittelberg
De uitgever heeft ernaar gestreefd de rechten met
www.mooijmanenmittelberg.nl
betrekking tot de illustraties volgens de wettelijke bepalingen te regelen. Degenen die desondanks
Sponsors:
Met dank aan Grand Hotel Amrâth Kurhaus, Stichting Will & Rita Jaeger Fonds, Gijselaar Hintzenfonds, Gifted Art, Hunter Douglas Board of Trustees, Vormidable Patronen, Zakenvrienden, Sculpture Club, Gouden Vrienden en Vrienden van museum Beelden aan Zee
28
|
Druk
menen zekere rechten te kunnen doen gelden,
Vellendrukkerij BDU B.V. , Barneveld
kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.
TURING
Toekenning
V
orig jaar heeft Beelden aan Zee de Turing Toekenning van maar liefst €150.000 in ontvangst mogen nemen voor het tentoonstellingsconcept van Zadkine aan Zee. Een toekenning waar wij de Turing Foundation zeer erkentelijk voor zijn. Invloedrijke mecenas Op 1 november 2017 vond de prijsuitreiking plaats in het Fries Museum te Leeuwarden, dat de Turing Toekenning 2015 won voor Alma Tadema: klassieke verleiding. Maar liefst 31 musea dongen mee naar deze particuliere kunstprijs voor het meest uitzonderlijke tentoonstellingsconcept voor de periode 20182020. De Turing Foundation is een invloedrijke mecenas voor museaal Nederland. De stichting fungeert vaak als vliegwiel bij de financiering, omdat zij al in een heel vroeg stadium, vaak als eerste, door musea betrokken wordt bij de
ideeën voor tentoonstellingen. De Turing Toekenning is een tweejaarlijkse prijs voor het beste tentoonstellingsplan van een Nederlands museum. Met deze prijs wil de Turing Foundation musea helpen hun internationale ambitieniveau te verhogen en in een vroeg stadium een beslissende bijdrage geven aan een uitzonderlijke expositie op het gebied van oude, moderne of hedendaagse beeldende kunst. Sinds 2015 wordt naast de Turing Toekenning I ook de Turing Toekenning II voor kleine en middelgrote musea uitgereikt.
Eerbetoon In 2006 werd de Turing Foundation opgericht door Pieter en Françoise Geelen. De naam is een eerbetoon aan Alan Turing (19121954), de Britse wetenschapper die door velen wordt gezien als de grondlegger van de computerwetenschap. Alan Turing is altijd een van de helden geweest van Pieter Geelen. Toen hij na zijn informaticastudie in 1991 samen met een studievriend een bedrijf opzette, noemden zij het de Turing Machine Company.
Dit bedrijf werd uiteindelijk in 2005 onder de naam TomTom naar de beurs gebracht. Met het vermogen dat Pieter en Françoise Geelen verkregen uit deze beursgang werd de Turing Foundation opgericht. De stichting doneert jaarlijks circa 3 miljoen euro aan projecten wereldwijd op het gebied van onderwijs, natuurbescherming en leprabestrijding. In Nederland ondersteunt de zij projecten op het gebied van beeldende kunst, klassieke muziek en poëzie. De stichting heeft daarnaast twee wedstrijden in het leven geroepen: de Turing Toekenning (€500.000 en €150.000 voor het beste tentoonstellingsplan) en de Turing Gedichtenwedstrijd (€10.000 voor het beste gedicht). Naast deze prijzen financiert de Turing Foundation reguliere aanvragen van Nederlandse musea bij het realiseren van tentoonstellingen op het gebied van beeldende kunst.
Zadkine Uit het juryrapport bleek onder meer dat Beelden aan Zee de toekenning ontving omdat het exposeren van sculptuur in Nederland niet gemakkelijk is en Beelden aan Zee wat dat betreft al lange tijd een uitzonderlijke positie inneemt wat nu resulteert in een groots retrospectief van het werk van de poëtische, lyrisch ingestelde en zuiver ambachtelijke beeldhouwer Ossip Zadkine. Frédérique Brinkerink, medewerkster Beelden aan Zee
v.l.n.r. Emma van Proosdij, Hoofd Artistiek Bedrijf museum Beelden aan Zee, Ellen Wilbrink, directeur Turing Foundation, Janelle Moerman, directeur museum Prinsenhof Delft
|
29
8.12.2018 – 5.5.2019 IMAGE: DALE CHIHULY, RADIANT YELLOW ICICLE CHANDELIER (DETAIL), 2015, 73 X 61 X 60” © CHIHULY STUDIO
martha waijop sculpturen
17 en 18 november open tuin en atelier verder welkom op afspraak Spelderholt 3 7361 DA Beekbergen 055-5061338
www.waijop.nl BeeldenaanZee2018.indd 1
16-09-18 12:55
Thematentoonstelling
BOMEN ZIJN ALS MENSEN
Permanente en wisselende tentoonstellingen van ruim 350 torsen en fragmenten van hedendaagse beeldhouwers.
IMMANUEL KLEIN Solotentoonstelling 3 juni 2018 - 27 januari 2019 Villa Hinkeloord benedenzaal
BOMEN ZIJN ALS MENSEN
opening zondag 7 oktober te zien tot en met zondag 24 maart 2019
Thematentoonstelling 7 oktober 2018 - 24 maart 2019 Het Depot
LOUIS NIĂ&#x2039;NHUIS Solotentoonstelling 3 februari - 10 juni 2019 Villa Hinkeloord benedenzaal
ARBORETA DE DREIJEN & HINKELOORD Permanente tentoonstelling Het Depot
EJA SIEPMAN VAN DEN BERG Permanente tentoonstelling Villa Hinkeloord
Beeldhouwkunst
Architectuur
Rijksmonument
Arboreta
Beeldengalerij Het Depot Arboretumlaan 4 6703 BD Wageningen
Floris Brasser, Two half cherries, 2008, kersenhout, 180 cm De moederstichting van Beeldengalerij Het Depot is Stichting Utopa. De doelstelling van Stichting Utopa is het actualiseren en stimuleren van creatieve talenten van mensen. Het Depot biedt beeldhouwers de mogelijkheid zich te ontplooien en wil een podium voor beeldhouwers zijn. Juist omdat het om mensen gaat, heeft Het Depot gekozen voor sculpturen van torsen en fragmenten als hoofdthema.
Locatie Villa Hinkeloord Generaal Foulkesweg 64 6703 BV Wageningen T F E I
0031 (0)317 467 720 0031 (0)317 467 738 beeldengalerij@hetdepot.nl www.hetdepot.nl