6 minute read
Zadkine in bruikleen
Marc Udink
Tijdens de tentoonstelling Zadkine aan Zee zijn onder meer twee bijzondere bruiklenen te zien. Het eerste, De centaur, is in bezit van Marc Udink, die ik ontmoet in zijn kantoor in Den Haag.
Verblijfplaatsen De centaur is door Ossip Zadkine gemaakt in de periode 1950–1952. Blijkens een aantekening van de beeldhouwer werd het in 1952 als eerste uit een serie van vijf genummerde exemplaren gegoten door de beroemde Franse gieterij Susse. Het eerste exemplaar werd gekocht door de Schiedammer Piet Sanders (1912-2012), hoogleraar burgerlijk recht en kunstverzamelaar. Nummer 2 is in 2012 bij Christie’s in Londen geveild en nummer 3 bevindt zich in het Musée Zadkine in Parijs. De verblijfplaats van 4 en 5, evenals van drie épreuves d’artiste die vanaf 1950 het licht zagen, is niet bekend.
Brabantse kunstwereld Het is niet toevallig dat Sanders De centaur in zijn bezit kreeg. Zadkine had al sinds de jaren ’20 van de vorige eeuw vriendschappelijke banden met in Parijs verblijvende Nederlandse kunstenaars. Vanaf 1926 bezocht hij met enige regelmaat de schilder Otto van Rees en diens vrouw in hun Kleine Kasteel in Deurne. Daar ontmoette hij al spoedig een bont gezelschap van lokale notabelen en kunstverzamelaars om gezamenlijk de plekken van Vincent van Gogh in Brabant te bezoeken. Prominent aanwezig in deze bijeenkomsten was de Deurnse huisarts Hendrik Wiegersma, die het werk van Zadkine bewonderde en hiervan een groeiende verzameling in bezit had. Zo werd zijn oeuvre bekend bij lokale verzamelaars en kunstenaars en onderling verspreid. De Tweede Wereldoorlog maakte een eind aan de bijeenkomsten in het Kleine Kasteel. Daarna werden de betrekkingen met zijn Nederlandse vrienden weer opgepakt en zelfs uitgebreid. Hij ontmoette een aantal prominente Rotterdammers, onder wie prof. Piet Sanders, kunstverzamelaar, en Gerrit van der Wal, directeur van De Bijenkorf, die later Zadkines monument De verwoeste stad (1953) financieel mogelijk zou maken.
Rotterdamse notabelen ‘De eerste eigenaar van mijn Centaur is dus Piet Sanders,’ zo vertelt Marc. ‘Die had vele vrienden, onder wie mijn vader.’ (B. J. Udink, minister in de periode 1967-1973 met diverse portefeuilles, red.) En ook hij was een bekende in het circuit van Rotterdamse notabelen. ‘Ergens in 1980 schiet mijn vader professor Sanders aan met een vraag die over mij ging. Ik zou dat jaar 21 worden. Zou Sanders mogelijk in zijn ruime kunstverzameling een beeld bezitten dat een waardig cadeau zou zijn van mijn vader voor mij? En zou hij dat beeld dan van Sanders mogen overnemen?’ Dit vindt Sanders een aardig idee en zo wordt Marc in 1980 eigenaar van De centaur van Zadkine met de volledige documentatie die erbij hoort. Het beeld blijft geruime tijd, met een bruikleenovereenkomst, in het huis van de ouders van Marc. ‘Na het overlijden van mijn vader in 2016 verhuist het naar het huis van mij en mijn vrouw.’ En nu dus voor de duur van de tentoonstelling naar Beelden aan Zee. De verwoeste stad Het tweede belangwekkende bruikleen is een kleine uitvoering van De verwoeste stad die in het bezit is van de Bijenkorf. Daarover en met name over de relatie tussen Zadkine, de gemeente en het luxe warenhuis spreek ik met Vincent Sturkenboom, Creative Director van de Bijenkorf, in het hoofdgebouw van het bedrijf in Amsterdam. Ossip Zadkine (1888-1967), Centaur, 1950, brons
Plat gebombardeerd Een van Zadkines wensen toen hij in 1946 vanuit Amerika terugkeerde naar Frankrijk was om het contact met oude vrienden weer op te pakken. Dus ook met zijn Brabantse bekenden. Op reis naar Hendrik Wiegersma in Deurne zag hij ‘vanuit het luchtspoor’ het plat gebombardeerde centrum van de stad Rotterdam. Dit beeld op zijn netvlies heeft hem geïnspireerd tot het maken van het bronzen beeld dat wij nu kennen als De verwoeste stad. ‘Na de oorlog begon de wederopbouw,’ vertelt Vincent Sturkenboom, ‘en ontstond er een groeiende steun in kringen van Rotterdamse bestuurders en notabelen voor het idee van een monument dat op een waardige manier zou herinneren aan de verwoesting van Rotterdam in mei 1940. Een prominente rol speelde hierin Gerrit van der Wal, directeur van de Bijenkorf (met in 1940 vestigingen in de drie grote steden) en iemand met belangstelling voor kunst.’ Helemaal verwonderlijk was dit niet. ‘Want,’ zo vervolgt Vincent, ‘De Bijenkorf had al voor de oorlog verschillende initiatieven om de kunsten te bevorderen, waaronder een Steunfonds voor Rotterdamse Kunstenaars. Voor de vestiging in Amsterdam bestond sinds 1946 een budget om een kunstverzameling voor de Bijenkorf op te bouwen.’ In deze sfeer is dus toen besloten om Zadkine te vragen een herinneringsbeeld te maken voor Rotterdam.
Intensieve discussie De eerste stap voor de beeldhouwer bestond uit het maken van een terracotta model van ongeveer 70 cm hoog dat werd geëxposeerd in Berlijn in 1947, maar verloren is gegaan. Iets later maakte de kunstenaar een grotere versie in gips, die is getoond in Amsterdam in 1948. Vincent Sturkenboom: ‘Dit beeld kreeg de titel Een monument voor een verwoeste stad en werd bewonderd door zowel de directeur van het Stedelijk Museum, Sandberg, als door Bijenkorfdirecteur Van der Wal. Dit gipsen model is door Van der Wal getoond aan andere directieleden van de Bijenkorf en er werd gezamenlijk besloten dat dit een goed beeld zou kunnen zijn voor hun al eerder ontstane idee om de stad Rotterdam een beeld aan te bieden als herinnering aan de slachtoffers en de verwoesting van de Rotterdamse binnenstad.’ Er volgden jarenlange en intensieve discussies tussen de gemeente en Van der Wal. Er bleek namelijk veel tegenstand binnen de gemeenteraad te zijn tegen het idee van een buitenlandse beeldhouwer voor een Nederlands oorlogsmonument. Bezwaarlijk was ook dat Rotterdam al een opdracht aan een Nederlandse beeldhouwer had gegeven voor een oorlogsmonument. Uiteindelijk werd het een herinneringsmonument voor alle Rotterdamse slachtoffers en is de schenking in 1951 geaccepteerd.
Vincent Sturkenboom bij De verwoeste stad
In de tussentijd maakte Zadkine in 1949 nog een versie van zijn beeld in brons. Deze werd geëxposeerd in Sonsbeek (Arnhem) en, in december 1949, in museum Boijmans-Van Beuningen in Rotterdam en algemeen positief ontvangen. Dit heeft ongetwijfeld bijgedragen tot bredere steun voor Zadkines ontwerp.
Anonieme gever blijkt Bijenkorf Over de precieze details van de beraadslagingen rond het beeld van Zadkine hult de geschiedenis zich in nevelen. Uiteindelijk is besloten (1) dat het beeld door een anonieme gever zou worden geschonken aan de stad Rotterdam, (2) dat het een aanmerkelijk grotere versie zou moeten worden dan het beeld dat in december 1949 was getoond in Boijmans-van Beuningen, (3) dat alleen de beeldhouwer zelf de plek mocht uitkiezen waar het zou moeten staan, (4) dat het daarna op die plek moest blijven staan en (5) dat de gemeenteraad unaniem akkoord zou gaan met de schenking. ‘De sokkel is,’ zo weet Vincent nog aan te vullen, ‘uiteindelijk geschonken door een Rotterdams steenhouwersbedrijf.’ Zadkine heeft vijf maanden gewerkt aan het vergroten van het beeld van 128 naar 600 cm. Dit beeld is eveneens in Parijs bij Susse gegoten en werd op 15 mei 1953 op het Plein 1940 aan de Leuvehaven onthuld. Het is zonder twijfel een van de iconen van de stad Rotterdam. In 1978 werd bekend gemaakt dat de Bijenkorf de schenker is van het beeld. Een plaquette hierover is sindsdien toegevoegd.
Zadkine heeft vijf maanden gewerkt aan het vergroten van het beeld van 128 naar 600 cm. Het beeld is in Parijs bij Susse gegoten en werd op 15 mei 1953 op het Plein 1940 aan de Leuvehaven onthuld. Het is zonder twijfel een van de iconen van de stad Rotterdam. In 1978 werd bekend gemaakt dat de Bijenkorf de schenker is van het beeld. Een plaquette hierover is sindsdien toegevoegd.