
5 minute read
Jurisprudentie
RECENTE jurisprudentie
Waar gewerkt wordt gebeuren ongelukken, ontstaan conflicten en wordt verzuimd. Soms komt de rechter eraan te pas om te bepalen of iedereen wel volgens de regels heeft gehandeld. Een overzicht van recente rechterlijke uitspraken ten aanzien van arbeidsongevallen, conflicten, ziekteverzuim en re-integratie.
tekst Rob Poort

Toezicht op werk bij asbestsanering
Of er voldoende feitelijk toezicht is, hangt af van de omstandigheden per geval. Maar bij asbestsanering betekent voortdurend toezicht ook echt voortdurend zicht op het werk. Zo niet, dan volgt een boete.
Tijdens een asbestsanering constateert een arbeidsinspecteur van de Inspectie SZW dat een werknemer asbesthoudend sloopafval bij elkaar veegt met een bezem in plaats van met een trekker. Daarbij komt stof vrij. De werkgever krijgt op 5 juli 2016 een bestuurlijke boete voor overtreding van artikel 4.45 Arbobesluit. Na een matiging met 75 procent bedraagt die 2.700 euro. Ook besluit de minister om de inspectiegegevens openbaar te maken op de website van het ministerie. Het bezwaar van de werkgever dat hij wel adequaat toezicht heeft gehouden tijdens de asbestsanering, wordt verworpen. Datzelfde geldt voor zijn bezwaar tegen de openbaarmaking. De rechtbank draait in beroep in maart 2018 de boete en de bekendmaking echter terug. Volgens de rechtbank was er geen sprake van verwijtbaarheid.
In hoger beroep van de staatssecretaris van SZW oordeelt de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State als volgt. Volgens de staatssecretaris valt het bij elkaar vegen van asbesthoudend sloopafval uit het plafond onder risicoklasse 2. Dan moet op iedere werknemer binnen het containment voortdurend en zonder enige onderbreking toezicht worden gehouden. Dat was hier niet het geval en de rechtbank heeft daar ten onrechte geen rekening mee gehouden. Volgens de Afdeling hangt het antwoord op de vraag of sprake is van voldoende feitelijk toezicht af van de omstandigheden van het geval. Daarbij gaat het om de aard van de werkzaamheden, de ervaring van de werknemer en zijn positie in het bedrijf. Van een werkgever kan niet worden verlangd dat hij voortdurend een toezichthouder naast een (ervaren) werknemer plaatst. Dat er op zeker moment geen toezichthouder aanwezig is, is op zichzelf niet voldoende voor het oordeel ‘onvoldoende toezicht’. Wel moet het feitelijke toezicht werknemers stimuleren zich aan de veiligheidseisen te houden. Maar het gaat in dit geval om asbestsanering. Die moet volgens artikel 4.54d Arbobesluit worden uitgevoerd onder voortdurend toezicht van een Deskundig Toezichthouder Asbestverwijdering (DTA’er). Deze strenge mate van toezicht heeft de wetgever bepaald. De staatssecretaris heeft in dit geval dus terecht het begrip adequaat toezicht uitgelegd als voortdurend toezicht. Dit betekent: zicht op de werkzaamheden. De DTA’er was op een andere verdieping bezig en had dus geen zicht op de werkzaamheden. Daarmee heeft de rechtbank ten onrechte geoordeeld dat het toezicht adequaat was.
(advertentie)
Arbo Actuaaiteitendag
In 1 dag up-to-date over aaae arbo onderwerpen 23 juni 2020 | BCN Utrecht


Dat het om een ervaren werknemer ging, de werknemers specifieke instructies hadden om een trekker te gebruiken, er alleen trekkers ter beschikking waren gesteld en iedereen twee keer per week in een toolboxmeeting te horen krijgt niet met de bezem te werken … allemaal prachtig, maar er was dus geen adequaat toezicht. Over het openbaar maken van de inspectiegegevens stelt de Afdeling dat bij milieu-informatie het algemeen belang niet hoeft te worden afgewogen tegen het bedrijfsbelang als gevolg van de publicatie. Het hoger beroep is dus gegrond.
(Raad van State, Afd. bestuursrechtspraak, 3 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1042)
Verboden rit op lepels heftruck
Meerijden op de lepels van een heftruck mag niet. Maar kun je dit gedrag bewust roekeloos noemen als de directeur van het bedrijf het ook weleens doet? Het hof beslist in hoger beroep over de schadevergoeding van een Poolse zzpʼer.
Een Poolse zzp’er verricht sinds 2003 diverse werkzaamheden voor een transport-, expeditie- en opslagbedrijf. In september 2013 helpt hij collega’s bij het lossen van big bags. Hij springt daarbij op de lepels van een langzaam voorbij rijdende heftruck. Vanaf daar zwaait hij vanachter een big bag naar de chauffeur. Die schrikt en remt. De big bag schuift naar voren, de zzp’er raakt beklemd en beekt zijn been. De kantonrechter verwerpt het verzoek tot schadevergoeding.
In hoger beroep stelt het gerechtshof vast dat de instructies om niet mee te rijden op de lepels van een heftruck in de praktijk hun werking hebben verloren. Want er is op de werkvloer geen toezicht op naleving van dit verbod. De werkgever doet echter ook een beroep op opzet of bewuste roekeloosheid van de kant van de werknemer. Hij voert daartoe aan dat hij er geen rekening mee hoefde te houden dat iemand ineens op een rijdende heftruck springt om de bestuurder te laten schrikken. Daarom geeft het hof de werkgever de mogelijkheid dit alsnog te bewijzen. Er zijn diverse getuigenverklaringen afgelegd. Alle getuigen hebben verklaard dat de vorkheftruck stapvoets uit een smalle doorgang kwam rijden, voordat de werknemer op de lepels ging staan (dan wel sprong). Het hof concludeert uit de verklaringen dat niet is komen vast te staan dat de zzp’er hard kwam aanrennen. En ook niet dat hij vooraf heeft gezegd dat hij de chauffeur wilde laten schrikken. Het hof gaat ervan uit dat de zzp’er op de vork van een stapvoets rijdende vorkheftruck is gestapt of gesprongen. Daarin kan het hof geen opzet of bewuste roekeloosheid zien in de zin van artikel 7:658 lid 2 BW. De verklaring van de directeur dat meerijden vaker gebeurde (hij deed het zelf ook wel) speelt hierbij mee. Want voor bewuste roekeloosheid moest de man zich onmiddellijk voor het ongeval bewust zijn geweest van de roekeloosheid van zijn gedrag. Ook zou hij dan beseft moeten hebben dat dit gedrag letsel op zou kunnen leveren. De zzp’er heeft vlak na het ongeval gezegd dat hij stom was geweest en dat het zijn fout was. Maar dit wijst eerder op besef achteraf dan op een vooraf geplande, bewust roekeloze actie. Er komt dus niet vast te staan dat de werkgever zijn zorgplicht is nagekomen of dat het ongeval te wijten is aan opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer. Het hof oordeelt daarom dat de werkgever aansprakelijk is voor de schade door het ongeval met de heftruck.
(advertentie) (Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 2 april 2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:1215)
Rob Poort, jurist en veiligheidskundige, www.bureaupoort.nl.

