EXTRA
WERKBLAD 1
Openbaar vervoer, wat is dat?
Opdracht 1
1. Vervoermiddel: metro
Bestuurder: metrobestuurder
Dit voertuig herken je aan: eigen baan (metrobaan), vooral ondergronds, rijdt hard
2. Vervoermiddel: bus
Bestuurder: buschauffeur
Dit voertuig herken je aan: op de weg, stopt bij haltes, verschillende soorten
3. Vervoermiddel: trein
Bestuurder: machinist
Dit voertuig herken je aan: op het spoor, stopt bij stations, verschillende treinstellen (coupés)
Antwoorden handleiding leerkracht
4. Vervoermiddel: Waterbus
Bestuurder: kapitein
Dit voertuig herken je aan: op het water, tussen Rotterdam en Dordrecht, stopt bij haltes
5. Vervoermiddel: tram
Bestuurder: trammachinist
Dit voertuig herken je aan: op rails, bovenleidingen, vooral in steden
WERKBLAD 2
Reizen met de bus, hoe werkt dat?
Opdracht 1
a t/m c
De antwoorden verschillen per school. Het is daarom handig de oefening vooraf zelf te doen.
Opdracht 2
a. niet waar
b. waar
c. niet waar
d. waar
e. waar
f. waar
Opdracht 3
a. 8.14 uur
b. 10, bij de 11e halte stap je uit
c. nee
d. 8.58 uur
e. Leiderdorp, ZiekenhuisLeiden, Station De Vink
WERKBLAD 3
Reizen met de trein, hoe werkt dat?
Opdracht 1
a t/m c
De antwoorden verschillen per school. Het is daarom handig de oefening vooraf zelf te doen.
Opdracht 2
a. 7.03 uur
b. 7; het 8e station is het uitstapstation
c. 2
d. 8.03 uur
e. Nee, de trein gaat dan niet verder dan Venlo
WERKBLAD 5
Goed voorbereid op weg
Opdracht 1
a. 15.56 uur
b. 16.00 uur
c. 4 minuten