verslag Vernieuwen vanuit identiteiten - Van Schagen Architecten

Page 1

VERNIEUWEN VANUIT IDENTITEITEN Over het vernieuwen van de stad en de rol van de ontwerper Arjan Gooijer Gert Jan te Velde


Colofon Dit onderzoek is uitgevoerd door Arjan Gooijer en Gert Jan te Velde Van Schagen Architekten met steun van verschillende partijen: het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie, gemeente Rotterdam (casus Eilandenbuurt), Mitros (casus Kanaleneiland), SWAZ (casus Linie), stadsdeel Amsterdam Nieuw West (casus Slotermeer)

Vernieuwen vanuit identiteiten – Van Schagen architekten

2


INLEIDING

In deze studie wordt een nieuwe wijze van stedelijke vernieuwing onderzocht: het vernieuwen vanuit de identiteiten van een gebied. Deze wijze van vernieuwing staat haaks op de wijze waarop de vernieuwing voor de crisis vaak gestalte kreeg, namelijk door het creëren van een compleet nieuwe identiteit. Het vernieuwen vanuit het bestaande vraagt van onder andere de ontwerpende discipline een andere houding, rol, werkwijze en productie. Dat is waar deze studie op ingaat. Wat betekent het om te werken vanuit het bestaande. Deze onderzoeksvraag sluit aan op de wijze waarop Van Schagen Architekten al langer in de stedelijke vernieuwing wil opereren. Vanaf de eerste projecten van het bureau is ernaar gestreefd te vernieuwen vanuit het bestaande. Dit vanuit de overtuiging dat de kansen en potentie van dat wat voorhanden is groter is dan op het eerste gezicht lijkt, maar vooral vanuit de overtuiging dat de stad gebaat is bij een behoorlijke mate van historische continuïteit. Iets wat overigens niet wil zeggen dat rigoureuze ingrepen niet tot de instrumenten van de stedelijke vernieuwing zouden mogen behoren. Het vernieuwen vanuit het bestaande staat in de huidige tijd in een andere context dan voor de crisis. Het heeft momenteel vaak een „noodgedwongen‟ karakter, waarin het gevaar schuilt dat deze wijze van vernieuwing tegen heug en meug wordt gekozen. Naar ons inziens is dit onterecht. Werken vanuit de bestaande identiteiten kan een hoge mate van kwaliteit opleveren en biedt de ontwerper de mogelijkheid een centralere positie in het veld in te nemen dan voor de crisis. In deze studie wordt in hoofdstuk 1 het veranderende werkveld geschets. Dit mondt uit in de centrale vragen in deze studie. In hoofdstuk 2 beschrijven we een aantal buitenlandse voorbeelden. Hoofdstuk 3 beschrijft een viertal casussen waarin het werken vanuit het bestaande centraal staat. We sluiten af met een aantal conclusies en aanbevelingen.

Arjan Gooijer Gert Jan te Velde November 2013

Vernieuwen vanuit identiteiten – Van Schagen architekten

3


Vastgelopen vernieuwing in Nieuw Crooswijk. Het masterplan gaat uit van grotendeels sloop en een nieuwe stedenbouwkundige structuur. Op de kaart linksonder is de nieuwe en bestaande structuur te zien. Alleen de donkergrijze blokken worden in het plan gehandhaafd. De sloop is gedeeltelijk uitgevoerd, het Schutterskwartier (rechtsonder) is nog intact. De identiteit van de bebouwing heeft voldoende potentie voor een vernieuwingsslag vanuit het bestaande. Doordat partijen het onderling niet eens konden worden werd de onderzoekscasus Schutterskwartier stopgezet. Inmiddels is afgestapt van het idee het stratenpatroon te wijzigen (zie Een nieuw perspectief op nieuw crooswijk, 2013)

Vernieuwen vanuit identiteiten – Van Schagen architekten

4


1.

NIEUWE VERNIEUWING EN WERKWIJZEN

Er is dringend behoefte aan nieuwe manieren van stedelijke vernieuwing. De bestaande praktijk, waarin gebiedsvisies, masterplannen en nieuwbouwproductie een dominante rol speelden, is vastgelopen. De systematische verevening van onrendabele toppen uit opbrengsten van verkoop (woningen) en verhuur (kantoren), cruciaal voor deze wijze van planning, is niet langer haalbaar. In deze praktijk was de blik vooral gericht op de marktpotenties van locaties en projecten. Om deze potenties te gelde te maken was de bestaande stad en gebouwenvoorraad veelal een sta in de weg. Er was dan ook weinig ruimte om de kwaliteiten van die stukken stad te erkennen als kansrijk en waardevol en weinig gelegenheid de vernieuwing mede vanuit het bestaande (inclusief gebruikers en bewoners) vorm te laten krijgen. In de grote vernieuwingsgebieden van de afgelopen tijd, de naoorlogse wijken, speelde dit in sterke mate. De gebieden hadden niet alleen een gunstige marktpotentie, ze werden ook ervaren als identiteitsloos (vlees noch vis, stedelijk noch landelijk en vooral saai). Nieuwe woonmilieus uit het „masterplan‟ 1 moesten zorgen voor opbrengsten en voor een nieuwe, vitale identiteit. Het vastgelopen nieuw Realisme Deze praktijk werd Nieuw realisme genoemd.2 De term staat voor de samenwerking tussen overheid en marktpartijen, die samen bepalen wat het resultaat moet zijn van het project van stedelijke vernieuwing. Die gewenste uitkomst wordt bepaald via marktsegmentering, projectformules en branding. De ontwerper wordt ingehuurd om die gewenste uitkomst vorm te geven. Dat Nieuw realisme was vooral duidelijk aanwezig in gebieden die weinig weerstand boden, de naoorlogse wijken. Het vermeende gebrek aan identiteit en waardevolle elementen, in combinatie met de grote posities (grond en woningen) van corporaties maakten deze wijken tot dé plek voor grootschalige vernieuwing. In deze wijze van denken heeft de bestaande stad en haar gebruiker nauwelijks plek. De waarde van de stedelijke vernieuwingsgebieden wordt vooral bepaald door de positie in het stedelijk weefsel en de bijbehorende grondwaarde. De vernieuwing draaide om het produceren van nieuwe woonmilieus en het aantrekken van nieuwe doelgroepen. In de laatste jaren van dit Nieuw realisme sloeg de balans tussen overheid en marktpartijen steeds verder door richting markt. Het initiatief van de vernieuwing kwam vooral bij de ontwikkelaar-corporaties te liggen. Het zoeken naar ander planvormen voor de vernieuwing markeert dus niet alleen het verlies van oude zekerheden maar ook het verlies van positie voor bepalende partijen. In de trits politiek-markt-gemeenschap is wellicht de gemeenschap nu aan zet. De nieuwe planvormen die de kop op steken gaan sterker uit van dat wat voorhanden is: de kwaliteiten en mogelijkheden van bestaande gebouwen en de kansrijke economische en sociale initiatieven in buurten. Om die kwaliteiten te benutten lijkt de oude vernieuwingspraktijk ongeschikt: te rigide en top-down, teveel gebaseerd op de waarde van grond en nieuw vastgoed, te vaak leidend tot sloop-nieuwbouw. Die nieuwe vernieuwing is nu vooral ingegeven door economische motieven. Ze sluit echter aan op een al langer bestaande onderstroom die gedragen wordt door nog andere motieven, 1

De term 'masterplan' wordt hier gebruikt als aanduiding van de oude vernieuwingspraktijk. Het wil niets zeggen over de bruikbaarheid van het instrumentarium. 2 Ruud Brouwers, „Nieuw realisme. Een oefening in hedendaagse architectuurkritiek.‟ Stadcahier 1 p.22-29, voorjaar 2007, Trancity/KEI/Stawon.

Vernieuwen vanuit identiteiten – Van Schagen architekten

5


ecologische, cultuurhistorisch en sociaal. Vernieuwen vanuit het bestaande betekent ook minder sloopafval, behoud van erfgoed en het behoud van sociale netwerken. Pragmatisme en kwaliteit Handelen vanuit het bestaande kan worden getypeerd als pragmatisch en komt daarmee tegenover de meer utopische benadering van het masterplan te staan. Het loslaten van dit meer utopische handelen roept vragen op ten aanzien van de kwaliteit dat het pragmatisme voor de stad oplevert. Wat is de kwaliteit van kleine, overzichtelijke, risicoloze, haalbare stapjes? Wat kan de kwaliteit zijn bij aansluiten bij wat voorhanden is? Wordt 'sober, doelmatig, beheersbaar' niet altijd 'goedkoop en snel'? Pragmatisme heeft vooral een hermeneutische betekenis. Het draait om oog voor het toevallige, voor dat wat aanwezig is. Filosofisch gesproken: oog voor het contingente. Iets is zoals het is, maar had ook anders kunnen zijn. Daarbij gaat het vooral om de kunst van het interpreteren en waarderen van dat wat er is. Nivellering is dus niet noodzakelijkerwijs het gevolg van pragmatisme. Ze is misschien wel haar belangrijkste valkuil. Aansluiten bij het bestaande vraagt ook om een andere wijze van communiceren. Neopragmatist Richard Rorty stelt dat mensen die anders denken dan jijzelf, zich nauwelijks door wetenschappelijke argumenten laten overtuigen, maar vooral door emoties en sentiment. Goede filosofie dient te worden geschreven als goede literatuur. Dit accent op emoties is misschien ongemakkelijk en methodologisch vloeken in de academische kerk, maar volgens Rorty is er in een postmoderne samenleving nu eenmaal geen alternatief. Iedereen die een ander wil meekrijgen in zijn plannen moet meer dan ooit de kunst verstaan van het interpreteren en anderen meenemen in een verhaal. Originaliteit, authenticiteit en oog voor het contingente zijn sleutelbegrippen voor draagvlak en vernieuwing. Pragmatisme is daarmee dus niet relativistisch maar zet in op de kunst van het interpreteren.3 Voor de ontwerpende discipline betekent de constatering van Rorty dat in alle analysen en plannen aansluiting moet worden gezocht bij emoties, sentiment, bij het leven van alledag. Dat betekent iets voor de visies die worden opgetuigd; voor de wijze van verbeelden en de mate waarin ze evocatief en toe te eigenen zijn. In Amsterdam bezigt Zef Hemel rond het tot stand komen van het structuurplan de term „open verhaalâ€&#x;, een verhaal over de stad wat de zaken juist duidt, maar tegelijkertijd open is voor aanvulling en verrijking.4

Planinstrumentarium als sta in de weg? Het vastlopen van het bekende vernieuwingsinstrumentarium duidt erop dat de ruimtelijke ontwikkeling in Nederland in ander vaarwater is terecht gekomen. De machinerie van de stedelijke vernieuwing van de afgelopen periode lijkt afkomstig uit de praktijk van de stadsuitbreidingen die sinds de wederopbouw werd ontwikkeld. Het economisch gunstige tij van afgelopen jaren maakte het mogelijk die machinerie ook in de bestaande stad toe te passen door het inzetten van grootschalige sloop en vervolgens nieuwbouw. Het besef is gegroeid dat in het omgaan met bestaande stedelijke structuren deze planvorm en werkwijze ongepast is en dat - gezien het feit dat de grote stadsuitbreidingen voorlopig 3

D. Logbregt, De filosofie achter gebiedsontwikkeling. Een pleidooi voor pragmatisme. Zef Hemel, Open planning. Zoektocht naar nieuwe vormen van stadsontwikkeling. In Vrijstaat Amsterdam, DRO Amsterdam, 2010. 4

Vernieuwen vanuit identiteiten – Van Schagen architekten

6


niet aan de orde lijken - de ruimtelijke ordening haar instrumentarium tegen het licht moet houden. Dit is een van de belangrijkste conclusies van een denktraject van KEI 'Van bestemmen naar beginnen - De zoektocht naar een nieuw planinstrumentarium' 5. Het is ook terug te vinden in de publicaties van het Watertorenberaad6 en de praktijkstoel TU Delft Gebiedsontwikkeling7. Al snel wordt er ingezet op afschaffen of deregulering als panacee voor een vastgelopen praktijk. Maar voor de vraag naar het instrumentarium ligt de vraag naar de inhoud. Waar moet en kan het over gaan in vernieuwingsplannen? Er is gerede kans dat ons huidige planinstrumentarium goed bruikbaar is, maar alleen anders 'geladen' moet worden. De vraag die we in dit onderzoek centraal stellen is niet die naar het formele planinstrumentarium, maar de vraag naar de mogelijk nieuwe werkwijze voor de vernieuwing en de rol van de ontwerper en ontwerpproducten daarin. Pas in samenhang daarmee kan worden bekeken in hoeverre het huidige planinstrumentarium toereikend is of nieuwe praktijken belemmert en deregulering danwel ander instrumentarium vraagt.

Stip aan de horizon? Nu in de stedelijke vernieuwing de grote, projectgebonden initiatieven (en bijbehorende investeringsstromen) zijn weggevallen is er ruimte en noodzaak te kijken naar andere praktijken, acties en interventies die waarde van de stad kunnen maken. Voorbeelden daarvan zijn: planmatig onderhoud, beheer openbare ruimte, voorzieningen voor waterberging, verbetering energieprestaties, particuliere en/of collectieve initiatieven, monumentenbeheer, OV-verbindingen, specifieke regelgeving rond leegstand,… Deze praktijken zijn veel diverser dan de waarde-makers uit het masterplan (verkoop of verhuur), zowel in hun ruimtelijke implicaties als in hun tijdspannen. Het is dan ook van belang alle initiatieven zoveel mogelijk dezelfde kant op te laten wijzen.8 Ze moeten elkaar versterken en niet in de weg zitten. Tegelijk moet er zowel in ruimte als tijd vrijheid zijn initiatief te ontplooien. Om aan deze dubbelheid van richting en openheid het hoofd te bieden is een kader nodig. In het werkveld wordt dan al snel gesproken over 'stip aan de horizon' of een 'wenkend perspectief'9. Nadelig aan deze termen is het eenzijdig toekomstgerichte. Essentie van de nieuwe wijze van vernieuwing is dat ze bestaat uit kleinere stappen, die telkens een eindstation zouden kunnen zijn. Het kader zou dus vooral bepaald moeten worden door dat wat er reeds is. Dát is steeds weer vertrekpunt voor verdere ontwikkeling. Het zou verschillende soorten van initiatieven een plek moeten kunnen geven. Grotere, strategische projecten en de kleinschalige ingrepen van de meer organische, kleinschalige vernieuwing. Alle initiatief dat er is zou maximaal ten goede moeten komen aan het geheel van de stad of de wijk. De nieuwe vormen van vernieuwingsplannen moet dus het pendelen tussen de verschillende schaalniveau's (van projectje tot vernieuwingsplan) maximaal doeltreffend laten zijn. Daarnaast moet het zodanig zijn, dat elke stap als eindsituatie kan functioneren. Kans daartoe biedt het werken vanuit de identiteit van een gebied. 5

KEI traject Van bestemmen naar beginnen, i.s.m. Van Schagen architekten. Bestond uit drie onderdelen: Lezing RSAntwerpen, door K.Borret; werkatelier Voorbij het masterplan en een inspiratielab over herontwikkeling Binckhorst, Den Haag. 6 Zie www.watertorenberaad.nl Werkboek 2010 en Verslag werkbijeenkomst gebiedsontwikkeling nieuwe stijl, maart 2011. 7 Publicatie Gebiedsontwikkeling in een andere realiteit: Wat nu te doen?, TU Delft, april 2011. 8 Voorbij de crisis – toekomstagenda voor de stedelijke vernieuwing. KEI denktank, september 2010. www.keicentrum.nl 9 Bijvoorbeeld in genoemde Kei-traject Van bestemmen naar beginnen.

Vernieuwen vanuit identiteiten – Van Schagen architekten

7


Identiteit; uitnodigend en leidend. In eerder onderzoek10 vonden we mooie voorbeelden van identiteiten als leidraad voor ontwikkeling. Een aantal ervan worden hieronder besproken. Vanuit de voorbeelden kunnen in ieder geval een aantal opmerkingen worden gemaakt bij het werken vanuit de identiteit van het gebied. Om een identiteit van een buurt als leidraad te nemen voor het richten van allerhande ingrepen moet ze aan een aantal kenmerken en eisen voldoen. Allereerst lijkt het erop dat ze breder moet worden gedefinieerd dan alleen ruimtelijk/fysiek. Ze is naast ruimtelijk ook sociologisch, antropologisch, economisch bepaald, in onderlinge wisselwerking. De identiteit kan dus uit verschillende lagen of beelden bestaan. Niet omdat ze meerdere vakgebieden beslaat, maar omdat het bestaande rijk is aan betekenissen. Misschien is het goed om te spreken in meervoud: identiteiten. In de tweede plaats komt de identiteit niet op uit geprojecteerd, nieuw programma of beeld, maar uit het bestaande, uit dat wat voorhanden en gaande is. Wat is het specifieke DNA van een buurt of wijk? Daarbij moet direct worden gezegd dat dit geen automatisme is. Het vaststellen en verbeelden van zo‟n identiteit is een ontwerpbeslissing. Ten derde maakt een identiteit het mogelijk te oordelen. Wat is hier goed of passend, wat hoort hier niet thuis of is wezensvreemd? Wat is een welkome verrijking en op welke plek? Dat zijn de vragen die aan de hand van de identiteit beantwoord moeten kunnen worden.

Analyse: actiegericht of descriptief Het helder krijgen van de identiteiten vraagt allereerst om een nieuw soort analyse. Ontwerpers zijn gewend (misschien zelfs getraind?) hun ontwerpvoorstellen te onderbouwen met analyse. Doel van deze analysen lijkt vaak niet alleen het verhelderen van een situatie te zijn, maar het onderbouwen van een interventie die daarmee „noodzakelijk‟ wordt. Het is de vraag of daarmee de situatie recht kan worden gedaan en er geen vitale praktijken of kansrijke situaties over het hoofd worden gezien. 11 Aan de andere kant zijn de analyses die onderdeel vormen van structuur- of bestemmingsplannen vaak 'verplichte nummers', waarin de voorgeschreven thema's keurig worden afgevinkt, zonder tot meer integrale duiding te komen. Daarmee bieden ze (te) weinig houvast. Zoeken naar een identiteit voor een buurt of wijk waarop voortgebouwd kan worden vraagt om een wijze van analyseren die de eigenheid, het DNA, van een buurt beschrijft: descriptieve analyse. Cruciaal is dat de analyse niet gericht is op een toekomstige interventie, maar op het blootleggen van de identiteit van de bestaande situatie. De analyse moet breed zijn: ruimtelijk/fysiek, sociologisch, economisch, antropologisch. De analyse moet ook „wervend‟ zijn. Er moet een verhaal boven water komen dat mensen herkennen en als kloppend ervaren. Een verhaal dat partijen zich kunnen toe-eigenen en waarin ze aanknopingspunten vinden voor verdere verrijking. 10

Onderzoek ´Einde van het masterplan?‟, Van Schagen architekten, 2011

11

Ad Hereijgers, Endry van Velzen bepleitten bijvoorbeeld analyse van de groencompositie als een van de dragende identiteiten van de naoorlogse gebieden. Vaak wordt die laag genegeerd. De naoorlogse stad. Een hedendaagse ontwerpopgave NAI uitgevers.

Vernieuwen vanuit identiteiten – Van Schagen architekten

8


Het is de vraag waaruit zo'n descriptieve analyse bestaat en hoe ze wordt verbeeld. Dat kan per geval verschillen. Zaak is dat de gelaagde identiteit van een gebied duidelijk naar voren komt en dat de analyse niet alleen abstractie blijft. Goede voorbeelden hiervan zijn het structuurplan Antwerpen12 (zie ook verderop), de eclectische atlassen van Boeri en Lanzani13, Munarin en Tosi,14 de Atlas Westelijke Tuinsteden Amsterdam15.

Atlas van Nieuw West, conclusiekaart publieke domeinen. Kaarten met daarop de algemene voorzieningen, met groepsspecifieke voorzieningen, met terrassen en met plekken van rituelen en festiviteiten zijn voor deze conclusiekaart over elkaar heen gelegd. De kaart brengt de overlappende stedelijke praktijken van de verschillende bevolkingsgroepen in beeld en laat zien waar de stedelijke dynamiek zich manifesteert.

Van Schagen architekten maakte een analyse van Rotterdam Zuid. Samenvoegingen van benedenbovenwoningen zijn herkenbaar aan de ingrepen bij de voordeuren. De potentie van dit woningtype is evocatief verbeeld.

12

Zie ook N.Dattomo Observation, desrciption and tale in the construction of the urban plan, 43th ISOCARP Congress, 2007. 13 Zie bijvoorbeeld Masterplan Sovere door S.Boeri (Boeristudio, 2004). 14 Zie bijvoorbeeld Munarin en Tosi, Analyse Urban Sprawl in Veneto, Italy. 15 Ivan Nio, Arnold Reijdorp, Wouter Veldhuis, Atlas Westelijke Tuinsteden Amsterdam. De geplande en geleefde stad. Trancity/EFL (2008)

Vernieuwen vanuit identiteiten – Van Schagen architekten

9


Improvisatie Het vernieuwen van de stad vanuit de bestaande situatie en tendensen maakt dat het opereren veel minder goed tevoren gepland en beheerst kan worden. Het heeft veel weg van veranderkunde16 en improvisatie.17 Daar zullen ontwerpers mee om moeten leren gaan en hun producten functioneel in moeten zijn. De werkwijze waarop de vernieuwing gaandeweg gestalte krijgt is te vergelijken met improvisatie. Er is vrijheid voor het onverwachte, ruimte voor initiatief, gelegenheid voor solo's en voor samenspel. Tegelijk is er geen willekeur. Improvisatie heeft een afgesproken structuur: thema, akkoordschema's, ... Het vraagt van de deelnemers het vermogen op elkaar te reageren en de bereidheid de structuur als basis te nemen. 18 De metafoor van improvisatie biedt ook houvast bij het omgaan met negatieve aspecten van het bestaande . „Overaccepting', uit de wereld van het toneel, is een houding waarin dat wat niet in het ideaalplaatje past er wel in wordt opgenomen en op een hoger niveau wordt getild. Overaccepting is een houding die weigert te kiezen tussen 'blocking' (het afwijzen) en 'accepting' (simpelweg goedkeuren). 19 De identiteiten biedt het kader waarbinnen geïmproviseerd kan worden. De identiteit is daarmee niet iets statisch. Het vraagt om verdere ontwikkeling en verrijking. Naast de vragen hoe zo‟n identiteit er concreet uitziet (een kaart?, verhaal?, website?) is het de vraag hoe zo‟n identiteit over langere perioden kan blijven functioneren als leidraad. Is er een platform te bedenken waarop ze werkend en vitaal kan blijven door ook te worden aangevuld en verrijkt? Financiering vernieuwing Een nieuwe wijze van stedelijke vernieuwing vraagt om een nieuwe wijze van financiering. Uiteindelijk gaat het erom dat alle initiatief dat in een wijk wordt genomen ten goede komt aan die buurt en maximale spin-off heeft. Beheer en onderhoud moeten niet alleen ten goede komen aan het betreffende gebouw, er moet verder worden gekeken (ontwikkelend beheer); civieltechnisch noodzakelijke ingrepen kunnen maximaal worden ingezet (rioleringsonderhoud, waterberging,...); het samenbrengen van kleinschalige initiatieven kan grote betekenis hebben in een buurt20 ; inzetten op micro-financiering of het aanwenden van duurzaamheidsfondsen; wijk-energiemaatschappijen; verbetering Elabels;... Onderdeel van financiering zijn aspecten als cash-flow en exploitatietermijn. Aan de ene kant is er ten opzichte van masterplan een sterkere focus projecten op zich te kunnen beschouwen en af te kunnen ronden. Er zijn pleidooien voor projecten met een veel kortere exploitatietermijn, en aan de andere kant pleidooien te kiezen voor veel langere exploitatietermijnen. Hans Karssenberg van Stipo pleit voor expliciete koppeling van exploitatietermijn en project. “Grote, dragende ingrepen als een lange stadslaan kunnen misschien wel een termijn van 100 jaar meekrijgen, terwijl de ermee opgeroepen kleinere projecten misschien slechts een termijn van 15 jaar meekrijgen. Het is als fondant, een harde buitenkant met een zachte binnenkant. Vernieuwing is zowel top down als bottom 16

Zie ook het programma Stedenbouw als veranderkracht, door Trancity, Enno Zuidema stedebouw, De Beuk en Air, waaronder het essay Teken voor de verandering. 17 Zie ook verslag KEI-atelier natuurlijke wijkvernieuwing als werkwijze, 11 oktober 2010. 18 H. Boutellier, De improvisatiemaatschappij. Over de sociale ordening van een onbegrensde wereld. Boom (2011) 19 S. Wells, The drama of christian ethics. Improvisation. (2004) 20 Zie: Joost Beunderman e.a. Compendium for the civic economy. What the Big Society schould learn from 25 trailblaizers, 00:/, London.

Vernieuwen vanuit identiteiten – Van Schagen architekten

10


up. Iets als middle-up-down.” Wat de rol van de ontwerper betreft: om te kunnen functioneren in de nieuwe context lijkt het van belang dat ontwerpers meer weten van de financiële kant van projecten, kosten, opbrengsten en exploitaties en daartussen kunnen schakelen. Joost Beunderman van 00:/ “Ontwerpers weten over het algemeen te weinig van de financiële kant van projecten. De impact en mogelijkheden van exploitatiemodellen, fondsverwerving, meeinvesteren, partijen bij elkaar brengen. Vernieuwen vanuit het bestaande betekent dan niet het beperken van de ontwerpprofessie, maar het verbreden van de impact van ontwerpvoorstellen, hoewel de hand van de ontwerper door het ontbreken van een afgerond eindbeeld wellicht veel minder herkenbaar wordt. De ontwerper moet diep doodringen in het hele proces van financieren, ontwerpen, bouwen, gebruiken en wetgeven. 21

Centrale vragen Dit onderzoek draait om de vragen wat het betekent om de stedelijke vernieuwing op te laten komen uit bestaande identiteiten. Wat betekent dit voor de houding van de ontwerper, voor zijn rol en voor de ontwerpproducten? Als kapstok hanteren we ter beantwoording van deze vraag een drieslag. Allereerst: wat de betekent het voor de wijze van analyseren. Hoe analyseren we, hoe breed doen we dat en hoe wordt de analyse verbeeld? In de tweede plaats: hoe definiëren we een kansrijke identiteit en is dat in de ene buurt gemakkelijker dan in de andere door verschillen in typologie of eigendomsvorm. Ten derde: welke wijze van operationalisatie past hierbij en hoe geven we die vorm? Om deze vragen verder te onderzoeken volgen twee delen. Allereerst een beknopte beschrijving van buitenlandse voorbeelden waarin naar ons idee op een inspirerende manier wordt gewerkt aan de vernieuwing van de stad vanuit de bestaande identiteit(en). Deze voorbeelden helpen mee een referentiekader te vormen voor een mogelijk nieuwe manier van werken. De beschrijvingen gaan vooral in op de voor dit referentiekader relevante aspecten. Aansluitend beschrijven we een viertal casussen waarin we hebben ingezet op de bestaande identiteiten als drager voor vernieuwing. Ter vergelijk worden de casussen gelegd langs de drieslag van analyse, identiteit en operationalisatie. Deze casussen worden tenslotte onderling vergeleken in een concluderend hoofdstuk.

21

Zie Provoost, M. Stedelijke vernieuwing: inventie, transformatie en de macht van de architect in Architectuur in Nederland, Jaarboek 2007/08, pag 46 ev.

Vernieuwen vanuit identiteiten – Van Schagen architekten

11


2.

BUITENLANDSE VOORBEELDEN

In dit hoofdstuk bespreken we een aantal buitenlandse voorbeelden waarin de bestaande identiteit van gebieden of gebouwen worden ingezet als leidraad voor vernieuwing. Het betreft het Ruimtelijke structuurplan Antwerpen van Secchi&Vigano; transformatie van Ile de Nantes door Chemetoff&Henry en om de transformatie „Plus‟ door Lacaton Vassal.

VOORBEELD 1

RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN ANTWERPEN

Het ruimtelijk structuurplan Antwerpen beslaat een groot gebied (Antwerpen en de regio) en heeft een lange planningshorizon. Het plan werd door Secchi Vigano ontwikkeld in een aantal jaar (2003-2006) in een intensief traject van ontwerpen, analyseren en contacten met de gebruikers van de stad. In het RSA werd een aantal grotere projecten in de stad geïncorporeerd en met elkaar in verband gebracht. Het primaat van de ruimte Al in de titel wordt benadrukt dat het structuurplan in essentie ruimtelijk is. Het doel van het structuurplan is het creëren van condities waarbinnen de stad zich ecologisch, economische en sociaal kan ontwikkelen. In die zin beïnvloeden al deze gebieden de inhoud van het plan, maar de volgorde is: eerst ruimtelijk, dan economisch en maatschappelijk. De ruimtelijke structuur en kenmerken van stad en regio worden uitgewerkt in economie en maatschappij, en niet andersom. Met deze nadruk op de ruimtelijke kant van het structuurplan, en daarmee samenhangende lange termijn, breekt het met een praktijk waarin structuurplannen veel meer inzetten op sociale of economische ontwikkeling. Secchi adresseert expliciet het conflict in planningstermijn die dit oplevert. De ruimtelijke ontwikkeling van de stad betreft de lange en middellange termijn. De ontwikkeling van economische en sociale praktijken en het bijbehorende gebruikt betreft een vaak een veel kortere termijn. Daarnaast is er het probleem van de fysieke onbeweeglijkheid van de bestaande stad en de mobiliteit en onzekerheid van de hedendaagse economie en maatschappijn. We leven in gebouwen en plekken die in het verleden zijn gebouwd voor een andere maatschappij en economie. In een toelichting bij het RSA stelt Secchi dat pragmatisme vooral voortkomt uit de korte termijn van sociale en economische politiek. „Een pragmatische houding, die focust op het heden en de onmiddellijke toekomst, moet geen blind pragmatisme worden; het moet niet weglopen voor de evaluatie van de consequenties die elke actie zal hebben in een meer verder gelegen toekomst. Aan de andere kant, elke interventie waardoor een fysieke context wordt getransformeerd moet flexibel genoeg zijn om zich aan te passen aan nog onbekende trends en praktijken in de toekomst, terwijl het tegelijkertijd ook bewustzijn van de gevolgen op lange termijn moet reflecteren.‟22 Verhouding project en plan Het RSA kiest voor een mix van heel gerichte strategische projecten enerzijds en doet anderzijds over grote gebieden veel minder uitspraken. Het opvallende is dat dit niet betekent dat er voor die gebieden geen duiding of houvast wordt geboden. Het laat

22

B.Secchi en P. Vigano, Antwerp. Territory of a new modernity, SUN, bookserie Explorations, #02, 2009.

Vernieuwen vanuit identiteiten – Van Schagen architekten

12


vooral zien dat er een andere verhouding is tussen project en plan dan in andere structuurplannen in België 23.

Het verschil in de wijze waarop hetzelfde instrumentarium wordt ingezet uit zich in de tekening. Twee structuurplannen. Links Antwerpen, rechts Gent. Een andere inzet van hetzelfde instrumentarium leidt tot andere producten. In de kaart van Antwerpen is te zien dat er over bepaalde gebieden heel precieze uitspraken worden gedaan (strategische projecten) en dat andere gebieden leeg worden gelaten.

Om over de gebieden buiten die strategische projecten toch uitspraken te kunnen doen heeft Secchi Antwerpen gevangen in een zevental images. Deze images kunnen worden begrepen als de idee/het concept van de stad, als gidsen door de tijd (image-guides). De images worden ingezet als vehikels om mogelijke ontwikkelingsrichtingen uit te werken en te communiceren. Het zijn pogingen om het DNA van de stad bloot te leggen. Wat opvalt aan de images is dat ze evocatief en open zijn. Een image als Antwerpen waterstad ligt voor de hand en is herkenbaar voor iedereen. Gaandeweg, door de projecten heen wordt het image verder „gevuld‟. Het wordt complexer, wint aan betekenis en wordt daarmee ook meer specifiek „Antwerps‟. De identiteit zelf wordt verrijkt .24

Foto lege kavel aan de Lepelaarstraat

23

Analyse binnengebieden

Voorbeeld uit lezing K.Borret in het kader van Kei traject Van bestemmen naar beginnen, 30aug2011

24

Interview met Kristian Borret (stadsbouwmeester), Katrijn Apostel (afd.Ruimtelijk beleid), Hardin de Wever (directeur regie proces AG Stadsplanning), dd.1 juni 2011.

Vernieuwen vanuit identiteiten – Van Schagen architekten

13


Analyse en verbeelding De images worden op verschillende manieren uitgelegd, uitgewerkt en verbeeld. Als voorbeeld nemen we het image „Antwerpen als poreuze stad‟. Elk image wordt verbeeld met een paginagrote foto die de essentie van de image weergeeft. De voor deze image gehanteerde foto van een gat in een bouwblok aan de Pelikaanstraat spreekt boekdelen. Het zegt iets over de kenmerken (bijvoorbeeld doorgaande rooilijn), de huidige staat (gaten die wachten op nieuwe invulling) en de kansen die er liggen. In de poreuze stad wordt de ruimtelijke ontwikkeling van Antwerpen in kaart gebracht (ontwikkeling bebouwde ruimte 1880-1970). De mate van poreuziteit beslaat de hele stad via drie aspecten die haar kenmerk uitmaken: relaties tussen bebouwd/onbebouwd; verschil in bebouwingsdichteden en relaties tussen verschillende vormen van land gebruik. Deze aspecten bleken bruikbaar om de transformaties die onder de radar eigenlijk al plaatsvonden en kansrijk waren in kaart te brengen. Een van de middelen die hiervoor wordt ingezet is het het „temperaturen van de stad‟. Het bijhouden van bouwaanvragen, ook die die moeten worden afgewezen. De binnengebieden van de 19e eeuwse bouwblokken blijken mogelijkheden voor transformatie te bevatten die soms niet werden benut bij gebrek aan duidelijke regelgeving. Door dit goed te monitoren kan hierop specifiek beleid worden ontwikkeld. e Een belangrijke transformatie van de 19 eeuwse stad betreft het wonen in deze buurten. Er is een voorzichtige tendens dat jonge gezinnen zich vestigen in de 19 e eeuwse gordel; het begin van een voorzichtige gentrification van deze buurten. In een aantal „microstories‟ worden voorbeelden hiervan uitgewerkt. Ze illustreren de transformatiemogelijkheden van deze gebieden. Dit is een tendens die in meer Europese steden is waar te nemen, en op zich niet bijzonder. Het krachtige van de analyse van Secchi is dat door deze kleinschalige micro-stories binnen De Poreuze stad de relatie wordt gelegd met de grote schaal van het RSA. Daarmee wordt de concrete, ruimtelijke kant van de gentrification ook geagendeerd. Om deze tendens structureel te maken en te laten slagen moet er rekening worden gehouden met concrete ruimtelijk/programmatische aspecten van de woonwensen van deze jonge gezinnen (veilige omgeving, parkjes, scholen). Daarnaast maken de microstories een wat verborgen tendens, en de kansen die dit biedt, duidelijk.

Voorbeeld van een van microstories, onderdeel van image Antwerpen De poreuze stad

Vernieuwen vanuit identiteiten – Van Schagen architekten

14


Operationalisatie Op basis van het RSA is de ruimtelijke ontwikkeling van Antwerpen een belangrijk speerpunt van beleid geworden. Er wordt een actieve ruimtelijke politiek gevoerd waar de verschillende beleidsafwegingen altijd mede worden beschouwd uit oogpunt van ruimtelijke kansen/effecten op de stad. De ontwikkelingsrichting die door het RSA wordt aangegeven wordt actief bewaakt door gemeentelijke diensten die hiervoor specifiek in het leven zijn geroepen. Het gaat om AG Stadsplanning (project en procesmanagement), om AG Vespa (publieke projectontwikkeling en real estate) en een stadbouwmeester. Deze werkwijze heeft een integrerend effect op de verschillende beleidsvelden. Er zijn in Antwerpen manieren ontwikkeld om de kleinschalige ontwikkelingen en tendensen in de stad te kunnen monitoren. De stad wordt continu „getemperatuurd‟, bijvoorbeeld door regelmatig overleg tussen stadsbouwmeester en de afdeling bouwvergunningen. Wat komt er aan aanvragen binnen, waar zit welke dynamiek, is er beleid op te maken? Daar waar de markt niet werkt pakt de stad fysieke knelpunten ook actief op. Zo worden op moeilijk in te vullen kavels in de 19e eeuwse stad die al jaren braakliggen door het Autonoom gemeentebedrijf voor vastgoed en stadsprojecten in Antwerpen (AG Vespa, opgericht in 2003) kleinschalige projecten ontwikkeld, veelal door jonge architecten. De woningen worden vervolgens verkocht aan jonge stedelingen. Gaandeweg leidt de invulling van deze ingewikkelde plots tot waardestijging en gentrification in de hele buurt.

Voorbeeld invulling hoekkavel door AG Vespa, het autonoom gemeentelijk ontwikkelbedrijf

Vernieuwen vanuit identiteiten – Van Schagen architekten

15


VOORBEELD 2

TRANSFORMATIE ILE DE NANTES

Ile de Nantes is een eiland van 330 hectare in de Loire, dichtbij het stadscentrum van Nantes. Door het wegtrekken van de scheepswerven en industrieën raakte het eiland van af de jaren 70 in verval. Nantes werd geconfronteerd met een uitgestrekt gebied van industriële leegstand, weliswaar dichtbij het stadscentrum, maar daarvan afgesneden door de Loire. De afgelopen tien jaar is een stedenbouwkundig project opgezet met als doel het gebied opnieuw een centrale plek te geven in de stad. Deze eerste planfase (2001-2012) werd ontworpen en begeleid door Alexander Chemetoff in samenwerking met Patrick Henry. Chemetoff en Henry besloten het eiland met alle artefacten te beschouwen als een deel van een fragmentarische geschiedenis waaraan een nieuw hoofdstuk zou worden toegevoegd. Het concept is gebaseerd op het idee de vernieuwing stap voor stap uit te voeren en daarbij de inherente kwaliteiten en het nog bestaande gebruik van het eiland als uitgangspunt te nemen. Chemetoff en Henry namen het eiland zoals het was. Vanaf de analysefase kregen bestaande elementen en materialen een volwaardige plek in de vernieuwing. Steeds wordt de tastbare realiteit van de resterende structuren, spoorbanen, kranen, loodsen en overwoekerde gebieden benadrukt, zonder een oordeel te vellen over hun esthetische waarde voor de vernieuwing. De samenhang op het eiland wordt gevonden door de combinatie van bestaand en nieuw, waarbij een netwerk van publieke ruimten als leidmotief wordt genomen.

Diverse stadia van het dynamisch masterplan Ile de Nantes

Vernieuwen vanuit identiteiten – Van Schagen architekten

16


Deze open aanpak mondde uit in een „plan guide‟, ook wel omschreven als een dynamisch masterplan. Dit plandocument is iteratief; het wordt real-time aangepast naar de laatste ontwikkelingen. Het stuurt de projecten en ingrepen op korte termijn aan de hand van een lange-termijn visie. Tegelijk kunnen de projecten op korte termijn de lange termijn ook beïnvloeden. Het plan wordt per kwartaal bijgewerkt en gedetailleerd. Het wordt aangepast door de tijd en transformatie heen. Door deze werkwijze is het een levend plan dat de uitkomsten van discussies tussen publieke en private partijen weerspiegelt. Alle stakeholders (overheid, private partijen, verenigingen) krijgen zo plek in het plan. Het Plan Guide is een vehicel voor publieke discussie en biedt ruimte aan nieuwe initiatieven en beleid.

In de eerste schetsen is grafisch geen verschil gemaakt tussen bestaand en nieuw. Ze krijgen beide een volwaardige betekenis. De publieke ruimte is drager

Randvoorwaarden uit het Plan Guide; dusdanige bouwvolumes dat het karakter van de straatwand intact blijft bij transfrommatie

Deze werkwijze werd door Chemetoff gekarakteriseerd als “een som van ervaringen; een proces waarin het project wordt uitgevonden tijdens zijn uitvoering; terwijl het wordt geïmplanteerd in de publieke ruimte.” Hij vergelijkt het met archeologie: “werk op de plek. Ontdek. Wijzig je ontwerp en pas het aan. Herontwerp passen bij de kennis die je opdoet door het werken aan de plek”. Het plan is een voortdurend proces van transformatie door bewoning en gebruik. Het framework van het Plan Guide biedt inmiddels plek aan de volgende projecten: herinrichting van de kade Francois Mitterand en de buurt rond het nieuwe paleis van jusitie (Nouvel, 2005); het plein l‟Íle Mabon, waar begroeiing oude betonnen structuren mag overwoekeren; het „Parc des chantiers‟, het nieuwe gebruik van vroegere loodsen en bananen-opslag (2005); het „Nefs de la Loire‟, een transformatie van oude industriële hallen tot een overdekt publiek plein met culturele voorzieningen.

Vernieuwen vanuit identiteiten – Van Schagen architekten

17


Deze interventies en het werken met het dynamisch masterplan waren alleen mogelijk doordat hiervoor specifieke procedures zijn ontwikkeld door het stadsbestuur. De projecten zijn gebaseerd op een voortdurend samenspel van verwijzingen, ervaringen en innovatie, van inventarisatie, van interventies en evaluaties. Deze dynamiek vereist een stevig politiek draagvlak voor het plan. De geboden back-up door het gemeentebestuur is een beslissende factor voor het slagen van het plan. Verbeelding Het wezen van de plek wordt gevangen in detailfotos van bestratingen, panden, begroeiing. Die krijgen een volwaardige plek in het plan. Bouwhoogten worden gerelateerd aan bestaande bebouwing en daarop specifiek afgestemd. Voor de presentatie van het plan maakt Chemetoff gebruik van video, getuige zijn boek „Visits‟. Dat is blijkbaar voor hem een geëigende manier om de plek en de transformatie uit te leggen . Er moet dan wel wat te zien zijn.

Transformatie van vroegere loodsen voor bananenopslag tot een publiek overdekt plein met daarin ruimte voor verschillende voorzieningen.

Vernieuwen vanuit identiteiten – Van Schagen architekten

18


VOORBEELD 3

TRANSFORMATIE BOIS LE PRÊTRE, PARIJS

De architecten Lacaton&Vassal en Druot ontwierpen de transformatie van de woontoren Bois le Prêtre in Parijs. Het plan kan geïnterpreteerd worden als een vernieuwing op grote schaal door het herhalen van een kleine bouwsteen. Interessant aan het plan is de wijze van vernieuwing van het bestaande en de omgang met het programma. Daarnaast is het interessant in te gaan op hoe in de ontwerpfase het plan is verbeeld en hoe er draagvlak is ontwikkeld voor de ingreep. De transformatie van de toren kan worden gezien als een onderdeel van het project „Plus‟ van Lacaton&Vassal. Hierin wordt onderzocht hoe bestaande appartementen uit vooral de jaren 60 kunnen worden uitgebreid met extra oppervlak en door die uitbreiding tot een compleet andere woning kunnen worden. Dit project past goed binnen het oeuvre van Lacaton&Vassal. In veel projecten zetten ze in op het maken van (veel) extra vierkante meters voor hetzelfde budget. Daartoe maken ze gebruik van een rigoureus onderscheidt tussen casco en inbouw. Het extra oppervlak lijkt geen doel op zich, maar lijkt door Lacaton Vassal ook te worden ingezet om het standaard gebruik van de ruimte door het surplus aan oppervlak te ontwrichten.25 Voor de Bois le Prêtre ontwikkelde Lacaton Vassal een lichte uitbreidingsmodule van balkon en wintertuin. Deze module is vervolgens over het gehele gebouw toegepast en is daarop ook ontworpen. De optelsom van modules maakt een complete transformatie van het gebouw. De toevoeging kon worden uitgevoerd terwijl de woning bewoond blijft. In eerste instantie lijkt die transformatie een complete, futuristische metamorfose. De bestaande situatie laat een gesloten woontoren zien, met hoge, dichte borstweringen en kleine raampartijen. Dat was het beeld in de jaren 90 geworden, na een fikse renovatie. In de nieuwe vernieuwing grijpen LacatonVassal en Druot echter niet alleen vooruit, maar juist ook terug naar het oorspronkelijke beeld: een modernistisch woongebouw opgebouwd uit een betonstructuur met open, lichte puien, van de hand van Raymond Lopez (1958-1961). In de transformatie van het gebouw wordt duidelijk teruggegrepen op het moderne. Het trio bouwt als het ware voort op die moderne ideeën en idealen van de open gevel en de constructie als grid.

oorspronkelijk beeld

beeld jaren 90

25

Zie Tom Vandeputte Economie en exces. Aantekeningen bij drie recente projecten van Lacaton en Vassal. In Oase, themanummer Onbepaaldheid.

Vernieuwen vanuit identiteiten – Van Schagen architekten

19


Voorbeeldproject: dummy

beeld na transformatie

Opvallend is dat LacatonVassal in de verschillende planpresentaties vooral inzetten op de kwaliteitsslag voor het wonen die met de ingreep wordt gerealiseerd. Extra oppervlak, optimaal uitzicht, betere isolatie. Er wordt nauwelijks gerefereerd naar het oude beeld, de oorspronkelijke, moderne identiteit, terwijl die toch wel hoge ogen zou kunnen gooien. gooit. In bijvoorbeeld het Hansaviertel in Berlijn staat een soortgelijk gebouw van de hand van Lopez. Dat is inmiddels een monument. Lacaton Vassal refereren wel aan de modernistische impressies van appartementen met grote glasvlakken en weids uitzicht (case studie houses). Daarmee grijpen ze expliciet terug op de erfenis van de moderne, maar kiezen er ook voor deze erfenis verder te brengen in hedendaagse taal en materialisatie. Vernieuwing vanuit identiteit betekent hier geen restauratieve benadering.26 Naast het inzetten van een krachtige verbeelding tijdens het planproces werd er ook voor gekozen een voorbeeld uit te voeren door een dummy te maken. Dit om draagvlak voor de ingreep bij de bewoners te vergroten. Expliciet werd ervoor gekozen om de woningen binnen de sociale voorraad te houden. Bewoners konden in het gebouw blijven wonen en kregen een betere woning (groter en energetisch verbeterd) tegen eenzelfde betaalbare huur. Het bestaande programma werd feitelijk volledig geaccepteerd. Tijdens de bouw zijn veel bewoners wel intern verhuisd, naar een woning op een plek of met een plattegrond die beter aansloot bij hun wensen. Programma, plan en planproces zijn sterk verweven.

26

Beelden: http://www.moma.org/interactives/exhibitions/2010/smallscalebigchange/projects/transformation_of_tour_boise_ le_pretre, oktober 2013

Vernieuwen vanuit identiteiten – Van Schagen architekten

20


Verbeelding transformatie door Lacaton Vassal

Vernieuwen vanuit identiteiten – Van Schagen architekten

21


3.

VIER CASUSSEN

Hieronder beschrijven we een viertal casussen waar bestaande identiteiten worden ingezet als drager voor vernieuwing. De casussen verschillen onderling in schaalgrootte, typologie en mate van concreetheid. Een casus die we graag hadden opgenomen ging uiteindelijk niet door vanwege de politieke gevoeligheid van de opgave. Het betrof het Schutterskwartier in Rotterdam. Dit gebied is onderdeel van het masterplan voor de vernieuwing van Nieuw Crooswijk en stond/staat op nominatie om compleet gesloopt te worden om plaats te maken voor een nieuwbouwbuurtje met een nieuwe bebouwing en stratenpatroon. Het Schutterskwartier zou, gezien de rijkdom aan bebouwing, een mooie casus zijn geweest binnen dit onderzoek. De wel onderzochte casussen zijn: Slotermeer Oost, Amsterdam; Kanaleneiland NoordNoord, Utrecht; Liniekwartier, Breda; Eilandenbuurt, Rotterdam.

Vernieuwen vanuit identiteiten – Van Schagen architekten

22


CASUS 1

SLOTERMEER-OOST, AMSTERDAM

Een nieuw bestemmingsplan is het juridische houvast voor de vernieuwing van Slotermeer-Oost. Vanwege de cultuurhistorische, stedenbouwkundige en architectonische kwaliteiten is een deel van de wijk aangemerkt als beschermd stadsgezicht. Het bestemmingplan heeft hiermee een sterk conserverend karakter. Het vigerende masterplan gaat uit van intensieve sloop en nieuwbouw operaties. Doordat veel voorgenomen projecten uit dit masterplan zijn uitgesteld of afgesteld biedt het onvoldoende houvast voor stedenbouwkundige en architectonische beoordeling van vernieuwingsprojecten. In Slotermeer-Oost wordt een supervisiekader ontwikkeld om in deze lacune te voorzien wat focust op de ruimtelijke kwaliteiten en problemen in de wijk die als toetssteen worden gebruikt bij de architectonische en stedenbouwkundige beoordeling van vernieuwingsprojecten.

Slotermeer wordt gekenmerkt door relatief veel laagbouw in een groene verkaveling

Slotermeer-Oost Slotermeer-Oost is gebouwd in de jaren ‟50 als eerste uitbreidingswijk in Amsterdam Nieuw-West. Er staan ca. 8.000 woningen, waarvan tweederde deel in bezit is van woningcorporaties en vooral bestaant uit portieketageflats en duplexwoningen. In het gebied wonen zo‟n 15.000 mensen. De wijk bezit op veel plekken nog authentieke karakter zoals de befaamde stedenbouwkundige Van Eesteren het ongeveer voor ogen moet hebben gehad. De wijk wordt nog steeds gewaardeerd om het ruim aanwezige groen, de relatieve rust, betaalbare woningen en natuurlijk de nabijheid van de Sloterplas. Plangeschiedenis Op 8 december 2009 heeft de deelraad van Geuzenveld-Slotermeer het vernieuwingsplan Slotermeer Noord vast gesteld. Het is een ambitieus plan met veel sloop en nieuwbouw en ingrijpende renovatie. Ook voor delen van Slotermeer-Zuid liggen dan ambitieuze plannen klaar. Ruim een jaar later moeten de ambities echter worden bijgesteld vanwege de veranderde marktomstandigheden en de minder florissante positie van de betrokken corporaties. In een speciale Vernieuwing Slotermeerkrant in mei 2011 kondigt het Stadsdeel bij monde van Portefeuillehouder Paulus de Wilt aan dat de “vernieuwing niet stilstaat, maar dat het in een ander tempo gebeurt.”

Vernieuwen vanuit identiteiten – Van Schagen architekten

23


Anno 2013 zijn nog twee ingrijpende vernieuwingen actueel in Slotermeer-Oost: die van de Aireystrook en die van de Struikbuurt. Voor beide gebieden wordt gewerkt aan een Uitwerkingsplan, waarin vooral gezocht wordt naar een samenhang tussen stedenbouw en architectuur.

De kenmerken van de wijk zijn op een samenhangende kaart vast gelegd

De komende jaren is er slechts sprake van incidentele vernieuwingsprojecten. Daarnaast zal er meer (groot) onderhoud van vastgoed en van de openbare ruimte plaatsvinden. Dit betekent dat elke gerealiseerde vernieuwing zich voor langere tijd zal moeten verhouden tot de bestaande omgeving daarvan. De gewenste identiteit van het gebied kan daarmee niet meer worden ontleend aan een beeld van de toekomst, maar aan een samensmelten van de kwaliteiten van de bestaande situatie en context en de gewenste vernieuwing. Daar waar het vernieuwingsplan nog een schets van de toekomst gaf en van daaruit richtlijnen ontwikkelde voor de verschillende projecten, moeten we nu een complexere benadering toepassen: enerzijds zal elk project op zich zelf staand moeten worden beoordeeld alsof de verandering van dit stuk stad daarmee (voorlopig) is beĂŤindigd, anderzijds kan elk project weer de opmaat zijn voor een volgende stap in de vernieuwing. Om de kwaliteit van het gebied te behouden en te versterken wil het Stadsdeel NieuwWest zorgvuldig omgaan met de bestaande kwaliteiten en met de kansen die er liggen, maar ze wil ook de problemen en knelpunten die in het gebied liggen aanpakken. Stadsdeel Nieuw-West acht de bestaande kaders (welstandsnota, vernieuwingsplannen) onvoldoende om de noodzakelijke zorgvuldigheid te waarborgen. Daarom heeft zij in 2012 voor het gebied een supervisor aangesteld die de zorgvuldigheid in architectuur en stedenbouw van de vernieuwing en verandering van het gebied moet bewaken.

Vernieuwen vanuit identiteiten – Van Schagen architekten

24


De aanvankelijke inenties waren ingrijpend van aard: veel sloop en nieuwbouw.

Opdracht In eerste instantie wordt de supervisor aangesteld voor begeleiding van de grote projecten in Slotermeer, waarvoor de zogenaamde Uitwerkingsplannen worden gemaakt. De supervisie kan echter niet los worden gezien van de omslag die de aanpak van Slotermeer-Oost ondergaat van grootscheepse vernieuwing naar een veel bescheidener aanpak. Juist in een bescheiden aanpak dreigt versnippering als de samenhang niet continue wordt bewaakt. Daarom zal de supervisie niet alleen betrekking hebben op de twee genoemde grote projecten, maar ook op andere kleine initiatieven in de wijk. Om de supervisie zo transparant mogelijk te maken wordt deze gebaseerd op een supervisiekader. De supervisor is verantwoordelijk voor de volgende taken: 1.

vanuit de kaders van het vernieuwingsplan en de cultuurhistorische waarde van het gebied de totstandkoming van de uitwerkingsplannen te begeleiden en daarbij de ruimtelijke kwaliteit in een zo vroeg mogelijk stadium waarborgen

2.

adviseren aan stadsdeel over uitwerkingsplannen en bouwplannen;

3.

adviseren bij architectenselectie;

4.

begeleiding van architecten bij het maken van gebouwontwerpen;

5.

bouwaanvragen te begeleiden naar Welstand.

Naast een toetsende rol heeft de supervisor een stimulerende rol. Daarnaast heeft de supervisor in het complexe krachtenveld van stedelijke vernieuwing een bemiddelende rol. De supervisor wordt aangesteld door het stadsdeel en is in die zin ook adviseur van het stadsdeel. Toch wordt van de supervisor ook vooral een onafhankelijke rol verwacht in het opstellen van de uitwerkingsplannen. De supervisor is een eigenwijs persoon, zonder eigengereid te zijn. De supervisor heeft grondige kennis van de na-oorlogse architectuur en stedenbouw en heeft ervaring in herontwikkelingsplannen in deze context. De supervisor is communicatief sterk en heeft overwicht waar dat nodig is. Hij combineert zijn kennis van het architectonisch ontwerp met strategische kennis over ontwerpprocessen. Ook is de supervisor goed op de hoogte van actuele ontwikkelingen op het gebied van duurzaamheid, een thema dat de komende jaren naar verwachting sterk aan belang zal winnen. De supervisor is door zijn kennis van architectuur en bouwtechniek goed in staat alternatieve oplossingen te beoordelen (op kosten en kwaliteit) en zo nodig kan meedenken in het vinden van een financieel en architectonisch optimale

Vernieuwen vanuit identiteiten – Van Schagen architekten

25


oplossing. Het kan hierbij gaan om architectonische details, maar ook om zaken als bijvoorbeeld inpandig parkeren. (uit: memo aan staf Paulus de Wilt, d.d. 7 november 2011)

Analyse Het supervisiekader is au fond een analyse. Het Supervisiekader beschrijft de kwaliteiten en knelpunten van de hoofdstructuren en van de invullingen daarvan, de buurten. De beoordeling van architectuur, stedenbouw en infrastructuur door Bureau Monumentenzorg Amsterdam (BMA) in de zogenaamde ordekaarten is daarbij een belangrijke onderlegger. Naast de ordekaarten van BMA is de analyse gebaseerd op een visuele analyse, vast gelegd in fotografie, en een programmatische en cultuurhistorische analyse gebaseerd op beschikbare documenten en op gesprekken met belanghebbenden. De uiteindelijke analyse in het supervisiekader zal besproken gaan worden met de belanghebbenden.

De Kuiperbuurt: sluit strak aan op de Centrumbuurt, maar laat zich op de kaart wellicht nog het best lezen als een vervolg van de Dobbebuurt. Dit was ook zo bedoeld in de eerst schetsen van 1936 voor Slotermeer. In de praktijk staat de Sape Kuiperbuurt los van de Dobbebuurt door de brede groenstrook langs de Burgemeester Eliasstraat en omdat de bebouwing aan de Burgemeester De Vlugtlaan een geheel andere vorm heeft gekregen. In de jaren ‟90 is de buurt stevig verdicht met appartementengebouwen. De Noord-Zuid georiënteerde portiekflats in bezit van Rochdale zijn naar ontwerp van Lammers gebouwd, die ook de portiekblokken aan de noordzijde van de Roland Holstbuurt heeft ontworpen. Ook hier gaat om een voor naoorlogse begrippen traditionele manier van bouwen met de getoogde entrees (portieken, bergingen), roedeverdeling in de berging- en portiekkozijnen en geprononceerde dakvormen. De 3-kamerwoningen op de 2e-4e verdieping meten 64 m2 en de 4-kamerwoning op de b.g. en 1e verdieping is 94 m2 groot. De bma-orde is hier 2 (in tegenstelling tot de basisorde in de Roland Holstbuurt). 1 (-) Opmerkelijk is de strokenverkaveling op deze plek die vanwege de Noord-Zuid oriëntatie eigenlijk volstrekt overbodig is en alleen maar tot meer verharding, tot meer confrontaties tussen openbaar en privé leidt en dus tot veel hekwerk. 2 (+) De traditionele architectuur is nog vrijwel intact, zij het dat ook hier de ventilatievoorziening storend in het gevelbeeld zijn. Op de kop van het Gerbrandypark zijn in de jaren 90 twee portiekblokken in vier lagen en twee torenflats in tien woonlagen op een plint van voornamelijk bergingen gebouwd (ontwerper?).

Vernieuwen vanuit identiteiten – Van Schagen architekten

26


3 (-) De gebouwen hebben de verbinding tussen park, water en centrum doorgesneden, wat een verlies voor het tuinstedelijke karakter van het winkelcentrum van Slotermeer is. Dit verlies is minder bij de nieuwbouw aan de zuidkant van de gracht in het centrumgebied. 4 (-) Aan de andere kant blijft er ruim openbaar groen over en dragen de torenflats wel bij aan een meer stedelijk karakter van het centrumgebied . 5 (-) De dichte plinten van de nieuwe portiekblokken in de metselwerk voorgevel leveren geen enkele bijdrage aan een levendig straatbeeld. De achtergevel is in een meer open architectuur gerealiseerd en past zich redelijk naar de omgeving, alhoewel het fietspad wel strak langs het gebouw loopt. 6 (+) De twee hoogbouwflats staan min of meer los van de buurt. Ondanks hun grootte zijn ze gek genoeg niet prominent aanwezig in het beeld vanuit het park of de daaraan grenzende buurten. (Uit: concept-supervisiekader Slotermeer-Oost)

Strategie De supervisor heeft een adviserende rol richting initiatiefnemende partijen in de voorfases van plannen en een adviserende rol richting stadsdeel en gemeente bij de beoordeling van ingediende plannen. De bestaande formele routing (bijv. welstand) blijft intact. In Slotermeer-Oost wordt een zorgvuldige afweging gemaakt tussen de bestaande cultuur-historische en architectonisch-stedenbouwkundige kwaliteiten van complexen en gebieden en de noodzaak van technische of functionele vernieuwing en de wens dit ook in culturele zin tot uitdrukking te brengen. Hierbij maken we een onderscheid tussen het beschermd stadsgezicht (het Van Eesterenmuseum) en het overige deel van SlotermeerOost. Voor het Van Eesterenmuseum zal die afweging zwaar leunen op de cultuurhistorische en bestaande of oorspronkelijke architectonische-stedenbouwkundige kwaliteiten van de complexen en gebieden. Daarbuiten zal de balans meer richting ontwikkeling kunnen uitslaan. Daarmee zouden we het supervisiekader voor het Van Eesterenmuseum conserverend kunnen noemen, voor het overige deel eerder stimulerend. Beide kaders vertrekken vanuit een positieve waardering van het gebied en de bebouwing. Gebruik van het Supervisiekader De supervisie is georganiseerd vanuit het Stadsdeel. Daarmee is het karakter al snel beoordelend en minder een bewaken van collectief bepaalde uitgangspunten. Juist dit ontbreken van breed gedragen uitgangspunten kan in de praktijk leiden tot lastige tegenstellingen. Het Supervisiekader is nog niet formeel vast gesteld door de Stadsdeelraad. Daarmee functioneert het kader uitsluitend als inhoudelijk onderlegger voor het supervisorschap. De grotere projecten in het gebied worden nog volgens de „oudeâ€&#x; methode ontwikkeld via een Uitwerkingsplan waarin stedenbouw, programma en architectuur nauwkeurig in onderlinge samenhang worden vast gesteld. Voor het overige is een overall plan niet meer aan de orde en is de vernieuwing afhankelijk van initiatieven van ontwikkelaars of eigenaren. Deze initiatieven zijn tot op heden gering in aantal en logischerwijs kleinschalig (verbouw van garage tot buurtkamer; vervanging school). Het blijkt dat het supervisiekader voor deze kleinschalige vragen vaak te globaal is en daarmee minder bruikbaar. Per initiatief is dus een verdiepingsslag nodig van het Supervisiekader.

Vernieuwen vanuit identiteiten – Van Schagen architekten

27


CASUS 2

KANALENEILAND-NOORD-NOORD, UTRECHT

Er wordt al jaren gesproken over een ingrijpende vernieuwing van KanaleneilandNoord-Noord door Mitros, de eigenaar van vrijwel alle woningen in de buurt. Vanwege de benarde financiële positie van Mitros kan zij zich op korte termijn geen volledige vernieuwing of zelfs maar groot onderhoud van de hele buurt veroorloven. Een ontwikkelende aannemer is aangeschoven om risicodragend te investeren in de vernieuwing van de buurt die dan ook dure huur en koop moet gaan herbergen. Een masterplan voor de vernieuwing is op dit moment niet opportuun vanwege de vele onzekerheden. Als antwoord op deze onzekerheid hebben Mitros en de ontwikkelende aannemer opdracht gegeven tot de ontwikkeling van een randvoorwaardenkaart in combinatie met een toolbox. Essentie van de randvoorwaardenkaart is de definiëring van een kwalitatieve ruimtelijk-fysieke ondergrens; in essentie is de kaart ‘programmaloos’. De toolbox biedt handvaten voor invulling van het programma van de vernieuwing.

Kanaleneiland bestaat voor het overgrote deel uit portieketageflats in vijf lagen in bezit van corporaties

Kanaleneiland-Noord-Noord Kanaleneiland-Noord-Noord (KNN) is het noordelijkste kwadrant van de wijk Kanaleneiland. De buurt grenst aan de westzijde aan het Amsterdam-Rijnkanaal, aan de noordzijde aan de invalsweg vanaf de A2, de Dominee Martin Luther Kinglaan, aan de oostzijde aan het te herontwikkelen MESOS-terrein en aan de zuidzijde vormt de Van Heuven Goedhartlaan de overgang naar een Kanaleneiland-Noord-Midden. De buurt bestaat uit ruim 600 woningen die voor het overgrote deel in bezit zijn van Mitros. Onderdeel van de buurt is een recent gereed gekomen torenflat (Mitros) en twee strookjes eengezinswoningen (koop). In het gebied wonen veel gezinnen (60%), maar ook twee-derde met een inkomen lager dan € 21.000,-.

Vernieuwen vanuit identiteiten – Van Schagen architekten

28


trap ontsloten appartementen

491

79%

eengezinswoningen

88

14%

lift ontsloten appartementen

45

7%

624

100%

totaal

Plangeschiedenis KNN staat al lang op de stedelijke agenda. In de Structuurvisie Utrecht 2015-2030 die in 2004 is vast gesteld wordt het gebied aangewezen om langs de Martin Luther Kinglaan te transformeren tot een “hoogstedelijk milieu met een accent op wonen”. In het gebiedsplan Kansrijk Kanaleneiland 2008 is dat streven al ingewisseld voor “nieuwbouw en/of hoogniveaurenovatie met handhaving van de eengezinswoningen“. In 2011 krijgt Geurst&Schulze (in samenwerking met Van Schagen architekten) opdracht deze ambitie vorm te geven. Mitros begint zich dan al zorgen te maken over de afzetbaarheid van de nieuwbouw; de woningmarktcrisis is dan al duidelijk zichtbaar geworden. Het stedenbouwkundig ontwerp krijgt dan al meer het karakter van een stappenplan in plaats van een in één keer uit te voeren ontwerp. Eind 2011 komt Mitros zelf ook in de financiële problemen en worden projecten organsatie-breed on hold gezet. In 2012 zoekt Mitros samenwerking met een ontwikkelende aannemer om het duurdere huur en/of koopprogramma in KNN gerealiseerd te krijgen, omdat zij daar zelf niet voldoende financiële armslag voor heeft. In de zomer van 2013 geven Mitros en de ontwikkelende aannemer opdracht aan SteenhuisMeurs en haar team om een randvoorwaardenkaart te maken voor de verdere ontwikkeling van KNN. Opdracht De opdracht is een randvoorwaardenkaart te ontwikkelen waarbinnen de vernieuwing zich geleidelijk kan ontwikkelen. De randvoorwaardenkaart richt zich op de fysiek ruimtelijke inbedding van deze ontwikkeling en juist niet op het programma. Dat is immers nog onzeker. Het team van SteenhuisMeurs wordt gevormd door een stedenbouwkundige, een architect (Van Schagen architekten), een cultureel antropoloog en een procesdeskundige. Het geheel staat onder leiding van, opmerkelijk genoegd, een cultuurhistoricus. Analyse De analyse in KNN is op verschillende niveaus uitgevoerd. Een cultuurhistorische analyse via archiefonderzoek is in een eerder stadium uitgevoerd. Nu is ten eerste een stedenbouwkundig-landschappelijke analyse uitgevoerd op basis van plantekeningen en visuele inventarisatie: wat zijn de kenmerken van de hoofdopzet van de buurt en van de ligging in zijn omgeving? Ten tweede is een architectonische en programmatische analyse gedaan op basis van archiefmateriaal (foto‟s en bouwtekeningen) en visuele inventarisatie: wat zijn de specifieke kenmerken van de gebouwen en hoe zijn ze ooit bedoeld? Ten derde is er een sociale analyse gemaakt via gesprekken op straat met voorbijgangers: wie wonen in de buurt en wat vinden ze van de buurt en van de betrokken partijen? Kanaleneiland Noord heeft een imagoprobleem, maar woningcorporatie Mitros en de gemeente Utrecht hebben in de wijk een mogelijk groter imagoprobleem. Er heerst bijvoorbeeld een groot wantrouwen in de wijk over de motieven, wensen en belangen van Mitros ten aanzien van de toekomst van de wijk. uit: Het sociale en het fysieke: buurtbewoners over Kanaleneiland Noord door Sinan Cankaya d.d. 10 juli 2013

Vernieuwen vanuit identiteiten – Van Schagen architekten

29


De cultuurhistorische analyse is terecht gekomen in een rapportage. De twee analyses over stedenbouw en architectuur zijn neergelegd in (reductie)tekeningen op buurt- en gebouwniveau. De sociale analyse is uitgemond in een essay over de buurt. Samenvatting analyse KNN Cultuurhistorische analyse

Stad van de toekomst/hoge woningkwaliteit/industriĂŤle vormgeving

Stedenbouwkundig

Landschappelijk kader/stempelstad/groen als ruimtelijk element/versleten

landschappelijke analyse

woonomgeving/groene binnenterreinen icm versteende binnenhoven

Architectonisch-

Geraffinieerde architectonsche gelaagdheid in oorspronkelijke

programmatische analyse

verschijningsvorm/ruime woningen/trapontsloten/kwaliteiten deels verdwenen achter onderhoud/matig functionerende plint/matige woningkwaliteit

Sociale analyse

Grote Marokkaanse gemeenschap/veel gezinnen/grote mate van ontevredenheid over houding mitros en kwaliteit woning

Identiteit De woningmarktsituatie voor KNN is en blijft onzeker, evenals de financiĂŤle mogelijkheden voor Mitros om te investeren in de wijk en de bereidheid van de ontwikkelende aannemer om risicodragend te investeren in de wijk. Kortom, een definitief programma voor langere termijn vaststellen is niet mogelijk. Als er al vernieuwing zal plaats vinden, zal die stap voor stap zijn en een lange periode bestrijken. Elke vernieuwingsstap zal zich dus kortere of langere tijd verhouden tot het bestaande KNN. Tegelijkertijd kunnen we constateren dat KNN wel degelijk al dan niet verborgen kwaliteiten heeft om op basis daarvan aan een goede toekomst voor de buurt te bouwen. De kwaliteiten en de mogelijkheden van het bestaande KNN zullen wel versterkt moeten worden. Het zal niet verbazen dat gezien bovengenoemde twee inzichten (stap-voor-stap verbetering; erkenning van bestaande kwaliteiten) de na te streven identiteit gebaseerd is op (al dan niet momenteel zichtbare) bestaande kwaliteiten en potenties.

historische beelden leggen oorspronkelijke kwaliteiten bloot

Vernieuwen vanuit identiteiten – Van Schagen architekten

30


De identiteit van KENN wordt vastgelegd in een aantal kernwaarden. Elke ontwerpopgave moet aan de kernwaarden worden getoetst. Alleen als op alle kernwaarden positief wordt gescoord, past het voorstel in de identiteit van KENN: - helder in opzet - robuust in massa - verfijnd in detaillering en kleur

De identiteit van KNN wordt bepaald door: 1.

KNN is onderdeel van de „stempelstad‟ Kanaleneiland. De KNN-stempels organiseren enerzijds een overzichtelijk stadsbeeld, anderzijds een specifieke programmatische mix (egw vs. appartementen) en een scheiding tussen openbaar en privé. De buurtplattegrond en de bouwhoogtes (noord-zuid blokken hoger dan oost-west blokken) zijn hierin cruciaal, evenals de inzet van bomen (gegroepeerd bij entree binnenhof, los in de binnenhof).

2.

KNN toont zich aan de stad aan de Rooseveltlaan/Amsterdam-Rijnkanaal en aan de Trumanlaan; de bebouwing aan deze zijden zijn daarom in plattegrond, hoogte en uitstraling bepalend voor de identiteit van KNN. Tegelijkertijd is vanuit de buurt steeds zicht op dit omringende groene kader (strook langs kanaal, Attleeplantsoen, Mesosterrein), essentieel voor de groenervaring en oriëntatie binnen KNN zelf.

3.

De binnenterreinen van de stempels zijn ruim, rustig, groen en privé, de binnenhoven zijn ook ruim, maar druk, openbaar en een mix van groen, verharding voor verkeer en parkeren en speelplekken. Vanaf de binnenhoven tonen zich de binnenterreinen (tussen de gebouwen en boven de gebouwen uit) als een oase van groen en rust.

4.

De architectuur wordt bepaald door een sterke vormgeving van het blok als geheel met daarbinnen een ritmiek van hoofdonderdelen, door een genuanceerd raster van horizontaliteit en verticale elementen, door verbijzondering van de blokkoppen, een onderscheid tussen plint en bovenbouw en een bescheiden, functionele ornamentiek.

5.

Buitenruimte: kwaliteit van binnengebieden met diepe tuinen en speelplekken in openbare ruimte

Strategie

Hoe voorkomen Mitros, de ontwikkelende aannemer en gemeente Utrecht dat investeringen in de toekomst in KNN leiden tot een onsamenhangend geheel zonder eigen positieve identiteit wat op termijn onherroepelijk tot een onaantrekkelijk gebied zal leiden voor potentiële huurders en kopers? Door in een Randvoorwaardenkaart in combinatie met een toolbox met elkaar afspraken te maken over de inhoud van de na te streven identiteit van KNN en elkaar daar in de toekomst aan houden. De identiteit is vastgelegd in twee kaarten en in een aantal kernwaarden. Elke ontwerpopgave moet aan de kaarten en kernwaarden worden getoetst. Alleen als op alle kernwaarden positief wordt gescoord, past een voorstel in de identiteit van KENN. De minimaal hieruit voortvloeiende noodzakelijke ingrepen zijn de verbetering van de woningkwaliteit (woontechnisch, bouwfysisch), aanpak van de plinten van de gebouwen en de verbetering van de aansluiting op en inrichting van de openbare ruimte. De verbeteringen zullen de identiteit van KENN versterken die is vastgelegd in een aantal kernwaarden

Vernieuwen vanuit identiteiten – Van Schagen architekten

31


.

Links scenario 1: maximaal appartementen Midden scenario 2: maximaal eengezinswoningen Rechts scenario 3: mix

Vernieuwen vanuit identiteiten – Van Schagen architekten

32


Binnen de randvoorwaardenkaart zijn enkele toolboxen die richting geven aan de invulling van de randvoorwaardenkaart op gebied van landschap en openbare ruimte, op het gebied van stedenbouw, programma en parkeren en op het gebied van architectuur. De onderlinge samenhang is van belang. Eén van de onderdelen uit de randvoorwaardenkaart is het uitgangspunt dat het parkeren (volgens de geldende normen van de gemeente Utrecht) plaats vindt in het openbaar gebied. Om de minimum grens van de kwaliteit van de openbare ruimte te handhaven is er ruimte voor maximaal 512 parkeerplaatsen. Dit stelt op zijn beurt beperkingen aan het renovatie- en nieuwbouwprogramma. Grote concentraties nieuwbouwappartementen worden hiermee onmogelijk, maar laagbouw leidt juist tot een ontspannen woonmilieu. Enkele „proefopstellingen‟ geven mogelijkheden aan. Gebruik van de randvoorwaardenkaart De directies van Mitros en de ontwikkelende aannemer en de gemeenteraad van Utrecht zullen de Randvoorwaardenkaart begin 2014 vast stellen en daarmee tot basis van hun beleid voor KNN maken. Zij zullen een team van twee supervisoren (architectuur en stedenbouw; landschap en openbare ruimte) de opdracht geven de Randvoorwaardenkaart namens hun te bewaken. Een eerste toets van de Randvoorwaardenkaart is de herontwikkeling van het Mesosterrein. De herontwikkeling zelf valt buiten de kaders van de Randvoorwaardenkaart, maar de ontwikkelaar heeft aangegeven de herontwikkeling van de KNN-bebouwing aan de Trumanlaan graag mee te nemen en daar eengezinswoningen te realiseren. Echter een hoge bebouwing (15m.) is onderdeel van de Randvoorwaardenkaart; eengezinswoningen passen daar niet in. In de Randvoorwaardenkaart is uiteraard aangegeven waarom deze hoogte essentieel is voor de identiteit van KNN (randen van de buurt als boekensteun, zelfde hoogte als bebouwing ten zuiden van de Van Heuven Goedhartlaan; poort van de buurt). Vanuit de Randvoorwaardenkaart zullen de betrokken partijen dus nee moeten verkopen aan de ontwikkelaar. De toekomst zal het leren of de identiteit van KNN en de bewaking daarvan al genoeg is geïnternaliseerd om dit in de ogen van Mitros en de gemeente aantrekkelijke „aanbod‟ te negeren.

Vernieuwen vanuit identiteiten – Van Schagen architekten

33


CASUS 3

LINIEKWARTIER, BREDA

Het Liniekwartier wordt momenteel stap voor stap gerenoveerd voor verschillende groepen kopers en huurders. Dat is verrassender dan je op het eerste gezicht zou denken. Eerdere plannen van de eigenaar Singelveste Allee Wonen (SVAW) voor een rigoureuze vernieuwing van het Liniekwartier stuitten op weerstand onder de bewoners en ook op bezwaren van de gemeente. In reactie daarop en als gevolg van een herbezinning van SVAW is een vernieuwingsstrategie ontwikkeld waarin de bestaande kwaliteiten van de wijk uitgangspunt zijn. Om het vernieuwingsproces te borgen is een beeldkwaliteitsplan opgesteld. Hierin is niet alleen de bestaande kwaliteit van architectuur en stedenbouw vastgelegd, maar zijn ook de kaders gesteld voor woningtransformatie door renovatie en zelfbouw. Het beeldkwaliteitplan is niet alleen conserverend, maar biedt ook een ontwikkelkader.

Liniekwartier bestaat uit een mix van eengezinswoningen en portieketageflats.

Liniekwartier Het liniekwartier is gebouwd in de jaren 50 ten noorden van het stationsgebied van Breda. De buurt wordt omzoomd door de Edisonstraat, de Doornboslaan en de Copernicusstraat; alle woningen zijn in bezit van woningcorporatie Singelveste Allee Wonen (SVAW). De buurt is opgebouwd uit drie stempels. Elke stempel bestaat uit een portiekblok in 3 lagen met kap en rijtjeswoningen van 2 lagen met kap. De modernistische stedenbouwkundige structuur is opgebouwd in meer traditionele architectuur, verwant aan de Bossche school. De ligging maakt de buurt goed gelinkt aan de stad, wat versterkt wordt door de ontwikkeling van het gebied aan de noordzijde van het station. Tegelijk is de woningvoorraad betaalbaar. Plangeschiedenis Aanvankelijke ideeĂŤn over sloop en nieuwbouw stuitten op protest bij bewoners en op vragen vanuit de gemeente. Bewoners wilden hun oude buurt niet kwijt en zagen in de

Vernieuwen vanuit identiteiten – Van Schagen architekten

34


sloop en nieuwbouw langs de Copernicusstraat niet het gewenste wenkende perspectief. De gemeente vroeg zich af of de vernieuwing niet meer gevoed zou kunnen worden vanuit de cultuurhistorische kwaliteiten van de buurt. In 2008 had de gemeente hier al onderzoek naar laten doen door Steenhuis stedenbouw/landschap|Urban Fabric . Toch is de structuurvisie die in mei 2009 wordt goedgekeurd door B&W hierover nog ambivalent en ademt vooral de sfeer van een rigoureuze transformatie. De inzet van de structuurvisie is dan ook om vanuit de bestaande stedenbouwkundige structuur, de cultuurhistorie en het wonen binnen Liniekwartier een laagbouwmilieu te behouden. Op basis van de verkenningen zijn de volgende uitgangspunten geformuleerd als vertrekpunt van de stedenbouwkundige en architectonische uitwerkingen: -

De cultuurhistorische waarde vormt voor Liniekwartier een uitgangspunt bij revitalisering, waarbij ruimte wordt geboden voor herinterpretatie. Uitgangspunt vormt hierbij: - het behoud van het Edisonplein en één geheel stempel; - revitalisering van het overige gebied, met het behoud van de stedenbouwkundige opzet (routes, massa, oriëntatie) en de architectuurtaal (..).

-

Programmatisch is het uitgangspunt het realiseren van ten minste 50% grondgebonden woningen.

-

Financieel is het uitgangspunt dat de bouwopgave voldoende waarde moet genereren om een kosten neutrale ontwikkeling mogelijk te maken, waarbij de aanpak van de openbare ruimte in Liniekwartier uit de transformatie moet worden bekostigd.

Uit: Ontwerp Structuurvisie Doornbos en Linie, 29 april 2009

De nieuwe vastgoedstrategie van SVAW voor Liniekwartier-Noord bestaat uit een mix van ingrepen, gebaseerd op de bestaande structuren en kwaliteiten (uit: Vastgoedaanpak Liniekwartier Noord, Projectteam Liniekwartier Noord, 11 april 2011)

In 2011 heeft SVAW het over een andere boeg gegooid en wordt een omzichtiger strategie gepresenteerd. Alleen de portiekflats staan nog als sloop geëtiketteerd.

Vernieuwen vanuit identiteiten – Van Schagen architekten

35


Gemeente en bewoners stemmen van harte in met deze gewijzigde strategie. De centrale gedachtegang is dat de vernieuwing van de buurt vooral moet en kan plaats vinden vanuit de eigen kwaliteiten, zowel fysiek als sociaal. De buurt bedient nu vooral een diversiteit aan lagere inkomensgroepen, Daar is niets mis mee, maar het aanbod voor deze groepen zou wel verder uitgebreid en diverser kunnen worden. Tegelijkertijd wordt de stedenbouw, de openbare ruimte en de architectuur als een belangrijke kwaliteit van de buurt gezien die ook als drager voor de vernieuwing kan dienen. Deze drager zal dan ook bewaakt moeten worden en tegelijkertijd voldoende ontplooiingsruimte moeten bieden voor verdere ontwikkeling van de buurt. Zie daar de probleemstelling voor het plandocument dat dit moet vastleggen: een beeldkwaliteitplan. Opgave De opstelling van een beeldkwaliteitplan is onderdeel van het op poten zetten van de nieuwe vastgoedstrategie van SVAW. De vraag aan Van Schagen architekten is het opstellen van dit beeldkwaliteitsplan en tegelijkertijd een advies op te stellen over de gewenste aanpak van de portiekflats. Analyse Het beeldkwaliteitplan heeft tot doel het karakter voor zover dat vast ligt in de ruimtelijkfysieke structuur te duiden en tot onderdeel te maken van de vastgoedstrategie. Dat karakter kan onder druk komen te staan door de diversiteit van de mix van ingrepen in de wijk, terwijl dit karakter juist het handelsmerk of het „unique selling point‟ van wijk is. De analyse heeft een sterke ruimtelijke karakter, maar is wel steeds onderwerp geweest van bespreking tussen SVAW, gemeente en bewoners. Vragen waren: hoe is de stempelstructuur van buurt opgebouwd, welke onderdelen zijn door sloop verdwenen en wat betekent dat, wat zijn de kwaliteiten van en essentiële verschillen tussen de stempels? Architectonisch is gekeken naar de oorspronkelijke plannen en wat daarvan over was, welke details, materialen en elementen essentieel zijn voor het samenhangende karakter van de buurt. Hoe is de opzet en het gebruik van de woonomgeving en het groen. Hoe werken architectuur en stedenbouw samen? Naast deze analyse is er gekeken naar de ontwikkelingsmogelijkheden van de woningen en de ruimtelijke implicaties ervan. De kleine eengezinswoningen moeten hun uitbreidingsruimte vinden in de diepe achtertuinen en niet in de kap. Dakkapellen bieden gezien de lage nok geen soelaas, dakopbouwen doen de beeldkwaliteit teveel geweld aan, ook omdat het individuele ingrepen zullen zijn. Voor de portiekblokken zijn uitbouwen in één laag goed mogelijk vanwege de al aanwezige tuin- en bergingmuren. Door de hoogte van de kap zijn ingrepen hier goed mogelijk (dakterrassen). Belangrijk voor de identiteit van de buurt zijn de kleine pleintjes waaromheen de stempel is georganiseerd. De overgangen rond die pleintjes zijn specifiek vormgegeven (tuinmuren en bergingen). Inrichting en gebruik van die pleintjes (wel of geen doorgaande routing voor auto‟s, spelen, parkeren, groen) bepalen in hoge mate de woonkwaliteit eromheen. In het beeldkwaliteitplan zijn de kansen en beperkingen specifiek ingekaderd.

Identiteit In het beeldkwaliteitplan is de identiteit van Linie fysiek-ruimtelijk geduid. De architectonische en stedenbouwkundige identiteit is omschreven en verbeeld en nagegaan is op welke wijze het karakter tijdens de vernieuwing kan worden geborgd, danwel houvast biedt voor verdere vernieuwing. De identiteit schuilt uiteindelijk in de mix

Vernieuwen vanuit identiteiten – Van Schagen architekten

36


van traditionele architectuur in een modernistische stedenbouwkundige setting. De compositie van de buurt vraagt om ingrepen die de samenhang binnen de stempels niet verstoren, en daarmee ook het ritme van de stempels niet tenietdoen. De sociale identiteit van de buurt wordt bepaald door de betaalbare woningen, met de ruimte om je eigen ding te doen (toch een beetje een vrijstaat?), die langzaam zal veranderen in een mix van betaalbare koop/kluswoningen afgewisseld met blokjes sociale huur.

Bij de analyse is gebruik gemaakt van de oorspronkelijke tekeningen en van oude fotoâ€&#x;s om de initiĂŤle kwaliteit te bepalen

Strategie Belangrijk voor het draagvlak van het beeldkwaliteitplan is de gezamenlijke analyse van SVAW, gemeente en bewoners die er aan ten grondslag ligt. Om de identiteit als grondslag voor de ontwikkeling van de buurt te borgen zijn de conclusies van het beeldkwaliteitplan opgenomen in het nieuwe bestemmingsplan. Daarmee is het kader ook juridisch en voor de lange termijn geborgd. Ook zijn publieksgerichte folders gemaakt per onderdeel (eengezinswoningen in de huur, eengezinswoningen voor de verkoop, portiekflats) om huidige en nieuwe huurders en kopers te overtuigen van de kwaliteiten van Liniekwartier en duidelijk te maken dat het bewaken daarvan ook een gemeenschappelijke inspanning is. Tenslotte is door de gemeente de start gemaakt met een plan voor de openbare ruimte dat aansluit op het beeldkwaliteitsplan en dat ook op zijn beurt weer gevoed heeft.

Vernieuwen vanuit identiteiten – Van Schagen architekten

37


De samenvattende tekening in het beeldkwaliteitplan geeft goed de essentie weer: de kwaliteit van de buurt vastleggen en tegelijkertijd ruimte bieden waar dat de kwaliteit niet stoort.

Het beeldkwaliteitsplan benoemt ook de kwaliteit van aanwezige bestrating

Implementatie De vernieuwing is door SVAW gefaseerd. De renovatie van de eengezinswoningen start in het oostelijk deel. In dit stempel staat ook de eerste portiekflat die als klus-flat wordt verkocht. Door de fasering wordt de buurt stap-voor-stap vernieuwd en kan gewoon „doordraaienâ€&#x;. Daarnaast biedt de fasering de gelegenheid de vernieuwing te monitoren en zo nodig aan te passen of bij te sturen. De aanpak van de blokken is niet onderling afhankelijk gemaakt in financiering of parkeerbalans.

Vernieuwen vanuit identiteiten – Van Schagen architekten

38


De vernieuwing van de eerst fase is gestart (renovatie egw en klusflat). De in het beeldkwaliteitplan gehanteerde kaders worden hierbij gehanteerd. Van belang is dat er bij de drie meest bepalende belanghebbenden (gemeente, corporatie en bewoners) draagvlak is voor deze wijze van vernieuwing. Het gekozen ruimtelijk kader is voor deze onderdelen in ieder geval bruikbaar. De renovatie wordt uitgevoerd en de klusflats zijn gewild (in ca. half jaar 80% verkocht). Opvallend is dat de kopers van de klusflats zelf hebben aangegeven dat de buitenkant door SVAW aangepakt zou moeten worden, om te voorkomen dat dat een zooitje zou worden. De kopers zelf hebben belang bij een ordentelijk verschijningsvorm van hun flatgebouw, al is het alleen al omdat ze ooit hun flat ook weer moeten kunnen verkopen. Een ander spannend onderdeel, de klushuizen in de eengezinswoningen, is nog niet gestart. Het zal moeten blijken of de gestelde kaders geĂŻnteresseerden aanspreken of juist (te) zwaar vallen.

De woningen aan de GallileĂŻstraat zijn als eerste aangepakt in Liniekwartier met respect voor de originele kwaliteiten van de buurt. Op de achtergrond de nieuwbouw aan de rand van de buurt

Vernieuwen vanuit identiteiten – Van Schagen architekten

39


CASUS 4

EILANDENBUURT, ROTTERDAM

De noodzaak van vernieuwing van Rotterdam Zuid staat al lang op de politieke agenda. De versnipperde bezitsstructuur in veel buurten maakt grootschalig fysiek ingrijpen minder voor de hand liggend. De (deel)gemeenten zoeken naar strategieën om de eenzijdige woningvoorraad (klein, gestapeld, goedkoop en verouderd) te transformeren tot een gemixte, vernieuwde voorraad waarin ook ruimte is voor ontspannen laagbouwmilieus. De conclusie van deze casus is dat de vernieuwing deels zal moeten bestaan uit talrijke kleine initiatieven op het niveau van woning of portiek die allemaal dezelfde kant op werken. Cruciaal is dan de positieve tendensen die er nu reeds zijn op te sporen en te extrapoleren. Daarnaast zullen de stedelijke kansen (o.a. vernieuwing van Zuidplein) die er liggen maximale spin-off aan de vernieuwing moeten geven. De vernieuwingsstrategie zou kunnen bestaan uit het bieden van ontwikkelruimte in het bestemmingsplan, zodat eigenaren waarde kunnen creëren, het initiëren van voorbeeldprojecten, het stimuleren van initiatieven van VVE’s en het ontwikkelen van strategische fysieke projecten voor de lange termijn.

De Eilandenbuurt bestaat vooral uit portieketageflats in drie lagen in particulier bezit

Inleiding De Eilandenbuurt op Rotterdam Zuid wordt – met de klok mee – omzoomd door Zuidplein ten westen, Carnissesingel, Eben Haëzerstraat en Pleinweg te noorden. De woningen zijn voornamelijk in bezit van eigenaar-bewoners of kleinere, particuliere verhuurders. De buurt kenmerkt zich door gesloten randen die worden gevormd door lange aaneengesloten bouwblokken. Ze vormen een buffer tussen de stedelijkheid van het Zuidplein en de Pleinweg. Althans, zo ervaren de bewoners van de buurt het. Die buffer kan ook als een barrière worden gezien. De buurt kent alleen indirecte verbindingen met de omringende gebieden. Centraal in de buurt ligt het Amelandse Plein, een driehoekig gebied wat door de jaren heen steeds meer een park is geworden. Dit park, met de vanuit het Zuiderpark aantakkende Urkersingel, is een van de grote kwaliteiten van de buurt. De prijs per m2 van de aan dit park grenzende woningen is beduidend hoger dan de die van de overige

Vernieuwen vanuit identiteiten – Van Schagen architekten

40


woningen in de buurt, zo blijkt uit een snelle analyse van funda. De rest van de buurt bestaat uit woonstraten met vrijwel identieke portiekblokken in een schrale architectuur, gebouwd in de crisis van de jaren 30. Typologisch is de buurt eenzijdig. Er zijn alleen kleinere, gestapelde woningen te vinden, per trap ontsloten (Haags portiek, beneden-boven of portiekflats). De architectuur verschilt wel, hoewel het merendeel van de buurt uit de genoemde portiekblokken bestaat. Juist de randen bestaat uit een mix (ook meer traditioneel). De woningen zijn in bezit van kleine particuliere verhuurders en eigenaar-bewoners. Het bezit is versnipperd over veel verschillende partijen; veelal per portiek of aantal portiek georganiseerd in een VVE. De woningvoorraad is kwetsbaar; er is een hoge mutatiegraad, veel woningen staan lang te koop, de woningen behoren tot de goedkoopste van Rotterdam. Plangeschiedenis Er wordt al lang gezocht naar manieren om de kwaliteit van de woningvoorraad te verbeteren en er een grotere mix in aan te brengen, waarbij vooral gezocht werd naar mogelijkheden om grondgebonden eengezinswoningen te realiseren. Dit resulteerde in ideeën waarin de aanpalende Vogelbuurt zou worden gesloopt om plaats te maken voor een laagbouw‟milieu‟. Inmiddels lijkt grootschalige sloop-nieuwbouw op Zuid op korte termijn van de baan. Wel wordt er in strategische projecten gedacht, waarbij heel gericht wordt ingegrepen. Zo‟n ingreep zou dan een effect kunnen hebben voor zijn omgeving. Een van de grotere ingrepen op Zuid is Hart van Zuid, de vernieuwing van het gebied rond Zuidplein en Ahoy. Het is de vraag hoe de naastgelegen Eilandenbuurt hiervan kan profiteren. Daarnaast wordt er al langer gewerkt aan het stimuleren en versterken van VVE‟s, om de staat van de woningvoorraad te verbeteren. Opdracht De gemeente Rotterdam heeft Van Schagen architekten gevraagd haar te assisteren in haar zoektocht naar de vormgeving van een genuanceerde vernieuwing. Analyse De stellingname in deze casus is dat een deel van de vernieuwing zal moeten komen uit de buurt zelf. De analyse is erop gericht kleinschalige initiatieven op te sporen en te kunnen bepalen in hoeverre ze de vernieuwing zouden kunnen voeden. Die waardering vraagt om duiding van de huidige fysieke opbouw van de wijk. De kleine verhalen moeten in verband worden gebracht met de „traditionele‟ stedenbouwkundige en architectonische analyse. kleine verhalen In een eerdere analyse van Rotterdam Zuid bespeurden we de tendens van het samenvoegen van beneden bovenwoningen. Deze ingrepen zijn duidelijk te herkennen; voordeuren die niet langer gebruikt worden, zijn vervangen door gevelkozijnen of behangen met bloembakken. In de straten van de Eilandenbuurt zijn samenvoegingen minder makkelijk herkenbaar, maar ze zijn er wel.

Vernieuwen vanuit identiteiten – Van Schagen architekten

41


Op ingenieuze wijze weten eigenaren een verbinding te leggen tussen twee losse verdiepingen.

Goereesestraat Door samenvoeging van een begane grond en eerste verdieping werden twee portiekflatjes een gezinswoning. Beneden het woonprogramma, boven slapen. De oorspronkelijke portiekontsluiting bleef gehandhaafd; beide voordeuren aan het portiek zijn nog bruikbaar. „Handig voor als er hier geklust moet worden, hoeven ze niet met al die troep door mn woonkamer‟. Van Swietenlaan Samenvoeging van begane grond en eerste verdieping portiekflat door een stel. De oorspronkelijke portiekontsluiting bleef gehandhaafd. „heb wel langdurig gedoe gehad met de nutsvergoeding en gemeentebelastingen. „ Van Swietenlaan Horizontale samenvoeging van twee portiekflats. Nu in gebruik als kangoeroewoning (moeder woont ernaast). De ondiepe tuin werd breed. Kooikarpers en hond. Walchersestraat Verticale samenvoeging van twee portiekflats plus het ondergelegen souterrain tot een atelierwoning. Tevens werd programma op de kop van het blok toegevoegd. De bewoners van deze vier voorbeelden wonen allemaal al lang in de buurt. Soms verhuisden ze van verderop in de straat naar desbetreffende woning. De bewoners van de atelierwoning waren specifiek op zoek naar veel ruimte voor relatief weinig geld. De langdurige betrokkenheid blijkt ook uit betrokkenheid bij het iets hogere schaalniveau: het activeren van de VVE; de ontwikkeling van de binnentuin;…

In de portiekblokken met half verdiepte berginglaag zijn veel kelderboxen tot slaapkamer verbouwd en met een interne trap verbonden met de woonkamer. Deze extra slaapkamer maakt het makkelijker de woning erboven te verbeteren, veelal door de woonkamer door te trekken (doorzon).

Vernieuwen vanuit identiteiten – Van Schagen architekten

42


Een andere vorm van ruimte vinden is het in gebruik nemen van de ruimte onder de kap. Bij de bovenste woningen in de haagse portieken is dit van oorsprong zo. Dit maakt dit type geliefd: veel (mogelijke) ruimte voor weinig geld. Analyse op funda laat zien dat deze ingrepen de waarde van de woningen verbeteren.

verbindingen De straten in oost-west richting zijn onderdeel van lange lijnen die de verschillende buurten op Zuid verbinden. Deze lange lijnen zijn als levensaders maar takken nu niet aan op Zuidplein en het bij zoâ€&#x;n ader behorende programma (winkels, ritmerende bebouwing) is noodlijdend en sleets. Ook de verbindingen naar het noorden (over Pleinweg) en het zuiden (richting Zuiderpark) zijn indirect. Door deze slechte verbindingen heeft de Eilandenbuurt een geĂŻsoleerd karakter. Dat wordt overigens verschillend gewaardeerd. Met name de indirecte relatie tot Zuidplein is voor veel bewoners prima. Het voorkomt dat de stedelijke druk van Zuidplein overlast veroorzaakt in hun buurt. De indirecte route is voor hen ook niet erg nadelig, de winkels, het zwembad en de metro blijven voor hen dichtbij. Op een hoger schaalniveau is de indirecte verbinding een minpunt. Het leidt ertoe dat het Zuidplein voor een groot deel van de aanpalende woonbuurten via auto en busvervoer goed bereikbaar is, maar voor langzaam verkeer matig bereikbaar.

Lange lijnen op Zuid als drager van vernieuwing

Enkele strategische ingrepen zouden de buurt een heel eind op weg kunnen helpen: verbinding met het Zuidplein, upgrading hoek Texelsestraat, versterking langzaamverkeersroutes

netwerken Binnen de Eilandenbuurt zijn verschillende netwerken actief. Buurtbewoners onderhouden de openbare Van Swietenhof; leden van kerken organiseren sociale

Vernieuwen vanuit identiteiten – Van Schagen architekten

43


ondersteuning (maaltijdprojecten, voedsel en kledingbank); bewoners proberen het buurthuis Arend en de Zeemeeuw in de lucht te houden. Er bestaan veel verbanden tussen de verschillende groepen en netwerken, maar lang niet alle bewoners zijn aangehaakt. De netwerken leiden onder het „doorgangshuis‟ wat de Eilandenbuurt ook is, en het gebrek aan binding en commitment dat dat veroorzaakt.

Identiteit De identiteit van de Eilandenbuurt is op het eerste oog niet erg kansrijk voor vernieuwing. Een buurt met een eenzijdige, sleetse woningvoorraad die door slechte verbindingen nauwelijks profiteert van haar centrale ligging, pal naast Zuidplein, Ahoy en Zuiderpark. Overduidelijk is er wel een kansrijk element: het groene Amelandse plein en Urkersingel. Dit plein/park kan aan betekenis winnen door een betere vormgeving van de randen, vooral langs de noordzijde. Als kansrijke aspecten komen naar voren: - De interventies door mensen zelf (de kleine verhalen) laten zien dat de goedkope voorraad specifieke kansen biedt en – minstens zo belangrijk – dat mensen de ingrepen die extra ruimte oplevert zelf (laten) uitvoeren. - Er zijn netwerken van bewoners die zelf initiatief nemen en dragen, met duidelijk positieve effecten voor de buurt (van Swietenhof) - De lange lijnen en de nabijheid van Hart van Zuid en Zuiderpark.

Strategie Globaal genomen zijn er twee partijen die belang hebben bij de vernieuwing op Zuid. Allereerst zijn dat de bewoners, die de waarde van hun woning zien dalen door het verslechterende imago van hun buurt. De (deel)gemeente ziet kwetsbare buurten met een eenzijdige, sleetse woningvoorraad, veel armoede en een fragiele sociale structuur. Tegelijk heeft de gemeente niet de positie en financiële middelen rigoureus in te grijpen – als dat al nodig is. Om kansrijk te zijn moet de vernieuwingsstrategie inzetten op het (laten) toevoegen van waarde in de buurt. Daartoe moet op verschillende punten worden ingezet. 1. creëer ontwikkelruimte Vernieuwing vanuit de buurt zal alleen opkomen als er door de individuele eigenaar op een relatief simpele manier waarde kan worden gecreëerd. Die waarde kan zitten in meer woonoppervlak of buitenruimte. Ontwikkel een kader waarbinnen woningen kunnen worden vergroot. Het bestemmingsplan biedt nu geen ruimte voor een dakopbouw/dakterras voor de woningen. Maak dit mogelijk, zodat bewoners/VVE zelf relatief makkelijk kunnen uitbreiden. Ontwikkel hiervoor duidelijke regels en zo mogelijk trendsetters. 2. ontwikkel strategische en voorbeeldprojecten De oost-west lijn kan een belangrijke ader voor de wijk worden. Drager van een aantal strategische projecten: doorbraak richting Zuidplein; fysieke en programmatische vernieuwing kopbebouwing; vernieuwing kruising met Amelandse plein; vernieuwing verkeersafwikkeling hoek Goereesestraat. Ook een eventuele transformatie van het zwembad past in deze reeks. Verplaats het buurthuis-werk naar de kerk op hoek Amelandseplein. Op de locatie oude buurthuis kan een stevige ingreep van sloop-

Vernieuwen vanuit identiteiten – Van Schagen architekten

44


nieuwbouw wonderen doen voor de aansluiting van de buurt op de omgeving. Maak voorbeeldprojecten die laten zien welke mogelijkheden de bestaande bebouwing biedt (daklaag, uitbouwen, samenvoegen). Door van deze voorbeeldprojecten ook trendsetters te maken, die de goedkeuring van de toetsende instanties hebben, wordt de drempel voor deze kleinschalige ingrepen nog lager. 3. benut beheer en onderhoud De herinrichting van straatprofielen biedt kansen voor een kwaliteitsslag, zoals bijvoorbeeld in de Flakkeesestraat is gebeurd. Op bescheiden manieren groen inbrengen in de straten geeft veel extra kwaliteit. 4. stimuleer zelfwerkzaamheid en VVE‟s Organiseer projecten en processen waarin de kennis uit de buurt wordt ingezet ter verbetering en onderhoud woningvoorraad. Gebruik hiervoor zoveel mogelijk bestaande netwerken en sluiten aan bij leerwerk trajecten. Stimuleren en activeren VVE‟s. Dit kan in sterke samenhang met de hierboven genoemde voorbeeldprojecten. Plandocument en implementatie Het is de vraag welk plandocument geschikt is om deze verschillende punten in onder te brengen. Het bieden van ontwikkelruimte is het best te realiseren door aanpassing van het bestemmingsplan. Dit zou gecombineerd kunnen worden met specifiek beleid rond deze ingrepen (bijvoorbeeld trendsetters). De voorbeeldprojecten het en stimuleren van VVE‟s is heel gericht beleid waarin vanuit het publieke belang vooral de (deel)gemeente een initiërende rol zal moeten vervullen. Het meest concrete document van dit moment is een zogenaamd „Handelingsperspectief‟, opgesteld door het programmabureau Nationaal Programma Rotterdam Zuid uit maart 2013. Het is een bundeling van ingrepen en ontwikkelperspectieven van wijken op Zuid, zonder formele status. Het goede van dit handelingsperspectief is dat het verschillende beleidsvelden en initiatieven met elkaar ook ruimtelijk in verband brengt. De strategische projecten vragen om een precieze uitwerking op projectniveau, waarin de relatie met de hogere schaal een essentieel onderdeel moet zijn. Een duidelijke visie op de gewenste stedenbouwkundige/ruimtelijke structuur van Rotterdam Zuid is hiervoor noodzakelijk, zo mogelijk aangevuld met bewaking door een stedenbouwkundig supervisor en het bijbehorende bestuurlijk draagvlak.

Kaartbeeld uit het handelingsperspectief Carnisse, programmabureau NPRZ.

Vernieuwen vanuit identiteiten – Van Schagen architekten

45


5.

CONCLUSIES OP BASIS VAN CASUSSEN

In dit hoofdstuk leggen we de casussen langs de lat van analyse, identiteiten en operationalisatie. Door hun onderlinge verschillen in typologie, eigendomsvorm, bouwperiode, schaal, werpen de casussen verschillend licht op deze onderzoeksvragen. We nemen deels ook de tegengestelde richting door de vraag te stellen in hoeverre de onderlinge verschillen in typologie en bouwtijd bepalend zijn voor werken aan vernieuwing vanuit de identiteit. Descriptieve analyse Vernieuwen vanuit het bestaande begint met het zodanig analyseren van dat bestaande dat de kiemen van mogelijke vernieuwing worden blootgelegd. Welke wijzen van analyseren vraagt dit en hoe is die analyse het beste in te zetten en te verbeelden? Ontwerpanalysen neigen er soms naar de ontwerpoplossing „voor te koken‟. Een meer beschrijvende analyse zou de bestaande stad minder „bevooroordeeld‟ in kaart kunnen brengen. Daarnaast wordt de vraag gesteld in hoeverre een bredere analyse (niet alleen ruimtelijk maar ook sociologisch) meer houvast kan opleveren voor alternatieve vormen van vernieuwing uit oogpunt van bijvoorbeeld financiering, fasering of programmering. Tenslotte wordt de vraag opgeworpen of deze bredere wijze van analyseren vraagt om of leidt tot andere ontwerpproducten, tot nieuwe verbeeldingen van de analysen. Logischerwijs staat in de analysen uit alle casussen de bestaande stad centraal. Steeds gaat het om de kenmerken, problemen en kansen van dat bestaande. De mate waarin bestaande identiteit als actieve bron voor vernieuwing wordt ingezet verschilt. In Slotermeer is de analyse beschrijvend en in zekere zin afwachtend. De in de analyse gevangen kwaliteiten moeten gaan werken als kader voor vernieuwingsplannen. Dit hangt samen met de opdracht om een kader voor supervisie te ontwikkelen. De basis voor deze benaderingswijze werd gelegd door het in kaart brengen van de waarde van het erfgoed in ruimtelijke zin (architectonisch, stedenbouwkundig en landschappelijk). De analyse in Linie is gericht op benoemen van de ontwikkelruimte binnen de bestaande structuren, eveneens aangestuurd door de opdracht waarin de hoofdkaders voor de wijze vernieuwing al waren aangegeven. Dit kader, waarin de kwaliteiten van het bestaande werden erkend, werd mede geschapen door de cultuurhistorische verkenning van het gebied en door de betrokkenheid van bewoners op hun buurt. De analyse van de mogelijke ontwikkelruimte van de laagbouw en de mogelijkheden van de portieketageflats borduurde op dit kader voort. Het leidde uiteindelijk tot een aanpak waarin het bestaande drager werd van ontwikkeling, iets wat letterlijk terug is te zien in de verbeelding. Ook in Kanaleneiland hebben analyse en denkrichting elkaar versterkt. Gaande de planvorming werd steeds meer duidelijk dat niet het nieuwe, maar het bestaande bepalend zou moeten zijn voor de vernieuwing. Door analyse (ook sociologisch) zijn de kenmerken en kwaliteiten van de buurt scherper in beeld gekomen. Voor de verbeelding wordt enerzijds teruggegrepen op de oorspronkelijke ruimtelijke en materiële kwaliteiten. Anderzijds worden de effecten van een bepaald woonprogramma schematisch in beeld gebracht. De verbeelding is tegelijk klinisch (nieuwbouw irt parkeeraantallen) als poëtisch (interviews met buurtbewoners, archieffotos) Door het verkennende karakter is er in de Eilandenbuurt minder wisselwerking tussen analyse en opdracht. De analyse wordt wel bepaald door de stellingname dat de vernieuwing hier tenminste gedeeltelijk uit het bestaande moet opkomen. De analyse

Vernieuwen vanuit identiteiten – Van Schagen architekten

46


richt zich vooral op de interventies die ondanks alle beperkingen in de bestaande bebouwing worden gedaan en zet deze af tegen de knelpunten die er op verschillende schaalniveaus zijn. De analyse richt zich op het „in de vingers krijgen‟ van het bestaande. Daarvoor wordt gebruik gemaakt van gesprekken met bewoners, ruimtelijke analyse van stedenbouw en architectuur, cultuurhistorisch onderzoek en het monitoren van het aanbod op makelaarssite funda om transformaties van woningen en de daarmee samenhangende waardering op het spoor te komen. De opbouw van de analyse is geïnspireerd op de werkwijze uit het strategisch plan Antwerpen. Geconcludeerd kan worden dat de analyse in focus en opzet sterk wordt bepaald door de opdracht. Tegelijk stellen we vast dat de analyse, zeker als ze breed wordt ingestoken, de opdracht beïnvloedt doordat het begrip van de specifieke situatie vergroot. De definitie van de vernieuwingsopgave wordt preciezer en beter passend op de situatie. Identiteiten Is in de casussen sprake van kansrijke identiteiten die als vehikel of leidmotief in de vernieuwing kunnen werken? De stelling hierbij is is dat zo‟n identiteit niet alleen maar opkomt uit een buurt maar ook een (ontwerp)keuze is. De mate waarin de verbeelding moet bijdragen aan het draagvlak voor deze wijze van vernieuwing hangt af van hoe de buurt door de verschillende stakeholders wordt gewaardeerd. Er zijn tal van stedelijke gebieden waar de kwaliteit en mogelijkheden van af spatten. Voor de onderhavige casussen geldt dit niet. In alle vier de gevallen is er bij tenminste een aantal stakeholders twijfel over de vitaliteit van het bestaande. Het supervisiekader Slotermeer zet in op de kwaliteiten van de modernistische stedenbouw, architectuur en groenaanleg. Dit stelt een bruikbaar kader voor renovaties en sloop-nieuwbouw projecten, mits het gaat om ontspannen buurtjes. Toen de stedelijke druk groter was conflicteerde de keus voor het „Van Eesterenmusem‟ als identiteit met de wetten van de (oude) projectontwikkeling. Voor de hedendaagse projectontwikkeling biedt dit juist kansen. De fifties zouden prima vermarkt kunnen worden. Een analyse die in deze strategie niet terugkomt is de Atlas Nieuw West, waar de praktijken en gebruiken van de huidige bewoners centraal staan. De vraag hoe deze praktijken „passen‟ in de identiteit van de fifties is niet geadresseerd. Voorzichtig zou gesteld kunnen worden dat juist de levenspraktijken van deze bewoners (overwegend allochtoon, relatief veel grote gezinnen, veel eigen, specifieke winkels) passen in de jas van Slotermeer met alle winkelruimten, parken en speelvoorzieningen, hoewel lang niet altijd naadloos. De identiteit van de bevolking niet onder ogen zien lijkt hier een gemiste kans. De identiteit van Linie is door de analyse scherper gedefinieerd. De waardevolle en kansrijke aspecten van het bestaande staan scherper op de kaart. Wat opvalt is dat de in de verbeelding het bestaande een steeds grotere plek is gaan innemen. Heel letterlijk is dat terug te zien in de tekening. Het bestaande precies, de ontwikkelmogelijkheden globaal. Het bestaande wordt hier verbeeld als drager van vernieuwing. De kaders voor de vernieuwing van Kanaleneiland is vooral de stedenbouwkundige opzet van de buurt. Bij eventuele sloop-nieuwbouw wordt de footprint van de huidige bebouwing weer opgezocht. Het woningprogramma wordt bepaald door het maximaal aantal te realiseren parkeerplaatsen aan de straatzijde van de blokken. Daarmee wordt gekozen voor een vernieuwing waarvan de programmering flexibel is, maar de ruimtelijke samenhang van de buurt gewaarborgd blijft. Ook de toolbox draagt hieraan bij. Voor de Eilandenbuurt zijn twee ontwikkelinsrichtingen gedefinieerd die elkaar versterken. Er gebeurt meer in de bestaande bebouwing dan gedacht en een betere

Vernieuwen vanuit identiteiten – Van Schagen architekten

47


verbinding van de buurt aan directe omgeving levert houvast op voor verdere vernieuwing. De verbeelding zet in op het illustreren van de mogelijkheden die deze twee ontwikkellijnen bieden. Door daarin ook een mogelijke transformatie van het zwembad te betrekken wordt tussen de grootschalige transformatie van Zuidplein en de vernieuwing van de Eilandenbuurt een brug geslagen die voor bewoners ook begaanbaar is. Is de ene identiteit bruikbaarder dan de andere? Het verschil tussen de casussen biedt de mogelijkheid van vergelijk met betrekking tot de bruikbaarheid van de benaderingswijze. Heel algemeen gesteld: is het in (vooroorlogse, traditionele) buurten gemakkelijker te vernieuwen vanuit de identiteit dan in buurten die als saai, monotoon en identiteitsloos te boek staan (lees jaren 60 woonwijken)? Uit de vier casussen lijkt Linie de buurt waar het vernieuwing vanuit de identiteit het meest voor de hand ligt. Alle stakeholders (corporatie, gemeente, bewoners) onderschrijven de bestaande kwaliteit en potentie van de buurt. Opvallend is wel dat ook in dit geval de analyse-fase hiervoor van belang is geweest. De cultuurhistorische analyse heeft het begrip van de kwaliteiten van de buurt bij verschillende partijen vergroot. De analyse van de mogelijkheden van de portiekblokken heeft draagvlak voor transformatie in plaats van sloopnieuwbouw bij de corporatie vergroot. Vernieuwing vanuit het bestaande lijkt van de vier casussen bij Kanaleneiland het minst voor de hand te liggen. De bestaande identiteit wordt niet door alle stakeholders als waardevol of kansrijk gezien. De oude vernieuwingsplannen zetten steevast in op vergvangen van die identiteit. In de bij de randvoorwaardenkaart horende toolbox wordt teruggegrepen op de kenmerken van de oorspronkelijke bebouwing. Die gaan inmiddels letterlijk schuil achter een renovatie-laag. De oude (kleuren)fotos laten de oorspronkelijke kwaliteiten en bedoelingen van de buurt zien waardoor de perceptie en waardering van het bestaande kantelt. De vermeende identiteitsloosheid en het daarmee samenhangende gevoel van gebrek aan houvast voor vernieuwing wordt omgezet in handvatten voor zowel grotere ingrepen van nieuwbouw als onderhoudsingrepen. Bruikbaar of niet, de jaren 50 - identiteit van Slotermeer is onontkoombaar. Van belang is de waardering ervan voor de huidige tijd. Zowel in supervisiekader als in de ordekaarten wordt de kwaliteit van de bestaande buurtjes gewaardeerd. Vrijwel alles is jaren 50/60, maar niet alles is daardoor ook geslaagd. Vernieuwing is de kans om knelpunten op te lossen mits de wel aanwezige kwaliteiten niet worden aangetast. In de verkenning van de Eilandenbuurt wordt minder ingezet op de fysieke verschijningsvorm als bron van vernieuwing dan in de overige casussen. Er wordt wel gebruik gemaakt van de ruimte die de bestaande gebouwvoorraad biedt aan kleinschalige, individuele ingrepen. Daarmee wordt aangesloten op de kenmerkende identiteit van versnipperd eigendom en de voor en nadelen die dat heeft. De geschetste strategie is expliciet in het oordeel dat sec inzetten op deze vorm van vernieuwing niet alle fysieke knelpunten kan oplossen. Daar is een aantal strategische projecten voor nodig. Operationalisatie De wijze van vernieuwing (programmaring, fasering, financiering) is bepalend voor de organisatie en werkt door in de plandocumenten die worden ingezet. Dat kunnen nieuwe vormen van documenten zijn, of bestaande plandocumenten zoals het bestemmingsplan.

Vernieuwen vanuit identiteiten – Van Schagen architekten

48


Van de vier casussen is Linie inmiddels het meest concreet. Daar wordt verkocht en gerenoveerd. Om hiervoor het juiste kader te bieden is ervoor gekozen het opgestelde beeldkwaliteitplan te verwerken in het bestemmingsplan. De regels rond het uitbouwen van de gezinswoningen zijn zo opgesteld dat ze ook passen binnen de vigerende regelgeving van vergunningsvrij uitbouwen. Met de vaststelling van het bestemmingsplan wordt zekerheid en duidelijkheid geboden aan de bewoners van de wijk en aan toekomstige kopers. Cruciaal voor deze planvorm was overeenstemming tussen SVAW en de gemeente Breda. In deze casus wordt het bestemmingsplan op een nieuwe manier gebruikt. Enerzijds conserverend, doordat de bebouwing cultuurhistorisch als waardevol wordt benoemd, anderzijds ontwikkelend, doordat woninguitbreiding mogelijk wordt gemaakt. Het idee om het bestemmingsplan in te zetten als plandocument voor de vernieuwing van de Eilandenbuurt stuit op weerstand. Misschien vanuit een huiver om de woningvoorraad kans te bieden „zichzelf‟ te laten ontwikkelen. Dat maakt grootschalig fysiek ingrijpen nog moeilijker dan het al is. De terughoudendheid kan ook te maken hebben met de gewoonte ontwikkellocaties in bestemmingsplannen financieel te onderbouwen, zodat er kosten verhaald kunnen worden op ontwikkelende partijen. Breda kiest er in Linie voor dit niet te doen voor de kluswoningen. Inkomsten komen op termijn wellicht terug via stijgende WOZ waarden. De verdere strategie voor de Eilandenbuurt sluit aan op huidige praktijken. Voor het ondersteunen-aanjagen van VVE´s zijn in de afgelopen jaren programma´s opgetuigd met overigens wisselend succes. Zo snel er binnen een VVE een onwillige eigenaar zit loopt vernieuwing spaak. Daarnaast is de korrelgrootte van de VVE´s in de Eilandenbuurt klein. Vaak betreft het een portiek, terwijl de logische korrelgrootte voor de vernieuwing straatwanden betreffen. De transformatie van de bestaande woningvoorraad door middel van samenvoegen staat in delen van Zuid al op de kaart en wordt gestimuleerd door een ´samenvoegcoach´. Deze richt zich tot nog toe vooral op de beneden/bovenwoningen. Het zou voor de hand liggen deze ook de samenvoegingen in de overige gestapelde bouw te laten agenderen. Het idee om transformaties te laten zien in de vorm van een modelwoning (zgn. voorbeeldprojecten) is evenmin nieuw. Een corporatie heeft op het punt gestaan een voorbeeld van een uitbouw uit te voeren maar heeft daar onder druk van de crisis uiteindelijk van afgezien. De bal voor de VVE-stimulans en voorbeeldprojecten ligt grotendeels bij de gemeente. Er zou voor Zuid gedacht kunnen worden aan een ontwikkelbedrijf a la AGVespa die met gerichte interventies stedelijke vernieuwing aanzwengelt. Het supervisiekader van Slotermeer heeft (nog) geen formele status. Het is aan de supervisor te bepalen in hoeverre dit kader ook geldig is in bepaalde situaties. Van belang is dat dit supervisiekader aansluit op twee wel formele strategische documenten. Dat zijn naast het bestemmingsplan de waarderingskaarten van Bureau Monumenten Amsterdam; waarin de bestaande bebouwing is gewaardeerd in architectonische, stedenbouwkundige en typologische betekenis. 27 Geconcludeerd kan worden dat het

27

Opvallend is dat voor Slotermeer alle bebouwing is gewaardeerd, ook die van de gebieden waarvoor een paar jaar terug nog sloop-nieuwbouw was voorzien. In andere gebieden van Amsterdam Nieuw West is die „sloop-rijpe‟ bebouwing niet gewaardeerd (zie bijvoorbeeld de Bakemabuurt in Geuzenveld). Hierin zal het formele besluit van het stadsdeel om tegen de sloopplannen in een deel van het gebied beschermde status te geven (Van Eesterenmuseum) een belangrijke rol hebben gespeeld.

Vernieuwen vanuit identiteiten – Van Schagen architekten

49


supervisiekader dus vooral kan „werken‟ doordat het samenwerkt met andere plandocumenten en vigerend beleid. De randvoorwaardenkaart van Kanaleneiland wordt formeel nog vastgesteld door de betrokken partijen (Mitros, ontwikkelende aannemer en gemeenteraad Utrecht). Bewaken van de kaart komt in handen van supervisoren. De inhoud van de randvoorwaardenkaart is dusdanig, dat ze niet strijdig is met het bestemmingsplan. De inhoud van de randvoorwaardenkaart definieert een kwalitatief kader voor de ruimtelijke ingrepen. Het kader legt de drempel voor investeren relatief laag. De korrelgrootte is die van een blok (en niet die van een stempel of bouwblok); de programmatische invulling is vrij gelaten; alle parkeren mag op openbaar gebied worden opgelost. In de discussie rond het Mesosterrein zal moeten blijken of de kaders ook echt gehandhaafd kunnen worden. Daar wil een investeerder nieuwbouw realiseren in een opzet die niet past binnen de randvoorwaardenkaart. In deze discussie staat de levensvatbaarheid van de randvoorwaardenkaart op het spel. Die wordt vooral bepaald door de bestuurlijke dekking.

Nieuwe wijzen van financiering Door de korrelgrootte van de vernieuwing (buurtjes, reeksen van gebouwen) in Slotermeer zal de financiering hier redelijk traditioneel zijn. De identiteit maakt vernieuwing in de footprint van het bestaande wel goed voorstelbaar en daardoor fasering goed mogelijk. De enige locaties waar een kleinere en dus gemakkelijker te financieren korrel te vinden is, is op de plekken van openbare gebouwen (scholen en kerken). Dezelfde foot-print vernieuwing is te vinden in Kanaleneiland. De randvoorwaardenkaart maakt hier vernieuwing per gebouw mogelijk; met een nader te bepalen programma. Daar zit een fundamenteel verschil met de oude masterplanning. De financiering is hier minder traditioneel; de ontwikkelende aannemer wordt verleidt tot investeren in de bestaande voorraad met de mogelijkheid tot nieuwbouw. Nieuwe wijzen van financiering komen terug in de casussen Eilandenbuurt en Linie. In de Eilandenbuurt wordt gemikt op het vermogen van bewoners om te investeren. „Small money‟ maken de „kleine verhalen‟ van samenvoegingen, onderhoud en woninguitbreidingen. De vernieuwingsstrategie zet erop in al dit „kleine‟ geld in te zetten voor de vernieuwing. In Linie worden de inkomsten uit de verkoop van kluswoningen ingezet om de aanpalende woningen te renoveren. De snelheid van de verkoop bepaalt de snelheid van de vernieuwing. Door een boven verwachting snelle verkoop van de kluswoningen in fase 1 kan er vervroegd worden begonnen met de vernieuwing van fase 2. Cruciaal voor deze meer kleinschalige investeringen is zekerheid. Die wordt gevonden in het gekozen plandocument (bestemmingsplan) en de bestuurlijke dekking.

Vernieuwen vanuit identiteiten – Van Schagen architekten

50


6.

AANBEVELINGEN

Uit de conclusies komen de volgende aanbevelingen naar voren om vernieuwing vanuit identiteit(en) kansrijk te maken. 1. Waardeer het bestaande Vernieuwing vanuit identiteiten begint met de basishouding dat het bestaande waardevol is en dat er de bron van vernieuwing in kan worden gevonden. Simpel gezegd: „wees blij met wat je hebt‟. Dat bestaande is allereerst materieel en fysiek. Pas in tweede instantie bestaat het uit programma, netwerken en flows. Waarderen betekent ook oordelen. Welke elementen zijn vruchtbaar om verder te ontwikkelen, welke blokkeren verdere ontwikkeling? 2. Inventariseer dagelijks gebruik Sociologische studies naar de praktijken van dagelijks gebruik en bewoning leveren extra inzicht in het functioneren van een buurt en de onderliggende vaak positieve - grondhouding bij bewoners. Waar van een afstand problemen overduidelijk lijken worden die bewoners regelmatig anders geduid. 3. Analyseer de cultuurhistorie… Analyse van de cultuurhistorische waarde en ontwikkeling van een buurt levert wat op. Inzicht in de cultuurhistorie biedt inspiratie voor de ontwerper en raakt de juiste snaar bij gebruikers en bewoners. 4. ... maar verval niet in nostalgie Vernieuwing vanuit de bestaande identiteit vraagt om aansluiting bij de oorspronkelijke beeldtaal maar ook om hedendaagse interpretatie en vernieuwing van oorspronkelijke doelen. 5. Definieer een vruchtbare identiteit Een vruchtbare identiteit vraagt niet alleen om doorgronden van het bestaande maar ook om een oordeel over dat bestaande. De keus welke elementen dragers kunnen zijn voor verdere vernieuwing is een (ontwerp)beslissing. Die komt niet als vanzelf op uit analyse maar moet gemarkeerd worden. 6. Programmeer de vernieuwing vanuit het bestaande Vernieuwing vanuit het bestaande vraagt om een programma wat mede wordt bepaald door en vanuit de bestaande structuren. De ontwikkeling van programma en plan is een iteratief proces. De richting van de vernieuwing wordt gevoed vanuit de ontwikkelingen in het bestaande en vice-versa.

Vernieuwen vanuit identiteiten – Van Schagen architekten

51


7. Maak specifieke plandocumenten Elke situatie is specifiek en vraagt om een specifiek plandocument. Soms kunnen bestaande plandocument specifiek worden „geladen‟ voor de desbetreffende situatie (bijvoorbeeld het bestemmingsplan), soms moeten er nieuwe plandocumenten worden opgetuigd, soms is een mix van bestaande en nieuwe documenten nodig. In alle gevallen moet het document een specifieke verhouding tussen precisie en flexibiteit bezitten om de stap-voor-stap vernieuwing te kunnen leiden. 8. Streef naar een rake verbeelding Naast het inzetten van de juiste plandocumenten vraagt de vernieuwing vanuit identiteiten om een „rake‟ verbeelding zodat er gerekend kan worden op maximaal draagvlak onder de stakeholders en zodat bewoners en gebruikers zich het vernieuwingsplan toe-eigenen. 9. Zorg voor bestuurlijke ‘back-up’ Het welslagen van vernieuwing vanuit identiteit hangt sterk samen met langdurige bestuurlijke dekking van de vernieuwingsstrategie. Juist door de lange looptijd van deze wijze van vernieuwing en het iteratief karakter van het proces is het van belang dat bestuurders de strategie volledig omarmen en ondersteunen.

Vernieuwen vanuit identiteiten – Van Schagen architekten

52


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.