Algemeen Nijmeegs Studentenblad ans.online ANS_online Editie 6 - 17 januari 2022
2
ANS online Het opnemen van een ander lichaam vermindert bewustzijn.
2
Column ‘May the multiple choice questions be ever in your favour.’
8
Kamervragen Een fan van de Efteling en een dierenvriend gaan op zoek in elkaars kamer.
Interview
HET ONTWERP VAN DE ONTMOETING
Pagina 3: Jeroen Simons is de architect van het Maria Montessorigebouw: ‘Het is een plek waar studenten en wetenschappers elkaar treffen, waar men liever zit voor werk en studie dan thuis.’ foto Simon Swelsen
Interview
Tijdgeest
Pagina 6 :
Pagina 5: Dieren leven al duizenden jaren aan onze zijde. Hoe is de kijk op huisdieren door de tijd veranderd?
illustratie Ande Cremers
illustratie Esther van der Wal
Op de campus van Nijmegen zetten twee geroutineerde geneeskundigen zich al jaren in voor een sekse- en gendersensitieve geneeskunde.
Email redactie@ans-online.nl Adres Heyendaalseweg 141 6525AJ Nijmegen
2 Wat er verscheen op ANS-online Wetenschap
Het opnemen van een ander lichaam vermindert bewustzijn DE IRREALISTISCHE ANALIST ‘May the multiple choice questions be ever in your favour.’ Derdejaars student Tonnie de Benis heeft op de universiteit mateloos leren nuanceren. Iedereen weet echter dat een goed verhaal ontstaat met een leugentje of een zware overdrijving. In zijn column laat hij de nuances varen op een zee met meer dan één korreltje zout.
tekst Delphine Broasca
Wanneer mensen van een afstand naar een lichaam kijken dat gelijktijdig wordt aangeraakt of op een zelfde manier beweegt als hun eigen lichaam, kunnen zij dat lichaam ook als hun eigen ervaren. Dit proces heet belichaming. Hier zitten gevolgen aan verbonden, zoals het minder opmerken van lichamelijke en contextuele signalen. Daarnaast blijkt uit dit Radboudonderzoek van Lieke Swinkels dat we dit fenomeen zelf kunnen opwekken. Bij het proces van belichaming hebben mensen het gevoel dat ze een ander lichaam als het eigen ervaren. ‘Ze nemen dit dan op in hun lichaamsrepresentatie’, vertelt Lieke Swinkels, promovendus aan de Radboud Universiteit. ‘Dit andere lichaam kan een avatar in een game zijn, maar ook een projectie van je eigen lichaam’, legt Swinkels uit. In haar onderzoek heeft ze onderzocht of mensen zelf belichaming kunnen opwekken en wat de consequenties hiervan zijn. ‘Als de virtuele wereld de toekomst is, waarbij belichaming plaatsvindt, dan is het belangrijk dat we weten hoe we hier zo goed mogelijk mee om kunnen gaan’, licht ze toe. Een lichaamsillusie ‘Om te onderzoeken of mensen zelf belichaming kunnen opwekken vanuit een derdepersoonsperspectief, heb ik gebruik gemaakt van een fullbody-illusie’, vertelt de promovendus enthousiast. Hierbij kregen deelnemers een virtualrealityheadset op met een live-verbinding. Achter hen stond een camera, zodat zij zichzelf zagen wanneer ze de VR-bril opzetten. ‘Ik vergelijk dit altijd met een lokaal waarbij je je klasgenoot voor je ziet zitten. In dit geval zie je dan niet je klasgenoot, maar jezelf voor je zitten’, verduidelijkt Swinkels. De deelnemers zagen zichzelf hierdoor vanuit een derdepersoonsperspectief. Vervolgens heeft de promovendus de deelnemers gevraagd om zelf een wrijfbeweging over hun nek te maken, die zij dus zagen op de projectie van zichzelf. ‘Op het moment dat je die wrijving ziet op de projectie, ga je die ook daar voelen in plaats van op je eigen lichaam’, vertelt ze op basis van rapportage van de deelnemers. Dit proces van belichaming kan plaatsvinden door multisensorische integratie: ‘Stimuli, in dit geval het zien en voelen van de wrijving, die je gelijktijdig krijgt aangeboden koppel je aan elkaar’, definieert Swinkels. ‘Hierbij is vaak de visuele input dominant, waardoor de aanraking als het ware wordt toegetrokken naar de locatie waarop je het ziet gebeuren.’ In eerdere onderzoeken zorgden vaak de experimentleiders voor een dergelijke wrijving. ‘Nu blijkt dus ook dat mensen zelf belichaming kunnen opwekken voor een lichaam dat ze vanuit een derdepersoonsperspectief zien tijdens de illusie’, vertelt ze trots. Daarnaast heeft Swinkels de consequenties hiervan onderzocht. Dit heeft ze gedaan door voelbare prikkels toe te dienen aan de deelnemers. ‘Zij kregen vibratie-elementen op hun achterhoofd en rug. Wanneer deze trilden, moesten de deelnemers op een knop drukken’, legt ze uit. Hieruit blijkt dat mensen zich minder bewust zijn van die prikkels als zij een ander lichaam als hun eigen ervaren. ‘Ze drukten minder
vaak op de knop en reageerden ook langzamer, dan wanneer er geen sprake was van belichaming van het lichaam dat ze voor zich zagen’, stelt de promovendus. Leven als een avatar Naast het doen van deze illusie heeft Swinkels ook vragenlijsten uitgezet onder videogamers om belichaming in de praktijk te bekijken. ‘Ik heb de spelers onder andere gevraagd hoe vaak het voorkwam dat ze pas na het stoppen met gamen merkten dat ze honger of dorst hadden of dat ze vermoeid waren’, licht Swinkels toe. Net als bij de fullbody-illusie blijkt dat mensen zich tijdens het gamen minder bewust zijn van prikkels uit de daadwerkelijke omgeving. ‘Ook heb ik een voorzichtig verband gevonden met belichaming van de avatar uit de game’, voegt ze toe. ‘Mensen die de avatar sterker als hun eigen lichaam ervaren, merken hun eigen lichaam dus minder op.’ Klinische psychologie en de Metaverse ‘We gebruiken fullbody-illusies om te begrijpen hoe mensen een lichaamsrepresentatie opbouwen’, vertelt Swinkels. Dit kan nuttig zijn voor ontwikkelaars van games: ‘Stel dat je gebruik wilt maken van avatars, dan is het handig om te weten op welke manier de spelers deze zo snel mogelijk opnemen in hun lichaamsrepresentatie’, geeft ze als voorbeeld. Daarnaast verwacht de promovendus dat de resultaten ook kunnen worden gebruikt in de klinische psychologie. ‘Er wordt tegenwoordig soms gebruik gemaakt van virtual reality om angsten te overkomen. Het zou kunnen dat zo’n therapie beter werkt als de patiënt de avatar in zijn lichaamsrepresentatie opneemt, omdat de avatar dan voelt als zijn eigen lichaam’, vertelt Swinkels. Ook speculeert Swinkels over virtualrealitywerelden, zoals de Metaverse van Facebook, waarin je bijvoorbeeld met studiegenoten kan praten terwijl het lijkt alsof je met elkaar in een ruimte bent. In de Metaverse wordt gebruik gemaakt van avatars die mogelijk kunnen worden opgenomen in de lichaamsrepresentatie. ‘Ik vind dit heel fascinerend, maar ook erg beangstigend’, vertelt Swinkels. ‘De snelheid van dit soort implementaties gaat veel sneller dan het onderzoek naar de mogelijke consequenties en langetermijngevolgen ervan’, geeft ze als reden. Aan de hand van de resultaten van haar onderzoek zou het namelijk kunnen dat we in een situatie als de Metaverse bepaalde signalen van ons eigen lichaam en de daadwerkelijke omgeving vergeten. Dat vindt ze zorgverwekkend: ‘Het is fantastisch om buiten te wandelen en de geur van bomen te kunnen opsnuiven. In die zin zal een virtuele wereld voor mij altijd een zwak aftreksel zijn van de echte wereld’, sluit ze gepassioneerd af. ANS
Terwijl ik uit het raam van mijn kamer staar zie ik een kraakheldere lucht. De felle zonnestralen en fluitende vogels dringen mijn ogen en oren binnen. Op dat moment wordt mijn vreedzame beeld verstoord door het gevreesde geluid van de wekker. Alles bleek een droom te zijn en de lucht is weer grijs en grauw. Ik word onmiddellijk geconfronteerd met de pijnlijke realiteit van het dagelijkse leven. Vandaag is het zover: een tentamen in het Comeniusgebouw. Met druppels angstzweet op mijn voorhoofd log ik in op My TimeTable om mijn seatingnumber op te zoeken. Ik neem afscheid van mijn familie en nadat ik mezelf heb omgekleed spring ik de fiets. Wanneer ik aankom bij het Comeniusgebouw krijg ik meteen het idee dat ik in de Hunger Games ben beland. Alle studenten moeten zich identificeren met hun seatingnumber, waarna zij het gebouw binnengeloodst worden. Onder het geluid van knikkende knieën wordt iedereen verplicht zich te begeven naar hun kluisje, om hun spullen achter te laten en vervolgens toe te treden tot de pc-ruimte. Wanneer alle rekruten hebben plaatsgenomen in de strijdarena, galmt er een stem door een luidspreker uit het plafond. Een van de pionnen van de Gamemakers, ook wel surveillanten genoemd, spreekt de zaal op Orwelliaanse wijze toe: ‘Plaats onmiddellijk uw drinkflessen op de grond en uw studentenpas rechtsboven op uw tafel’. De arena zit vol met deelnemers uit zowel het District of Art als het District of Science. Met klapperende tanden loggen zij in, waarna de onzichtbare stem nog een keer uit het plafond roept: ‘Let the Games begin’ Wat volgt is een bloedstollende slachting waar de ene na de andere student zowel mentaal als fysiek te gronde wordt gericht. De strijdarena begint contouren te krijgen van een panopticon waarin iedere afwijkende beweging van een student onmiddellijk wordt gedetecteerd. Terwijl iedereen zich nog in de gruwelijke strijd bevindt, smeek ik teneergeslagen om genade. Ik steek mijn hand met mijn resterende vingers in de lucht. Ik geef me over en krijg toestemming om het strijdtoneel te verlaten. Na deze mentale uitputtingsslag fiets ik terug naar huis. De digitale vorm van examinering in het Comeniusgebouw lijkt wel een slagveld waarin individuen normen van een totalitair regime volledig internaliseren. Om te ontsnappen aan deze dystopie, duik ik snel mijn bed in om terug te keren naar dromenland. Ik treed weer toe tot de zonovergoten wereld met bloeiende bloemen, fluitende vogels en lachende studenten.
tekst Tonnie de Benis illustratie Inge Spoelstra
3 Interview
HET ONTWERP VAN DE ONTMOETING tekst Erwin van Eckeveld en Ellen Theuws foto Simon Swelsen
Uit de resten van de Thomas van Aquinostraat (TvA) is sinds een jaar een nieuw architectonisch hoogstandje herrezen: het Maria Montessorigebouw (MM). Hoewel sommigen het zien als een plek om in de sociale wetenschap te duiken, vormt het gebouw voor anderen juist een zee van vraagtekens. Jeroen Simons is de architect: ‘MM is een plek waar studenten en wetenschappers elkaar treffen, waar men liever zit voor werk en studie dan thuis.’
V
anaf de twaalfde verdieping van de Erasmustoren, met uitzicht op het nieuwe gebouw, spreekt ANS via een videoverbinding met Simons. Hij zit opgewekt achter zijn laptop en begint al voor de eerste vraag is gesteld, geanimeerd te vertellen over zijn bezigheden. Hij werkt bij het architectenbureau Inbo, dat zich voornamelijk richt op het renoveren van campusgebouwen. In zijn eigen studietijd raakte hij gefascineerd door gebouwen van grindbeton uit de jaren zestig. ‘Dat waren hele grote functionalistische gebouwen. Tegenwoordig vind ik het interessant die te vernieuwen’, vertelt Simons. Ook de campus van de Radboud Universiteit kent dergelijke gebouwen. Zo renoveerde Simons eerder de Tandheelkundefaculteit en de Universiteitsbibliotheek. Dit zijn volgens hem gebouwen die van zichzelf een stoere uitstraling hebben. Hoewel het TvA ook een gebouw van grindbeton was, had diens architectuur minder fans. Ook was het vanwege het complexe ontwerp en de lage verdiepingshoogte moeilijk te renoveren. Voor de Faculteit der Sociale Wetenschappen heeft Simons daarom nu een heel nieuw gebouw neergezet.
‘Sociale wetenschappen gaan over gevoel, perceptie en interactie tussen mensen.’ Ogenschijnlijke inspiratie Simons had een duidelijke visie voor MM. Ten eerste moest het gebouw volgens hem passen bij zijn gebruikers en bij zijn ruimtelijke omgeving. Ook wil hij de studie naar voren laten komen in het gebouw. ‘Zo heeft de architect van het Grotiusgebouw gekozen voor een soort corporate-gebouw. Daar worden namelijk studenten opgeleid die op de Zuidas gaan werken. Voor Tandheelkunde hebben we zelf een klinische uitstraling gebruikt: daar loop je vanaf de eerste dag al in een witte jas rond’, vertelt Simons. ‘Sociale wetenschappen gaan daarentegen meer over gevoel, perceptie en interactie
tussen mensen.’ Zintuiglijkheid staat daarom centraal in het ontwerp. Zo is het interieur in onder andere de collegezalen gebaseerd op de kleuren van irissen van ogen: bruin, groen en blauw. Daarnaast heeft Simons het gebouw zo ontworpen dat het op zou gaan in de parkomgeving. Zo is er gebruik gemaakt van hout en planten. Bovendien stroomt door het vele glas overal daglicht het gebouw binnen: ‘Ik wilde een gebouw maken waar het voelt alsof je midden in het park studeert. Hierbij had ik het beeld van iemand die met een laptop op schoot onder het bladerdak van een boom zit, lekker in het zonnetje.’ Tot slot heeft Simons gepoogd zich in het ontwerp tegen het bestaande beeld van de sociale wetenschap te keren. Hij vertelt trots: ‘Sociale wetenschappen associëren we totaal niet met techniek, maar sociale wetenschappen zijn, zeker in Nijmegen, best technisch georiënteerd. Om dat duidelijk te maken hebben we het lab, dat normaal achter in een gebouw weggestopt zit, bij de ingang geplaatst.’ In beraad met belanghebbenden Hoewel de architect op een aantal vlakken zijn eigen visie kon inbrengen, stond ook al veel vast in de eisen opgesteld door de gemeente en de universiteit. ‘Voor de stedenbouwkundige van de gemeente was het belangrijk dat het campusdeel van Grotius tot Erasmus als een geheel voelde. Door met twee gebouwdelen de campus te herstructureren heb je het gevoel dat het park doorloopt tussen de gebouwen. Bij het TvA liep je juist tegen de gebouwen aan: een wereld van steen.’ Daarnaast wilde de Faculteit der Sociale Wetenschappen met hun nieuwe gebouw samenwerking op de campus stimuleren. De ontmoeting stond centraal. ‘Waar het TvA leek op een verzameling op zichzelf staande gebouwen was de bedoeling van het MM om verbinding te hebben tussen de twee delen, zodat mensen elkaar vanzelf tegenkomen’, legt Simons uit. Het grand café ligt daarom in het middelpunt van MM en veel van de studieplekken hebben glazen wanden zodat je elkaar niet kunt missen. Daarnaast is het gebouw naar wens van de universiteit energieneutraal geworden, al was hierbij sprake van een klein meningsverschil met de faculteit over de invulling hiervan. Simons vertelt lachend: ‘Bovenop het dak ligt een veld met zonnepanelen. In het oorspronkelijk ontwerp had ik dat veld op pootjes gezet, zodat het vanuit het park duidelijk zou zijn dat op dit gebouw zonne-energie wordt geoogst. Dat voorstel was echter te duur en leverde de faculteit niks op.’ Tot slot is Simons in gesprek gegaan met studenten en medewerkers. Simons is stellig over zijn reden hierachter: ‘Zij zullen het gebouw gaan gebruiken. Ze hebben met mij nagedacht over een plek om koffie te halen en waar ze straks kunnen zitten. Die gesprekken maken je ontwerp stukken beter.’ Een belangrijk punt dat naar voren is gekomen uit deze gesprekken is de waarde die studenten hechten aan de studieverenigingen op de campus. Deze hebben in het MM een prominente plek gekregen, namelijk direct naast de ingang. De ruimtes zijn ook met veel glas naar buiten zichtbaar, wat een uitnodigende uitstraling geeft. ‘De studieverenigingen die ik voorheen op de campus heb gezien waren allemaal lekkere rommelhokken. Ik vind het juist leuk om dat te laten zien. Het is geen keurig bedrijf, maar het gaat hier om studenten. De verenigingsruimte moet uitnodigen om deze als je eigen huiskamer te zien,’ vertelt Simons vrolijk. Bij de input van studenten voor MM moet wel een kanttekening worden geplaatst. ‘Het proces is in 2016 begonnen. Ik heb dus niet kunnen spreken met huidige studenten, maar met studenten die hun meningen gaven voor de volgende generatie’, geeft Simons toe.
Ir. Jeroen Simons (61) is architect-partner bij Inbo en gespecialiseerd in onderwijsgebouwen. Hij studeerde architectuur aan de Technische Universiteit in Delft. Zo hielp hij onder andere mee aan de Tandheelkundefaculteit en Universiteitsbibliotheek van de Radboud Universiteit.
Rokjes- en navigatieproblematiek Ondanks de gesprekken met de eindgebruikers is niet iedereen te spreken over de open sfeer in het MM, die onder andere is gecreëerd door de hoeveelheid ramen. Zo rapporteerde de Gelderlander dat de glazen wanden ervoor zorgen dat sommige vrouwen geen rokjes meer durven te dragen in het gebouw. Als oplossing daarvoor zijn in de ruimtes van de medewerkers inmiddels vitrages opgehangen. Simons ziet daar het nut wel van in: ‘Nu kunnen de gebruikers van de kamers zelf reguleren of ze zichtbaar willen zijn of niet. Ik denk dat het belangrijk is dat je zelf je omgeving naar je hand kan zetten.’
‘Er is geen route waar mensen anoniem in en uit kunnen lopen.’ Voor studenten is het lastiger om de omgeving aan te passen. Simons geeft toe dat sommige studieplekken ervaren kunnen worden als onrustig. Zo kan je als student op de gang langs de trappen zitten, waar mensen continu op en af lopen. Simons ziet er overigens nog steeds ook de voordelen van in: ‘De stu-
4
dieplekken direct naast de trappen zijn natuurlijk niet de rustigste, maar ik verwacht best dat dit populaire plekken zijn, omdat je kan zien dat je studiemaatjes er ook zijn.’ In zo’n gebouw gaat het om zien en gezien worden, meent hij: ‘Studeren met vijfduizend studenten kan heel anoniem voelen.’ Toch is er een tekort aan studieplekken. Dat heeft volgens Simons echter niet te maken met het ontwerp van een gebouw, maar met het reserveringssysteem: ‘De verdeling van de ruimtes is meer een softwareprobleem terwijl architecten enkel de hardware maken.’ Daarnaast hebben studenten en medewerkers moeite met het vinden van de weg in MM. Dat komt onder andere doordat het gebouw uit twee delen bestaat, maar slechts één deel een ingang heeft. Deze keuze is bewust gemaakt, vertelt Simons: ‘Zo is er geen route waar mensen anoniem in en uit kunnen lopen. Het gebouw lokt uit dat je elkaar ontmoet.’ Simons is verbaasd over de negatieve reacties over de kleine ingang: ‘In mijn beleving is de hele ruimte onder de brug de entree. Er is dus eigenlijk een heel grote ingang.’ De architect heeft er daarnaast vertrouwen in dat de gebruikers zullen wennen aan het nieuwe gebouw. ‘We hebben middelen zoals kleurverschillen ingezet, zodat het makkelijker is de twee gebouwdelen uit elkaar te houden. Ik geef een gebouw altijd een half jaar. Na die tijd is
VERBEELD
iedereen gewend. Zo niet, dan is dat een signaal om op te pikken,’ zegt Simons.
‘Ik geef een gebouw altijd een half jaar. Na die tijd is iedereen gewend.’ De toekomst van de campus De afronding van het MM betekent niet het einde van de aanwezigheid van hijskranen en bouwvakkers op de campus. ‘De RU heeft een campusvisie voor de komende tien à vijftien jaar om meer te renoveren en te bouwen’, vertelt Simons geanimeerd. Mogelijk zullen sommige gebouwen net als het TvA met de grond gelijk worden gemaakt. Zelf zou de architect graag nog een keer met de Radboud Universiteit samenwerken. ‘Er bestaat in Nijmegen een gemoedelijke cultuur waar mensen heel open met elkaar zoeken naar de beste oplossing. Ik heb inmiddels meegewerkt aan het bouwen en het renoveren van vier campusgebouwen, waardoor we elkaars taal spreken,’ zegt hij vol liefde. Het is dus niet onwaarschijnlijk dat Simons nog eens terug zal keren naar de RU. ANS
Met elementen van foto’s en illustraties neemt een groep creatievelingen een problematische actualiteit op de hak. Deze keer: Lange rijen voor het sanitair van de gymzaal. Vanwege de torenhoge gasprijzen kan namelijk je goedkoper douchen als je een sportabbonnement neemt.
5 Tijdgeest
HUISDIEREN tekst Elze Bekkers en Mayra Hijdra illustratie Esther van der Wal
In Tijdgeest wordt iedere editie het verleden, heden en de toekomst van de kijk op een fenomeen of ontwikkeling besproken. Deze editie: Huisdieren
Dieren leven al duizenden jaren aan onze zijde. In het verleden waren zij vooral functioneel: katten konden muizen vangen en honden bewaakten het huis. Tegenwoordig worden huisdieren gezien als onderdeel van het gezin. Desalniettemin hebben ze nog altijd een functie. Onze huisdieren dienen namelijk als het gezelschap en tot vermaak van de mens. Huisdieren zijn inmiddels niet meer weg te denken uit de Nederlandse samenleving. Hoe is de kijk op huisdieren door de tijd veranderd? Verleden: Domesticatie van dieren
D
ertigduizend jaar geleden begon de mens met het domesticeren van wolven. Zij werden destijds vooral gezien als hulpmiddel bij alledaagse bezigheden. Maarten Frankenhuis, diergeneeskundige en voormalig directeur van Artis, vertelt: ‘Wolven brachten mensen mogelijkheden tot bescherming en hun goede reukvermogen kon worden gebruikt bij de jacht.’ Andere bruikbare dieren, zoals katten en paarden, werden later gedomesticeerd. Het inzetten van dieren als hulpmiddel bleef in latere periodes aanhouden. Zo gebruikten de Romeinen honden bij oorlogsvoering en waren katten voor de Egyptenaren heilige dieren die in ceremonies werden gebruikt. Volgens Frankenhuis werden alleen de dieren die zich schikten aan de mens doorgefokt. Hij vertelt: ‘Het natuurlijke selectieproces staat in de huisdierfokkerij volledig buitenspel. De eigenaar bepaalt immers of een dier zich mag voortplanten en met welke partner.’ Hierdoor werd het tam worden van dieren bevorderd. Volgens Frankenhuis vond in de negentiende eeuw een ommezwaai plaats. Er kwam toen aandacht voor de slechte behandeling van trekhonden en werkpaarden. Hiermee groeide het draagvlak voor dierenwelzijn. Zo vertelt de diergeneeskundige: ‘Chique Engelse dames begonnen zich te bekommeren om dieren die hard moesten werken en regelmatig werden afgeranseld.’ Om iets voor de dieren te doen, plaatsten ze lantaarnpalen met drinkbakken voor de dieren. ‘Op de grond zetten zij bakken water voor honden en halverwege de paal een drinkbak voor paarden. Helemaal bovenin was er voor duiven ook een plek om te drinken’, legt hij uit. Hoewel dit bewustzijn toenam gedurende die eeuw, stond dierenwelzijn bij mensen niet overal op de eerste plek. Zo vertelt Frankenhuis dat uiterlijke kenmerken werden uitvergroot door dieren systematisch te selecteren op uiterlijke kenmerken die men mooi vond. ‘Mensen begonnen huisdieren in deze periode namelijk te zien als statussymbool waarbij het uiterlijk bepalend was voor het aanzien van het baasje’, zegt hij.
Heden: Gezinsdieren
Toekomst: Autonome huisdieren?
Waar vroeger weinig regels waren voor de omgang met dieren, wordt er tegenwoordig door nieuwe inzichten uit de maatschappij en wetenschappelijk onderzoek meer rekening gehouden met dierenwelzijn in de wetgeving. Hierdoor groeide het bewustzijn nog meer. ‘Er zijn door nieuwe regels extra momenten van bewustzijn gecreëerd voordat een hond gekocht kan worden. De kopers moeten nu beter nadenken over hun aanschaf’, vertelt Sharita Kanhailal, adviseur dierenwelzijn bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). Men vindt het dus steeds belangrijker dat een dier niet in een spontane opwelling wordt gekocht. Daarnaast is in de huidige wetgeving meer keuzevrijheid voor huisdieren geborgd. ‘Zo mag je een hond niet permanent vastbinden. Een bench aanschaffen en het deurtje open laten kan dan wel, want het dier heeft hierdoor een keuze om zichzelf te voorzien in zijn eigen behoeften’, legt Kanhailal uit. Annabelle Dufourcq, filosoof en docent aan de Radboud Universiteit die zich bezig houdt met de ethische implicaties van het houden van huisdieren, stipt aan dat mensen veel keuzes maken voor hun dieren. ‘Ondanks deze ontwikkelingen omtrent dierenwelzijn, zien mensen een huisdier als een object dat ze kunnen bezitten’, stelt ze. De mens bepaalt bijvoorbeeld voor dieren waar ze kunnen gaan en staan. ‘Doordat huisdieren tegenwoordig niet overal zijn toegestaan, moeten we ze vasthouden. Dit doen we bijvoorbeeld door een riem te gebruiken, hekken te plaatsen en dieren thuis te laten als we gaan werken’, stelt Dufourcq als voorbeeld. Keuzevrijheid voor dieren is dus beperkt en moet vooral in het belang van de mensen zijn. Desondanks wordt het welbevinden van dieren steeds belangrijker. Janneke van der Laan, senior adviseur omtrent dierenwelzijn bij de NVWA, vertelt dat huisdieren tegenwoordig vooral dienen als gezelschap voor de mens: ‘Huisdieren worden steeds meer als lid van het gezin gezien. Mensen vinden het fijn om tijd met hun dieren door te brengen.’ Frankenhuis voegt toe dat een hond voor veel mensen een uitlaatklep is.‘ Ze kunnen er even mee gaan wandelen of mee spelen en knuffelen’, vertelt hij. Door de waarde die zij aan hun huisdieren hechten geven baasjes ook meer om het welzijn van hun dieren.
Frankenhuis voorspelt dat huisdieren in de toekomst een uitlaatklep blijven en mensen van gezelschap zullen blijven voorzien. Daarnaast gelooft hij ook dat mensen in de toekomst steeds kritischer zullen kijken naar het houden van dieren en steeds meer zullen kijken naar het welzijn van dieren. Zo voorspelt hij: ‘Het houden van een grote hond in een klein appartement zal in de toekomst niet meer gepast zijn omdat hij te weinig bewegingsruimte heeft. ’ Het welzijn van de hond is dan onvoldoende gewaarborgd. Dit proces is volgens Van der Laan inderdaad gaande. Zij stelt: ‘We bewegen steeds meer toe naar een verhouding met dieren waarbij hun behoefte centraal staat in plaats van onze verwachting van het dier.’ Mensen zullen dieren dus veel meer herkennen als wezens met eigen verlangens in plaats van dat zij huisdieren blijven zien als praktische gebruiksmiddelen of vermaak. Dufourcq is sceptischer over deze trend en ziet met name de handel van dieren als een cruciale drempel om het dierenwelzijn te optimaliseren. ‘Mensen noemen hun dieren graag hun vriend of hun kind, maar vrienden en kinderen verkoop je niet’, verduidelijkt Dufourcq. Dat mensen dit wel met huisdieren doen schetst een beeld van de manier waarop ze tegen dieren aankijken. Zij licht toe: ‘Mensen blijven het dier als object zien en niet als een wezen met eigen belangen en initiatieven.’ Dufourcq vindt het lastig om te voorspellen of dieren en mensen in de toekomst gelijk zullen worden behandeld, omdat dit volgens haar nu nog lang niet het geval is. Wel denkt Dufourcq dat mensen waarschijnlijk altijd huisdieren zullen blijven houden die bepaalde beperkingen zijn opgelegd: ‘Dit heeft te maken met hoe de maatschappij is ingericht: in drukke steden zullen dieren niet zo snel de vrijheid krijgen om te gaan en staan waar ze willen.’ Hoewel mensen dieren met beperkte vrijheid blijven houden, wordt hun welzijn steeds meer in acht genomen. Misschien spreken we over een aantal jaar niet meer van een huisdier maar van een huisgenoot. ANS
6
Interview
VROUWELIJKE VOORVECHTERS tekst Simon Swelsen en Michelle Tang illustraties Ande Cremers
Het mannelijke lichaam is altijd dominant geweest in de geneeskunde. Mede hierdoor krijgen vrouwen vaak geen diagnose en hebben ze op latere leeftijd meer en langer klachten. Op de campus van Nijmegen zetten twee geroutineerde geneeskundigen zich al jaren in voor sekse- en gendersensitieve geneeskunde. ‘Ik probeer al mijn hele loopbaan duidelijk te maken dat we wel moeten discrimineren waar het relevant is.’
O
m aan iedereen goede zorg te leveren is het belangrijk om te kijken naar de biologische verschillen tussen mensen. Daarnaast moet ook de sociaal-maatschappelijke context van individuele patiënten worden meegenomen. Zo bepleiten onder andere Toine Lagro-Janssen en Angela Maas, beide werkzaam aan het Radboud Universitair Medisch Centrum (RUMC). ‘Door de dominantie van het mannelijke lichaam zijn er veel blinde vlekken in de gezondheidszorg voor vrouwen’, zegt Lagro Janssen Het mannelijke en vrouwelijke lichaam zijn nu eenmaal anders, maar over de verschillen is lange tijd een gebrek aan kennis geweest. ‘Mannen domineren namelijk nog altijd de medische cultuur’, stelt Lagro-Janssen. Door voorvechters van vrouwenemancipatie is de geneeskunde echter stukje bij beetje beter verschillen gaan onderzoeken en onderwijzen. De geneeskundigen vertellen over het gebrek aan kennis, hun eigen ervaringen als vrouw in de medische wereld en de toekomst.
Bikinivisie
Beide hoogleraren zijn uitermate bekend met het historische verloop van de dominante positie van de man en de feministische ontwikkelingen in en rondom de geneeskunde. Maas vertelt: De medische wetenschap focust zich al sinds de tijd van de Grieken op het lichaam van de man.’ Da Vinci tekende het menselijk lichaam zo accuraat mogelijk na. ‘De tekening “De vitruviusman” is erg beroemd, maar je ziet weer een mannenlichaam’, vertelt Maas enigszins cynisch. Lagro-Janssen legt dit uit: ‘In de geneeskunde werd uitgegaan van het neutraliteitsbeginsel. Dit wil zeggen dat de mens in de medische wetenschap gelijk staat aan de man.’ Los van de geslachtsorganen hadden geneeskundigen het idee dat alle inwendige processen hetzelfde verliepen. Dat alleen de geslachtsorganen zouden verschillen tussen de man en de vrouw wordt ook wel de ‘bikinivisie’ genoemd. ‘Tijdens de eerste feministische golf begon er meer aandacht voor het vrouwelijke lichaam te komen, door voorvechters van vrouwenrechten’, vertelt Lagro-Janssen. In die tijd waren anticonceptie en alles rondom de uitbuiting van
vrouwen de belangrijkste thema’s. Dit kwam eind jaren zestig terug in de tweede feministische golf. ‘Een belangrijke ontwikkeling in deze tijd was het ontstaan van zwartboeken en zelfhulpgroepen, waarin door vrouwen kritiek werd geuit op hun behandeling en informatie werd gedeeld’, vertelt Lagro-Janssen. Zo komt de emeritus hoogleraar aan het begin van van haar eigen carrière terecht in een periode waarin langzamerhand steeds meer vrouwelijke medische professionals begonnen te werken. ‘Ik was de eerste vrouwelijke huisarts hier in Nijmegen, nadat ik in 1975 afstudeerde.’ Erkenning
Ondanks de vooruitgang die is geboekt, vertellen beiden dat de erkenning van sekseverschillen gedurende hun loopbaan maar moeizaam toenam. Maas deed haar cardiologieopleiding halverwege de jaren tachtig: ‘Ik herinner mij goed dat de vrouwelijke patiënt letterlijk werd uitgelachen, omdat ze rare klachten had die niet in de boeken stonden.’ Dat komt volgens Maas doordat doktoren worden opge-
7 leid om patronen van ziektebeelden te herkennen en deze werden nou eenmaal uitsluitend gezien door de bril van de bikinivisie. ‘Het was voor hen comfortabel om vrouwspecifieke zaken van tafel te vegen omdat zij die kennis niet hadden’, legt Maas uit. Dat heeft zij van dichtbij meegemaakt. Na een aantal jaar in de praktijk geconfronteerd te zijn met de problemen van vrouwelijke patiënten wilde Maas zelf onderzoek doen. ‘Ik wilde kijken of het geven van hormonen aan vrouwen na de overgang, hart en vaatziekten zou uitstellen of zelfs voorkomen’, vertelt ze. Hier kwamen een aantal gynaecologische aspecten bij kijken wat weerstand opriep bij mannelijke collega’s. ‘Ik ben er toen zelfs een jaar mee gestopt’, vertelt Maas oprecht.
‘Het was voor hen comfortabel om vrouwspecifieke zaken van tafel te vegen omdat zij die kennis niet hadden’ Em. prof. dr. Toine Lagro-Janssen (73) is huisarts en emeritus hoogleraar Vrouwenstudies Medische Wetenschappen van het Radboudumc Nijmegen. Zij is pionier op het gebied van vrouwspecifieke aandoeningen. Daarnaast zet zij zich in om gender in het medisch onderwijs te integreren. Momenteel is zij voorzitter van de werkgroep Vrouwen en Huisartsengeneeskunde van het Nederlandse Huisartsen Genootschap (NHG) en schrijver en redacteur van het recentelijk uitgekomen handboek Gendersensitieve huisartsgeneeskunde.
Lagro-Janssen vertelt dat zij zich anno 2021 nog verbaast over de onwetendheid van sommige deskundigen: ‘Anno 2021 vroeg een gewaardeerde expert zich op TV af waarom mannen anders zouden reageren dan vrouwen op een vaccinatie.’ Terwijl juist bij het immuunsysteem zeer duidelijke verschillen te zien zijn. Lagro-Janssen legt uit: ‘Vrouwen hebben een actiever immuunsysteem dan mannen, waardoor zij meestal minder ziek worden bij een griepje.’ Betreffende de vaccinaties vervolgt zij: ‘Tegelijkertijd is bekend dat vrouwen gevoeliger zijn voor auto-immuunziekten en dat hun immuunreactie op vaccinaties sterker is. Vandaar dat vrouwen meer bijwerkingen melden dan mannen.’ Ondanks een aantal rotte appels is een steeds groter gedeelte van de medici het over steeds meer verschillen tussen man en vrouw eens. Een belangrijk voorbeeld hiervan is dat van het hartinfarct: ‘Voor mij ging een wereld open toen ik ongeveer twintig jaar geleden in Berlijn hoorde over het sekseverschil in het ontstaan van een hartinfarct: bij vrouwen treedt een hartinfarct vaker dan bij mannen op door een verandering in de bloedstroom ten gevolge van een vaatwandprobleem, daarbij wordt de kransslagader niet afgesloten. Bij mannen zorgt daarentegen vaker een volledige acute sluiting van een kransslagader voor een infarct’, vertelt Lagro-Janssen. De test voor een hartinfarct is gebaseerd op het waarnemen van die acute stop. Hierdoor is en wordt de diagnose bij vrouwen vaak gemist vertelt zij. Diagnoses en gezondheid
Prof. dr. Angela Maas (65) is de eerste hoogleraar Cardiologie voor vrouwen in Nederland. Zij is voorvechter van een vrouwvriendelijke cardiologie en oprichter van het onderzoeksfonds Hart voor vrouwen. Tevens is zij auteur van het gelijknamige boek waarin zij de specifieke hartklachten van vrouwen belicht. Daarnaast is zij bestuurslid bij het landelijk netwerk vrouwelijke hoogleraren en deelnemer aan de alliantie Gender en Gezondheid.
Dankzij de onwetendheid van veel geneeskundigen en het starre neutraliteitsbeginsel zijn en worden nog altijd veel diagnoses over het hoofd gezien. Hierdoor is de gezondheidszorg voor vrouwen niet optimaal volgens de geneeskundigen en dat is terug te zien in de statistieken. ‘Uit cijfers van Eurostat blijkt dat in Nederland de ongezonde levensjaren bij vrouwen beginnen vanaf 58 en bij mannen vanaf 63’, licht Maas toe. ‘Als diagnoses jaren later worden gesteld dan neemt de gezondheid alleen maar af’, duidt Maas het verschil. Eerlijk vertelt Maas hoe zij in het begin van haar carrière als cardioloog steeds meer problemen kreeg met vrouwelijke patiënten: ‘Een mevrouw werd kwaad omdat ik zat te bazelen over de klachten op haar borst en stelde boos dat ik niet wist waar ik mee bezig was.’ Ze voelde zich in verlegenheid gebracht en sindsdien is zij alle publicaties over vrouwspecifieke geneeskunde gaan volgen om tot juiste diagnoses te komen. Naast de juiste diagnoses zijn geneesmiddelen belangrijk voor de gezondheidszorg, maar vaak zijn deze exclusief getest op de mannelijke fysiologie vertelt Lagro-Janssen: ‘Al in de eerste fase van onderzoek zijn het uitsluitend mannelijke ratjes waarop wordt getest.’ Als voorbeeld noemt zij: ‘Van alle
medicijnen die na goedkeuring van de Amerikaanse Food and Drug Administration weer van de markt zijn gehaald wegens dodelijke bijwerkingen, ging het in acht van de tien gevallen om bijwerkingen bij vrouwen.’ Zij licht toe dat het zo ook bij het COVID-vaccin is gegaan: ‘Het gevolg is dat men toch verbaasd reageert als er trombose optreedt bij met name jonge vrouwen.’ Gender
Dat de zorg niet optimaal is, heeft niet enkel te maken met de biologische verschillen tussen man en vrouw. De sociaal-maatschappelijke context wordt door hetzelfde neutraliteitsbeginsel vrijwel nooit meegenomen in de behandeling maar is wel degelijk relevant, vertellen Lagro-Janssen en Maas. ‘De manier waarop de maatschappij naar beide geslachten kijkt, is ook te relateren aan gezondheidsproblemen die doktoren in de praktijk tegenkomen.’ Dat zijn genderverschillen vertelt de emeritus hoogleraar. Sinds 2003 komen er alleen nog maar vrouwen op het spreekuur van de cardioloog. ‘Ik wil weten wat de verschillen tussen vrouwen zijn en focussen op de individuele patiënt’, vertelt zij. Zo kwam zij tot de conclusie dat er veel grijze armoede onder vrouwen is: ‘Veel vrouwen zijn gescheiden of weduwe en hebben zelf maar weinig of kort gewerkt, waardoor zij maar een mager AOW’tje hebben om van te leven.’ Maas vervolgt: ‘Deze vrouwen kunnen de verwarming niet hoger zetten of hebben beschimmelde muren wat tot chronische ziekte leidt.’ Met terugwerkende kracht baalt de cardioloog dat daar niet eerder naar is gekeken en volgens haar moet er veel meer aandacht aan worden besteed. Lagro-Janssen is het hier mee eens en voegt er aan toe dat ook andere verschillen zijn, zoals opleidingsniveau en cultuur die de sekse- en genderverschillen kunnen versterken.
Sommige vrouwen met een mager AOW’tje hebben beschimmelde muren wat tot chronische ziekte leidt.’ Ausdauer vrouwen
Om de problemen op te lossen verwijzen beiden naar het onderwijs. De cardiologie is een beroepsgroep waar mannen domineren stelt Maas. ‘In dit soort omgevingen zeggen hoogleraren dat het geen belangrijk thema is en dat zij niet discrimineren’, en met verheven stem voegt Maas daaraan toe: ‘Ik probeer al mijn hele leven duidelijk te maken dat zij wél moeten discrimineren waar het relevant is.’ Lagro-Janssen heeft twee landelijke onderzoeken verricht op alle medische faculteiten in Nederland om in kaart te brengen hoe het onderwijs sekse- en gendersensitiever gemaakt kon worden. ‘Wij hebben gepraat met alle directeuren, coördinatoren van onderwijsmodules, docenten en studenten’, vertelt zij. Naar aanleiding hiervan is er flink wat vooruitgang geboekt stelt Lagro-Janssen: ‘Alle bacheloropleidingen in Nederland hebben een kern aan sekse- en gendersensitieve onderwijsmodules en het Radboudumc is hier een mooi voorbeeld van.’ Maas beaamt dat het Radboudumc vooruitloopt op de rest van Nederland, maar plaatst een kanttekening: ‘Het verschil wordt gemaakt door individuen die zich hard maken voor de zaak.’ Met het oog op haar eigen pensioen dit jaar baart dit Maas enigszins zorgen. Zij merkt dat het lastig is om een gedreven opvolger voor haar te vinden: ‘Er wordt daar momenteel niet actief naar gezocht.’ Daarnaast merkt zij tot haar ongenoegen dat er binnen de cardiologie toch gêne is om over vrouwen te praten met een eigen levensloop. ‘In mijn afscheidsrede zal ik niet schromen om mijn beroepsgroep hierop aan te spreken.’ ANS
8
KAMERVRAGEN tekst Jochem Bodewes afbeeldingen Thijs Meeuwisse
In Kamervragen gaan twee studenten op ontdekkingstocht in elkaars kamer en speculeren ze over de persoonlijkheid, activiteiten en vreemde trekjes van de bewoner. Kunnen ze uitvinden wat voor persoon er achter de kamer schuilgaat? Deze editie: Marieke en Simone Marieke op bezoek bij Simone Wanneer Marieke de ruime, lichte kamer betreedt, is ze gelijk onder de indruk van het wereldse karakter dat de ruimte uitstraalt. Als ze rondkijkt ziet ze een poster van een Japanse kunstenaar, een Nepalese slinger die aan de grote hoogslaper hangt en Marieke een Amerikaans vlaggetje dat uit de muur boven de wasbak steekt. ‘In de VS is het de gewoonte dat die vlag in je huis hangt. Misschien heeft de bewoner daar gewoond’, gist Marieke. De spullen van over de hele wereld wijzen de bezoeker er daarnaast op dat de bewoner van reizen houdt en avontuurlijk is ingesteld. Wanneer ze vervolgens de kamer doorkruist en de hoek induikt, ziet ze een Aziatische vaas in de vitrinekast en treft ze een kimono en vrouwelijke kleding van klein formaat in de zwarte kledingkast. Daardoor komt ze op een ander werelds idee: ‘Ik twijfel of zij misschien van oorsprong uit het buitenland komt. Er zijn hier best wel wat Japanse invloeden.’ De samoeraizwaarden die bovenop de kast staan, verbindt ze hier vreemd genoeg niet aan.
Simone op bezoek bij Marieke Simone wandelt onwennig de opgeruimde en gekleurde kamer van Marieke binnen. Ze wordt direct overvallen door de gigantische foto aan de linkermuur waarop een vrouw staat die over een bergachtig gebied uitkijkt. ‘Ze houdt wel van reizen en Simone natuur’, stelt de bezoeker. Dan duikt Simone de smalle boekenkast in die recht tegenover de deur tegen de muur staat, waarin allemaal sprookjes- en fantasyboeken staan. Rechts daarvan ziet ze tekeningen van Anton Pieck van de Efteling hangen. ‘Naast sprookjes houdt ze heel veel van de Efteling. Ik denk dat ze een dromerig type is’, concludeert Simone voorzichtig als ze de kamer nog eens rondkijkt. Vervolgens daalt ze van een kort trappetje af naar het souterrain waar de donkere slaapkamer zich bevindt. Daar zijn een groot bed, een kledingrek en een kastje met wat prullaria gestald. Simone pakt wat sieraden uit het doosje dat op het kastje staat. ‘De vleugeltjes in de oorbellen zijn van de Droomvlucht. Die geven aan dat ze de Efteling echt leuk vindt’, associeert ze. Als ze is
VRAGENUURTJE Tijd voor de confrontatie: hadden de studenten het bij het juiste eind of sloegen ze de plank compleet mis? Marieke (24, Logopedie) denkt Simone (22, Pabo) te herkennen wanneer ze beiden op hun barkruk in het Cultuurcafé zijn neergeploft. Het is echter niet wederzijds, al volgen de dames colleges in naastgelegen gebouwen. Hieruit blijkt dat Marieke volledig bij het verkeerde eind zat met haar gok naar Simones studie: ‘Doe jij de Pabo?’, roept ze verrast uit. ‘Wat grappig dat ik zo de mist in ben gegaan.’ Simone laat weten dat zij op haar beurt Mariekes studie al had ontrafeld. ‘We zijn allebei met kinderen bezig’, concludeert ze. Ook wat betreft de herkomst van Simones spullen had Marieke het finaal bij het verkeerde eind. Het Amerikaanse vlaggetje was een grapje tussen haar en een vriend en de Nepalese vlaggetjes heeft ze gewoon ergens gekocht. ‘Die samoeraizwaarden heb ik ooit gekregen’, vertelt ze casual. ‘Nu heb ik niet eens meer door dat ze daar staan.’ Na allebei hun lof te hebben uitgesproken over elkaars kledingstijl, wil Simone even bespreken waar Mariekes Ef-
‘Ik denk dat zij een impulsief type is dat op een dag gewoon dacht: ik ga schermen of een oosterse vechtkunst doen.’ Marieke loopt langs de muur onder de enorm brede hoogslaper en laat haar oog vallen op een kastje waarop studieboeken liggen. Die behandelen stof van natuur en techniek tot aardrijkskunde. ‘Ik snap niet wat ze precies studeert’, mijmert Marieke radeloos. Op een inventieve manier koppelt ze de verschillende boeken: ‘Ze wil in haar studie bekijken hoe je techniek kunt toepassen op de omgeving.’ In de laatjes van het kastje treft ze veel knaagdiermateriaal aan, van konijnenvoeding tot een hamsterhindernis. ‘Staat het hok toevallig op het balkon?’, zegt Marieke. Het huisdier blijkt nergens te bekennen, maar de bezoeker is wel iets wijzer geworden: ‘Ik weet zeker dat ze van dieren houdt.’ Als ze opnieuw de kledingkast induikt, valt Marieke de kleurrijke samenstelling op. ‘Wat is het een uitbundige inhoud’, verwondert ze zich. Dit wijst volgens haar op een extravert persoon, waarvoor ze extra bewijs vindt wanneer ze een Ovum Novum-poster op de deur ziet. ‘Dan kun je haast niet teruggetrokken en verlegen zijn’, roept ze. Samen met de souvenirs van over de hele wereld brengt dit haar tot een uiteindelijke karakterschets: ‘Als je het aandurft om naar al die plekken te reizen, moet je wel uit je comfortzone durven stappen en lekker uitbundig zijn.’
uitgekeken in de ondergrondse slaapkamer en Simone weer naar boven loopt, springt een plankje met platen aan de linkermuur in het oog. ‘Sprookjes van de Efteling, nog een plaat van de Efteling, en nog een’, somt ze de titels van de elpees op. Het is duidelijk voor Simone dat de bewoner een grote liefde koestert voor het pretpark. Simone snuffelt onder het plankje en stuit op een verborgen diamant. ‘Jackpot! Dit is de rommeldoos’, zegt ze enthousiast. Als ze erin rondgraait, komt ze stickers tegen van de het Erasmus Student Network en de Europese Studentenvereniging AEGEE. ‘Misschien is ze een internationale student’, gist Simone. ‘Al denk ik dat die niet zo snel fan zal zijn van de Efteling.’ Ze besluit dat de bewoner misschien in het buitenland heeft gestudeerd en zo verwikkeld is geraakt in de internationale studentengemeenschap. Als ze verder loopt door de woonkamer, begint Simone in een schooltas te wroeten. Een ingevuld tentamenformulier verschaft haar directe duidelijkheid over de studie: ‘Ze heet Marieke en studeert Logopedie.’ Marieke heeft veel plusjes gehaald op haar tentamen, ziet Simone. ‘Deze meid is een goede student: ze maakt aantekeningen en alles zit in mapjes.’ Ook haar kamer is op orde, concludeert Simone wanneer ze nog eens rondkijkt. ‘Marieke is niet chaotisch en houdt van rust’, stelt ze. ‘Hier leest ze dan ook graag een boek, droomt ze weg en leeft ze in haar fantasiewereld.’ telingliefde vandaan komt. ‘Ik heb daar vier jaar gewerkt’, legt Marieke uit. ‘Dat was altijd al een kinderdroom.’ Simone vraagt enthousiast door hoe ze dat heeft ervaren en de meiden wisselen verhalen uit over pretparken. Marieke vraagt zich nog af: heeft Simone nou een hamster of een konijn? ‘Ik heb twee jaar een hamster gehad, maar die is een week geleden overleden’, vertelt Simone formeel. De leraar in wording bevestigt Mariekes vermoeden dat ze van dieren houdt: ‘Ik vind het belangrijk dat ze een goed leven hebben. Daarom heb ik ook zoveel hamsterspullen.’ Ten slotte checkt Simone nog of Marieke inderdaad graag op zichzelf is. ‘Soms vind ik het sociale leven welletjes en wil ik alleen zijn. Ik ben tegelijkertijd ook veel onderweg en ik vind het heel leuk om bij AEGEE mensen te leren kennen’, legt ze uit. Bovendien kan ze bij die Europese studentenvereniging veel reizen, wat ze graag doet. Marieke vraagt op haar beurt waarom Simone bij Ovum Novum is gegaan. ‘Mijn zus zat al bij een vereniging in Tilburg en het uitgaan en dansen leken me ook wel leuk’, legt de derdejaars Ovummer uit. Enthousiast concluderen de dames dat ze beiden een passende vereniging hebben gevonden en elkaars persoonlijkheid aardig in kaart hadden gebracht. ANS
36e jaargang Hoofdredactie Delphine Broasca en Simon Swelsen
Gian Oerlemans, Jean Querelle, Philip Schröder, Tom Steenblok, Ellen Theuwis en Irene Wilde. Redactie Jip Meijers, Thijs Meeu- Lay-out Simon Swelsen wisse en Loïs Verkooijen Logodesign voorpagina Noah Medewerkers Elze Bekkers, Kleijne Jochem Bodewes, Erwin Eckveld, Dagelijks bestuur Begüm Çilsal Mayra Hijdra, Michelle Tang, (secretaris), Melisa Kurt (penEllen Theuws ningmeester) en Tuana Öztürk Illustraties Ande Cremers, Es(voorzitter) ter van der Wal en Inge Spoelstra Druk Flevodruk Harlingen BV Foto’s Thijs Meeuwisse en Simon Uitgave, abonnementen en Swelsen advertentie-acquisitie Columnist Tonnie de Benis Stichting MultiMedia: stichtingVerbeeld Ande Cremers, Evelien multimedia@gmail.com Denneman, Simon Swelsen en Redactieadres Loes van Woezik Heyendaalseweg 141 Eindredactie Elze Bekkers, 6525 AJ Nijmegen Jochem Bodewes, Sofie Bongers, Mail: redactie@ans-online.nl Sanne Breedveld, Mara Burgstede, Pim Dankloff, Naomi Habashy, Mayra Hijdra, Tijn Manche, Julia Mars, Julia Meilink,