Interview
Email redactie@ans-online.nl Adres Heyendaalseweg 141 6525AJ Nijmegen Tel. 06-45176456 Editie 5 - 7 december 2022 Algemeen Nijmeegs Studentenblad ans.online ANS_online
Over de kook ‘Mijn grootste persoonlijke groeipunt is dat ik niet meer te veel zout gebruik.’
‘Hij maakt met zijn kennis en beweeglijk
de indruk van een curieuze vakidioot.’ 8 3 2 WE MOETEN PRATEN Opinie Tijdgeest Pagina 5: Ouders verwachten tegenwoordig veel van het onderwijs van hun kinderen. Was dit altijd al zo? Pagina 7: Maandenlange voorbereidingen gingen vooraf aan de kraak van een pand in het centrum van Nijmegen. Na drie dagen ontruimde de politie het pand. Hoe ging de kraakactie in zijn werk? Achtergrond Pagina 4: De RU moet haar medewerkers verplichten om een workshop over sociale veilligheid te volgen.
‘Witte mensen lachen niet om je grapjes, maar geven naderhand wel een compliment.’ Het Laatste Oordeel
getrippel
Geachte heer Dijkgraaf,
Tot grote schrik is ons ter ore gekomen dat u een zogenaamde pechgeneratie-ontkenner bent. U zegt verbaasd te zijn over de negativiteit van studenten. Gelukkig begrijpt u wel dat studenten zich zorgen maken over hun financiële situatie, hun schulden en de arbeidsmarkt met alle flexcontracten. Zou u kunnen ophelderen wat er nog overblijft om positief over te zijn? Dat wist u in uw toespraak namelijk niet te vertellen. Het enige waar u toen mee kwam aan kakken was een raar voorbeeld over de basisbeurs. U noemde dat studenten met een studieschuld van 80 duizend euro maar weinig hadden gehad aan een basisbeurs van 15 duizend euro. Dit hoort u niet als voorbeeld te gebruiken om studenten weg te zetten als zeikerds, maar als een signaal dat er nog veel meer moet gebeuren voor studenten. In middels kennen we dit riedeltje wel: mensen die ongevraagd keihard worden genaaid en vervolgens worden bestempeld als aanstellers. Dat heet een on veilige werksfeer, Robbert. Maar goed, misschien heeft u niet de juiste voels prieten om een verkeerde werksfeer te herkennen. Jarenlang was u een graag geziene gast bij De Wereld Draait Door (DWDD), u gaf daarnaast zelfs colleges bij DWDD university, en nu zegt u dat u ‘nooit iets heeft meegekregen van de werksfeer bij DWDD.’ Vervolgens zegt u dat we in gesprek moe ten met elkaar en dat er duidelijk moet worden ge maakt waar slachtoffers zich kunnen melden. Dan zou er een veilige omgeving worden gecreëerd bij omroepen, in de politiek en op universiteiten. Dit riekt naar symptoombestrijding Robbert. Dezelfde symptoombestrijding die u nu doorvoert in het on derwijs. Als u de problemen niet bij de wortels wil aanpakken kunt u op zijn minst nog de schijn van empathie opwekken voor de mensen die de proble men ervaren. Misschien kunt u een lesje volgen bij FIFA voorzitter Gianni Infantino: ‘Today I feel like a pechgeneratie student.’
De pechgeneratie is niet te ontkennen Robbert. De druk die studenten ervaren is bijna ‘topsport op het scherpst van de snede’, zoals de VARA directeur zou zeggen over DWDD. Het is druk die u niet erkent of niet wil erkennen. De druk van geen woning kunnen vinden tijdens, of na een studie, waardoor jongeren zich genoodzaakt voelen om te gaan kraken. Het is druk van ouders, die steeds hogere eisen stellen aan hun kinderen, om mee te gaan in de prestatiemaat schappij. Het is ook druk door grensoverschrijdend gedrag op de universiteit. Een op de 25 studenten komt in aanraking met grensoverschrijdend gedrag Robbert, een op de 25. Maar waar hebben we het ook eigenlijk over? We krijgen namelijk gewoon bij na gratis kinderopvang. U heeft gelijk minister, wat zijn we toch ondankbaar. We kunnen tenminste de kinderen naar hun eigen toko sturen terwijl we zelf nog kamperen in de logeerkamer van onze ouders. We gaan op onze knieën en zeggen ‘sorry meneer Dijkgraaf’.
De hoofdredactie
Volg ANS op Instagram
HET LAATSTE OORDEEL
tekst Jochem Bodewes illustratie Ande Cremers
Duffe opsommingen of ultiem entertainment? ANS verschanst zich in de collegebanken om een genade loos oordeel te vellen over het onderwijs aan de RU.
STUDIE : Politicologie
COLLEGE : Political Parties, Origins, Transformations and Future Prospects, Maandag 7 november 13.30-15.15
DOCENT : dr. A.S. Zaslove
UITSTRALING : High on politics
PUBLIEK : Gedweeë volgelingen
INHOUD : Bizarre politieke wendingen
Bij aanvang van het derde college van het vak Political Parties zit de zaal studenten gefocust klaar. Dat is maar goed ook: Andrej Zaslove staat op het punt de studenten in amper twee uur in te wijden tot de hele geschiedenis van het liberalisme en het conservatisme. Er is volgens de docent zoveel over te vertellen dat hij er zelf soms geen raad mee weet. ‘I ne ver know how to start this course’, geeft hij toe. Heupwiegend heen en weer lopend begint hij te ratelen over de oorsprong en praktisering van het liberalisme. Hoewel een college over politieke partijen snel wordt verdacht van gekleurdheid, lukt het Zaslove neutraal te zijn. Geestig garandeert hij dat hij niet oordeelt over het liberalisme: ‘I have liberal friends, you know.’
Ondanks de grote brokken informatie zorgt de welbespraak te man ervoor dat de studenten de eerste drie kwartier stuk voor stuk gebiologeerd naar zijn redevoering luisteren. De universitair hoofddocent steekt de zaal aan met zijn verwon dering over de hedendaagse politieke ontwikkelingen die hij bespreekt. ‘It’s bizarre, it’s bizarre!’ kraait hij meermaals uit. Zelfs literatuur over het Nederlandse politieke veld vindt hij, simpelweg uit academische interesse, een must-read. Zaslove is heerlijk turbulent met zijn stem en houding. De ene keer haalt hij uit en kijkt hij de zaal in, het andere moment mijmert hij gepassioneerd terwijl hij heen en weer loopt en naar de grond kijkt. Door zijn roerige manier van lesgeven zitten zijn studenten constant aan zijn lippen gekluisterd. Zaslove maakt met al zijn kennis, zijn beweeglijke getrippel en snerpende hoge stemgeluid, de indruk van een curieuze vakidioot. Zijn geleerdheid wordt bevestigd wanneer een stu dent een diepgaande vraag stelt over lokale samenwerking van liberale partijen. De overduidelijke connaisseur antwoordt met een uitweiding van een kwartier. Dat is uiteindelijk bevre digend, zo vindt ook de student. Ook over het conservatisme,
dat Zaslove na de pauze behandelt, raakt hij niet uitgepraat. ‘Things become really interesting here’, zegt hij verlekkerd. Hij vindt het simpelweg ongelofelijk dat in Groot-Brittannië, het hart van het fucking industrialisme en de welvaartsstaat, het neo-conservatisme als eerst voet aan de grond kreeg.
Zijn passie krijgt echter gestaag minder draagvlak in de zaal. De aanstekelijke high van zijn enthousiasme is na anderhalf uur wel uitgewerkt. Op de laptopschermen maken kladblok ken plaats voor nieuwssites. Zelfs twee leergierige studen ten van middelbare leeftijd beginnen in hun ogen te wrijven. ‘Have I lost everybody?’ vraagt Zaslove terwijl hij opeens de trap een stukje oploopt. Dit is de eerste keer dat de docent de studenten zelf uitnodigt tot nadenken en inspraak. Om de inkakker voor te zijn, had hij de zaal wel vaker tot zelfstandig nadenken aan kunnen zetten.
Het Laatste Oordeel der Studenten
‘Een mooie pik’, beschrijft een van de politicologen in wording zijn docent. Zaslove heeft een cultstatus onder zijn studenten en wordt vanwege zijn over vloedige kennis tot een van de favoriete docenten bestempeld. ‘Hij kan echt eeuwig blijven lullen’, zegt een student, die beweert volop na te genieten. Zelfs de herkansers menen voor de tweede keer grote delen van het college aan Zasloves lippen te han gen. Sommige studenten stellen daarentegen door zijn lange redevoeringen buiten de invloedssfeer van zijn enthousiasme te raken. Door het extatische begin is en blijft Zaslove echter een motiverende docent, vinden ze. ANS
2
COMMENTAAR
Een boodschap voor de minister
Nieuwe commissie RU: ‘Functiebeperkingen ondergeschoven kindje van de universiteit’
tekst Sophia van Engelshoven
1 december vond de officiële introductie plaats van de disABILITIES and Acces sibility Committee, een nieuwe commissie van de Radboud Universiteit (RU). Deze commissie gaat zich inzetten voor studenten en medewerkers met een functiebeperking door de universiteit toegankelijker voor hen te maken.
1 december vond de officiële introductie plaats van de disABI LITIES and Accessibility Committee, een nieuwe commissie van de Radboud Universiteit (RU). Deze commissie gaat zich inzetten voor studenten en medewerkers met een functiebeperking door de universiteit toegankelijker voor hen te maken. In januari van dit jaar is de disABILITIES and Accessibility Com mittee gestart met haar werkzaamheden. In de ochtend van don derdag 1 december zal ze zich officieel voorstellen aan de hand van een online presentatie. De nieuwe commissie, bestaande uit studenten, medewerkers en leden van externe organisaties, gaat zich hard maken voor studenten en medewerkers met een functiebeperking. Haar belangrijkste doel is om de universiteit toegankelijker te maken voor deze groep. Volgens secretaris Priscilla Sopacua heeft de universiteit wel aandacht voor men sen met een beperking, maar is er nog voldoende ruimte voor verbetering. ‘Er is vooral veel aandacht voor gendergelijkheid en etnische diversiteit op de RU. Dat is heel goed en die aandacht moet blijven, maar functiebeperkingen zijn het ondergeschoven kindje van de universiteit.’
Vanaf donderdag kunnen studenten en medewerkers de nieuwe commissie, die onderdeel is van het Diversity, Equity and Inclusi on Office (DEI-office), benaderen via de mail met hulpvragen bij hun functiebeperking. De commissie is ingedeeld in vier thema’s: intersectionaliteit, werken met een functiebeperking, studeren met een functiebeperking en toegankelijkheid. De commissie gaat vervolgens met de vraag aan de slag door tips te geven, doorverwijzingen naar de juiste persoon te geven of zelf het be leid onder de loep nemen en naar aanleiding hiervan advies te geven aan Rona Jualla van Oudenhoven, de Chief Diversity Offi cer van de universiteit.
Toegankelijkheid
Het belangrijkste doel van de commissie is het vergroten van de toegankelijkheid van de universiteit. ‘Toegankelijkheid is een van de meest basale dingen, maar dat is op de RU niet altijd even goed geregeld’, stelt Larisa van Rijn, DEI-contactpersoon van de commissie. ‘De helling van het Huygensgebouw is bijvoorbeeld te steil en sommige ruimtes zijn niet toegankelijk voor mensen met een fysieke beperking.’ Dit soort dingen kunnen worden ver meden door een nieuwe definitie van toegankelijkheid te hante ren die de commissie heeft bedacht. ‘Toegankelijkheid betekent voor ons dat er zo min mogelijk tijd, energie en geld moet wor den besteed door de gebruiker om gebruik te kunnen maken van de ruimte’, legt Van Rijn uit. ‘Door de huidige inrichting kost het mensen met een fysieke beperking echter meer tijd en ener gie dan gewenst is.’
De commissie kijkt verder dan enkel fysieke toegankelijkheid. Ze maken zich namelijk hard voor mensen met een functiebe perking in de breedste zin van het woord. Onder een functie beperking verstaan ze naast een fysieke beperking onder meer mentale gezondheidsproblemen, het revalideren van een onge luk of ziekte en het hebben van problemen met het immuunsys teem. ‘Toegankelijkheid gaat dan bijvoorbeeld ook om de moge lijkheden tot thuiswerken en -studeren’, legt Nusi Cornelissens, voorzitter van de commissie uit. Volgens de voorzitter kan het hebben van een beperking afhankelijk zijn van de context. ‘Als een student colleges mist wegens menstruatie-armoede of niet mee kan op studiereis vanwege de kosten, is hij ook in zekere zin gehandicapt. Het gaat om omstandigheden die buiten controle
van de persoon liggen waardoor hij niet kan meedraaien in de maatschappij zoals hij wil.’
Volgens de commissieleden ontbreekt het de universiteit niet aan welwillendheid om de toegankelijkheid te verbeteren, maar is onwetendheid het probleem. ‘Ik ben ervan overtuigd dat de universiteit wel inclusief wil zijn, maar dat ze niet weet hoe er met functiebeperkingen moet worden omgegaan’, aldus Corne lissens. ‘Dat is geen RU-specifiek probleem, maar een landelijk probleem’, merkt Van Rijn op. De RU zet volgens de voorzitter echter meer stappen dan veel andere organisaties door ruimte te bieden aan de nieuwe commissie om zich in te zetten voor toegankelijkheid.
Aanpak
Om de toegankelijkheid van de universiteit te vergroten gaat de commissie zich vooral bezighouden met beleidsvragen. ‘We kij ken of het beleid eerlijk is, of het goed wordt doorgevoerd en wat de praktische gevolgen ervan zijn’, vertelt Cornelissens. De commissie ventileert haar bevindingen vervolgens bij de Chief Diversity Officer en brengt haar advies uit over beleidsvragen en financiële vraagstukken. ‘Er zijn natuurlijk financiële grenzen, maar we mogen die grenzen meer opzoeken. Nu wordt er gelijk gegrepen naar een goedkoop one size fits all systeem’, aldus de voorzitter.
De commissie gaat kritisch naar het beleid kijken omdat dat rondom functiebeperkingen vaak niet gebeurt. ‘Dat komt door dat mensen met een functiebeperking individueel aan de slag moeten gaan om gepaste hulp te krijgen’, legt Cornelissens uit.
Dit zorgt er volgens de voorzitter ook voor dat van een student of medewerker een groter dan gemiddeld doorzettingsvermo gen wordt gevraagd. ‘Als een student een functiebeperking heeft, moet hij zelf gaan praten met de studentendecaan die advies over de situatie uitbrengt. Het is vaak ook verstandig om docen ten te benaderen, wat de student dan zelf moet doen.’
Van stigmatisering naar waardering
Er is een nieuwe kijk op functiebeperkingen nodig volgens de commissieleden. ‘Mensen met een beperking worden over het algemeen in een hokje gezet’, zegt de secretaris. ‘Ze worden weggezet als een minderheid, waarvoor ergens aan de zijkant van een gebouw een toegankelijkere ingang moet worden ge maakt’, voegt de voorzitter toe. Volgens de leden moet het heb ben van een beperking niet langer worden gezien als iets dat buiten jezelf staat. ‘Het is een hele menselijke ervaring. Volgens de World Health Organization raakt bijna iedereen op den duur tijdelijk of permanent gehandicapt’, legt Cornelissens uit. De commissie wil het stigma op beperkingen bij iedereen weg nemen. Het hebben van een beperking heeft nu vaak invloed op je carrière. Daardoor komen veel mensen er niet voor uit dat ze een functiebeperking hebben en zoeken ze geen hulp. Door het stigma weg te nemen, hoopt de commissie dat mensen de hulp zoeken die ze nodig hebben. ‘Het is verder ook niet zo dat je door een functiebeperking niet in staat bent om goed werk te verrichten’, zegt de secretaris. ‘We moeten ervoor zorgen dat deze mensen zich gewaardeerd voelen. Als student, als mede werker, maar ook als mens.’
Voorstel nieuwe straatnaamgeving RU aangenomen
Het Gerard Leckiepad, het Radboudplein en het Roos en Boukjepad: deze na men prijken binnenkort op nieuwe straatbordjes op het terrein van de Rad boud Universiteit (RU). Bij de besluitronde van de gemeenteraad is het voorstel omtrent de namen van de nieuwe paden namelijk aangenomen.
Je kunt op de campus niet meer rondlopen op naamloze paden: 30 november heeft de RU nieuwe straatnamen gekregen. Het betreffende voorstel is namelijk goed gekeurd tijdens de besluitronde van de gemeenteraad. Namen van straten die niet meer bestaan door het ver bouwen van het terrein van de RU, zijn daarnaast inge trokken. Binnenkort komen er nieuwe straatnaambord jes om de namen aan te duiden. De nieuwe paden zijn niet vernoemd naar geleerden, zoals bij oude paden op de RU wel het geval is, maar
naar oud-studenten. ‘Zonder studenten is er geen uni versiteit en dat willen we ook uitdragen’, zegt Martijn Gerritsen, woordvoerder van de RU. ‘We hebben daar naast gekozen voor diversiteit, want daar hechten we veel waarde aan.’ Zo worden er paden vernoemd naar de eerste promovendus van de RU en naar twee studen ten die omkwamen tijdens een studiereis. Gerritsen: ‘Het zijn mensen met een verhaal. Er komen mogelijk QR-codes op de straatnaambordjes, zodat je die verha len ook kan lezen.’
De studentopponent
De studentikoze professor
G. J. Wood (pseudoniem) is een tweedejaars student die het liefst breekt met de bestaande studentikoze en universitaire tradities. Hij schrijft zijn ontsteltenis van zich af in de vorm van een studentkritisch stukje proza, dat zelden onom streden blijft.
In mijn debuutcolumn schreef ik over de ‘studentenstickercultuur’. Wat blijkt, deze cultuur is niet exclusief aan studenten be steed. Meerdere werkgroepdocenten en professoren heb ik al gesnapt met stickers geplakt op laptops, etuis of kledingstukken. De sticker is omarmd door zowel student als docent. We krijgen les van werkgroep docenten met stickers op hun laptop ge plakt waarop teksten prijken zoals: ‘Socia lisme is de toekomst’ en ‘Ik geef een nier voor geen Rutte vier.’ Het is werkelijk on beschaamd hoe de docent tegenwoordig niet eens pretendeert onbevooroordeeld onderwijs te verzorgen door middel van stickers die gedurende hele werkcolleges publiekelijk getoond worden. Er wordt niet eens gepoogd de schijn te wekken onvoor ingenomen te zijn. Zelfs de moeite hiertoe ontbreekt.
Leerkracht en leerling hebben dezelfde politieke voorkeur en strijden voor dezelf de idealen. Dit werd pijnlijk duidelijk toen mijn docent het niet kon laten om in een college over het communitarisme steeds een liberaal tegenargument te noemen. De docent liet dus steeds zijn eigen denk beelden doorschemeren in zijn les. Een andere professor wees mij op het bestaan van de Nederlandse punkrockband Hang Youth. Een band waar hij groot fan van was, concerten van bezocht en van harte aan beval. Na de band op Google te hebben opgezocht kwam ik erachter dat mijn pro fessor mij een opruiende, haatdragende links-extremistische band had aangeraden. Een band die semi-anarchistische teksten bezigt zoals: ‘Leg de zuidas in de as.’ Een band mag je het eigenlijk niet noemen, het betreft eerder een ongebruikelijke sociale werkplaats die vier staatsgevaarlijke rand debielen van de straat houd. Het blijft op merkelijk hoe een professor een dergelijke hachelijke band weet aan te bevelen aan één van zijn studenten.
Deze gelijkenissen op politiek niveau zijn zo kwalijk omdat de student dan steeds in zijn eigen politieke voorkeur wordt beves tigd. Dat terwijl je op de universiteit juist moet worden uitgedaagd in je denkbeel den. Er moeten overtuigende tegenwerpin gen geboden worden. De docent dient een alternatief te bieden en een spiegel voor te houden. Dit is nu juist de taak van de univer siteit en de enige manier waarop je je eigen ideeën kan ontwikkelen of staven. Een ob jectieve visie tegenover het subjectieve we reldbeeld zetten die veel studenten er op nahouden zou hierbij een uitkomst kunnen bieden. Tijd voor verandering dus.
3
tekst G.J. Wood
er verscheen op ANS-online
‘Mensen met een beperking worden over het algemeen in een hokje gezet.’
Wat
tekst Claire Vaessen
WE MOETEN PRATEN
Een op de 25 studenten komt in aanraking met grensoverschrijdend gedrag. Hoewel de Radboud Universiteit (RU) haar beleid omtrent sociale veiligheid op papier heeft aangepast, blijft de vertaalslag naar de praktijk uit. Om een cultuurverandering te bewerkstelligen moet de RU haar medewerkers verplichten om workshops over sociale veiligheid te volgen.
Begin dit jaar constateerde de Inspectie van On derwijs dat ongeveer een op de 25 studenten in aanraking komt met grensoverschrijdend gedrag. Dit gaat onder meer om seksuele intimidatie, dis criminatie of pesten. In meer dan de helft van de gevallen werd aangegeven dat het gedrag afkom stig was van het personeel van de onderwijsinstelling. De afge lopen jaren besloten Nederlandse universiteiten hun beleid naar aanleiding van de media-aandacht rondom deze excessen aan te passen. Zij investeerden in vertrouwenspersonen en pasten de klachtenregeling aan. De Koninklijke Nederlandse Akademie voor Wetenschappen (KNAW) stelde echter in haar adviesrap port over sociale veiligheid dat een cultuurverandering noodza kelijk is. Het bespreekbaar maken van dit onderwerp vormt de kern van deze verandering. Dit gesprek zal echter niet door nor matieve beleidsplannen of stilzwijgend gelezen gedragscodes tot stand komen.
Ook de RU richtte een gedragscode op en stelde vertrouwens personen aan, maar een grootschalige campagne over sociale veiligheid werd toentertijd geannuleerd. ‘De RU was bang voor de reacties hierop van de buitenwereld’, aldus Loes van der Woerdt, een van de oprichters van de actiegroep Actie Wangedrag. In middels is er wel een facultatieve e-learning over ongewenste omgangsvormen in ontwikkeling, maar enkel voor leidinggeven den. Om de cultuur op de werkvloer te veranderen moet de RU verplichte workshops over sociale veiligheid aanbieden aan alle medewerkers.
Voortschrijdend inzicht voor iedereen Uit het adviesrapport van de KNAW blijkt dat beklaagden zich vaak niet bewust zijn van hun daden. Personeelsleden worden zich door workshops over sociale veiligheid te volgen bewust van hun gedrag, in plaats van dat een klachtencommissie hen hierop wijst. ‘Soms realiseren mensen zich pas na de workshop dat hun gedrag uit het verleden niet door de beugel kon’, zegt Juliënne Beijer, die namens de stichting SexMatters workshops over so ciale veiligheid geeft aan instellingen en bedrijven. Arjen Berk vens, coördinerend vertrouwenspersoon van de Universiteit van Amsterdam (UvA): ‘Het zou goed zijn als alle medewerkers be
grijpen wat onder gewenst en ongewenst gedrag wordt verstaan.’ Als zij deze kennis hebben, kunnen zij een geschikte houding aannemen en anderen aanspreken op ongewenst gedrag. Trainingen maken medewerkers zich naast van hun gedrag ook bewust van hun positie en de invloed daarvan. Zowel docenten als leidinggevenden bevinden zich namelijk in een machtspositie. ‘Machtsverhoudingen zijn de kern van het probleem van grens overschrijdend gedrag’, vertelt Beijer. ‘Door dat machtsverschil kan gedrag anders worden geïnterpreteerd’, betoogt ze. ‘Als do cent kan je studenten heel aardig vinden, maar zij zien je nog steeds als autoriteit en kunnen daardoor over hun eigen grenzen heen gaan.’ Heleen Kloosterhuis, de centrale vertrouwenspersoon van de RU: ‘Een hiërarchische verhouding moet helder zijn. De RU kan bijdragen aan de bewustwording hiervan.’
Van papier naar praktijk Waar e-learnings zich beperken tot de theorie, richten trainingen zich bovendien ook tot de praktijk. Beijer geeft in haar workshops bijvoorbeeld praktische tools mee, zoals gesprekstechnieken. Door daar op interactionele wijze mee te oefenen, weten mede werkers hoe zij de kennis over sociale veiligheid daadwerkelijk kunnen toepassen. ‘We leggen uit hoe daders kunnen worden aangesproken op gedrag en hoe trauma bij slachtoffers kan worden verminderd’, vertelt Beijer. In de training worden ver schillende casussen besproken. Beijer illustreert: ‘Wat doe je als grensoverschrijdend gedrag plaatsvindt? Hoe help je het slacht offer?’ Met deze vaardigheden kunnen zij de zwijgcultuur rondom grensoverschrijdend gedrag doorbreken. ‘Mensen ondernemen zelden actie als ze grensoverschrijdend gedrag observeren of meemaken’, vertelt Ivana Vranjes, universitair docent Werk- en Organisatiepsychologie. ‘Dit komt omdat ze niet weten wat ze kunnen doen. Zogenoemde bystander-trainingen kunnen scripts aanleren voor zulke situaties.’
Daarnaast zijn trainingen over sociale veiligheid interactief, waar door het gesprek kan worden aangegaan. Waar gedragscodes en e-learnings vooral een theoretische norm stellen, bieden trainin gen ook ruimte voor reflectie op eigen gedrag. Berkvens ontwik kelt voor de UvA ook dergelijke gedragstrainingen. Hij verwerkt hierin altijd ruimte voor discussie: ‘Het is belangrijk om het ge
sprek aan te gaan.’ Beijer kiest er bewust voor workshops alleen fysiek aan te bieden. ‘Het onderwerp is heel kwetsbaar en wij wil len dit menselijk maken’, vertelt ze. ‘We strooien niet met percen tages, maar geven mensen die zelf grensoverschrijdend gedrag hebben ervaren het woord.’ Ze stelt: ‘Pas als je met hen spreekt kan je het probleem begrijpen en verandering teweegbrengen.’
Weerstand
Toch heeft tot dusver geen enkele universiteit het volgen van trai ningen over sociale veiligheid verplicht gesteld. Ook Vranjes is geen voorstander van een verplichting: ‘Een verplichte training kan weerstand oproepen.’ Het lijkt namelijk te suggereren dat iedereen als potentiële dader van grensoverschrijdend gedrag wordt gezien of dat mensen niet uit zichzelf weten hoe zij zich moeten gedragen. Dit kan ertoe leiden dat een training zelfs een averechts effect heeft: dankzij de aversie zullen mensen het on derwerp bewust vermijden of het überhaupt niet serieus nemen. Dit zal gedragsverandering in de weg staan.
De trainingen van vandaag de dag zijn echter niet gericht op het veroordelen van daders, maar op het starten van een gesprek. Critici hebben volgens Beijer vaak een verkeerd beeld van trai ningen: ‘Zij verwachten een activistisch betoog waarin ze op de vingers worden getikt, terwijl wij enkel beschrijven waarom een sociaal veilig klimaat voor iedereen prettig is.’ Wanneer de trainin gen facultatief zijn, zullen critici deze niet volgen en verandert het stigmatiserende beeld nooit. Kloosterhuis vertelt: ‘Je moet zorgen dat iedereen komt, ook mensen die minder geïnteresseerd zijn.’ Bovendien kan volgens Berkvens cultuurverandering pas plaats vinden als iedereen daar onderdeel van uitmaakt: ‘Ik heb daar als vertrouwenspersoon wel invloed op, maar we doen het allemaal samen.’
Sociale veiligheid is een kwetsbaar onderwerp en cultuurveran dering kost tijd. ‘Dit is iets waar permanent aan moet worden ge werkt’, vertelt Berkvens. ‘Je kan het niet een jaartje proberen.’ Het is belangrijk dat de RU de veiligheid van studenten en werkne mers waarborgt door grensoverschrijdend gedrag bespreekbaar te maken. De universiteit zou haar verantwoordelijkheid hiervoor moeten nemen en structurele workshops over sociale veiligheid verplicht moeten stellen. ANS
4
Opinie
tekst Britt Duijzer illustratie Rivke van Collem
VAN ONDERGESCHOVEN KINDJE NAAR VOORGETROKKEN SNOTNEUZEN
In Tijdgeest wordt iedere editie het verleden, heden en de toekomst van de kijk op een fenomeen of ontwikkeling besproken. Deze editie: Ouderbetrokkenheid in het onderwijs.
‘Hyperouders’, ‘helikopterouders’ en ‘curlingouders’: het zijn allemaal manieren om het type ouders aan te duiden dat zich te veel bemoeit met het welbevinden van hun kind. Ze willen dat het kind een goede studie gaat doen en later terecht komt bij een lucratieve baan. Als er een flinke ruzie voor nodig is om hun kinderen op een hoger middelbare schoolniveau te krijgen, gaan deze ouders die niet uit de weg. Hoewel dit een extreem geval is, verwachten ouders tegenwoordig veel van het onderwijs van hun kinderen. Was dit in het verleden ook al zo en zal dit zich voortzetten in de toekomst?
Verleden: Met klasse spekken voor de gezinskassen
In de eerste helft van de vorige eeuw waren gezinnen groot aangezien ouders een economische prikkel hadden om veel kinderen te krijgen: hun kroost kon bijdragen aan de gezinskas en ging dus al op jonge leeftijd werken. ‘Doordat gezinnen groot waren, was er weinig individuele aandacht voor een kind’, vertelt René van der Veer, emeritus hoogleraar Historische Pedagogiek. ‘Ouders hadden echt geen tijd om met hun kinderen te spelen, laat staan ze te helpen met schooltaken als ze überhaupt naar school gingen.’ Ouders uit verschillende sociaal-economische milieus stimuleerden verschillend gedrag bij hun kinderen. ‘Hoogopgeleide ouders legden nadruk op ini tiatief en autonomie omdat de kinderen later bazen zouden wor den’, legt hij uit. ‘Laagopgeleide ouders hechtten meer waarde aan gehoorzaamheid en autoriteit aangezien ze onder een baas zouden gaan werken.’
Naar school gaan was geen zekerheid: tot midden jaren zeven tig gold de leerplicht slechts voor kinderen tot en met tien jaar oud. Leerlingen die wel naar school gingen, kregen dezelfde opleidingsniveaus als hun ouders toebedeeld. Een dubbeltje werd zelden een kwartje en dat vonden ook ouders uit een lager milieu niet meer dan logisch. Dat wil niet zeggen dat kinderen helemaal geen keuze hadden in hun toekomstige beroep. ‘Er waren vanaf de jaren twintig allerlei beroepskeuzebureaus waar scholen, met name in de steden, kinderen naartoe stuurden om te kijken voor welk beroep een kind geschikt was’, vertelt Jacques Dane, hoofd Collectie en Onderzoek van het Onder wijsmuseum Dordrecht. Kinderen kwamen als vanzelfsprekend uit bij beroepen die aansloten bij het opleidingsniveau dat hun ouders ook hadden gevolgd.
Met de introductie van de Cito-toets in 1968 waren leerlingen niet langer enkel afhankelijk van het advies van hun leraar en de achtergrond van hun ouders, maar ook van een toets die hun eigen prestaties mat. Tegen die tijd slonk het aantal kinderen per gezin door normalisering van anticonceptie, toegenomen welvaart en de steeds verdere verscherping van de leerplicht. Daarnaast werden apparaten geïntroduceerd die huishoudelij ke taken verlichtten, zoals stofzuigers en wasmachines. Ouders kregen door dit alles meer tijd om van hun kinderen een ‘project’ te maken waarin onderwijs vanaf de jaren negentig een kern thema vormde. ‘De samenleving werd steeds competitiever’, zegt Dane. ‘Het ging om geld verdienen en status verkrijgen, wat werd geassocieerd met het onderwijs dat je had genoten.’ In die tijd gingen de eerste ouders de Cito-toets zien als iets waarvoor ze hun kinderen konden laten oefenen. Ook stuurden de kapitaalkrachtigen hun kroost naar bijlesinstituten, die in die jaren opkwamen.
Heden: ‘Wist je dat Picasso een Cito-score van 550 had?’ De druk onder jongeren om goed te presteren op school is alleen maar gegroeid. Het is een breed maatschappelijk pro bleem waarin ook ouders een rol spelen: ze stimuleren hoge opleidingen die tot goede banen leiden. Niet alle ouders kunnen echter meedoen in de wapenwedloop. Waar sommigen simpel weg niet kunnen voorzien in de extra luxe van bijles, is het voor anderen moeilijk vrije tijd te vinden om hun kind zelf te onder steunen met schoolwerk. ‘Als je een beperkt maandsalaris hebt, is er niet de ruimte om te investeren in de Cito-score van je kind’, zegt Dane. ‘Dan geef je je kind eten en kleding zodat het in zijn eerste levensbehoefte is voorzien.’
Ouders die in de basisvoorzieningen van hun kinderen kunnen voorzien, maken er ondertussen een dagtaak van om ze zoveel mogelijk te ondersteunen. Hoewel de bedoelingen goed zijn, stellen zogeheten helikopterouders te hoge verwachtingen. ‘Ou ders hebben prestatiedrang gestimuleerd met faalangst als ge volg’, vertelt Jan Derksen, voormalig hoofddocent Psychodiag nostiek aan de Radboud Universiteit. Volgens hem geven ouders hun kinderen continu om het minste of geringste complimenten waardoor ze niet leren omgaan met kritiek. ‘Helikopterouders houden hun kinderen in de eerste levensjaren uit de wind’, zegt
te
dat
Ze
geen stootje verdragen, maar moeten dat wel kunnen wanneer er later succes van ze wordt verwacht. ‘Deze tegenstrijdigheid leidt ertoe dat deze kinderen instorten wanneer ze in hun latere leven een lage Cito-score halen of negatieve feedback krijgen in een functioneringsgesprek’, zegt Derksen. Dit slag kinderen is veelbesproken in de media, maar vormt vol gens Derksen tot nu toe een uitzondering op de regel. Hoewel ze het met Derksen eens is, zegt Susan Branje, hoogleraar Ont wikkeling en Socialisatie in de Adolescentie aan de Universiteit Utrecht, dat de gewoontes van overbetrokken ouders wel door sijpelen in de algemene gang van zaken. ‘Waar ouders in de jaren vijftig en zestig autoritairder waren, schieten we nu eerder door naar een overbeschermende opvoeding.’ Ouders komen tegenwoordig verhaal halen als ze van mening zijn dat de leraar hun kroost verkeerd behandeld. Dat is volgens Branje niet het einde van de wereld, want ouders kunnen hierdoor steun bieden en het kind helpen op een geschikt schooltype terecht te komen. Ze plaatst daar wel een kanttekening bij: ‘Jongeren moeten ook zelf leren hun leven vorm te geven en beslissingen te nemen.’
Toekomst: Kinderen laten crèchen Ouders willen meer zeggenschap over de manier waarop scho len hun kinderen behandelen en blijven dat in de toekomst ook zeker doen. ‘De basisschool krijgt daarnaast steeds meer op voedings- en verzorgingstaken op haar bord. Van het verzorgen van een ontbijt tot lessen over pesten’, zegt Van der Veer. Om te voorspellen wat scholen in de toekomst allemaal te wachten staat, kijkt hij naar de arbeidsparticipatie van ouders. ‘Als beide ouders fulltime werken, wordt de crèche belangrijker en ver schuiven opvoedingstaken naar de school of dagopvang.’ Dit, gecombineerd met de algehele hoge werkdruk bij leerkrachten
en leerlingen, baart Dane zorgen over de toekomst. ‘Je ziet dat scholen nu al amper de tijd hebben om kinderen goed te leren rekenen, spellen en schrijven’, zegt hij. ‘Ze zijn overspannen.’
Ouders bemoeien zich dus in toenemende mate met hun kinde ren én met scholen, maar ze gaan dat ook steeds langer doen. ‘Uit huis gaan, een relatie krijgen en trouwen zijn momenten waarop ouders voorheen meer afstand van hun kinderen namen, zegt Branje. Jongeren stellen zulke momenten echter steeds ver der uit. Branje legt uit dat studenten vanwege hoge studieschul den en beperkte huisvestingmogelijkheden opteren om thuis te blijven wonen, in de invloedsfeer van hun ouders. ‘Die blijven zich daardoor langer en gemakkelijker bemoeien met de keu zes van hun kind’, vertelt ze. ‘Dat kan tot meer helikopteropvoe ding leiden.’
Branje suggereert daarnaast dat we in de toekomst negatiever naar hoge verwachtingen van ouders moeten gaan kijken om jongeren gezond op te voeden. ‘De prestatiedruk die jongeren ervaren, hangt samen met de verwachtingen van hun ouders’, zegt ze. Als voorbeeld haalt ze recent onderzoek van het Health Behaviour in School-aged Children aan, dat aangeeft dat steeds meer jongeren, en in het bijzonder meisjes, mentale problemen en hoge prestatiedruk hebben, mede door de hoge verwachtin gen van hun ouders. Volgens Branje moeten we daarom kritisch zijn op het stimuleren van hoge opleidingen en huiswerkbege leiding. Ook Van der Veer is kritisch op de huidige verwachtin gen. Volgens hem is het belangrijk dat praktische beroepen wor den herwaarderd, zodat jongeren minder prestatiedruk zullen ervaren. ‘Theoretisch opgeleid zijn is vooral een prestigekwes tie geworden voor ouders die zelf theoretisch opgeleid zijn’, zegt hij. Daardoor zijn we te weinig waarde gaan hechten aan praktische beroepen. ‘Ik verwacht dat het huidige gebrek aan ambachtslieden tot hogere salarissen gaat leiden waardoor ou ders dat als waardevoller werk gaan zien’, zegt hij. ‘Maar goed, dat blijft koffiedik kijken.’ ANS
5
Derksen. Kinderen van deze overbetrokken ouders vallen nooit uit een boom, hoeven niet tegen de wind in te fietsen en krijgen
horen
hun tekeningen lijken op die van Picasso.
kunnen
Tijdgeest
tekst Julia Meilink illustratie Preecha Louwers
OVER DE KOOK
Dit is de rubriek voor echte fijnproevers. ANS bedenkt iedere editie een bepaald thema en een budget voor een gerecht. Het is aan de student om de uitdaging aan te gaan en een hoogstaand staaltje kookkunst te laten zien. Staat de student nog aan het begin van zijn bachelor of is hij al een masterchef? Deze keer: het rad der allergieën.
Linde (20, Culturele Antropo logie en Ontwikkelingssocio logie) is opgelucht wanneer ze hoort dat ze een kerst diner moet koken voor een groep denkbeeldige gasten. ‘Ik was bang dat ik net zo’n smerige opdracht zou krijgen als die meelwormen van de vorige editie’, lacht ze. Toch is niet al het gevaar geweken. Ze krijgt namelijk last minute te horen dat haar hypothetische gasten allergieën of dieetvoorkeuren hebben. Om te be palen wat de wensen van haar gasten zijn, moet Linde drie keer draaien aan het rad der allergieën. ‘Ik hoop dat ik geen onmogelijke combinatie krijg’, zegt ze nerveus wanneer ze het rad ziet. Haar vrees blijkt ongegrond. Het rad besluit dat ze relatief makkelij ke fictieve gasten krijgt: het gerecht moet veganistisch en vrij van noten en tarwe zijn. ‘Dan ga ik voor mijn vaste rode curry, die is al veganistisch,’ ver kondigt ze opgelucht.
In de supermarkt overweegt ze om naanbrood te pakken in plaats van rijst. ‘Dat is fancy,’ redeneert ze. Haar plan valt echter in duigen wanneer ze zich realiseert dat daar tarwe in zit, wat een van haar gasten een enkeltje naar de eerste hulp zou bezorgen. Terwijl ze courgette en aubergine in haar mandje legt, vertelt Linde dat ze vaak kookt voor een vriend die een glutenallergie heeft. Daardoor heeft
ze al ervaring met het vermijden van tarwe. ‘Ik heb een keer een curry voor hem gekookt’, vertelt ze. ‘Telkens als ik er bloem in wilde doen zei hij “Linde, tarwe”. Pas na een paar keer klikte het.’ Linde vertelt dat het ver mijden van dierlijke producten voor haar ook een bekende uitdaging is. Ze vindt vlees, kaas en eieren enorm duur en eet deze daarom nauwelijks. Alleen het vermijden van noten is dus onbekend terrein.
Nadat ze in haar ruime souterrainka mer de groenten heeft gesneden en in bakjes heeft gedaan, verplaatst Linde zich naar haar kleine, stoffige keuken. Hier pakt ze een ovenplaat om de zoete aardappel op te leggen. ‘Mijn grootste persoonlijke groeipunt is dat ik niet meer te veel zout gebruik’, zegt ze terwijl ze zout over de aardappel stukjes strooit als een strooiwagen na nachtvorst. ‘Ik hou persoonlijk van zout eten, maar mijn gasten vaak niet.’
Nadat ze de plaat met zoete aardap pel in de oven heeft gezet, pakt ze een pan om de ui, knoflook, aubergine en courgette in te bakken. Wanneer deze halfgaar zijn, voegt Linde de rode cur rypasta en kokosmelk toe, die ervoor zorgen dat de krappe keuken wordt gevuld met een kruidige geur. Lindes denkbeeldige gasten kijken watertan dend toe hoe ze als finishing touch de gesneden bosui over de opgediende borden verdeelt.
Budget : 12 euro voor vier personen
Boodschappen: Zoete aardappel, courgette, aubergine, rijst, bosui, rode currypasta,
kokosmelk en gember
Overige toegestane ingrediënten: water, olie, peper, zout, knoflook en ui
Dat Linde niet allergisch is voor het koken van een goede maaltijd is duidelijk: haar veganistische, notenvrije en tarwevrije curry is verrukkelijk. Doordat de aardappelen precies lang genoeg in de oven zijn gebakken, voegen ze een heerlijke krokantheid toe. Qua textuur zijn de aubergine en courgette perfect en ze hebben de smaak van de lekker gekruide, pittige currysaus goed opge nomen. De frisse smaak van de bosui maakt het gerecht compleet. Wel besloot Linde ondanks de weinig beperkende wensen van haar gasten terug te vallen op een makkelijk, veilig recept met geen enkel vleugje kerst naast de groene bosui en de rode currypasta. Lindes curry is misschien geen standaard kerstgerecht, het is desalniettemin een feest voor de smaakpapillen. ANS
Resultaat: Veilige en verrukkelijke rode curry
6 VRAAG VAN DE WEEK Kijk jij het WK voetbal? 43% JA 57% NEE 76% JA 24% NEE
tekst Maan Heijthuisen fotos Claire Vaessen
IS DE SMAAK RAAK? 43% JA 76% JA Heb jij voor- en achterlicht op je fiets? Volg ANS op Instagram @ans.online
DE INGEWANDEN VAN EEN KRAAKOPERATIE
tekst Tom Steenblok illustratie Ester van der Wal
In oktober werd het voormalige pand van café De Extase in Nijmegen gekraakt. In het nieuws klonk het simpel: krakers gingen naar binnen en na een paar dagen zette de politie ze er weer uit. Voor de krakers gingen er echter maanden voorbereiding aan vooraf en ook tijdens de actie zaten ze niet stil. Hoe ging de kraakactie op Grotestraat 10 in zijn werk?
Op 24 oktober 2022 was het heisa in de Grotestraat in Nijmegen. Er had zich een kleine menigte verzameld voor het voormalige pand van café De Extase, waar spandoeken met de teksten ‘Geen mens is illegaal’ en ‘Kraken gaat door’ uit het raam hingen. De politie was met man en macht uitgerukt om het pand voor de tweede keer in twee dagen te ontruimen. Het was gekraakt door Nijmeegs Jantien. Dit is een collectief van naar eigen zeggen diverse mensen die worden geraakt door de woningnood en zich daarom hebben verenigd. Toen de politie met grote moeite met een stormram de deur had geforceerd, hadden de krakers al de benen genomen. Hoewel het bewonen van een leegstaand pand op het eerste oog simpel lijkt, is niets minder waar. De actievoerders hadden zich uitvoerig op de kraak voorbereid en ook tijdens de actie hielden zij continu de handen uit de mouwen. Wat kwam er allemaal kijken bij de Nijmeegse kraakactie?
Actievoeren
‘De Nijmeegse kraakscene lag op haar gat’, vertelt Flip*, onderdeel van Jantien. ‘We wilden deze nieuw leven inblazen. Mensen hebben het recht om ergens te wonen en kraken is een actie tegen pandjesbazen die veel leegstaande panden bezitten’, vervolgt die. ‘Veel mensen hebben het idee dat kraken gaat over speed snuiven en een vieze hond hebben. Het imago is negatief, maar mensen vergeten dat kraken een activistische kant heeft’, vult Zwam* aan, net als Flip onderdeel van Jantien. Met dit activisme wisten zij ook effect in de lokale politiek te bewerkstelligen, zo vermeld het collectief op haar Instagram. Het eerste beslispunt van de motie ‘Wonen is een recht, kraak de leegstand’ werd namelijk aangenomen in de gemeente raad. Daarin staat dat de gemeente voor januari 2023 met een plan van aanpak moet komen om leegstand tegen te gaan.
De eerste steen
Jantien begon maanden voor kraak al met de eerste voorbereidingen. ‘De eerste stap is rond kijken voor leegstaande panden die geschikt zijn om te kraken. Daar hebben we maanden over vergaderd’, vertelt Zwam. Nadat het collectief een lijstje had opgesteld, vroegen de leden de kadasters van de panden op. ‘Dat zijn documenten met informatie zoals wie de eigenaar is en wat de status is van het gebouw’, aldus Zwam. ‘Daarin lazen wij dat het pand aan de Grotestraat al twee jaar leegstond en dat er vooralsnog geen plannen waren om het weer in gebruik te nemen’, vertelt hij.
Niet alleen de beleidsplannen van de panden zijn belangrijk, ook informatie over eventuele bezoekjes van de eigenaar doet ertoe. Zwam vertelt over een tactiek die door Jantien werd ingezet om kennis over het in- en uitgaan van personen te vergaren: ‘Door de gebouwen te tag gen kregen we zicht op hoe vaak het gebouw werd betreden.’ Als een gebouw wordt getagd, wordt iets kleins tussen de deur gestopt, zoals een stukje plakband of een tandenstoker. ‘Wan neer dat er weken later nog zit, kun je ervan uitgaan dat er niet vaak iemand komt’, stelt Zwam.
Verdere verkenning
Ongeveer acht à negen weken voor de actie besloot Jantien zich te focussen op een enkel pand: het voormalige pand van café De Extase op Grotestraat 10. ‘Onze prioriteit was om woonruimte te creëren voor de dakloze mensen in onze groep. Daarnaast wilden we een mu tual aid centre opzetten ’, vertelt Zwam. ‘We zochten dus naar een pand waar zowel ruimte was voor kamers als een sociale ruimte waar we dingen konden organiseren’, vult Flip aan. ‘We hebben toen gestemd en besloten om dit pand te kiezen. Ik weet niet precies op welke gron den iedereen heeft gestemd, maar persoonlijk zag ik veel potentie. Het pand had meerdere verdiepingen en het was in het centrum’, aldus Flip. Kraken is strafbaar. Daarom had het collectief zich voorbereid op eventuele juridische con sequenties voordat ze overging op actie. ‘We hadden van tevoren contact opgenomen met een advocaat’, vertelt Zwam. ‘Hij stond tijdens de actie op stand-by en in het geval deze zou leiden tot een rechtszaak zouden we hem als advocaat nemen’, vervolgt hij. Daarnaast hadden de krakers een arrestantengroep opgezet. ‘Deze hield zich achter de schermen bezig met wie er werd gearresteerd. Als iemand gearresteerd werd, zou die groep uitzoeken waar de arrestanten naartoe werden gebracht, of zij medicatie nodig hadden en belde ze de advocaat’, verklaart Zwam.
De kogel door het pand
Aan de hand van eerdere observaties prikten de krakers een tijdstip voor het moment suprê me. Zwam wil weinig kwijt over hoe zij het pand binnendrongen, behalve dat ze een manier hadden gezocht om geen braakschade achter te laten. Tom*, vrijwilliger bij Kraakspreekuur Utrecht, biedt echter een inkijkje in hoe krakers over het algemeen te werk gaan. ‘Vaak dringen krakers een paar dagen voordat zij de inboedel verhuizen het pand al binnen om het slot te vervangen. Daarna wordt het doelwit meestal een aantal dagen in de gaten gehouden, om te kijken of niemand heeft opgemerkt dat het slot vervangen is’, vertelt hij. ‘Tijdens het verhuizen van de meubels hoeven de krakers dan geen lawaai meer te maken bij het binnendringen of zich het hoofd te breken over een eventueel alarm in het pand.’ Op het moment dat de krakers het pand betreden, is het namelijk van de allerhoogste essentie dat ze niet worden ontdekt. ‘Als dat wel gebeurt, is het heterdaad’, vertelt Willem Jebbink, een strafrechtadvocaat met veel er varing met kraakzaken. ‘Dan mag de politie gelijk een eind aan de actie maken’, aldus Jebbink. Zodra de leden van Jantien op 20 oktober het pand betraden, barricadeerden zij de ingangen en probeerden zij bewijs van huisvrede te creëren. Dit is van groot belang: als er huisvrede heerst, mag de politie een pand niet zomaar ontruimen en moet een rechter uitspraak doen voordat een ontruiming mag worden verorderd. ‘Er is dan sprake van een botsing van grond rechten. De krakers hebben recht op huisvrede en de eigenaar heeft eigendomsrecht. De rechter beslist dan wiens recht zwaarder weegt’, stelt Jebbink. Normaal gesproken heeft ie
mand huisvrede zodra diegene de deur van zijn vertrek achter zich dichttrekt, maar bij krakers gaat dat anders. ‘In de rechtspraak wordt meestal gezegd dat het voor krakers 24 uur duurt voordat in het pand huisvrede heerst’, vertelt Jebbink. Daarom moeten krakers duidelijk bewijs vervaardigen dat zij al een etmaal huiselijke activiteiten verrichten in het pand. ‘We namen gasflessen, een kookstelletje en een bed mee. We hingen ook lampjes op om een huiselijke sfeer te creëren’, vertelt Zwam. ‘We hebben daar foto’s van gepost op ons privé-Twitterac count. Zo wilden wij bewijzen dat er huisvrede heerste.’
De wijde wereld in De derde dag dat Jantien in het pand vertoefde, slingerden de leden hun intrek in de open baarheid. De leden van het collectief brachten de politie en de buurt op de hoogte van hun bewoning, postten het nieuws op Instagram en verstuurden een persbericht. ‘We vinden het belangrijk om zelf als eerste de politie te informeren. Als omwonenden gaan bellen, is de kans namelijk groter dat de politie een verkeerd beeld krijgt van de motieven van de groep’, verklaart hij. Dit had het beoogde resultaat: ‘De politie reageerde aan de telefoon vrij relaxed’, zegt Flip.
Daarnaast wilde Jantien ook de buurt tevreden houden. Daarom verspreidden de krakers rond de tijd dat ze de politie belden briefjes om de buurt in te lichten. Tom verklaart waarom kra kers dit vaak doen: ‘Als de buurtbewoners ontevreden zijn over een kraakactie, kunnen ze gaan klagen bij de gemeente en is de kans groter dat er een einde wordt gemaakt aan de actie.’ Zwam vult aan: ‘Als omwonenden zien dat er plotseling veel politie in de straat staat, krijgen zij misschien een vooroordeel.’ Omdat de krakers van plan waren om het pand voor lange tijd te bewonen, wilden ze ook de eigenaar inlichten. ‘We vermeenden huisvrede te hebben en hoopten daarom met de eigenaar in gesprek te kunnen gaan. Er kan dan bijvoorbeeld een gebruiksovereenkomst worden ge sloten voor gas, water en licht’, verklaart Zwam. ‘Wij hadden al zo’n contract opgesteld en we hoopten deze ook te kunnen aanbieden’, vult Flip aan. Dat bleek echter onmogelijk. ‘Grolsch, de eigenaar van het pand, was niet bereikbaar. Die waren blijkbaar dicht in het weekend’, aldus Flip.
Met de deur in huis breken
Aan alles komt een einde en kraakacties zijn geen uitzondering op deze regel. Nadat Jantien de politie had gebeld, kwamen twee agenten langs. ‘Zij leken op het eerste gezicht heel sym pathiek’, vertelt Flip. ‘Ze wilden graag binnenkomen om het gebouw op brandveiligheid te controleren. Wij wilden de brandweer best binnenlaten, maar agenten zijn daar niet bevoegd voor. Toen wij daarna onze advocaat wilden contacteren, besloot de politie versterking in te roepen.’ Om de ontruiming te verorderen, kwam de hulpofficier van justitie langs. Jantien be weerde huisvrede te hebben, maar volgens de hulpofficier was het heterdaad. ‘We wilden toen ons bewijs laten zien, maar de hulpofficier stelde het niet te willen bekijken, noch in dicussie te willen gaan’, aldus Flip.
In de nacht van 22 op 23 oktober, nadat het pand voor de eerste keer werd ontruimd, ging Jan tien het pand te herkraken. ‘De situatie was niet veranderd. Het was nog steeds een leegstaand pand’, vertelt Flip. De politie was opnieuw snel van de partij. ‘Ondanks dat op zondag al een aantal agenten kwamen kijken, beweerden ze de dag erna opnieuw dat ze ons op heterdaad hadden betrapt. Ze kwamen het pand met zes busjes vol agenten ontruimen’, aldus Flip. De krakers in Nijmegen hebben na de ontruimingen besloten twee klachten in te gaan die nen over het handelen van de politie. ‘Die leiden vaak tot weinig’, verzucht Zwam. ‘Ze starten hooguit een intern onderzoek, waarna ze concluderen dat het allemaal wel volgens het boekje verliep.’ Jantien kon niet in hoger beroep gaan tegen de ontruiming, omdat het volgens de politie heterdaad was. Desondanks stelt Flip dat ze nog niet klaar zijn met actievoeren. ‘Onze vervolgstappen? Meer kraken.’ ANS
De beweringen van Jantien zijn voorgelegd aan de politie, maar deze gaven geen reactie.
*In dit artikel is gebruik gemaakt van door de geïnterviewden gefingeerde namen.
7
Achtergrond
FIGHIL OVER MISSING OUT
tekst Maud Hagens en Mirthe Tetsch foto’s Diede van Vleuten Nijmeegs Cabaretier Samir Fighil maakte in 2019 furore bij het cabaretfestival Cameretten met zijn typetjes, waardoor hij de persoonlijkheidsprijs won. Op 24 februari staat hij in de Lindenberg met zijn nieuwe show over het fenomeen Fear Of Missing Out (FOMO). Hoe ziet Fighil
Op een zonnige vrijdagochtend is Samir Fighil te vinden in een kleurrijke, met kerstdecora ties aangeklede brasserie in Nijmegen-Lent. De cabaretier, die tevens consulent is bij de intake van zorgjongeren bij het WerkBedrijf, vertelt onder het genot van een cappuccino over zijn loopbaan. Fighil is al sinds 2011 actief in de comedy wereld en is momenteel druk met de try-outs voor zijn nieuwste show. Daarnaast organiseert hij de East Side Comedy Night, een cabaretinitiatief in Nijmegen dat elf jaar geleden van de grond kwam. Vol trots vertelt hij over deze comedyshow: ‘Ik zet me vol ledig in voor een divers publiek. Het doel is om de zaal een af spiegeling te laten zijn van de gehele samenleving.’ Tijdens zijn jeugd hadden zijn ouders het niet breed. ‘We trokken hierdoor naar elkaar toe en begonnen juist te lachen om de din gen die ons pijn deden.’ Hij groeide op in een Nijmeegse volks wijk met veel verschillende typen mensen. ‘Van die jonge gas ten die op crossmotoren door de straat reden en buren met een bankstel in de voortuin.’ Deze personen begon hij voor de grap na te doen. Tegenwoordig haalt hij nog steeds inspiratie uit zijn omgeving: ‘Ik vertel graag verhalen met een boodschap, maar houd ze het liefst wel luchtig.’ Dit probeert hij ook te doen in zijn nieuwste show over FOMO. Dit is een fenomeen dat hij als consu lent dagelijks terugziet bij jongeren, maar waar hij zelf ook mee kampt. Waarom grijpt dit onderwerp hem aan en hoe probeert hij er mee om te gaan?
FOMO door de ogen van een cabaretier Fighil neemt persoonlijke ervaringen als leidraad voor zijn ver halen. Zo kwam hij bij het maken van zijn nieuwe show al snel uit bij FOMO. Het is een veelbesproken onderwerp en hij ervaart als consulent uit de eerste hand welke gevolgen het kan hebben voor jongeren. ‘Ik zie jongeren die in depressies terechtkomen omdat ze het idee hebben niet genoeg te presteren’, licht hij ont zet toe. FOMO is volgens Fighil de angst om iets mis te lopen of ergens niet bij te horen omdat je niet aan bepaalde standaarden kan voldoen. Hij trekt hiermee het fenomeen breder dan waar de afkorting letterlijk voor staat: ‘Mensen die cosmetische ingre pen ondergaan om aan een perfect plaatje te voldoen, dat is ook FOMO.’ Dergelijke perfecte plaatjes zijn op sociale media volop aanwezig, waardoor het lastig is om je er niet aan te spiegelen. Dit terwijl ze vaak mijlenver van de realiteit afstaan, weet ook Fig hil. ‘Ik nu ook een foto kunnen plaatsen dat we lekker aan het uit waaien zijn in Dubai.’ Ter illustratie gooit Fighil zijn denkbeeldige haren naar achter en neemt hij een zwoele pose aan: ‘Iedereen zou het geloven.’
De cabaretier ziet de gevolgen van FOMO overal terug en vindt het daarom belangrijk om het onderwerp bespreekbaar te ma ken. Dit doet hij aan de hand van humoristische verhalen. Tijdens de try-outs merkt hij hoe herkenbaar het onderwerp is voor zijn publiek: ‘Veel mensen vinden het goed dat ik het aankaart, om dat ze hun eigen gedrag erin terugzien.’ Hij betrekt bewust het publiek bij zijn show. ‘Ik vraag dan aan de zaal of ze zelf erva ringen hebben met FOMO.’ Zo ontstaan eerlijke gesprekken die hem duidelijk niet onberoerd laten. ‘Soms durven mensen ont zettend persoonlijke dingen te delen. Dan weet ik dat ik echt iets heb losgemaakt.’ Door het onderwerp op een open en eerlijke manier aan te vliegen, realiseren mensen dat hun eigen gedrag het resultaat is van FOMO volgens Fighil. Hij is blij met wat zijn show teweeg brengt: ‘Niet alle mensen weten voorafgaand aan de show wat FOMO inhoudt, maar naar aanleiding van mijn verhalen realiseren ze dat ze er zelf ook last van hebben.’
Dat Fighil ervoor kiest om een beladen onderwerp op een hu
37e jaargang
moristische manier aan te snijden lijkt misschien contraproduc tief. Toch is de cabaretier ervan overtuigd dat een comedyshow een geschikt medium is om verandering teweeg te brengen: ‘Met humor kan je ontzettend veel bereiken.’ Dit merkt Fighil ook bij het WerkBedrijf: ‘Alle resultaten die ik met jongeren boek komen mede door humor tot stand.’ Door moeilijke thema’s in een humo ristisch jasje te steken, worden ze behapbaar. Eenzelfde mecha nisme herkent Fighil in zijn shows: ‘Ik kan ontzettend veel kwijt in humoristische verhalen. Ik bespreek discriminatie, problemen in de zorg en sociaal onwenselijk gedrag.’ Thema’s die doorgaans onbesproken blijven, vinden zo toch weerklank bij een breed pu bliek.
ben toch mezelf?’
‘Ik
In een wereld vol FOMO lijkt het voor de cabaretier soms on begonnen werk om zich ertegen te verdedigen. Doordat Fighil omwille van zijn werk veel bezig is met sociale media, krijgt hij regelmatig de ogenschijnlijk perfecte levens van zijn vakgenoten voorgeschoteld. Hierdoor wordt hij geconfronteerd met wat hij mist. Dit veroorzaakt de nodige FOMO, bijvoorbeeld als hij ziet dat collega’s zijn uitgenodigd voor bepaalde TV-programma’s. Lachend geeft hij toe dat het gevoel dat hij iets misloopt hem dan niet vreemd is: ‘Dan denk ik, shit, was ik daar maar bij.’ Dat we onszelf vaak spiegelen aan neppe, geïdealiseerde beelden van anderen, blijkt ook uit Fighils navraag bij de desbetreffende collega’s. ‘Naderhand hoor je dan: het was eigenlijk best wel saai.’ Alhoewel de FOMO van Fighil zich tegenwoordig weet te beper ken, liep hij in de begindagen van zijn carrière tegen grotere problemen aan. Vanwege de druk om goed gevonden te worden, was hij vooral bezig met het pleasen van zijn publiek, program mamakers en recensenten. ‘Je wil gewoon leuk genoeg gevonden worden’, vertelt hij. Naarmate zijn carrière vorderde, begon zijn
publiek steeds meer te veranderen. ‘Er kwamen veel witte men sen naar mijn shows omdat ik in steeds meer theaters begon te spelen.’ Fighil merkte dat dit publiek anders reageerde dan het multiculturele publiek dat hij gewend was. ‘Ze lachen niet om je grappen, maar komen naderhand naar je toe om je een compli mentje te geven.’ Hij trekt een zuinig mondje en neemt een rechte houding aan. ‘Het was geweldig, Fighil!’ Hij wilde zich aanpassen aan wat hij dacht dat dit nieuwe publiek wilde horen. ‘Ik raakte mezelf kwijt en belandde in een hele moeilijke fase’, erkent Fighil ernstig. Deze periode gaf hem veel stof tot nadenken. ‘Andere cabaretiers zeiden tegen me: “Fighil, blijf jezelf.” Ik begreep dat eerst niet.’ Fighil verheft quasi-verontwaardigd zijn handen: ‘Ja, hallo, ik ben toch mezelf?’
Na bij zichzelf te rade gaan besloot Fighil dit advies toch ter harte te nemen. Hij ontdekte dat de shows die hij gaf om mensen te pleasen, hem niet blij maakten. Hij past zijn show nu niet meer aan op de verwachtingen van anderen en zoekt in zijn eigen omge ving naar verhalen waar humor in schuilt. ‘Dicht bij jezelf blijven is misschien wel de moeilijkste opgave voor een cabaretier, maar als het je eenmaal lukt, dan is het je grootste kracht’, vertelt Fighil geanimeerd. Volgens hem zijn authentieke verhalen juist het re cept voor een succesvolle comedyshow. ‘Als mensen zien dat iets de realiteit is, krijg je positieve reacties. Je kan wel anderhalf uur uit je nek gaan lullen, maar dat voelen mensen aan.’ Authenticiteit is volgens Fighil overigens niet alleen binnen het comedyvak ont zettend belangrijk, maar iets waar iedereen zich op zou moeten focussen. Als je dicht bij jezelf blijft, trek je je minder aan van anderen. Dan is het makkelijker om de druk van FOMO het hoofd te bieden volgens Fighil. ‘Natuurlijk moet je je binnen de normen en waarden aanpassen, maar soms is het ook goed om je niet enkel sociaal wenselijk te gedragen en mensen te willen pleasen Je moet staan waarvoor je staat.’ ANS
Hoofdredactie Sophia van Engelshoven en Philip Schröder Redactie Vera Joosten, Marieke van Ruiten, Tom Steenblok, Michelle Tang en Claire Vaessen Medewerkers Jochem Bodewes, Britt Duijzer, Maud Hagens, Maan Heijthuisen, Julia Meilink, Guul Stienen, Mirthe Tetsch en Pablo Vinkenoog
Illustraties Rivke van Collem, Ande Cremers, Vera Joosten, Preecha Louwers en Ester van der Wal Foto’s Claire Vaessen en Diede van Vleuten Columnist Gerald Wood Eindredactie Richard van den Berg, Jochem Bodewes, Delphine Broasca, Pim Dankloff, Britt Duijzer, Floriaan Gruisen, Maud Hagens, Maan Heijthuijsen, Julia Meilink, Guul Stienen, Mirthe Tetsch, Floor Toebes en Pablo Vinkenoog
Lay-out Philip Schröder
Logodesign voorpagina Noah Kleijne Dagelijks bestuur Khalid Abouzia (voorzitter), Yunus Sahin (penningmeester) en Sem Wilbers (secretaris) Druk Flevodruk Harlingen BV Uitgave, abonnementen en advertentie-acquisitie Stichting MultiMedia: stichtingmultimedia@gmail.com Redactieadres Heyendaalseweg 141, 6525 AJ Nijmegen Mail: redactie@ans-online.nl Tel. 06-45 176 456
8
FOMO terug in zijn eigen omgeving en hoe gaat hij hier zelf mee om?