Laatste Post

Page 1

De wraak van Paul Tornado... SPECIALE EDITIE

1997

~ ex oriente lux ~

pag pag 48 48

ZELFMOORD OP VERJAARDAG ! De Enschedese School wordt 20 jaar

In de ateliers te Enschede vonden nog veel meer werkzaamheden plaats...

IK DENKAL IK DAGAL WASDATTAN

Op pag 5

heeft ze De buurmanmaken! in alle s Model: Anne •8 x 10 Polaroid: David van ‘t Veen © 1985

EXPOSITIE IN TWEE MUSEA Feiten, meningen, achtergronden

Abonnees geven bezit in bruikleen voor overzicht ‘DIT HADDEN WE NIET DURVEN DROMEN!’

STEDELIJK MUSEUM AMSTERDAM VAN 24 JANUARI T/M 9 MAART 1997 • RIJKSMUSEUM TWENTHE ENSCHEDE VAN 13 SEPTEMBER T/M 9 NOVEMBER


2

Enige achtergronden van De Enschedese School Amsterdam - Enschedese School-lid Kees Maas zei het in Vrij Nederland van 2 maart 1985 zo: ‘... het (is) niet goed De Enschedese School af te schilderen als een stel mensen, die tegen iets stelling nemen. Als dat wél gebeurt, is dat vaak een onbedoeld gevolg van de dingen die we doen. Wij zijn geen revolutionairen. We voelen ons misschien wel verwant met revolutionairen als Dada, Fluxus of de Nul-beweging, maar we zijn het zelf niet. Dadaïsten waren negatief op een zeer goede manier. Bij ons is dat zeker niet het geval. Ik beschouw mezelf ook niet als een vernieuwer. We hebben wel een vorm die nieuw is. Volhouden garandeert kwaliteit. De aanhouder wint. God zal ons rijkelijk belonen. Ik zeg nooit: dit werk strekt tot aanbeveling.’ Aanbeveling had het werk zelf ook niet nodig. De School f loreerde tien jaar geleden. De AKI-studenten Van de Vrie, Gerritsen, Visser en Oosterhof wisten beter wat ze niet dan wat ze wel wilden toen ze in 1976 vlak na hun afstuderen, met steun van docent Voskamp, De

Laatstepost

~ redactioneel ~

Enschedese School oprichtten in een oude school aan de rand van Enschede. Ze hielden niet van praatjes, ze waren geen beweging, er was geen manifest. Mensen liepen in en uit. Velen passeerden, sommigen bleven. Maas en Wisselink bijvoorbeeld. De Enschedese School wilde uitvinden hoe je een kunstwerk in oplage kunt verkopen, zonder dat het aan exclusiviteit inboet. ‘Er moeten toch duizend idioten kunnen worden gevonden die het zo mooi vinden dat ze het kopen.’ Dus doopten ze een platenlabel, hún platenlabel, Idiot Records en maakten ze eigenhandig van hun invallen een paar honderd exemplaren die ze op allerlei manieren verkochten. Soms in een supermarkt (kunstmanifestatie Enschede Verplaatst, 1980), maar meestal per post. De Enschedese School verzorgde ‘Moderne kunst per PTT’, zoals ze dat deftig noemde. Vier maal per jaar kregen de abonnees van de stichting - op het hoogtepunt 250 leden - een kunstwerk toegestuurd. Dat kon alles zijn: een eerste dag enveloppe ter gelegenheid van de vierhonderdjarige viering van de Unie van Utrecht in 1979, met een postzegel van de toenmalige burgemeester

Kees Maas bij zijn zwerm gevleugelde verfkwasten

Henk Vonhoff, een serie van zes zwart-wit ansichten, voorstellende Het Koninklijk Huis en de Kunst, een plastic zakje met een oor in brandewijn, getiteld Eau de vie, de ‘classic’ beeldroman De Doka van Hercules en een tabletopdiorama. De eerste uitgave van De Enschedese School ontstond in januari 1977: de zeefdruk De ondergang van het huis Escher, die de toenmalige abonnees tot negen keer konden terugsturen, waarna de prent van een dramatische toevoeging werd voorzien. De laatste toevoeging is veelzeggend: elke prent werd tot duizend kleine stukjes versneden en tot een abstract mozaïek in elkaar geplakt. Als al deze produkten die in de afgelopen jaren zijn ontstaan - ondertussen werd de school in Enschede verlaten en een pakhuis in Amsterdam betrokken, een man als Dietvorst sloot zich daar aan - moeten worden samengevat, dan zijn ze in ieder geval onvoorspelbaar, soms hilarisch en relativerend, maar bijna altijd zinneprikkelend. De Enschedese School heeft alles gemaakt, behalve school. Het aantal kunstwerken bedraagt inmiddels minstens vijftig stuks, de uitgaven van de aan de School verbonden platen-

maatschappij Idiot Records niet meegerekend. Van de schoolkrant verschenen tien nummers. Voor de lijst met kunstwerken wordt naar bijlage 1 verwezen. Alles bij elkaar zwerven dus vele duizenden kunstwerken van de school in het land rond. Er is eigenlijk geen kunstvorm die niet is gekozen. Alles is gedaan, alles gemaakt, maar het staat niet in musea. De plaatselijke kunstuitleen heeft het niet. Het wordt niet geveild. En ook wordt er geen les in gegeven. Waar is al dat materiaal van De Enschedese School gebleven? Het ligt of staat gewoon bij de mensen thuis. Het periodiek De Enschedese School waarvan tien nummers zijn verschenen, ligt bij de oude kranten of onder in de kast. De langspeelplaten van Fay Lovsky, Mathilde Santing en de Kewi University of Swing die door Idiot Records werden uitgebracht, staan in de kast met gekoesterde maar niet meer gedraaide lp’s. De mobile Oh, gevleugelde verfkwast hangt in de kinderkamer. Het kunstenaarsservies staat in de keukenkast. De boeken waaronder Im Herbst van Frans Oosterhof, Le Moment Suprême met tekenwerk van onder meer Hans Ebeling Koning, Pieter Holstein en Sipke Huismans en Fatale filatelie van Roland Sips, staan op de plank. De racewagen van Gerrit de Wilde staat in de vitrinekast. Na verloop van tijd ging De Enschedese School uit. Maar als de school gesloten is, betekent dat om de metaforen maar even vol te houden - niet dat de kinderen dood zijn. Ze doen gewoon wat anders, en eigenlijk toch hetzelfde, alleen nu niet meer als schoolklas, maar ieder voor zich. Ze zijn gewoon op de ingeslagen weg doorgegaan. Ze hebben ieder hun eigen winkeltje, onder eigen naam. Zouden al hun dingen en maaksels van nu bij elkaar worden gezet, dan zou je een Enschedese Hogeschool krijgen. Maar dat grapje is te flauw voor woorden. Maak je de balans op, dan is het resultaat dat werk van De Enschedese School overal in het land te vinden is, maar nergens in de kunstgeschiedenis. Toch maakten ze geen rotzooi. Ook niet alleen grappen. En zeker niets zonder eigen en herkenbaar handschrift. Zet werk van De Enschedese School tussen werk van anderen achter halfdoorlatend glas en er is geen ooggetuige, hoe onoplettend ook, die dat van die jongens uit Enschede er niet onmiddellijk uithaalt. Twintig jaar geleden werd De Enschedese School opgericht. Een mooie aanleiding om alles wat dat kunstenaarsinitiatief ooit heeft geproduceerd, nog een keer bij elkaar te brengen. Een gepaste gelegenheid ook om in een krant de ontstaansgeschiedenis van De Enschedese School terug te kijken. Dan maakt De Enschedese School misschien toch nog school. En terecht. De Enschedese School verdient het om één keer met een tentoonstelling in de musea van de steden waar ze stond, te worden geëerd. Zoals gebruikelijk wordt daar Jan en alleman bij betrokken. Daarna sluit de school voorgoed haar poorten. Dan is het wel mooi geweest.

Fred Dijs en John Heymans

Colofon Concept tentoonstelling en catalogus Fred Dijs John Heymans Johan Visser Redactie Fred Dijs, In beeld, tekst en uitleg, Amsterdam John Heymans, Textuur, Enschede In herinnering Sanne Scharff Met medewerking van Rob Bindels, Melle Hammer, Ard Heuvelman Jacques Janssen , Atte Jongstra, Esther Kerkhof Sjaak Priester, Tineke Reijnders - de Groot Jan Rot, David van ‘t Veen, Bram Vermeulen Goaitsen van der Vliet Uitgever Uitgeverij BIS Nieuwe Spiegelstraat 36 1017 DG Amsterdam Telefoon 020-4221011 Fax 020-6279251 E-mail bispub@xs4all.nl. Advertentie aquisitie Greetje Schuring Vormgeving & organisatie Beekvisser|Tjasker (BNO), Amsterdam Maruca Beek, Philipp van Ekeren, Philip Hogeboom Regine Mateman, Angie Smets, Johan Visser Fotografie Tom Haartsen, Oudekerk a/d Amstel Iwein Maassen, Amsterdam Kees Tabak, Amsterdam Herman Nijhof, Enschede Ontwerp & organisatie tentoonstelling Tineke Stevens, Amsterdam Logistiek NAGO, Amsterdam Toon Lauwen, Pao Lien Djie en Almar Seinen Film/video Arno Kranenborg, BOOMfilm, Arnhem Stefan Kamp, Studio Nieuwe Gronden, Amsterdam Rien Valk, STUG videoprodukties, Arnhem Jasper Holthuis, Maastricht Geert Voskamp, Dieren Druk KONINKLIJKE BOOM PERS, Meppel krant Drukkerij Jan Smeink, Amsterdam magazine Kees Maas/Interbellum, Amsterdam doos Mart. Spruijt, Amsterdam affiche Lithografie Algra Reproservice, Amsterdam Inpakken doos De Snelle Handen, Almere Bokking Firma Roeleveld, Scheveningen Ineke Vijgeboom Subsidies De tentoonstelling en catalogus werden mede mogelijk gemaakt door subsidies van:

Anjerfonds Overijssel Amsterdams Fonds voor de Kunst Gemeente Enschede Mondriaan Stichting Provincie Overijsel Rijksmuseum Twenthe, Enschede Stedelijk Museum, Amsterdam De bijdragen van Atte Jongstra en Tineke Reijnders-de Groot zijn mogelijk gemaakt door een essayopdracht van het

Amsterdams Fonds voor de Kunst Sponsoren Algra reproservice, Amsterdam Basta AudioVisuals, Lijnden Drukkerij Jan Smeink, Amsterdam van der Hoeven Interieurs, Amsterdam de Manie Groep Accountants & Administratie Kantoor, Amsterdam Overtoom International Nederland, Den Dolder Sensormatic, Zeist The Game Company, Amsterdam Met dank aan De bruikleengevers Ahrend (Nieuwegein), Antiquariaat André Swertz (Utrecht) Steven Baart, Gerrit Rietveld Academie (Amsterdam) Leo Brant, Grijpma International (Enschede) Marten Jongema (Amsterdam), Capi-Lux Vak (Amsterdam) Michaël van Heusden, Catchline Communications (Amsterdam), Rinke van de Rhee, Sensormatic (Zeist), Marijke Harmens (Muceno, [VA] Italia) Heras Bouwhekservice (Oirschot), Marten Jongema Fay Luijendijk, John Maatman (Amsterdam), Letterkundig Museum (Den Haag), Nederlands Archief Grafisch Ontwerpers (Amsterdam), Saskia van Orsouw, Heras Bouwhekservice, Wendy van der Rijt, Theo van der Schaaf Monique van Schendelen, Matthijs Stut, Fred Stuart Ursula Schouten, Claack (Amsterdam), Frans Spruijt (Amsterdam), Ada Stroeve, Stedelijk Museum (Amsterdam), Han Pape, De Roskam (Almelo) Dorothea Cannegieter, Lisette Pelsers, Rijksmuseum Twenthe (Enschede), Sjoerd van Vaassen, Fee van ‘t Veen (Amsterdam), Kees van der Wel & Ad Kenter, Overtoom International (Den Dolder) Wolff & Kiewiet de Jonge (Amsterdam) De makers van de Laatste Post hebben de vereiste toestemmingen voor publikatie gekregen. De uitgever van de Laatste Post meent dat de krant is gepubliceerd binnen de grenzen van de auteurswet. Niettemin kunnen er details aan de aandacht ontsnapt zijn. In dat geval wordt u verzocht contact op te nemen met de uitgever.

Laatstepost

3

~ nieuws ~

Bokking op valreep verkozen boven makreel amsterdam, 24 jan. De werknemers van Bureau Beekvisser|Tjasker hebben na rijp beraad besloten om als bijsluiter van deze krant CLUPEA HARENGUS te verkiezen boven SCOMBER SCOMBRUS. Vanwege de sexuele connotatie was het vertrekpunt voor het onderzoek een vacuüm verpakte makreel maar die doorstond de duurzaamheidstest van de uitgever niet. Na het uitvoeren van stoot-, slag-, rek- en trekproeven werd vastgesteld dat de makreel in de zevende week ernstig begon te soppen. Het Centraal Boekhuis in Culemborg dreigde distributie van De Laatste Post te weigeren omdat hun voorraden door de aanwezigheid van duizenden rotte makrelen onverkoopbaar zouden raken. Vooral voor het lot van de bestseller Alles over koken met vis werd gevreesd. Het familiebedrijf Roeleveld uit Scheveningen stelde voor een gesealde, oud-Hollandse, diepwaterse spekbokking te gebruiken. Proeven van het Produktschap voor Schaal- en Visdieren toonden aan dat deze gezouten en gerookte vis absoluut onsterfelijk is. Helaas is de vis niet geschikt voor consumptie. Greenpeace vond het opofferen van duizenden vissen aan de esthetiek een dermate grote verspilling van

Het Produktschap voor Schaal- en Visdieren heeft deze gesealde diepwaterse bokking weken lang onderworpen aan duurzaamheidsproeven. Bacteriën hadden geen vat op de lachende vis. foto: philip hogeboom biomassa uit de Noordzee, dat de natuurorganisatie heeft geprobeerd middels tussenkomst van de rechter de hele oplage van de krant op de brandstapel te krijgen. De rechter oordeelde echter dat de vis een mooi object van natuurstudie vormde, met name voor de jeugd. (APN)

Inzameling groot succes Door onze redacteur Jan van Cutsem amsterdam, 24 jan. Op een serie kleine advertenties in de dag- en weekbladen hebben meer dan veertig voormalige abonnees van De Enschedese School gereageerd. In de annonces stond het verzoek om per post ontvangen kunst per post in bruikleen te geven. Dit ten behoeve van een kleine tentoonstelling in het Stedelijk Museum te Amsterdam en het Rijksmuseum Twenthe te Enschede. Veel bruikleengevers gaven er de voorkeur aan hun eigendommen persoonlijk af te leveren op het bureau van uitvoerend producent Beekvisser|Tjasker. De indruk bestaat dat de bezoekers zeer onder de indruk waren van de professionaliteit van de organisatie. Boekhoudster Beek: ‘De mensen waren geDe jurk van Els Zijlstra

schokt dat we niet op een zolderkamertje werkten maar in een mooi kantoor.’ De actie leverde achthonderd kunstwerken in bruikleen op. Alle kunstwerken van De Enschedese School zijn vertegenwoordigd. Absolute winnaar is het boek Tableaux litéraires met vele tientallen exemplaren. Absoluut verliezer met één exemplaar is het weergaloze boekje De rumboon dat over een verliezer gaat. Meest curieuze aanwinst is de jurk die Els Zijlstra uit Enschede maakte van Modern Design, een stofontwerp van De Enschedese School. Een wanklank vormde de tandarts uit het zuiden des lands die zijn werkjes slechts wilde uitlenen als vormgeefster Angie Smets – ‘Je klinkt wel leuk!’ – bereid was met hem te dineren. De opbrengst van de actie gaat naar twee zalen van het Stedelijk Mueum. SM-woordvoerder A. Stroeve verklaart desgevraagd: ‘Dat hadden we niet durven dromen.’

Onze Mening Het is zeer verheugend dat overheid en bedrijfsleven zich in tijden van schaarste niet onttrekken aan de maatschappelijke taak om een meerwaarde als kunst financieel mogelijk te maken. De wereld leeft niet bij brood alleen. Nog mooier is het dat daarvan niet alleen een internationale onderneming als het tentoonstellen van Jan Steen in het Rijksmuseum profiteert maar ook een locale als het exposeren van het werk van de bij uitstek idealistische kunstenaars van De Enschedese School. Het toont eens te meer dat het goed gaat met ons land. Ook aan het eind van het tweede millenium na Christus laten de machtigen van Nederland zien dat ze het hart op de goede plaats hebben en niet te beroerd zijn om de rafelrand van de kunst te bekostigen in de wetenschap dat daar op fundamentele vragen nieuwe antwoorden worden gevonden.

OVERLEDEN - Vanmiddag is op zijn huisadres het stoffelijk overschot gevonden van de heer D.S. te E. Buren wisten te melden dat het vandaag zijn verjaardag was. De politie sluit zelfmoord niet uit.

Spruijt overhandigt Voskamp eerste exemplaar van krant Enschedese School Door een onzer redacteuren amsterdam, 24 jan. Frans M. Spruijt, voorzitter van de stichting ‘De Enschedese School 20 jaar’, heeft het eerste exemplaar van ‘De Laatste Post’ overhandigd aan Geert Voskamp, docent aan de AKI, Hogeschool voor Beeldende Kunsten te Enschede. De krant doet in een artistieke doos dienst als catalogus bij ‘Zelfmoord op verjaardag’, een overzichtstentoonstelling van het werk van De Enschedese School in het Stedelijk Museum te Amsterdam. Het ongedwongen samenzijn bood Spruijt de mogelijkheid een paar onbetaalde rekeningen te vereffenen. Toen hij nog direc-

teur van de naar zijn vader genoemde en zeer gerenommeerde drukkerij was, besteedde de voorzitter naar eigen zeggen een dag per week aan correspondentie met De Enschedese School over verricht maar niet verrekend werk. ‘Mijn coulance was geworteld in een diep besef van de waarde van het werk van dit collectief. De briefwisseling was bovendien van een hoog literair niveau.’

renten in het oosten des lands uitbesteedde of - en dat is typerender - het zelf wenste uit te voeren.’ Toen Voskamp zijn dankwoord wilde uitspreken, zette de band van Fay Lovsky keihard in. Voskamp redde zich uit de beschamende situatie door te roepen: ‘Ze praten al twintig jaar door me heen.’ Johan Visser kondigde aan van deze woorden een hitje te maken. Ingezonden mededeling

Voskamp kreeg de eer die hem als inspirator toekomt. Spruijt: ‘De jonge honden met wie ik van doen had, hadden een nestgeur die onmiskenbaar des Voskamps was. Het heeft mij altijd gespeten dat Voskamp zijn werk aan één van mijn concur-

Beeld voor onderkoelde kunstliefhebber amsterdam, 24 jan. Een 35-jarige kunstliefhebber uit Tuindorp Oostzaan is vrijdag op de terugweg van de opening van een tentoonstelling in het Stedelijk Museum te Amsterdam verongelukt. Na afsluitend cafébezoek vertrok hij op de schaats naar huis. Onder een brug over de Prinsengracht zakte de ongelukkige man door het ijs. Met hulp van voorbijgangers wist hij op de kant te komen. De gealarmeerde traumahe-

licopter raakte bij de landing in laaghangende bewolkling de Westertoren en stortte neer. De eveneens uitgerukte ambulances kwamen op het Museumplein vast te zitten in een menigte feestgangers. Het slachtoffer stierf door onderkoeling. De doornatte jas die de man had uitgetrokken, stond recht overeind in de vrieskou. Kunstenaar P. Veneman heeft aangeboden de jas als monument voor alle slachtoffers van de extreme koude in 1997 in brons te gieten.

AGENT-X OOSTELIJKE HANDELSKADE 13K 1019 BL AMSTERDAM TEL. 020 - 419 09 09 FAX 020 - 419 09 10


2

Enige achtergronden van De Enschedese School Amsterdam - Enschedese School-lid Kees Maas zei het in Vrij Nederland van 2 maart 1985 zo: ‘... het (is) niet goed De Enschedese School af te schilderen als een stel mensen, die tegen iets stelling nemen. Als dat wél gebeurt, is dat vaak een onbedoeld gevolg van de dingen die we doen. Wij zijn geen revolutionairen. We voelen ons misschien wel verwant met revolutionairen als Dada, Fluxus of de Nul-beweging, maar we zijn het zelf niet. Dadaïsten waren negatief op een zeer goede manier. Bij ons is dat zeker niet het geval. Ik beschouw mezelf ook niet als een vernieuwer. We hebben wel een vorm die nieuw is. Volhouden garandeert kwaliteit. De aanhouder wint. God zal ons rijkelijk belonen. Ik zeg nooit: dit werk strekt tot aanbeveling.’ Aanbeveling had het werk zelf ook niet nodig. De School f loreerde tien jaar geleden. De AKI-studenten Van de Vrie, Gerritsen, Visser en Oosterhof wisten beter wat ze niet dan wat ze wel wilden toen ze in 1976 vlak na hun afstuderen, met steun van docent Voskamp, De

Laatstepost

~ redactioneel ~

Enschedese School oprichtten in een oude school aan de rand van Enschede. Ze hielden niet van praatjes, ze waren geen beweging, er was geen manifest. Mensen liepen in en uit. Velen passeerden, sommigen bleven. Maas en Wisselink bijvoorbeeld. De Enschedese School wilde uitvinden hoe je een kunstwerk in oplage kunt verkopen, zonder dat het aan exclusiviteit inboet. ‘Er moeten toch duizend idioten kunnen worden gevonden die het zo mooi vinden dat ze het kopen.’ Dus doopten ze een platenlabel, hún platenlabel, Idiot Records en maakten ze eigenhandig van hun invallen een paar honderd exemplaren die ze op allerlei manieren verkochten. Soms in een supermarkt (kunstmanifestatie Enschede Verplaatst, 1980), maar meestal per post. De Enschedese School verzorgde ‘Moderne kunst per PTT’, zoals ze dat deftig noemde. Vier maal per jaar kregen de abonnees van de stichting - op het hoogtepunt 250 leden - een kunstwerk toegestuurd. Dat kon alles zijn: een eerste dag enveloppe ter gelegenheid van de vierhonderdjarige viering van de Unie van Utrecht in 1979, met een postzegel van de toenmalige burgemeester

Kees Maas bij zijn zwerm gevleugelde verfkwasten

Henk Vonhoff, een serie van zes zwart-wit ansichten, voorstellende Het Koninklijk Huis en de Kunst, een plastic zakje met een oor in brandewijn, getiteld Eau de vie, de ‘classic’ beeldroman De Doka van Hercules en een tabletopdiorama. De eerste uitgave van De Enschedese School ontstond in januari 1977: de zeefdruk De ondergang van het huis Escher, die de toenmalige abonnees tot negen keer konden terugsturen, waarna de prent van een dramatische toevoeging werd voorzien. De laatste toevoeging is veelzeggend: elke prent werd tot duizend kleine stukjes versneden en tot een abstract mozaïek in elkaar geplakt. Als al deze produkten die in de afgelopen jaren zijn ontstaan - ondertussen werd de school in Enschede verlaten en een pakhuis in Amsterdam betrokken, een man als Dietvorst sloot zich daar aan - moeten worden samengevat, dan zijn ze in ieder geval onvoorspelbaar, soms hilarisch en relativerend, maar bijna altijd zinneprikkelend. De Enschedese School heeft alles gemaakt, behalve school. Het aantal kunstwerken bedraagt inmiddels minstens vijftig stuks, de uitgaven van de aan de School verbonden platen-

maatschappij Idiot Records niet meegerekend. Van de schoolkrant verschenen tien nummers. Voor de lijst met kunstwerken wordt naar bijlage 1 verwezen. Alles bij elkaar zwerven dus vele duizenden kunstwerken van de school in het land rond. Er is eigenlijk geen kunstvorm die niet is gekozen. Alles is gedaan, alles gemaakt, maar het staat niet in musea. De plaatselijke kunstuitleen heeft het niet. Het wordt niet geveild. En ook wordt er geen les in gegeven. Waar is al dat materiaal van De Enschedese School gebleven? Het ligt of staat gewoon bij de mensen thuis. Het periodiek De Enschedese School waarvan tien nummers zijn verschenen, ligt bij de oude kranten of onder in de kast. De langspeelplaten van Fay Lovsky, Mathilde Santing en de Kewi University of Swing die door Idiot Records werden uitgebracht, staan in de kast met gekoesterde maar niet meer gedraaide lp’s. De mobile Oh, gevleugelde verfkwast hangt in de kinderkamer. Het kunstenaarsservies staat in de keukenkast. De boeken waaronder Im Herbst van Frans Oosterhof, Le Moment Suprême met tekenwerk van onder meer Hans Ebeling Koning, Pieter Holstein en Sipke Huismans en Fatale filatelie van Roland Sips, staan op de plank. De racewagen van Gerrit de Wilde staat in de vitrinekast. Na verloop van tijd ging De Enschedese School uit. Maar als de school gesloten is, betekent dat om de metaforen maar even vol te houden - niet dat de kinderen dood zijn. Ze doen gewoon wat anders, en eigenlijk toch hetzelfde, alleen nu niet meer als schoolklas, maar ieder voor zich. Ze zijn gewoon op de ingeslagen weg doorgegaan. Ze hebben ieder hun eigen winkeltje, onder eigen naam. Zouden al hun dingen en maaksels van nu bij elkaar worden gezet, dan zou je een Enschedese Hogeschool krijgen. Maar dat grapje is te flauw voor woorden. Maak je de balans op, dan is het resultaat dat werk van De Enschedese School overal in het land te vinden is, maar nergens in de kunstgeschiedenis. Toch maakten ze geen rotzooi. Ook niet alleen grappen. En zeker niets zonder eigen en herkenbaar handschrift. Zet werk van De Enschedese School tussen werk van anderen achter halfdoorlatend glas en er is geen ooggetuige, hoe onoplettend ook, die dat van die jongens uit Enschede er niet onmiddellijk uithaalt. Twintig jaar geleden werd De Enschedese School opgericht. Een mooie aanleiding om alles wat dat kunstenaarsinitiatief ooit heeft geproduceerd, nog een keer bij elkaar te brengen. Een gepaste gelegenheid ook om in een krant de ontstaansgeschiedenis van De Enschedese School terug te kijken. Dan maakt De Enschedese School misschien toch nog school. En terecht. De Enschedese School verdient het om één keer met een tentoonstelling in de musea van de steden waar ze stond, te worden geëerd. Zoals gebruikelijk wordt daar Jan en alleman bij betrokken. Daarna sluit de school voorgoed haar poorten. Dan is het wel mooi geweest.

Fred Dijs en John Heymans

Colofon Concept tentoonstelling en catalogus Fred Dijs John Heymans Johan Visser Redactie Fred Dijs, In beeld, tekst en uitleg, Amsterdam John Heymans, Textuur, Enschede In herinnering Sanne Scharff Met medewerking van Rob Bindels, Melle Hammer, Ard Heuvelman Jacques Janssen , Atte Jongstra, Esther Kerkhof Sjaak Priester, Tineke Reijnders - de Groot Jan Rot, David van ‘t Veen, Bram Vermeulen Goaitsen van der Vliet Uitgever Uitgeverij BIS Nieuwe Spiegelstraat 36 1017 DG Amsterdam Telefoon 020-4221011 Fax 020-6279251 E-mail bispub@xs4all.nl. Advertentie aquisitie Greetje Schuring Vormgeving & organisatie Beekvisser|Tjasker (BNO), Amsterdam Maruca Beek, Philipp van Ekeren, Philip Hogeboom Regine Mateman, Angie Smets, Johan Visser Fotografie Tom Haartsen, Oudekerk a/d Amstel Iwein Maassen, Amsterdam Kees Tabak, Amsterdam Herman Nijhof, Enschede Ontwerp & organisatie tentoonstelling Tineke Stevens, Amsterdam Logistiek NAGO, Amsterdam Toon Lauwen, Pao Lien Djie en Almar Seinen Film/video Arno Kranenborg, BOOMfilm, Arnhem Stefan Kamp, Studio Nieuwe Gronden, Amsterdam Rien Valk, STUG videoprodukties, Arnhem Jasper Holthuis, Maastricht Geert Voskamp, Dieren Druk KONINKLIJKE BOOM PERS, Meppel krant Drukkerij Jan Smeink, Amsterdam magazine Kees Maas/Interbellum, Amsterdam doos Mart. Spruijt, Amsterdam affiche Lithografie Algra Reproservice, Amsterdam Inpakken doos De Snelle Handen, Almere Bokking Firma Roeleveld, Scheveningen Ineke Vijgeboom Subsidies De tentoonstelling en catalogus werden mede mogelijk gemaakt door subsidies van:

Anjerfonds Overijssel Amsterdams Fonds voor de Kunst Gemeente Enschede Mondriaan Stichting Provincie Overijsel Rijksmuseum Twenthe, Enschede Stedelijk Museum, Amsterdam De bijdragen van Atte Jongstra en Tineke Reijnders-de Groot zijn mogelijk gemaakt door een essayopdracht van het

Amsterdams Fonds voor de Kunst Sponsoren Algra reproservice, Amsterdam Basta AudioVisuals, Lijnden Drukkerij Jan Smeink, Amsterdam van der Hoeven Interieurs, Amsterdam de Manie Groep Accountants & Administratie Kantoor, Amsterdam Overtoom International Nederland, Den Dolder Sensormatic, Zeist The Game Company, Amsterdam Met dank aan De bruikleengevers Ahrend (Nieuwegein), Antiquariaat André Swertz (Utrecht) Steven Baart, Gerrit Rietveld Academie (Amsterdam) Leo Brant, Grijpma International (Enschede) Marten Jongema (Amsterdam), Capi-Lux Vak (Amsterdam) Michaël van Heusden, Catchline Communications (Amsterdam), Rinke van de Rhee, Sensormatic (Zeist), Marijke Harmens (Muceno, [VA] Italia) Heras Bouwhekservice (Oirschot), Marten Jongema Fay Luijendijk, John Maatman (Amsterdam), Letterkundig Museum (Den Haag), Nederlands Archief Grafisch Ontwerpers (Amsterdam), Saskia van Orsouw, Heras Bouwhekservice, Wendy van der Rijt, Theo van der Schaaf Monique van Schendelen, Matthijs Stut, Fred Stuart Ursula Schouten, Claack (Amsterdam), Frans Spruijt (Amsterdam), Ada Stroeve, Stedelijk Museum (Amsterdam), Han Pape, De Roskam (Almelo) Dorothea Cannegieter, Lisette Pelsers, Rijksmuseum Twenthe (Enschede), Sjoerd van Vaassen, Fee van ‘t Veen (Amsterdam), Kees van der Wel & Ad Kenter, Overtoom International (Den Dolder) Wolff & Kiewiet de Jonge (Amsterdam) De makers van de Laatste Post hebben de vereiste toestemmingen voor publikatie gekregen. De uitgever van de Laatste Post meent dat de krant is gepubliceerd binnen de grenzen van de auteurswet. Niettemin kunnen er details aan de aandacht ontsnapt zijn. In dat geval wordt u verzocht contact op te nemen met de uitgever.

Laatstepost

3

~ nieuws ~

Bokking op valreep verkozen boven makreel amsterdam, 24 jan. De werknemers van Bureau Beekvisser|Tjasker hebben na rijp beraad besloten om als bijsluiter van deze krant CLUPEA HARENGUS te verkiezen boven SCOMBER SCOMBRUS. Vanwege de sexuele connotatie was het vertrekpunt voor het onderzoek een vacuüm verpakte makreel maar die doorstond de duurzaamheidstest van de uitgever niet. Na het uitvoeren van stoot-, slag-, rek- en trekproeven werd vastgesteld dat de makreel in de zevende week ernstig begon te soppen. Het Centraal Boekhuis in Culemborg dreigde distributie van De Laatste Post te weigeren omdat hun voorraden door de aanwezigheid van duizenden rotte makrelen onverkoopbaar zouden raken. Vooral voor het lot van de bestseller Alles over koken met vis werd gevreesd. Het familiebedrijf Roeleveld uit Scheveningen stelde voor een gesealde, oud-Hollandse, diepwaterse spekbokking te gebruiken. Proeven van het Produktschap voor Schaal- en Visdieren toonden aan dat deze gezouten en gerookte vis absoluut onsterfelijk is. Helaas is de vis niet geschikt voor consumptie. Greenpeace vond het opofferen van duizenden vissen aan de esthetiek een dermate grote verspilling van

Het Produktschap voor Schaal- en Visdieren heeft deze gesealde diepwaterse bokking weken lang onderworpen aan duurzaamheidsproeven. Bacteriën hadden geen vat op de lachende vis. foto: philip hogeboom biomassa uit de Noordzee, dat de natuurorganisatie heeft geprobeerd middels tussenkomst van de rechter de hele oplage van de krant op de brandstapel te krijgen. De rechter oordeelde echter dat de vis een mooi object van natuurstudie vormde, met name voor de jeugd. (APN)

Inzameling groot succes Door onze redacteur Jan van Cutsem amsterdam, 24 jan. Op een serie kleine advertenties in de dag- en weekbladen hebben meer dan veertig voormalige abonnees van De Enschedese School gereageerd. In de annonces stond het verzoek om per post ontvangen kunst per post in bruikleen te geven. Dit ten behoeve van een kleine tentoonstelling in het Stedelijk Museum te Amsterdam en het Rijksmuseum Twenthe te Enschede. Veel bruikleengevers gaven er de voorkeur aan hun eigendommen persoonlijk af te leveren op het bureau van uitvoerend producent Beekvisser|Tjasker. De indruk bestaat dat de bezoekers zeer onder de indruk waren van de professionaliteit van de organisatie. Boekhoudster Beek: ‘De mensen waren geDe jurk van Els Zijlstra

schokt dat we niet op een zolderkamertje werkten maar in een mooi kantoor.’ De actie leverde achthonderd kunstwerken in bruikleen op. Alle kunstwerken van De Enschedese School zijn vertegenwoordigd. Absolute winnaar is het boek Tableaux litéraires met vele tientallen exemplaren. Absoluut verliezer met één exemplaar is het weergaloze boekje De rumboon dat over een verliezer gaat. Meest curieuze aanwinst is de jurk die Els Zijlstra uit Enschede maakte van Modern Design, een stofontwerp van De Enschedese School. Een wanklank vormde de tandarts uit het zuiden des lands die zijn werkjes slechts wilde uitlenen als vormgeefster Angie Smets – ‘Je klinkt wel leuk!’ – bereid was met hem te dineren. De opbrengst van de actie gaat naar twee zalen van het Stedelijk Mueum. SM-woordvoerder A. Stroeve verklaart desgevraagd: ‘Dat hadden we niet durven dromen.’

Onze Mening Het is zeer verheugend dat overheid en bedrijfsleven zich in tijden van schaarste niet onttrekken aan de maatschappelijke taak om een meerwaarde als kunst financieel mogelijk te maken. De wereld leeft niet bij brood alleen. Nog mooier is het dat daarvan niet alleen een internationale onderneming als het tentoonstellen van Jan Steen in het Rijksmuseum profiteert maar ook een locale als het exposeren van het werk van de bij uitstek idealistische kunstenaars van De Enschedese School. Het toont eens te meer dat het goed gaat met ons land. Ook aan het eind van het tweede millenium na Christus laten de machtigen van Nederland zien dat ze het hart op de goede plaats hebben en niet te beroerd zijn om de rafelrand van de kunst te bekostigen in de wetenschap dat daar op fundamentele vragen nieuwe antwoorden worden gevonden.

OVERLEDEN - Vanmiddag is op zijn huisadres het stoffelijk overschot gevonden van de heer D.S. te E. Buren wisten te melden dat het vandaag zijn verjaardag was. De politie sluit zelfmoord niet uit.

Spruijt overhandigt Voskamp eerste exemplaar van krant Enschedese School Door een onzer redacteuren amsterdam, 24 jan. Frans M. Spruijt, voorzitter van de stichting ‘De Enschedese School 20 jaar’, heeft het eerste exemplaar van ‘De Laatste Post’ overhandigd aan Geert Voskamp, docent aan de AKI, Hogeschool voor Beeldende Kunsten te Enschede. De krant doet in een artistieke doos dienst als catalogus bij ‘Zelfmoord op verjaardag’, een overzichtstentoonstelling van het werk van De Enschedese School in het Stedelijk Museum te Amsterdam. Het ongedwongen samenzijn bood Spruijt de mogelijkheid een paar onbetaalde rekeningen te vereffenen. Toen hij nog direc-

teur van de naar zijn vader genoemde en zeer gerenommeerde drukkerij was, besteedde de voorzitter naar eigen zeggen een dag per week aan correspondentie met De Enschedese School over verricht maar niet verrekend werk. ‘Mijn coulance was geworteld in een diep besef van de waarde van het werk van dit collectief. De briefwisseling was bovendien van een hoog literair niveau.’

renten in het oosten des lands uitbesteedde of - en dat is typerender - het zelf wenste uit te voeren.’ Toen Voskamp zijn dankwoord wilde uitspreken, zette de band van Fay Lovsky keihard in. Voskamp redde zich uit de beschamende situatie door te roepen: ‘Ze praten al twintig jaar door me heen.’ Johan Visser kondigde aan van deze woorden een hitje te maken. Ingezonden mededeling

Voskamp kreeg de eer die hem als inspirator toekomt. Spruijt: ‘De jonge honden met wie ik van doen had, hadden een nestgeur die onmiskenbaar des Voskamps was. Het heeft mij altijd gespeten dat Voskamp zijn werk aan één van mijn concur-

Beeld voor onderkoelde kunstliefhebber amsterdam, 24 jan. Een 35-jarige kunstliefhebber uit Tuindorp Oostzaan is vrijdag op de terugweg van de opening van een tentoonstelling in het Stedelijk Museum te Amsterdam verongelukt. Na afsluitend cafébezoek vertrok hij op de schaats naar huis. Onder een brug over de Prinsengracht zakte de ongelukkige man door het ijs. Met hulp van voorbijgangers wist hij op de kant te komen. De gealarmeerde traumahe-

licopter raakte bij de landing in laaghangende bewolkling de Westertoren en stortte neer. De eveneens uitgerukte ambulances kwamen op het Museumplein vast te zitten in een menigte feestgangers. Het slachtoffer stierf door onderkoeling. De doornatte jas die de man had uitgetrokken, stond recht overeind in de vrieskou. Kunstenaar P. Veneman heeft aangeboden de jas als monument voor alle slachtoffers van de extreme koude in 1997 in brons te gieten.

AGENT-X OOSTELIJKE HANDELSKADE 13K 1019 BL AMSTERDAM TEL. 020 - 419 09 09 FAX 020 - 419 09 10


4

SD snapt Visser Enschede, 24 jan. - Vol trots gaf Johan Visser, directeur van de kersverse platenmaatschappij De 1000 Idioten Records te Enschede, destijds een live-interview aan Rik Zaal van de VPRO-radio. Het gesprek dat netjes in de afstandelijke u-vorm werd gevoerd, handelde over de achtergronden van Neerlands eigenzinnigste platenmaatschappij en de successen van de eerste singletjes die waren uitgebracht.

Amsterdam, 24 jan. - Just Enschedé, een Enschedese School-fan van het eerste uur, is niet met zijn kunstwerken op de tentoonstelling in het

Stedelijk Museum te Amsterdam vertegenwoordigd. Hij is er niet de man naar om boos te zijn. ‘Maar een beetje teleurgesteld? Ja!’

ken bij de muziekuitgaven van De 1000 Idioten Records. ‘Daarom ben ik zo blij,’ aldus de technicus, dat Johan Viseer juist mij vroeg om al die oude soundon-sound-opnamen digitaal te remasteren. Vooral de ongebreidelde vrolijkheid van de Kewi’s sprak me opnieuw geweldig aan. Zoals die jongens in die oude Ark-studio hun longen uit hun lijf stonden te schreeuwen. Met hart en ziel. Dat kun je op die oude opnamen hele precies horen. Hoe prachtig!’

Door onze correspondent den uit te halen. Daar was hij niet van gediend. Op het politiebureau werden de twee hoteliers uit Medemblik ontmaskerd als Lambertus Lambregts en Frans Meulenbeek, twee leden van het kunstenaarscollectief De Ark. Desgevraagd antwoordde het tweetal dat het wel vaker vermomd de stad verkende: ‘Voor de aardigheid. Dat heeft tot nu toe nooit problemen opgeleverd, maar misschien was die supporter lichtgeraakt, omdat Twente een paar uur eerder met 3-1 klop had gekregen van Ajax.’

Kunstcriticus Levisson vergist zich in museum Enschede, 24 jan. Drs. Karel Levisson, voormalig kunstcriticus en collectioneur, heeft zijn verzameling Enschedese School-producten geschonken aan het Rijksmuseum Twenthe. Deze gift betreft vooral kunstwerken uit de eerste jaren van het roemruchte kunstcollectief. Eerder schonk Levisson - betrekkelijk anoniem - een verzameling van vijfhonderd grafiekbladen van Jacoba van Heemskerck, Piet Ouborg, Charley Toorop en vele anderen aan het Enschedese museum. Met zijn schenking heeft Levisson geen gehoor gegeven aan het verzoek van de Stichting Enschedese School 20 Jaar om de producten van het kusntenaarscollectief, met het oog op een expositie in het Stedelijk Museum Amsterdam, terug te sturen. ‘Dat ik me zo heb vergist!’ verzucht Levisson. ‘Ik had de aankondiging van de Enschedese School-expositie, najaar 1997, in het jaaroverzicht van het van het Rijksmuseum Twenthe gezien. En toen heb ik een mooi gebaar jegens dat museum willen maken.’ Levisson ontkent dat hij op de producten van De Enschedese School is uitgekeken: ‘Nee hoor, maar ik heb besloten om met het verzamelen van kunst te stoppen. Het is me te weinig vitaal. Dat zegt overigens niets over de kwaliteit van de Enschedese School-producten. Ik heb die dingen altijd heel verrassend gevonden. Ze waren niet helemaal vrijblijvend, maar ook niet voor de eeuwigheid bedoeld. Dat sprak me geweldig aan.’

Nieuwe film Voskamp? Tot de mooiste producten van De Enschedese School rekent Levisson iets dat nooit is

Het karakterestieke pand Enschede, 24 jan. Het vooroorlogse gebouw van de voormalige Enschedese Schoolvereniging wordt met sloop bedreigd. Daarmee zal een van de laatste karakteristieke panden waarin nu nog het uitzendbureau Euregio is gevestigd, uit hartje Enschede verdwijnen. Het gemeentebestuur wil op de vrijgekomen ruimte, vlakbij de toegang tot het centrum van de stad, een bewaakte parkeerplaats inrichten.

Behalve de actiegroep SSS Stop de StadsSloop - van ir. Herman Nijhof heeft ook Johan Visser, woordvoerder van het in Amsterdam gevestigde kunstenaarscollectief De Enschedese School, zich tegen de voorgenomen plannen van de gemeentebestuur gekeerd. Visser: ‘Voordat ons collectief naar Amsterdam verhuisde, hebben we nog onderzocht, of we het gebouw van de Enschedese Schoolvereniging niet zouden kunnen huren,

maar het bleek veel te duur. Waarom wordt dat schilderachtige pand niet op de lijst van Monumentenzorg gezet? Er zijn al zoveel mooie gebouwen in Enschede tegen de vlakte gegaan. Denk maar aan de oude villa’s van de Haaksbergerstraat. En als ik dan toch een ongevraagd advies over de bestemming van dat pand mag geven: maak er een permanent museum voor De Enschedese School van! Of is dit te veel van het goede?’

Ingezonden mededeling

Enschedese jeugd verstoort opening in Rijksmuseum Twenthe Door onze correspondent

foto: herman nijhof

Medemblikse hoteliers aangehouden

Enschede, 24 jan. - De beeldend kunstenaar Frans Oosterhof, prominent lid van De Enschedese School, blijkt twintig jaar geleden zijn eerste ontwerp als tuinarchitect te hebben voltooid. In de tuin voor De Ark, het oude schoolgebouw aan de Knalhutteweg, hadden de leden van het kunstenaarscollectief, op aanwijzingingen van tuinarchitecte Rose-Marie Gerritsen, een aantal kuilen gegraven en een wal opgeworpen. Zij had ook een flinke hoeveelheid zadenmengsel voor wilde planten besteld dat zij ergens in De Ark had neergelegd. Toen Oosterhof toevallig op dit mengsel stuitte, dacht hij: behalve een Pieter Holstein-achtige tekenaar en een Roland Sips-achtige collagemonteur wil ik eigenlijk ook nog wel een Mien Ruysachtige tuinarchitect zijn. En hij strooide de zaden volkomen ondeskundig, maar met een groots gebaar uit. Inmiddels ziet de ongecultiveerde tuin eruit alsof het nooit anders had gekund.

Anoniem verzamelaar

uitgebracht: een film van Geert Voskamp over Jugendstil-details in de oude textielstad. ‘Dat zijn bijzonderheden waaraan je al heel snel voorbij loopt. Door die shots van Voskamp heb ik op een andere wijze naar de stad Enschede leren kijken.’ Van deze Jugendstil-film zijn in het verleden niet meer dan een

paar losse eindjes vertoond. AKI-docent en cineast Voskamp heeft, desgevraagd, toegezegd om de rolprent ter gelegenheid van de expositie van De Enschedese School die op 13 september 1997 in het Rijksmuseum Twenthe wordt geopend, in een definitievere versie te willen vertonen.

5

~ nieuws ~

Enschedese School tegen de vlakte?

foto: herman nijhof

Door onze correspondent

Volgens hem waren de twee mannen gewoon ‘studenten of zo’ die, verkleed met bril en hoed, een grap met hem probeer-

Op de oproep van de uitvoerend producent, die in diverse landelijke dagbladen een campagne voerde om kunst van De Enschedese School in bruikleen te krijgen, reageerde hij onmiddellijk en buitengemeen enthousiast, ook namens zijn nog enthousiastere vrouw Els. Bureau Beekvisser|Tjasker laat bij monde van Angie Smets, vormgeefster van de Laatste Post, weten dat ze enigszins met de kwestie in de maag zitten: ‘Buitengewoon vervelend. Het door ons ingestelde onderzoek heeft uitgewezen dat de brief van Enschedé tussen de honderden hangmappen van het Enschedese School-archief terecht gekomen is. Dat is te wijten aan het overdonderend succes van de actie. Dat dit nu juist een van de trouwste DES-fans is overkomen! Wij hopen dat de Familie Enschedé in Enschede goed met werk vertegenwoordigd zal zijn’

Muziektechnicus valt opnieuw voor ongebreidelde vrolijkheid

Enschede, 24 jan. - In een café aan de Kuipersdijk werden gisteravond twee mannen aangehouden die onenigheid hadden gekregen met een FC Twente-supporter van middelbare leeftijd. Zij beweerden twee Medemblikse hoteliers te zijn die een avondje op stap waren, maar de voetbalsupporter had hen niet willen geloven.

Laatstepost

Oosterhof Enschedese School-fan Enschedé Frans ontpopt zich als bijzoekgeraakt tussen hangmappen detijds tuinarchitect

Tot het anonieme gehoor van de VPRO-uitzending behoorde ook iemand die de volgende dag onmiddellijk contact met de Enschedese platenbons zocht: de ambtenaar van de Sociale Dienst. Die wilde wel even weten hoe de RWW-uitkering van Visser met zo’n florerend bedrijfje aan de Knalhutteweg was te rijmen. ‘Dat werd,’ aldus Visser, ‘weer het verhaal van de zielige schoenendoos. Ik kon aan de giro’tjes laten zien hoe goed het werkelijk met De 1000 Idioten Records ging. Het was niet meer dan een hobby. En dat interview was vooraf helemaal doorgesproken. Een grap. Typisch VPRO. Toen snapte die ambtenaar het gelukkig ook’.

Caullille-Bocholt, 24 jan. - In zijn gezellige studio in het Belgische dorpje Caulille Bochelt, niet ver van de Nederlandse stad Weert, toonde de muziektechnicus Emile Elsen zich buitengewoon tevreden over het eindresultaat van First Idiots. Op deze CD staan oude en nooit uitgebrachte liedjes van een aantal gerenommeerde artiesten van De 1000 Idioten Records, zoals Paul Tornado, de Kewi’s en Fay Lovsky. In het begin van de jaren tachtig was Elsen ook al betrok-

Laatstepost

~ nieuws ~

Wisselink wil bejaarde versie van Het Koninklijk Huis en de Kunst Door onze correspondent Bussum-Zuid, 24 jan. - Tijdens het uitpakken van de verhuisdozen in zijn nieuwe onderkomen nabij de Gooise heide kreeg Willem Wisselink plotseling een merkwaardige brainwave: waarom worden de gensceneerde foto’s van Het Koninklijk Huis en de Kunst, die De Enschedese School aan het einde van de jaren zeventig heeft gemaakt, niet nog eens overgedaan, maar dan door mensen van een jaar of zestig, zeven-

tig? ‘Daardoor krijgt zo’n foto van bij voorbeeld Koningin Beatrix en Henk Jurriaans een duidelijke meerwaarde,’ aldus de voormalige Kewi. ‘Iedere jongen heeft in zijn studententijd wel eens meegemaakt dat hij, als vrouw verkleed, op een feestje moest verschijnen. Dat is eigenlijk niets bijzonders. Maar als bejaarde mensen zoiets gaan doen, wordt het veel aardiger. Tenminste, als Erwin Olaf er dan maar met zijn handen afblijft.’

Enschede, 24 jan. Het moest een groot feest worden vandaag, de opening van de tentoonstelling van Hans Ebeling Koning in het Enschedese Rijksmuseum Twenthe. Enkele honderden jongeren van gemiddeld zo'n twintig jaar, aangevoerd door studenten van de Akademie voor Kunst en Industrie, trokken door het centrum van de stad naar het museum. Ze rekenden op gratis drank en een optreden van het plaatselijke popfenomeen Paul Tornado. Toen geen van beide dromen bleek uit te komen, brak de jeugd de kantine van de kunstinstelling af. Hans Ebeling Koning werd door drie onlangs vrij gekomen jonge criminelen van respectievelijk 13, 15 en 17 jaar oud met de dood bedreigd. ‘Twintig jaar geleden zou ik er mijn schouders over op hebben gehaald’, was zijn commentaar, ‘nu vind ik het misdadig. Hoe vertel ik dit mijn kinderen?’ De met groot materieel uitgeruste Enschedese politie arresteerde de grootste raddraaiers.

David van ‘t Veen Hengeler weend Ineenn zatn dee jongs van De Enschedese School in De Ark. Hoo en wanneer at ze doar kömn bint, dat wet ik zoo sekuur nich meer. In 1974, um den doon. Ik bin nich zoo vernemstig met joartaln. Dat kump deur mienn kameroad Korzakov. Ik har as eerstn n atelier in dee oalde school. Ik mos der iedern dag wean, want in mien eenmood was ik ne anti-kraakbeweging. Later kreegn ok Warner Braspenning en Dries Ringenier doar n atelier. De leste lokaaln wördn in-enömn deur De Enschedese School. In n anvaank vun ik t almoal n onwies gedoo. Dee jongs warn n betjen hip-hop. Niejmoods flantuutn, dat harn ze. As t boetn tweentig groadn vreur, leupn zee doar roond in ere bloesjes met korte möwkes. Benaamd t heamp van Kees Maas zee ik nog kloar veur miej: palmbeume stunn der op. Dee jongs benömn zich as keunsthomo’s, met ere bloondeerde höare. Van zukke David Bowie-types. Ze leekn verduld wa van dee voldretn palingveln. En zoo mager as n braand. Aaltied an t groondhoalt, mer wa grote auto’s veur De Ark parkeern. Nen Snook en nen dikn Volvo. t Was eerder ne Amsterdamse School as De Enschedese School. De greutsigheid dreup der of. Stads gebloas. Joa, Hengeler weend, dat was t. Zee veuln zich nog wa. t Was vanzölf ok hil makkelik met acht man wat creatiefs te maakn. As n eenn niks bedeankn kon, dan wus n aandern nog wa wat. Zee vuln mekaar an, mer völ biejzönders was t nich. Met eern anhaank derbiej was t net nen oard voetbalelftal. De Enschedese Boys in de keunst. As der ene dat met dat oor van Van Gogh allenig bedacht har, dan har t gin minn jong wes, mer zee harn ut tehope doan. Dat was dus onmeundig dunne soep. Met n popneurke der in. An t lestn bint ze noar de grote stad verhuusd. Doar wa’k, a’k eerlik bin, bliej van. Um de school zag t der verschrikkelik oet, of t Turkse leger doar n nachtjen bivakkeerd har. Mer dat gedoo met dee dakpann leek hilndal neargns op. Op n moal zatn dee idiootn op t dak. Ze probeern lekkerieje te verhelpn, mer doo’t ze der met kloar warn zag t dak der oet as nen tealder spaghetti. De pannen lagn scheef en schel. En dan n hof! Alle tegels warn vorthaald en nen annemmer har, as daank doarveur, nen wal opsmetn. Dat wör nen alternatievn hof met völ roed. Later, doo’t De Enschedese School t a lange probeern te maakn in Amsterdam, greuin t grös teagn de muurn van de school op. Doarvandan dat t vocht deur de muurn sleug. Dee tegels he’k der almoal dus wier kaant in elegd. At der noe nog s n pölke grös n kop opstek woar at t nich heurt, dan mu’k reukeloos an dee kwitkoontn van De Enschedese School deankn. Zee warn nich miene beste kameröa en dat bint ze nog nich, mer feilik kaan’k ze ok nich zwart maakn. Doo’t ze vortgungn hebt ze nen hiln duurn ledder loatn stoan. Nee, doar kaan’k niks van zegn. (Oaverzat in t plat deur Goaitsen van der Vliet, Bits & Books/De Oare útjouwerij, Enschede) N.B. ‘Hengeler weend’ is letterlijk ‘Hengelose wind’ maar betekent in Twente ‘opschepperij’, ‘bluf’

Verschijning Wim van Stek baart opzien in Stedelijk Enschede, 24 jan. Wim van Stek, oud-bestuursvoorzitter van De Enschedese School, liet zichzelf vanmiddag van een wel zeer onverwachte zijde zien in het Stedelijk Museum te Amsterdam. Tijdens de opening van de tentoonstelling ‘Zelfmoord op verjaardag’ liep alleen de linkerhelft van de voormalige adjunct-directeur van de AKI in de naast het restaurant gelegen zalen. Gevraagd naar deze wonderlijke verschijningsvorm antwoordde de linkerhelft van Van Stek: ‘Tegelijkertijd met deze tentoonstelling wordt in het

Rijksmuseum Twenthe een overzichtsexpositie met schilderijen van de vroegere AKI-docent Hans Ebeling Koning geopend. Daar mocht ik natuurlijk ook niet ontbreken. Ik verkeerde in tweestrijd, maar ik had er gelukkig al snel iets op gevonden. Geheel volgens Middeleeuws recept uit Dordrecht splitste ik mezelf netjes in twee gelijke stukken. Zo hoefde ik niemand teleur te stellen. De linkerhelft van Van Stek, die overigens volstrekt rechtshandig is, voegt hier nog aan toe dat ‘mijn medereizigers in trein en tram me wel een beetje raar zaten aan te gapen.’


4

SD snapt Visser Enschede, 24 jan. - Vol trots gaf Johan Visser, directeur van de kersverse platenmaatschappij De 1000 Idioten Records te Enschede, destijds een live-interview aan Rik Zaal van de VPRO-radio. Het gesprek dat netjes in de afstandelijke u-vorm werd gevoerd, handelde over de achtergronden van Neerlands eigenzinnigste platenmaatschappij en de successen van de eerste singletjes die waren uitgebracht.

Amsterdam, 24 jan. - Just Enschedé, een Enschedese School-fan van het eerste uur, is niet met zijn kunstwerken op de tentoonstelling in het

Stedelijk Museum te Amsterdam vertegenwoordigd. Hij is er niet de man naar om boos te zijn. ‘Maar een beetje teleurgesteld? Ja!’

ken bij de muziekuitgaven van De 1000 Idioten Records. ‘Daarom ben ik zo blij,’ aldus de technicus, dat Johan Viseer juist mij vroeg om al die oude soundon-sound-opnamen digitaal te remasteren. Vooral de ongebreidelde vrolijkheid van de Kewi’s sprak me opnieuw geweldig aan. Zoals die jongens in die oude Ark-studio hun longen uit hun lijf stonden te schreeuwen. Met hart en ziel. Dat kun je op die oude opnamen hele precies horen. Hoe prachtig!’

Door onze correspondent den uit te halen. Daar was hij niet van gediend. Op het politiebureau werden de twee hoteliers uit Medemblik ontmaskerd als Lambertus Lambregts en Frans Meulenbeek, twee leden van het kunstenaarscollectief De Ark. Desgevraagd antwoordde het tweetal dat het wel vaker vermomd de stad verkende: ‘Voor de aardigheid. Dat heeft tot nu toe nooit problemen opgeleverd, maar misschien was die supporter lichtgeraakt, omdat Twente een paar uur eerder met 3-1 klop had gekregen van Ajax.’

Kunstcriticus Levisson vergist zich in museum Enschede, 24 jan. Drs. Karel Levisson, voormalig kunstcriticus en collectioneur, heeft zijn verzameling Enschedese School-producten geschonken aan het Rijksmuseum Twenthe. Deze gift betreft vooral kunstwerken uit de eerste jaren van het roemruchte kunstcollectief. Eerder schonk Levisson - betrekkelijk anoniem - een verzameling van vijfhonderd grafiekbladen van Jacoba van Heemskerck, Piet Ouborg, Charley Toorop en vele anderen aan het Enschedese museum. Met zijn schenking heeft Levisson geen gehoor gegeven aan het verzoek van de Stichting Enschedese School 20 Jaar om de producten van het kusntenaarscollectief, met het oog op een expositie in het Stedelijk Museum Amsterdam, terug te sturen. ‘Dat ik me zo heb vergist!’ verzucht Levisson. ‘Ik had de aankondiging van de Enschedese School-expositie, najaar 1997, in het jaaroverzicht van het van het Rijksmuseum Twenthe gezien. En toen heb ik een mooi gebaar jegens dat museum willen maken.’ Levisson ontkent dat hij op de producten van De Enschedese School is uitgekeken: ‘Nee hoor, maar ik heb besloten om met het verzamelen van kunst te stoppen. Het is me te weinig vitaal. Dat zegt overigens niets over de kwaliteit van de Enschedese School-producten. Ik heb die dingen altijd heel verrassend gevonden. Ze waren niet helemaal vrijblijvend, maar ook niet voor de eeuwigheid bedoeld. Dat sprak me geweldig aan.’

Nieuwe film Voskamp? Tot de mooiste producten van De Enschedese School rekent Levisson iets dat nooit is

Het karakterestieke pand Enschede, 24 jan. Het vooroorlogse gebouw van de voormalige Enschedese Schoolvereniging wordt met sloop bedreigd. Daarmee zal een van de laatste karakteristieke panden waarin nu nog het uitzendbureau Euregio is gevestigd, uit hartje Enschede verdwijnen. Het gemeentebestuur wil op de vrijgekomen ruimte, vlakbij de toegang tot het centrum van de stad, een bewaakte parkeerplaats inrichten.

Behalve de actiegroep SSS Stop de StadsSloop - van ir. Herman Nijhof heeft ook Johan Visser, woordvoerder van het in Amsterdam gevestigde kunstenaarscollectief De Enschedese School, zich tegen de voorgenomen plannen van de gemeentebestuur gekeerd. Visser: ‘Voordat ons collectief naar Amsterdam verhuisde, hebben we nog onderzocht, of we het gebouw van de Enschedese Schoolvereniging niet zouden kunnen huren,

maar het bleek veel te duur. Waarom wordt dat schilderachtige pand niet op de lijst van Monumentenzorg gezet? Er zijn al zoveel mooie gebouwen in Enschede tegen de vlakte gegaan. Denk maar aan de oude villa’s van de Haaksbergerstraat. En als ik dan toch een ongevraagd advies over de bestemming van dat pand mag geven: maak er een permanent museum voor De Enschedese School van! Of is dit te veel van het goede?’

Ingezonden mededeling

Enschedese jeugd verstoort opening in Rijksmuseum Twenthe Door onze correspondent

foto: herman nijhof

Medemblikse hoteliers aangehouden

Enschede, 24 jan. - De beeldend kunstenaar Frans Oosterhof, prominent lid van De Enschedese School, blijkt twintig jaar geleden zijn eerste ontwerp als tuinarchitect te hebben voltooid. In de tuin voor De Ark, het oude schoolgebouw aan de Knalhutteweg, hadden de leden van het kunstenaarscollectief, op aanwijzingingen van tuinarchitecte Rose-Marie Gerritsen, een aantal kuilen gegraven en een wal opgeworpen. Zij had ook een flinke hoeveelheid zadenmengsel voor wilde planten besteld dat zij ergens in De Ark had neergelegd. Toen Oosterhof toevallig op dit mengsel stuitte, dacht hij: behalve een Pieter Holstein-achtige tekenaar en een Roland Sips-achtige collagemonteur wil ik eigenlijk ook nog wel een Mien Ruysachtige tuinarchitect zijn. En hij strooide de zaden volkomen ondeskundig, maar met een groots gebaar uit. Inmiddels ziet de ongecultiveerde tuin eruit alsof het nooit anders had gekund.

Anoniem verzamelaar

uitgebracht: een film van Geert Voskamp over Jugendstil-details in de oude textielstad. ‘Dat zijn bijzonderheden waaraan je al heel snel voorbij loopt. Door die shots van Voskamp heb ik op een andere wijze naar de stad Enschede leren kijken.’ Van deze Jugendstil-film zijn in het verleden niet meer dan een

paar losse eindjes vertoond. AKI-docent en cineast Voskamp heeft, desgevraagd, toegezegd om de rolprent ter gelegenheid van de expositie van De Enschedese School die op 13 september 1997 in het Rijksmuseum Twenthe wordt geopend, in een definitievere versie te willen vertonen.

5

~ nieuws ~

Enschedese School tegen de vlakte?

foto: herman nijhof

Door onze correspondent

Volgens hem waren de twee mannen gewoon ‘studenten of zo’ die, verkleed met bril en hoed, een grap met hem probeer-

Op de oproep van de uitvoerend producent, die in diverse landelijke dagbladen een campagne voerde om kunst van De Enschedese School in bruikleen te krijgen, reageerde hij onmiddellijk en buitengemeen enthousiast, ook namens zijn nog enthousiastere vrouw Els. Bureau Beekvisser|Tjasker laat bij monde van Angie Smets, vormgeefster van de Laatste Post, weten dat ze enigszins met de kwestie in de maag zitten: ‘Buitengewoon vervelend. Het door ons ingestelde onderzoek heeft uitgewezen dat de brief van Enschedé tussen de honderden hangmappen van het Enschedese School-archief terecht gekomen is. Dat is te wijten aan het overdonderend succes van de actie. Dat dit nu juist een van de trouwste DES-fans is overkomen! Wij hopen dat de Familie Enschedé in Enschede goed met werk vertegenwoordigd zal zijn’

Muziektechnicus valt opnieuw voor ongebreidelde vrolijkheid

Enschede, 24 jan. - In een café aan de Kuipersdijk werden gisteravond twee mannen aangehouden die onenigheid hadden gekregen met een FC Twente-supporter van middelbare leeftijd. Zij beweerden twee Medemblikse hoteliers te zijn die een avondje op stap waren, maar de voetbalsupporter had hen niet willen geloven.

Laatstepost

Oosterhof Enschedese School-fan Enschedé Frans ontpopt zich als bijzoekgeraakt tussen hangmappen detijds tuinarchitect

Tot het anonieme gehoor van de VPRO-uitzending behoorde ook iemand die de volgende dag onmiddellijk contact met de Enschedese platenbons zocht: de ambtenaar van de Sociale Dienst. Die wilde wel even weten hoe de RWW-uitkering van Visser met zo’n florerend bedrijfje aan de Knalhutteweg was te rijmen. ‘Dat werd,’ aldus Visser, ‘weer het verhaal van de zielige schoenendoos. Ik kon aan de giro’tjes laten zien hoe goed het werkelijk met De 1000 Idioten Records ging. Het was niet meer dan een hobby. En dat interview was vooraf helemaal doorgesproken. Een grap. Typisch VPRO. Toen snapte die ambtenaar het gelukkig ook’.

Caullille-Bocholt, 24 jan. - In zijn gezellige studio in het Belgische dorpje Caulille Bochelt, niet ver van de Nederlandse stad Weert, toonde de muziektechnicus Emile Elsen zich buitengewoon tevreden over het eindresultaat van First Idiots. Op deze CD staan oude en nooit uitgebrachte liedjes van een aantal gerenommeerde artiesten van De 1000 Idioten Records, zoals Paul Tornado, de Kewi’s en Fay Lovsky. In het begin van de jaren tachtig was Elsen ook al betrok-

Laatstepost

~ nieuws ~

Wisselink wil bejaarde versie van Het Koninklijk Huis en de Kunst Door onze correspondent Bussum-Zuid, 24 jan. - Tijdens het uitpakken van de verhuisdozen in zijn nieuwe onderkomen nabij de Gooise heide kreeg Willem Wisselink plotseling een merkwaardige brainwave: waarom worden de gensceneerde foto’s van Het Koninklijk Huis en de Kunst, die De Enschedese School aan het einde van de jaren zeventig heeft gemaakt, niet nog eens overgedaan, maar dan door mensen van een jaar of zestig, zeven-

tig? ‘Daardoor krijgt zo’n foto van bij voorbeeld Koningin Beatrix en Henk Jurriaans een duidelijke meerwaarde,’ aldus de voormalige Kewi. ‘Iedere jongen heeft in zijn studententijd wel eens meegemaakt dat hij, als vrouw verkleed, op een feestje moest verschijnen. Dat is eigenlijk niets bijzonders. Maar als bejaarde mensen zoiets gaan doen, wordt het veel aardiger. Tenminste, als Erwin Olaf er dan maar met zijn handen afblijft.’

Enschede, 24 jan. Het moest een groot feest worden vandaag, de opening van de tentoonstelling van Hans Ebeling Koning in het Enschedese Rijksmuseum Twenthe. Enkele honderden jongeren van gemiddeld zo'n twintig jaar, aangevoerd door studenten van de Akademie voor Kunst en Industrie, trokken door het centrum van de stad naar het museum. Ze rekenden op gratis drank en een optreden van het plaatselijke popfenomeen Paul Tornado. Toen geen van beide dromen bleek uit te komen, brak de jeugd de kantine van de kunstinstelling af. Hans Ebeling Koning werd door drie onlangs vrij gekomen jonge criminelen van respectievelijk 13, 15 en 17 jaar oud met de dood bedreigd. ‘Twintig jaar geleden zou ik er mijn schouders over op hebben gehaald’, was zijn commentaar, ‘nu vind ik het misdadig. Hoe vertel ik dit mijn kinderen?’ De met groot materieel uitgeruste Enschedese politie arresteerde de grootste raddraaiers.

David van ‘t Veen Hengeler weend Ineenn zatn dee jongs van De Enschedese School in De Ark. Hoo en wanneer at ze doar kömn bint, dat wet ik zoo sekuur nich meer. In 1974, um den doon. Ik bin nich zoo vernemstig met joartaln. Dat kump deur mienn kameroad Korzakov. Ik har as eerstn n atelier in dee oalde school. Ik mos der iedern dag wean, want in mien eenmood was ik ne anti-kraakbeweging. Later kreegn ok Warner Braspenning en Dries Ringenier doar n atelier. De leste lokaaln wördn in-enömn deur De Enschedese School. In n anvaank vun ik t almoal n onwies gedoo. Dee jongs warn n betjen hip-hop. Niejmoods flantuutn, dat harn ze. As t boetn tweentig groadn vreur, leupn zee doar roond in ere bloesjes met korte möwkes. Benaamd t heamp van Kees Maas zee ik nog kloar veur miej: palmbeume stunn der op. Dee jongs benömn zich as keunsthomo’s, met ere bloondeerde höare. Van zukke David Bowie-types. Ze leekn verduld wa van dee voldretn palingveln. En zoo mager as n braand. Aaltied an t groondhoalt, mer wa grote auto’s veur De Ark parkeern. Nen Snook en nen dikn Volvo. t Was eerder ne Amsterdamse School as De Enschedese School. De greutsigheid dreup der of. Stads gebloas. Joa, Hengeler weend, dat was t. Zee veuln zich nog wa. t Was vanzölf ok hil makkelik met acht man wat creatiefs te maakn. As n eenn niks bedeankn kon, dan wus n aandern nog wa wat. Zee vuln mekaar an, mer völ biejzönders was t nich. Met eern anhaank derbiej was t net nen oard voetbalelftal. De Enschedese Boys in de keunst. As der ene dat met dat oor van Van Gogh allenig bedacht har, dan har t gin minn jong wes, mer zee harn ut tehope doan. Dat was dus onmeundig dunne soep. Met n popneurke der in. An t lestn bint ze noar de grote stad verhuusd. Doar wa’k, a’k eerlik bin, bliej van. Um de school zag t der verschrikkelik oet, of t Turkse leger doar n nachtjen bivakkeerd har. Mer dat gedoo met dee dakpann leek hilndal neargns op. Op n moal zatn dee idiootn op t dak. Ze probeern lekkerieje te verhelpn, mer doo’t ze der met kloar warn zag t dak der oet as nen tealder spaghetti. De pannen lagn scheef en schel. En dan n hof! Alle tegels warn vorthaald en nen annemmer har, as daank doarveur, nen wal opsmetn. Dat wör nen alternatievn hof met völ roed. Later, doo’t De Enschedese School t a lange probeern te maakn in Amsterdam, greuin t grös teagn de muurn van de school op. Doarvandan dat t vocht deur de muurn sleug. Dee tegels he’k der almoal dus wier kaant in elegd. At der noe nog s n pölke grös n kop opstek woar at t nich heurt, dan mu’k reukeloos an dee kwitkoontn van De Enschedese School deankn. Zee warn nich miene beste kameröa en dat bint ze nog nich, mer feilik kaan’k ze ok nich zwart maakn. Doo’t ze vortgungn hebt ze nen hiln duurn ledder loatn stoan. Nee, doar kaan’k niks van zegn. (Oaverzat in t plat deur Goaitsen van der Vliet, Bits & Books/De Oare útjouwerij, Enschede) N.B. ‘Hengeler weend’ is letterlijk ‘Hengelose wind’ maar betekent in Twente ‘opschepperij’, ‘bluf’

Verschijning Wim van Stek baart opzien in Stedelijk Enschede, 24 jan. Wim van Stek, oud-bestuursvoorzitter van De Enschedese School, liet zichzelf vanmiddag van een wel zeer onverwachte zijde zien in het Stedelijk Museum te Amsterdam. Tijdens de opening van de tentoonstelling ‘Zelfmoord op verjaardag’ liep alleen de linkerhelft van de voormalige adjunct-directeur van de AKI in de naast het restaurant gelegen zalen. Gevraagd naar deze wonderlijke verschijningsvorm antwoordde de linkerhelft van Van Stek: ‘Tegelijkertijd met deze tentoonstelling wordt in het

Rijksmuseum Twenthe een overzichtsexpositie met schilderijen van de vroegere AKI-docent Hans Ebeling Koning geopend. Daar mocht ik natuurlijk ook niet ontbreken. Ik verkeerde in tweestrijd, maar ik had er gelukkig al snel iets op gevonden. Geheel volgens Middeleeuws recept uit Dordrecht splitste ik mezelf netjes in twee gelijke stukken. Zo hoefde ik niemand teleur te stellen. De linkerhelft van Van Stek, die overigens volstrekt rechtshandig is, voegt hier nog aan toe dat ‘mijn medereizigers in trein en tram me wel een beetje raar zaten aan te gapen.’


Laatstepost

ITEMS

Ingezonden mededeling

Items is het toonaangevende ontwerperstijdschrift over visuele communicatie, productontwerp en architectuur

Peter S ‘Waaro versch

Februar

i

aville

m, waa

ijnt er

rom, w

zoveel

In 1981 publiceerde W.F. Bernards bij de Enschedese School de beruchte volledige beeldroman

aarom

De doka van Hercules. Na zestien jaar verschijnt hier, in de vorm van een feuilleton, het vervolg:

shit?’

De zuilen van Hercules. Achter deze lang verwachte, nieuwe W.F. Bernards schuilt ditmaal de

laatste Ensched kunstje ese Sch ool

en de essaybundel Familieportret (1996). Hij verpopte zich tot de originele, maar vergeten schepper van Henk Osseworst en diens dubbelganger Droogbek.

woelige werklu i prikk elend p orselei n

TECTU

RE

VISUA L COMM UNICA TION

Items 1 wordt nu vormgegeven door Opera ontwerpers DESI

GN

EXTRA

16 pag

ina's bijlag e DESIG NPRIJ S ROTTE RDAM

Le Dés ir de H igh Li fe W. J. Ne uteling s, Wie lui is bouw architect t beter

Ann D e

meule meest er

als de

Meube l

meest er

NIEUWSGIERIG?

ITEMS

tijdschrift voor vormgeving

Ja, ik ben nieuwsgierig naar de nieuwe uitgave van Items. Stuur een gratis proefnummer naar:

Vraag een gratis proefnummer aan bij: Uitgeverij BIS Tel 020 - 6205 171 Fax 020 - 6279 251

Of vul de bon in en stuur hem kostenloos naar: Uitgeverij BIS Antwoordnummer 10843 1000 RA Amsterdam

7

schrijver Atte Jongstra, auteur van ondermeer de romans Groente (1991) en Het huis M. (1993)

1997

ARCHI

~ essay ~

naam bedrijf

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

branche

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

eigennaam

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

adres

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

postcode

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

plaats

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

telefoon

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

BON

De zuilen van Hercules Volledige letterroman door W.F. Bernards [Lees ook: De doka van Hercules van W.F. Bernards.]

Grote helden lijken onsterfelijk, daar zijn ze groot voor. Ook Henk Osseworst. Osseworst begon als eenvoudig zoon van een sigarenboer, maar groeide in de jaren 40-45 uit tot een omstreden verzetsheld. In de chaotische laatste dagen van WO II wordt verzetsman Henk na een van de vele misverstanden omtrent zijn identiteit door drie geallieerde kogels getroffen. Iedereen zou de geest hebben gegeven, zo niet Henk. Lange tijd zweeft hij tussen leven en dood, maar hij herstelt tegen alle medische verhalen in. Al tijdens zijn ziekbed ziet hij uit naar de huldiging in zijn geboortedorp, waar iedereen ongetwijfeld zal weten wat hij heeft betekend voor Koningin en Vaderland. Als hij stijf in de leden van het lange liggen, met hier en daar wat wondpijn, op de zonovergoten tiende mei 1946 zijn pyama voor openbare kleding verwisselt, Dhr. W.F. Bernards wordt hij echter gearresteerd en voorgeleid voor een Commissie van de Bijzondere Rechtspleging, die hem op basis van anonieme beschuldigingen tot vier jaar internering veroordeelt. In het beruchte Kamp Dalfsen doet Henk graafwerk van ‘s ochtends vroeg tot ‘s avonds laat. ‘De rapen gaar, de mandarijnen zuur. Moedwil en misverstand,’ zucht hij. ‘Houdt het nooit op? Op driekwart van zijn straftijd wordt Henk Osseworst vrijgelaten. Men houdt hem eindelijk voor iemand anders dan degene, die hij nooit zegt te zijn geweest. De zoveelste persoonsverwisseling. Maar de spieren van Henk zijn hard als ijzer. Graven staalt de mens. ‘Ik ben dorstig’, zegt Henk en hij snuift diep, zodra de poort achter hem is dichtgevallen. ‘Heel dorstig. Zet mij wat voor, en ik drink het leeg.’ Weer is het een overgoten tiende mei, het jaar telt na Christus 1949. De zon smijt het licht bij bakken over Dalfsen en omgeving. Henk voelt zich lekker, en is opgelucht dat hij niet langer toestemming hoeft te vragen de mouwen van zijn fris gesteven oorlogsoverhemd op te rollen en een extra knoopje los te doen. ‘Bij ‘t krieken der dagen eruit, faldera...’ Henk zet zingend de pas erin. Bij een klein bos ontmoet hij een man met een bijl. ‘Zo,’ zegt de houthakker. ‘Uut Dalfsen koomn? Fout weest zeker?’ ‘Foutje, inderdaad,’ zegt Henk. ‘Misverstand. Komt vaker voor. Maar dat is nu gelukkig opgelost.’ ‘Eens fout, altijd fout,’ houdt de houthakker vol. ‘Daar komt geen end an. Niet dan? Ja toch?’ Henk vervolgt zijn weg, maar zingt niet meer. Hij is een man vol herinneringen, die komen nu boven. Hij heeft geliquideerd, hij heeft opgeblazen, hij heeft erop los geleefd als Gerrit van der Veen en - hij wil er niet over opscheppen - drie kogels gekregen. Voor sommigen is één al genoeg. En dan nog al het intelligentiewerk: jammer dat de mensen te dom waren om het te begrijpen. ‘Drie jaar strafkamp zou ze wel leren,’ mompelt Henk. ‘Goed voor de mens. Delven in Dalfsen, dan komt de waarheid boven.’ De tocht is lang. Overal in Nederland wordt getimmerd en gemetseld: de wederopbouw waar ze in het kamp over spraken is kennelijk nog niet voltooid. Henk heeft nooit geweten dat er zoveel kapot was. Dan voelt hij zijn dorst opnieuw. Hij balt zijn spieren tot rolkogels en schreeuwt het uit. ‘Het wordt tijd dat er iets gebeurt!’ Er dringt iets. Henk is vergeten wat en noemt het dorst. Hij heeft haar niet aan horen komen, maar ineens is ze er toch. Een struise vrouw van in de veertig op de fiets. ‘Jij lijkt me een lekker vlees-en-bloedkerel,’ zegt ze. ‘Eén grote spier zo te zien.’ Henk wijst op haar fietstassen. ‘Je hebt daar toevallig niks te drinken in zitten? Maakt niet uit wat het is. Zet mij wat voor en ik drink het leeg.’ ‘Nee,’ zegt de vrouw. ‘In mijn fietstas zit niks. Maar hier wel. Voor de liefhebber. En jij lijkt me er eentje.’ Henk kijkt haar verwonderd aan. ‘Wat?’

Nu kijkt de vrouw ook verbaasd. ‘Maar jij bent...’ ‘Degene voor wie je me aanziet ben ik zeker niet.’ ‘Droogbek!’ ‘Fout,’ zegt Henk. ‘Osseworst is goed. Altijd al geweest. Droogbek was fout. Dat is het nou net.’ ‘Je draait de boel om,’ zegt de vrouw en stapt af. ‘Maar goed, als je wil. Ik heb ook een verleden in de oorlog. Daar hoeven we toch niet over te praten? Ik heb weer een lekkere bos haar, wat jij. Wou je drinken, ventje?’ ‘Dorst ja,’ zegt Henk. ‘Waar heb je het?’’ ‘Daar misschien,’ stelt de vrouw voor, en precies daar gaat ze liggen, tussen de struiken in het groen. Ze schort meteen haar rokken op. In plaats van vergeetmijnietjes op textiel ontdekt Henk echter iets, wat hij gezien de omstandigheden alleen een beker met hele zachte randen kan noemen. ‘Ik zie er geen lafenis in,’ zegt Henk. ‘Eerder droogte. Woestijn.’ Ze lacht: ‘Mozes hoefde de boel maar met zijn staf aan te raken, en de springbron sprong. Dalfsen is een fijne streek, wist je dat niet? Kom op Droogbek!’ ‘Osseworst is de naam,’ zegt Henk. ‘Geeft niks! Lik de randen van de beker en drink!’ Dat doet Henk. Hij likt en het wonder geschiedt. De bron borrelt eerst, bruist dan, om tenslotte in spuiten over te gaan. Henk doet wat hij kan, maar de vloed is te groot om zo even weg te slikken. Het schiet overal. In zijn neus, in zijn keelgat. Even voelt hij zich Mozes in de wiegende biezen, dan hoest Henk en komt hij proestend overeind. ‘Dat Droogbek kun je nu dus niet meer volhouden,’ zegt hij. Ze kijkt glazig als ze zegt dat ze nu even helemaal niets meer weet. Als hij het zegt zal het wel zo zijn. ‘Kom nou met je Mozesstaf,’ piept ze met een stemmetje, te klein voor de grote vleesbollen die van haar borst af lijken te willen rollen, de grote donkerbruine schoteltjes vol hofstippels en de tepel als een pink daar midden in zijn al een heel eind op weg. Een buik als een grootzeil vol wind bovendien, ziet Henk, en dijen die het bovenwerk met meer dan gemak dragen kunnen. Schouders waar je zware emmers aan kunt hangen, armen die niet breken als je dat inderdaad doet. Een struise vrouw kortom, en dan zo’n stemmetje. Dat lijkt nergens op. ‘Kom nou Osseworstje...’ teemt ze. ‘Ja,’ zegt Henk. ‘Je kunt de dingen maar beter bij de naam noemen.’ Een mooi tafereel. De zon op haar hoogste vermogen, de bruinverbrande Henk met ijzeren delfgestel boven de rijk gevulde tafel, klaar om aan te liggen in de stralende wereld van de gastvrouw, klaar om in te keren zonder onderscheid des persoons. De hoorn schuimt, sikkels blinken, sikkels klinken, ruisend valt Henks broek en we weten dat er in de dag, op deze overgoten tiende meidag, een mens is aangetreden in de kracht van zijn leven, gestaalde graafkracht dankzij Dalfsen. O dapper dapper, denkt Henk als hij de landstreken van haar liggende lijf overziet en hij voelt zijn kogels. Schuin steekt zijn ruige stronk naar den Hoge op, aangelopen, hardblauw in de bloedbanen, bleek in de kop. Henk voelt het zo, Henk zegt het: ‘Bereid je tot mijn zuil. Noem mij Hercules. Ik ga nu tot je in.’ Tectonische schuiving, de boerenplons daarop. Het struikenwerk buigt voor de inspanningen van de sterke en de struise, die tenslotte een beetje nahijgend iets in Henks oor fluistert dat verdacht veel op ‘Knotsie’ lijkt. ‘Klopt,’ zegt Henk. ‘Hercules had een knots. Ik spreek liever van een zuil, die klopt nog harder.’ Hier gebeurt wat in alle klassieke verhalen hoort te gebeuren. Uit het blauwe boven suist een klein, fladderend baksteentje naar beneden. Geen geluid uit het snaveltje, alleen de valwind in de veertjes. Henk noch de struise vrouw merken het op. Het is een van die gebeurtenissen in de natuur die iedereen wel eens meemaakt, maar als het gebeurt zonder dat iemand er erg in heeft, ja, dan gebeurt het toch. De vrouw ligt nog steeds amechtig terneer, de ogen dicht. Als ze de leden opslaat slaakt ze een gilletje. ‘Jeetje, ik zie dubbel!’ Henk vermoedt dat de gedane werken haar hebben vertroebeld, dan hoort hij een beschaafd kuchje vlakbij en als hij kijkt is het alsof hij uit zichzelf is getreden, en gekleed in net driedelig zijn schamelheid bestudeert, en het nadruipen van een verslapt geslacht. ‘Een leeuw van hout. Tsjongejonge...’ Het is Droogbek, zijn dubbelganger. - WORDT VERVOLGD -


Laatstepost

ITEMS

Ingezonden mededeling

Items is het toonaangevende ontwerperstijdschrift over visuele communicatie, productontwerp en architectuur

Peter S ‘Waaro versch

Februar

i

aville

m, waa

ijnt er

rom, w

zoveel

In 1981 publiceerde W.F. Bernards bij de Enschedese School de beruchte volledige beeldroman

aarom

De doka van Hercules. Na zestien jaar verschijnt hier, in de vorm van een feuilleton, het vervolg:

shit?’

De zuilen van Hercules. Achter deze lang verwachte, nieuwe W.F. Bernards schuilt ditmaal de

laatste Ensched kunstje ese Sch ool

en de essaybundel Familieportret (1996). Hij verpopte zich tot de originele, maar vergeten schepper van Henk Osseworst en diens dubbelganger Droogbek.

woelige werklu i prikk elend p orselei n

TECTU

RE

VISUA L COMM UNICA TION

Items 1 wordt nu vormgegeven door Opera ontwerpers DESI

GN

EXTRA

16 pag

ina's bijlag e DESIG NPRIJ S ROTTE RDAM

Le Dés ir de H igh Li fe W. J. Ne uteling s, Wie lui is bouw architect t beter

Ann D e

meule meest er

als de

Meube l

meest er

NIEUWSGIERIG?

ITEMS

tijdschrift voor vormgeving

Ja, ik ben nieuwsgierig naar de nieuwe uitgave van Items. Stuur een gratis proefnummer naar:

Vraag een gratis proefnummer aan bij: Uitgeverij BIS Tel 020 - 6205 171 Fax 020 - 6279 251

Of vul de bon in en stuur hem kostenloos naar: Uitgeverij BIS Antwoordnummer 10843 1000 RA Amsterdam

7

schrijver Atte Jongstra, auteur van ondermeer de romans Groente (1991) en Het huis M. (1993)

1997

ARCHI

~ essay ~

naam bedrijf

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

branche

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

eigennaam

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

adres

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

postcode

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

plaats

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

telefoon

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

BON

De zuilen van Hercules Volledige letterroman door W.F. Bernards [Lees ook: De doka van Hercules van W.F. Bernards.]

Grote helden lijken onsterfelijk, daar zijn ze groot voor. Ook Henk Osseworst. Osseworst begon als eenvoudig zoon van een sigarenboer, maar groeide in de jaren 40-45 uit tot een omstreden verzetsheld. In de chaotische laatste dagen van WO II wordt verzetsman Henk na een van de vele misverstanden omtrent zijn identiteit door drie geallieerde kogels getroffen. Iedereen zou de geest hebben gegeven, zo niet Henk. Lange tijd zweeft hij tussen leven en dood, maar hij herstelt tegen alle medische verhalen in. Al tijdens zijn ziekbed ziet hij uit naar de huldiging in zijn geboortedorp, waar iedereen ongetwijfeld zal weten wat hij heeft betekend voor Koningin en Vaderland. Als hij stijf in de leden van het lange liggen, met hier en daar wat wondpijn, op de zonovergoten tiende mei 1946 zijn pyama voor openbare kleding verwisselt, Dhr. W.F. Bernards wordt hij echter gearresteerd en voorgeleid voor een Commissie van de Bijzondere Rechtspleging, die hem op basis van anonieme beschuldigingen tot vier jaar internering veroordeelt. In het beruchte Kamp Dalfsen doet Henk graafwerk van ‘s ochtends vroeg tot ‘s avonds laat. ‘De rapen gaar, de mandarijnen zuur. Moedwil en misverstand,’ zucht hij. ‘Houdt het nooit op? Op driekwart van zijn straftijd wordt Henk Osseworst vrijgelaten. Men houdt hem eindelijk voor iemand anders dan degene, die hij nooit zegt te zijn geweest. De zoveelste persoonsverwisseling. Maar de spieren van Henk zijn hard als ijzer. Graven staalt de mens. ‘Ik ben dorstig’, zegt Henk en hij snuift diep, zodra de poort achter hem is dichtgevallen. ‘Heel dorstig. Zet mij wat voor, en ik drink het leeg.’ Weer is het een overgoten tiende mei, het jaar telt na Christus 1949. De zon smijt het licht bij bakken over Dalfsen en omgeving. Henk voelt zich lekker, en is opgelucht dat hij niet langer toestemming hoeft te vragen de mouwen van zijn fris gesteven oorlogsoverhemd op te rollen en een extra knoopje los te doen. ‘Bij ‘t krieken der dagen eruit, faldera...’ Henk zet zingend de pas erin. Bij een klein bos ontmoet hij een man met een bijl. ‘Zo,’ zegt de houthakker. ‘Uut Dalfsen koomn? Fout weest zeker?’ ‘Foutje, inderdaad,’ zegt Henk. ‘Misverstand. Komt vaker voor. Maar dat is nu gelukkig opgelost.’ ‘Eens fout, altijd fout,’ houdt de houthakker vol. ‘Daar komt geen end an. Niet dan? Ja toch?’ Henk vervolgt zijn weg, maar zingt niet meer. Hij is een man vol herinneringen, die komen nu boven. Hij heeft geliquideerd, hij heeft opgeblazen, hij heeft erop los geleefd als Gerrit van der Veen en - hij wil er niet over opscheppen - drie kogels gekregen. Voor sommigen is één al genoeg. En dan nog al het intelligentiewerk: jammer dat de mensen te dom waren om het te begrijpen. ‘Drie jaar strafkamp zou ze wel leren,’ mompelt Henk. ‘Goed voor de mens. Delven in Dalfsen, dan komt de waarheid boven.’ De tocht is lang. Overal in Nederland wordt getimmerd en gemetseld: de wederopbouw waar ze in het kamp over spraken is kennelijk nog niet voltooid. Henk heeft nooit geweten dat er zoveel kapot was. Dan voelt hij zijn dorst opnieuw. Hij balt zijn spieren tot rolkogels en schreeuwt het uit. ‘Het wordt tijd dat er iets gebeurt!’ Er dringt iets. Henk is vergeten wat en noemt het dorst. Hij heeft haar niet aan horen komen, maar ineens is ze er toch. Een struise vrouw van in de veertig op de fiets. ‘Jij lijkt me een lekker vlees-en-bloedkerel,’ zegt ze. ‘Eén grote spier zo te zien.’ Henk wijst op haar fietstassen. ‘Je hebt daar toevallig niks te drinken in zitten? Maakt niet uit wat het is. Zet mij wat voor en ik drink het leeg.’ ‘Nee,’ zegt de vrouw. ‘In mijn fietstas zit niks. Maar hier wel. Voor de liefhebber. En jij lijkt me er eentje.’ Henk kijkt haar verwonderd aan. ‘Wat?’

Nu kijkt de vrouw ook verbaasd. ‘Maar jij bent...’ ‘Degene voor wie je me aanziet ben ik zeker niet.’ ‘Droogbek!’ ‘Fout,’ zegt Henk. ‘Osseworst is goed. Altijd al geweest. Droogbek was fout. Dat is het nou net.’ ‘Je draait de boel om,’ zegt de vrouw en stapt af. ‘Maar goed, als je wil. Ik heb ook een verleden in de oorlog. Daar hoeven we toch niet over te praten? Ik heb weer een lekkere bos haar, wat jij. Wou je drinken, ventje?’ ‘Dorst ja,’ zegt Henk. ‘Waar heb je het?’’ ‘Daar misschien,’ stelt de vrouw voor, en precies daar gaat ze liggen, tussen de struiken in het groen. Ze schort meteen haar rokken op. In plaats van vergeetmijnietjes op textiel ontdekt Henk echter iets, wat hij gezien de omstandigheden alleen een beker met hele zachte randen kan noemen. ‘Ik zie er geen lafenis in,’ zegt Henk. ‘Eerder droogte. Woestijn.’ Ze lacht: ‘Mozes hoefde de boel maar met zijn staf aan te raken, en de springbron sprong. Dalfsen is een fijne streek, wist je dat niet? Kom op Droogbek!’ ‘Osseworst is de naam,’ zegt Henk. ‘Geeft niks! Lik de randen van de beker en drink!’ Dat doet Henk. Hij likt en het wonder geschiedt. De bron borrelt eerst, bruist dan, om tenslotte in spuiten over te gaan. Henk doet wat hij kan, maar de vloed is te groot om zo even weg te slikken. Het schiet overal. In zijn neus, in zijn keelgat. Even voelt hij zich Mozes in de wiegende biezen, dan hoest Henk en komt hij proestend overeind. ‘Dat Droogbek kun je nu dus niet meer volhouden,’ zegt hij. Ze kijkt glazig als ze zegt dat ze nu even helemaal niets meer weet. Als hij het zegt zal het wel zo zijn. ‘Kom nou met je Mozesstaf,’ piept ze met een stemmetje, te klein voor de grote vleesbollen die van haar borst af lijken te willen rollen, de grote donkerbruine schoteltjes vol hofstippels en de tepel als een pink daar midden in zijn al een heel eind op weg. Een buik als een grootzeil vol wind bovendien, ziet Henk, en dijen die het bovenwerk met meer dan gemak dragen kunnen. Schouders waar je zware emmers aan kunt hangen, armen die niet breken als je dat inderdaad doet. Een struise vrouw kortom, en dan zo’n stemmetje. Dat lijkt nergens op. ‘Kom nou Osseworstje...’ teemt ze. ‘Ja,’ zegt Henk. ‘Je kunt de dingen maar beter bij de naam noemen.’ Een mooi tafereel. De zon op haar hoogste vermogen, de bruinverbrande Henk met ijzeren delfgestel boven de rijk gevulde tafel, klaar om aan te liggen in de stralende wereld van de gastvrouw, klaar om in te keren zonder onderscheid des persoons. De hoorn schuimt, sikkels blinken, sikkels klinken, ruisend valt Henks broek en we weten dat er in de dag, op deze overgoten tiende meidag, een mens is aangetreden in de kracht van zijn leven, gestaalde graafkracht dankzij Dalfsen. O dapper dapper, denkt Henk als hij de landstreken van haar liggende lijf overziet en hij voelt zijn kogels. Schuin steekt zijn ruige stronk naar den Hoge op, aangelopen, hardblauw in de bloedbanen, bleek in de kop. Henk voelt het zo, Henk zegt het: ‘Bereid je tot mijn zuil. Noem mij Hercules. Ik ga nu tot je in.’ Tectonische schuiving, de boerenplons daarop. Het struikenwerk buigt voor de inspanningen van de sterke en de struise, die tenslotte een beetje nahijgend iets in Henks oor fluistert dat verdacht veel op ‘Knotsie’ lijkt. ‘Klopt,’ zegt Henk. ‘Hercules had een knots. Ik spreek liever van een zuil, die klopt nog harder.’ Hier gebeurt wat in alle klassieke verhalen hoort te gebeuren. Uit het blauwe boven suist een klein, fladderend baksteentje naar beneden. Geen geluid uit het snaveltje, alleen de valwind in de veertjes. Henk noch de struise vrouw merken het op. Het is een van die gebeurtenissen in de natuur die iedereen wel eens meemaakt, maar als het gebeurt zonder dat iemand er erg in heeft, ja, dan gebeurt het toch. De vrouw ligt nog steeds amechtig terneer, de ogen dicht. Als ze de leden opslaat slaakt ze een gilletje. ‘Jeetje, ik zie dubbel!’ Henk vermoedt dat de gedane werken haar hebben vertroebeld, dan hoort hij een beschaafd kuchje vlakbij en als hij kijkt is het alsof hij uit zichzelf is getreden, en gekleed in net driedelig zijn schamelheid bestudeert, en het nadruipen van een verslapt geslacht. ‘Een leeuw van hout. Tsjongejonge...’ Het is Droogbek, zijn dubbelganger. - WORDT VERVOLGD -


8

Laatstepost

~ ex oriente lux ~

De AKI, De Ark en andere zaken Een ‘historische’ monoloog van Geert Voskamp Al sinds mensenheugenis is Geert Voskamp, een beeldend kunstenaar in de ruimste zin van het woord, als docent verbonden aan de AKI in Enschede. In januari 1965 werd hij aangesteld op de school die toen nog voluit de Akademie voor Kunst en Industrie heette. Voskamp, opgeleid aan de roemruchte Kunstnijverheidsschool in Amsterdam, woonde destijds in Dordrecht. Geert Voskamp

foto: kees tabak

In 1986 ging Van Stek, die het uiteindelijk tot adjunct-directeur van de AKI had gebracht, met vervroegd pensioen. Voskamp bleef in de afgelopen drie decennia wie hij was, een nog altijd jeugdig ogende docent die heilig in de ‘AKI-filosofie’ gelooft: de persoonlijke ontmoeting tussen beginnende en ervaren kunstenaars en vormgevers. In het verlengde hiervan nam hij in de zomer van 1975 het initiatief tot oprichting van Stichting De Ark, het grafisch atelier dat onderdak vond in de oude LOM-school De Ark aan de Knalhutteweg 13, op een steenworp afstand van de Enschedese bebouwde kom. Aan dit plan was het multidisciplinaire karakter van zijn eigen kunstenaarschap niet vreemd: grafiek, filmkunst en toneel. Geert Voskamp (1934) zit in zijn atelier, achterin zijn woning aan de Spankerenseweg in Dieren. Hij is omringd door allerhande, betrekkelijk kleine schilderijen,- de discipline waarmee hij zich de laatste jaren weer onledig houdt. Voskamp schuift het stapeltje AKI-paperassen met ingewikkelde herstructureringsschema’s waaraan hij zojuist nog heeft zitten puzzelen, op tafel voor zich uit. Even later keert hij, hardop denkend, terug naar de dag dat hij voor de eerste keer de AKInieuwbouw aan de Roessinghsbleekweg binnenstapte: ‘Ik werd als docent grafiek en tekenen voor de hogere jaren aangesteld. Daarbij moest ik nogal illustratief te werk gaan. Op de schildersafdeling waar Johan Haanstra de scepter zwaaide, mocht ik een beetje tekenles geven. En voor het eerste jaar werd ik als docent vlakke vorm, kleur en perspectief aangesteld, alleen uit die terminologie blijkt al

hoe schools de AKI indertijd was. In dat eerste jaar leerde ik de schilders Jan Bolink en Hans Ebeling Koning kennen. Later, in 1967, kwam Dries Ringenier erbij. Deze drie docenten, Harry Disberg, nog een paar anderen en ik introduceerden de vlakke, ruimtelijke en plastische vormgeving bij de studenten in het eerste jaar. Alles was nog heel overzichtelijk. Iedereen kende elkaar. De school telde hooguit 300 studenten.’

De niet-schoolse academie ‘Nadat Middelhoek in de zomer van 1968 was overleden, ontbrandde op de AKI een strijd om de macht. Daaruit kwam Joop Hardy, de anarcho-liberale coördinator van de afdeling dessin-ontwerpen, weldra als overwinnaar tevoorschijn. Vanaf de oprichting in 1948 had hij als AKI-docent gewerkt, maar toen hij de mogelijkheid kreeg om iets aan het kunstonderwijs te veranderen, greep hij die kans. De AKI moest, wat hem betreft, als een niet-schoolse academie worden ingericht. Al heel snel kwamen Jan Bolink, Hans Ebeling Koning, Dries Ringenier, de kunsthistoricus Ton van Rooy en ik met een paar pamfletten voor de dag waarin we de oude onderwijsstructuren onderuit probeerden te halen. Deze afbraak van de schoolse academie voltrok zich, onder het goedkeurende oog van Hardy, in een razendsnel tempo. Met alle ruzies van dien. De tomeloze experimenteerdrift in het eerste jaar drong weldra ook naar de hogere jaren door. De studenten accepteerden, eenmaal in de vakafdeling gekomen, dat strakke regime van vroeger niet meer, met als gevolg dat we al snel een tweede basisjaar in het leven moesten roepen. Dat leek in ’t begin nog het meeste op een vriendenclub, waar Dries Ringenier, Hans Ebeling Koning en ik bij betrokken waren. Van een klassieke onderwijssituatie was toen geen sprake meer. Er werden afspraken tussen studenten en docenten gemaakt. Op basis van dit alles was het mogelijk dat zoiets als stichting De Ark ontstond.’

Wiecher’s kamer ‘Nu moet ik nog even teruggaan naar 1968, het jaar dat Bert Lambregts op de AKI kwam. Ik maakte toen korte experimentele films en had ook nog contact met het Utrechts Studenten Toneel. Daar deed ik soms een regie. Weldra begon ik ook met een paar AKI-studenten van de afdeling grafische vormgeving allerlei toneelstukken op te voeren, onder meer van Eugène Ionesco en Jean Tardieu. Dat gebeurde onder meer op de jaarlijkse schoolfeesten, met bal na. In 1969 nam student Lambregts het initiatief tot de oprichting van het toneelgezelschap Sarah Bernardt, dat jaarlijks in wisselende samenstelling zelf geschreven stukken op-

~ ex oriente lux ~

9

voerde, nogal kitscherig allemaal, heel dramatisch, met rollende ogen en veel plotselinge doden. Het eerste stuk heette Den goedgelovigen William of den bedroghen gemael. Dankzij de vrijheid die de AKI de studenten gaf, ontstonden veel initiatieven als deze. Duo’s, trio’s, een enorme manifestatiedrang. Ik herinner me bijvoorbeeld een soort toneelstuk van Oosterhof waarin hij, gekleed in een prachtig pak, alleen maar zijn neus snoot. The Blowyour-nose Act. Dergelijke opvoeringen waren misschien wel flauw, maar ze trokken een groot publiek. Men manifesteerde zich graag door middel van toneelvoorstellingen: Ter Beek & Mellendijk, het Trioler Broekje, Utopia, de Silly Sisters (Marijke Boon en Rose) enzovoort. De AKI had een geweldige aantrekkingskracht op de studenten van andere kunstacademies. Er kwamen dus allerlei studenten naar de AKI die niet in het eerste jaar waren begonnen. Daardoor werd de academie nog “anarchistischer” en bruisender dan ze al was. Lambregts en ik organiseerden in 1970 een nachtelijke toneelmarathon in de Twentse Schouwburg te Enschede: Op weg naar het begin. Daar deden veel van die AKI-studenten en latere Ark-mensen aan mee. Ik denk hierbij ook nog aan de jaarlijkse Bolwerk-festivals. Het Bolwerk in Enschede werd de AKI-stamkroeg, waar Bert en ik voor de eerste keer De Shamporaller uitvoerden. In de zomer van ’73 maakten we het toneelstuk Wiecher’s kamer, handelend over twee jongemannen die op een instituut worden opgeleid tot popidolen. Dat was een samensmelting van toneel, film, diaprojectie, geluidsband en dit alles culmineerde in het optreden van de popformatie Cursus, waarbij Lambregts en ik, aan het einde van het stuk, een song moesten zingen: Wiecher’s kamer. In die band speelden bassist Johan Aldenkamp, drummer Charles Engering, gitarist Frans Meulenbeek en ukelelespeler Johan Visser. Het stuk was dus een soort synthese tussen theater en muziek.’

geert voskamp

Hij had zijn benoeming te danken aan de glazenier en micro-bioloog Bram Middelhoek, de toenmalige AKI-directeur die, zelf uit Dordrecht afkomstig, zijn docenten graag uit kringen van plaatselijke kunstenaars zoals Otto Diecke, Bauke IJlstra en Philip Kouwen recruteerde. Voskamp belandde tegelijkertijd met Wim van Stek, die eveneens uit Dordrecht kwam, op de AKI in Enschede. Gehoord hebbende dat Middelhoek ook de grafisch ontwerper Van Stek als AKI-docent had benaderd, zocht Voskamp hem een keer op. Of hij niet de uitnodiging voor Voskamps expositie in de galerie van Fenna de Vries in Delft wilde maken? Zo raakten Voskamp en Van Stek met elkaar bevriend. Beide kunstenaars hielden hun domicilie voorlopig in het Westen. Gaven ze les op de AKI, dan bleven ze een nacht over in het Enschedese Hotel Zwijnenberg, dat later is afgebrand. En reden ze de volgende dag terug in de richting van Dordrecht, dan snelde de Peugeot van Van Stek de Deux Chevaux van Voskamp ruim vooruit.

Laatstepost

Stichting De Ark ‘Op een gegeven ogenblik naderde het AKI-eindexamen voor de hele club die bij al die toneelstukken en andere activiteiten was betrokken. Een deel van die mensen had toen de behoefte om hetgeen men op de AKI deed ook na het eindexamen voort te zetten, in een of ander ‘werkhuis’. Daartoe had zich een voorlopige werkgroep gevormd die in de herfst van ’73 regelmatig bijeen kwam. Zij bestond aanvankelijk uit Siert van de Berg, Rose-Marie Gerritsen, Lambertus Lambregts, Hans Mellendijk, Frans Meulenbeek, Ad van Nieuwenhuis, Frans Oosterhof, Johan Visser, Dingenus van de Vrie en mijzelf. Volgens mij zat Jasper Holthuis daar toen nog niet bij. Heel toevallig bood de gemeente mij terzelfdertijd een ruimte aan. De LOM-school De Ark kwam

Uit een serie van vele tientallen Dick Bos schilderijen

vrij. Op een ochtend in november ’73 heb ik dit aanbod in de voorkamer van mijn huis aan de Noorderhagen 48b voorgelegd aan de Werkgroep Het Werkhuis. Iedereen was enthousiast. En tegelijkertijd kon ik een deel van De Ark aanbieden. Toen was de kwestie: wat zouden we daar gaan doen? Mijn idee was een grafisch atelier op te zetten. Dan konden we grafiek in opdracht van anderen produceren, hetgeen inkomsten zou opleveren, en tevens konden we ons eigen werk blijven maken. Dit idee sprak veel subsidiegevers aan, omdat die AKI-verlaters dan uiteindelijk geen beroep op de BKR zouden hoeven te doen. Er ontstond nogal wat gekrakeel om een

Geert Voskamp (l) en Willem Wisselink (r) als resp. Z.K.H. Prins Claus en S. Carmiggelt. Proeffoto’s voor de serie ‘Het Koninklijk Huis en de Kunst’.

gemeentebijdrage in de kosten van drukapparatuur voor De Ark. Uiteindelijk werd dat bedrag van 10.000 gulden beschikbaar gesteld en De Ark kon medio ’75 met de acquisitie van opdrachten voor het collectief van start gaan. Het bleek verreweg het handigste om alle activiteiten van Werkgroep De Ark in een stichtingsvorm onder te brengen. Daar hebben we toen Wim van Stek en Ab Hofstee bij betrokken. Het is Van Stek geweest die de mogelijkheid heeft bedacht om voor een tientje lid van stichting De Ark te worden. Dat werd al kenbaar gemaakt op de uitnodigingskaart voor de officiële opening van De Ark. Dat geschiedde uiteindelijk op 13 december 1975 door de Amsterdamse graficus Pieter Brattinga, maar toen draaide het grafisch en audio-visueel atelier De Ark al meer dan een jaar. We hebben geprobeerd om onze activiteiten via de geëigende kanalen bekend te maken. We bestookten alles en iedereen met publiciteitsbrieven en faciliteitenmappen. Dat leidde tot de meest uiteenlopende opdrachten, zoals het ontwerpen van een bouwplaat voor ‘inspraakwoningen’ in de Bijlmermeer, het drukken van prenten voor allerhande kunstenaars en het maken van een film in opdracht van de Hollandse Beton Maatschappij over een windtunnel in Vollenhove. Van het geld dat we met deze opdrachten verdienden, schaften we nieuwe apparatuur aan. Uiteindelijk was het de bedoeling dat de Ark-leden op basis van onkosten een zekere vergoeding zouden krijgen, maar zo ver is het nooit gekomen. Naast deze externe orders werkten we voor het collectief. We gaven bij voorbeeld de prentenmap 650 jaar Enschede uit en we bedachten een ledenprent, een zeefdruk die de Ark-donateurs steeds moesten terugsturen en waaraan dan iets werd toegevoegd. Dat is eigenlijk een typisch Houtappels idee.’


8

Laatstepost

~ ex oriente lux ~

De AKI, De Ark en andere zaken Een ‘historische’ monoloog van Geert Voskamp Al sinds mensenheugenis is Geert Voskamp, een beeldend kunstenaar in de ruimste zin van het woord, als docent verbonden aan de AKI in Enschede. In januari 1965 werd hij aangesteld op de school die toen nog voluit de Akademie voor Kunst en Industrie heette. Voskamp, opgeleid aan de roemruchte Kunstnijverheidsschool in Amsterdam, woonde destijds in Dordrecht. Geert Voskamp

foto: kees tabak

In 1986 ging Van Stek, die het uiteindelijk tot adjunct-directeur van de AKI had gebracht, met vervroegd pensioen. Voskamp bleef in de afgelopen drie decennia wie hij was, een nog altijd jeugdig ogende docent die heilig in de ‘AKI-filosofie’ gelooft: de persoonlijke ontmoeting tussen beginnende en ervaren kunstenaars en vormgevers. In het verlengde hiervan nam hij in de zomer van 1975 het initiatief tot oprichting van Stichting De Ark, het grafisch atelier dat onderdak vond in de oude LOM-school De Ark aan de Knalhutteweg 13, op een steenworp afstand van de Enschedese bebouwde kom. Aan dit plan was het multidisciplinaire karakter van zijn eigen kunstenaarschap niet vreemd: grafiek, filmkunst en toneel. Geert Voskamp (1934) zit in zijn atelier, achterin zijn woning aan de Spankerenseweg in Dieren. Hij is omringd door allerhande, betrekkelijk kleine schilderijen,- de discipline waarmee hij zich de laatste jaren weer onledig houdt. Voskamp schuift het stapeltje AKI-paperassen met ingewikkelde herstructureringsschema’s waaraan hij zojuist nog heeft zitten puzzelen, op tafel voor zich uit. Even later keert hij, hardop denkend, terug naar de dag dat hij voor de eerste keer de AKInieuwbouw aan de Roessinghsbleekweg binnenstapte: ‘Ik werd als docent grafiek en tekenen voor de hogere jaren aangesteld. Daarbij moest ik nogal illustratief te werk gaan. Op de schildersafdeling waar Johan Haanstra de scepter zwaaide, mocht ik een beetje tekenles geven. En voor het eerste jaar werd ik als docent vlakke vorm, kleur en perspectief aangesteld, alleen uit die terminologie blijkt al

hoe schools de AKI indertijd was. In dat eerste jaar leerde ik de schilders Jan Bolink en Hans Ebeling Koning kennen. Later, in 1967, kwam Dries Ringenier erbij. Deze drie docenten, Harry Disberg, nog een paar anderen en ik introduceerden de vlakke, ruimtelijke en plastische vormgeving bij de studenten in het eerste jaar. Alles was nog heel overzichtelijk. Iedereen kende elkaar. De school telde hooguit 300 studenten.’

De niet-schoolse academie ‘Nadat Middelhoek in de zomer van 1968 was overleden, ontbrandde op de AKI een strijd om de macht. Daaruit kwam Joop Hardy, de anarcho-liberale coördinator van de afdeling dessin-ontwerpen, weldra als overwinnaar tevoorschijn. Vanaf de oprichting in 1948 had hij als AKI-docent gewerkt, maar toen hij de mogelijkheid kreeg om iets aan het kunstonderwijs te veranderen, greep hij die kans. De AKI moest, wat hem betreft, als een niet-schoolse academie worden ingericht. Al heel snel kwamen Jan Bolink, Hans Ebeling Koning, Dries Ringenier, de kunsthistoricus Ton van Rooy en ik met een paar pamfletten voor de dag waarin we de oude onderwijsstructuren onderuit probeerden te halen. Deze afbraak van de schoolse academie voltrok zich, onder het goedkeurende oog van Hardy, in een razendsnel tempo. Met alle ruzies van dien. De tomeloze experimenteerdrift in het eerste jaar drong weldra ook naar de hogere jaren door. De studenten accepteerden, eenmaal in de vakafdeling gekomen, dat strakke regime van vroeger niet meer, met als gevolg dat we al snel een tweede basisjaar in het leven moesten roepen. Dat leek in ’t begin nog het meeste op een vriendenclub, waar Dries Ringenier, Hans Ebeling Koning en ik bij betrokken waren. Van een klassieke onderwijssituatie was toen geen sprake meer. Er werden afspraken tussen studenten en docenten gemaakt. Op basis van dit alles was het mogelijk dat zoiets als stichting De Ark ontstond.’

Wiecher’s kamer ‘Nu moet ik nog even teruggaan naar 1968, het jaar dat Bert Lambregts op de AKI kwam. Ik maakte toen korte experimentele films en had ook nog contact met het Utrechts Studenten Toneel. Daar deed ik soms een regie. Weldra begon ik ook met een paar AKI-studenten van de afdeling grafische vormgeving allerlei toneelstukken op te voeren, onder meer van Eugène Ionesco en Jean Tardieu. Dat gebeurde onder meer op de jaarlijkse schoolfeesten, met bal na. In 1969 nam student Lambregts het initiatief tot de oprichting van het toneelgezelschap Sarah Bernardt, dat jaarlijks in wisselende samenstelling zelf geschreven stukken op-

~ ex oriente lux ~

9

voerde, nogal kitscherig allemaal, heel dramatisch, met rollende ogen en veel plotselinge doden. Het eerste stuk heette Den goedgelovigen William of den bedroghen gemael. Dankzij de vrijheid die de AKI de studenten gaf, ontstonden veel initiatieven als deze. Duo’s, trio’s, een enorme manifestatiedrang. Ik herinner me bijvoorbeeld een soort toneelstuk van Oosterhof waarin hij, gekleed in een prachtig pak, alleen maar zijn neus snoot. The Blowyour-nose Act. Dergelijke opvoeringen waren misschien wel flauw, maar ze trokken een groot publiek. Men manifesteerde zich graag door middel van toneelvoorstellingen: Ter Beek & Mellendijk, het Trioler Broekje, Utopia, de Silly Sisters (Marijke Boon en Rose) enzovoort. De AKI had een geweldige aantrekkingskracht op de studenten van andere kunstacademies. Er kwamen dus allerlei studenten naar de AKI die niet in het eerste jaar waren begonnen. Daardoor werd de academie nog “anarchistischer” en bruisender dan ze al was. Lambregts en ik organiseerden in 1970 een nachtelijke toneelmarathon in de Twentse Schouwburg te Enschede: Op weg naar het begin. Daar deden veel van die AKI-studenten en latere Ark-mensen aan mee. Ik denk hierbij ook nog aan de jaarlijkse Bolwerk-festivals. Het Bolwerk in Enschede werd de AKI-stamkroeg, waar Bert en ik voor de eerste keer De Shamporaller uitvoerden. In de zomer van ’73 maakten we het toneelstuk Wiecher’s kamer, handelend over twee jongemannen die op een instituut worden opgeleid tot popidolen. Dat was een samensmelting van toneel, film, diaprojectie, geluidsband en dit alles culmineerde in het optreden van de popformatie Cursus, waarbij Lambregts en ik, aan het einde van het stuk, een song moesten zingen: Wiecher’s kamer. In die band speelden bassist Johan Aldenkamp, drummer Charles Engering, gitarist Frans Meulenbeek en ukelelespeler Johan Visser. Het stuk was dus een soort synthese tussen theater en muziek.’

geert voskamp

Hij had zijn benoeming te danken aan de glazenier en micro-bioloog Bram Middelhoek, de toenmalige AKI-directeur die, zelf uit Dordrecht afkomstig, zijn docenten graag uit kringen van plaatselijke kunstenaars zoals Otto Diecke, Bauke IJlstra en Philip Kouwen recruteerde. Voskamp belandde tegelijkertijd met Wim van Stek, die eveneens uit Dordrecht kwam, op de AKI in Enschede. Gehoord hebbende dat Middelhoek ook de grafisch ontwerper Van Stek als AKI-docent had benaderd, zocht Voskamp hem een keer op. Of hij niet de uitnodiging voor Voskamps expositie in de galerie van Fenna de Vries in Delft wilde maken? Zo raakten Voskamp en Van Stek met elkaar bevriend. Beide kunstenaars hielden hun domicilie voorlopig in het Westen. Gaven ze les op de AKI, dan bleven ze een nacht over in het Enschedese Hotel Zwijnenberg, dat later is afgebrand. En reden ze de volgende dag terug in de richting van Dordrecht, dan snelde de Peugeot van Van Stek de Deux Chevaux van Voskamp ruim vooruit.

Laatstepost

Stichting De Ark ‘Op een gegeven ogenblik naderde het AKI-eindexamen voor de hele club die bij al die toneelstukken en andere activiteiten was betrokken. Een deel van die mensen had toen de behoefte om hetgeen men op de AKI deed ook na het eindexamen voort te zetten, in een of ander ‘werkhuis’. Daartoe had zich een voorlopige werkgroep gevormd die in de herfst van ’73 regelmatig bijeen kwam. Zij bestond aanvankelijk uit Siert van de Berg, Rose-Marie Gerritsen, Lambertus Lambregts, Hans Mellendijk, Frans Meulenbeek, Ad van Nieuwenhuis, Frans Oosterhof, Johan Visser, Dingenus van de Vrie en mijzelf. Volgens mij zat Jasper Holthuis daar toen nog niet bij. Heel toevallig bood de gemeente mij terzelfdertijd een ruimte aan. De LOM-school De Ark kwam

Uit een serie van vele tientallen Dick Bos schilderijen

vrij. Op een ochtend in november ’73 heb ik dit aanbod in de voorkamer van mijn huis aan de Noorderhagen 48b voorgelegd aan de Werkgroep Het Werkhuis. Iedereen was enthousiast. En tegelijkertijd kon ik een deel van De Ark aanbieden. Toen was de kwestie: wat zouden we daar gaan doen? Mijn idee was een grafisch atelier op te zetten. Dan konden we grafiek in opdracht van anderen produceren, hetgeen inkomsten zou opleveren, en tevens konden we ons eigen werk blijven maken. Dit idee sprak veel subsidiegevers aan, omdat die AKI-verlaters dan uiteindelijk geen beroep op de BKR zouden hoeven te doen. Er ontstond nogal wat gekrakeel om een

Geert Voskamp (l) en Willem Wisselink (r) als resp. Z.K.H. Prins Claus en S. Carmiggelt. Proeffoto’s voor de serie ‘Het Koninklijk Huis en de Kunst’.

gemeentebijdrage in de kosten van drukapparatuur voor De Ark. Uiteindelijk werd dat bedrag van 10.000 gulden beschikbaar gesteld en De Ark kon medio ’75 met de acquisitie van opdrachten voor het collectief van start gaan. Het bleek verreweg het handigste om alle activiteiten van Werkgroep De Ark in een stichtingsvorm onder te brengen. Daar hebben we toen Wim van Stek en Ab Hofstee bij betrokken. Het is Van Stek geweest die de mogelijkheid heeft bedacht om voor een tientje lid van stichting De Ark te worden. Dat werd al kenbaar gemaakt op de uitnodigingskaart voor de officiële opening van De Ark. Dat geschiedde uiteindelijk op 13 december 1975 door de Amsterdamse graficus Pieter Brattinga, maar toen draaide het grafisch en audio-visueel atelier De Ark al meer dan een jaar. We hebben geprobeerd om onze activiteiten via de geëigende kanalen bekend te maken. We bestookten alles en iedereen met publiciteitsbrieven en faciliteitenmappen. Dat leidde tot de meest uiteenlopende opdrachten, zoals het ontwerpen van een bouwplaat voor ‘inspraakwoningen’ in de Bijlmermeer, het drukken van prenten voor allerhande kunstenaars en het maken van een film in opdracht van de Hollandse Beton Maatschappij over een windtunnel in Vollenhove. Van het geld dat we met deze opdrachten verdienden, schaften we nieuwe apparatuur aan. Uiteindelijk was het de bedoeling dat de Ark-leden op basis van onkosten een zekere vergoeding zouden krijgen, maar zo ver is het nooit gekomen. Naast deze externe orders werkten we voor het collectief. We gaven bij voorbeeld de prentenmap 650 jaar Enschede uit en we bedachten een ledenprent, een zeefdruk die de Ark-donateurs steeds moesten terugsturen en waaraan dan iets werd toegevoegd. Dat is eigenlijk een typisch Houtappels idee.’


10 Instituut Houtappel Sinds 1971 hebben Lambregts en ik een aantal activiteiten ontplooid in het kader van het Instituut Houtappel. Dat is een stichting met als hoofdstatuut: “Het aanzetten van maatschappelijke processen, daar zelf een wezenlijk onderdeel van vormen, om vanuit die positie verslag te kunnen doen in een aan beeldende kunst, theater en literatuur gelieerde vorm.’ Een mooi voorbeeld daarvan was het besteden van tien mille subsidie uit de experimentenpot aan het aankopen van een groot aantal minieme stukjes grond in heel Nederland. Dit in het kader van een groot “Patronen Boek”. Daar zijn toen door de KVP zelfs Kamervragen over gesteld. We roepen iets op en de reactie uit de maatschappij is eigenlijk het kunst-

Laatstepost

~ ex oriente lux ~

werd gebracht met onze grondaankopen. En in ons toneelstuk Het gesprek speelden Jasper Holthuis - die later werd vervangen door Kees Maas - en Wim van Stek mee. Natuurlijk was Rose-Marie bij alle activiteiten van Bert en mij een vaste medewerker.

De Enschedese School Na verloop van tijd wilde Frans Oosterhof, met wie ik vaak de grafiek-opdrachten uitvoerde, boekjes maken, een uitgeverijtje opzetten. Ik zie het moment nog voor me waarop hij, zittend aan de grote tafel, dat idee opperde. Hij had er al een naam voor: De Enschedese School. Frans was in veel opzichten een figuur waarnaar geluisterd werd. Naast deze on-

meegespeeld in Paradiso. Dat was een leuk experiment. Hoe ver kun je komen met zo’n act? Is het een grap? Is het serieus? Het feit dat ik twintig jaar ouder was, heb ik nooit als een belemmering gevoeld. Ik heb hoogstens soms mijn maatschappelijke positie ingezet om De Ark als instituut mogelijk te maken. In de ogen van de subsidiegevers gaf ik iets meer gewicht en structuur aan het grafisch atelier, maar ik was even kinderlijk enthousiast als de overigen. Of de Ark-leden mij altijd als nestor hebben gezien, weet ik niet. Ik heb hen in ieder geval nooit als kinderen gezien. Ze waren mijn vrienden. Met de oprichting van De Enschedese School kreeg stichting De Ark er definitief een nieuwe taak bij: het maken van periodieke uitgaven voor de abonnees. Die geschenken werden in vergadering besproken, maar soms had iemand al stappen ondernomen die niet meer waren terug te draaien. Dat gaf wel eens enige wrijving, zoals in het geval van het Kunstenaars Ontbijt Servies. Dit geschenk was een van de aardigste producten, maar sommige andere geschenken waren vaak niet meer dan een flauwiteit. Je kon erom lachen en daar was dan ook alles mee gezegd. Dat was voldoende.’

De 1000 Idioten Records

Naar P. Vos, H. Borrebach en A. Pieck. Illustraties uit het cursusboekje ter opleiding tot Universeel Opmerker. Een uitgave van de Fakulteit Experimentele Levensschool van het Instituut Houtappel. werk. We gingen niet van de fictie uit, maar we vonden dat de werkelijkheid direct iets met ons handelen als kunstenaar te maken moest hebben. Dat komt ook in onze toneelstukken tot uiting, zoals in Het gesprek (1978) dat niets anders is dan de registratie van een onderhoud dat we daadwerkelijk met de visionaire architect Th. Wijdeveld hebben gehad. Iets soortgelijks is het project waarbij we allerlei bedrijven, zoals Conimex, Philips en de Nederlandse Spoorwegen, een prent in honderdvoud aanboden. Voor niks. Die bedrijven mochten zelf bepalen wat op die prent zou worden verbeeld. En ze moesten voor de distributie zorgen. Op dat aanbod hebben we veel reacties gehad, maar de meeste bedrijven vertrouwden het niet. Slechts de NS zag wel iets in ons plan. Voor dat bedrijf hebben we uiteindelijk de vierentwintig-kleuren zeefdruk Het vertrek gemaakt. De NS had bedacht dat elke tienduizendste tiener die een Tienertoerkaart zou kopen, zo’n prent zou krijgen. Af en toe verscheen er een foto van zo’n overhandiging in het bedrijfskrantje. Daarom noem ik die ledenprent van De Ark ook een Houtappels idee. Dat ding veranderde langzaam. En toch was elke verandering eenmalig. Je kunt blijkbaar zo oneerbiedig met een kunstwerk omgaan dat elke toevoeging ook wel goed is en misschien zelfs wel een verbetering. Bovendien hoeft een kunstwerk blijkbaar ook niet door één kunstenaar te zijn gemaakt. In die beginjaren liep de geschiedenis van Instituut Houtappel en die van stichting De Ark nogal eens door elkaar. Zo gaven Lambregts en ik jaarlijks een prijs aan iemand over wie we enthousiast waren. Dat is, evenals de aankoop van die lapjes grond, een maatschappelijke handeling en dat leverde meestal dan ook wel enige publiciteit op. In 1975 werd de Lambregts-Voskamp Bokaal uitgereikt aan Ritsaert ten Cate, artistiek leider van het Mickery-theater in Amsterdam. Instituut Houtappel gaf ook opdrachten om prenten te maken, bij voorbeeld aan Oosterhof. De verwarring werd nog groter toen de Ark in verband

stuimige en kritische Oosterhof bestond De Enschedese School bij aanvang uit de toegewijde Rose-Marie Gerritsen, de enthousiaste Jasper Holthuis die de plaats van Lambregts had ingenomen, de emotionele Frans Meulenbeek, het speelse duo Kees Maas en Willem Wisselink, de ambitieuze Johan Visser en de ingetogen Dingenus van de Vrie. Het was aanvankelijk de bedoeling dat de samenstelling van de groep steeds zou wisselen, maar uiteindelijk zijn alleen de Kewi’s erbij gekomen. Tezamen met Paul Hajenius vormden zij op de AKI het Trioler Broekje. Dat drietal had een mentaliteit die ons wel aansprak, het maakte toneelstukken en muziek, maar Hajenius werd uiteindelijk niet voor De Ark gevraagd. Dat was een beetje zuur voor die jongen. Hij werd toch een beetje te lastig gevonden. Dit neemt niet weg dat ik van harte aan het Paul Tornadoproject heb meegewerkt. Ik heb zelfs nog in de begeleidingsband van Paul Tornado

‘Dat De Ark zich met muziek zou gaan bezighouden, lag voor de hand. Op de AKI had Frans Meulenbeek, die de geluidstechnicus van Instituut Houtappel was, onder auspiciën van Lambregts en mij een studio onder de trap ingericht. Die was helemaal afgeplakt met landbouwplastic. Hij had een mengpaneel gemaakt dat wij al snel de Meulenbeek Esprit noemden. Dat ding was met stukjes triplex en zink in elkaar gezet, maar het werkte ook nog. Toen we die oude school in gebruik namen, sprak het vanzelf dat de Meulenbeek Esprit ook werd meeverhuisd. Dat was het begin van studio De Ark. Toen De 1000 Idioten Records vervolgens werden opgericht, trad in zekere zin een scheiding der geesten in De Ark op, omdat het maken van muziek heel veel tijd kostte. Bovendien had stichting De Ark allerlei opdrachten uit te voeren. Je maakte schema’s voor het zeefdrukken van het een of ander, en dan was het wel eens vervelend als die jongens weer in de studio bezig waren. Dan hadden ze bij voorbeeld Pieter Draijer uitgenodigd en stonden ze, vonden wij, voor hun eigen plezier nieuwe liedjes uit te proberen, terwijl wij voor het collectief aan het werk waren. Dat gaf wel eens scheve gezichten. De 1000 Idioten Records, een onderdeel van De Ark dat door Johan Visser werd gerund, raakte al snel bekend. Met als gevolg dat Visser en Wisselink binnen de kortste keren dag en nacht in die studio bezig waren. Altijd maar weer: “Even een demo’tje opnemen”. Dat singletje Kerstmis met de Ark stond me, eerlijk gezegd, meer

Geert Voskamp Zwaar vergaderen!

Kees Maas Willem Wisselink

aan. Dat was een speels dingetje van het collectief. Niet veel later gingen Visser en Wisselink plotseling serieus in platenzaken. Met Fay Lovsky en zo.’

Gedesillusioneerd ‘En toen was de aardigheid er opeens af. In het najaar van ’79 kreeg ik een onoverkomelijk conflict met Johan Visser. Toen hebben we gezegd dat we ermee stopten. Vrij kort daarop zijn Rose en ik van Enschede naar Dieren verhuisd. Daardoor werd het contact met De Ark min of meer afgebroken. Pas later besefte ik dat ik wel heel erg vaak aan de persen in De Ark had staan te draaien. Daar was mijn enthousiasme uiteindelijk niet groot genoeg meer voor. Ondanks onze afspraken en pogingen om het collectief bij elkaar te houden, dreven we toch uit elkaar. Voordat Rose en ik De Ark de rug toekeerden, waren Jasper Holthuis en Dingenus van de Vrie er ook al uitgestapt. En Frans Oosterhof was eigenlijk ook een eenling. Die heeft, nadat De Enschedese School naar Amsterdam was verhuisd, ook snel afstand genomen. Toen ik uit De Ark stapte, had ik natuurlijk een alternatief: Instituut Houtappel. Tussen 1978 en ’84 hebben we een hele reeks toneelstukken voor Mickery gemaakt, waaronder Het gesprek, Haft und Urteil, Le condizione dell’ impotenza en Polemos, maar toen dat theater aan de Rozengracht verdween, werd het steeds moeilijker om subsidie los te krijgen. In 1991 hebben Lambregts en ik nog een project bedacht, De angst voor de leegte & Muster Mark kamer, maar het geld ontbreekt om het uit te voeren.’

Terug bij af ‘Sinds 1985 ben ik me weer gaan bezighouden met schilderen en tekenen. Vroeger was ik een redelijk succesvol graficus. Samenvallend met de veranderingen binnen de AKI ben ik daarmee opgehouden. Toen heb ik me in de film en het theater gestort. Daarna werd mijn aandacht gevraagd door Instituut Houtappel en De Ark. Dat ging gelijk op, totdat ik uit De Ark stapte. Vervolgens heb ik een aantal jaren van mijn leven aan Instituut Houtappel gegeven. En wat toen een zijlijn was, dat tekenen en schilderen, is nu weer een hoofdlijn geworden. Ik ben weer terug bij af. Dat schilderen vind ik weer heel wezenlijk, maar ik hoop dat er nog andere dingen naast zullen gebeuren. Ik heb nog wel een paar aardige ideeën voor te maken toneelstukken, maar dat wil ik niet alleen doen. Daar heb ik ook het enthousiasme van anderen voor nodig. Ik mis de sfeer van het theater, eerlijk gezegd, wel een beetje. Ik ben hard aan het tekenen en schilderen, maar zou zich ooit de situatie voordoen, dan zou ik met een aantal vrienden onmiddellijk weer een grafisch atelier als De Ark opzetten. Wat dit betreft is er eigenlijk niet veel in mij veranderd. Het staat nog altijd erg dichtbij.’

John Heymans Johan Visser Rose-Marie Gerritsen

Frans Oosterhof

Laatstepost

~ mensen ~

11


10 Instituut Houtappel Sinds 1971 hebben Lambregts en ik een aantal activiteiten ontplooid in het kader van het Instituut Houtappel. Dat is een stichting met als hoofdstatuut: “Het aanzetten van maatschappelijke processen, daar zelf een wezenlijk onderdeel van vormen, om vanuit die positie verslag te kunnen doen in een aan beeldende kunst, theater en literatuur gelieerde vorm.’ Een mooi voorbeeld daarvan was het besteden van tien mille subsidie uit de experimentenpot aan het aankopen van een groot aantal minieme stukjes grond in heel Nederland. Dit in het kader van een groot “Patronen Boek”. Daar zijn toen door de KVP zelfs Kamervragen over gesteld. We roepen iets op en de reactie uit de maatschappij is eigenlijk het kunst-

Laatstepost

~ ex oriente lux ~

werd gebracht met onze grondaankopen. En in ons toneelstuk Het gesprek speelden Jasper Holthuis - die later werd vervangen door Kees Maas - en Wim van Stek mee. Natuurlijk was Rose-Marie bij alle activiteiten van Bert en mij een vaste medewerker.

De Enschedese School Na verloop van tijd wilde Frans Oosterhof, met wie ik vaak de grafiek-opdrachten uitvoerde, boekjes maken, een uitgeverijtje opzetten. Ik zie het moment nog voor me waarop hij, zittend aan de grote tafel, dat idee opperde. Hij had er al een naam voor: De Enschedese School. Frans was in veel opzichten een figuur waarnaar geluisterd werd. Naast deze on-

meegespeeld in Paradiso. Dat was een leuk experiment. Hoe ver kun je komen met zo’n act? Is het een grap? Is het serieus? Het feit dat ik twintig jaar ouder was, heb ik nooit als een belemmering gevoeld. Ik heb hoogstens soms mijn maatschappelijke positie ingezet om De Ark als instituut mogelijk te maken. In de ogen van de subsidiegevers gaf ik iets meer gewicht en structuur aan het grafisch atelier, maar ik was even kinderlijk enthousiast als de overigen. Of de Ark-leden mij altijd als nestor hebben gezien, weet ik niet. Ik heb hen in ieder geval nooit als kinderen gezien. Ze waren mijn vrienden. Met de oprichting van De Enschedese School kreeg stichting De Ark er definitief een nieuwe taak bij: het maken van periodieke uitgaven voor de abonnees. Die geschenken werden in vergadering besproken, maar soms had iemand al stappen ondernomen die niet meer waren terug te draaien. Dat gaf wel eens enige wrijving, zoals in het geval van het Kunstenaars Ontbijt Servies. Dit geschenk was een van de aardigste producten, maar sommige andere geschenken waren vaak niet meer dan een flauwiteit. Je kon erom lachen en daar was dan ook alles mee gezegd. Dat was voldoende.’

De 1000 Idioten Records

Naar P. Vos, H. Borrebach en A. Pieck. Illustraties uit het cursusboekje ter opleiding tot Universeel Opmerker. Een uitgave van de Fakulteit Experimentele Levensschool van het Instituut Houtappel. werk. We gingen niet van de fictie uit, maar we vonden dat de werkelijkheid direct iets met ons handelen als kunstenaar te maken moest hebben. Dat komt ook in onze toneelstukken tot uiting, zoals in Het gesprek (1978) dat niets anders is dan de registratie van een onderhoud dat we daadwerkelijk met de visionaire architect Th. Wijdeveld hebben gehad. Iets soortgelijks is het project waarbij we allerlei bedrijven, zoals Conimex, Philips en de Nederlandse Spoorwegen, een prent in honderdvoud aanboden. Voor niks. Die bedrijven mochten zelf bepalen wat op die prent zou worden verbeeld. En ze moesten voor de distributie zorgen. Op dat aanbod hebben we veel reacties gehad, maar de meeste bedrijven vertrouwden het niet. Slechts de NS zag wel iets in ons plan. Voor dat bedrijf hebben we uiteindelijk de vierentwintig-kleuren zeefdruk Het vertrek gemaakt. De NS had bedacht dat elke tienduizendste tiener die een Tienertoerkaart zou kopen, zo’n prent zou krijgen. Af en toe verscheen er een foto van zo’n overhandiging in het bedrijfskrantje. Daarom noem ik die ledenprent van De Ark ook een Houtappels idee. Dat ding veranderde langzaam. En toch was elke verandering eenmalig. Je kunt blijkbaar zo oneerbiedig met een kunstwerk omgaan dat elke toevoeging ook wel goed is en misschien zelfs wel een verbetering. Bovendien hoeft een kunstwerk blijkbaar ook niet door één kunstenaar te zijn gemaakt. In die beginjaren liep de geschiedenis van Instituut Houtappel en die van stichting De Ark nogal eens door elkaar. Zo gaven Lambregts en ik jaarlijks een prijs aan iemand over wie we enthousiast waren. Dat is, evenals de aankoop van die lapjes grond, een maatschappelijke handeling en dat leverde meestal dan ook wel enige publiciteit op. In 1975 werd de Lambregts-Voskamp Bokaal uitgereikt aan Ritsaert ten Cate, artistiek leider van het Mickery-theater in Amsterdam. Instituut Houtappel gaf ook opdrachten om prenten te maken, bij voorbeeld aan Oosterhof. De verwarring werd nog groter toen de Ark in verband

stuimige en kritische Oosterhof bestond De Enschedese School bij aanvang uit de toegewijde Rose-Marie Gerritsen, de enthousiaste Jasper Holthuis die de plaats van Lambregts had ingenomen, de emotionele Frans Meulenbeek, het speelse duo Kees Maas en Willem Wisselink, de ambitieuze Johan Visser en de ingetogen Dingenus van de Vrie. Het was aanvankelijk de bedoeling dat de samenstelling van de groep steeds zou wisselen, maar uiteindelijk zijn alleen de Kewi’s erbij gekomen. Tezamen met Paul Hajenius vormden zij op de AKI het Trioler Broekje. Dat drietal had een mentaliteit die ons wel aansprak, het maakte toneelstukken en muziek, maar Hajenius werd uiteindelijk niet voor De Ark gevraagd. Dat was een beetje zuur voor die jongen. Hij werd toch een beetje te lastig gevonden. Dit neemt niet weg dat ik van harte aan het Paul Tornadoproject heb meegewerkt. Ik heb zelfs nog in de begeleidingsband van Paul Tornado

‘Dat De Ark zich met muziek zou gaan bezighouden, lag voor de hand. Op de AKI had Frans Meulenbeek, die de geluidstechnicus van Instituut Houtappel was, onder auspiciën van Lambregts en mij een studio onder de trap ingericht. Die was helemaal afgeplakt met landbouwplastic. Hij had een mengpaneel gemaakt dat wij al snel de Meulenbeek Esprit noemden. Dat ding was met stukjes triplex en zink in elkaar gezet, maar het werkte ook nog. Toen we die oude school in gebruik namen, sprak het vanzelf dat de Meulenbeek Esprit ook werd meeverhuisd. Dat was het begin van studio De Ark. Toen De 1000 Idioten Records vervolgens werden opgericht, trad in zekere zin een scheiding der geesten in De Ark op, omdat het maken van muziek heel veel tijd kostte. Bovendien had stichting De Ark allerlei opdrachten uit te voeren. Je maakte schema’s voor het zeefdrukken van het een of ander, en dan was het wel eens vervelend als die jongens weer in de studio bezig waren. Dan hadden ze bij voorbeeld Pieter Draijer uitgenodigd en stonden ze, vonden wij, voor hun eigen plezier nieuwe liedjes uit te proberen, terwijl wij voor het collectief aan het werk waren. Dat gaf wel eens scheve gezichten. De 1000 Idioten Records, een onderdeel van De Ark dat door Johan Visser werd gerund, raakte al snel bekend. Met als gevolg dat Visser en Wisselink binnen de kortste keren dag en nacht in die studio bezig waren. Altijd maar weer: “Even een demo’tje opnemen”. Dat singletje Kerstmis met de Ark stond me, eerlijk gezegd, meer

Geert Voskamp Zwaar vergaderen!

Kees Maas Willem Wisselink

aan. Dat was een speels dingetje van het collectief. Niet veel later gingen Visser en Wisselink plotseling serieus in platenzaken. Met Fay Lovsky en zo.’

Gedesillusioneerd ‘En toen was de aardigheid er opeens af. In het najaar van ’79 kreeg ik een onoverkomelijk conflict met Johan Visser. Toen hebben we gezegd dat we ermee stopten. Vrij kort daarop zijn Rose en ik van Enschede naar Dieren verhuisd. Daardoor werd het contact met De Ark min of meer afgebroken. Pas later besefte ik dat ik wel heel erg vaak aan de persen in De Ark had staan te draaien. Daar was mijn enthousiasme uiteindelijk niet groot genoeg meer voor. Ondanks onze afspraken en pogingen om het collectief bij elkaar te houden, dreven we toch uit elkaar. Voordat Rose en ik De Ark de rug toekeerden, waren Jasper Holthuis en Dingenus van de Vrie er ook al uitgestapt. En Frans Oosterhof was eigenlijk ook een eenling. Die heeft, nadat De Enschedese School naar Amsterdam was verhuisd, ook snel afstand genomen. Toen ik uit De Ark stapte, had ik natuurlijk een alternatief: Instituut Houtappel. Tussen 1978 en ’84 hebben we een hele reeks toneelstukken voor Mickery gemaakt, waaronder Het gesprek, Haft und Urteil, Le condizione dell’ impotenza en Polemos, maar toen dat theater aan de Rozengracht verdween, werd het steeds moeilijker om subsidie los te krijgen. In 1991 hebben Lambregts en ik nog een project bedacht, De angst voor de leegte & Muster Mark kamer, maar het geld ontbreekt om het uit te voeren.’

Terug bij af ‘Sinds 1985 ben ik me weer gaan bezighouden met schilderen en tekenen. Vroeger was ik een redelijk succesvol graficus. Samenvallend met de veranderingen binnen de AKI ben ik daarmee opgehouden. Toen heb ik me in de film en het theater gestort. Daarna werd mijn aandacht gevraagd door Instituut Houtappel en De Ark. Dat ging gelijk op, totdat ik uit De Ark stapte. Vervolgens heb ik een aantal jaren van mijn leven aan Instituut Houtappel gegeven. En wat toen een zijlijn was, dat tekenen en schilderen, is nu weer een hoofdlijn geworden. Ik ben weer terug bij af. Dat schilderen vind ik weer heel wezenlijk, maar ik hoop dat er nog andere dingen naast zullen gebeuren. Ik heb nog wel een paar aardige ideeën voor te maken toneelstukken, maar dat wil ik niet alleen doen. Daar heb ik ook het enthousiasme van anderen voor nodig. Ik mis de sfeer van het theater, eerlijk gezegd, wel een beetje. Ik ben hard aan het tekenen en schilderen, maar zou zich ooit de situatie voordoen, dan zou ik met een aantal vrienden onmiddellijk weer een grafisch atelier als De Ark opzetten. Wat dit betreft is er eigenlijk niet veel in mij veranderd. Het staat nog altijd erg dichtbij.’

John Heymans Johan Visser Rose-Marie Gerritsen

Frans Oosterhof

Laatstepost

~ mensen ~

11


12

Laatstepost

~ culinair ~

PIENDANG KOENING VAN MAKREEL 1 kg Makreel, 2 dl water, 3 eetlepels gesnipperde uien, 2 gesnipperde teentjes knoflook, 1 theelepel sambal oelek, 1 theelepel laos, 1 theelepel gemberpoeder, 1 theelepel koenjit, stukje asem ter grootte van een walnoot, 2 salamblaadjes, 1 djeroek poeroetblaadje, zout Maak de makreel schoon en snijd haar in moten. Wrijf uien, knoflook, sambal, laos, gemberpoeder, koenjit en zout tot een brij. Breng het water aan de kook met de kruiden en blaadjes. Voeg er de makreel aan toe en laat dit alles circa een kwartier stoven.

1 theelepel koenjit, 1 theelepel gemberpoeder, 1 theelepel basilicum, 1 salamblaadje, 1 spriet sereh, sap van 1 citroen, zout Was de makreel, maak haar schoon, snijd haar in moten en wrijf haar in met een papje van asem en zout. Laat dit een tijdje intrekken Breng het water aan de kook met de santen en de bladeren. Wrijf uien, knoflook, gepofte kemiries, laos, gemberpoeder en koenjit met elkaar tot een brij, voeg dit toe aan de santen tesamen met de makreel en de gesneden lomboks. Laat de makreel ongeveer een kwartier stoven en maak haar af met het citroensap.

– MARDI – KOOLROLLETJES MET MAKREEL 1 kg makreel, koolbladeren (witte, groene of savooyekool), 3 eetlepels olie, 3 eetlepels gesnipperde uien, 2 gesnipperde teentjes knoflook, 1 theelepel laos, 1 theelepel sambal oelek, 1 theelepel Javaanse suiker, 10 kloewakpitten, zout Kook de makreel half gaar in water met zout, haal het vlees van de graat en hak het fijn. Week de kloewakpitten in warm water. Stamp ze fijn met de uien, knoflook, sambal, laos en suiker. Fruit de kruiden tesamen tot de uien geel zijn. Haal de koolbladeren van de stronk en kook ze op in water met wat zout tot ze slap worden, maar nog niet gaar zijn. Meng de kruiden door de fijn gehakte makreel en leg op ieder blad ruim 1 lepel. Vouw het blad dicht. Leg de bladeren naast elkaar in een met olie ingesmeerde vuurvaste schotel en bestrooi ze met paneermeel en wat klontjes boter. Zet de schotel circa 3/4 uur in een warme oven.

– MERCREDI – PADANGSE PIENDANG VAN MAKREEL 1 kg makreel, 1/4 blok santen, 3 dl water, 5 eetlepels gesnipperde uien, 1 gesnipperd teentje knoflook, 3 lomboks ontpit en in vieren gesneden, 3 gepofte kemiries, 2 eetlepels asemwater gemaakt met een stukje asem ter grootte van een walnoot, 1 theelepel laos,

Ingezonden mededeling

Sensormatic is wereldwijd marktleider in elektronische beveiliging. Ons werkterrein reikt van de detailhandel, warenhuizen en bouwmarkten tot kantoorgebouwen, ziekenhuizen, musea en bibliotheken. Onze systemen voor elektronische artikelbeveiliging,

Where is Paul Silder? In den beginne onderhield De Ark, de stichting waaronder De Enschedese School geruime tijd ressorteerde, nauwe banden met de AKI, Academie voor Beeldende Kunst te Enschede. Zo was het mogelijk dat studenten van de kunstacademie hun stage op De Ark liepen. Tot de stagiaires van het eerste uur behoorden Willy Ekelenkamp en Paul Silder. Ter gelegenheid van de officiële opening van het grafisch en audio-visueel atelier ontwierp Ekelenkamp een bouwplaat van de oude school waar het kunstenaarscollectief werkte. Deze vier-kleuren zeefdruk in een oplage van tweehonderd exemplaren geldt als de tweede uitgave van stichting De Ark. Aan de eerste uitgave, de grafiekmap 650 Jaar Enschede, leverde Silder een bijdrage: de drie-kleuren litho Weerzien op Texel. Behalve Ekelenkamp en Silder zou ook de dessinontwerpster Alke de Kroes een van de eerste stageplaatsen bij het Enschedese kunstenaarscollectief vervullen, maar zij heeft als lid van de oorspronkelijke werkgroep slechts meegewerkt aan het van december 1974 daterende Rapport De Ark waarin de doelstellingen van het grafisch en audio-visueel atelier uiteen worden gezet. Zowel De Kroes als Silder hebben nadien met hun respectievelijke kunstenaarsinitiatieven Studio BonBon en The Bank of Friendship meegewerkt aan diverse uitgaven van De Enschedese School. Zoals Silder nooit bij het collectief van De Ark heeft willen horen, heeft hij zich ook nooit een stagiaire gevoeld: ‘Ach, de mensen die niet in het bestuur of de werkgroep van De Ark zaten, noemden ze gewoon de stagiaires. Ik heb wel eens met het drukken van prenten meegeholpen, maar dat beschouwde ik als een vriendendienst. Ik kwam niet in De Ark om als stagiaire allerlei werk voor hen op te knappen. Trouwens, ik heb nooit ook maar enige stagebeoordeling van hen gezien. Ja, prima... dat woord gebruikten ze veel bij De Ark.’

13

~ ex oriente lux ~

Het prima-stempel

L E C H E F D E L ’É C Ô L E E N S C H É D É E N N E V O U S P R O P O S E: “Tous les jours un maquerau oriental sauf le dimanche!” – LUNDI –

Laatstepost

Paul Silder (1952), die in het begin van de jaren zeventig op de AKI begon te schilderen, kwam daar weldra in contact met Frans Oosterhof. Via dit latere groepslid van De Enschedese School ‘dat altijd gevoelig bij de tijd was en steeds vaker om advies over verfgebruik kwam vragen’, kreeg Silder een stageplek op De Ark toegewezen. Een stage was toen nog een verplicht onderdeel op de AKI. Zijn toenmalige vriendin Marja Spronk was er eigenlijk op tegen dat hij zich inliet met ‘die jongens van het prima-stempel. Ze riepen de hele dag: prima dit... prima dat... Je deed aan De Ark en De Enschedese School mee om het prima-stempel te verwerven. Dat kreeg je als je iets moois had gemaakt.’ Silder kan zich nog herinneren dat Dingenus van de Vrie zijn etsen niet kon afdrukken. Daarmee heeft hij hem toen geholpen. En Silder heeft ook wel staan zeefdrukken met Geert Voskamp, ‘de Ian Dury van Enschede’, onder wiens leiding hij op de AKI een paar korte filmpjes heeft gemaakt.

seum gemaakt. Geheel naar het voorbeeld van de Cézanne- en Malevitch-affiches drukten zij een poster met de tekst ‘Where is Paul Silder? Always in the Stedelijk’. De afbeelding op dit affiche was een originele zeefdruk in zes kleuren die na afloop van de expositie uit de poster kon worden gesneden.

Bank of Friendship In 1977 richtte Silder, tezamen met Eric de Gram, in Londen The Bank of Friendship op, een kunstenaarsduo dat onder meer ansichten en maquettes fabriceerde. Deze ‘makettes’ werden in een door de gebroeders Wiering gemaakte aflevering van VPRO’s Extra belicht. Dit programma begon met de legendarische zin: ‘In de droefenis van Enschede maken Silder en De Gram

Paul Silder

hun driedimensionale figuratie’. Vervolgens legde The Bank of Friendship zich in 1981 op de filmerij toe. Het duo maakte achtereenvolgens de 8 mm films Eric is a bird, Herfstsonate en Olifantenmars. Van hun eerste film - die in z’n geheel in Museum Fodor werd vertoond - is een foto-impressie opgenomen in het negende nummer van het periodiek De Enschedese School, tot de redactie waarvan beide kunstenaars inmiddels waren toegetreden. ‘Nadat De Enschedese School naar Amsterdam was verhuisd, hebben we altijd contact met hen gehouden,’ vertelt Silder, ‘en op een dag werden we als redactielid van het blad gevraagd. We hebben ons altijd buiten de ruzietjes van het kunstenaarscollectief gehouden. Eens per maand gingen we naar de redactievergadering in Amsterdam. Dan stelden we aan de rest van de redactie gewoon een aantal kunstenaars voor die in onze ogen een plek in De Enschedese School verdienden, maar Oosterhof paste het steeds minder. Op een kwade dag was het jongensboek van Sjors en Sjimmie dan ook uit.’

Als een vervolg op The Bank of Friendship riep een kwartet waaronder Silder en De Gram in de zomer van 1984 de expositieruimte De Bank in het leven, een kunstenaarsinitiatief dat het tot op de dag van vandaag in Enschede heeft uitgehouden. Silder: ‘Mij komt wel eens ter ore dat De Bank zonder De Enschedese School niet had bestaan. Dat weet ik, eerlijk gezegd, nog niet zo precies. In die dagen staken in ons land allerlei kunstenaarsinitiatieven à la De bank de kop op. Denk bijvoorbeeld maar aan De fabriek in Eindhoven, de Living Room in Amsterdam en De Zaak in Groningen. Het enige waarin De Bank en De Enschedese School overeenstemmen, is de mogelijkheid van een donateurschap. Wie onze stichting steunt, ontvangt jaarlijks een luxe grafiekmap met werk van de exposanten. Hadden we al deze kunstwerken bij De Ark of De Enschedese School gedrukt, dan hadden we ongetwijfeld heel vaak het prima-stempel verworven.’

JH foto: herman nijhof

Nadat Silder in 1977 aan de AKI was afgestudeerd, kreeg hij in 1981 een verkooptentoonstelling met zeefdrukken in het Stedelijk Museum te Amsterdam. Ter gelegenheid van deze expositie heeft hij met Johan Visser van De Enschedese School een in een nachtelijk café bedachte pastiche op de toenmalige reclamecampagne van het Stedelijk Mu-

videobewaking en toegangscontrole bieden zekerheid en veiligheid, afgestemd op de wensen en eisen van de klant. Sensormatic, Utrechtseweg 15-17, 3704 HA Zeist, telefoon 030 - 699 76 99, fax 030 - 699 76 66, internet: www.sensormatic.com Ingezonden mededeling

De zuilen van Hercules - deel 2 - door Atte Jongstra

Ingezonden mededeling

(Wat er aan voorafging. Verzetsman Henk Osseworst overleeft drie geallieerde kogels, wordt gearresteerd en veroordeeld tot naoorlogs strafkamp. Hij drinkt van een vrouw en ontmoet zijn dubbelganger Droogbek.) Henk kijkt naar zichzelf, Henk kijkt naar Droogbek. Gelijke monniken, andere kappen. ‘Maar...’ stottert hij. ‘Jij was aan het Oostfront gesneuveld. Stalingrad dacht ik.’ ‘Fout,’ zegt Droogbek. ‘Het Ladogameer. Maar het leven gaat verder: aankleden en meekomen.’ Henk verzet zich eerst, maar Droogbek zegt dat de tijd voor verzet voorbij is. Medewerken is beter, dat begreep hij al in de oorlog. ‘Grote daden,’ zegt Droogbek. ‘Ondenkbaar,’ zegt Henk. ‘Nee. Denkbaar.’ WATERTORENPLEIN 6

.

1051 PA AMSTERDAM

.

TEL: 020 - 6822666

alle dagen open van 11.00 tot 01.00. vrijdag en zaterdag tot 02.00. keuken open van 11.30 tot 23.30.

IWEIN MAASSEN FOTOGRAFIE, HAARLEMMERWEG 317E, 1051 LG AMSTERDAM, TEL. 020 - 681 93 93, FAX 020 - 681 94 64

Een snelle rit op de motor van Droogbek - een Norton, een BSA, om het even - en de struise is een verlaten vrouw. Henk zit angstvallig op de duozit, voelt zijn kruis jeuken, verlangt naar een wastafel, maar dat is niet zijn eerste zorg. Hij is een man van herinneringen zoals gezegd en nu Droogbek de motor in een hogere versnelling gooit, komen ze allemaal tegelijk boven, allemaal naar, één ellende, één rampspoed, alles niet voor hem weggelegd. Hij voelt zich een verdwaalde in de stoet van beelden die langs hem gaan, dat hij er steeds in figureert kan hij

maar niet begrijpen. Hij ziet zichzelf in veldgrauw, met de achterpoten van een schaap in zijn soldatenlaarzen, in gelid voor een Griekse tempel, dan verplaatsen de taferelen zich heim ins Reich met boudoirbeelden uit huizen van hout aan, wapperend kant en V-benen, een opwaarts geslacht voor een meetlat, om vervolgens Oostwaarts te reizen, met treinen langs stations. Henk als schildwacht, als man van verschroeide aarde, als pleger. Het ergste vindt hij de droge ogen in een van pijn vertrokken, Slavisch gezicht die hard in de lens kijken, boven zijn witte wipbillen. Intussen heeft Droogbek de motor een dorp met een uitheemse bomenlaan ingestuurd. Steeds groter de tussenruimte van de flankerende acacia’s, als zijn dubbelganger lager schakelt en de motor stilzet voor een eenvoudig, maar keurig hotel. ‘God,’ zegt Henk. ‘Dat wist ik allemaal niet.’ ‘Daden zijn denkbaar,’ zegt Droogbek. ‘Dat zul je nog merken.’ ‘Gebroeders,’ zegt de hotelhouder na lang sprakeloos van de ene nieuwe gast naar de andere te hebben heen en weer gekeken. ‘Fout,’ zegt Henk. ‘Goed,’ zegt Droogbek. ‘Alle mensen gebroeders zei Beethoven, en voor ons gaat dat zeker op. Eén in de strijd, één in de vrede, anders wordt het nooit wat. Twee nachten tweepersoons, mèt ontbijt graag.’ - WORDT VERVOLGD -


12

Laatstepost

~ culinair ~

PIENDANG KOENING VAN MAKREEL 1 kg Makreel, 2 dl water, 3 eetlepels gesnipperde uien, 2 gesnipperde teentjes knoflook, 1 theelepel sambal oelek, 1 theelepel laos, 1 theelepel gemberpoeder, 1 theelepel koenjit, stukje asem ter grootte van een walnoot, 2 salamblaadjes, 1 djeroek poeroetblaadje, zout Maak de makreel schoon en snijd haar in moten. Wrijf uien, knoflook, sambal, laos, gemberpoeder, koenjit en zout tot een brij. Breng het water aan de kook met de kruiden en blaadjes. Voeg er de makreel aan toe en laat dit alles circa een kwartier stoven.

1 theelepel koenjit, 1 theelepel gemberpoeder, 1 theelepel basilicum, 1 salamblaadje, 1 spriet sereh, sap van 1 citroen, zout Was de makreel, maak haar schoon, snijd haar in moten en wrijf haar in met een papje van asem en zout. Laat dit een tijdje intrekken Breng het water aan de kook met de santen en de bladeren. Wrijf uien, knoflook, gepofte kemiries, laos, gemberpoeder en koenjit met elkaar tot een brij, voeg dit toe aan de santen tesamen met de makreel en de gesneden lomboks. Laat de makreel ongeveer een kwartier stoven en maak haar af met het citroensap.

– MARDI – KOOLROLLETJES MET MAKREEL 1 kg makreel, koolbladeren (witte, groene of savooyekool), 3 eetlepels olie, 3 eetlepels gesnipperde uien, 2 gesnipperde teentjes knoflook, 1 theelepel laos, 1 theelepel sambal oelek, 1 theelepel Javaanse suiker, 10 kloewakpitten, zout Kook de makreel half gaar in water met zout, haal het vlees van de graat en hak het fijn. Week de kloewakpitten in warm water. Stamp ze fijn met de uien, knoflook, sambal, laos en suiker. Fruit de kruiden tesamen tot de uien geel zijn. Haal de koolbladeren van de stronk en kook ze op in water met wat zout tot ze slap worden, maar nog niet gaar zijn. Meng de kruiden door de fijn gehakte makreel en leg op ieder blad ruim 1 lepel. Vouw het blad dicht. Leg de bladeren naast elkaar in een met olie ingesmeerde vuurvaste schotel en bestrooi ze met paneermeel en wat klontjes boter. Zet de schotel circa 3/4 uur in een warme oven.

– MERCREDI – PADANGSE PIENDANG VAN MAKREEL 1 kg makreel, 1/4 blok santen, 3 dl water, 5 eetlepels gesnipperde uien, 1 gesnipperd teentje knoflook, 3 lomboks ontpit en in vieren gesneden, 3 gepofte kemiries, 2 eetlepels asemwater gemaakt met een stukje asem ter grootte van een walnoot, 1 theelepel laos,

Ingezonden mededeling

Sensormatic is wereldwijd marktleider in elektronische beveiliging. Ons werkterrein reikt van de detailhandel, warenhuizen en bouwmarkten tot kantoorgebouwen, ziekenhuizen, musea en bibliotheken. Onze systemen voor elektronische artikelbeveiliging,

Where is Paul Silder? In den beginne onderhield De Ark, de stichting waaronder De Enschedese School geruime tijd ressorteerde, nauwe banden met de AKI, Academie voor Beeldende Kunst te Enschede. Zo was het mogelijk dat studenten van de kunstacademie hun stage op De Ark liepen. Tot de stagiaires van het eerste uur behoorden Willy Ekelenkamp en Paul Silder. Ter gelegenheid van de officiële opening van het grafisch en audio-visueel atelier ontwierp Ekelenkamp een bouwplaat van de oude school waar het kunstenaarscollectief werkte. Deze vier-kleuren zeefdruk in een oplage van tweehonderd exemplaren geldt als de tweede uitgave van stichting De Ark. Aan de eerste uitgave, de grafiekmap 650 Jaar Enschede, leverde Silder een bijdrage: de drie-kleuren litho Weerzien op Texel. Behalve Ekelenkamp en Silder zou ook de dessinontwerpster Alke de Kroes een van de eerste stageplaatsen bij het Enschedese kunstenaarscollectief vervullen, maar zij heeft als lid van de oorspronkelijke werkgroep slechts meegewerkt aan het van december 1974 daterende Rapport De Ark waarin de doelstellingen van het grafisch en audio-visueel atelier uiteen worden gezet. Zowel De Kroes als Silder hebben nadien met hun respectievelijke kunstenaarsinitiatieven Studio BonBon en The Bank of Friendship meegewerkt aan diverse uitgaven van De Enschedese School. Zoals Silder nooit bij het collectief van De Ark heeft willen horen, heeft hij zich ook nooit een stagiaire gevoeld: ‘Ach, de mensen die niet in het bestuur of de werkgroep van De Ark zaten, noemden ze gewoon de stagiaires. Ik heb wel eens met het drukken van prenten meegeholpen, maar dat beschouwde ik als een vriendendienst. Ik kwam niet in De Ark om als stagiaire allerlei werk voor hen op te knappen. Trouwens, ik heb nooit ook maar enige stagebeoordeling van hen gezien. Ja, prima... dat woord gebruikten ze veel bij De Ark.’

13

~ ex oriente lux ~

Het prima-stempel

L E C H E F D E L ’É C Ô L E E N S C H É D É E N N E V O U S P R O P O S E: “Tous les jours un maquerau oriental sauf le dimanche!” – LUNDI –

Laatstepost

Paul Silder (1952), die in het begin van de jaren zeventig op de AKI begon te schilderen, kwam daar weldra in contact met Frans Oosterhof. Via dit latere groepslid van De Enschedese School ‘dat altijd gevoelig bij de tijd was en steeds vaker om advies over verfgebruik kwam vragen’, kreeg Silder een stageplek op De Ark toegewezen. Een stage was toen nog een verplicht onderdeel op de AKI. Zijn toenmalige vriendin Marja Spronk was er eigenlijk op tegen dat hij zich inliet met ‘die jongens van het prima-stempel. Ze riepen de hele dag: prima dit... prima dat... Je deed aan De Ark en De Enschedese School mee om het prima-stempel te verwerven. Dat kreeg je als je iets moois had gemaakt.’ Silder kan zich nog herinneren dat Dingenus van de Vrie zijn etsen niet kon afdrukken. Daarmee heeft hij hem toen geholpen. En Silder heeft ook wel staan zeefdrukken met Geert Voskamp, ‘de Ian Dury van Enschede’, onder wiens leiding hij op de AKI een paar korte filmpjes heeft gemaakt.

seum gemaakt. Geheel naar het voorbeeld van de Cézanne- en Malevitch-affiches drukten zij een poster met de tekst ‘Where is Paul Silder? Always in the Stedelijk’. De afbeelding op dit affiche was een originele zeefdruk in zes kleuren die na afloop van de expositie uit de poster kon worden gesneden.

Bank of Friendship In 1977 richtte Silder, tezamen met Eric de Gram, in Londen The Bank of Friendship op, een kunstenaarsduo dat onder meer ansichten en maquettes fabriceerde. Deze ‘makettes’ werden in een door de gebroeders Wiering gemaakte aflevering van VPRO’s Extra belicht. Dit programma begon met de legendarische zin: ‘In de droefenis van Enschede maken Silder en De Gram

Paul Silder

hun driedimensionale figuratie’. Vervolgens legde The Bank of Friendship zich in 1981 op de filmerij toe. Het duo maakte achtereenvolgens de 8 mm films Eric is a bird, Herfstsonate en Olifantenmars. Van hun eerste film - die in z’n geheel in Museum Fodor werd vertoond - is een foto-impressie opgenomen in het negende nummer van het periodiek De Enschedese School, tot de redactie waarvan beide kunstenaars inmiddels waren toegetreden. ‘Nadat De Enschedese School naar Amsterdam was verhuisd, hebben we altijd contact met hen gehouden,’ vertelt Silder, ‘en op een dag werden we als redactielid van het blad gevraagd. We hebben ons altijd buiten de ruzietjes van het kunstenaarscollectief gehouden. Eens per maand gingen we naar de redactievergadering in Amsterdam. Dan stelden we aan de rest van de redactie gewoon een aantal kunstenaars voor die in onze ogen een plek in De Enschedese School verdienden, maar Oosterhof paste het steeds minder. Op een kwade dag was het jongensboek van Sjors en Sjimmie dan ook uit.’

Als een vervolg op The Bank of Friendship riep een kwartet waaronder Silder en De Gram in de zomer van 1984 de expositieruimte De Bank in het leven, een kunstenaarsinitiatief dat het tot op de dag van vandaag in Enschede heeft uitgehouden. Silder: ‘Mij komt wel eens ter ore dat De Bank zonder De Enschedese School niet had bestaan. Dat weet ik, eerlijk gezegd, nog niet zo precies. In die dagen staken in ons land allerlei kunstenaarsinitiatieven à la De bank de kop op. Denk bijvoorbeeld maar aan De fabriek in Eindhoven, de Living Room in Amsterdam en De Zaak in Groningen. Het enige waarin De Bank en De Enschedese School overeenstemmen, is de mogelijkheid van een donateurschap. Wie onze stichting steunt, ontvangt jaarlijks een luxe grafiekmap met werk van de exposanten. Hadden we al deze kunstwerken bij De Ark of De Enschedese School gedrukt, dan hadden we ongetwijfeld heel vaak het prima-stempel verworven.’

JH foto: herman nijhof

Nadat Silder in 1977 aan de AKI was afgestudeerd, kreeg hij in 1981 een verkooptentoonstelling met zeefdrukken in het Stedelijk Museum te Amsterdam. Ter gelegenheid van deze expositie heeft hij met Johan Visser van De Enschedese School een in een nachtelijk café bedachte pastiche op de toenmalige reclamecampagne van het Stedelijk Mu-

videobewaking en toegangscontrole bieden zekerheid en veiligheid, afgestemd op de wensen en eisen van de klant. Sensormatic, Utrechtseweg 15-17, 3704 HA Zeist, telefoon 030 - 699 76 99, fax 030 - 699 76 66, internet: www.sensormatic.com Ingezonden mededeling

De zuilen van Hercules - deel 2 - door Atte Jongstra

Ingezonden mededeling

(Wat er aan voorafging. Verzetsman Henk Osseworst overleeft drie geallieerde kogels, wordt gearresteerd en veroordeeld tot naoorlogs strafkamp. Hij drinkt van een vrouw en ontmoet zijn dubbelganger Droogbek.) Henk kijkt naar zichzelf, Henk kijkt naar Droogbek. Gelijke monniken, andere kappen. ‘Maar...’ stottert hij. ‘Jij was aan het Oostfront gesneuveld. Stalingrad dacht ik.’ ‘Fout,’ zegt Droogbek. ‘Het Ladogameer. Maar het leven gaat verder: aankleden en meekomen.’ Henk verzet zich eerst, maar Droogbek zegt dat de tijd voor verzet voorbij is. Medewerken is beter, dat begreep hij al in de oorlog. ‘Grote daden,’ zegt Droogbek. ‘Ondenkbaar,’ zegt Henk. ‘Nee. Denkbaar.’ WATERTORENPLEIN 6

.

1051 PA AMSTERDAM

.

TEL: 020 - 6822666

alle dagen open van 11.00 tot 01.00. vrijdag en zaterdag tot 02.00. keuken open van 11.30 tot 23.30.

IWEIN MAASSEN FOTOGRAFIE, HAARLEMMERWEG 317E, 1051 LG AMSTERDAM, TEL. 020 - 681 93 93, FAX 020 - 681 94 64

Een snelle rit op de motor van Droogbek - een Norton, een BSA, om het even - en de struise is een verlaten vrouw. Henk zit angstvallig op de duozit, voelt zijn kruis jeuken, verlangt naar een wastafel, maar dat is niet zijn eerste zorg. Hij is een man van herinneringen zoals gezegd en nu Droogbek de motor in een hogere versnelling gooit, komen ze allemaal tegelijk boven, allemaal naar, één ellende, één rampspoed, alles niet voor hem weggelegd. Hij voelt zich een verdwaalde in de stoet van beelden die langs hem gaan, dat hij er steeds in figureert kan hij

maar niet begrijpen. Hij ziet zichzelf in veldgrauw, met de achterpoten van een schaap in zijn soldatenlaarzen, in gelid voor een Griekse tempel, dan verplaatsen de taferelen zich heim ins Reich met boudoirbeelden uit huizen van hout aan, wapperend kant en V-benen, een opwaarts geslacht voor een meetlat, om vervolgens Oostwaarts te reizen, met treinen langs stations. Henk als schildwacht, als man van verschroeide aarde, als pleger. Het ergste vindt hij de droge ogen in een van pijn vertrokken, Slavisch gezicht die hard in de lens kijken, boven zijn witte wipbillen. Intussen heeft Droogbek de motor een dorp met een uitheemse bomenlaan ingestuurd. Steeds groter de tussenruimte van de flankerende acacia’s, als zijn dubbelganger lager schakelt en de motor stilzet voor een eenvoudig, maar keurig hotel. ‘God,’ zegt Henk. ‘Dat wist ik allemaal niet.’ ‘Daden zijn denkbaar,’ zegt Droogbek. ‘Dat zul je nog merken.’ ‘Gebroeders,’ zegt de hotelhouder na lang sprakeloos van de ene nieuwe gast naar de andere te hebben heen en weer gekeken. ‘Fout,’ zegt Henk. ‘Goed,’ zegt Droogbek. ‘Alle mensen gebroeders zei Beethoven, en voor ons gaat dat zeker op. Eén in de strijd, één in de vrede, anders wordt het nooit wat. Twee nachten tweepersoons, mèt ontbijt graag.’ - WORDT VERVOLGD -


14

Laatstepost

~ ex oriente lux ~

Het ding en de woorden Frans Oosterhof

Frans Oosterhof was de denker van de Enschedese School. De ideoloog, zeiden anderen. Reden voor een lang gesprek. Een oud bureau in het modern ingerichte huis trekt de aandacht. ‘Mooi bureau’ ‘Dat was van mijn opa.’ Het begint met een ding. En met het ding zijn we zonder het te willen bij het begin.

foto: kees tabak

Er is een memotechniek, een maniertje om je herinnering te trainen, waarbij je elementen van een willekeurig lijstje koppelt aan de spulletjes die je bij een denkbeeldige rondgang in je huis tegenkomt. Het = de piano, gaffel = het schilderij daarboven, verlangen = de kast daarnaast, Einstein = de wereldbol op de kast, differentiaal = de tafel enz. Heb je de rondgang een paar keer in je hoofd gemaakt, dan kun je het lijstje wegleggen en de woorden ‘het, gaffel, verlangen, Einstein, differentiaal’ enz. in willekeurig welke volgorde opnoemen door in gedachten weer de rondgang door je huis te maken en stil te staan bij je spulletjes. Het verhaal gaat dat een Portugese professor deze techniek bedacht en ermee de letter a van het Groot Woordenboek der Portugese Taal uit zijn hoofd leerde.

Oosterhof begint alle gespreksonderwerpen met het opzoeken van een ding in huis, het atelier of de gang daartussen. De denker? De ideoloog? Eerst komt het ding en dan het woord.

Bureau ‘Dat bureau is nog van mijn opa geweest. Het stond tegen de muur van zijn werkkamer met lambrizering en kasten. Mooie kasten met houten laden, brede, dunne, diepe laden. Daar lagen al zijn tekeningen in. Hij kon mooi tekenen.’ Wat was hij? ‘Mijn opa was een eigenbouwer in het noorden van het land. Hij bedacht, tekende en bouwde huizen naar Engels model, cottages, maar dan in Friesland. In die brede, dunne, diepe laden lagen zijn tekeningen. Hij was gereformeerd maar liberaal. Hij had een Amerikaanse slee, droeg witte pakken, en een witte hoed. Bovendien was zijn broer wegenbouwer. Oosterhof was dus een bekende naam. Ik ben er nog wel eens mee lastig gevallen. En als je in een Fries dorp een moderne, tussen aanhalingstekens, kerk ziet met die kalkstenen schapen ervoor, die zijn dus van mijn oom. De familie had veel greep op het Noorden. Iedereen had noodgedwongen wat met hem van doen. Ik ook. Ik heb een jaar bij mijn opa gewoond en kreeg in die tijd van mijn oom goede privélessen in tekenen, klei en olieverf.’

Fotootje ‘Kijk, ik heb hier een fotootje staan. Mijn ouders, zusjes en ik woonden zelf ook in zo’n cottage. Dat raampje daar in het dak was mijn kamertje. En dat houten huisje daar op het terras, dat hondenhok, daar werd ik als baby overdag in gelegd. Toen lag het volstrekt afgelegen in een bos. Wat ik me herinner, is dat ik alleen was, door het bos zwierf en in hutten woonde.’

er vaak met ouderen. Leraren wilden net zoveel van leerlingen leren als andersom. Die leraren kwamen vanuit het westen naar de AKI. Ze waren al net zulke vreemde eenden in de Enschedese bijt als ik. Toch herinner ik me ook dat ze een stijl hadden die niet bij het westen paste. Toen er eens een delegatie van de Rietveld op visite kwam, verontschuldigde Hardy zich om een uur of twaalf en ging uitgebreid in een restaurant lunchen. Hij hield van genieten. Dat vonden de gasten uit het westen buitensporig elitair. Ze betrapten hem in het restaurant - niet dat dat hem deerde - waar zíj broodjes aten. Toen ik vijftien jaar later bij de Rietveld werkte, vroegen ze nog wat ik daarvan gevonden had. Ondertussen had ik op de AKI al lang meegemaakt wat ze op de Rietveld Academie toen aan het uitvinden waren. Beelden redigeren, dat was waar ik mee bezig was. Rob Scholte deed dat ook, maar anders. In Boijmans had hij over de roem die hij daarmee verwierf, een tentoonstelling ingericht. Ik was even op bezoek bij Dingenus van de Vrie, die ik nog van mijn Enschedese School-tijd kende, toen Scholte, die aan het inrichten was. Scholte groette me vriendelijk tot verbazing van Dingenus, die net gezegd had dat hij dat werk maar niks vond. Vreemd dat Dingenus zich verbaasde, want er waren veel overeenkomsten in ons werk. Beelden redigeren. Kom, laten we naar het atelier gaan.’

Wijn

‘Nog voor ik het zelf kon, vond ik het heel interessant dat mensen schreven. Ik haalde brieven aan mijn vader uit de laden van zijn bureau en tekende ze na, zonder te begrijpen wat er stond, op papier dat mijn opa me altijd toestopte. Schrift was geen taal maar beeld.’

‘Wijn? En waar moet het eigenlijk over gaan. Drugs? De Enschedese School en drugs? Wat krijgen we nou? Omdat dat toen speelde? Alleen ik heb daar ervaringen mee, de anderen hebben het bij mijn weten altijd alleen bij alcohol en nicotine gehouden. In Amsterdam ging ik voor ‘hash met O’ naar het Leidseplein. De O van Opium. En LSD gebruikte ik ook wel, ja. Maar ik heb niet de indruk dat die ervaringen, hoe wonderlijk ze ook waren, mijn denken bepaald hebben.’

Heeft het geld van je opa de crisis van de jaren dertig nog overleefd?

Maquette

‘Het geld van mijn opa werd veel later opgemaakt door mijn stiefgrootmoeder. Ze lag onverzekerd anderhalf jaar in een ziekenhuis en liet zich daarna aan huis verplegen. Ik zie mijn vader nog wekelijks met de pest in zijn lijf de boekhouding doen. Alle huizen werden één voor één verkocht. Het was niet te harden. Wat voor hen betekenis had, waren voor mij niet meer dan beelden. Koffie?’

Koffie ‘Ik stond haaks op de wereld. Ik kon niet thuis blijven, moest naar een internaat, werd door mijn opa in huis genomen, werd weer weggestuurd, maar kwam uiteindelijk terecht op een experimentele school in Holten. Dat was mijn redding. Ik ging in de weekenden naar Amsterdam. Plakte er een keer een paar pagina’s van Hitweek in elkaar. En ontmoette er de wereld. Maar in Amsterdam wilde ik niet naar de academie. Ben nog bij de Minerva wezen kijken. Daar moest je toelatingsexamen doen. Je moest “wat kunnen”. Dankzij de lessen van mijn oom haalde ik dat zonder enig probleem. Maar toen ik binnen was, waande ik me in de negentiende eeuw. Al gauw wist ik dat ik er niet veel verder zou komen. Toen ben ik naar de AKI gegaan en daar, in Enschede, gebeurde het. Hardy was er net directeur geworden en wilde van de gebruikelijke studierichtingen af. Alles wat er gebeurde, leek door Fluxus te zijn aangeraakt. De oude garde moest weg maar het ambacht natuurlijk niet. Daar wilde ik bij zijn. En toen gebeurde het omgekeerde van wat ik kende. Niet ik werd gek maar de anderen. Nog voor de kerstvakantie was de helft van de studenten uit het eerste jaar afgedropen, terwijl ik juist opbloeide. En bovendien waren studenten als ik van harte welkom, in de kunstenaarssociëteit bijvoorbeeld. Ik verkeerde

15

~ ex oriente lux ~

illustratie: frans oosterhof

Frans Oosterhof. beeldredacteur.

Laatstepost

‘Het begin dan maar? Wacht, ik heb nog een maquette van De Ark. Hij is gemaakt door een student die stage liep. En vergis je niet, veel studenten wilden wel. Voordat de Ark er was, werkte Geert Voskamp, een van de spraakmakende docenten, al veel met studenten samen. Met Bert Lambregts mondde dat uit in Instituut Houtappel. Ze maakten theatervoorstellingen in het Amsterdamse Mickery. Wim van Stek, adjunct-directeur van de AKI, vond een grafisch en audiovisueel, nu zouden we zeggen, multifunctioneel atelier een interessant gegeven. Hij zag het als stageplek voor studenten en werkplaats voor afgestudeerden. Ons perspectief was anders.’ Hoe dan? ‘Tijdens onze studie waren er groepen en groepjes studenten die elkaar vanuit het uitgangspunt “we gaan het maken” beconcurreerden. Johan Visser was leider van zo’n groep. Met plateauzolen en uitdagende kleren. Er was veel frictie, hoor, maar ik was een allemansvriend en probeerde van alles uit. Ik trok ook veel met docenten op. Ik herinner me bijvoorbeeld dat ik strips wilde maken, maar dan alleen met audio. Ik begon een primitieve geluidsstudio in elkaar te knutselen, maar hield het al snel voor gezien. Het was te veel een plan, maar ik deed te weinig ontdekkingen. Frans Meulenbeek, een geluidsfreak, ging ermee door. Ik zie hem nog de eierdozen tegen de muur van ‘de studio’ plakken.’ ‘Het sterkste trok ik toch naar Geert. Hij bedacht toen dingen voor het toneel. Toneelstukken kon je het niet noemen, want hij zette gewoon de werkelijkheid neer. Weet je nog dat er in Italië zo’n jongetje vastzat in een diepe schacht? Dat was op televisie en daar maakten Geert en Bert dan een theatrale gebeurtenis van.

‘...boodschap over boodschap...’

Een beeld van een beeld van de werkelijkheid was de werkelijkheid. Geert en ik maakten in die tijd affiches die eruit zagen als Amerikaanse, met de hand geschilderde filmaffiches, maar je kon er niet op lezen wanneer je waar moest zijn om wat te zien. De affiches verwezen niet naar een voorstelling maar waren dat zelf. Het medium was de boodschap. Misschien wel net als toen ik vijf was en dingen schreef zonder te schrijven. Het schrift als plaatje, het affiche als ding. Ofwel, het intermediair als zelfstandig werkstuk en niet als drager of doorgeefluik van een boodschap. Nou, dat soort mensen, in die sfeer van samenwerking, met die gedachten over waar het over moest gaan, die huurden dus op een gegeven moment die boerderij tussen Enschede en Duitsland van de gemeente. Wat een metafoor, trouwens, tussen thuis en buitenland. Geert was de godfather. Bert Lambregts was erbij. Johan Visser, Rose-Marie Gerritsen, Frans Meulenbeek, Jasper Holthuis, een filmjongen. Alleen, het perspectief van de academie was, laat ik maar zeggen, stageplaats en tweede fase, maar ons perspectief was anders. We beschouwden De Ark als ons territorium. Vooral Johan was daar sterk in. Hij begon zich onmiddellijk los te maken van de AKI. Wij beschouwden De Ark als een werkplaats waar je én vrij kon werken én in opdracht producties kon maken. Als een middel om niet van de BKR gebruik te hoeven maken, bijvoorbeeld. Daar wilden we niets van weten. Dat was voor mensen die hun slechtste werk wel weg wilden geven en hun beste aan de straatstenen niet kwijt konden. Ze zaten dus alleen op hun atelier, omgeven door hun meesterwerken. Maar wij wilden naar buiten. We wilden dat ons werk gehoord en gezien werd en vooral dat ernaar geluisterd werd, dat het begrepen werd, dat het iets zou veranderen, dat het zaken ter discussie zou stellen. Overigens, ik zeg wel “wij”, maar Bert Lambregts wilde individueler werken en mensen als Frans Meulenbeek en Jasper Holthuis waren pragmatisch. Jasper maakte bijvoorbeeld met Geert een bedrijfsfilm en daar kocht De Ark een montagetafel van. Maar “wij” wilden verder. Bij een stuk voor Mickery zetten wij ons aan de attributen. We haalden de gekste dingen van de gekste plaatsen, gooiden allerlei technieken in de werkplaats door el-

kaar om iets te krijgen wat nog nooit vertoond was. Zo werkten we keihard maar bleef het financieel tobben, jaren lang. Maar het maken van eigen dingen raakte door het opbouwen van de werkplaats op de achtergrond. Maar we ondernamen wel iets, we waren brutaal, we hadden schijt aan alles. Het werd voor het eerst duidelijk dat er een mengeling tussen autonoom en toegepast werken ontstond. Dat was essentieel. En dat trok. Dan komt er een student bij De Ark en dan zeg je “maak jij maar een maquette”. Verschrikkelijk plat. Wat moest die jongen anders? Er was niets anders! Verschrikkelijk pijnlijk, eigenlijk. Kees Maas, Willem Wisselink en Paul Hajenius kwamen overigens met een andere instelling bij De Ark aankloppen. Ze hadden prachtige shows op de academie gemaakt, vaudeville-achtig maar met de dubbele bodem die ook in ons werk zat. Als het Trioler Broekje stonden ze op het toneel en imponeerden. Het waren eigenzinnige studenten die de theatrale kant van De Ark zouden kunnen invullen. Maar Geert was daar op tegen. Hij vond dat er niets meer bij De Ark kon, dat het al zoveel moeite kostte te doen wat we allemaal al wilden doen. Maar ze kwamen.’

Kaart ‘Dit was een opdracht die we in die tijd hadden. De mengeling van autonomie en toepassing was zover uitgekristalliseerd dat opdrachtgevers budgetten ter beschikking stelden zonder vooraf precies voor te schrijven wat we moesten maken. We hadden een vrijbrief afgedwongen. Zie je dat strand? Dat was natuurlijk helemaal geen strand. Architecten werken altijd met huisjes, boompjes, autootjes en mensjes van afwrijffilm. Daarmee presenteerden ze hun plannen. Ik maakte van hun plaatjes een nieuw beeld. Deze kaart is een reproductie van een zeefdruk die ik maakte. Hij werd, ook al was het een parodie op die wereld, toch op prijs gesteld door de opdrachtgever, een organisatie-adviesbureau dat iets leuks wilde doen voor zijn klanten. Ik liet zien dat je van standaardbeelden beeld kon maken. Ik had wel vaker van dat soort ideeën en Johan zag dan altijd direct mogelijkheden om dat te realiseren. Dan ging hij met een koffertje naar de opdrachtge-


14

Laatstepost

~ ex oriente lux ~

Het ding en de woorden Frans Oosterhof

Frans Oosterhof was de denker van de Enschedese School. De ideoloog, zeiden anderen. Reden voor een lang gesprek. Een oud bureau in het modern ingerichte huis trekt de aandacht. ‘Mooi bureau’ ‘Dat was van mijn opa.’ Het begint met een ding. En met het ding zijn we zonder het te willen bij het begin.

foto: kees tabak

Er is een memotechniek, een maniertje om je herinnering te trainen, waarbij je elementen van een willekeurig lijstje koppelt aan de spulletjes die je bij een denkbeeldige rondgang in je huis tegenkomt. Het = de piano, gaffel = het schilderij daarboven, verlangen = de kast daarnaast, Einstein = de wereldbol op de kast, differentiaal = de tafel enz. Heb je de rondgang een paar keer in je hoofd gemaakt, dan kun je het lijstje wegleggen en de woorden ‘het, gaffel, verlangen, Einstein, differentiaal’ enz. in willekeurig welke volgorde opnoemen door in gedachten weer de rondgang door je huis te maken en stil te staan bij je spulletjes. Het verhaal gaat dat een Portugese professor deze techniek bedacht en ermee de letter a van het Groot Woordenboek der Portugese Taal uit zijn hoofd leerde.

Oosterhof begint alle gespreksonderwerpen met het opzoeken van een ding in huis, het atelier of de gang daartussen. De denker? De ideoloog? Eerst komt het ding en dan het woord.

Bureau ‘Dat bureau is nog van mijn opa geweest. Het stond tegen de muur van zijn werkkamer met lambrizering en kasten. Mooie kasten met houten laden, brede, dunne, diepe laden. Daar lagen al zijn tekeningen in. Hij kon mooi tekenen.’ Wat was hij? ‘Mijn opa was een eigenbouwer in het noorden van het land. Hij bedacht, tekende en bouwde huizen naar Engels model, cottages, maar dan in Friesland. In die brede, dunne, diepe laden lagen zijn tekeningen. Hij was gereformeerd maar liberaal. Hij had een Amerikaanse slee, droeg witte pakken, en een witte hoed. Bovendien was zijn broer wegenbouwer. Oosterhof was dus een bekende naam. Ik ben er nog wel eens mee lastig gevallen. En als je in een Fries dorp een moderne, tussen aanhalingstekens, kerk ziet met die kalkstenen schapen ervoor, die zijn dus van mijn oom. De familie had veel greep op het Noorden. Iedereen had noodgedwongen wat met hem van doen. Ik ook. Ik heb een jaar bij mijn opa gewoond en kreeg in die tijd van mijn oom goede privélessen in tekenen, klei en olieverf.’

Fotootje ‘Kijk, ik heb hier een fotootje staan. Mijn ouders, zusjes en ik woonden zelf ook in zo’n cottage. Dat raampje daar in het dak was mijn kamertje. En dat houten huisje daar op het terras, dat hondenhok, daar werd ik als baby overdag in gelegd. Toen lag het volstrekt afgelegen in een bos. Wat ik me herinner, is dat ik alleen was, door het bos zwierf en in hutten woonde.’

er vaak met ouderen. Leraren wilden net zoveel van leerlingen leren als andersom. Die leraren kwamen vanuit het westen naar de AKI. Ze waren al net zulke vreemde eenden in de Enschedese bijt als ik. Toch herinner ik me ook dat ze een stijl hadden die niet bij het westen paste. Toen er eens een delegatie van de Rietveld op visite kwam, verontschuldigde Hardy zich om een uur of twaalf en ging uitgebreid in een restaurant lunchen. Hij hield van genieten. Dat vonden de gasten uit het westen buitensporig elitair. Ze betrapten hem in het restaurant - niet dat dat hem deerde - waar zíj broodjes aten. Toen ik vijftien jaar later bij de Rietveld werkte, vroegen ze nog wat ik daarvan gevonden had. Ondertussen had ik op de AKI al lang meegemaakt wat ze op de Rietveld Academie toen aan het uitvinden waren. Beelden redigeren, dat was waar ik mee bezig was. Rob Scholte deed dat ook, maar anders. In Boijmans had hij over de roem die hij daarmee verwierf, een tentoonstelling ingericht. Ik was even op bezoek bij Dingenus van de Vrie, die ik nog van mijn Enschedese School-tijd kende, toen Scholte, die aan het inrichten was. Scholte groette me vriendelijk tot verbazing van Dingenus, die net gezegd had dat hij dat werk maar niks vond. Vreemd dat Dingenus zich verbaasde, want er waren veel overeenkomsten in ons werk. Beelden redigeren. Kom, laten we naar het atelier gaan.’

Wijn

‘Nog voor ik het zelf kon, vond ik het heel interessant dat mensen schreven. Ik haalde brieven aan mijn vader uit de laden van zijn bureau en tekende ze na, zonder te begrijpen wat er stond, op papier dat mijn opa me altijd toestopte. Schrift was geen taal maar beeld.’

‘Wijn? En waar moet het eigenlijk over gaan. Drugs? De Enschedese School en drugs? Wat krijgen we nou? Omdat dat toen speelde? Alleen ik heb daar ervaringen mee, de anderen hebben het bij mijn weten altijd alleen bij alcohol en nicotine gehouden. In Amsterdam ging ik voor ‘hash met O’ naar het Leidseplein. De O van Opium. En LSD gebruikte ik ook wel, ja. Maar ik heb niet de indruk dat die ervaringen, hoe wonderlijk ze ook waren, mijn denken bepaald hebben.’

Heeft het geld van je opa de crisis van de jaren dertig nog overleefd?

Maquette

‘Het geld van mijn opa werd veel later opgemaakt door mijn stiefgrootmoeder. Ze lag onverzekerd anderhalf jaar in een ziekenhuis en liet zich daarna aan huis verplegen. Ik zie mijn vader nog wekelijks met de pest in zijn lijf de boekhouding doen. Alle huizen werden één voor één verkocht. Het was niet te harden. Wat voor hen betekenis had, waren voor mij niet meer dan beelden. Koffie?’

Koffie ‘Ik stond haaks op de wereld. Ik kon niet thuis blijven, moest naar een internaat, werd door mijn opa in huis genomen, werd weer weggestuurd, maar kwam uiteindelijk terecht op een experimentele school in Holten. Dat was mijn redding. Ik ging in de weekenden naar Amsterdam. Plakte er een keer een paar pagina’s van Hitweek in elkaar. En ontmoette er de wereld. Maar in Amsterdam wilde ik niet naar de academie. Ben nog bij de Minerva wezen kijken. Daar moest je toelatingsexamen doen. Je moest “wat kunnen”. Dankzij de lessen van mijn oom haalde ik dat zonder enig probleem. Maar toen ik binnen was, waande ik me in de negentiende eeuw. Al gauw wist ik dat ik er niet veel verder zou komen. Toen ben ik naar de AKI gegaan en daar, in Enschede, gebeurde het. Hardy was er net directeur geworden en wilde van de gebruikelijke studierichtingen af. Alles wat er gebeurde, leek door Fluxus te zijn aangeraakt. De oude garde moest weg maar het ambacht natuurlijk niet. Daar wilde ik bij zijn. En toen gebeurde het omgekeerde van wat ik kende. Niet ik werd gek maar de anderen. Nog voor de kerstvakantie was de helft van de studenten uit het eerste jaar afgedropen, terwijl ik juist opbloeide. En bovendien waren studenten als ik van harte welkom, in de kunstenaarssociëteit bijvoorbeeld. Ik verkeerde

15

~ ex oriente lux ~

illustratie: frans oosterhof

Frans Oosterhof. beeldredacteur.

Laatstepost

‘Het begin dan maar? Wacht, ik heb nog een maquette van De Ark. Hij is gemaakt door een student die stage liep. En vergis je niet, veel studenten wilden wel. Voordat de Ark er was, werkte Geert Voskamp, een van de spraakmakende docenten, al veel met studenten samen. Met Bert Lambregts mondde dat uit in Instituut Houtappel. Ze maakten theatervoorstellingen in het Amsterdamse Mickery. Wim van Stek, adjunct-directeur van de AKI, vond een grafisch en audiovisueel, nu zouden we zeggen, multifunctioneel atelier een interessant gegeven. Hij zag het als stageplek voor studenten en werkplaats voor afgestudeerden. Ons perspectief was anders.’ Hoe dan? ‘Tijdens onze studie waren er groepen en groepjes studenten die elkaar vanuit het uitgangspunt “we gaan het maken” beconcurreerden. Johan Visser was leider van zo’n groep. Met plateauzolen en uitdagende kleren. Er was veel frictie, hoor, maar ik was een allemansvriend en probeerde van alles uit. Ik trok ook veel met docenten op. Ik herinner me bijvoorbeeld dat ik strips wilde maken, maar dan alleen met audio. Ik begon een primitieve geluidsstudio in elkaar te knutselen, maar hield het al snel voor gezien. Het was te veel een plan, maar ik deed te weinig ontdekkingen. Frans Meulenbeek, een geluidsfreak, ging ermee door. Ik zie hem nog de eierdozen tegen de muur van ‘de studio’ plakken.’ ‘Het sterkste trok ik toch naar Geert. Hij bedacht toen dingen voor het toneel. Toneelstukken kon je het niet noemen, want hij zette gewoon de werkelijkheid neer. Weet je nog dat er in Italië zo’n jongetje vastzat in een diepe schacht? Dat was op televisie en daar maakten Geert en Bert dan een theatrale gebeurtenis van.

‘...boodschap over boodschap...’

Een beeld van een beeld van de werkelijkheid was de werkelijkheid. Geert en ik maakten in die tijd affiches die eruit zagen als Amerikaanse, met de hand geschilderde filmaffiches, maar je kon er niet op lezen wanneer je waar moest zijn om wat te zien. De affiches verwezen niet naar een voorstelling maar waren dat zelf. Het medium was de boodschap. Misschien wel net als toen ik vijf was en dingen schreef zonder te schrijven. Het schrift als plaatje, het affiche als ding. Ofwel, het intermediair als zelfstandig werkstuk en niet als drager of doorgeefluik van een boodschap. Nou, dat soort mensen, in die sfeer van samenwerking, met die gedachten over waar het over moest gaan, die huurden dus op een gegeven moment die boerderij tussen Enschede en Duitsland van de gemeente. Wat een metafoor, trouwens, tussen thuis en buitenland. Geert was de godfather. Bert Lambregts was erbij. Johan Visser, Rose-Marie Gerritsen, Frans Meulenbeek, Jasper Holthuis, een filmjongen. Alleen, het perspectief van de academie was, laat ik maar zeggen, stageplaats en tweede fase, maar ons perspectief was anders. We beschouwden De Ark als ons territorium. Vooral Johan was daar sterk in. Hij begon zich onmiddellijk los te maken van de AKI. Wij beschouwden De Ark als een werkplaats waar je én vrij kon werken én in opdracht producties kon maken. Als een middel om niet van de BKR gebruik te hoeven maken, bijvoorbeeld. Daar wilden we niets van weten. Dat was voor mensen die hun slechtste werk wel weg wilden geven en hun beste aan de straatstenen niet kwijt konden. Ze zaten dus alleen op hun atelier, omgeven door hun meesterwerken. Maar wij wilden naar buiten. We wilden dat ons werk gehoord en gezien werd en vooral dat ernaar geluisterd werd, dat het begrepen werd, dat het iets zou veranderen, dat het zaken ter discussie zou stellen. Overigens, ik zeg wel “wij”, maar Bert Lambregts wilde individueler werken en mensen als Frans Meulenbeek en Jasper Holthuis waren pragmatisch. Jasper maakte bijvoorbeeld met Geert een bedrijfsfilm en daar kocht De Ark een montagetafel van. Maar “wij” wilden verder. Bij een stuk voor Mickery zetten wij ons aan de attributen. We haalden de gekste dingen van de gekste plaatsen, gooiden allerlei technieken in de werkplaats door el-

kaar om iets te krijgen wat nog nooit vertoond was. Zo werkten we keihard maar bleef het financieel tobben, jaren lang. Maar het maken van eigen dingen raakte door het opbouwen van de werkplaats op de achtergrond. Maar we ondernamen wel iets, we waren brutaal, we hadden schijt aan alles. Het werd voor het eerst duidelijk dat er een mengeling tussen autonoom en toegepast werken ontstond. Dat was essentieel. En dat trok. Dan komt er een student bij De Ark en dan zeg je “maak jij maar een maquette”. Verschrikkelijk plat. Wat moest die jongen anders? Er was niets anders! Verschrikkelijk pijnlijk, eigenlijk. Kees Maas, Willem Wisselink en Paul Hajenius kwamen overigens met een andere instelling bij De Ark aankloppen. Ze hadden prachtige shows op de academie gemaakt, vaudeville-achtig maar met de dubbele bodem die ook in ons werk zat. Als het Trioler Broekje stonden ze op het toneel en imponeerden. Het waren eigenzinnige studenten die de theatrale kant van De Ark zouden kunnen invullen. Maar Geert was daar op tegen. Hij vond dat er niets meer bij De Ark kon, dat het al zoveel moeite kostte te doen wat we allemaal al wilden doen. Maar ze kwamen.’

Kaart ‘Dit was een opdracht die we in die tijd hadden. De mengeling van autonomie en toepassing was zover uitgekristalliseerd dat opdrachtgevers budgetten ter beschikking stelden zonder vooraf precies voor te schrijven wat we moesten maken. We hadden een vrijbrief afgedwongen. Zie je dat strand? Dat was natuurlijk helemaal geen strand. Architecten werken altijd met huisjes, boompjes, autootjes en mensjes van afwrijffilm. Daarmee presenteerden ze hun plannen. Ik maakte van hun plaatjes een nieuw beeld. Deze kaart is een reproductie van een zeefdruk die ik maakte. Hij werd, ook al was het een parodie op die wereld, toch op prijs gesteld door de opdrachtgever, een organisatie-adviesbureau dat iets leuks wilde doen voor zijn klanten. Ik liet zien dat je van standaardbeelden beeld kon maken. Ik had wel vaker van dat soort ideeën en Johan zag dan altijd direct mogelijkheden om dat te realiseren. Dan ging hij met een koffertje naar de opdrachtge-


Laatstepost

~ ex oriente lux ~

illustratie: frans oosterhof

16

‘Werkelijke united colours...’

Kaarten ‘Over kaarten gesproken. Moet je dit bijvoorbeeld zien. Het Koninklijk Huis en de Kunst. Kijk, dat is Kees, en dat is Willem, en dat Johan.’ En de anderen? ‘Na het ontstaan van De Ark was er een beweging van verdichting van de groep opgetreden. We hadden over alles gesproken. Over geld, over vrije kunst, over de verhouding tot de academie, onderling. Frans Meulenbeek en Jasper Holthuis kozen een praktische oplossing, namelijk voor zichzelf. Johan trok meer en meer naar de muziek. Dat formaliseerde zich in zijn platenlabel Duizend Idioten Records. En ik vroeg me af wat ik nou eigenlijk zat te doen en hakte de knoop door met “Ik ben uitgever van beelden. Hoe? Dat maakt niet uit!” Ik besloot een uitgeverij te beginnen die ik De Enschedese School noemde. Mensen konden zich abonneren en kregen een aantal dingen per jaar. Kees en Willem vulden de vrijdagavonden van de VPRO-radio met hun eigen logica, de Kewi-logica. Prachtige liedjes met de muzikale schwung van Willem en de onnavolgbare fantasie en dictie van Kees. Maar zij waren een koppel met veel spanning. Ik herinner me dat ze een keer niet wilden optreden. Johan en ik hebben toen van schuimplastic een ovaal, Kees, en een vierkant, Willem, gesneden en voor het publiek een poppenkast opgevoerd. Letterlijk. En dat was dan een optreden van de Kewi’s. Willem trok naar Johans muziekuitgeverij, Kees naar mijn beelduitgeverij. Geert, de leraar, heeft het alle-

maal zien gebeuren, de scheiding der geesten, het knokken, de eigen ondernemingen, de daarbij behorende functies, de afstand van de academie, het resultaat dat niet overeenkwam met de bedoelingen van de academie, van hem. Op een bepaald moment vond hij het te ver gaan. Hij wilde ermee ophouden. Ik heb er alles aan gedaan om het niet zover te laten komen, want ik raakte in paniek bij de gedachte dat ik het zonder hem moest doen. Een dag lang hebben we door Nederland gereden. Ik probeerde hem op andere gedachten te brengen. Maar het was onomkeerbaar. Hij ging weg. En zo bleven we met zijn vieren over. Johan, Kees, Willem en ik.’

Tijdschrift ‘Kijk nou eens naar dit nummer van De Enschedese School. Wat in een tekening verteld kon worden, werd in een tekening verteld. Waar een foto nodig was, werd een foto gemaakt. Je kiest het medium bij de boodschap. Daar moet en mag je niet ingewikkeld over doen. Ik noem dat hardheid. Dat bedoel ik niet psychologisch maar stilistisch. De inhoud van een verhaal komt overeen met de vorm. En dat kiezen van die vorm, daar waren we mee bezig, dat was ons onderwerp. Niet volgens het klassieke model van de academie waarin de studenten werden opgeleid om een herkenbare stijlvorm te ontwikkelen, maar een welhaast stijlloze vorm. Natuur-

Boek ‘Ik bleef beelden uitgeven, redigeren. Tot op de dag van vandaag. In dit boek is een onderdeel van mijn werk, een column voor de het NRC Handelsblad, samengebracht. De podia waarop ik optrad, veranderden en dat veranderde de vorm van de beelden die ik maakte maar niet hun logica. Bij de kranten was beeld zich aan het ontwikkelen tot een zelfstandige picturale lijn naast de vroeger overwegend tekstuele maar met andere kwalificaties. Ik wilde

Schilderij in 500-voud Frans Oosterhof is hier bezig met Het Schilderij in 500-voud. De abonnees van De Enschedese School kregen het in november 1980 toegestuurd. Nadat de doekjes in driekleuren zeefdruk waren voorbewerkt, completeerde

Oosterhof ze met schilderkunst. In totaal werden in het project 30.000 nietjes, 1000 meter hout, 1 kilo karton, 45 meter linnen, 6 liter stofdrukinkt, 15 tubes Rowney Cryla (115 ml) en 2 liter Rowney White gebruikt.

niet illustreren, overigens een woord dat bij mij altijd tussen aanhalingstekens heeft gestaan en zal staan. Ik wilde met foto’s gaan werken om aan te sluiten bij het klassieke picturale element van de krant, de fotoredactie. Ik wilde iets omdraaien in een foto en zo de grammatica ervan onderzoeken. De codes ter discussie stellen waarmee we lezen, kijken, verstaan. Twee redacteuren bij het NRC Handelsblad stelden Anil Ramdas en mij in staat om samen beeld en tekst te verzorgen. Wij spraken op een dinsdagochtend het onderwerp van de week af en werkten er daarna onafhankelijk van elkaar aan. We hadden de rest van de week geen contact meer. Zo was voor iedereen de vrijheid erg groot en het resultaat een verrassing. Ik bewerkte foto’s. Ze moesten niet meer hun boodschap verkondigen maar door mijn ingreep een boodschap over die boodschap. Zoals Nijhof schreef: “Er staat niet wat er staat.” Ik wilde de perceptie opnieuw laten plaatsvinden. Ik wilde de lezers, maar ook de makers van de krant laten her-zien. Op dat abstracte niveau was er een relatie tussen wat Anil schreef en ik maakte. Het werk is gebundeld in dit boek. Je ziet wat dat oplevert. In mijn beelden komt ook tekst voor, maar als beeld. Op de omslag staat een Benetton-foto maar ik heb er de kinnebakken van de kinderen in uitgewisseld. En zo worden de United Colors werkelijk united colors in de zogenaamd documentaire, maar feitelijke studio-aanpak van de oorspronkelijke fotograaf. Het beeld stelt dan vragen over de vragen die het beeld stelde en waar iedereen een mening over had. Dat is redactie van beeld. En het is eigenlijk nog steeds Enschedese School. Recalcitrant, spiegelend. Maar het is ernstiger geworden, meer aangescherpt, simpeler, minder ludiek. Ik moet me natuurlijk blijven verantwoorden. Het schrijvende deel van de redactie vraagt toch wel vaak of het niet wat minder abstract kan. Ik heb eens een romantischer collage gemaakt, à la Heartfield maar met de beelden en de logica van deze tijd. Daar kwam

een foto in voor die ook op mijn briefpapier staat. Ik heb die gemaakt toen ik met ansichtkaarten uit de hele wereld een werkstuk maakte dat De Aleph heette naar een verhaal van Borges. De redactie was enthousiast hoewel ik het zelf nogal anekdotisch vond. Alleen, ze vonden het niet goed dat ik mezelf plagieerde. Toen viel ik zo ongeveer van mijn stoel. Als ik één ding niet doe is het plagiëren. In een forumdiscussie heb ik dat zelfs eens aan iemand van Beeldrecht kunnen duidelijk maken. Door hun opvatting van plagiaat maken ze kunst onmogelijk. Plagiaat is niet dat je een beeld overneemt. Dan krijg je van die discussies dat, als je nou maar minimaal vijf beelden voor een collage verknipt er geen sprake is van plagiaat, maar bij twee wel, van die discussies over kwantiteit in plaats van over kwaliteit. En dat heeft niets met plagiaat te maken. Plagiaat is dat je een boodschap overneemt, een verhaal. Als ik een beeld overneem, leidt dat tot een nieuw betoog. En dat is nooit plagiaat. Mijn werk wordt ook wel “literair” genoemd. Of “simpel”. Dat soort dingen doet me denken aan die ene keer dat ik in een restaurant at en met de kok over het eten sprak. “U bent beeldend kunstenaar”, wist hij zonder mij te kennen. Hij zei dat hij voor schrijvers kon koken wat hij wilde, maar dat het aan hen nooit besteed is. Nee, ik doe wat ik moet doen, hou meer van publiceren dan van tentoonstellen. Laten we wat muziek draaien.’

Cassette ‘Weet je wat dit is? Orkestjes die in Sevilla met Palmpasen tegen elkaar opbieden om de aandacht van het publiek. Een jaar oefenen ze en op die dag moet het gebeuren. Dat is ongelooflijk mooi.’

Lievelingsbeeld ‘Weet je welk beeld ik het mooist vind? Deze. Een foto, vier veegjes. C’est ça. Nada mas. Klaar.’ Fred Dijs

Bella vista Over de media Door Frans Oosterhof Sinds de fotografie, door de inmenging van de computer, voorgoed haar aanspraak op de realiteit heeft verloren, is op slag the medium weer the message. Begin deze eeuw ruilde Karl Blossfeldt, van oorsprong modelleur van gietmallen en later graveur van encyclopedische illustraties, de burijn om voor de camera, in navolging van Nièpce’s opmerking dat fotografie simpelweg een methode is van graveren met licht. Met zijn reeks fotografische bloemen- en plantenportretten bracht hij rust in het door de opmars van de fotografie ontstane tumult. Hij toonde aan hoe ‘ongekend’ eigen het nieuwe medium kon zijn in zijn verbluffend analytisch vermogen. Bloemknoppen, bladeren, kelken, loten en schachten isoleerde hij uit hun natuurlijke context, plaatste ze in het ‘niets’ van de studio om ze, met tergend lange sluitertijden van de zelfgebouwde camera obscura, op de glasnegatieven te vangen en vervolgens in verschillende vergrotingsfactoren - drie maal, twaalfeneenhalf maal, zeven maal de ware grootte - in het barietpapier te branden. In een nog veel grotere nadrukkelijkheid dan die van deze beschrijvende zin, want de snapshot was nog

17

~ ex oriente lux ~

illustratie: frans oosterhof

vers, omkleedde ze met praatjes en bereikte ongelooflijke resultaten. Verzonnen we een eau de vie, een oor op sterk water, heel flauw eigenlijk, dan belde Johan in heel Europa poppenfabrikanten af om aan koppen te komen waar we de oren vanaf konden snijden en dan waren we even later vorstelijk in zijn DS op weg naar de leverancier. Of het artiestenontbijtservies, ik stond dagen- en nachtenlang de bordjes te beschilderen en de kwastjes in de kopjes “uit te spoelen”, maar Johan legde de contacten met Sphinx, die het servies leverde en vervolgens bakte. Ik bedacht met mijn wereldvreemde waterhoofd rare dingen en Johan was in staat de wereld letterlijk en figuurlijk af te stropen. En een dergelijke essentiële samenwerking was er tussen iedereen. We kwamen samen tot dingen waar ieder voor zich niet toe kwam. Zo gingen er deuren open, in Enschede, in Hilversum, in Amsterdam. We werden wat.’

lijk was veel flauw. In de plaatselijke pers werd dat AKI-ongein genoemd. Maar door de samenkomst van al die verschillende dingen en mensen steeg het daar boven uit. Tekeningen, etsen, polaroids, houtsneden, traktaten, collages, catalogi, al die vormen van al die mensen werden samen een verhaal. Dat hadden ze bij de pers niet in de gaten. AKI-ongein werd een geuzennaam. En door het bestaan van de beide uitgeverijen, Idiots Records en De Enschedese School, ontstond er een publiek. We kwamen er achter dat hoe we onze producties ook wilden uitzetten, we echt steeds weer heen en weer naar Amsterdam moesten. Ik huurde daar op een gegeven moment een kamer. Al gauw verhuisden we met z’n allen van de grens naar de hoofdstad. En daar vond een omgekeerde beweging plaats. Nadat in Enschede de zaak was uitgekristalliseerd, begon het in Amsterdam op te lossen. Daar namen we elkaars verschillende mogelijkheden over. We transporteerden ze van muziek naar een boek, van theater naar grafiek. Maar hier gooide ik de uitgeverij open. Ik betrok er nieuwe mensen bij en dat zette de zaken tussen ons op scherp. We werkten nog wel nachtenlang, in een roes, onredelijk, maar de overgave aan elkaar sleet. Toen ik ontdekte dat we elkaar steeds meer begonnen te controleren en steeds minder stimuleerden en mezelf “Sodemieter op!” hoorde zeggen tegen iemand met wie ik jarenlang dag en nacht werk en wonen had gedeeld, wist ik dat het gebeurd was. Het ging niet meer.’

Laatstepost

lang niet uitgevonden. De techniek was omzichtig, traag en exact. Opnemen en afdrukken was doorgronden. De uitkomst was even luisterrijk als onthullend. De uit hun natuurlijke maat weggezogen en in een ‘nieuwe’ visuele orde neergezette flora, deed het tot dan toe gebruikelijk, pittoreske en lyrische beeld van de natuur verstommen. In een welhaast versteende verstilling, gaf zijn fotografie zicht op haar mathematische constructie. Iets dat aan de schilderkunst niet was voorbehouden. Hij noemde zijn levenswerk, want dat werd het, ‘Urformen der Kunst’, en het lijkt inderdaad, naast een letterlijke documentaire van de morfologie, een figuurlijke reis door de kunstgeschiedenis te zijn. Deze ‘portretten’ weerspiegelen vormen van art deco smeedwerk, elegante jurken, prima ballerina’s, totempalen, kathedralen, moskeeën en Aziatische tempels. Als om ons te vertellen

dat onze verzinsels niet autonoom kunnen zijn. Bella vista. Deze vorm van fotografie was dermate ontledend, dat ze je nu nog een huiveringwekkend zicht op de werkelijkheid verleent en je doet beseffen hoe slordig we vaak kijken. Zelfs naar fotografie, ‘...ah, de werkelijkheid!’ Tegelijkertijd dachten de geschiedherschrijvers van het Kremlin, met het medium als afkoopsom, Trotsky straffeloos uit een documentaire foto van het defilé afnemende comité te kunnen wegretoucheren en daarmee de rangorde van het Rode Plein te herschikken. Men misbruikte de fotografie dankzij haar verblindend realisme om te kunnen verzwijgen. Weggemoffeld werd opgelost. Bella vista. Het medium als magie. Alsof de manipulatie in het met de werkelijkheid ijzingwekkende gelijkende fotografische beeld, onze wensen in die werkelijkheid zal doen laten plaatsvinden, ‘...ah, de werkelijkheid!’ Trotsky als lucht, als zwart gat, gegumde leemte in dat onmetelijk firmament. De Duitse fotomonteur John Heartfield, die niet voor niets zijn naam verengelste, stortte zich vervolgens precies in dat tomeloze gat, in deze blinde vlek. Hij maakte van die onheuse methodiek het voertuig van de mededeling. In zijn fotomontages en ensceneringen heeft hij het medium van de ‘leugen’ opgetild tot een idioom om de ‘waarheid’ te kunnen vertellen. Het huichelachtige middel van de macht, draaide hij om in het pure in-

‘Het mooiste? Deze!’

strument van de aanklacht. Hij verenigde al datgene wat in een concreet stilleven onmogelijk is. Hij jongleerde ter plekke, in een en hetzelfde beeld, met dimensie, tijd, schaal, plek en alle combinaties daarvan. Het plastische werd aan het teken opgehangen, het heden werd gemeten aan het verleden om de toekomst te voorspellen, de dood werd tot leven geroepen, grote mensen werden klein, vreemde wezens bevolkten het bekende terrein of de vertrouwde dingen verhuisden naar onthullende podia. Kortom, het concrete werd metaforisch zonder haar harde eigenschappen te verliezen. Ondanks de verscheidenheid aan ingrediënten en dankzij de schijn van het fotorealisme en de stilte van de ‘momentopname’, schiep hij een hernieuwd beeld van uniciteit. Wegmoffelen werd aantonen. Bella vista. Hij liet haarfijn zien dat niet alleen de teken- , schilder- en beeldhouwkunst manipulatief kunnen zijn maar de fotografie evenzeer, ‘...ah, de werkelijkheid!’ Als om ons te vertellen dat door de tussenkomst van het medium, wij beter leren kijken en meer zien. Dit doorzicht werd niet alleen in die lucide vorm van verzet maar anderzijds, even onbedoeld als frappant, tot uitdrukking gebracht in een aandoenlijk troebele vorm van eigendunk. De aanvankelijk fotografische staatsieportretten van Stalin tot en met de Spaanse Generalissimo, werden dusdanig met eiïge retouche omkleed, dat

de term tempera ze beter dekt. Te hoge heren nemen geen genoegen met de kale, dat wil zeggen ontblotende fotografie, ‘...ah, de werkelijkheid!’ In deze vorm van bedotte fotografie deed men alsof het onaantastbaar geachte hoge, of het nu de heren, de arbeid of de natuur betrof, uitsluitend een eerbiedwaardige artisticiteit paste. Veronachtzamend of het kunstzinnige de zuivere werkelijkheid niet kan of niet mag weergeven, aanraken deed ze het en goddank bleef het interpretatie. Wegmoffelen werd oppoetsen. In weerwil van het voornemen de geportretteerde te etaleren, werd zicht geboden op de portrettist. Het werd een stuivertje wisselen met evenbeeld en ideaalbeeld van de opdrachtgever en bovenal met onderwerp en methodiek. Bella vista. Afbeelding is verbeelding, altijd. Niet alleen in wat maar onverbrekelijk ook in hoe. Herman als beeld. Is een gemodelleerde stier nog een stier? Analoog aan de biogenetische manipulatie en wederom dankzij het bedriegelijke waarheidsgehalte van de fotografie, kunnen wij nu met behulp van de computer diabolisch klonen. De leugen van het Kremlin achttienkaraats, ‘...ah, de werkelijkheid!’ Schilders zijn weer blij, rechters kunnen niets meer afleiden uit fotoafdrukken of negatieven. Het heeft decennia geduurd voordat de fotografie werd genomen voor wat ze was. Een nieuw medium vertelt ons opnieuw, the medium is the message. Bella vista.


Laatstepost

~ ex oriente lux ~

illustratie: frans oosterhof

16

‘Werkelijke united colours...’

Kaarten ‘Over kaarten gesproken. Moet je dit bijvoorbeeld zien. Het Koninklijk Huis en de Kunst. Kijk, dat is Kees, en dat is Willem, en dat Johan.’ En de anderen? ‘Na het ontstaan van De Ark was er een beweging van verdichting van de groep opgetreden. We hadden over alles gesproken. Over geld, over vrije kunst, over de verhouding tot de academie, onderling. Frans Meulenbeek en Jasper Holthuis kozen een praktische oplossing, namelijk voor zichzelf. Johan trok meer en meer naar de muziek. Dat formaliseerde zich in zijn platenlabel Duizend Idioten Records. En ik vroeg me af wat ik nou eigenlijk zat te doen en hakte de knoop door met “Ik ben uitgever van beelden. Hoe? Dat maakt niet uit!” Ik besloot een uitgeverij te beginnen die ik De Enschedese School noemde. Mensen konden zich abonneren en kregen een aantal dingen per jaar. Kees en Willem vulden de vrijdagavonden van de VPRO-radio met hun eigen logica, de Kewi-logica. Prachtige liedjes met de muzikale schwung van Willem en de onnavolgbare fantasie en dictie van Kees. Maar zij waren een koppel met veel spanning. Ik herinner me dat ze een keer niet wilden optreden. Johan en ik hebben toen van schuimplastic een ovaal, Kees, en een vierkant, Willem, gesneden en voor het publiek een poppenkast opgevoerd. Letterlijk. En dat was dan een optreden van de Kewi’s. Willem trok naar Johans muziekuitgeverij, Kees naar mijn beelduitgeverij. Geert, de leraar, heeft het alle-

maal zien gebeuren, de scheiding der geesten, het knokken, de eigen ondernemingen, de daarbij behorende functies, de afstand van de academie, het resultaat dat niet overeenkwam met de bedoelingen van de academie, van hem. Op een bepaald moment vond hij het te ver gaan. Hij wilde ermee ophouden. Ik heb er alles aan gedaan om het niet zover te laten komen, want ik raakte in paniek bij de gedachte dat ik het zonder hem moest doen. Een dag lang hebben we door Nederland gereden. Ik probeerde hem op andere gedachten te brengen. Maar het was onomkeerbaar. Hij ging weg. En zo bleven we met zijn vieren over. Johan, Kees, Willem en ik.’

Tijdschrift ‘Kijk nou eens naar dit nummer van De Enschedese School. Wat in een tekening verteld kon worden, werd in een tekening verteld. Waar een foto nodig was, werd een foto gemaakt. Je kiest het medium bij de boodschap. Daar moet en mag je niet ingewikkeld over doen. Ik noem dat hardheid. Dat bedoel ik niet psychologisch maar stilistisch. De inhoud van een verhaal komt overeen met de vorm. En dat kiezen van die vorm, daar waren we mee bezig, dat was ons onderwerp. Niet volgens het klassieke model van de academie waarin de studenten werden opgeleid om een herkenbare stijlvorm te ontwikkelen, maar een welhaast stijlloze vorm. Natuur-

Boek ‘Ik bleef beelden uitgeven, redigeren. Tot op de dag van vandaag. In dit boek is een onderdeel van mijn werk, een column voor de het NRC Handelsblad, samengebracht. De podia waarop ik optrad, veranderden en dat veranderde de vorm van de beelden die ik maakte maar niet hun logica. Bij de kranten was beeld zich aan het ontwikkelen tot een zelfstandige picturale lijn naast de vroeger overwegend tekstuele maar met andere kwalificaties. Ik wilde

Schilderij in 500-voud Frans Oosterhof is hier bezig met Het Schilderij in 500-voud. De abonnees van De Enschedese School kregen het in november 1980 toegestuurd. Nadat de doekjes in driekleuren zeefdruk waren voorbewerkt, completeerde

Oosterhof ze met schilderkunst. In totaal werden in het project 30.000 nietjes, 1000 meter hout, 1 kilo karton, 45 meter linnen, 6 liter stofdrukinkt, 15 tubes Rowney Cryla (115 ml) en 2 liter Rowney White gebruikt.

niet illustreren, overigens een woord dat bij mij altijd tussen aanhalingstekens heeft gestaan en zal staan. Ik wilde met foto’s gaan werken om aan te sluiten bij het klassieke picturale element van de krant, de fotoredactie. Ik wilde iets omdraaien in een foto en zo de grammatica ervan onderzoeken. De codes ter discussie stellen waarmee we lezen, kijken, verstaan. Twee redacteuren bij het NRC Handelsblad stelden Anil Ramdas en mij in staat om samen beeld en tekst te verzorgen. Wij spraken op een dinsdagochtend het onderwerp van de week af en werkten er daarna onafhankelijk van elkaar aan. We hadden de rest van de week geen contact meer. Zo was voor iedereen de vrijheid erg groot en het resultaat een verrassing. Ik bewerkte foto’s. Ze moesten niet meer hun boodschap verkondigen maar door mijn ingreep een boodschap over die boodschap. Zoals Nijhof schreef: “Er staat niet wat er staat.” Ik wilde de perceptie opnieuw laten plaatsvinden. Ik wilde de lezers, maar ook de makers van de krant laten her-zien. Op dat abstracte niveau was er een relatie tussen wat Anil schreef en ik maakte. Het werk is gebundeld in dit boek. Je ziet wat dat oplevert. In mijn beelden komt ook tekst voor, maar als beeld. Op de omslag staat een Benetton-foto maar ik heb er de kinnebakken van de kinderen in uitgewisseld. En zo worden de United Colors werkelijk united colors in de zogenaamd documentaire, maar feitelijke studio-aanpak van de oorspronkelijke fotograaf. Het beeld stelt dan vragen over de vragen die het beeld stelde en waar iedereen een mening over had. Dat is redactie van beeld. En het is eigenlijk nog steeds Enschedese School. Recalcitrant, spiegelend. Maar het is ernstiger geworden, meer aangescherpt, simpeler, minder ludiek. Ik moet me natuurlijk blijven verantwoorden. Het schrijvende deel van de redactie vraagt toch wel vaak of het niet wat minder abstract kan. Ik heb eens een romantischer collage gemaakt, à la Heartfield maar met de beelden en de logica van deze tijd. Daar kwam

een foto in voor die ook op mijn briefpapier staat. Ik heb die gemaakt toen ik met ansichtkaarten uit de hele wereld een werkstuk maakte dat De Aleph heette naar een verhaal van Borges. De redactie was enthousiast hoewel ik het zelf nogal anekdotisch vond. Alleen, ze vonden het niet goed dat ik mezelf plagieerde. Toen viel ik zo ongeveer van mijn stoel. Als ik één ding niet doe is het plagiëren. In een forumdiscussie heb ik dat zelfs eens aan iemand van Beeldrecht kunnen duidelijk maken. Door hun opvatting van plagiaat maken ze kunst onmogelijk. Plagiaat is niet dat je een beeld overneemt. Dan krijg je van die discussies dat, als je nou maar minimaal vijf beelden voor een collage verknipt er geen sprake is van plagiaat, maar bij twee wel, van die discussies over kwantiteit in plaats van over kwaliteit. En dat heeft niets met plagiaat te maken. Plagiaat is dat je een boodschap overneemt, een verhaal. Als ik een beeld overneem, leidt dat tot een nieuw betoog. En dat is nooit plagiaat. Mijn werk wordt ook wel “literair” genoemd. Of “simpel”. Dat soort dingen doet me denken aan die ene keer dat ik in een restaurant at en met de kok over het eten sprak. “U bent beeldend kunstenaar”, wist hij zonder mij te kennen. Hij zei dat hij voor schrijvers kon koken wat hij wilde, maar dat het aan hen nooit besteed is. Nee, ik doe wat ik moet doen, hou meer van publiceren dan van tentoonstellen. Laten we wat muziek draaien.’

Cassette ‘Weet je wat dit is? Orkestjes die in Sevilla met Palmpasen tegen elkaar opbieden om de aandacht van het publiek. Een jaar oefenen ze en op die dag moet het gebeuren. Dat is ongelooflijk mooi.’

Lievelingsbeeld ‘Weet je welk beeld ik het mooist vind? Deze. Een foto, vier veegjes. C’est ça. Nada mas. Klaar.’ Fred Dijs

Bella vista Over de media Door Frans Oosterhof Sinds de fotografie, door de inmenging van de computer, voorgoed haar aanspraak op de realiteit heeft verloren, is op slag the medium weer the message. Begin deze eeuw ruilde Karl Blossfeldt, van oorsprong modelleur van gietmallen en later graveur van encyclopedische illustraties, de burijn om voor de camera, in navolging van Nièpce’s opmerking dat fotografie simpelweg een methode is van graveren met licht. Met zijn reeks fotografische bloemen- en plantenportretten bracht hij rust in het door de opmars van de fotografie ontstane tumult. Hij toonde aan hoe ‘ongekend’ eigen het nieuwe medium kon zijn in zijn verbluffend analytisch vermogen. Bloemknoppen, bladeren, kelken, loten en schachten isoleerde hij uit hun natuurlijke context, plaatste ze in het ‘niets’ van de studio om ze, met tergend lange sluitertijden van de zelfgebouwde camera obscura, op de glasnegatieven te vangen en vervolgens in verschillende vergrotingsfactoren - drie maal, twaalfeneenhalf maal, zeven maal de ware grootte - in het barietpapier te branden. In een nog veel grotere nadrukkelijkheid dan die van deze beschrijvende zin, want de snapshot was nog

17

~ ex oriente lux ~

illustratie: frans oosterhof

vers, omkleedde ze met praatjes en bereikte ongelooflijke resultaten. Verzonnen we een eau de vie, een oor op sterk water, heel flauw eigenlijk, dan belde Johan in heel Europa poppenfabrikanten af om aan koppen te komen waar we de oren vanaf konden snijden en dan waren we even later vorstelijk in zijn DS op weg naar de leverancier. Of het artiestenontbijtservies, ik stond dagen- en nachtenlang de bordjes te beschilderen en de kwastjes in de kopjes “uit te spoelen”, maar Johan legde de contacten met Sphinx, die het servies leverde en vervolgens bakte. Ik bedacht met mijn wereldvreemde waterhoofd rare dingen en Johan was in staat de wereld letterlijk en figuurlijk af te stropen. En een dergelijke essentiële samenwerking was er tussen iedereen. We kwamen samen tot dingen waar ieder voor zich niet toe kwam. Zo gingen er deuren open, in Enschede, in Hilversum, in Amsterdam. We werden wat.’

lijk was veel flauw. In de plaatselijke pers werd dat AKI-ongein genoemd. Maar door de samenkomst van al die verschillende dingen en mensen steeg het daar boven uit. Tekeningen, etsen, polaroids, houtsneden, traktaten, collages, catalogi, al die vormen van al die mensen werden samen een verhaal. Dat hadden ze bij de pers niet in de gaten. AKI-ongein werd een geuzennaam. En door het bestaan van de beide uitgeverijen, Idiots Records en De Enschedese School, ontstond er een publiek. We kwamen er achter dat hoe we onze producties ook wilden uitzetten, we echt steeds weer heen en weer naar Amsterdam moesten. Ik huurde daar op een gegeven moment een kamer. Al gauw verhuisden we met z’n allen van de grens naar de hoofdstad. En daar vond een omgekeerde beweging plaats. Nadat in Enschede de zaak was uitgekristalliseerd, begon het in Amsterdam op te lossen. Daar namen we elkaars verschillende mogelijkheden over. We transporteerden ze van muziek naar een boek, van theater naar grafiek. Maar hier gooide ik de uitgeverij open. Ik betrok er nieuwe mensen bij en dat zette de zaken tussen ons op scherp. We werkten nog wel nachtenlang, in een roes, onredelijk, maar de overgave aan elkaar sleet. Toen ik ontdekte dat we elkaar steeds meer begonnen te controleren en steeds minder stimuleerden en mezelf “Sodemieter op!” hoorde zeggen tegen iemand met wie ik jarenlang dag en nacht werk en wonen had gedeeld, wist ik dat het gebeurd was. Het ging niet meer.’

Laatstepost

lang niet uitgevonden. De techniek was omzichtig, traag en exact. Opnemen en afdrukken was doorgronden. De uitkomst was even luisterrijk als onthullend. De uit hun natuurlijke maat weggezogen en in een ‘nieuwe’ visuele orde neergezette flora, deed het tot dan toe gebruikelijk, pittoreske en lyrische beeld van de natuur verstommen. In een welhaast versteende verstilling, gaf zijn fotografie zicht op haar mathematische constructie. Iets dat aan de schilderkunst niet was voorbehouden. Hij noemde zijn levenswerk, want dat werd het, ‘Urformen der Kunst’, en het lijkt inderdaad, naast een letterlijke documentaire van de morfologie, een figuurlijke reis door de kunstgeschiedenis te zijn. Deze ‘portretten’ weerspiegelen vormen van art deco smeedwerk, elegante jurken, prima ballerina’s, totempalen, kathedralen, moskeeën en Aziatische tempels. Als om ons te vertellen

dat onze verzinsels niet autonoom kunnen zijn. Bella vista. Deze vorm van fotografie was dermate ontledend, dat ze je nu nog een huiveringwekkend zicht op de werkelijkheid verleent en je doet beseffen hoe slordig we vaak kijken. Zelfs naar fotografie, ‘...ah, de werkelijkheid!’ Tegelijkertijd dachten de geschiedherschrijvers van het Kremlin, met het medium als afkoopsom, Trotsky straffeloos uit een documentaire foto van het defilé afnemende comité te kunnen wegretoucheren en daarmee de rangorde van het Rode Plein te herschikken. Men misbruikte de fotografie dankzij haar verblindend realisme om te kunnen verzwijgen. Weggemoffeld werd opgelost. Bella vista. Het medium als magie. Alsof de manipulatie in het met de werkelijkheid ijzingwekkende gelijkende fotografische beeld, onze wensen in die werkelijkheid zal doen laten plaatsvinden, ‘...ah, de werkelijkheid!’ Trotsky als lucht, als zwart gat, gegumde leemte in dat onmetelijk firmament. De Duitse fotomonteur John Heartfield, die niet voor niets zijn naam verengelste, stortte zich vervolgens precies in dat tomeloze gat, in deze blinde vlek. Hij maakte van die onheuse methodiek het voertuig van de mededeling. In zijn fotomontages en ensceneringen heeft hij het medium van de ‘leugen’ opgetild tot een idioom om de ‘waarheid’ te kunnen vertellen. Het huichelachtige middel van de macht, draaide hij om in het pure in-

‘Het mooiste? Deze!’

strument van de aanklacht. Hij verenigde al datgene wat in een concreet stilleven onmogelijk is. Hij jongleerde ter plekke, in een en hetzelfde beeld, met dimensie, tijd, schaal, plek en alle combinaties daarvan. Het plastische werd aan het teken opgehangen, het heden werd gemeten aan het verleden om de toekomst te voorspellen, de dood werd tot leven geroepen, grote mensen werden klein, vreemde wezens bevolkten het bekende terrein of de vertrouwde dingen verhuisden naar onthullende podia. Kortom, het concrete werd metaforisch zonder haar harde eigenschappen te verliezen. Ondanks de verscheidenheid aan ingrediënten en dankzij de schijn van het fotorealisme en de stilte van de ‘momentopname’, schiep hij een hernieuwd beeld van uniciteit. Wegmoffelen werd aantonen. Bella vista. Hij liet haarfijn zien dat niet alleen de teken- , schilder- en beeldhouwkunst manipulatief kunnen zijn maar de fotografie evenzeer, ‘...ah, de werkelijkheid!’ Als om ons te vertellen dat door de tussenkomst van het medium, wij beter leren kijken en meer zien. Dit doorzicht werd niet alleen in die lucide vorm van verzet maar anderzijds, even onbedoeld als frappant, tot uitdrukking gebracht in een aandoenlijk troebele vorm van eigendunk. De aanvankelijk fotografische staatsieportretten van Stalin tot en met de Spaanse Generalissimo, werden dusdanig met eiïge retouche omkleed, dat

de term tempera ze beter dekt. Te hoge heren nemen geen genoegen met de kale, dat wil zeggen ontblotende fotografie, ‘...ah, de werkelijkheid!’ In deze vorm van bedotte fotografie deed men alsof het onaantastbaar geachte hoge, of het nu de heren, de arbeid of de natuur betrof, uitsluitend een eerbiedwaardige artisticiteit paste. Veronachtzamend of het kunstzinnige de zuivere werkelijkheid niet kan of niet mag weergeven, aanraken deed ze het en goddank bleef het interpretatie. Wegmoffelen werd oppoetsen. In weerwil van het voornemen de geportretteerde te etaleren, werd zicht geboden op de portrettist. Het werd een stuivertje wisselen met evenbeeld en ideaalbeeld van de opdrachtgever en bovenal met onderwerp en methodiek. Bella vista. Afbeelding is verbeelding, altijd. Niet alleen in wat maar onverbrekelijk ook in hoe. Herman als beeld. Is een gemodelleerde stier nog een stier? Analoog aan de biogenetische manipulatie en wederom dankzij het bedriegelijke waarheidsgehalte van de fotografie, kunnen wij nu met behulp van de computer diabolisch klonen. De leugen van het Kremlin achttienkaraats, ‘...ah, de werkelijkheid!’ Schilders zijn weer blij, rechters kunnen niets meer afleiden uit fotoafdrukken of negatieven. Het heeft decennia geduurd voordat de fotografie werd genomen voor wat ze was. Een nieuw medium vertelt ons opnieuw, the medium is the message. Bella vista.


Laatstepost

~ ex oriente lux ~

Beekvissers Beek ‘Ik kende Jochem de Graaf en die deed wel eens wat voor die jongens uit Enschede. Via hem leerde ik Willem Wisselink kennen. Op een gegeven moment hadden ze zo’n Duits popgroepje naar Nederland gehaald, hoe heetten ze ook weer, de Doraus, ja, en toen vroeg Willem mij of ik die jongens wilde begeleiden. Dat heb ik gedaan. Zelf zou hij ze fotograferen. Naar aanleiding daarvan – ik weet niet of het een paar weken, een paar maanden of een paar jaar daarna was – vroeg Willem of ik niet op de zaak wat troep op wilde ruimen. Op 5 december 1984 had ik een soort gesprek, je kent dat wel, op de Kanaalstraat in Amsterdam, waar ze toen met z’n allen zaten. En op 6 december deed ik de styling van de Gigantjes. Dat vond ik zo leuk dat ik al heel gauw tegen Johan zei: ‘Ik ga hier nooit meer weg.’ Maar het was volstrekt onduidelijk wat ik nou eigenlijk moest doen. Op een gegeven moment ben ik maar gewoon met de boekhouding begonnen. Dat was een talent dat ík in kon zetten en waar zíj wat aan hadden. Ik kreeg het meest te maken met Johan Visser en Willem Wisselink. Kees Maas liep er ook nog wel rond, maar die had zich toch al zo’n beetje op zijn eigen stek teruggetrokken. En Frans

Oosterhof was, geloof ik, zelfs al uit de Kanaalstraat weg. Wat ik me vooral herinner, is het ongelooflijk heen en weer lopen van allerlei mafketels die zich overal mee bemoeiden en dan vervolgens gezellig weer weg gingen. Ik vond het één grote bende. Mijn vader was socialist, zo’n echte Amsterdammer. Kunst, dat was voor andere mensen, voor mensen die te veel geld over hadden. Ik wist niets van kunst. Ik snapte er niets van. Ik vond het geen volwassen vulling van je dag. En ook nu nog heb ik geen hoofd om kunst te kopen. Zit domweg niet in mijn systeem. Jammer. Aan de andere kant vind ik het allemaal wel erg bijzonder. Het zeefdrukken van Kees, dat dat bestond en hij het kon. En wat Willem deed, clipjes voor artiesten bedenken en die dan gaan maken. Gewoon doen wat in je hoofd opkwam. Dat had ook wel weer wat. Het was een andere wereld. Ze wilden ook niet dat er teveel over geld werd gesproken, want er moest kunst gefrommeld worden. Dat was het belangrijkst. Maar ik vond dat de bezem erdoor moest. Sommigen van die gasten die maar in en uit liepen, zaten zelfs in de boekhouding te rommelen. En Kees Maas wilde best een schoenendoosboekhouding

FOTO: TED LENSEN

amsterdam - Eén uitkomst van De Enschedese School is het bureau – voor al uw communicatie – Beekvisser|Tjasker v/h Beek, Visser & Wisselink. Visser is Johan Visser, al Enschedese Scholier toen De Enschedese School nog moest worden uitgevonden. Wisselink was Willem Wisselink, één van de eerste Enschedese Scholieren maar zijn weg en die van Johan Visser hebben zich gescheiden. Tjasker is Philipp van Ekeren, een vreemde eend in deze bijt, omdat hij nooit op de Enschedese School heeft gezeten. En Beek is Beek. Maruca. ‘Op 5 december 1984 ben ik na een kort gesprek maar wat gaan doen op de Kanaalstraat. Op 6 december vertelde ik Johan dat ik er nooit meer weg zou gaan.’ Of Visser daar blij mee was, is de vraag. Toen hij voor zichzelf begon, zat er weinig anders op dan ‘nooit meer weg’ maar als Beek voor zijn naam te plakken.

De Gigantjes op de hoes van hun debuut LP ‘Little Giants’

voor De Enschedese School bijhouden maar had helemaal geen zin in die grote bedragen die bij Idiot Records omgingen. Dus daar ben ik aan gaan zitten. Ik zette alles in kasboeken groter dan het tafeltje waar we nu aan zitten. En niemand moest nog proberen daar met zijn poten aan te komen. Kennelijk vroegen ze iedereen om hun dingetjes maar op hun eigen manier in de boeken te stoppen. Als ze het zelf maar niet hoefden te doen. Zo’n sfeer hing daar. Ik creëerde dus mijn eigen plek en bleef consequent iedere cent opschrijven. Al doende begonnen we te zien dat er tonnen schuld ontstonden. Volgens mij zes, maar ik zie dat soort dingen somber. Volgens Johan waren het er “maar” drie. Maar zes of drie ton schuld, er moest wat gebeuren.

Toen is er van alles gaan schuiven. Johan, Willem en ik wilden, dat wisten we zeker, samen met iets doorgaan. Maar dat kon niet als we failliet zouden gaan. We zijn dus gaan saneren. Alle mensen met wie we werkten hebben we, als ik me niet al te sterk vergis, hun geld betaald. Alleen de grote maatschappijen hebben ons na overleg – Johan deed dat heel goed – delen van onze schulden kwijtgescholden. Terwijl we daarmee bezig waren, moesten we natuurlijk ook gaan bedenken hoe we wèl geld konden verdienen. Om te beginnen moest het jonge-honden-gevoel de deur uit. Verder schiep Kees Maas duidelijkheid door alleen nog maar met Jan Dietvorst De Enschedese School te willen doen en uit de Kewi’s te gaan. Zo raakte de echte kunst bij Johan, Willem en mij ver uit zicht.

Van links naar rechts: Willem Wisselink, Maruca Beek en Johan Visser rond 1985 Maar met het maken van plaatjes konden we ook niet door blijven gaan. We verdienden er geen droog brood mee en als de artiesten zogenaamd beroemd werden, konden we ze niets bieden. De grote platenmaatschappijen hielden ze goede contracten voor. Eindelijk konden ze dan een goed belegde boterham verdienen. Ze werden weggekocht als de beste voetballers van een amateurclub. Die amateurclub waren wij en tegen de profs konden wij niet op. Nooit en te nimmer zouden we er een cent mee verdienen. Het was eigenlijk niet meer dan een buitengewoon leuke hobby waar iedereen zijn ei in kwijt kon. Het zij zo. Het enige dat me steekt is dat we als platenbonzen werden gezien, bazen, terwijl we dat dus helemaal niet waren. Maar de vraag bleef wat we nu eigenlijk moesten. Ik weet nog dat Johan en ik een dag met een grote map werk naar allerlei drukkers zijn geweest om ontwerpopdrachten binnen te halen. Maar toen we terugreden, besloten we dat we nog liever dood wilden dan ooit nog om werk te moeten bedelen. Toen een vriend, Maurits

Groen, zijn zaak opende in het vroegere Wilhelmina Gasthuis, gingen we daar naartoe om contacten te leggen. Op dat feestje besloten Johan en ik dat we uit de Kanaalstraat weg moesten en in het WG moesten gaan zitten. Willem voelde er eerst weinig voor maar ging natuurlijk toch mee. Door jaren voor niets te werken en dankzij opdrachten als het restylen van de Hitkrant, kwamen we langzaam uit de financiële problemen. We begonnen nauw samen te werken met Maurits. Dag en nacht zaten Johan en hij te werken. Als je in het donker over het WG-terrein liep, brandden er twee lichtjes, één bij Maurits, één bij Johan. Wat die jongens deden, ik weet het niet, maar ze spraken eindeloos met elkaar en daar kwam plan na plan uit. Na een paar jaar begon de zaak echt te lopen en konden we onszelf zelfs een salaris uitbetalen.

Laatstepost

Een interview met Dingenus van de Vrie Dingenus van de Vrie wilde mooie boeken leren maken toen hij in 1972 naar de AKI ging, en maakt ze nu. Hij is vormgever in dienst van het Rotterdamse museum Boijmans-van Beuningen. Op de academie in Enschede leerde hij het ambacht maar onder Wim Crouwel het vak. Tijdens de introductieweek van de AKI deed een gesprek met leraar Geert Voskamp over

Maar Willem vond het op een gegeven moment niet leuk meer. Hij wilde andere dingen dan wij en begon voor zichzelf. En iets meer dan een jaar geleden verhuisde Maurits met zijn zaak naar Haarlem. Eigenlijk was er zo ieder jaar wel wat. Ik ben steeds weer bang failliet te gaan, maar altijd blijkt dat daar helemaal geen reden voor is. We zijn zelfs flink groter geworden. Johan en ik houden er ontzettend van om met andere mensen te werken.

Jugendstil en goede literatuur hem in de kringen belanden waar later De Ark en De Enschedese School uit voortkwamen. ‘Ik was een spons. Over alles werd veel gesproken. Dat was machtig interessant en leuk. Ik was de jongste. Het hulpje.’ Toch is het niet uitgesloten dat Van de Vrie met een paar praktische tips grote invloed op de ontwikkeling van De Enschedese School heeft gehad.

‘Tijdens mijn stage bij het bureau van de GVN, de vereniging van grafisch vormgevers in Nederland, ontving ik een folder over het laten maken van een plaatje als relatiegeschenk. Ik heb Johan Visser gebeld en we zijn bij de platenmaatschappij in Haarlem op excursie geweest. Op de terugweg heeft Johan volgens mij besloten zelf een platenmaatschappij te beginnen.’

Dingenus van de Vrie Van de Vrie woont in een voormalige school aan de dijk om één van de oudste polders van een Zuid-Hollands eiland. Een verband is er alleen in het hoofd van de beschouwer, maar er wordt veel over onderwijzers gepraat. Van de hoofdonderwijzer die bij de school woonde tot de baas van wie je veel kunt leren. De Zeeuw Van de Vrie ging naar de academie in Enschede omdat dat de enige school was die adequaat reageerde op zijn verzoek om informatie. ‘Ik was verzot op boeken maar vond me niet consciëntieus genoeg om een vak als Nederlands te studeren. Ik besloot te leren hoe je mooie boeken moest maken.’ Al in de eerste week verzeilde Van de Vrie in de kring van mensen die De Ark en De Enschedese School zouden oprichten. ‘Onderdeel van de introductieweek was een excursie naar de Documenta in Kassel. Frans Oosterhof en Geert Voskamp zaten in de begeleidingsgroep en vooral met Geert raakte ik niet uitgepraat. Ik had een brede interesse, in beeldende kunst, muziek, literatuur, zowel van lang geleden als van nu. Hij ook. We deelden voor- en afkeuren.’

Nu is Philipp van Ekeren er weer bij. En zo vervelend als ik het zou vinden om echt een baas te zijn zoals mijn vader die voor ogen had als hij weer eens zat te schelden op een bankier of een industrieel, zo lekker vind ik het om eigen baas te zijn in een klein bedrijf en alleen dingen aan te pakken waar je lol in hebt. Trouwens, rijk word je er niet van. Van de week ging ik op weg naar Utrecht en wilde ik geld trekken. Stond er ineens “uw limiet is overschreden”. Al heb ik tienduizend gulden per maand, dan sta ik nog rood. Als je dan vraagt waaraan ik het heb uitgegeven, dan heb ik geen idee. God mag het weten. Zo is het altijd gegaan en zo zal het altijd blijven.’

De AKI was geen echte school met klassen maar meer een school met groepen die dwars door jaargangen en disciplines heen liepen. ‘Wat er in de jaren 70 op de AKI gebeurde, was volgens mij allemaal de nasleep van mei ‘68 in Parijs. Hoewel de academie eigenlijk was opgericht voor het opleiden van ontwerpers voor de textielindustrie, waren er veel docenten uit het Westen terechtgekomen. Linkse mensen. Ze gingen de strijd aan met de plaatselijke kunstenaars die als docent waren aangetrokken en vasthielden aan een strakke indeling in disciplines. Je ziet aan het oorspronkelijke gebouw van de AKI dat een man als Hardy was beïnvloed door de kunstschool van Citroen. Maar de architectuur is nu verloederd door allerlei aanbouw. Overigens was die band met de textielindustrie wel praktisch want in het toenmalige bestuur zaten invloedrijke mensen die even naar Den Haag reden om iets te regelen. En dan stond er bij wijze van spreken drie weken later een gloednieuwe pers.’

FD Ingezonden mededeling

AGENT-X OOSTELIJKE HANDELSKADE 13K 1019 BL AMSTERDAM TEL. 020 - 419 09 09 FAX 020 - 419 09 10

19

~ ex oriente lux ~

Een praktische hulp

foto: kees tabak

18

Niet alleen de academie veranderde in die jaren. ‘Een aantal studenten hadden de eigenaar van het oude mannetjes-café Het Bolwerk gevraagd of ze er één keer per week een avond mochten beleggen. Natuurlijk waren de oude mannetjes toen snel weg.’ Het café werd de ontmoetingsplaats van academieleerlingen. Er werd van alles georganiseerd. Een jaarlijks liedjesfestival bijvoorbeeld, waar een zilveren wisselgehaktbal was te winnen, omdat Het Bolwerk beroemd was om zijn gehaktballen. ‘Toen een groep met Johan Visser


Laatstepost

~ ex oriente lux ~

Beekvissers Beek ‘Ik kende Jochem de Graaf en die deed wel eens wat voor die jongens uit Enschede. Via hem leerde ik Willem Wisselink kennen. Op een gegeven moment hadden ze zo’n Duits popgroepje naar Nederland gehaald, hoe heetten ze ook weer, de Doraus, ja, en toen vroeg Willem mij of ik die jongens wilde begeleiden. Dat heb ik gedaan. Zelf zou hij ze fotograferen. Naar aanleiding daarvan – ik weet niet of het een paar weken, een paar maanden of een paar jaar daarna was – vroeg Willem of ik niet op de zaak wat troep op wilde ruimen. Op 5 december 1984 had ik een soort gesprek, je kent dat wel, op de Kanaalstraat in Amsterdam, waar ze toen met z’n allen zaten. En op 6 december deed ik de styling van de Gigantjes. Dat vond ik zo leuk dat ik al heel gauw tegen Johan zei: ‘Ik ga hier nooit meer weg.’ Maar het was volstrekt onduidelijk wat ik nou eigenlijk moest doen. Op een gegeven moment ben ik maar gewoon met de boekhouding begonnen. Dat was een talent dat ík in kon zetten en waar zíj wat aan hadden. Ik kreeg het meest te maken met Johan Visser en Willem Wisselink. Kees Maas liep er ook nog wel rond, maar die had zich toch al zo’n beetje op zijn eigen stek teruggetrokken. En Frans

Oosterhof was, geloof ik, zelfs al uit de Kanaalstraat weg. Wat ik me vooral herinner, is het ongelooflijk heen en weer lopen van allerlei mafketels die zich overal mee bemoeiden en dan vervolgens gezellig weer weg gingen. Ik vond het één grote bende. Mijn vader was socialist, zo’n echte Amsterdammer. Kunst, dat was voor andere mensen, voor mensen die te veel geld over hadden. Ik wist niets van kunst. Ik snapte er niets van. Ik vond het geen volwassen vulling van je dag. En ook nu nog heb ik geen hoofd om kunst te kopen. Zit domweg niet in mijn systeem. Jammer. Aan de andere kant vind ik het allemaal wel erg bijzonder. Het zeefdrukken van Kees, dat dat bestond en hij het kon. En wat Willem deed, clipjes voor artiesten bedenken en die dan gaan maken. Gewoon doen wat in je hoofd opkwam. Dat had ook wel weer wat. Het was een andere wereld. Ze wilden ook niet dat er teveel over geld werd gesproken, want er moest kunst gefrommeld worden. Dat was het belangrijkst. Maar ik vond dat de bezem erdoor moest. Sommigen van die gasten die maar in en uit liepen, zaten zelfs in de boekhouding te rommelen. En Kees Maas wilde best een schoenendoosboekhouding

FOTO: TED LENSEN

amsterdam - Eén uitkomst van De Enschedese School is het bureau – voor al uw communicatie – Beekvisser|Tjasker v/h Beek, Visser & Wisselink. Visser is Johan Visser, al Enschedese Scholier toen De Enschedese School nog moest worden uitgevonden. Wisselink was Willem Wisselink, één van de eerste Enschedese Scholieren maar zijn weg en die van Johan Visser hebben zich gescheiden. Tjasker is Philipp van Ekeren, een vreemde eend in deze bijt, omdat hij nooit op de Enschedese School heeft gezeten. En Beek is Beek. Maruca. ‘Op 5 december 1984 ben ik na een kort gesprek maar wat gaan doen op de Kanaalstraat. Op 6 december vertelde ik Johan dat ik er nooit meer weg zou gaan.’ Of Visser daar blij mee was, is de vraag. Toen hij voor zichzelf begon, zat er weinig anders op dan ‘nooit meer weg’ maar als Beek voor zijn naam te plakken.

De Gigantjes op de hoes van hun debuut LP ‘Little Giants’

voor De Enschedese School bijhouden maar had helemaal geen zin in die grote bedragen die bij Idiot Records omgingen. Dus daar ben ik aan gaan zitten. Ik zette alles in kasboeken groter dan het tafeltje waar we nu aan zitten. En niemand moest nog proberen daar met zijn poten aan te komen. Kennelijk vroegen ze iedereen om hun dingetjes maar op hun eigen manier in de boeken te stoppen. Als ze het zelf maar niet hoefden te doen. Zo’n sfeer hing daar. Ik creëerde dus mijn eigen plek en bleef consequent iedere cent opschrijven. Al doende begonnen we te zien dat er tonnen schuld ontstonden. Volgens mij zes, maar ik zie dat soort dingen somber. Volgens Johan waren het er “maar” drie. Maar zes of drie ton schuld, er moest wat gebeuren.

Toen is er van alles gaan schuiven. Johan, Willem en ik wilden, dat wisten we zeker, samen met iets doorgaan. Maar dat kon niet als we failliet zouden gaan. We zijn dus gaan saneren. Alle mensen met wie we werkten hebben we, als ik me niet al te sterk vergis, hun geld betaald. Alleen de grote maatschappijen hebben ons na overleg – Johan deed dat heel goed – delen van onze schulden kwijtgescholden. Terwijl we daarmee bezig waren, moesten we natuurlijk ook gaan bedenken hoe we wèl geld konden verdienen. Om te beginnen moest het jonge-honden-gevoel de deur uit. Verder schiep Kees Maas duidelijkheid door alleen nog maar met Jan Dietvorst De Enschedese School te willen doen en uit de Kewi’s te gaan. Zo raakte de echte kunst bij Johan, Willem en mij ver uit zicht.

Van links naar rechts: Willem Wisselink, Maruca Beek en Johan Visser rond 1985 Maar met het maken van plaatjes konden we ook niet door blijven gaan. We verdienden er geen droog brood mee en als de artiesten zogenaamd beroemd werden, konden we ze niets bieden. De grote platenmaatschappijen hielden ze goede contracten voor. Eindelijk konden ze dan een goed belegde boterham verdienen. Ze werden weggekocht als de beste voetballers van een amateurclub. Die amateurclub waren wij en tegen de profs konden wij niet op. Nooit en te nimmer zouden we er een cent mee verdienen. Het was eigenlijk niet meer dan een buitengewoon leuke hobby waar iedereen zijn ei in kwijt kon. Het zij zo. Het enige dat me steekt is dat we als platenbonzen werden gezien, bazen, terwijl we dat dus helemaal niet waren. Maar de vraag bleef wat we nu eigenlijk moesten. Ik weet nog dat Johan en ik een dag met een grote map werk naar allerlei drukkers zijn geweest om ontwerpopdrachten binnen te halen. Maar toen we terugreden, besloten we dat we nog liever dood wilden dan ooit nog om werk te moeten bedelen. Toen een vriend, Maurits

Groen, zijn zaak opende in het vroegere Wilhelmina Gasthuis, gingen we daar naartoe om contacten te leggen. Op dat feestje besloten Johan en ik dat we uit de Kanaalstraat weg moesten en in het WG moesten gaan zitten. Willem voelde er eerst weinig voor maar ging natuurlijk toch mee. Door jaren voor niets te werken en dankzij opdrachten als het restylen van de Hitkrant, kwamen we langzaam uit de financiële problemen. We begonnen nauw samen te werken met Maurits. Dag en nacht zaten Johan en hij te werken. Als je in het donker over het WG-terrein liep, brandden er twee lichtjes, één bij Maurits, één bij Johan. Wat die jongens deden, ik weet het niet, maar ze spraken eindeloos met elkaar en daar kwam plan na plan uit. Na een paar jaar begon de zaak echt te lopen en konden we onszelf zelfs een salaris uitbetalen.

Laatstepost

Een interview met Dingenus van de Vrie Dingenus van de Vrie wilde mooie boeken leren maken toen hij in 1972 naar de AKI ging, en maakt ze nu. Hij is vormgever in dienst van het Rotterdamse museum Boijmans-van Beuningen. Op de academie in Enschede leerde hij het ambacht maar onder Wim Crouwel het vak. Tijdens de introductieweek van de AKI deed een gesprek met leraar Geert Voskamp over

Maar Willem vond het op een gegeven moment niet leuk meer. Hij wilde andere dingen dan wij en begon voor zichzelf. En iets meer dan een jaar geleden verhuisde Maurits met zijn zaak naar Haarlem. Eigenlijk was er zo ieder jaar wel wat. Ik ben steeds weer bang failliet te gaan, maar altijd blijkt dat daar helemaal geen reden voor is. We zijn zelfs flink groter geworden. Johan en ik houden er ontzettend van om met andere mensen te werken.

Jugendstil en goede literatuur hem in de kringen belanden waar later De Ark en De Enschedese School uit voortkwamen. ‘Ik was een spons. Over alles werd veel gesproken. Dat was machtig interessant en leuk. Ik was de jongste. Het hulpje.’ Toch is het niet uitgesloten dat Van de Vrie met een paar praktische tips grote invloed op de ontwikkeling van De Enschedese School heeft gehad.

‘Tijdens mijn stage bij het bureau van de GVN, de vereniging van grafisch vormgevers in Nederland, ontving ik een folder over het laten maken van een plaatje als relatiegeschenk. Ik heb Johan Visser gebeld en we zijn bij de platenmaatschappij in Haarlem op excursie geweest. Op de terugweg heeft Johan volgens mij besloten zelf een platenmaatschappij te beginnen.’

Dingenus van de Vrie Van de Vrie woont in een voormalige school aan de dijk om één van de oudste polders van een Zuid-Hollands eiland. Een verband is er alleen in het hoofd van de beschouwer, maar er wordt veel over onderwijzers gepraat. Van de hoofdonderwijzer die bij de school woonde tot de baas van wie je veel kunt leren. De Zeeuw Van de Vrie ging naar de academie in Enschede omdat dat de enige school was die adequaat reageerde op zijn verzoek om informatie. ‘Ik was verzot op boeken maar vond me niet consciëntieus genoeg om een vak als Nederlands te studeren. Ik besloot te leren hoe je mooie boeken moest maken.’ Al in de eerste week verzeilde Van de Vrie in de kring van mensen die De Ark en De Enschedese School zouden oprichten. ‘Onderdeel van de introductieweek was een excursie naar de Documenta in Kassel. Frans Oosterhof en Geert Voskamp zaten in de begeleidingsgroep en vooral met Geert raakte ik niet uitgepraat. Ik had een brede interesse, in beeldende kunst, muziek, literatuur, zowel van lang geleden als van nu. Hij ook. We deelden voor- en afkeuren.’

Nu is Philipp van Ekeren er weer bij. En zo vervelend als ik het zou vinden om echt een baas te zijn zoals mijn vader die voor ogen had als hij weer eens zat te schelden op een bankier of een industrieel, zo lekker vind ik het om eigen baas te zijn in een klein bedrijf en alleen dingen aan te pakken waar je lol in hebt. Trouwens, rijk word je er niet van. Van de week ging ik op weg naar Utrecht en wilde ik geld trekken. Stond er ineens “uw limiet is overschreden”. Al heb ik tienduizend gulden per maand, dan sta ik nog rood. Als je dan vraagt waaraan ik het heb uitgegeven, dan heb ik geen idee. God mag het weten. Zo is het altijd gegaan en zo zal het altijd blijven.’

De AKI was geen echte school met klassen maar meer een school met groepen die dwars door jaargangen en disciplines heen liepen. ‘Wat er in de jaren 70 op de AKI gebeurde, was volgens mij allemaal de nasleep van mei ‘68 in Parijs. Hoewel de academie eigenlijk was opgericht voor het opleiden van ontwerpers voor de textielindustrie, waren er veel docenten uit het Westen terechtgekomen. Linkse mensen. Ze gingen de strijd aan met de plaatselijke kunstenaars die als docent waren aangetrokken en vasthielden aan een strakke indeling in disciplines. Je ziet aan het oorspronkelijke gebouw van de AKI dat een man als Hardy was beïnvloed door de kunstschool van Citroen. Maar de architectuur is nu verloederd door allerlei aanbouw. Overigens was die band met de textielindustrie wel praktisch want in het toenmalige bestuur zaten invloedrijke mensen die even naar Den Haag reden om iets te regelen. En dan stond er bij wijze van spreken drie weken later een gloednieuwe pers.’

FD Ingezonden mededeling

AGENT-X OOSTELIJKE HANDELSKADE 13K 1019 BL AMSTERDAM TEL. 020 - 419 09 09 FAX 020 - 419 09 10

19

~ ex oriente lux ~

Een praktische hulp

foto: kees tabak

18

Niet alleen de academie veranderde in die jaren. ‘Een aantal studenten hadden de eigenaar van het oude mannetjes-café Het Bolwerk gevraagd of ze er één keer per week een avond mochten beleggen. Natuurlijk waren de oude mannetjes toen snel weg.’ Het café werd de ontmoetingsplaats van academieleerlingen. Er werd van alles georganiseerd. Een jaarlijks liedjesfestival bijvoorbeeld, waar een zilveren wisselgehaktbal was te winnen, omdat Het Bolwerk beroemd was om zijn gehaktballen. ‘Toen een groep met Johan Visser


20

~ ex oriente lux ~

Laatstepost

Laatstepost

21

~ ex oriente lux ~

Naar het westen het toneel ontwerp: d. van de vrie

De Lambertus Lambregts van Voskamp & Lambregts In de geschiedenis van De Enschedese School speelt toneel een grote rol. Ieder lid kreeg er tijdens zijn opleiding wel mee te maken. De man die ze daartoe verleidde, was leraar Geert Voskamp. Maar ze waren niet de eersten. Met toen Bert nu Lambertus Lambregts, AKI-student van de lichting 1968, vormde Voskamp het duo Voskamp en Lambregts dat zich later Instituut Houtappel doopte. Dat ging niet ongemerkt voorbij aan de VPRO in Hilversum en het Mickery theater in Amsterdam. Lambregts over de gang naar het westen van een niet geïnstitutionaliseerd instituut waaraan De Enschedese School zich spiegelde.

Catalogus voor tentoonstelling in de Kunsthal, Rotterdam

Van de Vrie vertelt dat de basisjaren op de academie bedoeld waren ‘om je flink in verwarring te brengen en alles eruit te rammen wat je je had voorgenomen zodat je leeg opnieuw zou beginnen’. Hij liet het gebeuren maar blijkt toch steeds goed op de geproduceerde grafiek te hebben gelet. Voskamp waardeert hij meer dan twintig jaar na dato toch vooral om zijn grafische vakmanschap. ‘Ik herinner me zijn filmaffiche, formaat één bij twee meter, van een man-met-jas waarin tegelijkertijd de beweging van het aantrekken van die jas te zien was. Dat werd in vele tientallen drukgangen gemaakt.’ Van Lambregts herinnert hij zich diens eindexamenwerk. ‘Een boek waarin hij zo’n 25 keer dezelfde foto op de rechterpagina drukte maar links steeds een andere tekst schreef, zodat de boodschap van de foto iedere keer anders was door de context. Het boek werd direct uitgegeven door een gerenommeerde uitgeverij.’ En uiteindelijk studeerde Van de Vrie gewoon af in het vak dat hij zich had voorgenomen te leren, de grafische vormgeving. Tijdens zijn hele studie was Van de Vrie bij De Ark betrokken. ‘Ik was de jongste, het hulpje. Ik deed wat aan de administratie en drukte veel werk van anderen.’ De Ark was er om na te denken over de vraag wat een academiestudent na zijn studie te

‘...ik drukte veel voor anderen...’

doen stond. ‘Dat hield me nogal bezig maar ik wilde in de praktijk te weten komen hoe al die dingen die we bij De Ark deden nou eigenlijk financieel en juridisch in elkaar staken. Hoe werd de hoogte van honoraria bepaald? Hoe zit het met copyrights van je werk?’ Van de Vrie besloot te proberen een stageplaats te krijgen bij GVN, de vereniging van grafisch vormgevers in Nederland. Dat lukte en hij raakte onder meer betrokken bij de organisatie van een reizende tentoonstelling over bewegwijzering. ‘Het aardige daarvan was dat ik met alle aspecten van zo’n onderneming te maken kreeg. Met de ontwerpers van bewegwijzering natuurlijk maar ook met museummensen die de tentoonstelling moesten kopen, met administratie maar ook met lay-out van een vakblad als Vorm. Ik kwam met geweldig veel mensen in contact.’

ontwerp: d. van de vrie

en Geert Voskamp erin die bal won, werd die onmiddellijk tot de popgroep Cursus omgedoopt. Johan maakte onder het motto ‘... en natuurlijk wonnen we die bal!’ gelijk een ansichtkaart van die groep. Voor Geert Voskamp en Bert Lambregts was het aanleiding om een toneelstuk te bedenken, Wiechers kamer, over een opleiding tot popmuzikant waarvoor Johan en zijn vrienden dan weer een machine bedachten om swingen te leren. Ik herinner me dat Geert en Bert in aansluiting op het toenmalige werk van Ger van Elk de spelers uit geprojecteerde dia’s lieten verschijnen. En mij werd gevraagd mee te helpen als inspeciënt.’

‘..door Crouwel uitgezette lijnen...’ Daar voer De Ark wel bij. ‘Tijdens mijn stage op het bureau van de GVN ontving ik bijvoorbeeld een folder over het laten maken van een grammofoonplaatje als relatiegeschenk. Ik heb direct Johan Visser gebeld en we zijn bij de platenmaatschappij in Haarlem op excursie geweest. Op de terugweg heeft Johan volgens mij besloten zelf een platenmaatschappij te beginnen.’ Van groter belang lijkt Van de Vrie’s ervaring bij de GVN dat ‘mensen het interessant vinden bij een club te horen en op lijsten te staan met andere beroemde mensen’. Op De Ark werd veel nagedacht over het verkopen van kunst. ‘Ik herinner me dat het ons fantastisch leek een soort Wehkampcatalogus voor kunst te maken.’ Als boekhouder van De Ark opperde Van de Vrie het idee om donateurs te zoeken die tegen betaling van een bijdrage recht kregen op een aantal kunstwerken. ‘Dat gebeurde en werkte niet slecht. Toen we de lijsten met donateurs besloten te publiceren, wilde niemand achterblijven. Sterker nog, mensen begonnen hun best te doen om erop terecht te komen.’ Voor Van de Vrie was deze benadering niet een be-

langwekkende ideologie maar een handig slimmigheidje. ‘Ik was er nooit zo voor om tot diep in de nacht met een dronken kop door te discussiëren en dan met ruzie uit elkaar te gaan. Dat drinken vond ik heerlijk, maar het werk hield ik graag praktisch.’ De overgang van academie naar grote wereld benaderde Van de Vrie al even praktisch. Hij studeerde af als grafisch vormgever, precies zoals hij zich had voorgenomen, en kreeg via zijn begeleider van zijn stage bij de GVN een baan als educatief medewerker van het museum in Schiedam. Heel klassiek. Hij hield nog wel wat contact met mensen in Enschede, kon ‘nog wel eens wat werk van Enschedese kunstenaars in tentoonstellingen stoppen’, maar droeg zelf niet meer bij aan het werk van De Enschedese School. ‘Ik ben zelfs niet altijd abonnee geweest.’ Toen hij het werk in Schiedam kon dromen, solliciteerde hij bij Boijmans-van Beuningen als ‘huistypograaf’. Wim Crouwel nam hem welhaast persoonlijk aan. ‘Hij liet me na werktijd komen. Pas later begreep ik dat hij dat deed om me rustig mijn toekomstige werkplek te kunnen laten zien.’ Enigszins pikant was dat wel. ‘Op de academie werd het werk van Wim Crouwel helemaal niet gewaardeerd. Omdat hij zo goed kon praten, werd hij daar Wim Wouwel genoemd. Maar toen ik onder hem ging werken, begon ik te begrijpen waarom hij volgens zulke rigide stramienen werkte. Dat bleek zeer efficiënt en geeft een organisatie een gezicht. Alles delegeerde Crouwel bij Boijmans. Conservatoren konden binnen de randvoorwaarden van geld en tijd doen en laten wat ze wilden. Alleen, over lettertype, papiersoort en formaat van de catalogus bij hun tentoonstelling kon niet gediscussieerd worden. Dat waren de futura, Arjo mari en 27 x 25 centimeter. Het was het enige punt waarover Crouwel met zijn medewerkers moest strijden. Maar bij mij is de aversie tegen wat ik een liefdeloze typografie vond, omgeslagen in grote bewondering voor een nuchtere vormgeving in dienst van de leesbaarheid en de bood-

schap die je hebt te verkondigen. Op dit moment speel ik met de gedachte om een tentoonstelling te maken over de ontwikkeling van Benno Wissing. Die man was ontwerper bij de gemeentedrukkerij van Rotterdam en begon daar decoratief te werken. Maar in een periode van vijftien jaar zie je dat hij zich ontwikkelt tot een typograaf à la Crouwel, zodat het geen verbazing wekt dat hij één van de oprichters van Total Design werd. Nu Crouwel weg is bij Boijmans, wordt de vormgeving bij ons overigens weer projectgewijs aangepakt. Nu ben ik degene die probeert de door Crouwel uitgezette lijnen, waar mogelijk, voort te zetten. Het kan verkeren. Voor Van de Vrie waren De Ark en De Enschedese School een gewaardeerd tussenstation. Volgens hem is dat in het algemeen ook het belang ervan geweest. ‘De kunstgeschiedenis is er niet veel verder mee geholpen. Vergelijkbare initiatieven doken toen overal op. Maar voor ieder van ons afzonderlijk is het erg belangrijk geweest. Natuurlijk kan het een probleem zijn als je in alle richtingen beweegt. Je dringt dan niet door tot de essentie van dingen. Maar moet dat per se? Ik geloof het niet. Het is ook spannend. Ik weiger dan ook me te schamen voor het werk dat we toen maakten. Eigenlijk doe ik nog steeds van alles wat. Ik geef boeken vorm, doe aan muziek, schilder, bemoei me met Radio Rijnmond, lees, kijk vogels, heb kinderen en vind alles nog steeds even leuk. Nee, ik laat m’n plezier niet vergallen door een mij wat al te gereformeerde hang naar diepgang.’ Een paar dagen na het gesprek valt er een brief van Van de Vrie in de bus. ‘Heb nog vaak gedacht aan ons gesprek. Als ik mijn rol in De Ark opnieuw zou moeten samenvatten zou ik nu zeggen: [...] Door de intensieve samenwerking/discussie heb ik veel te danken aan de “oerleden” (Frans, Geert, Johan). Met enige ironie zou je me een “profiteur” kunnen noemen.’ Toch dankbaar, toch ook wat gereformeerd dus. FD

‘Toen ik in 1968 op de AKI kwam, drukte Joop Hardy tot mijn grote genoegen al zijn stempel op de academie als waarnemend directeur. Docenten als Geert Voskamp waren in het klimaat dat Hardy schiep in staat om zich sterk te ontplooien en de AKI tot grote bloei te brengen. Voordat hij bij de AKI kwam, in zijn Utrechtse periode, regisseerde Voskamp studententoneel. Op de AKI begon hij met collega’s toneel te maken. Later kwamen daar ook leerlingen bij. In mijn studietijd was één van de hoogtepunten van het jaar de eenmalige opvoering van een stuk door de groep Sarah Bernhardt. Eens per jaar werd de grote hal van de academie ingericht voor het spelen van een naar decor, dictie en onderwerp achttiende-eeuws spektakelstuk. Loodzware stukken als William of den bedroghen gemael met een compleet natuurhistorisch museum als decor sloegen in als een bom op deze uiterst moderne en verlichte academie. En de volgende ochtend was er in de hal geen spoor van de productie meer te vinden. Voskamp en ik begonnen daarnaast met door onszelf gemaakte en uitgevoerde stukken in het vestzaktheatercircuit. Onze omgeving, de academie, ons eigen instituut, was altijd het onderwerp. Kenmerkend was verder – nu lijkt dat schering en inslag

maar toen was het bijzonder – dat we van media als tape, dia en film spelers maakten. In het stuk De Shamporaller, waarin iemand les kreeg in het goed uitspreken van een slagzin, zat bijvoorbeeld een bandrecorder die niet alleen luisterde maar ook sprak. Toen de VPRO een programma over de campus van de technische universiteit wilde maken, werden ze naar ons verwezen voor een leuk onderwerp. We hebben een stukje van vijf minuten voor ze gemaakt dat erg aansloeg. Daarna zong het in Hilversum door. Wat later regisseerden de makers van de VPRO-film een stuk van Ritsaert ten Cate in Mickery. Omdat theatertechniek daarin een grote rol speelde, vroegen ze ons een paar scenes eruit voor onze rekening te nemen en dat hebben we gedaan. Zo werden Hilversum en Amsterdam een deel van onze omgeving en kregen ze in het werk van Instituut Houtappel een plaats. We loofden bijvoorbeeld als het ons uitkwam de Lambregts-Voskamp-bokaal uit. Toen Ritsaert ten Cate een mooi interview had afgegeven, hebben we hem genomineerd. Maar hij schreef ons dat dat de tweede keer binnen een maand was, zodat hij zich genoodzaakt zag naar onze papieren te vragen. We hebben een no-

tariële acte laten opstellen, zodat hij er niet meer onderuit kon. We hebben die bokaal ook eens uitgereikt aan een Duitse Herr Professor, die ik me nog herinnerde van een excursie met de ULO. Daar maakte de VPRO dan weer een film van. In 1976 hebben we Instituut Houtappel met terugwerkende kracht van een verleden voorzien. We maakten een mapje met vier prenten, drie zogenaamd van bekende illustratoren en één met een afbeelding van de Duitser Holzapfel. Die zou rond de eeuwisseling de Nederlander Jan van Tol hebben ontmoet en zo’n indruk hebben gemaakt dat Van Tol in 1901 in de sfeer van Van Eedens Walden en andere werkgemeenschappen het Instituut Houtappel in Enschede was begonnen. We stuurden de prenten in 1976 aan grote Nederlanders ter ere van het 75-jarig bestaan en kregen vele felicitaties op officiëel papier terug. De illustratoren op wiens werk we ons hadden gebaseerd, voelden zich, denk ik, vereerd want ze hulden zich in een welwillend zwijgen. Het Instituut Houtappel is zo een historisch feit geworden.

was, moest die werkplaats juridisch goed opgezet worden. Ook financieel was het geen geringe onderneming omdat we opdrachten moesten binnenhalen en die professioneel tegen normale prijzen uitvoeren. Kort nadat ik directeur was, werd ik besprongen door het visioen dat

een ideële werkgemeenschap onder mijn leiding een bedrijf moest worden. Bedrijfsleider, dat idee maakte me letterlijk ziek. Het is nooit mijn drijfveer geweest om een instituut te creëren. Mijn drijfveer was de weerzin die andere instituten mij inboezemden. Instituut Houtappel hebben we daarom ook nooit geïnstitutionaliseerd. Wim de Bie, betrokken bij één van de VPRO-programma’s over Houtappel, was daar wel jaloers op en raadde ons aan dat vooral zo te houden. We ontliepen en ontlopen serieuze gedrevenheid. Er zijn altijd perioden geweest waarin we de luwte opzochten en ons volzogen als een spons tot ineens... Alleen, die perioden zijn steeds langer geworden.’ FD

NRC Handelblad, 14 november 1975

Inderdaad was ik ondertussen al een paar jaar afgestudeerd en bekleedde ik tussendoor korte tijd in De Ark de functie van directeur. Maar dat bekwam me slecht. Het was een mooie gedachte om een gebouw te redden door er een goed geoutilleerde grafische werkplaats voor net afgestudeerde kunstenaars van te maken. Instituut Houtappel en in sterkere mate De Enschedese School hebben daar hun voordeel mee gedaan. Maar omdat de gemeente onze gesprekspartner

De zuilen van Hercules - deel 3 - door Atte Jongstra (Wat eraan voorafging. Osseworst en Droogbek verplaatsen zich per motor richting grote daden en Henk raakt verbijsterd door herinneringen die niet van hem zijn.) Henk merkt dat zijn dubbelganger nog steeds een man van weinig woorden is. Zwijgend gebruiken ze de maaltijd, bij de koffie zeggen ze niks, en als ze die avond aan de toog het ene kleine glaasje na het andere legen is er evenmin een levendig gesprek. ‘Jonge wat een saai stel,’ zegt de hotelhouder tegen zijn broodmagere dochter, als deze met afwashanden uit de keuken stapt. ‘Geen praat aan.’ Maar de dochter is toe aan andere dingen dan woorden. Ze is oud genoeg om te denken dat Henk een lekkere kop heeft, met spieren in de mouw en lager. Een gezonde vent, uitgevoerd in kerkklokkenbrons. De ander is dito. Die avond wordt het niks meer. Als één man staan Droogbek en Osseworst op en zeggen dat het langzamerhand bedtijd wordt. ‘Ze kunnen weer praten,’ fluistert de hotelhouder, maar zijn dochter hoort het niet. Droogbek wordt wakker na een nacht graven in een kamp dat Dalfsen heet. Overal spierpijn. Naast hem in het tweepersoonsbed ligt Henk nog zachtjes te snurken, nu en dan onderbroken door onrust met een gemurmeld woordje, waarin Droogbek ‘Schnell’ of ‘Raus’ meent te horen. Dan wordt er zachtjes geklopt. De dochter

verschijnt met het hoofd om de deur en vraagt of de heren misschien gebruik willen maken van haar ochtenddienst voor ontbijt of iets dergelijks. Droogbek kijkt snel naast zich. Henk ligt nu op zijn rug, zijn bloed zit op de goede plaats, gestuwd en wel onder de dekens, zo duidelijk als wat. ‘Kom er maar even in,’ zegt Droogbek. ‘De dauw is nog in de morgen, dus het zal wel gaan denk ik.’ Langzaam schuift Henk uit zijn droom de werkelijkheid in. Hij begint als onderste in een stapel dode soldaten, dan begint het te bewegen boven hem, er wordt gezucht en gesteund, wegend gewicht, nattigheid op heuphoogte. Hij opent de ogen, ziet bij het licht door de gordijnen de bedrukte toestand waarin hij verkeert, een mannenstem die ‘Klaar’ zegt, een sluitgeluid als ‘plop’, botten die scherp aanvoelen nu er frenetiek mee wordt bewogen om niet achter te blijven, een vage notie van verlichting in zijn halfslaap... Op deze manier wordt Henk Osseworst wakker in een vol ledikant, op een vermoeide matras, bezorgd over wat de nieuwe dag nog meer gaat brengen.

- WORDT VERVOLGD -


20

~ ex oriente lux ~

Laatstepost

Laatstepost

21

~ ex oriente lux ~

Naar het westen het toneel ontwerp: d. van de vrie

De Lambertus Lambregts van Voskamp & Lambregts In de geschiedenis van De Enschedese School speelt toneel een grote rol. Ieder lid kreeg er tijdens zijn opleiding wel mee te maken. De man die ze daartoe verleidde, was leraar Geert Voskamp. Maar ze waren niet de eersten. Met toen Bert nu Lambertus Lambregts, AKI-student van de lichting 1968, vormde Voskamp het duo Voskamp en Lambregts dat zich later Instituut Houtappel doopte. Dat ging niet ongemerkt voorbij aan de VPRO in Hilversum en het Mickery theater in Amsterdam. Lambregts over de gang naar het westen van een niet geïnstitutionaliseerd instituut waaraan De Enschedese School zich spiegelde.

Catalogus voor tentoonstelling in de Kunsthal, Rotterdam

Van de Vrie vertelt dat de basisjaren op de academie bedoeld waren ‘om je flink in verwarring te brengen en alles eruit te rammen wat je je had voorgenomen zodat je leeg opnieuw zou beginnen’. Hij liet het gebeuren maar blijkt toch steeds goed op de geproduceerde grafiek te hebben gelet. Voskamp waardeert hij meer dan twintig jaar na dato toch vooral om zijn grafische vakmanschap. ‘Ik herinner me zijn filmaffiche, formaat één bij twee meter, van een man-met-jas waarin tegelijkertijd de beweging van het aantrekken van die jas te zien was. Dat werd in vele tientallen drukgangen gemaakt.’ Van Lambregts herinnert hij zich diens eindexamenwerk. ‘Een boek waarin hij zo’n 25 keer dezelfde foto op de rechterpagina drukte maar links steeds een andere tekst schreef, zodat de boodschap van de foto iedere keer anders was door de context. Het boek werd direct uitgegeven door een gerenommeerde uitgeverij.’ En uiteindelijk studeerde Van de Vrie gewoon af in het vak dat hij zich had voorgenomen te leren, de grafische vormgeving. Tijdens zijn hele studie was Van de Vrie bij De Ark betrokken. ‘Ik was de jongste, het hulpje. Ik deed wat aan de administratie en drukte veel werk van anderen.’ De Ark was er om na te denken over de vraag wat een academiestudent na zijn studie te

‘...ik drukte veel voor anderen...’

doen stond. ‘Dat hield me nogal bezig maar ik wilde in de praktijk te weten komen hoe al die dingen die we bij De Ark deden nou eigenlijk financieel en juridisch in elkaar staken. Hoe werd de hoogte van honoraria bepaald? Hoe zit het met copyrights van je werk?’ Van de Vrie besloot te proberen een stageplaats te krijgen bij GVN, de vereniging van grafisch vormgevers in Nederland. Dat lukte en hij raakte onder meer betrokken bij de organisatie van een reizende tentoonstelling over bewegwijzering. ‘Het aardige daarvan was dat ik met alle aspecten van zo’n onderneming te maken kreeg. Met de ontwerpers van bewegwijzering natuurlijk maar ook met museummensen die de tentoonstelling moesten kopen, met administratie maar ook met lay-out van een vakblad als Vorm. Ik kwam met geweldig veel mensen in contact.’

ontwerp: d. van de vrie

en Geert Voskamp erin die bal won, werd die onmiddellijk tot de popgroep Cursus omgedoopt. Johan maakte onder het motto ‘... en natuurlijk wonnen we die bal!’ gelijk een ansichtkaart van die groep. Voor Geert Voskamp en Bert Lambregts was het aanleiding om een toneelstuk te bedenken, Wiechers kamer, over een opleiding tot popmuzikant waarvoor Johan en zijn vrienden dan weer een machine bedachten om swingen te leren. Ik herinner me dat Geert en Bert in aansluiting op het toenmalige werk van Ger van Elk de spelers uit geprojecteerde dia’s lieten verschijnen. En mij werd gevraagd mee te helpen als inspeciënt.’

‘..door Crouwel uitgezette lijnen...’ Daar voer De Ark wel bij. ‘Tijdens mijn stage op het bureau van de GVN ontving ik bijvoorbeeld een folder over het laten maken van een grammofoonplaatje als relatiegeschenk. Ik heb direct Johan Visser gebeld en we zijn bij de platenmaatschappij in Haarlem op excursie geweest. Op de terugweg heeft Johan volgens mij besloten zelf een platenmaatschappij te beginnen.’ Van groter belang lijkt Van de Vrie’s ervaring bij de GVN dat ‘mensen het interessant vinden bij een club te horen en op lijsten te staan met andere beroemde mensen’. Op De Ark werd veel nagedacht over het verkopen van kunst. ‘Ik herinner me dat het ons fantastisch leek een soort Wehkampcatalogus voor kunst te maken.’ Als boekhouder van De Ark opperde Van de Vrie het idee om donateurs te zoeken die tegen betaling van een bijdrage recht kregen op een aantal kunstwerken. ‘Dat gebeurde en werkte niet slecht. Toen we de lijsten met donateurs besloten te publiceren, wilde niemand achterblijven. Sterker nog, mensen begonnen hun best te doen om erop terecht te komen.’ Voor Van de Vrie was deze benadering niet een be-

langwekkende ideologie maar een handig slimmigheidje. ‘Ik was er nooit zo voor om tot diep in de nacht met een dronken kop door te discussiëren en dan met ruzie uit elkaar te gaan. Dat drinken vond ik heerlijk, maar het werk hield ik graag praktisch.’ De overgang van academie naar grote wereld benaderde Van de Vrie al even praktisch. Hij studeerde af als grafisch vormgever, precies zoals hij zich had voorgenomen, en kreeg via zijn begeleider van zijn stage bij de GVN een baan als educatief medewerker van het museum in Schiedam. Heel klassiek. Hij hield nog wel wat contact met mensen in Enschede, kon ‘nog wel eens wat werk van Enschedese kunstenaars in tentoonstellingen stoppen’, maar droeg zelf niet meer bij aan het werk van De Enschedese School. ‘Ik ben zelfs niet altijd abonnee geweest.’ Toen hij het werk in Schiedam kon dromen, solliciteerde hij bij Boijmans-van Beuningen als ‘huistypograaf’. Wim Crouwel nam hem welhaast persoonlijk aan. ‘Hij liet me na werktijd komen. Pas later begreep ik dat hij dat deed om me rustig mijn toekomstige werkplek te kunnen laten zien.’ Enigszins pikant was dat wel. ‘Op de academie werd het werk van Wim Crouwel helemaal niet gewaardeerd. Omdat hij zo goed kon praten, werd hij daar Wim Wouwel genoemd. Maar toen ik onder hem ging werken, begon ik te begrijpen waarom hij volgens zulke rigide stramienen werkte. Dat bleek zeer efficiënt en geeft een organisatie een gezicht. Alles delegeerde Crouwel bij Boijmans. Conservatoren konden binnen de randvoorwaarden van geld en tijd doen en laten wat ze wilden. Alleen, over lettertype, papiersoort en formaat van de catalogus bij hun tentoonstelling kon niet gediscussieerd worden. Dat waren de futura, Arjo mari en 27 x 25 centimeter. Het was het enige punt waarover Crouwel met zijn medewerkers moest strijden. Maar bij mij is de aversie tegen wat ik een liefdeloze typografie vond, omgeslagen in grote bewondering voor een nuchtere vormgeving in dienst van de leesbaarheid en de bood-

schap die je hebt te verkondigen. Op dit moment speel ik met de gedachte om een tentoonstelling te maken over de ontwikkeling van Benno Wissing. Die man was ontwerper bij de gemeentedrukkerij van Rotterdam en begon daar decoratief te werken. Maar in een periode van vijftien jaar zie je dat hij zich ontwikkelt tot een typograaf à la Crouwel, zodat het geen verbazing wekt dat hij één van de oprichters van Total Design werd. Nu Crouwel weg is bij Boijmans, wordt de vormgeving bij ons overigens weer projectgewijs aangepakt. Nu ben ik degene die probeert de door Crouwel uitgezette lijnen, waar mogelijk, voort te zetten. Het kan verkeren. Voor Van de Vrie waren De Ark en De Enschedese School een gewaardeerd tussenstation. Volgens hem is dat in het algemeen ook het belang ervan geweest. ‘De kunstgeschiedenis is er niet veel verder mee geholpen. Vergelijkbare initiatieven doken toen overal op. Maar voor ieder van ons afzonderlijk is het erg belangrijk geweest. Natuurlijk kan het een probleem zijn als je in alle richtingen beweegt. Je dringt dan niet door tot de essentie van dingen. Maar moet dat per se? Ik geloof het niet. Het is ook spannend. Ik weiger dan ook me te schamen voor het werk dat we toen maakten. Eigenlijk doe ik nog steeds van alles wat. Ik geef boeken vorm, doe aan muziek, schilder, bemoei me met Radio Rijnmond, lees, kijk vogels, heb kinderen en vind alles nog steeds even leuk. Nee, ik laat m’n plezier niet vergallen door een mij wat al te gereformeerde hang naar diepgang.’ Een paar dagen na het gesprek valt er een brief van Van de Vrie in de bus. ‘Heb nog vaak gedacht aan ons gesprek. Als ik mijn rol in De Ark opnieuw zou moeten samenvatten zou ik nu zeggen: [...] Door de intensieve samenwerking/discussie heb ik veel te danken aan de “oerleden” (Frans, Geert, Johan). Met enige ironie zou je me een “profiteur” kunnen noemen.’ Toch dankbaar, toch ook wat gereformeerd dus. FD

‘Toen ik in 1968 op de AKI kwam, drukte Joop Hardy tot mijn grote genoegen al zijn stempel op de academie als waarnemend directeur. Docenten als Geert Voskamp waren in het klimaat dat Hardy schiep in staat om zich sterk te ontplooien en de AKI tot grote bloei te brengen. Voordat hij bij de AKI kwam, in zijn Utrechtse periode, regisseerde Voskamp studententoneel. Op de AKI begon hij met collega’s toneel te maken. Later kwamen daar ook leerlingen bij. In mijn studietijd was één van de hoogtepunten van het jaar de eenmalige opvoering van een stuk door de groep Sarah Bernhardt. Eens per jaar werd de grote hal van de academie ingericht voor het spelen van een naar decor, dictie en onderwerp achttiende-eeuws spektakelstuk. Loodzware stukken als William of den bedroghen gemael met een compleet natuurhistorisch museum als decor sloegen in als een bom op deze uiterst moderne en verlichte academie. En de volgende ochtend was er in de hal geen spoor van de productie meer te vinden. Voskamp en ik begonnen daarnaast met door onszelf gemaakte en uitgevoerde stukken in het vestzaktheatercircuit. Onze omgeving, de academie, ons eigen instituut, was altijd het onderwerp. Kenmerkend was verder – nu lijkt dat schering en inslag

maar toen was het bijzonder – dat we van media als tape, dia en film spelers maakten. In het stuk De Shamporaller, waarin iemand les kreeg in het goed uitspreken van een slagzin, zat bijvoorbeeld een bandrecorder die niet alleen luisterde maar ook sprak. Toen de VPRO een programma over de campus van de technische universiteit wilde maken, werden ze naar ons verwezen voor een leuk onderwerp. We hebben een stukje van vijf minuten voor ze gemaakt dat erg aansloeg. Daarna zong het in Hilversum door. Wat later regisseerden de makers van de VPRO-film een stuk van Ritsaert ten Cate in Mickery. Omdat theatertechniek daarin een grote rol speelde, vroegen ze ons een paar scenes eruit voor onze rekening te nemen en dat hebben we gedaan. Zo werden Hilversum en Amsterdam een deel van onze omgeving en kregen ze in het werk van Instituut Houtappel een plaats. We loofden bijvoorbeeld als het ons uitkwam de Lambregts-Voskamp-bokaal uit. Toen Ritsaert ten Cate een mooi interview had afgegeven, hebben we hem genomineerd. Maar hij schreef ons dat dat de tweede keer binnen een maand was, zodat hij zich genoodzaakt zag naar onze papieren te vragen. We hebben een no-

tariële acte laten opstellen, zodat hij er niet meer onderuit kon. We hebben die bokaal ook eens uitgereikt aan een Duitse Herr Professor, die ik me nog herinnerde van een excursie met de ULO. Daar maakte de VPRO dan weer een film van. In 1976 hebben we Instituut Houtappel met terugwerkende kracht van een verleden voorzien. We maakten een mapje met vier prenten, drie zogenaamd van bekende illustratoren en één met een afbeelding van de Duitser Holzapfel. Die zou rond de eeuwisseling de Nederlander Jan van Tol hebben ontmoet en zo’n indruk hebben gemaakt dat Van Tol in 1901 in de sfeer van Van Eedens Walden en andere werkgemeenschappen het Instituut Houtappel in Enschede was begonnen. We stuurden de prenten in 1976 aan grote Nederlanders ter ere van het 75-jarig bestaan en kregen vele felicitaties op officiëel papier terug. De illustratoren op wiens werk we ons hadden gebaseerd, voelden zich, denk ik, vereerd want ze hulden zich in een welwillend zwijgen. Het Instituut Houtappel is zo een historisch feit geworden.

was, moest die werkplaats juridisch goed opgezet worden. Ook financieel was het geen geringe onderneming omdat we opdrachten moesten binnenhalen en die professioneel tegen normale prijzen uitvoeren. Kort nadat ik directeur was, werd ik besprongen door het visioen dat

een ideële werkgemeenschap onder mijn leiding een bedrijf moest worden. Bedrijfsleider, dat idee maakte me letterlijk ziek. Het is nooit mijn drijfveer geweest om een instituut te creëren. Mijn drijfveer was de weerzin die andere instituten mij inboezemden. Instituut Houtappel hebben we daarom ook nooit geïnstitutionaliseerd. Wim de Bie, betrokken bij één van de VPRO-programma’s over Houtappel, was daar wel jaloers op en raadde ons aan dat vooral zo te houden. We ontliepen en ontlopen serieuze gedrevenheid. Er zijn altijd perioden geweest waarin we de luwte opzochten en ons volzogen als een spons tot ineens... Alleen, die perioden zijn steeds langer geworden.’ FD

NRC Handelblad, 14 november 1975

Inderdaad was ik ondertussen al een paar jaar afgestudeerd en bekleedde ik tussendoor korte tijd in De Ark de functie van directeur. Maar dat bekwam me slecht. Het was een mooie gedachte om een gebouw te redden door er een goed geoutilleerde grafische werkplaats voor net afgestudeerde kunstenaars van te maken. Instituut Houtappel en in sterkere mate De Enschedese School hebben daar hun voordeel mee gedaan. Maar omdat de gemeente onze gesprekspartner

De zuilen van Hercules - deel 3 - door Atte Jongstra (Wat eraan voorafging. Osseworst en Droogbek verplaatsen zich per motor richting grote daden en Henk raakt verbijsterd door herinneringen die niet van hem zijn.) Henk merkt dat zijn dubbelganger nog steeds een man van weinig woorden is. Zwijgend gebruiken ze de maaltijd, bij de koffie zeggen ze niks, en als ze die avond aan de toog het ene kleine glaasje na het andere legen is er evenmin een levendig gesprek. ‘Jonge wat een saai stel,’ zegt de hotelhouder tegen zijn broodmagere dochter, als deze met afwashanden uit de keuken stapt. ‘Geen praat aan.’ Maar de dochter is toe aan andere dingen dan woorden. Ze is oud genoeg om te denken dat Henk een lekkere kop heeft, met spieren in de mouw en lager. Een gezonde vent, uitgevoerd in kerkklokkenbrons. De ander is dito. Die avond wordt het niks meer. Als één man staan Droogbek en Osseworst op en zeggen dat het langzamerhand bedtijd wordt. ‘Ze kunnen weer praten,’ fluistert de hotelhouder, maar zijn dochter hoort het niet. Droogbek wordt wakker na een nacht graven in een kamp dat Dalfsen heet. Overal spierpijn. Naast hem in het tweepersoonsbed ligt Henk nog zachtjes te snurken, nu en dan onderbroken door onrust met een gemurmeld woordje, waarin Droogbek ‘Schnell’ of ‘Raus’ meent te horen. Dan wordt er zachtjes geklopt. De dochter

verschijnt met het hoofd om de deur en vraagt of de heren misschien gebruik willen maken van haar ochtenddienst voor ontbijt of iets dergelijks. Droogbek kijkt snel naast zich. Henk ligt nu op zijn rug, zijn bloed zit op de goede plaats, gestuwd en wel onder de dekens, zo duidelijk als wat. ‘Kom er maar even in,’ zegt Droogbek. ‘De dauw is nog in de morgen, dus het zal wel gaan denk ik.’ Langzaam schuift Henk uit zijn droom de werkelijkheid in. Hij begint als onderste in een stapel dode soldaten, dan begint het te bewegen boven hem, er wordt gezucht en gesteund, wegend gewicht, nattigheid op heuphoogte. Hij opent de ogen, ziet bij het licht door de gordijnen de bedrukte toestand waarin hij verkeert, een mannenstem die ‘Klaar’ zegt, een sluitgeluid als ‘plop’, botten die scherp aanvoelen nu er frenetiek mee wordt bewogen om niet achter te blijven, een vage notie van verlichting in zijn halfslaap... Op deze manier wordt Henk Osseworst wakker in een vol ledikant, op een vermoeide matras, bezorgd over wat de nieuwe dag nog meer gaat brengen.

- WORDT VERVOLGD -


22

~ ex oriente lux ~

Laatstepost

De ‘conciërge’ van de school

maanden voor het einde van het schooljaar op de AKI was begonnen, hoefde ik geen toelatingsexamen te doen. Ik was geen onbekende meer op die school en de docenten kenden mijn motivatie.’

Een sociale procestheorie volgens Jasper Holthuis Als iemand van de vroege Enschedese School-leden zich nooit een beeldend kunstenaar heeft gevoeld, dan was het Jasper Holthuis wel. Hij maakte geen Jasper Holthuis

grafiek en hij zong ook niet. Toch werd Holthuis betrekkelijk snel na de oprichting van De Ark bij het kunstenaarscollectief ingelijfd, als een van de weinigen.

Op de AKI had hij uitgebreid met de mogelijkheden van het bewegende beeld geëxperimenteerd - film moest een belangrijke activiteit van De Ark worden -, maar eenmaal binnen het oude schoolgebouw vervulde hij weldra de functie van een conciërge die zich gedurig tussen de discussiërende partijen een weg moest zien te banen. ‘Conciërge is misschien een wonderlijke term,’ zegt Holthuis, ‘maar bij ieder instituut heb je personen van een verschillend pluimage nodig om een proces in gang te houden. Ik vond het aardig om aan dat kunstenaarsinitiatief mee te werken, al ben ik, eerlijk gezegd, niet het type dat zich gauw bij dergelijke clubjes aansluit. Frans Meulenbeek was de eigenlijke conciërge, want die woonde geruime tijd in de school. Hij was de beheerder van het gebouw, maar ik deed ook allerlei conciërge-achtige klusjes.’ Holthuis zit een beetje stram op het kantoor van zijn videobedrijf. Dit is gevestigd op de onderste verdieping van zijn huis, aan de rand van Maastricht. Daags voor het gesprek, nauwelijks een week voor Kerstmis 1996, begon ‘iets herniaachtigs’ hem ineens parten te spelen. ‘Ik hoorde bij het collectief aan de Knalhutteweg en tegelijkertijd stond ik er ook enigszins buiten. Ik deed aan alle discussies en ruzies mee, maar ik manifesteerde me niet als beeldend kunstenaar. In mijn ogen was de gang van zaken op De Ark een merkwaardig sociaal proces in een betrekkelijk horizontale organisatie. Er was een vaderfiguur, Geert Voskamp, en er liepen een paar initiatiefrijke figuren rond. Johan Visser, Frans Oosterhof en iets later - Willem Wisselink waren manifest aanwezig. Deze houding leidde dikwijls tot gelobby voor hun eigen ideeën, hetgeen uiteraard vreugdevolle momenten voor de conciërge met zich meebracht. De stemmen van het collectief werden belangrijk. Ik zie het zo: het kunstenaarsinitiatief De Ark - en later De Enschedese School - bestond uit een aantal potentiële projectleiders. En deze probeerden de rest van de groep steeds voor hun ideeën te winnen. Als dit lukte, meestal na het nodige gekissebis, veranderden de machtsverhoudingen binnen De Ark. Dan werd een gangmaker voor een bepaalde tijd projectleider en onder zijn supervisie ging het collectief vervolgens aan de slag. Het is overbodig om hieraan toe te voegen dat die projectleiders vaak dezelfde personen waren.’

foto: kees tabak

Laatstepost

Jasper Holthuis (1952), geboren in een Nieuw Zeelands plaatsje met de buitenissige naam Christchurch, stapte in 1970, op advies van Wim van Stek - een kennis van zijn vader - bij wie hij toevallig logeerde, de AKI binnen. Een groter contrast tussen het oude, Angelsaksische schoolregime ‘met z’n grijze uniformpjes en z’n corporal punishment’ en de op drift geraakte kunstacademie in het Oosten van Nederland was nauwelijks mogelijk. ‘Ach, zelfs in z’n meest conservatieve vorm was de AKI nog een paradijs voor mij geweest,’ merkt Holthuis op. ‘Ik wilde binnenhuisarchitectuur op de kunstacademie gaan studeren. Omdat ik een paar

In de eerste maanden dat Holthuis op de AKI rondliep, kwam hij al met Voskamp in aanraking. Korte tijd later begon hij op diens advies met een 8mm-camera de omgeving te verkennen: ‘Die allereerste filmpjes hadden geen titel. Geen begin en ook geen einde. Ze waren gewoon het verslag van wat je boeide en hoe je tegen de dingen aan kon kijken. Dat zwart-witte materiaal ontwikkelde ik zelf. Zo leerde ik de eerste beginselen van de filmkunst.’ En Holthuis vervolgt op docerende toon: ‘Het maken van een film is een groepsproces. Dat kun je eenvoudigweg niet in je eentje. Toen ik op de AKI bezig was, werd het voor Voskamp iets gemakkelijker om films te produceren. Geert had in zijn Dordrechtse periode al experimentele films met Jaap Keller en Toon Tellegen gemaakt. Trouwens, niet lang na ons beider Enschedese School-periode, aan het begin van de jaren tachtig, hebben we met die twee oude vrienden van hem nog eens een poging gedaan om een speelfilm van de grond te krijgen, maar het is bij een proefscène gebleven.’ Gedurende het eindexamenjaar heeft Holthuis, daartoe nadrukkelijk gestimuleerd door Voskamp, een afdeling op de AKI opgezet waar de studenten zich iets nadrukkelijker met film en andere audiovisuele media zouden kunnen bezighouden. Dat was indertijd nog geen toegestane afstudeerrichting. Holthuis werkte als een soort werkplaatsassistent en voldeed in 1975 als een door de AKI betaalde student aan de eisen voor het eindexamen. ‘In die dagen hebben Geert en ik niet alleen uitgebreid nagedacht over hoe je - inhoudelijk gezien - een film zou moeten verwezenlijken, maar ook hebben we allerlei hulpmiddelen ten behoeve van het filmproces gefabriceerd. We hebben bijvoorbeeld een blimp van polyester gemaakt, een ding waarin met een camera een still kan worden gemaakt.’ Holthuis benadrukt dat Voskamp en hij misschien nog wel meer plezier hadden in het creëren van bepaalde mogelijkheden dan in het daadwerkelijk maken van een of ander product. ‘Onze uitgangspunten waren ongeveer gelijk. Het maken van een film is een aardige bezigheid, maar de processen daaromheen zijn misschien nog wel veel belangrijker.’ Nadat de betrekking als ‘werkplaatsassistent audio-visueel gedoe’ door Holthuis was opgezegd, nam Frans Meulenbeek

~ ex oriente lux ~

23

haar over. ‘Hij bediende een geluidsstudio onder de trap en wij waren op de eerste verdieping met een projectielokaal bezig,’ vertelt Holthuis. ‘Volgens mij deed Frans veel met mensen van buiten de school. Het leek me vooral hobbyisme. In tegenstelling tot mij maakte hij wel ’s grafiek bij De Ark. Hij heeft bijvoorbeeld aan die prentenmap 650 jaar, Enschede meegedaan. Misschien had Frans iets meer dan ik het gevoel dat hij een kunstenaar was.’

Motel Hoe hij terecht is gekomen bij De Ark, kan Holthuis zich met de beste wil van de wereld niet meer herinneren. Hij vermoedt dat hij het oude schoolpand gewoon een keer is binnengestapt. Zijn voornaamste taak binnen De Ark was aanvankelijk dezelfde als die op de AKI: het opzetten van een audio-visuele werkplaats. Te zamen met Voskamp en geluidsman Meulenbeek werd hij de voortrekker bij de filmerij van De Ark. In korte tijd maakten de beide heren drie films waaronder een film over de vijfentwintigjarige AKI en een opdrachtfilm in het kader van een textielindustrietentoonstelling in Kunstzaal MarktZeventien te Enschede. Beide films werden in 1975 voltooid. Tot de producten die zij in nauwe samenwerking met de andere leden van De Ark - vervolgens nog hebben afgeleverd, behoren onder meer een korte film ter opluistering van de opening van het ingenieursbureau Tebodin in Hengelo en een langere film over de bouw van een windtunnel in opdracht van de Hollandse Beton Maatschappij. Holthuis: ‘De opdracht om een film over een bouwproces te maken, dat is ongeveer het ergste wat je kan overkomen. Geen enkel bouwproces is spannend, maar we accepteerden die opdracht van de HBM, omdat we graag een montagetafel wilden aanschaffen. We hadden behoefte aan zo’n ding, maar De Ark kon dat natuurlijk niet betalen. Toen we die grote opdracht na eindeloze onderhandelingen uiteindelijk binnensleepten, zagen we onze kans schoon. Het onderwerp van de film, de aanleg van die windtunnel bij Vollenhove, wisten we enige kleur te geven door de mensen in het bouwproces centraal te stellen. We hebben bijvoorbeeld een strijkje met Jan Bolink in de motor van de turbine gefilmd. Dergelijke ingrepen gaven het geheel nog een enigszins origineel cachet.’ In de verloren avonduren besloot de filmcrew, bestaande uit Maas, Meulenbeek, Voskamp, Wisselink en Holthuis, een ‘parallelfilm’ op te nemen, omdat ze de professionele apparatuur nu eenmaal

Motel 1977

toch hadden gehuurd. Dat werd de spontaan en ter plekke geïmproviseerde film Motel (1978), geheel opgenomen op hun avondlijke pleisterplaats. ‘Met enige tamtam hebben we het eindresultaat van al die improvisaties, nadat er enige lijn in was aangebracht, een keer in een Enschedese bioscoop gepresenteerd, maar de film werd hevig afgekraakt. Het was, volgens de toeschouwers, te veel insidershumor.’

Een eigen huis In 1979 stapte Holthuis uit het collectief. Hij had met succes naar de betrekking van programmamaker/cameraman bij de AV-dienst van de Rijksuniversiteit Limburg gesolliciteerd. Als redenen voor zijn plotselinge vertrek uit Enschede noemt Holthuis ‘de agressieve sfeer in de stad, het oeverloze gekissebis in De Ark en de sterke behoefte aan iets nieuws. Veel initiatieven werden, naar mijn smaak, te snel gepresenteerd als een product. En dat werd vervolgens dusdanig opgeblazen dat het wel onder de aandacht moest komen. Dan was de groep weer even prettig bezig geweest. Ach, misschien lag mijn gevoel voor humor gewoon op een heel andere golflengte. Dit alles neemt overigens niet weg dat De Ark als een verlengstuk van de AKI een perfect initiatief was. Had het nu nog bestaan, dan was ik elk jaar ongetwijfeld een week of twee naar Enschede teruggegaan.’

Bij zijn sollicitatiegesprek in Maastricht had Holthuis een specifieke voorwaarde gesteld: hij moest een stuk grond kunnen kopen waar hij een eigen huis kon bouwen. Aldus geschiedde. Nadat hij op de universiteit enigszins was ingeburgerd, studeerde hij parttime aan de Hogeschool voor Bouwkunde in Maastricht. Hij ontwierp twee particuliere huizen in Limburg en een kantoorgebouw op een industrieterrein in Hengelo, maar enige jaren geleden staakte hij, een beetje teleurgesteld, zijn werkzaamheden op het gebied van de architectuur. Hij voelde zich te sterk tegengewerkt door de Limburgse overheden. ‘Ik ben twee jaar bezig geweest om een door mij ontworpen huis bij een welstandscommissie erdoor te krijgen. Daar begin ik niet meer aan.’ Toen de bezuinigingen in het universitaire onderwijs steeds rücksichtsloser werden doorgevoerd, verliet Holthuis zijn werkkring op de Rijksuniversiteit Limburg. Met een compagnon zette hij het bedrijf Visual Communications Productions op, maar nadat dit op het nippertje aan een faillissement was ontsnapt, ging hij zelfstandig verder met de onderneming Prima Video die in zijn riante woonhuis is ondergebracht. Ondanks dat de zaken weer redelijk floreren, zegt Holthuis zichzelf niet als een filmer te beschouwen: ‘Ik zeg liever dat ik wel eens zal kijken waar ik een bijdrage kan leveren. Zoals destijds bij De Ark en De Enschedese School.’ JH

De zuilen van Hercules - deel 4 - door Atte Jongstra (Wat eraan voorafging: na een snelle rit per motor arriveren Droogbek en Osseworst in een dorpshotel, een zwijgende avond, ontwaken in een stapelbed.) Woedende hotelhoudersblikken aan de ontbijttafel, de dochter laat zich niet meer zien. In de keuken wordt gesnikt. ‘Zo,’ zegt Henk, weer helemaal de oude na een hete douche. ‘Zo Droogbek, ik kijk uit naar de dingen die komen.’

gaat, Droogbek lijkt zich niks af te vragen. Zonder aarzelen slaat hij links- of rechtsaf. Als Henk hem op de schouder tikt en boven het geluid van de motor uit schreeuwt dat hij niet weet waartoe de reis zal leiden, roept Droogbek terug dat reizen nooit ergens toe leidt en dat je beter in je luie stoel kunt blijven zitten als het reizen zèlf niet het belangrijkst is. ‘Maar we komen toch wel ergens uit?’ roept Henk. ‘Eens houdt de boel toch halt!’

Eenmaal op de motor gezeten stapt Droogbek meteen weer af. ‘Even wachten,’, zegt hij. ‘Daar zou ik bijna iets vergeten.’ Henk ziet hem de hotelreceptie in benen. Geen lang verhaal. ‘Wij zijn mensen van weinig woorden,’ zegt Droogbek als hij weer aan het stuur zit. ‘Wat heb je gezegd?’ ‘Dat twee nachten bij één blijven.’ ‘Wat zei de hotelhouder?’ ‘Niet veel. Hij wenste ons naar Gibraltar, geloof ik.’ ‘En die dochter van hem?’ ‘Niet gezien. Op de kamers bezig, neem ik aan.’

Dat gebeurt. In een dorp dat Henk kent, voor een huis dat hij kent. De verwelkte erepoort die over het tuinpaadje is gebouwd, kent hij niet, bij de tekst ‘Welkom Thuis, Oorlogsheld Droogbek!’ barst hij uit in het soort lachen dat bevreemding wekt bij de mensen, en achterdocht. Gezichten achter de bloemen in de vensterbank. Dan gaat de deur open en herkent Henk zijn familie. Vader en moeder om te beginnen. Gek. Hij zou toch zweren dat ze dood waren. Dan broers en zusters, nicht Pia die hem zo vaak had gesmeekt geen kind bij haar te steken (‘Doe het dan langs de andere kant!’), de stotterende neef Guus de b-bokser, het buurmeisje Nelly met de diepe keel, de onderwijzeres met de korte, dikke benen en een gemoed dat Henk nooit had durven tutoyeren. Allen uitgelaten, allen vrolijk, allen op weg naar de poort. Henk en Droogbek wachten aan de andere kant. ‘We zijn aangekomen toevallig,’ zegt de laatste. ‘Bereid je voor.’

Lange kilometers over ruilverkavelingswegen. Henk vraagt zich af waar het naartoe

- WORDT VERVOLGD -


22

~ ex oriente lux ~

Laatstepost

De ‘conciërge’ van de school

maanden voor het einde van het schooljaar op de AKI was begonnen, hoefde ik geen toelatingsexamen te doen. Ik was geen onbekende meer op die school en de docenten kenden mijn motivatie.’

Een sociale procestheorie volgens Jasper Holthuis Als iemand van de vroege Enschedese School-leden zich nooit een beeldend kunstenaar heeft gevoeld, dan was het Jasper Holthuis wel. Hij maakte geen Jasper Holthuis

grafiek en hij zong ook niet. Toch werd Holthuis betrekkelijk snel na de oprichting van De Ark bij het kunstenaarscollectief ingelijfd, als een van de weinigen.

Op de AKI had hij uitgebreid met de mogelijkheden van het bewegende beeld geëxperimenteerd - film moest een belangrijke activiteit van De Ark worden -, maar eenmaal binnen het oude schoolgebouw vervulde hij weldra de functie van een conciërge die zich gedurig tussen de discussiërende partijen een weg moest zien te banen. ‘Conciërge is misschien een wonderlijke term,’ zegt Holthuis, ‘maar bij ieder instituut heb je personen van een verschillend pluimage nodig om een proces in gang te houden. Ik vond het aardig om aan dat kunstenaarsinitiatief mee te werken, al ben ik, eerlijk gezegd, niet het type dat zich gauw bij dergelijke clubjes aansluit. Frans Meulenbeek was de eigenlijke conciërge, want die woonde geruime tijd in de school. Hij was de beheerder van het gebouw, maar ik deed ook allerlei conciërge-achtige klusjes.’ Holthuis zit een beetje stram op het kantoor van zijn videobedrijf. Dit is gevestigd op de onderste verdieping van zijn huis, aan de rand van Maastricht. Daags voor het gesprek, nauwelijks een week voor Kerstmis 1996, begon ‘iets herniaachtigs’ hem ineens parten te spelen. ‘Ik hoorde bij het collectief aan de Knalhutteweg en tegelijkertijd stond ik er ook enigszins buiten. Ik deed aan alle discussies en ruzies mee, maar ik manifesteerde me niet als beeldend kunstenaar. In mijn ogen was de gang van zaken op De Ark een merkwaardig sociaal proces in een betrekkelijk horizontale organisatie. Er was een vaderfiguur, Geert Voskamp, en er liepen een paar initiatiefrijke figuren rond. Johan Visser, Frans Oosterhof en iets later - Willem Wisselink waren manifest aanwezig. Deze houding leidde dikwijls tot gelobby voor hun eigen ideeën, hetgeen uiteraard vreugdevolle momenten voor de conciërge met zich meebracht. De stemmen van het collectief werden belangrijk. Ik zie het zo: het kunstenaarsinitiatief De Ark - en later De Enschedese School - bestond uit een aantal potentiële projectleiders. En deze probeerden de rest van de groep steeds voor hun ideeën te winnen. Als dit lukte, meestal na het nodige gekissebis, veranderden de machtsverhoudingen binnen De Ark. Dan werd een gangmaker voor een bepaalde tijd projectleider en onder zijn supervisie ging het collectief vervolgens aan de slag. Het is overbodig om hieraan toe te voegen dat die projectleiders vaak dezelfde personen waren.’

foto: kees tabak

Laatstepost

Jasper Holthuis (1952), geboren in een Nieuw Zeelands plaatsje met de buitenissige naam Christchurch, stapte in 1970, op advies van Wim van Stek - een kennis van zijn vader - bij wie hij toevallig logeerde, de AKI binnen. Een groter contrast tussen het oude, Angelsaksische schoolregime ‘met z’n grijze uniformpjes en z’n corporal punishment’ en de op drift geraakte kunstacademie in het Oosten van Nederland was nauwelijks mogelijk. ‘Ach, zelfs in z’n meest conservatieve vorm was de AKI nog een paradijs voor mij geweest,’ merkt Holthuis op. ‘Ik wilde binnenhuisarchitectuur op de kunstacademie gaan studeren. Omdat ik een paar

In de eerste maanden dat Holthuis op de AKI rondliep, kwam hij al met Voskamp in aanraking. Korte tijd later begon hij op diens advies met een 8mm-camera de omgeving te verkennen: ‘Die allereerste filmpjes hadden geen titel. Geen begin en ook geen einde. Ze waren gewoon het verslag van wat je boeide en hoe je tegen de dingen aan kon kijken. Dat zwart-witte materiaal ontwikkelde ik zelf. Zo leerde ik de eerste beginselen van de filmkunst.’ En Holthuis vervolgt op docerende toon: ‘Het maken van een film is een groepsproces. Dat kun je eenvoudigweg niet in je eentje. Toen ik op de AKI bezig was, werd het voor Voskamp iets gemakkelijker om films te produceren. Geert had in zijn Dordrechtse periode al experimentele films met Jaap Keller en Toon Tellegen gemaakt. Trouwens, niet lang na ons beider Enschedese School-periode, aan het begin van de jaren tachtig, hebben we met die twee oude vrienden van hem nog eens een poging gedaan om een speelfilm van de grond te krijgen, maar het is bij een proefscène gebleven.’ Gedurende het eindexamenjaar heeft Holthuis, daartoe nadrukkelijk gestimuleerd door Voskamp, een afdeling op de AKI opgezet waar de studenten zich iets nadrukkelijker met film en andere audiovisuele media zouden kunnen bezighouden. Dat was indertijd nog geen toegestane afstudeerrichting. Holthuis werkte als een soort werkplaatsassistent en voldeed in 1975 als een door de AKI betaalde student aan de eisen voor het eindexamen. ‘In die dagen hebben Geert en ik niet alleen uitgebreid nagedacht over hoe je - inhoudelijk gezien - een film zou moeten verwezenlijken, maar ook hebben we allerlei hulpmiddelen ten behoeve van het filmproces gefabriceerd. We hebben bijvoorbeeld een blimp van polyester gemaakt, een ding waarin met een camera een still kan worden gemaakt.’ Holthuis benadrukt dat Voskamp en hij misschien nog wel meer plezier hadden in het creëren van bepaalde mogelijkheden dan in het daadwerkelijk maken van een of ander product. ‘Onze uitgangspunten waren ongeveer gelijk. Het maken van een film is een aardige bezigheid, maar de processen daaromheen zijn misschien nog wel veel belangrijker.’ Nadat de betrekking als ‘werkplaatsassistent audio-visueel gedoe’ door Holthuis was opgezegd, nam Frans Meulenbeek

~ ex oriente lux ~

23

haar over. ‘Hij bediende een geluidsstudio onder de trap en wij waren op de eerste verdieping met een projectielokaal bezig,’ vertelt Holthuis. ‘Volgens mij deed Frans veel met mensen van buiten de school. Het leek me vooral hobbyisme. In tegenstelling tot mij maakte hij wel ’s grafiek bij De Ark. Hij heeft bijvoorbeeld aan die prentenmap 650 jaar, Enschede meegedaan. Misschien had Frans iets meer dan ik het gevoel dat hij een kunstenaar was.’

Motel Hoe hij terecht is gekomen bij De Ark, kan Holthuis zich met de beste wil van de wereld niet meer herinneren. Hij vermoedt dat hij het oude schoolpand gewoon een keer is binnengestapt. Zijn voornaamste taak binnen De Ark was aanvankelijk dezelfde als die op de AKI: het opzetten van een audio-visuele werkplaats. Te zamen met Voskamp en geluidsman Meulenbeek werd hij de voortrekker bij de filmerij van De Ark. In korte tijd maakten de beide heren drie films waaronder een film over de vijfentwintigjarige AKI en een opdrachtfilm in het kader van een textielindustrietentoonstelling in Kunstzaal MarktZeventien te Enschede. Beide films werden in 1975 voltooid. Tot de producten die zij in nauwe samenwerking met de andere leden van De Ark - vervolgens nog hebben afgeleverd, behoren onder meer een korte film ter opluistering van de opening van het ingenieursbureau Tebodin in Hengelo en een langere film over de bouw van een windtunnel in opdracht van de Hollandse Beton Maatschappij. Holthuis: ‘De opdracht om een film over een bouwproces te maken, dat is ongeveer het ergste wat je kan overkomen. Geen enkel bouwproces is spannend, maar we accepteerden die opdracht van de HBM, omdat we graag een montagetafel wilden aanschaffen. We hadden behoefte aan zo’n ding, maar De Ark kon dat natuurlijk niet betalen. Toen we die grote opdracht na eindeloze onderhandelingen uiteindelijk binnensleepten, zagen we onze kans schoon. Het onderwerp van de film, de aanleg van die windtunnel bij Vollenhove, wisten we enige kleur te geven door de mensen in het bouwproces centraal te stellen. We hebben bijvoorbeeld een strijkje met Jan Bolink in de motor van de turbine gefilmd. Dergelijke ingrepen gaven het geheel nog een enigszins origineel cachet.’ In de verloren avonduren besloot de filmcrew, bestaande uit Maas, Meulenbeek, Voskamp, Wisselink en Holthuis, een ‘parallelfilm’ op te nemen, omdat ze de professionele apparatuur nu eenmaal

Motel 1977

toch hadden gehuurd. Dat werd de spontaan en ter plekke geïmproviseerde film Motel (1978), geheel opgenomen op hun avondlijke pleisterplaats. ‘Met enige tamtam hebben we het eindresultaat van al die improvisaties, nadat er enige lijn in was aangebracht, een keer in een Enschedese bioscoop gepresenteerd, maar de film werd hevig afgekraakt. Het was, volgens de toeschouwers, te veel insidershumor.’

Een eigen huis In 1979 stapte Holthuis uit het collectief. Hij had met succes naar de betrekking van programmamaker/cameraman bij de AV-dienst van de Rijksuniversiteit Limburg gesolliciteerd. Als redenen voor zijn plotselinge vertrek uit Enschede noemt Holthuis ‘de agressieve sfeer in de stad, het oeverloze gekissebis in De Ark en de sterke behoefte aan iets nieuws. Veel initiatieven werden, naar mijn smaak, te snel gepresenteerd als een product. En dat werd vervolgens dusdanig opgeblazen dat het wel onder de aandacht moest komen. Dan was de groep weer even prettig bezig geweest. Ach, misschien lag mijn gevoel voor humor gewoon op een heel andere golflengte. Dit alles neemt overigens niet weg dat De Ark als een verlengstuk van de AKI een perfect initiatief was. Had het nu nog bestaan, dan was ik elk jaar ongetwijfeld een week of twee naar Enschede teruggegaan.’

Bij zijn sollicitatiegesprek in Maastricht had Holthuis een specifieke voorwaarde gesteld: hij moest een stuk grond kunnen kopen waar hij een eigen huis kon bouwen. Aldus geschiedde. Nadat hij op de universiteit enigszins was ingeburgerd, studeerde hij parttime aan de Hogeschool voor Bouwkunde in Maastricht. Hij ontwierp twee particuliere huizen in Limburg en een kantoorgebouw op een industrieterrein in Hengelo, maar enige jaren geleden staakte hij, een beetje teleurgesteld, zijn werkzaamheden op het gebied van de architectuur. Hij voelde zich te sterk tegengewerkt door de Limburgse overheden. ‘Ik ben twee jaar bezig geweest om een door mij ontworpen huis bij een welstandscommissie erdoor te krijgen. Daar begin ik niet meer aan.’ Toen de bezuinigingen in het universitaire onderwijs steeds rücksichtsloser werden doorgevoerd, verliet Holthuis zijn werkkring op de Rijksuniversiteit Limburg. Met een compagnon zette hij het bedrijf Visual Communications Productions op, maar nadat dit op het nippertje aan een faillissement was ontsnapt, ging hij zelfstandig verder met de onderneming Prima Video die in zijn riante woonhuis is ondergebracht. Ondanks dat de zaken weer redelijk floreren, zegt Holthuis zichzelf niet als een filmer te beschouwen: ‘Ik zeg liever dat ik wel eens zal kijken waar ik een bijdrage kan leveren. Zoals destijds bij De Ark en De Enschedese School.’ JH

De zuilen van Hercules - deel 4 - door Atte Jongstra (Wat eraan voorafging: na een snelle rit per motor arriveren Droogbek en Osseworst in een dorpshotel, een zwijgende avond, ontwaken in een stapelbed.) Woedende hotelhoudersblikken aan de ontbijttafel, de dochter laat zich niet meer zien. In de keuken wordt gesnikt. ‘Zo,’ zegt Henk, weer helemaal de oude na een hete douche. ‘Zo Droogbek, ik kijk uit naar de dingen die komen.’

gaat, Droogbek lijkt zich niks af te vragen. Zonder aarzelen slaat hij links- of rechtsaf. Als Henk hem op de schouder tikt en boven het geluid van de motor uit schreeuwt dat hij niet weet waartoe de reis zal leiden, roept Droogbek terug dat reizen nooit ergens toe leidt en dat je beter in je luie stoel kunt blijven zitten als het reizen zèlf niet het belangrijkst is. ‘Maar we komen toch wel ergens uit?’ roept Henk. ‘Eens houdt de boel toch halt!’

Eenmaal op de motor gezeten stapt Droogbek meteen weer af. ‘Even wachten,’, zegt hij. ‘Daar zou ik bijna iets vergeten.’ Henk ziet hem de hotelreceptie in benen. Geen lang verhaal. ‘Wij zijn mensen van weinig woorden,’ zegt Droogbek als hij weer aan het stuur zit. ‘Wat heb je gezegd?’ ‘Dat twee nachten bij één blijven.’ ‘Wat zei de hotelhouder?’ ‘Niet veel. Hij wenste ons naar Gibraltar, geloof ik.’ ‘En die dochter van hem?’ ‘Niet gezien. Op de kamers bezig, neem ik aan.’

Dat gebeurt. In een dorp dat Henk kent, voor een huis dat hij kent. De verwelkte erepoort die over het tuinpaadje is gebouwd, kent hij niet, bij de tekst ‘Welkom Thuis, Oorlogsheld Droogbek!’ barst hij uit in het soort lachen dat bevreemding wekt bij de mensen, en achterdocht. Gezichten achter de bloemen in de vensterbank. Dan gaat de deur open en herkent Henk zijn familie. Vader en moeder om te beginnen. Gek. Hij zou toch zweren dat ze dood waren. Dan broers en zusters, nicht Pia die hem zo vaak had gesmeekt geen kind bij haar te steken (‘Doe het dan langs de andere kant!’), de stotterende neef Guus de b-bokser, het buurmeisje Nelly met de diepe keel, de onderwijzeres met de korte, dikke benen en een gemoed dat Henk nooit had durven tutoyeren. Allen uitgelaten, allen vrolijk, allen op weg naar de poort. Henk en Droogbek wachten aan de andere kant. ‘We zijn aangekomen toevallig,’ zegt de laatste. ‘Bereid je voor.’

Lange kilometers over ruilverkavelingswegen. Henk vraagt zich af waar het naartoe

- WORDT VERVOLGD -


24

~ ex oriente lux ~

Laatstepost

Arbeid en ontspanning van Johan Visser Johan Visser

De verdrijving uit het Paradijs

geven. ‘Dat ene exemplaar van Hezwascha ging dus van hand tot hand en het kwam, niet in het minst tot onze eigen verbazing, altijd weer in onze woonplaats Zwijndrecht terug.’ Via hun aanvankelijk tweewekelijkse en later periodieke krantje Hezwascha Van Opstal en Visser in contact met Tjeerd Deelstra, een verzamelaar van rariteiten op het ge-

De grafische ontwerpen van Visser hebben altijd nadrukkelijk in dienst van de publiciteit gestaan. Van de eerste proeven op de AKI Academie voor Beeldende Kunst te Enschede tot het kleurrijke hoesje van het CD’tje Christmas was a friend of mine. De re-issue van dit kerstliedje van Fay Lovsky was het Nieuwjaarsgeschenk 1996/’97 voor de relaties van Beekvisser|Tjasker te Amsterdam, het communicatie- en ontwerpbureau waaraan Visser sedert 1987 als creatief directeur leiding geeft. Hij is een estheet, maar niet pur sang, daarnaast ook grootmeester van de ingenieuze slordigheid. Hij kijkt altijd rakelings langs datgene wat om aandacht vraagt om de inhoud ervan des te scherper aan het licht te kunnen brengen. Dit principe brengt Visser gedurig in zijn vormgeving tot uitdrukking. Op het eerste gezicht lijkt een ontwerp van hem te kloppen, op het tweede gezicht niet, maar bij nader inzien had het toch niet anders gekund. Het is altijd net andersom. Het principe

een heel katern in elkaar laten plakken,’ zegt Visser, ‘maar zoiets hadden we nog nooit gedaan. We wisten eigenlijk niets van drukwerk af. Enthousiast wees hij ons de weg: “Dit zijn de boeken met alle lettertypen, die kun je gebruiken om koppen te knippen en te plakken, en dat is de tekst, in stroken”. Ik heb een paar keer iets voor Aloha gelayout, maar ik geloof dat mijn compagnon daar wel een half jaar heeft gewoond, in zijn slaapzakje onder de layout-banken.’ Terwijl Van Opstal naar Enschede vertrok om de dagschool van de AKI te gaan volgen, werd Visser etaleur bij Peek & Cloppenburg in Breda. Wat dit betreft trad hij in de voetsporen van zo iemand als de beeldend kunstenaar Daan van Golden die hetzelfde beroep bij De Bijenkorf in Rotterdam uitoefende. In Breda bezocht Visser tevens de avondschool van de Academie voor Beeldende Kunsten Sint Joost, maar dat werd geen succes. Het autoritaire systeem stond hem weldra tegen. Na drie jaar ploeteren op die schoolse academie besloot hij, op aandringen van een enthousiaste Van Opstal, zijn geluk op de niet-schoolse AKI te gaan beproeven. Bovendien hadden ook de Dordtse grafici Geert Voskamp en Wim van Stek die hij via Bauke IJlstra kende, hem de Enschedese academie aangeraden.

‘Wat we ’s avonds in de kroeg bedachten, voerden we de volgende ochtend uit.’ Bij deze werkwijze van De Enschedese School voelde Johan Visser zich uitstekend op zijn gemak. Behalve als animator en producent was hij ook erg bedrijvig als grafisch vormgever van De Ark. Hij bepaalde in aanzienlijke mate het gezicht van de uitgaven die De Enschedese School en De 1000 Idioten Records op de markt brachten. Hoe uiteenlopend van vorm en inhoud de diverse uitgaven van De Enschedese School ook zijn, steeds is de hand van Visser in de uitvoering en de verpakking van de producten te herkennen. Hetzelfde geldt voor de platenhoezen van De 1000 Idioten Records, gevolgd door die van Idiot Records en Pickup Records. Wie zo nadrukkelijk met zijn kwaliteiten op het gebied van de grafische vormgeving te koop loopt, is doorgaans niet al te bescheiden. Dit geldt zeker ook voor Visser. Hij was ooit zelfs zo vermetel dat hij zichzelf in het logo van De 1000 Idioten Records vereeuwigde,- als een mannetje met een zwarte strik dat een grammofoonplaatje opeet. Deze handeling nam zijn toenmalige partner in platenzaken, Willem Wisselink, hem trouwens niet in dank af.

foto: kees tabak

van de ingenieuze slordigheid waarborgt in de ogen van Visser dat een product en dus de inhoud van de boodschap door het publiek wordt opgemerkt. Dat het vervolgens wordt afgezet, en het liefst in zo groot mogelijke getale, is volgens Visser minstens zo belangrijk. Daarom streeft hij er altijd naar om de toeschouwer op het verkeerde been te zetten, al is het maar voor een ogenblik. Neem nu bijvoorbeeld zijn eindexamenexpositie bij de vakgroep grafisch ontwerpen aan de AKI. Wie een weloverwogen en gestileerde tentoonstelling had verwacht, kwam bedrogen uit. De eindexamenexpostie van Visser bestond slechts uit een carrousel met dia’s, een wandje in de AKI-bibliotheek waarop wat ontwerpen waren geprikt en een ouderwets gecopieerd boekje met als titel Arbeid en ontspanning (1975). Het onbezorgde motto van deze uitgave luidde: ‘Het collectief De Ark is voor mij het resultaat van jarenlang knutselen!’ Visser

25

~ ex oriente lux ~

foto: johan visser

Het principe van de ingenieuze slordigheid

Laatstepost

wieg van de knipselkrant AKI News waarin een fragmentarisch beeld van de geschiedenis van de Enschedese kunstacademie werd gegeven, maar daar bleef het voorlopig ook bij. ‘Ja, gezien mijn voorgeschiedenis is het een beetje vreemd dat ik me op de AKI nauwelijks aan “bladenlust” heb overgegeven,’ merkt Visser op. ‘Ik ben eigenlijk maar bij één blaadje betrokken geweest, maar toen had

Uit de serie: ‘Heeft leven zin’ Frans, het neefje van Jojo.

Oom Bill uit Colorado Springs.

AKI Aktief

De favoriete platenhoes

had, naar eigen zeggen, de opdracht tot het doen van een AKI-eindexamen zo letterlijk mogelijk genomen: ‘Dat is een verantwoording van de stand der dingen. Toen ik mijn eindexamen deed, had ik al iets bereikt. Ik was namelijk een van de leden van De Ark geworden. Na mijn AKItijd had ik dus al een plek voor mijzelf in de maatschappij gecreëerd. Daarom leek me dat ik op mijn eindexamen kon volstaan met een opsomming van wat ik op de kunstacademie had gedaan en wat ik vervolgens zou gaan doen. Dit staat in Arbeid en ontspanning heel punctueel opgeschreven. Alles wat ik op de AKI heb ondernomen, alleen of met anderen, heb ik er in dat boekje bijgesleept. Tot de laatste komma.’

bied van de grafische vormgeving. Bij hem kreeg het tweetal allerlei unica van onder meer Andy Warhol en Dieter Roth onder ogen, hetgeen buitengewoon inspirerend op hen werkte. De eerste oprispingen van Van Opstal en Visser voor een iets groter publiek verschenen in nummer 24 van de derde jaargang Hitweek (1968): een typisch jaren zestig-artikel over een dependance van Provadja? onder de kop Nu ook in Zwijndrecht. Naar aanleiding hiervan nodigde Willem de Ridder de twee nijvere blaadjesmakers uit om een hele pagina in het inmiddels tot Aloha omgedoopte Hitweek te verzorgen. ‘De Ridder wilde ons zelfs

Presentatiemap Johan Visser (1952) bij wiens AKI-eindexamen Anthon Beeke en Tjeerd Deelstra (dr. Ecolari) als Rijksgecommitteerden aanwezig waren, liet als vijftienjarige ontwerper voor de eerste keer van zich horen en zien in het krantje Hezwascha dat hij samen met Huib van Opstal uitgaf. ‘Dat blaadje waarvan de titel een afkorting van Het Zwarte Schaap is, maakten wij in een oplage van welgeteld één exemplaar. Wij hadden geen geld om oplages te maken,’ vertelt Visser op een maandagavond in december, ten huize van zijn vriendin in Enschede, schuin tegenover de plek waar Jan Cremer ruim een halve eeuw geleden werd geboren. Hij ziet er vermoeid uit. Als part-time docent grafisch ontwerpen op de AKI heeft hij een groot deel van de dag zijn oordeel over allerhande werk van studenten ge-

Eenmaal op de AKI sloot Visser zich al snel bij de collectieve werkplaats van de groep Utopia aan. Dit collectief bestond uit tien AKI-studenten, onder wie de latere grafisch ontwerper Marten Jongema, Huib van Opstal en Jan Vervoort. Op ongezette tijden gaven ze een zogenaamde Utopia-kit uit, een verzameling van al dan niet collectieve werkstukken. Daarmee was Utopia eigenlijk een binnenschoolse voorloper van De Ark en De Enschedese School. Tot de opvallendste werkstukken van deze groep behoorde een reuzen-ballon die voor het televisieprogramma VPRO Campus was gemaakt. Om redenen die voor de hand liggen, werd een aflevering van dat live-programma vanaf het Campusterrein van de toenmalige Technische Hogeschool Twente uitgezonden. Inmiddels had Visser met Van Opstal de layout van Campofocus, het tweewekelijkse opinieblad aan de THT, ter hand genomen. ‘Dat deden we in één nacht. We begonnen om vijf uur ’s middags en de volgende ochtend om half negen moest de opmaak bij de Repro van de THT worden afgeleverd.’ In Campofocus heeft Visser ook geruime tijd een rubriek over popmuziek verzorgd onder het vrolijke motto Sterren stralen overal. Hier en daar in die A3-rubriek verscheen toen soms al een beeldmerk dat, qua stijl, op Vissers latere grafische ontwerpen vooruitliep, zoals het logo van The Elvis Presley Story. ‘Het was allemaal heel praktisch in die tijd,’ verkondigt Visser. ‘Je creëerde je eigen werk. Als je bijvoorbeeld een singletje uitgaf, dan kon je ook zelf het hoesje ontwerpen. Het kwam niet in je hoofd op dat je ook wel eens voor anderen zou kunnen werken.’ Op de AKI raakte Visser bij allerlei popgroepjes zoals de roemruchte band Cursus betrokken. De publiciteit rond de optredens van dit stel muzikanten trok zijn aandacht veel meer dan het maken van alternatieve blaadjes en tijdschriften. Visser stond half mei 1973 aan de

Dit is Jojo het clowntje, dat zie je zo.

Joris de hond. Joris is lief en éénzijdig verlamd.


24

~ ex oriente lux ~

Laatstepost

Arbeid en ontspanning van Johan Visser Johan Visser

De verdrijving uit het Paradijs

geven. ‘Dat ene exemplaar van Hezwascha ging dus van hand tot hand en het kwam, niet in het minst tot onze eigen verbazing, altijd weer in onze woonplaats Zwijndrecht terug.’ Via hun aanvankelijk tweewekelijkse en later periodieke krantje Hezwascha Van Opstal en Visser in contact met Tjeerd Deelstra, een verzamelaar van rariteiten op het ge-

De grafische ontwerpen van Visser hebben altijd nadrukkelijk in dienst van de publiciteit gestaan. Van de eerste proeven op de AKI Academie voor Beeldende Kunst te Enschede tot het kleurrijke hoesje van het CD’tje Christmas was a friend of mine. De re-issue van dit kerstliedje van Fay Lovsky was het Nieuwjaarsgeschenk 1996/’97 voor de relaties van Beekvisser|Tjasker te Amsterdam, het communicatie- en ontwerpbureau waaraan Visser sedert 1987 als creatief directeur leiding geeft. Hij is een estheet, maar niet pur sang, daarnaast ook grootmeester van de ingenieuze slordigheid. Hij kijkt altijd rakelings langs datgene wat om aandacht vraagt om de inhoud ervan des te scherper aan het licht te kunnen brengen. Dit principe brengt Visser gedurig in zijn vormgeving tot uitdrukking. Op het eerste gezicht lijkt een ontwerp van hem te kloppen, op het tweede gezicht niet, maar bij nader inzien had het toch niet anders gekund. Het is altijd net andersom. Het principe

een heel katern in elkaar laten plakken,’ zegt Visser, ‘maar zoiets hadden we nog nooit gedaan. We wisten eigenlijk niets van drukwerk af. Enthousiast wees hij ons de weg: “Dit zijn de boeken met alle lettertypen, die kun je gebruiken om koppen te knippen en te plakken, en dat is de tekst, in stroken”. Ik heb een paar keer iets voor Aloha gelayout, maar ik geloof dat mijn compagnon daar wel een half jaar heeft gewoond, in zijn slaapzakje onder de layout-banken.’ Terwijl Van Opstal naar Enschede vertrok om de dagschool van de AKI te gaan volgen, werd Visser etaleur bij Peek & Cloppenburg in Breda. Wat dit betreft trad hij in de voetsporen van zo iemand als de beeldend kunstenaar Daan van Golden die hetzelfde beroep bij De Bijenkorf in Rotterdam uitoefende. In Breda bezocht Visser tevens de avondschool van de Academie voor Beeldende Kunsten Sint Joost, maar dat werd geen succes. Het autoritaire systeem stond hem weldra tegen. Na drie jaar ploeteren op die schoolse academie besloot hij, op aandringen van een enthousiaste Van Opstal, zijn geluk op de niet-schoolse AKI te gaan beproeven. Bovendien hadden ook de Dordtse grafici Geert Voskamp en Wim van Stek die hij via Bauke IJlstra kende, hem de Enschedese academie aangeraden.

‘Wat we ’s avonds in de kroeg bedachten, voerden we de volgende ochtend uit.’ Bij deze werkwijze van De Enschedese School voelde Johan Visser zich uitstekend op zijn gemak. Behalve als animator en producent was hij ook erg bedrijvig als grafisch vormgever van De Ark. Hij bepaalde in aanzienlijke mate het gezicht van de uitgaven die De Enschedese School en De 1000 Idioten Records op de markt brachten. Hoe uiteenlopend van vorm en inhoud de diverse uitgaven van De Enschedese School ook zijn, steeds is de hand van Visser in de uitvoering en de verpakking van de producten te herkennen. Hetzelfde geldt voor de platenhoezen van De 1000 Idioten Records, gevolgd door die van Idiot Records en Pickup Records. Wie zo nadrukkelijk met zijn kwaliteiten op het gebied van de grafische vormgeving te koop loopt, is doorgaans niet al te bescheiden. Dit geldt zeker ook voor Visser. Hij was ooit zelfs zo vermetel dat hij zichzelf in het logo van De 1000 Idioten Records vereeuwigde,- als een mannetje met een zwarte strik dat een grammofoonplaatje opeet. Deze handeling nam zijn toenmalige partner in platenzaken, Willem Wisselink, hem trouwens niet in dank af.

foto: kees tabak

van de ingenieuze slordigheid waarborgt in de ogen van Visser dat een product en dus de inhoud van de boodschap door het publiek wordt opgemerkt. Dat het vervolgens wordt afgezet, en het liefst in zo groot mogelijke getale, is volgens Visser minstens zo belangrijk. Daarom streeft hij er altijd naar om de toeschouwer op het verkeerde been te zetten, al is het maar voor een ogenblik. Neem nu bijvoorbeeld zijn eindexamenexpositie bij de vakgroep grafisch ontwerpen aan de AKI. Wie een weloverwogen en gestileerde tentoonstelling had verwacht, kwam bedrogen uit. De eindexamenexpostie van Visser bestond slechts uit een carrousel met dia’s, een wandje in de AKI-bibliotheek waarop wat ontwerpen waren geprikt en een ouderwets gecopieerd boekje met als titel Arbeid en ontspanning (1975). Het onbezorgde motto van deze uitgave luidde: ‘Het collectief De Ark is voor mij het resultaat van jarenlang knutselen!’ Visser

25

~ ex oriente lux ~

foto: johan visser

Het principe van de ingenieuze slordigheid

Laatstepost

wieg van de knipselkrant AKI News waarin een fragmentarisch beeld van de geschiedenis van de Enschedese kunstacademie werd gegeven, maar daar bleef het voorlopig ook bij. ‘Ja, gezien mijn voorgeschiedenis is het een beetje vreemd dat ik me op de AKI nauwelijks aan “bladenlust” heb overgegeven,’ merkt Visser op. ‘Ik ben eigenlijk maar bij één blaadje betrokken geweest, maar toen had

Uit de serie: ‘Heeft leven zin’ Frans, het neefje van Jojo.

Oom Bill uit Colorado Springs.

AKI Aktief

De favoriete platenhoes

had, naar eigen zeggen, de opdracht tot het doen van een AKI-eindexamen zo letterlijk mogelijk genomen: ‘Dat is een verantwoording van de stand der dingen. Toen ik mijn eindexamen deed, had ik al iets bereikt. Ik was namelijk een van de leden van De Ark geworden. Na mijn AKItijd had ik dus al een plek voor mijzelf in de maatschappij gecreëerd. Daarom leek me dat ik op mijn eindexamen kon volstaan met een opsomming van wat ik op de kunstacademie had gedaan en wat ik vervolgens zou gaan doen. Dit staat in Arbeid en ontspanning heel punctueel opgeschreven. Alles wat ik op de AKI heb ondernomen, alleen of met anderen, heb ik er in dat boekje bijgesleept. Tot de laatste komma.’

bied van de grafische vormgeving. Bij hem kreeg het tweetal allerlei unica van onder meer Andy Warhol en Dieter Roth onder ogen, hetgeen buitengewoon inspirerend op hen werkte. De eerste oprispingen van Van Opstal en Visser voor een iets groter publiek verschenen in nummer 24 van de derde jaargang Hitweek (1968): een typisch jaren zestig-artikel over een dependance van Provadja? onder de kop Nu ook in Zwijndrecht. Naar aanleiding hiervan nodigde Willem de Ridder de twee nijvere blaadjesmakers uit om een hele pagina in het inmiddels tot Aloha omgedoopte Hitweek te verzorgen. ‘De Ridder wilde ons zelfs

Presentatiemap Johan Visser (1952) bij wiens AKI-eindexamen Anthon Beeke en Tjeerd Deelstra (dr. Ecolari) als Rijksgecommitteerden aanwezig waren, liet als vijftienjarige ontwerper voor de eerste keer van zich horen en zien in het krantje Hezwascha dat hij samen met Huib van Opstal uitgaf. ‘Dat blaadje waarvan de titel een afkorting van Het Zwarte Schaap is, maakten wij in een oplage van welgeteld één exemplaar. Wij hadden geen geld om oplages te maken,’ vertelt Visser op een maandagavond in december, ten huize van zijn vriendin in Enschede, schuin tegenover de plek waar Jan Cremer ruim een halve eeuw geleden werd geboren. Hij ziet er vermoeid uit. Als part-time docent grafisch ontwerpen op de AKI heeft hij een groot deel van de dag zijn oordeel over allerhande werk van studenten ge-

Eenmaal op de AKI sloot Visser zich al snel bij de collectieve werkplaats van de groep Utopia aan. Dit collectief bestond uit tien AKI-studenten, onder wie de latere grafisch ontwerper Marten Jongema, Huib van Opstal en Jan Vervoort. Op ongezette tijden gaven ze een zogenaamde Utopia-kit uit, een verzameling van al dan niet collectieve werkstukken. Daarmee was Utopia eigenlijk een binnenschoolse voorloper van De Ark en De Enschedese School. Tot de opvallendste werkstukken van deze groep behoorde een reuzen-ballon die voor het televisieprogramma VPRO Campus was gemaakt. Om redenen die voor de hand liggen, werd een aflevering van dat live-programma vanaf het Campusterrein van de toenmalige Technische Hogeschool Twente uitgezonden. Inmiddels had Visser met Van Opstal de layout van Campofocus, het tweewekelijkse opinieblad aan de THT, ter hand genomen. ‘Dat deden we in één nacht. We begonnen om vijf uur ’s middags en de volgende ochtend om half negen moest de opmaak bij de Repro van de THT worden afgeleverd.’ In Campofocus heeft Visser ook geruime tijd een rubriek over popmuziek verzorgd onder het vrolijke motto Sterren stralen overal. Hier en daar in die A3-rubriek verscheen toen soms al een beeldmerk dat, qua stijl, op Vissers latere grafische ontwerpen vooruitliep, zoals het logo van The Elvis Presley Story. ‘Het was allemaal heel praktisch in die tijd,’ verkondigt Visser. ‘Je creëerde je eigen werk. Als je bijvoorbeeld een singletje uitgaf, dan kon je ook zelf het hoesje ontwerpen. Het kwam niet in je hoofd op dat je ook wel eens voor anderen zou kunnen werken.’ Op de AKI raakte Visser bij allerlei popgroepjes zoals de roemruchte band Cursus betrokken. De publiciteit rond de optredens van dit stel muzikanten trok zijn aandacht veel meer dan het maken van alternatieve blaadjes en tijdschriften. Visser stond half mei 1973 aan de

Dit is Jojo het clowntje, dat zie je zo.

Joris de hond. Joris is lief en éénzijdig verlamd.


26

Laatstepost

~ ex oriente lux ~

Bram Vermeulen Een goed jaar. Het moet in de jaren zeventig zijn geweest of daaromtrent. Het precieze jaar is te achterhalen. Ik was al bij twee vrienden een eetbord met ingebakken verfresten tegengekomen. Dat idee stond mij dermate aan dat ik lid werd van de club die dat soort ideeën genereerde en aan mensen toezond. Kunst per PTT. De Enschedese School. Niet lang daarna verzeilde ik daadwerkelijk in Enschede. Het beroep theater voert je naar alle uithoeken van het land, nietwaar? En ik had een afspraak gemaakt de School daar te ontmoeten. Ik wilde wel eens weten waar die dwaze zaken die mij per post bereikten en die mij altijd een prettig humeur bezorgden. vandaan kwamen. Met name hun geknutsel met twee Revox smaltape opnamemachines boeide mij. Zo belandde ik na afloop van het werk met de School in een typisch Enschedese halfsmokkel onderwereld en halfslordige studentenkroeg. De avond was vrolijk, heftig, nuttig, verfrissend. Het drankverbruik zo stevig dat lid Johan Visser zich tot slot wel genoodzaakt zal hebben gevoeld mij een slaapplaats te verschaffen. In feite begint het verhaal hier pas. Midden in de nacht werd ik wakker. Met een gortdroge mond. Dorst, dorst. Ik deed het licht aan in de woonkamer. Daar sliep ik op de bank en zag tot mijn grote vreugde vlak bij mij op een schap van de moderne open kast een flesje Coca-Cola staan. Het mooiste flesje ter wereld! Ervaren student als ik was opende ik het flesje aan de deur en klokte het in een teug weg. Aaaaah! De volgende ochtend ziet Johan V. het lege flesje staan en schrikt zienderogen. ‘Heb jij dat flesje opgedronken?’ Ik beaam dat dat precies was wat ik nodig had vannacht. ‘Maar dat was een flesje uit 1953!’ Ik had in mijn vochtlust een waardevol artefact, een belangrijke hoeksteen uit een collectie, wellicht een onderdeel van een later groepskunstwerk opgedronken. ‘Maar hoe smaakte dat dan?’ wilde Johan weten, terwijl hij mij bezorgd aankeek. Ik verzekerde hem dat er met de smaak van dat bewuste flesje niets mis was geweest. Ik stel voor de fles opnieuw te vullen met verse Cola en dan de dop er terug op te flansen. Niemand merkt dat immers. Maar zoiets doen kunstenaars niet. ‘Het moet de suiker zijn’ bedenkt Johan. ‘Dat werkt als preserveringsmiddel.’ Suiker of niet, gelooft u mij, 1953 is een goed Cola jaar.

ik de AKI al verlaten. Er heerste allerlei onvrede - de reden zou ik niet meer weten - over hoe de school functioneerde. Op een gegeven ogenblik ontstond het idee om een satirisch blaadje te maken dat die ontwikkelingen op de korrel zou nemen. Dat werd AKI Aktief, een krantje op A5formaat waarover veel geruchten de ronde deden. Het werd gedrukt bij de Sneldruk aan de Boulevard en ’s nachts op de school verspreid. Dat gebeurde anoniem, de makers van dat blaadje maakten zich niet bekend. Ik herinner me nog zulke geweldige koppen als: Situatie onhandelbaar. Adjunct vaak toeterzat. In het eerste krantje werden ook geen namen genoemd. De personen werden omschreven: ‘de bijna vijftigjarige, non-stop rokende adjunct-directeur’. Dan wist de lezer wel dat het om Wim van Stek draaide. Bij al het stof dat het krantje deed opwaaien, hield ik me van den domme. Mijn eindexamendocent Geert Voskamp, die zelfs had geprobeerd uit te zoeken waar dat eerste nummer van AKI Aktief was gedrukt - maar de sneldrukker hield zich keurig aan zijn beroepscode -, vroeg mij op een dag, of ik dat krantje had gemaakt. Ik ontkende, maar tevens suggereerde ik dat wij zoiets wel beter zouden kunnen. Dat vond hij eigenlijk ook wel. Toen hebben wij een AKI Aktief

Kunst per post

‘Dat kunnen wij beter!’

der de heading: Ook Jezus was een Visser, gemaakt door ‘rastersmid’ Bert van der Veen en Paul Hajenius. Het vijfde nummer was een spookeditie, in tegenstelling tot het zesde dat de filmer Patrick Drijver en - wederom - Hajenius op hun geweten hadden. Op zijn eindexamenexpositie heeft Van der Veen wiens Rasterwerk, bekroond met de ADCN-prijs 1980, later door De Enschedese School werd verspreid, heel demonstratief alle AKI Aktiefs opgehangen, in de hoop dat ik naar voren zou komen schuiven. Toen dacht ik: laat Van der Veen al die krantjes maar gemaakt hebben. Dan ben ik er mooi van af. Treft mij geen enkele blaam. Dat AKI Aktief is eigenlijk mijn enige blaadje geweest, althans op de kunstacademie. Sedert februari 1995 verzorgen we bij Beekvisser|Tjasker de vormgeving van het kritische filmblad Skrien. Daarmee is ons bureau trouwens voor de ADCN-prijs 1997 in de categorie “redactioneel ontwerpen” genomineerd.’

Where is Paul Silder? Always in The Stedelijk dat hij letterlijk aan een reclamecampagne van het hoofdstedelijke museum had ontleend. Zijn pastiche bevatte een origineel kunstwerk van Silder dat uit het affiche kon worden gesneden. Hij heeft zijn pastiche naar het Stedelijk Museum gestuurd, maar het tumult waarop hij min of meer had gehoopt, bleef achterwege.

Grafisch ontwerpen Idioot? Vermetel!

in elkaar geplakt, zonder dat hij wist dat ik ook het eerste nummer had gemaakt. Bij de verschijning van het tweede nummer ontstond er wederom veel tumult op school. Bij het derde nummer heb ik dezelfde truc nog een keer uitgehaald, ditmaal met Frans Oosterhof: kunnen wij dat niet veel beter? Met als gevolg dat het krantje steeds heftiger werd. In het derde nummer werden de namen ineens wel genoemd. Dat was natuurlijk niet altijd even prettig voor de betrokkenen. Daarna is er een vierde nummer verschenen on-

‘Het tumult bleef achterwege...’

Nog voor zijn AKI-eindexamen maakte Visser als lid van De Ark al allerlei affiches voor derden. Een deel daarvan staat afgebeeld in de opvallende tweeslag-promotiefolder Grafisch ontwerpen van De Ark die medio 1978 onder potentiële opdrachtgevers werd verspreid. Waren Vissers affiches voor het Enschedese Jongerencentrum De Bijenkorf aanvankelijk nog betrekkelijk speels, zijn affiche voor een optreden van de ‘Dordtse Chinees’ C. Buddingh’ in het kader van de Boekenweek 1975 op de Volksuniversiteit bleek de voorbode van zijn ontwerpen voor De 1000 Idioten Records en De Enschedese School. In die beginperiode van De Ark maakte Visser een paar opvallende pastiches, waaronder het affiche met de tekst

De ontwerpstijl van Visser kan het beste worden gekarakteriseerd als: strak en schreefloos. Zonder poespas, maar met liefde en veel oog voor detail gemaakt. Dat geldt niet alleen voor de diverse uitgaven en - niet te vergeten - hun verpakkingen, maar ook voor de advertenties en de fondslijsten van De Enschedese School, al heeft Visser het doosje The brush is mightier than the sword niet ontworpen, dat aan het einde van de jaargang 1983/’84 naar de abonnees werd verstuurd. Als geschenk. ‘Mijn karakteristieke styling is,’ aldus Visser ‘spelenderwijs ontstaan, ongeveer zoals het motto van het boekje Arbeid en ontspanning voor mijn AKI-eindexamen al aangaf. Pas veel later heb ik ontdekt dat ik eigenlijk altijd hetzelfde in mijn grafische ontwerpen doe. Ik begin met niks en eindig op een stramien van vier bij vier millimeter. Maak ik bij voorbeeld een ontwerp in twaalf kolommen, dan blijken die altijd toevallig vier centimeter breed, zoals de interlinie steevast vier millimeter is. Het is altijd de helft van de helft van de helft. Daar heb ik nooit bewust over nagedacht, maar ik heb wel vaker gehoord dat mijn vormgeving heel duidelijk herkenbaar is. Gelukkig maar.’ Voorzover Visser in zijn Ark-periode al een voorkeur voor lettertypen had, waren die afkomstig uit The ABC of lettering en nog een aantal van dergelijke ‘vieze’ Amerikaanse boeken. Visser: ‘Ik ben ook jarenlang op zoek geweest naar de Amerikaanse letterproef die Willem de Ridder mij destijds liet zien. Dat bevatte de meest bizare lettertypen: letters met sneeuw erop, letters uit bakstenen gemaakt... Eigenlijk vond ik die lettertypen het allermooiste, maar ik gebruikte ze bijna nooit. Ik probeerde wel een beetje wild te knippen en plakken, schots en scheef, maar op een gegeven ogenblik stond het toch altijd weer netjes in het gelid.’ Uit The ABC of Lettering heeft Visser heel wat broodletters voor zijn ontwerpen gehaald: de Ark-letter, de Enschedese School-letter. Hij copyproofde allerlei vellen uit dat boek en dan was het een kwestie van knippen en plakken,- een benaderingswijze van het grafisch ontwerpen die De Ridder enorm heeft gestimuleerd. Zo waren de zwarte lijntjes op de hoes van het La Salle’s-singletje Razzle Dazzle allemaal met de hand gewreven. Stukje bij beetje. Daar was hij dagenlang mee bezig en het eindresultaat van al die huisvlijt werd vervolgens onder de reprocamera van De Ark verkleind. De finishing touch van dat ontwerp was de La Salle’s Chewing Gum die op het platenhoesje zat vastgeplakt.

Laatstepost

27

~ ex oriente lux ~

Vier oliebollen

Visser heeft zijn voorbeelden nooit onder de bekende grafische ontwerpers gezocht. Behalve door het enthousiasme van De Ridder werd hij ook geraakt door het gevoel voor de typografiegeschiedenis van Piet Schreuders, ook iemand die niet als echte ontwerper wordt beschouwd. ‘En wat hem betreft doel ik dan bijvoorbeeld op zijn voorliefde voor ontwerpen die vroeger niet als grafische vormgeving werden gezien, zoals de belettering van de metrostations in New York. Prachtige verhalen schreef hij daarover in zijn onregelmatig verschijnende magazine Furore.’

The ABC of Lettering In het eerste nummer van De Enschedese School, het periodiek waarvan Visser

meestal de vormgeving voor zijn rekening nam, bracht hij een hommage aan het boek dat zoveel voor hem had betekend. Onder de titel The ABC of Lettering had hij een serie foto’s van beletteringen van billboards en dergelijke blikvangers verzameld die hij vervolgens in één woord karakteriseerde: ‘Dignity’, ‘Modernity’, ‘Quality’... En deze bijschriften had hij dan ook weer als dusdanig vormgegeven. Heel consequent. De beletterde fotoreeks werd nadien ook in het literair tijdschrift De Revisor 1983/4 opgenomen. Als Visser terugkijkt op zijn ontwikkeling als grafisch ontwerper, dan doet hij dat beslist met enige tevredenheid. En waarom ook niet? Een beetje meewarig pakt hij het boekje Arbeid en ontspanning dat op de keukentafel ligt en zegt: ‘Die titel zou ik nu nooit meer rechts van het

beeld op het omslag zetten, maar dwars er doorheen. Ik heb een lievelingswens. Graag zou ik nog eens een boek over de typografie in speelfilms willen maken, en dan in het bijzonder over de belettering bij de eerste beelden van een film. Begint een speelfilm, dan doe ik altijd een spelletje met mijzelf: waar zou aanstonds de eerste titel in beeld verschijnen? Er komt een auto aan, die rijdt langzaam door het beeld en in het spoor daarvan staat dan ineens: deze of gene presents zus en zo, made by... Die lijn wordt dan letterlijk doorgetrokken. Prachtig. Ik geef ook altijd punten voor zo’n belettering: Goh, dat is wel erg goed. Een negen plus. De combinatie van tekst en beeld, dat is misschien wel het mooiste wat er is.’ JH

De laatste post Het onverwachte komt vanzelf dichtertbij Beste Enschedese School,

Geachte mevrouw Smets,

Hierbij al het werk van de Enschedese School dat ik nog kan vinden. Ik vind het leuk dat jullie het nog een keer zelf kunnen gebruiken.

Hierbij stuur ik je een tiental exemplaren van artikelen, of beter, kunstwerken, welke ik al heel wat jaren in huis heb en al heel wat verhuizingen hebben overleefd en doorstaan. Mijn opruimwoede, een mens heeft te veel rommel, heeft geen grip gekregen op deze spullen. Dat ik niet alles compleet heb heeft te maken met het feit dat ik het nodige kado heb gegeven en zo zijn de kopjes en schoteltjes van mijn Kunstenaarsontbijtservies (ik had er twee) reeds lang geleden gesneuveld. Ik heb mijn huisgenoten destijds nog flink zien boenen op dit unieke stelletje.

De plof. De stilte van het platte land. De verte van de naderende postbode. De plof van de dikke post in het groene bakje aan de weg. Het aanslaan van de hond (Tjoepie). Ik sta op, knoop mijn jasje dicht, zeg tegen mijn hond dat het nu wel genoeg is: ‘Hou je bek. Silenzio!’ (tegen een hond is dat vriendelijk bedoeld). Samen snellen wij naar de buit. Mijn naam staat op het papier. Voor mij dus! Nieuwsgierig springt Tjoepie tegen mij op, mogelijk is hij ongeduldiger naar de inhoud van het pakje dan ik. Ik laat hem ruiken. ‘Kijk’ zeg ik ‘uit Enschede - ze klappen weer uit de school!’ En we hollen naar huis.

halfberustend af en toe een oog half open. Dan schuif ik het lege kopje weg en trek het postpakket naar me toe. Bekijk het van alle kanten; voel het gewicht in mijn hand. Het onverwachte is er.

Het pakje. Het neerleggen op de tafel van het atelier. Het uitstellen van uitpakken: eerst een kopje Bambu! De blik op het pakje houden. Straks! Het horen van kwetterende spreeuwen op het dak. Tjoepie ligt alweer in zichzelf;

Vaak verraste ik mijn bezoek met dit servies. Héél Gewoon! Voor de hap gegeten was proefde ik hem al. Tjoepie hield zijn ogen dicht. Hij wist het al.

Ja, ik heb nog vele Enschedese School objekten + Idiot records. Zoek ze op + Kijk checklist na. Kom er begin januari mee!

Jan de Bruin, Groningen 5 December 1996

Hennie vd Louw 5 december 1996

De inhoud. De spanning van de verrassing. Het uitzoeken van een toepasselijk muziekje. Het rangschikken van de inhoud. Het eten met de grote ogen. Het blijkt een porseleinen artiesten ontbijtservies te zijn, 3 delig en bovendien met de hand beschilderd. Snel maak ik het servies compleet met ontbrekend bestek: 3 kwasten en een penseel. Nu is het totaal. Dank je Enschedese School!

Ik weet niet of het de bedoeling is, maar van mij mag het werk ook verkocht worden, met uitzondering van de singles, daar ben ik wel aan gehecht. Als het niet de bedoeling is om te verkopen, zie ik het werk t.z.t. wel graag retour. Vriendelijke groeten, Pim v/d Zalm uit Zevenhuizen 5 december 1996

De “Four oilballs on heavy sirup” hebben mij ooit nog de schrik van mijn leven bezorgd. De gistende inhoud zorgde voor een flinke knal de ene dag en de dag daarop nog een waarop ik er pas achter kwam dat zowel de bodem als de bovenkant van het blik naar buiten waren geknald. Met gevaar voor eigen leven heb ik het blik toen geopend. De dampen waren ongelofelijk. Het blik heeft al die jaren op mijn bureau gestaan als pennenbak, of blik dus eigenlijk. Ik ben beniewd of meer

abonnees dit spektakel hebben overleefd. Het Schilderij (no. 16) hangt ook nog steeds aan mijn muur. Daar blijft het hangen vrees ik. Ook het schort wat ik voor mijn zoon Bob maakte van de stof van de studio BonBon zit niet in de doos. Mocht niet van mijn zoon en tja, wie ben ik dan? Graag ontvang ik een (mogen het er ook twee zijn?) uitnodiging voor de opening van de tentoonstelling in het Stedelijk aanstaande januari. Wie had destijds gedacht dat er nog iets uit mijn “eigen” collectie in het Stedelijk zou komen te staan? Een leuke gedachte. Alvast bedankt voor de goede zorgen welke mijn spulletjes zullen omringen en ook bedankt voor het idee an sich. Ik verheug me nu al op de tentoonstelling. Met vriendelijke groeten, Marcus Kuitenbrouwer de Straat, adviesburo voor buurtbeheer, Utrecht 10 december 1996


26

Laatstepost

~ ex oriente lux ~

Bram Vermeulen Een goed jaar. Het moet in de jaren zeventig zijn geweest of daaromtrent. Het precieze jaar is te achterhalen. Ik was al bij twee vrienden een eetbord met ingebakken verfresten tegengekomen. Dat idee stond mij dermate aan dat ik lid werd van de club die dat soort ideeën genereerde en aan mensen toezond. Kunst per PTT. De Enschedese School. Niet lang daarna verzeilde ik daadwerkelijk in Enschede. Het beroep theater voert je naar alle uithoeken van het land, nietwaar? En ik had een afspraak gemaakt de School daar te ontmoeten. Ik wilde wel eens weten waar die dwaze zaken die mij per post bereikten en die mij altijd een prettig humeur bezorgden. vandaan kwamen. Met name hun geknutsel met twee Revox smaltape opnamemachines boeide mij. Zo belandde ik na afloop van het werk met de School in een typisch Enschedese halfsmokkel onderwereld en halfslordige studentenkroeg. De avond was vrolijk, heftig, nuttig, verfrissend. Het drankverbruik zo stevig dat lid Johan Visser zich tot slot wel genoodzaakt zal hebben gevoeld mij een slaapplaats te verschaffen. In feite begint het verhaal hier pas. Midden in de nacht werd ik wakker. Met een gortdroge mond. Dorst, dorst. Ik deed het licht aan in de woonkamer. Daar sliep ik op de bank en zag tot mijn grote vreugde vlak bij mij op een schap van de moderne open kast een flesje Coca-Cola staan. Het mooiste flesje ter wereld! Ervaren student als ik was opende ik het flesje aan de deur en klokte het in een teug weg. Aaaaah! De volgende ochtend ziet Johan V. het lege flesje staan en schrikt zienderogen. ‘Heb jij dat flesje opgedronken?’ Ik beaam dat dat precies was wat ik nodig had vannacht. ‘Maar dat was een flesje uit 1953!’ Ik had in mijn vochtlust een waardevol artefact, een belangrijke hoeksteen uit een collectie, wellicht een onderdeel van een later groepskunstwerk opgedronken. ‘Maar hoe smaakte dat dan?’ wilde Johan weten, terwijl hij mij bezorgd aankeek. Ik verzekerde hem dat er met de smaak van dat bewuste flesje niets mis was geweest. Ik stel voor de fles opnieuw te vullen met verse Cola en dan de dop er terug op te flansen. Niemand merkt dat immers. Maar zoiets doen kunstenaars niet. ‘Het moet de suiker zijn’ bedenkt Johan. ‘Dat werkt als preserveringsmiddel.’ Suiker of niet, gelooft u mij, 1953 is een goed Cola jaar.

ik de AKI al verlaten. Er heerste allerlei onvrede - de reden zou ik niet meer weten - over hoe de school functioneerde. Op een gegeven ogenblik ontstond het idee om een satirisch blaadje te maken dat die ontwikkelingen op de korrel zou nemen. Dat werd AKI Aktief, een krantje op A5formaat waarover veel geruchten de ronde deden. Het werd gedrukt bij de Sneldruk aan de Boulevard en ’s nachts op de school verspreid. Dat gebeurde anoniem, de makers van dat blaadje maakten zich niet bekend. Ik herinner me nog zulke geweldige koppen als: Situatie onhandelbaar. Adjunct vaak toeterzat. In het eerste krantje werden ook geen namen genoemd. De personen werden omschreven: ‘de bijna vijftigjarige, non-stop rokende adjunct-directeur’. Dan wist de lezer wel dat het om Wim van Stek draaide. Bij al het stof dat het krantje deed opwaaien, hield ik me van den domme. Mijn eindexamendocent Geert Voskamp, die zelfs had geprobeerd uit te zoeken waar dat eerste nummer van AKI Aktief was gedrukt - maar de sneldrukker hield zich keurig aan zijn beroepscode -, vroeg mij op een dag, of ik dat krantje had gemaakt. Ik ontkende, maar tevens suggereerde ik dat wij zoiets wel beter zouden kunnen. Dat vond hij eigenlijk ook wel. Toen hebben wij een AKI Aktief

Kunst per post

‘Dat kunnen wij beter!’

der de heading: Ook Jezus was een Visser, gemaakt door ‘rastersmid’ Bert van der Veen en Paul Hajenius. Het vijfde nummer was een spookeditie, in tegenstelling tot het zesde dat de filmer Patrick Drijver en - wederom - Hajenius op hun geweten hadden. Op zijn eindexamenexpositie heeft Van der Veen wiens Rasterwerk, bekroond met de ADCN-prijs 1980, later door De Enschedese School werd verspreid, heel demonstratief alle AKI Aktiefs opgehangen, in de hoop dat ik naar voren zou komen schuiven. Toen dacht ik: laat Van der Veen al die krantjes maar gemaakt hebben. Dan ben ik er mooi van af. Treft mij geen enkele blaam. Dat AKI Aktief is eigenlijk mijn enige blaadje geweest, althans op de kunstacademie. Sedert februari 1995 verzorgen we bij Beekvisser|Tjasker de vormgeving van het kritische filmblad Skrien. Daarmee is ons bureau trouwens voor de ADCN-prijs 1997 in de categorie “redactioneel ontwerpen” genomineerd.’

Where is Paul Silder? Always in The Stedelijk dat hij letterlijk aan een reclamecampagne van het hoofdstedelijke museum had ontleend. Zijn pastiche bevatte een origineel kunstwerk van Silder dat uit het affiche kon worden gesneden. Hij heeft zijn pastiche naar het Stedelijk Museum gestuurd, maar het tumult waarop hij min of meer had gehoopt, bleef achterwege.

Grafisch ontwerpen Idioot? Vermetel!

in elkaar geplakt, zonder dat hij wist dat ik ook het eerste nummer had gemaakt. Bij de verschijning van het tweede nummer ontstond er wederom veel tumult op school. Bij het derde nummer heb ik dezelfde truc nog een keer uitgehaald, ditmaal met Frans Oosterhof: kunnen wij dat niet veel beter? Met als gevolg dat het krantje steeds heftiger werd. In het derde nummer werden de namen ineens wel genoemd. Dat was natuurlijk niet altijd even prettig voor de betrokkenen. Daarna is er een vierde nummer verschenen on-

‘Het tumult bleef achterwege...’

Nog voor zijn AKI-eindexamen maakte Visser als lid van De Ark al allerlei affiches voor derden. Een deel daarvan staat afgebeeld in de opvallende tweeslag-promotiefolder Grafisch ontwerpen van De Ark die medio 1978 onder potentiële opdrachtgevers werd verspreid. Waren Vissers affiches voor het Enschedese Jongerencentrum De Bijenkorf aanvankelijk nog betrekkelijk speels, zijn affiche voor een optreden van de ‘Dordtse Chinees’ C. Buddingh’ in het kader van de Boekenweek 1975 op de Volksuniversiteit bleek de voorbode van zijn ontwerpen voor De 1000 Idioten Records en De Enschedese School. In die beginperiode van De Ark maakte Visser een paar opvallende pastiches, waaronder het affiche met de tekst

De ontwerpstijl van Visser kan het beste worden gekarakteriseerd als: strak en schreefloos. Zonder poespas, maar met liefde en veel oog voor detail gemaakt. Dat geldt niet alleen voor de diverse uitgaven en - niet te vergeten - hun verpakkingen, maar ook voor de advertenties en de fondslijsten van De Enschedese School, al heeft Visser het doosje The brush is mightier than the sword niet ontworpen, dat aan het einde van de jaargang 1983/’84 naar de abonnees werd verstuurd. Als geschenk. ‘Mijn karakteristieke styling is,’ aldus Visser ‘spelenderwijs ontstaan, ongeveer zoals het motto van het boekje Arbeid en ontspanning voor mijn AKI-eindexamen al aangaf. Pas veel later heb ik ontdekt dat ik eigenlijk altijd hetzelfde in mijn grafische ontwerpen doe. Ik begin met niks en eindig op een stramien van vier bij vier millimeter. Maak ik bij voorbeeld een ontwerp in twaalf kolommen, dan blijken die altijd toevallig vier centimeter breed, zoals de interlinie steevast vier millimeter is. Het is altijd de helft van de helft van de helft. Daar heb ik nooit bewust over nagedacht, maar ik heb wel vaker gehoord dat mijn vormgeving heel duidelijk herkenbaar is. Gelukkig maar.’ Voorzover Visser in zijn Ark-periode al een voorkeur voor lettertypen had, waren die afkomstig uit The ABC of lettering en nog een aantal van dergelijke ‘vieze’ Amerikaanse boeken. Visser: ‘Ik ben ook jarenlang op zoek geweest naar de Amerikaanse letterproef die Willem de Ridder mij destijds liet zien. Dat bevatte de meest bizare lettertypen: letters met sneeuw erop, letters uit bakstenen gemaakt... Eigenlijk vond ik die lettertypen het allermooiste, maar ik gebruikte ze bijna nooit. Ik probeerde wel een beetje wild te knippen en plakken, schots en scheef, maar op een gegeven ogenblik stond het toch altijd weer netjes in het gelid.’ Uit The ABC of Lettering heeft Visser heel wat broodletters voor zijn ontwerpen gehaald: de Ark-letter, de Enschedese School-letter. Hij copyproofde allerlei vellen uit dat boek en dan was het een kwestie van knippen en plakken,- een benaderingswijze van het grafisch ontwerpen die De Ridder enorm heeft gestimuleerd. Zo waren de zwarte lijntjes op de hoes van het La Salle’s-singletje Razzle Dazzle allemaal met de hand gewreven. Stukje bij beetje. Daar was hij dagenlang mee bezig en het eindresultaat van al die huisvlijt werd vervolgens onder de reprocamera van De Ark verkleind. De finishing touch van dat ontwerp was de La Salle’s Chewing Gum die op het platenhoesje zat vastgeplakt.

Laatstepost

27

~ ex oriente lux ~

Vier oliebollen

Visser heeft zijn voorbeelden nooit onder de bekende grafische ontwerpers gezocht. Behalve door het enthousiasme van De Ridder werd hij ook geraakt door het gevoel voor de typografiegeschiedenis van Piet Schreuders, ook iemand die niet als echte ontwerper wordt beschouwd. ‘En wat hem betreft doel ik dan bijvoorbeeld op zijn voorliefde voor ontwerpen die vroeger niet als grafische vormgeving werden gezien, zoals de belettering van de metrostations in New York. Prachtige verhalen schreef hij daarover in zijn onregelmatig verschijnende magazine Furore.’

The ABC of Lettering In het eerste nummer van De Enschedese School, het periodiek waarvan Visser

meestal de vormgeving voor zijn rekening nam, bracht hij een hommage aan het boek dat zoveel voor hem had betekend. Onder de titel The ABC of Lettering had hij een serie foto’s van beletteringen van billboards en dergelijke blikvangers verzameld die hij vervolgens in één woord karakteriseerde: ‘Dignity’, ‘Modernity’, ‘Quality’... En deze bijschriften had hij dan ook weer als dusdanig vormgegeven. Heel consequent. De beletterde fotoreeks werd nadien ook in het literair tijdschrift De Revisor 1983/4 opgenomen. Als Visser terugkijkt op zijn ontwikkeling als grafisch ontwerper, dan doet hij dat beslist met enige tevredenheid. En waarom ook niet? Een beetje meewarig pakt hij het boekje Arbeid en ontspanning dat op de keukentafel ligt en zegt: ‘Die titel zou ik nu nooit meer rechts van het

beeld op het omslag zetten, maar dwars er doorheen. Ik heb een lievelingswens. Graag zou ik nog eens een boek over de typografie in speelfilms willen maken, en dan in het bijzonder over de belettering bij de eerste beelden van een film. Begint een speelfilm, dan doe ik altijd een spelletje met mijzelf: waar zou aanstonds de eerste titel in beeld verschijnen? Er komt een auto aan, die rijdt langzaam door het beeld en in het spoor daarvan staat dan ineens: deze of gene presents zus en zo, made by... Die lijn wordt dan letterlijk doorgetrokken. Prachtig. Ik geef ook altijd punten voor zo’n belettering: Goh, dat is wel erg goed. Een negen plus. De combinatie van tekst en beeld, dat is misschien wel het mooiste wat er is.’ JH

De laatste post Het onverwachte komt vanzelf dichtertbij Beste Enschedese School,

Geachte mevrouw Smets,

Hierbij al het werk van de Enschedese School dat ik nog kan vinden. Ik vind het leuk dat jullie het nog een keer zelf kunnen gebruiken.

Hierbij stuur ik je een tiental exemplaren van artikelen, of beter, kunstwerken, welke ik al heel wat jaren in huis heb en al heel wat verhuizingen hebben overleefd en doorstaan. Mijn opruimwoede, een mens heeft te veel rommel, heeft geen grip gekregen op deze spullen. Dat ik niet alles compleet heb heeft te maken met het feit dat ik het nodige kado heb gegeven en zo zijn de kopjes en schoteltjes van mijn Kunstenaarsontbijtservies (ik had er twee) reeds lang geleden gesneuveld. Ik heb mijn huisgenoten destijds nog flink zien boenen op dit unieke stelletje.

De plof. De stilte van het platte land. De verte van de naderende postbode. De plof van de dikke post in het groene bakje aan de weg. Het aanslaan van de hond (Tjoepie). Ik sta op, knoop mijn jasje dicht, zeg tegen mijn hond dat het nu wel genoeg is: ‘Hou je bek. Silenzio!’ (tegen een hond is dat vriendelijk bedoeld). Samen snellen wij naar de buit. Mijn naam staat op het papier. Voor mij dus! Nieuwsgierig springt Tjoepie tegen mij op, mogelijk is hij ongeduldiger naar de inhoud van het pakje dan ik. Ik laat hem ruiken. ‘Kijk’ zeg ik ‘uit Enschede - ze klappen weer uit de school!’ En we hollen naar huis.

halfberustend af en toe een oog half open. Dan schuif ik het lege kopje weg en trek het postpakket naar me toe. Bekijk het van alle kanten; voel het gewicht in mijn hand. Het onverwachte is er.

Het pakje. Het neerleggen op de tafel van het atelier. Het uitstellen van uitpakken: eerst een kopje Bambu! De blik op het pakje houden. Straks! Het horen van kwetterende spreeuwen op het dak. Tjoepie ligt alweer in zichzelf;

Vaak verraste ik mijn bezoek met dit servies. Héél Gewoon! Voor de hap gegeten was proefde ik hem al. Tjoepie hield zijn ogen dicht. Hij wist het al.

Ja, ik heb nog vele Enschedese School objekten + Idiot records. Zoek ze op + Kijk checklist na. Kom er begin januari mee!

Jan de Bruin, Groningen 5 December 1996

Hennie vd Louw 5 december 1996

De inhoud. De spanning van de verrassing. Het uitzoeken van een toepasselijk muziekje. Het rangschikken van de inhoud. Het eten met de grote ogen. Het blijkt een porseleinen artiesten ontbijtservies te zijn, 3 delig en bovendien met de hand beschilderd. Snel maak ik het servies compleet met ontbrekend bestek: 3 kwasten en een penseel. Nu is het totaal. Dank je Enschedese School!

Ik weet niet of het de bedoeling is, maar van mij mag het werk ook verkocht worden, met uitzondering van de singles, daar ben ik wel aan gehecht. Als het niet de bedoeling is om te verkopen, zie ik het werk t.z.t. wel graag retour. Vriendelijke groeten, Pim v/d Zalm uit Zevenhuizen 5 december 1996

De “Four oilballs on heavy sirup” hebben mij ooit nog de schrik van mijn leven bezorgd. De gistende inhoud zorgde voor een flinke knal de ene dag en de dag daarop nog een waarop ik er pas achter kwam dat zowel de bodem als de bovenkant van het blik naar buiten waren geknald. Met gevaar voor eigen leven heb ik het blik toen geopend. De dampen waren ongelofelijk. Het blik heeft al die jaren op mijn bureau gestaan als pennenbak, of blik dus eigenlijk. Ik ben beniewd of meer

abonnees dit spektakel hebben overleefd. Het Schilderij (no. 16) hangt ook nog steeds aan mijn muur. Daar blijft het hangen vrees ik. Ook het schort wat ik voor mijn zoon Bob maakte van de stof van de studio BonBon zit niet in de doos. Mocht niet van mijn zoon en tja, wie ben ik dan? Graag ontvang ik een (mogen het er ook twee zijn?) uitnodiging voor de opening van de tentoonstelling in het Stedelijk aanstaande januari. Wie had destijds gedacht dat er nog iets uit mijn “eigen” collectie in het Stedelijk zou komen te staan? Een leuke gedachte. Alvast bedankt voor de goede zorgen welke mijn spulletjes zullen omringen en ook bedankt voor het idee an sich. Ik verheug me nu al op de tentoonstelling. Met vriendelijke groeten, Marcus Kuitenbrouwer de Straat, adviesburo voor buurtbeheer, Utrecht 10 december 1996


28

Laatstepost

~ ex oriente lux ~

Geluiden in de ruimte De niet uitgegeven producten van De Enschedese School In de afgelopen twintig jaar heeft De Enschedese School ruim vijftig kunstproducten in oplage gefabriceerd. Daarnaast heeft het collectief, dat sedert 1981 in Amsterdam is gevesTineke Stevens

tigd en sedert een jaar of wat een slapend bestaan leidt, met een aantal ideeën gespeeld voor producten die, om uiteenlopende redenen, nooit zijn uitgevoerd. Zo heeft De Enschedese School ooit overwogen om, als opvolger van het ‘Kewi Vakantieboek’, de ‘Kewi Vakantie (badhand)-doek’ uit te geven. Daarop zouden onder meer drie-dimensionale tekeningen en verhalen worden gedrukt, maar dit plan stuitte op technische problemen. Bovendien werd het domweg te duur.

De Enschedese beeldend kunstenaar en vioolbouwer Jan Bolink, een inspirator voor hele lichtingen AKI-studenten, heeft ooit een boek met louter flapteksten geschreven, maar dit werd om onduidelijke redenen nooit door De Enschedese School uitgegeven. Het omvatte ongeveer twintig synopsissen van wat er achter op een boek kan staan. Inmiddels is wel een soortgelijk boek over de romans van S. Vestdijk verschenen: Het hooggebergte (1995). Dit bevat niet alleen alle door Vestdijk zelf geschreven flapteksten voor zijn romans, maar ook de leesverslagen van Hugo Brandt Corstius en Maarten ‘t Hart,gedurende een jaar herlazen zij om de beurt een roman van Vestdijk en deden daarvan wekelijks verslag op de Achterpagina van NRC Handelsblad. En een derde project dat nooit werd uitgevoerd, is een heuse opera, geschreven door de Parooljournalisten Theodor Holman en Frans Kotterer. Dit muzikale spektakel kwam vooralsnog niet verder dan een synopsis.

foto: kees tabak

Behalve deze ‘papieren’ projecten die min of meer literair van aard zijn, heeft De Enschedese School ook enkele producten ontwikkeld waarbij de grens tussen kunst en commercie nadrukkelijk in het geding was. Bij de mogelijke verwezenlijking van deze geschenken en het overleg met allerhande fabrikanten, zoals Iglo en Shell, was Tineke Stevens in het begin van de Amsterdamse periode van De Enschedese School betrokken. Tijdens de hectische voorbereiding van de overzichtstentoonstelling in het Stedelijk Museum te Amsterdam, voor de inrichting waarvan zij verantwoordelijk is, kijkt Stevens op haar activiteiten voor het kunstenaarscollectief terug: ‘Bij De Enschedese School werd nooit echt commercieel gedacht. De vraag was altijd: hoe kunnen we tegen kostprijs iets op de markt brengen? Het verschil tussen kostprijs en verkoopprijs was hen volkomen vreemd. Maar toen de schulden bij de beide platenmaatschappijen zich steeds meer opstapelden, ontstonden er natuurlijk problemen. Het werd een strijd tussen de kunst en de vermaledijde commercie.’

Laatstepost Fictieve producten De grafisch ontwerpster Tineke Stevens (1956), die in 1979 aan de Arnhemse kunstacademie afstudeerde, kwam in 1982 bij De Enschedese School terecht. Na haar studie werkte ze enige jaren op het gebied van bewegwijzeringen bij het ontwerpbureau BSRS (het huidige BRS Premsela Vonk), maar dit was haar toch te beperkt. Stevens nam op 1 maart 1982 ontslag en na een ontmoeting met Johan Visser werd ze al spoedig een ‘regeltante’ op de burelen van De Enschedese School. Zij notuleerde de vergaderingen van het kunstenaarscollectief, werkte aan het periodiek De Enschedese School mee en leverde een bijdrage aan de Kewi-merchandising,- de fictieve producten die op de binnenhoes van de langspeelplaat Terracotta me, baby van de Kewi University of Swing staan afgebeeld. Het eerste project waarbij Stevens uitvoeriger was betrokken, was de verkoop van de tentoonstelling Tableaux Litéraires

aan allerhande bibliotheken in den lande. De expositie, bestaande uit twintig vitrinekasten waarin een scène uit de Nederlandse literatuur werd verbeeld, was oorspronkelijk een ‘afscheidscadeau’ van De Enschedese School aan de oude textielstad waar het collectief was geboren. In februari 1982 werd het geheel in Kunstcentrum Markt Zeventien tentoongesteld. Stevens: ‘En daarna stonden die vitrines en die grijze sokkels in het pand aan de Kanaalstraat voortdurend een beetje hinderlijk in de weg. Wat moesten we ermee? Toen besloten we dat die vitrines in ieder geval bij elkaar moesten blijven. Het handigste was om ze als tentoonstelling aan bibliotheken in den lande aan te bieden. Zo gezegd, zo gedaan. We hadden de tentoonstelling zodanig gecalculeerd dat de reiskosten vergoed zouden kunnen worden. Bovendien zouden Kees Maas en ik voor onze arbeid een bepaalde, zij het niet overdreven honorering ontvangen. Daarmee hadden

we ons behoorlijk misrekend, want de post onvoorzien was veel groter dan gedacht: er ging voortdurend van alles kapot en ook anderszins werden we steeds met praktische en niet ingecalculeerde problemen geconfronteerd. Uiteindelijk is de hele verzameling vitrines voor 16.000 gulden aan het Letterkundig Museum verkocht.’

Stijl-maaltijd Een verhoopt product van De Enschedese School waarmee Stevens zich intensief heeft beziggehouden, is de diepvriesmaaltijd waarvan de ondervorm volgens een Mondriaan-achtig patroon in vakjes zou worden ingedeeld. Daar hadden de leden van De Enschedese School allerlei etenswaren in de primaire kleuren bij gezocht. Over dit plan is uitvoerig met Hans Bolwerk van Iglo van gedachten gewisseld, maar tenslotte ging het niet door, omdat de oplage te laag was en de somma om een productielijn aan te passen te

Arno Kranenborg maakt compilatie uit filmarchief Enschedese School Amsterdam, 24 jan. - Arno Kranenborg, regisseur van de speelfilm ‘De kersenpluk’, die tijdens de Nederlandse Filmdagen 1996 succesvol in voorpremière ging, heeft een videopresentatie gemaakt voor de expositie ‘Zelfmoord op verjaardag!’ van De Enschedese School in het Stedelijk Museum te Amsterdam. Het betreft een compilatie van oude film- en videofragmenten die de leden van het kunstenaarscollectief afzonderlijk of met elkaar hebben gemaakt. Kranenborg kan niet nalaten om zijn werkstuk enigszins te relativeren: ‘Het is geen inhoudelijk product geworden. Ik heb mijn best gedaan om een paar aardige fragmenten achter elkaar te plakken, maar stel je er niet te veel van voor.’ De twintig minuten durende video, waarvan de werktitel ‘De Enschedese School 20 jaar’ luidt, is in het najaar ook in het Rijksmuseum Twenthe te Enschede te zien. Arno Kranenborg (1959) die in 1985 aan de AKI afstudeerde met de korte film At Paris’ top, stapte juist naar die Academie voor Beeldende Kunst in Enschede over, omdat dit opleidingsinstituut de pleisterplaats van het kunstenaarscollectief De Enschedese School was geweest. Eerder studeerde hij enige tijd piano en

29

~ ex oriente lux ~

slagwerk aan het Twents Conservatorium in Enschede, maar hij vond de activiteiten van De Enschedese School en het daaraan gelieerde platenlabel De 1000 Idioten Records veel ‘frisser en interessanter’. Hij heeft zelfs jarenlang gesolliciteerd om een plaatje te mogen maken, maar het is er om onduidelijke redenen - nooit

van gekomen. Ter gelegenheid van de overzichtstentoonstelling van De Enschedese School in het Stedelijk Museum te Amsterdam heeft Kranenborg, in opdracht van het NPS-programma Het uur van de wolf, een synopsis geschreven voor een documentaire over het in Enschede ontstane kunstenaarsinitiatief, maar ter elfder ure werd het voorstel afgewezen. Ook andere kunstenaarsinitiatieven, zoals het Amsterdamse Aorta en het Rotterdamse Hard Werken, blijken dit jaar een historische leeftijd te hebben bereikt. Daarom heeft Kranenborg nu, in opdracht van het Amsterdamse Beekvisser|Tjasker dat beide exposities en een bijbehorende krant op tabloid-formaat produceert, een compilatie van al het oude materiaal samengesteld. ‘Het zijn soms schitterende beelden,’ merkt de Arnhemse filmre-

hoog. ‘Dan reageerden de leden van De Enschedese School,’ aldus Stevens, ‘altijd in de zin van: ach, misschien was het ook wel niet goed genoeg, een beetje te vergezocht.’ De Enschedese School heeft ook nog een reeks klokken met verwisselbare wijzerplaten ontworpen en een kogelspelletje in de vorm van het Shell-logo. Voor beide producten zijn nog schetsen en proefmodellen gemaakt, ‘maar ze bleven,’ volgens Stevens, die in de loop van 1984 met haar werkzaamheden voor De Enschedese School stopte, ‘toch te veel geluiden in de ruimte. Niet iedereen van het stel was er even enthousiast over. En dan werd na verloop van tijd altijd weer dezelfde vraag gesteld: zijn we nu een product aan het verzinnen, omdat we het echt leuk vinden of omdat het moet? Die vraag was dodelijk, want dan kwam de uitgave er gegarandeerd niet.’

JH

gisseur op, ‘en daarom is het des te spijtiger dat die NPS-documentaire op het laatste moment werd afgeblazen.’ In de compilatie zijn onder meer fragmenten verwerkt van Heeft leven zin? (1980/’81), een pilot-aflevering voor de VPRO-televisie, de geïmproviseerde speelfilm Motel (1978), de Kewifilm Ballet for two faces (1980) en een aantal videoclips van onder meer Joep Bruijnjé, Gigantjes, The Kewi University of Swing, Fay Lovsky en Willem Wisselink. Kranenborgs compilatie gaat van start met enkele filmfragmenten van de opening van De Ark, de oude school aan de Knalhutteweg in Enschede waar het in 1974 allemaal is begonnen. ‘Het eindresultaat is niet te zwaar geworden,’ aldus Kranenborg, ‘omdat het anders vermoedelijk niet over komt. Helaas is veel oud materiaal voor de eeuwigheid kapot, zoals de videoclip van Van Agt Casanova. Gelukkig waren er nog wel wat curieuze beelden van een bezoek dat de popgroep Cursus ooit aan de radiostudio van de VPRO heeft gebracht, zij het zonder geluid.’

JH

Afwijzing Amsterdam, 12-3-1986 Beste Marie-Louise,

Helaas deel ik je mening niet, dat je douchegordijn geschikt zou zijn als uitgave van de Enschedese School. Het is al weer drie jaargangen geleden, dat we voor het laatst een gebruiksvoorwerp bij wijze van uitgave naar onze abonnees opstuurden. We staan niet te dringen om aan die lange ontbreking een einde te maken. We willen kunst, geen design, uitbrengen. Dan moet het produkt toch wel zodanig zijn, dat het artistieke idee voorop staat en de realisatie ervan onontkoombaar het beste in een gebruiksvoorwerp tot stand komt. In alle bescheidenheid vind ik, dat ons kunstenaarsontbijtservies daaraan behoorlijk voldoet en jou ontwerp niet.

Scene uit ‘De Kersenpluk’ Met excuses voor de late reaktie, Vriendelijke groeten, Kees Maas

Ingezonden mededeling

AGENT-X OOSTELIJKE HANDELSKADE 13K 1019 BL AMSTERDAM TEL. 020 - 419 09 09 FAX 020 - 419 09 10


28

Laatstepost

~ ex oriente lux ~

Geluiden in de ruimte De niet uitgegeven producten van De Enschedese School In de afgelopen twintig jaar heeft De Enschedese School ruim vijftig kunstproducten in oplage gefabriceerd. Daarnaast heeft het collectief, dat sedert 1981 in Amsterdam is gevesTineke Stevens

tigd en sedert een jaar of wat een slapend bestaan leidt, met een aantal ideeën gespeeld voor producten die, om uiteenlopende redenen, nooit zijn uitgevoerd. Zo heeft De Enschedese School ooit overwogen om, als opvolger van het ‘Kewi Vakantieboek’, de ‘Kewi Vakantie (badhand)-doek’ uit te geven. Daarop zouden onder meer drie-dimensionale tekeningen en verhalen worden gedrukt, maar dit plan stuitte op technische problemen. Bovendien werd het domweg te duur.

De Enschedese beeldend kunstenaar en vioolbouwer Jan Bolink, een inspirator voor hele lichtingen AKI-studenten, heeft ooit een boek met louter flapteksten geschreven, maar dit werd om onduidelijke redenen nooit door De Enschedese School uitgegeven. Het omvatte ongeveer twintig synopsissen van wat er achter op een boek kan staan. Inmiddels is wel een soortgelijk boek over de romans van S. Vestdijk verschenen: Het hooggebergte (1995). Dit bevat niet alleen alle door Vestdijk zelf geschreven flapteksten voor zijn romans, maar ook de leesverslagen van Hugo Brandt Corstius en Maarten ‘t Hart,gedurende een jaar herlazen zij om de beurt een roman van Vestdijk en deden daarvan wekelijks verslag op de Achterpagina van NRC Handelsblad. En een derde project dat nooit werd uitgevoerd, is een heuse opera, geschreven door de Parooljournalisten Theodor Holman en Frans Kotterer. Dit muzikale spektakel kwam vooralsnog niet verder dan een synopsis.

foto: kees tabak

Behalve deze ‘papieren’ projecten die min of meer literair van aard zijn, heeft De Enschedese School ook enkele producten ontwikkeld waarbij de grens tussen kunst en commercie nadrukkelijk in het geding was. Bij de mogelijke verwezenlijking van deze geschenken en het overleg met allerhande fabrikanten, zoals Iglo en Shell, was Tineke Stevens in het begin van de Amsterdamse periode van De Enschedese School betrokken. Tijdens de hectische voorbereiding van de overzichtstentoonstelling in het Stedelijk Museum te Amsterdam, voor de inrichting waarvan zij verantwoordelijk is, kijkt Stevens op haar activiteiten voor het kunstenaarscollectief terug: ‘Bij De Enschedese School werd nooit echt commercieel gedacht. De vraag was altijd: hoe kunnen we tegen kostprijs iets op de markt brengen? Het verschil tussen kostprijs en verkoopprijs was hen volkomen vreemd. Maar toen de schulden bij de beide platenmaatschappijen zich steeds meer opstapelden, ontstonden er natuurlijk problemen. Het werd een strijd tussen de kunst en de vermaledijde commercie.’

Laatstepost Fictieve producten De grafisch ontwerpster Tineke Stevens (1956), die in 1979 aan de Arnhemse kunstacademie afstudeerde, kwam in 1982 bij De Enschedese School terecht. Na haar studie werkte ze enige jaren op het gebied van bewegwijzeringen bij het ontwerpbureau BSRS (het huidige BRS Premsela Vonk), maar dit was haar toch te beperkt. Stevens nam op 1 maart 1982 ontslag en na een ontmoeting met Johan Visser werd ze al spoedig een ‘regeltante’ op de burelen van De Enschedese School. Zij notuleerde de vergaderingen van het kunstenaarscollectief, werkte aan het periodiek De Enschedese School mee en leverde een bijdrage aan de Kewi-merchandising,- de fictieve producten die op de binnenhoes van de langspeelplaat Terracotta me, baby van de Kewi University of Swing staan afgebeeld. Het eerste project waarbij Stevens uitvoeriger was betrokken, was de verkoop van de tentoonstelling Tableaux Litéraires

aan allerhande bibliotheken in den lande. De expositie, bestaande uit twintig vitrinekasten waarin een scène uit de Nederlandse literatuur werd verbeeld, was oorspronkelijk een ‘afscheidscadeau’ van De Enschedese School aan de oude textielstad waar het collectief was geboren. In februari 1982 werd het geheel in Kunstcentrum Markt Zeventien tentoongesteld. Stevens: ‘En daarna stonden die vitrines en die grijze sokkels in het pand aan de Kanaalstraat voortdurend een beetje hinderlijk in de weg. Wat moesten we ermee? Toen besloten we dat die vitrines in ieder geval bij elkaar moesten blijven. Het handigste was om ze als tentoonstelling aan bibliotheken in den lande aan te bieden. Zo gezegd, zo gedaan. We hadden de tentoonstelling zodanig gecalculeerd dat de reiskosten vergoed zouden kunnen worden. Bovendien zouden Kees Maas en ik voor onze arbeid een bepaalde, zij het niet overdreven honorering ontvangen. Daarmee hadden

we ons behoorlijk misrekend, want de post onvoorzien was veel groter dan gedacht: er ging voortdurend van alles kapot en ook anderszins werden we steeds met praktische en niet ingecalculeerde problemen geconfronteerd. Uiteindelijk is de hele verzameling vitrines voor 16.000 gulden aan het Letterkundig Museum verkocht.’

Stijl-maaltijd Een verhoopt product van De Enschedese School waarmee Stevens zich intensief heeft beziggehouden, is de diepvriesmaaltijd waarvan de ondervorm volgens een Mondriaan-achtig patroon in vakjes zou worden ingedeeld. Daar hadden de leden van De Enschedese School allerlei etenswaren in de primaire kleuren bij gezocht. Over dit plan is uitvoerig met Hans Bolwerk van Iglo van gedachten gewisseld, maar tenslotte ging het niet door, omdat de oplage te laag was en de somma om een productielijn aan te passen te

Arno Kranenborg maakt compilatie uit filmarchief Enschedese School Amsterdam, 24 jan. - Arno Kranenborg, regisseur van de speelfilm ‘De kersenpluk’, die tijdens de Nederlandse Filmdagen 1996 succesvol in voorpremière ging, heeft een videopresentatie gemaakt voor de expositie ‘Zelfmoord op verjaardag!’ van De Enschedese School in het Stedelijk Museum te Amsterdam. Het betreft een compilatie van oude film- en videofragmenten die de leden van het kunstenaarscollectief afzonderlijk of met elkaar hebben gemaakt. Kranenborg kan niet nalaten om zijn werkstuk enigszins te relativeren: ‘Het is geen inhoudelijk product geworden. Ik heb mijn best gedaan om een paar aardige fragmenten achter elkaar te plakken, maar stel je er niet te veel van voor.’ De twintig minuten durende video, waarvan de werktitel ‘De Enschedese School 20 jaar’ luidt, is in het najaar ook in het Rijksmuseum Twenthe te Enschede te zien. Arno Kranenborg (1959) die in 1985 aan de AKI afstudeerde met de korte film At Paris’ top, stapte juist naar die Academie voor Beeldende Kunst in Enschede over, omdat dit opleidingsinstituut de pleisterplaats van het kunstenaarscollectief De Enschedese School was geweest. Eerder studeerde hij enige tijd piano en

29

~ ex oriente lux ~

slagwerk aan het Twents Conservatorium in Enschede, maar hij vond de activiteiten van De Enschedese School en het daaraan gelieerde platenlabel De 1000 Idioten Records veel ‘frisser en interessanter’. Hij heeft zelfs jarenlang gesolliciteerd om een plaatje te mogen maken, maar het is er om onduidelijke redenen - nooit

van gekomen. Ter gelegenheid van de overzichtstentoonstelling van De Enschedese School in het Stedelijk Museum te Amsterdam heeft Kranenborg, in opdracht van het NPS-programma Het uur van de wolf, een synopsis geschreven voor een documentaire over het in Enschede ontstane kunstenaarsinitiatief, maar ter elfder ure werd het voorstel afgewezen. Ook andere kunstenaarsinitiatieven, zoals het Amsterdamse Aorta en het Rotterdamse Hard Werken, blijken dit jaar een historische leeftijd te hebben bereikt. Daarom heeft Kranenborg nu, in opdracht van het Amsterdamse Beekvisser|Tjasker dat beide exposities en een bijbehorende krant op tabloid-formaat produceert, een compilatie van al het oude materiaal samengesteld. ‘Het zijn soms schitterende beelden,’ merkt de Arnhemse filmre-

hoog. ‘Dan reageerden de leden van De Enschedese School,’ aldus Stevens, ‘altijd in de zin van: ach, misschien was het ook wel niet goed genoeg, een beetje te vergezocht.’ De Enschedese School heeft ook nog een reeks klokken met verwisselbare wijzerplaten ontworpen en een kogelspelletje in de vorm van het Shell-logo. Voor beide producten zijn nog schetsen en proefmodellen gemaakt, ‘maar ze bleven,’ volgens Stevens, die in de loop van 1984 met haar werkzaamheden voor De Enschedese School stopte, ‘toch te veel geluiden in de ruimte. Niet iedereen van het stel was er even enthousiast over. En dan werd na verloop van tijd altijd weer dezelfde vraag gesteld: zijn we nu een product aan het verzinnen, omdat we het echt leuk vinden of omdat het moet? Die vraag was dodelijk, want dan kwam de uitgave er gegarandeerd niet.’

JH

gisseur op, ‘en daarom is het des te spijtiger dat die NPS-documentaire op het laatste moment werd afgeblazen.’ In de compilatie zijn onder meer fragmenten verwerkt van Heeft leven zin? (1980/’81), een pilot-aflevering voor de VPRO-televisie, de geïmproviseerde speelfilm Motel (1978), de Kewifilm Ballet for two faces (1980) en een aantal videoclips van onder meer Joep Bruijnjé, Gigantjes, The Kewi University of Swing, Fay Lovsky en Willem Wisselink. Kranenborgs compilatie gaat van start met enkele filmfragmenten van de opening van De Ark, de oude school aan de Knalhutteweg in Enschede waar het in 1974 allemaal is begonnen. ‘Het eindresultaat is niet te zwaar geworden,’ aldus Kranenborg, ‘omdat het anders vermoedelijk niet over komt. Helaas is veel oud materiaal voor de eeuwigheid kapot, zoals de videoclip van Van Agt Casanova. Gelukkig waren er nog wel wat curieuze beelden van een bezoek dat de popgroep Cursus ooit aan de radiostudio van de VPRO heeft gebracht, zij het zonder geluid.’

JH

Afwijzing Amsterdam, 12-3-1986 Beste Marie-Louise,

Helaas deel ik je mening niet, dat je douchegordijn geschikt zou zijn als uitgave van de Enschedese School. Het is al weer drie jaargangen geleden, dat we voor het laatst een gebruiksvoorwerp bij wijze van uitgave naar onze abonnees opstuurden. We staan niet te dringen om aan die lange ontbreking een einde te maken. We willen kunst, geen design, uitbrengen. Dan moet het produkt toch wel zodanig zijn, dat het artistieke idee voorop staat en de realisatie ervan onontkoombaar het beste in een gebruiksvoorwerp tot stand komt. In alle bescheidenheid vind ik, dat ons kunstenaarsontbijtservies daaraan behoorlijk voldoet en jou ontwerp niet.

Scene uit ‘De Kersenpluk’ Met excuses voor de late reaktie, Vriendelijke groeten, Kees Maas

Ingezonden mededeling

AGENT-X OOSTELIJKE HANDELSKADE 13K 1019 BL AMSTERDAM TEL. 020 - 419 09 09 FAX 020 - 419 09 10


~ ex oriente lux ~

Laatstepost

Laatstepost

Een beetje Linda McCartney

werken met een paar jongens die nogal goed gebekt waren. Ik heb me wel geweerd hoor, maar ik was waarschijnlijk degene die het minste sprak. Ik kon niet tegen die welbespraakte Ark-leden op en misschien wilde ik dat ook wel niet. Tegen deze achtergrond is het misschien niet geheel en al onbegrijpelijk dat ik betrekkelijk veel uit die tijd ben vergeten.’

De gemengde gevoelens van Rose-Marie Gerritsen Eén vrouw in een kunstenaarscollectief dat voor de rest uit vijf - plus twee - mannen bestaat. Een vrouw die bovendien meer dan vriendschappelijke banden met de ‘stam-oudste’ van het collectief onderhoudt. Dit doet onwillekeurig denken aan de positie van Yoko Ono bij The Beatles of die van Linda McCartney bij Wings.

Een andere taak die Gerritsen, naast het afdrukken van grafiek, binnen De Ark vervulde, was het verzorgen van de ledenadministratie. ‘Ik had die administratie van de al na een half jaar verdwenen Lambregts overgenomen en weldra kende ik hele reeksen namen en adressen uit mijn hoofd.’ Op advies van bestuursvoorzitter Wim van Stek was De Ark een stichting met leden geworden die af en toe een geschenk toegestuurd zouden krijgen. Een van de opvallendste Ark-donateurs van het eerste uur was, in de ogen van Gerritsen, Dirk Hannema, de na de Tweede Wereldoorlog ernstig in opspraak geraakte ouddirecteur van het Museum Boijmans-van Beuningen te Rotterdam, die zich, om-

Detail uit de ondergang van het huis Escher

ringd door zijn kunstcollectie, in het Nijenhuis te Heino had teruggetrokken. Andere bekende donateurs op de eerste, van 1975 daterende en 145 namen tellende ledenlijst waren graficus Pieter Holstein, de grafisch ontwerpers Paul Mijksenaar, Piet Schreuders en Jan van Toorn, de schrijver Oscar de Wit en Zuster Amata, de ‘eeuwige studente op de AKI-avondschool’.

Kleine bedrijfjes In de bestuursvergadering van 13 november 1979 werd plompverloren meegedeeld dat Gerritsen en Voskamp stichting De Ark hadden verlaten. Zonder verdere toelichting. Ook nu, zoveel jaar na dato, wil Gerritsen niet of nauwelijks op deze kwestie ingaan: ‘Er was geen mogelijkheid meer om samen te werken.’

De producten die De Ark en De Enschedese School in de jaren zeventig hebben uitgegeven, zijn met veel overtuiging gemaakt. Er is geen enkele uitgave waar Gerritsen zich achteraf voor schaamt, maar sommige producten zijn beter geslaagd dan andere. Elk ding dat naar buiten kwam, was in de kleine kring te voor en te na besproken. De onderlinge controle was zo sterk dat zij zich nauwelijks kan voorstellen dat iets onder de maat is gebleven. Tot de mooiste producten rekent zij het Artiesten Ontbijt Servies en de single Kerstmis met de Ark. Gerritsen: ‘Dat servies

Enkele maanden na de breuk verhuisde het tweetal naar Dieren en ruim een jaar later verlieten ook de vier overgebleven groepsleden van De Enschedese School de oude textielstad. Met als gevolg dat het Dierense duo en het Amsterdamse kwartet vervolgens minstens vijf jaar geen contact meer met elkaar hebben gehad.’ Het is voor Gerritsen maar de vraag, in hoeverre haar leven en werk door haar deelname aan De Enschedese School zijn beïnvloed: ‘Ik weet niet hoe ik me zou hebben ontwikkeld als dat collectief niet had bestaan. Het samenwerken met andere mensen heb ik altijd heel inspirerend gevonden. Dat ben ik dan ook blijven doen. Ik heb een paar kleine bedrijfjes naast mijn werk op het Cultureel Centrum Concordia te Enschede. Tussen september en april geef ik les en houd ik mij met het ontwerpen van tuinen bezig. En in de zomermaanden rijd ik met een groep mensen van de ene tuin naar de andere. Dan ben ik leidster van tuinenreizen. Dit ben ik dankzij mijn vorming op de AKI gaan doen.

Tot de kunstwerken die aan de donateurs werden toegezonden, behoorde onder meer de steeds aangevulde ledenprent waarvoor Voskamp de eerste aflevering had gemaakt: De ondergang van het huis Escher. ‘Als je al over ondergang begint, dan moet het natuurlijk verkeerd aflopen. De prent werd uiteindelijk in duizend stukjes versneden die hun eindbestemming kregen in een mozaïek. Als een donateur aan alle toevoegingen had meegedaan, dan kreeg hij een bepaald beeld voorgetoverd. Had hij niet alle toevoegingen, dan was het eindbeeld in het mozaïek ook niet compleet. Dit vind ik een mooie gedachte. Het versnijden van die prent was een idee van mij. Ik zal niet veel aan mezelf toeschrijven, domweg omdat ik het me niet goed genoeg voor de geest kan halen, maar dit denk ik zeker te weten.’

illustratie: r.m. gerritsen

Sedert 1971 is Rose-Marie Gerritsen de levenspartner van Geert Voskamp, een beeldend kunstenaar die in het verleden toevallig ook veel muziek heeft gespeeld, maar zij heeft zich nooit een zogenaamde Beatle-vrouw bij stichting De Ark te Enschede gevoeld. ‘Ik had voldoende eigenheid om een zelfstandige rol te spelen,’ merkt Gerritsen op. Zij zit in haar werkkamer aan de voorzijde van het huis dat zij al sedert 1980 met Voskamp deelt, niet ver van de Gazellefabriek in Dieren. Het is een koude maandagochtend in december. ‘Deze herinneringen stroken overigens niet met die aan de repetities van de popgroep Cursus. Als ik daarbij was, mocht ik wel eens de sambaballen of de tamboerijn vasthouden, maar bij De Ark had ik een heel andere inbreng. Ik was gewoon een van de zes - en later een van de acht - beeldend kunstenaars van het collectief.’

mist het overdrevene, het nog even een schepje er bovenop dat een aantal andere producten wel hebben. Het servies is een simpele vondst waardoor je toch even aan het denken wordt gezet. Het klinkt alsof wij een soort wereldverbeteraars waren, maar dat is, geloof ik, nooit het geval geweest. Het servies zet ook niemand voor schut. Niet dat ik het toen een bezwaar vond, maar de producten gingen vaak ten koste van anderen. Daarentegen had het servies juist iets relativerends ten opzichte van onze eigen positie. Het ziet er mooi uit.’

de discussies over de uitgaven voor de leden. ‘We vonden onszelf reuze belangrijk en wilden iedereen ook wel laten weten met welke interessante dingen we bezig waren. We bestookten onze leden regelmatig met lijsten van wat we nu allemaal weer hadden gedaan. Catalogi van ons werk. We lieten het niet ongezien passeren. Ik geloof dat we ook naar buiten toe altijd heel erg “borstklopperig” waren. Er zullen in die tijd toch weinig mensen in Enschede zijn geweest die nooit van De Ark of De Enschedese School hadden gehoord. Wij waren samen iets. Die onzekerheden en twijfels waarvan ik zojuist repte, hadden we natuurlijk allemaal. De AKI bracht in die dagen nogal wat teweeg, hoor. Onderschat dit niet! Nadat de context van de kunstacademie was weggevallen, hadden we veel steun aan elkaar (geloof ik).’

Ledenadministratie In de jaren dat Gerritsen en Voskamp bij De Ark werkzaam waren, hielden zij zich vooral met het afdrukken van grafiek bezig. In opdracht van derden, zoals Laetitia de Haas, Lode Pemmelaar en Ans Wortel. ‘Een mooi project was dat voor Wobbe Alkema, maar hij was, geloof ik, niet zo tevreden over het eindresultaat. We hadden zijn prenten veel te netjes afgedrukt.’ Ook hield Gerritsen zich bezig met het maken van bouwplaten, zoals die voor de inspraakwoningen in de Amsterdamse Bijlmermeer, en allerhande drukwerk, Zoals Het ontbrekende boek, een Jeugd Lezersgids voor de Openbare Bibliotheek te Enschede. Met dergelijke opdrachten verdienden de groepsleden van De Ark weliswaar geld, maar lang niet genoeg om in hun levensonderhoud te kunnen voorzien. De opbrengsten werden in de gemeenschappelijke kas gestort en aangewend voor nieuwe apparatuur en materialen. Wat hun inkomsten betreft waren de Arkleden afhankelijk van andere activiteiten. Voskamp had een vaste baan op de AKI en de meeste anderen moesten wekelijks een briefje voor de Sociale Dienst invullen. Gerritsen werkte aanvankelijk nog een tijdje als dessinontwerpster in Almelo. Later werd ze als docent op het Cultureel Centrum te Enschede aangesteld. Een betrekking die ze tot op de dag van vandaag heeft.

31

~ ex oriente lux ~

zeefdruk: g. voskamp

30

Grote kunst De leden van De Ark waren in de ogen van Gerritsen heel nadrukkelijk met kunst bezig. Grote kunst. Dat was steeds een van de terugkerende onderwerpen in

De periode bij De Ark en De Enschedese School volgde daar naadloos op, maar die was niet vormend voor mij. Op de AKI heb ik mijn studie voor een groot deel zelf moeten verzinnen, met alles wat daarbij op mijn pad kwam. Iets dergelijks doe ik eigenlijk nog steeds.’ JH

Strafwerk

Alle groepsleden van stichting De Ark hebben na Gerritsen op de AKI gestudeerd. ‘Ik was eigenlijk de eerste van het

De zuilen van Hercules - deel 5 - door Atte Jongstra (Wat eraan voorafging: afscheid van de hotelhouder, een lange rit, welkom thuis.)

foto: kees tabak

Rose-Marie Gerritsen (1950), die in 1967 naar Enschede kwam om binnenhuisarchitectuur te studeren, is ongetwijfeld het enige lid van De Ark geweest dat op de Academie voor Kunst en Industrie, zoals de AKI toen nog voluit heette, ooit een portie strafwerk heeft gekregen: ‘Ik moest een vel papier vol calligraferen met de tekst: “Ik mag mijn haar in de klas niet kammen”. Echt waar.’ Dit incident geeft aan hoe schools de Enschedese kunstacademie destijds nog was. Het ging er allemaal uiterst gedisciplineerd aan toe. De conciërge zorgde ervoor dat de studenten netjes op tijd in de verschillende lokalen waren. Deze keurige discipline - ‘reuze prettig als je zojuist van de middelbare school komt’ - veranderde op slag, toen de lichtelijk anarchistische dessinontwerper Joop Hardy tot AKI-directeur werd benoemd. ‘Ik zat al in het tweede jaar, op de afdeling binnenhuisarchitectuur. Ik weet nog dat bij Hardy’s benoeming spontaan een feest op school uitbrak. De tomeloze vrijheidsdrang die kort daarop om zich heen begon te grijpen, ging, eerlijk gezegd, toch een beetje aan mij voorbij. Ik was niet iemand die altijd op de barricaden stond, maar de nieuwe ontwikkelingen liet ik me wel graag aanleunen.’

Rose-Marie Gerritsen

stel,’ merkt Gerritsen op. ‘Lambertus Lambregts kwam een jaar na mij op school en Frans Oosterhof nog weer later. Toen ik al van de AKI af was, waren Kees Maas en Willem Wisselink nog op school bezig met hun activiteiten onder het mom van het Trioler Broekje. Al deze Ark-leden hebben de nette AKI-tijd niet meegemaakt. Ze waren kinderen van de anarchie op school. En Geert was min of meer de bindende factor tussen hen, want hij heeft ze allemaal als student aan zich voorbij zien trekken.’

In 1970 werden Gerritsen en Voskamp verliefd op elkaar. Student en docent. Dat kan gebeuren, maar het leek adjunct-directeur Wim van Stek toch raadzaam dat Gerritsen zo snel mogelijk aan de AKI zou afstuderen. Haar eindexamenexpositie bestond uit bouwplaten, spellen en grafiek. Gerritsen: ‘Ik kreeg in 1971 mijn AKIdiploma. Je ziet wel allerlei mogelijkheden voor jezelf - je koestert nogal wat illusies -, maar die moet je allemaal nog uitproberen. Ik moest me naast Geert ontwikkelen, een beeldend kunstenaar

die vijftien jaar ouder was. Hij had al een hele staat van dienst op het gebied van exposities en publicaties opgebouwd. Iemand tegen wie ik altijd had opgekeken, maar tegen wie ik mij ook moest afzetten om zelf iemand of iets te kunnen zijn. Het ene gaat dan een beetje ten koste van het andere. Dit gebeurde allemaal bij ons thuis. Ik moest zelf wat worden, ondanks of naast of ten koste van Geert. En dan was hij ook nog degene die het initiatief tot de oprichting van De Ark had genomen. Toen moest ik ineens gaan samen-

Vrolijk steekt Henk zijn hand omhoog. ‘Hallo luitjes, daar zijn we!’ Zijn vader stapt als eerste door het tuinhek. ‘Hoezo we? Droogbek, wie is die vent? Je zou het zelf kunnen wezen...’ ‘Maar vader!’ roept Henk. ‘Ken je mij niet meer?’ Droogbek neemt hem apart. ‘We moeten even praten,’ zegt hij. ‘Kijk, ik ben Droogbek, jij Osseworst. Tussen ons een wereld van verschil. Goed?’ ‘Nou,’ zegt Henk. ‘Ik zie het niet, maar als jij het zegt...’ ‘Wie van ons is de oorlogsheld?’ ‘Ik stond aan de goeie kant, terwijl jij...’ ‘Lees eerst eens wat er op die erepoort staat.’ ‘Welkom Thuis, Oorlogsheld Droogbek!’ ‘Juist... Ik dus. Jij hebt wat in het verzet gedaan. Stiekem, opdat niemand het zag. Misschien heb je eigenlijk wel helemaal niks gedaan. Wie zal het zeggen?’ ‘Ja maar...’ ‘Het gééft niet,’ zegt Droogbek lachend. ‘Jij gaat nog mooie dagen beleven, jongen. Let op mijn woorden.’ Bij het tuinhek staat de onderwijzeres te wenken. ‘Kom je nou, Droogbekje van me?’ Naast haar zijn vader, die een stuk milder naar de man kijkt, die meent zijn ver-

wekker te hebben teruggevonden. ‘Neem die kerel anders ook maar mee. Hoe meer zielen, hoe meer vreugd tenslotte...’ Zo zitten Osseworst en Droogbek even later in het ouderlijk huis achter een glaasje advocaat met slagroom. ‘Vertellen!’ roept nicht Pia. Henk opent zijn mond, maar Droogbek zegt ‘later, later’. ‘We zijn moe van de reis, ik wou me even opfrissen als jullie geen bezwaar hebben. We hebben veel achter de rug.’ Droogbek loopt voor Henk uit de krakende trap op, regelrecht naar zijn jongenskamertje. Alles is zoals het was. Het smalle bed met de patchwork-deken, de lampetkan in de schaal op het wankele tafeltje, de gordijnen dezelfde, Henk ziet het album met zijn complete verzameling sigarenbandjes op de plank aan de muur. Er is alleen een bed bijgekomen, vanwege het bezoek. Droogbek neemt onmiddellijk de leiding. ‘Jij gaat je grondig wassen,’ zegt hij. ‘Daar houden de vrouwtjes van.’ Henk doet wat Droogbek zegt en kleedt zich uit. ‘En vergeet het randje onder je voorhuid niet, dat wil ik zelf ook nog wel eens overslaan.’ Opnieuw hetzelfde beeld: Droogbek in net driedelig kijkend naar Henks schamelheid en diens geslacht dat nadruipt, ditmaal van het zeepwater. Dan wordt op de deur geklopt. Een vrouwenstem. - WORDT VERVOLGD -


~ ex oriente lux ~

Laatstepost

Laatstepost

Een beetje Linda McCartney

werken met een paar jongens die nogal goed gebekt waren. Ik heb me wel geweerd hoor, maar ik was waarschijnlijk degene die het minste sprak. Ik kon niet tegen die welbespraakte Ark-leden op en misschien wilde ik dat ook wel niet. Tegen deze achtergrond is het misschien niet geheel en al onbegrijpelijk dat ik betrekkelijk veel uit die tijd ben vergeten.’

De gemengde gevoelens van Rose-Marie Gerritsen Eén vrouw in een kunstenaarscollectief dat voor de rest uit vijf - plus twee - mannen bestaat. Een vrouw die bovendien meer dan vriendschappelijke banden met de ‘stam-oudste’ van het collectief onderhoudt. Dit doet onwillekeurig denken aan de positie van Yoko Ono bij The Beatles of die van Linda McCartney bij Wings.

Een andere taak die Gerritsen, naast het afdrukken van grafiek, binnen De Ark vervulde, was het verzorgen van de ledenadministratie. ‘Ik had die administratie van de al na een half jaar verdwenen Lambregts overgenomen en weldra kende ik hele reeksen namen en adressen uit mijn hoofd.’ Op advies van bestuursvoorzitter Wim van Stek was De Ark een stichting met leden geworden die af en toe een geschenk toegestuurd zouden krijgen. Een van de opvallendste Ark-donateurs van het eerste uur was, in de ogen van Gerritsen, Dirk Hannema, de na de Tweede Wereldoorlog ernstig in opspraak geraakte ouddirecteur van het Museum Boijmans-van Beuningen te Rotterdam, die zich, om-

Detail uit de ondergang van het huis Escher

ringd door zijn kunstcollectie, in het Nijenhuis te Heino had teruggetrokken. Andere bekende donateurs op de eerste, van 1975 daterende en 145 namen tellende ledenlijst waren graficus Pieter Holstein, de grafisch ontwerpers Paul Mijksenaar, Piet Schreuders en Jan van Toorn, de schrijver Oscar de Wit en Zuster Amata, de ‘eeuwige studente op de AKI-avondschool’.

Kleine bedrijfjes In de bestuursvergadering van 13 november 1979 werd plompverloren meegedeeld dat Gerritsen en Voskamp stichting De Ark hadden verlaten. Zonder verdere toelichting. Ook nu, zoveel jaar na dato, wil Gerritsen niet of nauwelijks op deze kwestie ingaan: ‘Er was geen mogelijkheid meer om samen te werken.’

De producten die De Ark en De Enschedese School in de jaren zeventig hebben uitgegeven, zijn met veel overtuiging gemaakt. Er is geen enkele uitgave waar Gerritsen zich achteraf voor schaamt, maar sommige producten zijn beter geslaagd dan andere. Elk ding dat naar buiten kwam, was in de kleine kring te voor en te na besproken. De onderlinge controle was zo sterk dat zij zich nauwelijks kan voorstellen dat iets onder de maat is gebleven. Tot de mooiste producten rekent zij het Artiesten Ontbijt Servies en de single Kerstmis met de Ark. Gerritsen: ‘Dat servies

Enkele maanden na de breuk verhuisde het tweetal naar Dieren en ruim een jaar later verlieten ook de vier overgebleven groepsleden van De Enschedese School de oude textielstad. Met als gevolg dat het Dierense duo en het Amsterdamse kwartet vervolgens minstens vijf jaar geen contact meer met elkaar hebben gehad.’ Het is voor Gerritsen maar de vraag, in hoeverre haar leven en werk door haar deelname aan De Enschedese School zijn beïnvloed: ‘Ik weet niet hoe ik me zou hebben ontwikkeld als dat collectief niet had bestaan. Het samenwerken met andere mensen heb ik altijd heel inspirerend gevonden. Dat ben ik dan ook blijven doen. Ik heb een paar kleine bedrijfjes naast mijn werk op het Cultureel Centrum Concordia te Enschede. Tussen september en april geef ik les en houd ik mij met het ontwerpen van tuinen bezig. En in de zomermaanden rijd ik met een groep mensen van de ene tuin naar de andere. Dan ben ik leidster van tuinenreizen. Dit ben ik dankzij mijn vorming op de AKI gaan doen.

Tot de kunstwerken die aan de donateurs werden toegezonden, behoorde onder meer de steeds aangevulde ledenprent waarvoor Voskamp de eerste aflevering had gemaakt: De ondergang van het huis Escher. ‘Als je al over ondergang begint, dan moet het natuurlijk verkeerd aflopen. De prent werd uiteindelijk in duizend stukjes versneden die hun eindbestemming kregen in een mozaïek. Als een donateur aan alle toevoegingen had meegedaan, dan kreeg hij een bepaald beeld voorgetoverd. Had hij niet alle toevoegingen, dan was het eindbeeld in het mozaïek ook niet compleet. Dit vind ik een mooie gedachte. Het versnijden van die prent was een idee van mij. Ik zal niet veel aan mezelf toeschrijven, domweg omdat ik het me niet goed genoeg voor de geest kan halen, maar dit denk ik zeker te weten.’

illustratie: r.m. gerritsen

Sedert 1971 is Rose-Marie Gerritsen de levenspartner van Geert Voskamp, een beeldend kunstenaar die in het verleden toevallig ook veel muziek heeft gespeeld, maar zij heeft zich nooit een zogenaamde Beatle-vrouw bij stichting De Ark te Enschede gevoeld. ‘Ik had voldoende eigenheid om een zelfstandige rol te spelen,’ merkt Gerritsen op. Zij zit in haar werkkamer aan de voorzijde van het huis dat zij al sedert 1980 met Voskamp deelt, niet ver van de Gazellefabriek in Dieren. Het is een koude maandagochtend in december. ‘Deze herinneringen stroken overigens niet met die aan de repetities van de popgroep Cursus. Als ik daarbij was, mocht ik wel eens de sambaballen of de tamboerijn vasthouden, maar bij De Ark had ik een heel andere inbreng. Ik was gewoon een van de zes - en later een van de acht - beeldend kunstenaars van het collectief.’

mist het overdrevene, het nog even een schepje er bovenop dat een aantal andere producten wel hebben. Het servies is een simpele vondst waardoor je toch even aan het denken wordt gezet. Het klinkt alsof wij een soort wereldverbeteraars waren, maar dat is, geloof ik, nooit het geval geweest. Het servies zet ook niemand voor schut. Niet dat ik het toen een bezwaar vond, maar de producten gingen vaak ten koste van anderen. Daarentegen had het servies juist iets relativerends ten opzichte van onze eigen positie. Het ziet er mooi uit.’

de discussies over de uitgaven voor de leden. ‘We vonden onszelf reuze belangrijk en wilden iedereen ook wel laten weten met welke interessante dingen we bezig waren. We bestookten onze leden regelmatig met lijsten van wat we nu allemaal weer hadden gedaan. Catalogi van ons werk. We lieten het niet ongezien passeren. Ik geloof dat we ook naar buiten toe altijd heel erg “borstklopperig” waren. Er zullen in die tijd toch weinig mensen in Enschede zijn geweest die nooit van De Ark of De Enschedese School hadden gehoord. Wij waren samen iets. Die onzekerheden en twijfels waarvan ik zojuist repte, hadden we natuurlijk allemaal. De AKI bracht in die dagen nogal wat teweeg, hoor. Onderschat dit niet! Nadat de context van de kunstacademie was weggevallen, hadden we veel steun aan elkaar (geloof ik).’

Ledenadministratie In de jaren dat Gerritsen en Voskamp bij De Ark werkzaam waren, hielden zij zich vooral met het afdrukken van grafiek bezig. In opdracht van derden, zoals Laetitia de Haas, Lode Pemmelaar en Ans Wortel. ‘Een mooi project was dat voor Wobbe Alkema, maar hij was, geloof ik, niet zo tevreden over het eindresultaat. We hadden zijn prenten veel te netjes afgedrukt.’ Ook hield Gerritsen zich bezig met het maken van bouwplaten, zoals die voor de inspraakwoningen in de Amsterdamse Bijlmermeer, en allerhande drukwerk, Zoals Het ontbrekende boek, een Jeugd Lezersgids voor de Openbare Bibliotheek te Enschede. Met dergelijke opdrachten verdienden de groepsleden van De Ark weliswaar geld, maar lang niet genoeg om in hun levensonderhoud te kunnen voorzien. De opbrengsten werden in de gemeenschappelijke kas gestort en aangewend voor nieuwe apparatuur en materialen. Wat hun inkomsten betreft waren de Arkleden afhankelijk van andere activiteiten. Voskamp had een vaste baan op de AKI en de meeste anderen moesten wekelijks een briefje voor de Sociale Dienst invullen. Gerritsen werkte aanvankelijk nog een tijdje als dessinontwerpster in Almelo. Later werd ze als docent op het Cultureel Centrum te Enschede aangesteld. Een betrekking die ze tot op de dag van vandaag heeft.

31

~ ex oriente lux ~

zeefdruk: g. voskamp

30

Grote kunst De leden van De Ark waren in de ogen van Gerritsen heel nadrukkelijk met kunst bezig. Grote kunst. Dat was steeds een van de terugkerende onderwerpen in

De periode bij De Ark en De Enschedese School volgde daar naadloos op, maar die was niet vormend voor mij. Op de AKI heb ik mijn studie voor een groot deel zelf moeten verzinnen, met alles wat daarbij op mijn pad kwam. Iets dergelijks doe ik eigenlijk nog steeds.’ JH

Strafwerk

Alle groepsleden van stichting De Ark hebben na Gerritsen op de AKI gestudeerd. ‘Ik was eigenlijk de eerste van het

De zuilen van Hercules - deel 5 - door Atte Jongstra (Wat eraan voorafging: afscheid van de hotelhouder, een lange rit, welkom thuis.)

foto: kees tabak

Rose-Marie Gerritsen (1950), die in 1967 naar Enschede kwam om binnenhuisarchitectuur te studeren, is ongetwijfeld het enige lid van De Ark geweest dat op de Academie voor Kunst en Industrie, zoals de AKI toen nog voluit heette, ooit een portie strafwerk heeft gekregen: ‘Ik moest een vel papier vol calligraferen met de tekst: “Ik mag mijn haar in de klas niet kammen”. Echt waar.’ Dit incident geeft aan hoe schools de Enschedese kunstacademie destijds nog was. Het ging er allemaal uiterst gedisciplineerd aan toe. De conciërge zorgde ervoor dat de studenten netjes op tijd in de verschillende lokalen waren. Deze keurige discipline - ‘reuze prettig als je zojuist van de middelbare school komt’ - veranderde op slag, toen de lichtelijk anarchistische dessinontwerper Joop Hardy tot AKI-directeur werd benoemd. ‘Ik zat al in het tweede jaar, op de afdeling binnenhuisarchitectuur. Ik weet nog dat bij Hardy’s benoeming spontaan een feest op school uitbrak. De tomeloze vrijheidsdrang die kort daarop om zich heen begon te grijpen, ging, eerlijk gezegd, toch een beetje aan mij voorbij. Ik was niet iemand die altijd op de barricaden stond, maar de nieuwe ontwikkelingen liet ik me wel graag aanleunen.’

Rose-Marie Gerritsen

stel,’ merkt Gerritsen op. ‘Lambertus Lambregts kwam een jaar na mij op school en Frans Oosterhof nog weer later. Toen ik al van de AKI af was, waren Kees Maas en Willem Wisselink nog op school bezig met hun activiteiten onder het mom van het Trioler Broekje. Al deze Ark-leden hebben de nette AKI-tijd niet meegemaakt. Ze waren kinderen van de anarchie op school. En Geert was min of meer de bindende factor tussen hen, want hij heeft ze allemaal als student aan zich voorbij zien trekken.’

In 1970 werden Gerritsen en Voskamp verliefd op elkaar. Student en docent. Dat kan gebeuren, maar het leek adjunct-directeur Wim van Stek toch raadzaam dat Gerritsen zo snel mogelijk aan de AKI zou afstuderen. Haar eindexamenexpositie bestond uit bouwplaten, spellen en grafiek. Gerritsen: ‘Ik kreeg in 1971 mijn AKIdiploma. Je ziet wel allerlei mogelijkheden voor jezelf - je koestert nogal wat illusies -, maar die moet je allemaal nog uitproberen. Ik moest me naast Geert ontwikkelen, een beeldend kunstenaar

die vijftien jaar ouder was. Hij had al een hele staat van dienst op het gebied van exposities en publicaties opgebouwd. Iemand tegen wie ik altijd had opgekeken, maar tegen wie ik mij ook moest afzetten om zelf iemand of iets te kunnen zijn. Het ene gaat dan een beetje ten koste van het andere. Dit gebeurde allemaal bij ons thuis. Ik moest zelf wat worden, ondanks of naast of ten koste van Geert. En dan was hij ook nog degene die het initiatief tot de oprichting van De Ark had genomen. Toen moest ik ineens gaan samen-

Vrolijk steekt Henk zijn hand omhoog. ‘Hallo luitjes, daar zijn we!’ Zijn vader stapt als eerste door het tuinhek. ‘Hoezo we? Droogbek, wie is die vent? Je zou het zelf kunnen wezen...’ ‘Maar vader!’ roept Henk. ‘Ken je mij niet meer?’ Droogbek neemt hem apart. ‘We moeten even praten,’ zegt hij. ‘Kijk, ik ben Droogbek, jij Osseworst. Tussen ons een wereld van verschil. Goed?’ ‘Nou,’ zegt Henk. ‘Ik zie het niet, maar als jij het zegt...’ ‘Wie van ons is de oorlogsheld?’ ‘Ik stond aan de goeie kant, terwijl jij...’ ‘Lees eerst eens wat er op die erepoort staat.’ ‘Welkom Thuis, Oorlogsheld Droogbek!’ ‘Juist... Ik dus. Jij hebt wat in het verzet gedaan. Stiekem, opdat niemand het zag. Misschien heb je eigenlijk wel helemaal niks gedaan. Wie zal het zeggen?’ ‘Ja maar...’ ‘Het gééft niet,’ zegt Droogbek lachend. ‘Jij gaat nog mooie dagen beleven, jongen. Let op mijn woorden.’ Bij het tuinhek staat de onderwijzeres te wenken. ‘Kom je nou, Droogbekje van me?’ Naast haar zijn vader, die een stuk milder naar de man kijkt, die meent zijn ver-

wekker te hebben teruggevonden. ‘Neem die kerel anders ook maar mee. Hoe meer zielen, hoe meer vreugd tenslotte...’ Zo zitten Osseworst en Droogbek even later in het ouderlijk huis achter een glaasje advocaat met slagroom. ‘Vertellen!’ roept nicht Pia. Henk opent zijn mond, maar Droogbek zegt ‘later, later’. ‘We zijn moe van de reis, ik wou me even opfrissen als jullie geen bezwaar hebben. We hebben veel achter de rug.’ Droogbek loopt voor Henk uit de krakende trap op, regelrecht naar zijn jongenskamertje. Alles is zoals het was. Het smalle bed met de patchwork-deken, de lampetkan in de schaal op het wankele tafeltje, de gordijnen dezelfde, Henk ziet het album met zijn complete verzameling sigarenbandjes op de plank aan de muur. Er is alleen een bed bijgekomen, vanwege het bezoek. Droogbek neemt onmiddellijk de leiding. ‘Jij gaat je grondig wassen,’ zegt hij. ‘Daar houden de vrouwtjes van.’ Henk doet wat Droogbek zegt en kleedt zich uit. ‘En vergeet het randje onder je voorhuid niet, dat wil ik zelf ook nog wel eens overslaan.’ Opnieuw hetzelfde beeld: Droogbek in net driedelig kijkend naar Henks schamelheid en diens geslacht dat nadruipt, ditmaal van het zeepwater. Dan wordt op de deur geklopt. Een vrouwenstem. - WORDT VERVOLGD -


Ingezonden mededeling

FIRST IDIOTS

…and that’s it.

Wilt u deze unieke CD zonder meerkosten thuis ontvangen? Gebruik dan de ingesloten bestelkaart.

1

Fay Lovsky

Alles naar omstandigheden

29 Festini [PREVIOUSLY UNRELEASED]

Paul Tornado 2 3 4

Van Agt Casanova Ik wil jou zijn Image [PREVIOUSLY UNRELEASED]

Suzannes 5 Hippie 6 Naughty Young Girl 7 Listen To My Heartbeat 8 Teenage Abortion 9 Deepfreeze Boy 10 Organisation

Fay Lovsky 11 Tutti Frutti Boot [PREVIOUSLY UNRELEASED]

Kewi à Go Go Party 12 Space Disco 13 De meester van de zesde klas heeft Beatlehaar 14 Luxus Apartment

Fay Lovsky 15 Pinacolada [PREVIOUSLY UNRELEASED]

Wisselink 16 Too Shy to Love 17 Barbara Sells Books

Vlees Gordijn & de Vliegende Schotels

Pete Turner

30 Opa houdt van buitenaardse wezens [PREVIOUSLY UNRELEASED]

18 No wonder [PREVIOUSLY UNRELEASED]

Fay Lovsky

Fay & Bill

17 Fijn voor de lijn [PREVIOUSLY UNRELEASED]

31 Yes [PREVIOUSLY UNRELEASED]

La Salle’s

Raphaella Dell

20 Razzle dazzle 21 High class baby

32 Peter is the name of my cigar [PREVIOUSLY UNRELEASED] 33 Johnny [PREVIOUSLY UNRELEASED]

Gigantjes

Joep Bruijnjé

22 M.L.I. (ballroom version)

34 Typical

Jakob Klaasse

EurAbia

23 Jakob’s Cream Crackers [PREVIOUSLY UNRELEASED]

35 So in love [PREVIOUSLY UNRELEASED]

Monomen

Kewi University of Swing (featuring Lydian)

24 Come in handies 25 Square on both sides

36 Wooly Bully

Jakob Klaasse

Fay Lovsky

37 VPRO Closing Theme [PREVIOUSLY UNRELEASED]

26 Rozijnenbrood Prieel [PREVIOUSLY UNRELEASED]

Kewi à Go Go Party total time 71:18

27 Sie wünscht sich ein Kewi ins Bett 28 What and How

JOOST BELINFANTE

…and that’s it.

Joost Belinfante | Als een rivier 1 2 3 4 5 6 7

Als een rivier 2:52 De laatste trein 2:55 Alpinopet 3:28 Het donker van de nacht 4:47 Elke dag gaat alles beter 3:43 Dat ben jij 3:06 De moordenaaraap 3:42

8 In de Provence 2:43 9 Een oude man 4:06 10 Onbegonnen werk 3:27 11 Beste allemaal 3:18 12 Dit of dat / altijd wat 4:46 13 Sinds het begin 3:13 14 Madagascar 5:06

14 originele Nederlandse liedjes gezongen en gespeeld door Joost Belinfante geruggesteund door Cok van Vuuren (gitaren), Louis Debij (drums) en producer Gert-Jan Blom Speelduur 51 minuten basta 30-9059-2

Nieuw & Nederlands!

JOOST BELINFANTE

Bezoek BASTA’s homepage voor een up-to-date catalogus! http://eastsite.nl/basta

Basta audio/visuals Hoofdweg 172 1175 LD Lijnden phone: (+31-23) 555 1787 fax: (+31-23) 555 1890 Email: basta@xs4all.nl


Laatstepost

33

~ ex oriente lux ~

Geen woorden Een onderhoud met Kees Maas Kees Maas tekende, speelde toneel, zong, schreef en maakte beelden. Met minimale middelen bereikte hij veel. Een gesprek met hem maakt op die regel geen uitzondering. ‘Ik realiseer me dat ik een moeizame klant ben om te interviewen.’

ik ben een oude rumboon ik lig hier in een doos men is mij glad vergeten en daarom ben ik boos

Kees Maas

Er zijn mensen die zeggen dat het werk van De Enschedese School zich ondanks de verscheidenheid door één ding kenmerkt: wat gezegd moest worden, werd in de juiste vorm gegoten. Vaak wordt daarbij verwezen naar jouw werk. Ja, maar wat er dan gezegd werd, was in het ene geval sterker dan in het andere, vind ik zelf. Ook wordt er gezegd dat ook het mindere werk zijn kracht krijgt doordat het samengebracht is met sprekender werk en door de plaatsing daarmee samenwerkt. Ik zie de noodzaak niet om de dingen een symbiose aan te laten gaan. Dat is het werk van museumdirecteuren. Ik denk daar altijd van: het had ook heel anders

foto: kees tabak

kunnen zijn en dan was het ook legitiem geweest. Ik vind veel leden van De Enschedese School zulke bezeten mensen. Herken je zo’n indruk? Bij de één wel, bij de ander niet. Maar dat laatste komt misschien ook omdat die laatsten dan een bezetenheid bezitten voor segmenten die niet zo mijn interesse hebben.

Stilte Heeft het werk van De Enschedese School de kunst veranderd? Het heeft ernaar uitgezien dat De Enschedese School een rol zou gaan spelen in vormgevend Nederland. Het blad

werd vanwege de nieuwe vormgeving regelmatig in één adem genoemd met Hard Werken. Maar die jongens zijn nu toonaangevend en dat is De Enschedese School nooit geworden. Zij tekenen hun werk, in tegenstelling tot wij, nog steeds met hun naam, schuin streepje, Hard Werken.

Stilte Ik krijg bij veel van jullie het gevoel dat jullie vinden niet de erkenning te hebben gekregen die jullie verdienden.

Stilte


34 Ik weet het niet.

Stilte Nee, als ik terug kijk, vind ik dat de club bovenmatig veel erkenning heeft gekregen. In die tijd. Wat niet werd gerechtvaardigd door de kwaliteit die we leverden. Hoe verklaar je dat? Ik denk dat het iets nieuws was. Dat overigens later nooit meer in die vorm is teruggekomen. Het is door niemand anders opgepikt. Het heeft, zoals je terecht hebt geschreven, nooit school gemaakt.

Stilte Maar toen was het er even en ik vond dat dat de grootste aandacht kreeg. De groep? Of afzonderlijke leden? Of bepaald werk? De Enschedese School. Iedereen kent die naam. Er zijn maar weinig mensen die buiten de bewondering voor het fenomeen ook zien dat er kwalitatief veel onder de maat was. Want: ‘het is nieuw, het is eh... niemand anders die zoiets doet, eh... en, ziedaar, De Enschedese School beperkt zich ten enen male nooit tot één vorm, het is elke keer een andere vorm.’ Alleen, het is nooit de diepte in gegaan, altijd de breedte in. Op alle vlakken? Beeld, geluid, vormgeving... Is het allemaal een beetje van ‘daar hebben we aardige dingen in gedaan maar ook ondermaatse...’ Daar hebben wij ook dingen in gedaan Zo denk ik daarover. We hebben een reukspoor achtergelaten. In al die disciplines. Waren jullie in de ene discipline beter dan in de andere? Zijn er disciplines waaraan jullie niet hadden moeten beginnen? Hm... Nee... Dat denk ik niet. Ik denk dat wij ons het sterkste zijn blijven vertonen in de parodie. Daar waar ik graag had gezien dat we echt de kunst in zouden zijn gegaan. In ons werk hebben we daar altijd een beweging omheen gemaakt. Dat had bijvoorbeeld de consequentie dat ik, toen die school op zijn einde liep en ik weer daadwerkelijke liefde voor de kunst opbracht, het gevoel had dat ik weer helemaal van voren af aan moest beginnen. Ben je wel met de gedachte aan het maken van kunst bij De Ark binnengekomen? De opzet was toch dat met toegepaste kunst de voorwaarden zouden worden geschapen voor het maken van autonome kunst? Nee, die tegenstelling leefde bij mij niet zo. Bij anderen wel. Frans was bereid tot de spreekwoordelijke bedelstaf om zich op autonome kunst te concentreren. En met welke gedachte ging jij naar De Ark? Ik dacht niet gek veel maar wat ik dacht lag op de lijn van veelvormigheid. En het luchthartig op de hak nemen van kunst en allerlei andere culturele fenomenen. Ik sloot zo naadloos aan bij de School zoals die er was.

Stilte Later ben ik die veelvormigheid als een te strak corset gaan beschouwen. Wanneer? Waardoor? Toen we in Amsterdam met kunstenaars in aanraking kwamen die wel de diepte in wilden, die mij de andere kant lieten zien.

Stilte

de indruk dat daar die broodnoodzakelijke symbiose tussen relativering en ernst meer aanwezig was dan in Enschede. Diezelfde eenzijdigheid heeft uiteindelijk ook De Enschedese School de nek omgedraaid. Als je de producten van De Enschedese School op een rij zet, zie je wel dat ze verschuiven naar een gebied waar ik zelf toen ook flink aan toe was. Het werk van Jan van de Pavert, Kees de Goede, Jan Dietvorst gaf me in dat niets mooier was dan tweehonderdvijftig mensen gelukkig maken met iets moois, zelfs al was het liefdewerkoudpapier. Naast de ruimhartigheid van die houding kreeg het werk zelf ook meer inhoud. Alleen, toen Jan Dietvorst en ik hadden besloten om op die voet zelfstandig door te gaan, hebben we het niet gered. We wilden met zijn tweeën de Kunst Per Post van De Enschedese School voortzetten en verdiepen, maar we slaagden daar niet in. Twee was te weinig.

Stilte Kees, vind je het heel erg als ik een sigaretje rook? Ik zat me al af te vragen wanneer je dat ging vragen. Je hebt ze bij je! Ik heb kretek bij me. Oh, nee. Jij wilt roken? Ja, ik wil roken. Shag? Ja, heb je dat? Godverdomme, wat werkt die verwarming hier goed. Het is armoe troef met die shag. Wil je echt geen kretek? Ik ben heel conservatief, hoor.

Stilte Een asbak. Ik had toch echt een asbak uit de oude Ark-periode.

Is die echt nog uit De Ark?

Ja, die achtervolgt me altijd. Trouwens, ga jij wel eens naar de winkel om je in de nieuwe asbakken te steken? Jawel, ik hoorde eens dat je Marokkaanse asbakjes hebt waarin water zit zodat de volle asbak minder stinkt. Handig van die Marokkanen. Maar ga even door. Ik merk dat jullie eigenlijk allemaal op twee sporen hebben gezeten. Eentje van kijk-ons-eens en eentje van het-echte-werk-komt-maar-steedsniet-van-de-grond. Kijk, ik denk niet dat iemand van ons zijn talenten ooit ten volle heeft uitgebuit. Daar zijn we uiteindelijk allemaal te angstvallig voor. Dat zou de bedelstaf hebben kunnen betekenen. Dat is de reden? Ik denk dat niemand met volle tevredenheid op zijn loopbaan kan terugkijken. Kunstenaars met wie ik nu in contact sta zijn bereid om voor droog brood aan hun kunst te werken. Waarschijnlijk was een dergelijke houding nodig geweest om tot de kunst te komen die we eigenlijk wilden maken. Maar, aan de andere kant, ik heb sterke herinneringen aan die onverkoopbare oplages die we altijd maar opstapelden. Op een gegeven moment heb ik zelfs grote oplages in de afvalcontainer gegooid. Ik kon het gewoon niet allemaal meer kwijt. Is dat geen boekverbranding?

Stilte Tsja.

Overigens werd de kunst op de AKI nauwelijks serieus behandeld. Waar zo’n grenzeloos relativerende mentaliteit heerst, is het niet vreemd dat zo’n Enschedese School ontstaat. Was het doorbreken van oude opleidingsvormen, met afgebakende disciplines, gericht op het ontwikkelen van een persoonlijke stijl, ook niet een genot, een ongelooflijke luxe, een – vergeef me het woord – eyeopener? Ja.

Stilte Maar ik denk dat het te ver door was geslagen in vergelijking met wat er op andere, schoolse, academies gebeurde. In Den Bosch was, denk ik, een beter evenwicht. Ik heb op de een of andere manier

Laatstepost

~ ex oriente lux ~

Stilte Het is jammer dat we toch wel vaak mikten op iets flitsends in grote oplage en maar zelden op iets in kleine oplage maar waar we dan wel echt in geloofden. Toch geloof ik niet dat ik mijn werk ooit met de gedachte aan rijkdom heb gemaakt.

Stilte Van dat soort werk is te weinig gemaakt. Maar je wilde wel beroemd worden, je wilde het toneel op. Ik wilde nooit het toneel op. Dat overkwam mij. Ik ging een verplichting aan en

kwam die na. Willem wilde het toneel op en in mijn jeugdige dadendrang vond ik dat ik dingen moest doen die ik absoluut niet kon. Wat deed jij dan op die academie? Uit jezelf. Ik tekende kladblokjes vol. A5. Van de Hema.

Stilte En toen ben ik met Willem in contact gekomen. Die wilde met zijn ideeën het toneel op. Dat was niet alleen Willem maar ook Paul Tornado. Dat we niet echt wilden blijkt ook wel uit het feit dat Willem nooit meer het toneel op gegaan is toen we uiteen gingen. Ik volgde alleen nog maar een terugtrekstrategie naar een wereld die alsmaar kleiner en beheersbaarder werd. Hoe ging je van de kladblokjes naar toneel? We gingen schrijven. Toneelstukken, sketches, liedjes. En ik deed mee. Dat was een opdracht, een verplichting? Ja. Als het werk klaar was, was ik niet degene die met een follow-up kwam.

Stilte Maar ik geloofde er wel in dat het een broodnoodzakelijke aanvulling was op de serieuze en conceptuele kunst die hoogtij vierde, dat getoonde kunst een hoge amusementswaarde moest hebben. Daar is het werk van De Enschedese School mee doorspekt. Jullie werk werd zeer op prijs gesteld door de academie, toch? Ja. Willem en jij wilden na de academie graag naar De Ark? Ja, maar we werkten ook al jaren in die richting en het was jaren terug dat ik de laatste kladblokjes had volgetekend. Ik heb me er volledig aan overgegeven, ook tijdens De Enschedese School, dat de eerste ideeën niet van mijn hand waren. Het is wel bekend dat je eigenlijk niet zo graag het toneel op wilde... Oh ja? Het verhaal gaat dat je eens bonje had met Willem maar er wel een optreden van de Kewi’s was gepland. Johan en Frans zouden toen van schuimrubber twee koppen hebben gesneden, een ovale, dat was jij, en een vierkante, dat was Willem, en toen daarmee een poppenkast hebben opgevoerd. De Kewi’s traden op! Klopt dat? Ja, dat klopt.

Stilte Het klopt wel maar ik kan er niet zoveel over zeggen. De Kewi’s zijn jaren later ook uit elkaar gegaan. Maar met die optredens kon je toch geen jaren vullen? De Kewi’s en De Enschedese School. Maar dan spreek je toch over een dubbele dagtaak, hoor. Dat was waanzinnig veel werk. Twee, drie keer per week optreden en... Nee, eindeloos schaven. En we waren verschillende karakters. Willem dominant, ik onderdanig. En ik kreeg steeds minder behoefte om mijn kop te lenen voor de ideeën van een ander. Willem kon het alleen met zijn tweeën en ik kon het niet met zijn tweeën. Na de Kewi’s ben ik alleen op een atelier kunst gaan maken. Dat kon ik alleen als ik alleen was. Uiteindelijk kristalliseerde dat uit in een vorm die voor De Enschedese School toch weer acceptabel was. In de latere jaren van De Enschedese School heb ik veel werk van uitsluitend mijn eigen signatuur gemaakt.

Stilte In de beginjaren moest alles collectief. Weliswaar is er van mijn talenten genoegzaam gebruik gemaakt, dat was echt hun verdienste, ze hebben het uit me getrokken, maar toch wilde ik alleen. Ik denk dat dat voor iedereen gold.

Stilte Dat alleen werken heeft naar meer gesmaakt. En het collectieve werk ging in de weg zitten. Maar de behoefte aan publiek dan? Die hadden jullie toch sterk.

Het was niet mijn idee om een publiek te hebben maar het idee van tweehondervijftig abonnees omarmde ik met liefde. Ik maakte daar graag gebruik van.

Stilte Eigenlijk gold het voor ons allemaal, zelfs voor een zakenman als Johan. Een groep kunstenaars en een klein, maar dankbaar publiek, dat wilden we allemaal. Johan heeft tot op de dag van vandaag een niet uitgeblust groepsgevoel. Hij is de enige met een bedrijf waar zes of acht mensen van meeëten. Dat hebben wij allemaal niet.

Stilte Wat staat er nog van je werk? Kun je nog naar je muziek luisteren? Nee. Is het slecht? Nee.

Stilte En het idee van de muziek en het idee van De Enschedese School zijn naadloos op elkaar te leggen. Het idee om thuis met heel eenvoudige middelen een werkstuk te maken dat beheersbaar was, dat was het gemeenschappelijke. Toen we bij de tweede plaat met grote budgetten gingen werken, werd ik doodongelukkig.

Stilte Maar over waardering hadden we niet te klagen. Net als met de producten van De Enschedese School. Geen Top Pop, geen Count Down, maar wel de andere kanalen. We zijn twee jaar bij Rik Zaal op de radio geweest. Van de week sprak ik nog iemand die de uitzendingen getaped had en ze nog draaide. En is het alleen kunst maken gelukt? Nee.

Stilte Maar over het algemeen kan ik nog wel vierkant staan achter de producten waar alleen mijn eigen naam onder staat. Achter de verfkwast en andere dingen. Ik kan nog heel erg staan achter individuele producten maar heel weinig achter de collectieve. En dat zijn toch de dingen waaraan De Enschedese School zijn naam ontleende. En het vakantieboek dan? Jawel, daar werken dingen wel samen. En de eerste Kewi-LP is ook OK. Ik kan er niet naar luisteren maar ik kan ook markies De Sade niet lezen, terwijl ik toch weet dat zijn werk zeer waardevol is.

Stilte Ondanks dat die dingen absoluut niet op elkaar lijken. Misschien dat daar ook een nog steeds niet overwonnen verwerkingsproces in zit. Het is natuurlijk vreemd dat ik individuele producten hoog kan waarderen en collectieve bepaald niet. Ik heb een blik met ‘Four oil balls’ op mijn bureau staan, maar dat is te bespottelijk voor woorden. Het kan absoluut niet. Het is gewoon een blamerend dieptepunt. Dat symboliseert voor mij echt de negatieve kanten van een moedwillig collectief. Maar de foto waarop je met al die blikken staat, is goed. Ja, maar die gaat niet over het product maar over het idee dat ik omhels. Zo’n uitgeverijtje dat voor de kat z’n kut dingen produceert waar in eerste instantie niemand op zit te wachten maar die uiteindelijk iets waardevols hebben – voor de oliebollen geldt dat niet – voor een paar honderd mensen.

Stilte Voor mij blijven levendig in herinnering de slechte producten die er ook zijn geweest, zo goed als allerlei schaamtevolle dingen uit het verleden je helderder voor de geest staan dan menig hoogtepunt. Ik realiseer me dat ik een moeizame klant ben om te interviewen. vervolg op pagina 53

Laatstepost

~ ex oriente lux ~

35

Spruitjes met slagroom De edelkitsch van Willem Wisselink Een van de geruchtmakendste producten die Willem Wisselink, tezamen met Kees Maas, namens De Enschedese School heeft gemaakt, is het stripboek ‘De doka van Hercules’ (1981) van W.F. Bernards. De eerste oplage van deze in opdracht van het Cultureel Jongeren Paspoort vervaardigde Classic, een geillustreerde persiflage op de klassieke roman ‘De donkere kamer van Damocles’ (1958) van W.F. Hermans, moest op last van het CJP-bestuur worden vernietigd. Ruim zevenduizend exemplaren van het stripboek verdwenen in de pulpmachine. De argumenten waarmee het CJP deze moderne ‘boekverbranding’. rechtvaardigde, waren drieërlei: er was geklaagd over een paar blote borsten in het boek; het beeldverhaal had sowieso nauwelijks enige culturele waarde; en er was geen overleg met Hermans gepleegd. ‘Dit laatste argument sloeg in ieder geval nergens op,’ zegt Wisselink, ‘want Hermans vond het prachtig. Dat hebben we althans achteraf gehoord.’

Wisselink zit op de eerste vrijdag van 1997 in zijn nieuwe werkkamer met een grandioos uitzicht op de Gooise heide. Enkele dagen geleden is hij verhuisd van Amsterdam naar Bussum-Zuid. De dozen in zijn werkkamer staan nog grotendeels ingepakt. ‘Ook de andere twee argumenten zijn gemakkelijk te ontkrachten,’ vervolgt Wisselink. ‘Onze opzet was om een of ander literair meesterwerk te relativeren. Dat is trouwens de grondtoon van alle Kewi-dingen,- of het nu een stripboek is, een liedje of iets geheel anders. De opdracht om iets leuks voor de CJP-leden te maken, hadden we te danken aan het boekje Le moment suprême (1981) waarin een aantal tekenaars hun visie geven op een fragment uit het boek Zonder geluk valt niemand van het dak (1981) van Jan Hanlo. De eerste, onvolledige uitgave daarvan was, naar mijn smaak, de mooiste. Die was in de boekenweekbijlage van Het Parool verschenen. Je moest de krant verknippen om dat boekje te krijgen. Gewoon de schaar erin! Het uitgangspunt van De doka van Hercules was min of meer hetzelfde. Je koopt op de rommelmarkt een stapel strips die je verknipt. Je richt een fantastische roman van Hermans volledig te gronde door er een goedkope

Willem Wisselink

stripuitvoering van te maken. Die Classics waren vroeger iets bijzonders: klassieke meesterwerken in stripvorm vertaald. Shakespeare in 32 pagina’s. Daar is De doka van Hercules domweg op geïnspireerd. Het gebeurt nauwelijks meer dat een meesterwerk zo drastisch wordt vercommercialiseerd. We hebben er doodgewoon kitsch van gemaakt. Sex, geweld en bloedspatten. En dan het omslag van dat stripboek. Is die niet van een monsterlijke schoonheid? Nee, die Hermanspersiflage was typisch een Kewi-product, vol relativerende wansmaak. Pure edelkitsch. Alleen de titel al. Wat een populair gelul.’ Het tumult rond De doka van Hercules leidde tot een optreden van Wisselink in Sonja’s Goed Nieuws Show. Daar hadden

foto: kees tabak

beide Kewi’s netjes om geloot. Wisselink: ‘Wie van ons ook zou worden afgevaardigd, hij zou met een pleister op zijn mond in dat tv-programma verschijnen, omdat ons boek immers was gecensureerd. Maar dat vond Sonja Barend niet zo’n goed idee. Zij behandelde in haar live-programma het onderdeel “De week” en ik stond bij, ik geloof, donderdag. Pal voordat ik aan de beurt was, deed ik natuurlijk snel die pleister op mijn mond, zodat ik alleen nog maar wat kon murmelen.’ Toch verliep het optreden van De Enschedese School bij Sonja’s Goed Nieuws Show heel anders dan aanvankelijk gedacht. ‘We hadden indertijd een gigantische fantasie. We bliezen de zaken ook altijd geweldig op. Goh, we worden ongetwijfeld het hoofdonderwerp bij Sonja. Dat is heel kenmerkend voor hoe

we toen over onszelf dachten.’ Ook anderszins kwam de publiciteit rond het stripboek de leden van De Enschedese School bepaald niet slecht uit. Dat collectief kreeg zomaar een geschenk voor haar abonnees aangereikt. ‘Vergeet niet dat het regelmatig paniek in de tent was,’ vertelt Wisselink, ‘zeker als we weer eens ontdekten - en meestal veel te laat - dat we een nieuw product aan onze abonnees hadden moeten sturen. Dan kwam zo’n gecensureerd boek als De doka van Hercules als een geschenk uit de hemel vallen. Dat hebben we toen onder het motto “Verboden lectuur, opnieuw uitgebracht na vernietiging eerste oplage CJP” vermeerderd met alle persreacties aan onze abonnees opgestuurd. Ik kan me ook herinneren dat De Enschedese School een keer een ansicht van de


34 Ik weet het niet.

Stilte Nee, als ik terug kijk, vind ik dat de club bovenmatig veel erkenning heeft gekregen. In die tijd. Wat niet werd gerechtvaardigd door de kwaliteit die we leverden. Hoe verklaar je dat? Ik denk dat het iets nieuws was. Dat overigens later nooit meer in die vorm is teruggekomen. Het is door niemand anders opgepikt. Het heeft, zoals je terecht hebt geschreven, nooit school gemaakt.

Stilte Maar toen was het er even en ik vond dat dat de grootste aandacht kreeg. De groep? Of afzonderlijke leden? Of bepaald werk? De Enschedese School. Iedereen kent die naam. Er zijn maar weinig mensen die buiten de bewondering voor het fenomeen ook zien dat er kwalitatief veel onder de maat was. Want: ‘het is nieuw, het is eh... niemand anders die zoiets doet, eh... en, ziedaar, De Enschedese School beperkt zich ten enen male nooit tot één vorm, het is elke keer een andere vorm.’ Alleen, het is nooit de diepte in gegaan, altijd de breedte in. Op alle vlakken? Beeld, geluid, vormgeving... Is het allemaal een beetje van ‘daar hebben we aardige dingen in gedaan maar ook ondermaatse...’ Daar hebben wij ook dingen in gedaan Zo denk ik daarover. We hebben een reukspoor achtergelaten. In al die disciplines. Waren jullie in de ene discipline beter dan in de andere? Zijn er disciplines waaraan jullie niet hadden moeten beginnen? Hm... Nee... Dat denk ik niet. Ik denk dat wij ons het sterkste zijn blijven vertonen in de parodie. Daar waar ik graag had gezien dat we echt de kunst in zouden zijn gegaan. In ons werk hebben we daar altijd een beweging omheen gemaakt. Dat had bijvoorbeeld de consequentie dat ik, toen die school op zijn einde liep en ik weer daadwerkelijke liefde voor de kunst opbracht, het gevoel had dat ik weer helemaal van voren af aan moest beginnen. Ben je wel met de gedachte aan het maken van kunst bij De Ark binnengekomen? De opzet was toch dat met toegepaste kunst de voorwaarden zouden worden geschapen voor het maken van autonome kunst? Nee, die tegenstelling leefde bij mij niet zo. Bij anderen wel. Frans was bereid tot de spreekwoordelijke bedelstaf om zich op autonome kunst te concentreren. En met welke gedachte ging jij naar De Ark? Ik dacht niet gek veel maar wat ik dacht lag op de lijn van veelvormigheid. En het luchthartig op de hak nemen van kunst en allerlei andere culturele fenomenen. Ik sloot zo naadloos aan bij de School zoals die er was.

Stilte Later ben ik die veelvormigheid als een te strak corset gaan beschouwen. Wanneer? Waardoor? Toen we in Amsterdam met kunstenaars in aanraking kwamen die wel de diepte in wilden, die mij de andere kant lieten zien.

Stilte

de indruk dat daar die broodnoodzakelijke symbiose tussen relativering en ernst meer aanwezig was dan in Enschede. Diezelfde eenzijdigheid heeft uiteindelijk ook De Enschedese School de nek omgedraaid. Als je de producten van De Enschedese School op een rij zet, zie je wel dat ze verschuiven naar een gebied waar ik zelf toen ook flink aan toe was. Het werk van Jan van de Pavert, Kees de Goede, Jan Dietvorst gaf me in dat niets mooier was dan tweehonderdvijftig mensen gelukkig maken met iets moois, zelfs al was het liefdewerkoudpapier. Naast de ruimhartigheid van die houding kreeg het werk zelf ook meer inhoud. Alleen, toen Jan Dietvorst en ik hadden besloten om op die voet zelfstandig door te gaan, hebben we het niet gered. We wilden met zijn tweeën de Kunst Per Post van De Enschedese School voortzetten en verdiepen, maar we slaagden daar niet in. Twee was te weinig.

Stilte Kees, vind je het heel erg als ik een sigaretje rook? Ik zat me al af te vragen wanneer je dat ging vragen. Je hebt ze bij je! Ik heb kretek bij me. Oh, nee. Jij wilt roken? Ja, ik wil roken. Shag? Ja, heb je dat? Godverdomme, wat werkt die verwarming hier goed. Het is armoe troef met die shag. Wil je echt geen kretek? Ik ben heel conservatief, hoor.

Stilte Een asbak. Ik had toch echt een asbak uit de oude Ark-periode.

Is die echt nog uit De Ark?

Ja, die achtervolgt me altijd. Trouwens, ga jij wel eens naar de winkel om je in de nieuwe asbakken te steken? Jawel, ik hoorde eens dat je Marokkaanse asbakjes hebt waarin water zit zodat de volle asbak minder stinkt. Handig van die Marokkanen. Maar ga even door. Ik merk dat jullie eigenlijk allemaal op twee sporen hebben gezeten. Eentje van kijk-ons-eens en eentje van het-echte-werk-komt-maar-steedsniet-van-de-grond. Kijk, ik denk niet dat iemand van ons zijn talenten ooit ten volle heeft uitgebuit. Daar zijn we uiteindelijk allemaal te angstvallig voor. Dat zou de bedelstaf hebben kunnen betekenen. Dat is de reden? Ik denk dat niemand met volle tevredenheid op zijn loopbaan kan terugkijken. Kunstenaars met wie ik nu in contact sta zijn bereid om voor droog brood aan hun kunst te werken. Waarschijnlijk was een dergelijke houding nodig geweest om tot de kunst te komen die we eigenlijk wilden maken. Maar, aan de andere kant, ik heb sterke herinneringen aan die onverkoopbare oplages die we altijd maar opstapelden. Op een gegeven moment heb ik zelfs grote oplages in de afvalcontainer gegooid. Ik kon het gewoon niet allemaal meer kwijt. Is dat geen boekverbranding?

Stilte Tsja.

Overigens werd de kunst op de AKI nauwelijks serieus behandeld. Waar zo’n grenzeloos relativerende mentaliteit heerst, is het niet vreemd dat zo’n Enschedese School ontstaat. Was het doorbreken van oude opleidingsvormen, met afgebakende disciplines, gericht op het ontwikkelen van een persoonlijke stijl, ook niet een genot, een ongelooflijke luxe, een – vergeef me het woord – eyeopener? Ja.

Stilte Maar ik denk dat het te ver door was geslagen in vergelijking met wat er op andere, schoolse, academies gebeurde. In Den Bosch was, denk ik, een beter evenwicht. Ik heb op de een of andere manier

Laatstepost

~ ex oriente lux ~

Stilte Het is jammer dat we toch wel vaak mikten op iets flitsends in grote oplage en maar zelden op iets in kleine oplage maar waar we dan wel echt in geloofden. Toch geloof ik niet dat ik mijn werk ooit met de gedachte aan rijkdom heb gemaakt.

Stilte Van dat soort werk is te weinig gemaakt. Maar je wilde wel beroemd worden, je wilde het toneel op. Ik wilde nooit het toneel op. Dat overkwam mij. Ik ging een verplichting aan en

kwam die na. Willem wilde het toneel op en in mijn jeugdige dadendrang vond ik dat ik dingen moest doen die ik absoluut niet kon. Wat deed jij dan op die academie? Uit jezelf. Ik tekende kladblokjes vol. A5. Van de Hema.

Stilte En toen ben ik met Willem in contact gekomen. Die wilde met zijn ideeën het toneel op. Dat was niet alleen Willem maar ook Paul Tornado. Dat we niet echt wilden blijkt ook wel uit het feit dat Willem nooit meer het toneel op gegaan is toen we uiteen gingen. Ik volgde alleen nog maar een terugtrekstrategie naar een wereld die alsmaar kleiner en beheersbaarder werd. Hoe ging je van de kladblokjes naar toneel? We gingen schrijven. Toneelstukken, sketches, liedjes. En ik deed mee. Dat was een opdracht, een verplichting? Ja. Als het werk klaar was, was ik niet degene die met een follow-up kwam.

Stilte Maar ik geloofde er wel in dat het een broodnoodzakelijke aanvulling was op de serieuze en conceptuele kunst die hoogtij vierde, dat getoonde kunst een hoge amusementswaarde moest hebben. Daar is het werk van De Enschedese School mee doorspekt. Jullie werk werd zeer op prijs gesteld door de academie, toch? Ja. Willem en jij wilden na de academie graag naar De Ark? Ja, maar we werkten ook al jaren in die richting en het was jaren terug dat ik de laatste kladblokjes had volgetekend. Ik heb me er volledig aan overgegeven, ook tijdens De Enschedese School, dat de eerste ideeën niet van mijn hand waren. Het is wel bekend dat je eigenlijk niet zo graag het toneel op wilde... Oh ja? Het verhaal gaat dat je eens bonje had met Willem maar er wel een optreden van de Kewi’s was gepland. Johan en Frans zouden toen van schuimrubber twee koppen hebben gesneden, een ovale, dat was jij, en een vierkante, dat was Willem, en toen daarmee een poppenkast hebben opgevoerd. De Kewi’s traden op! Klopt dat? Ja, dat klopt.

Stilte Het klopt wel maar ik kan er niet zoveel over zeggen. De Kewi’s zijn jaren later ook uit elkaar gegaan. Maar met die optredens kon je toch geen jaren vullen? De Kewi’s en De Enschedese School. Maar dan spreek je toch over een dubbele dagtaak, hoor. Dat was waanzinnig veel werk. Twee, drie keer per week optreden en... Nee, eindeloos schaven. En we waren verschillende karakters. Willem dominant, ik onderdanig. En ik kreeg steeds minder behoefte om mijn kop te lenen voor de ideeën van een ander. Willem kon het alleen met zijn tweeën en ik kon het niet met zijn tweeën. Na de Kewi’s ben ik alleen op een atelier kunst gaan maken. Dat kon ik alleen als ik alleen was. Uiteindelijk kristalliseerde dat uit in een vorm die voor De Enschedese School toch weer acceptabel was. In de latere jaren van De Enschedese School heb ik veel werk van uitsluitend mijn eigen signatuur gemaakt.

Stilte In de beginjaren moest alles collectief. Weliswaar is er van mijn talenten genoegzaam gebruik gemaakt, dat was echt hun verdienste, ze hebben het uit me getrokken, maar toch wilde ik alleen. Ik denk dat dat voor iedereen gold.

Stilte Dat alleen werken heeft naar meer gesmaakt. En het collectieve werk ging in de weg zitten. Maar de behoefte aan publiek dan? Die hadden jullie toch sterk.

Het was niet mijn idee om een publiek te hebben maar het idee van tweehondervijftig abonnees omarmde ik met liefde. Ik maakte daar graag gebruik van.

Stilte Eigenlijk gold het voor ons allemaal, zelfs voor een zakenman als Johan. Een groep kunstenaars en een klein, maar dankbaar publiek, dat wilden we allemaal. Johan heeft tot op de dag van vandaag een niet uitgeblust groepsgevoel. Hij is de enige met een bedrijf waar zes of acht mensen van meeëten. Dat hebben wij allemaal niet.

Stilte Wat staat er nog van je werk? Kun je nog naar je muziek luisteren? Nee. Is het slecht? Nee.

Stilte En het idee van de muziek en het idee van De Enschedese School zijn naadloos op elkaar te leggen. Het idee om thuis met heel eenvoudige middelen een werkstuk te maken dat beheersbaar was, dat was het gemeenschappelijke. Toen we bij de tweede plaat met grote budgetten gingen werken, werd ik doodongelukkig.

Stilte Maar over waardering hadden we niet te klagen. Net als met de producten van De Enschedese School. Geen Top Pop, geen Count Down, maar wel de andere kanalen. We zijn twee jaar bij Rik Zaal op de radio geweest. Van de week sprak ik nog iemand die de uitzendingen getaped had en ze nog draaide. En is het alleen kunst maken gelukt? Nee.

Stilte Maar over het algemeen kan ik nog wel vierkant staan achter de producten waar alleen mijn eigen naam onder staat. Achter de verfkwast en andere dingen. Ik kan nog heel erg staan achter individuele producten maar heel weinig achter de collectieve. En dat zijn toch de dingen waaraan De Enschedese School zijn naam ontleende. En het vakantieboek dan? Jawel, daar werken dingen wel samen. En de eerste Kewi-LP is ook OK. Ik kan er niet naar luisteren maar ik kan ook markies De Sade niet lezen, terwijl ik toch weet dat zijn werk zeer waardevol is.

Stilte Ondanks dat die dingen absoluut niet op elkaar lijken. Misschien dat daar ook een nog steeds niet overwonnen verwerkingsproces in zit. Het is natuurlijk vreemd dat ik individuele producten hoog kan waarderen en collectieve bepaald niet. Ik heb een blik met ‘Four oil balls’ op mijn bureau staan, maar dat is te bespottelijk voor woorden. Het kan absoluut niet. Het is gewoon een blamerend dieptepunt. Dat symboliseert voor mij echt de negatieve kanten van een moedwillig collectief. Maar de foto waarop je met al die blikken staat, is goed. Ja, maar die gaat niet over het product maar over het idee dat ik omhels. Zo’n uitgeverijtje dat voor de kat z’n kut dingen produceert waar in eerste instantie niemand op zit te wachten maar die uiteindelijk iets waardevols hebben – voor de oliebollen geldt dat niet – voor een paar honderd mensen.

Stilte Voor mij blijven levendig in herinnering de slechte producten die er ook zijn geweest, zo goed als allerlei schaamtevolle dingen uit het verleden je helderder voor de geest staan dan menig hoogtepunt. Ik realiseer me dat ik een moeizame klant ben om te interviewen. vervolg op pagina 53

Laatstepost

~ ex oriente lux ~

35

Spruitjes met slagroom De edelkitsch van Willem Wisselink Een van de geruchtmakendste producten die Willem Wisselink, tezamen met Kees Maas, namens De Enschedese School heeft gemaakt, is het stripboek ‘De doka van Hercules’ (1981) van W.F. Bernards. De eerste oplage van deze in opdracht van het Cultureel Jongeren Paspoort vervaardigde Classic, een geillustreerde persiflage op de klassieke roman ‘De donkere kamer van Damocles’ (1958) van W.F. Hermans, moest op last van het CJP-bestuur worden vernietigd. Ruim zevenduizend exemplaren van het stripboek verdwenen in de pulpmachine. De argumenten waarmee het CJP deze moderne ‘boekverbranding’. rechtvaardigde, waren drieërlei: er was geklaagd over een paar blote borsten in het boek; het beeldverhaal had sowieso nauwelijks enige culturele waarde; en er was geen overleg met Hermans gepleegd. ‘Dit laatste argument sloeg in ieder geval nergens op,’ zegt Wisselink, ‘want Hermans vond het prachtig. Dat hebben we althans achteraf gehoord.’

Wisselink zit op de eerste vrijdag van 1997 in zijn nieuwe werkkamer met een grandioos uitzicht op de Gooise heide. Enkele dagen geleden is hij verhuisd van Amsterdam naar Bussum-Zuid. De dozen in zijn werkkamer staan nog grotendeels ingepakt. ‘Ook de andere twee argumenten zijn gemakkelijk te ontkrachten,’ vervolgt Wisselink. ‘Onze opzet was om een of ander literair meesterwerk te relativeren. Dat is trouwens de grondtoon van alle Kewi-dingen,- of het nu een stripboek is, een liedje of iets geheel anders. De opdracht om iets leuks voor de CJP-leden te maken, hadden we te danken aan het boekje Le moment suprême (1981) waarin een aantal tekenaars hun visie geven op een fragment uit het boek Zonder geluk valt niemand van het dak (1981) van Jan Hanlo. De eerste, onvolledige uitgave daarvan was, naar mijn smaak, de mooiste. Die was in de boekenweekbijlage van Het Parool verschenen. Je moest de krant verknippen om dat boekje te krijgen. Gewoon de schaar erin! Het uitgangspunt van De doka van Hercules was min of meer hetzelfde. Je koopt op de rommelmarkt een stapel strips die je verknipt. Je richt een fantastische roman van Hermans volledig te gronde door er een goedkope

Willem Wisselink

stripuitvoering van te maken. Die Classics waren vroeger iets bijzonders: klassieke meesterwerken in stripvorm vertaald. Shakespeare in 32 pagina’s. Daar is De doka van Hercules domweg op geïnspireerd. Het gebeurt nauwelijks meer dat een meesterwerk zo drastisch wordt vercommercialiseerd. We hebben er doodgewoon kitsch van gemaakt. Sex, geweld en bloedspatten. En dan het omslag van dat stripboek. Is die niet van een monsterlijke schoonheid? Nee, die Hermanspersiflage was typisch een Kewi-product, vol relativerende wansmaak. Pure edelkitsch. Alleen de titel al. Wat een populair gelul.’ Het tumult rond De doka van Hercules leidde tot een optreden van Wisselink in Sonja’s Goed Nieuws Show. Daar hadden

foto: kees tabak

beide Kewi’s netjes om geloot. Wisselink: ‘Wie van ons ook zou worden afgevaardigd, hij zou met een pleister op zijn mond in dat tv-programma verschijnen, omdat ons boek immers was gecensureerd. Maar dat vond Sonja Barend niet zo’n goed idee. Zij behandelde in haar live-programma het onderdeel “De week” en ik stond bij, ik geloof, donderdag. Pal voordat ik aan de beurt was, deed ik natuurlijk snel die pleister op mijn mond, zodat ik alleen nog maar wat kon murmelen.’ Toch verliep het optreden van De Enschedese School bij Sonja’s Goed Nieuws Show heel anders dan aanvankelijk gedacht. ‘We hadden indertijd een gigantische fantasie. We bliezen de zaken ook altijd geweldig op. Goh, we worden ongetwijfeld het hoofdonderwerp bij Sonja. Dat is heel kenmerkend voor hoe

we toen over onszelf dachten.’ Ook anderszins kwam de publiciteit rond het stripboek de leden van De Enschedese School bepaald niet slecht uit. Dat collectief kreeg zomaar een geschenk voor haar abonnees aangereikt. ‘Vergeet niet dat het regelmatig paniek in de tent was,’ vertelt Wisselink, ‘zeker als we weer eens ontdekten - en meestal veel te laat - dat we een nieuw product aan onze abonnees hadden moeten sturen. Dan kwam zo’n gecensureerd boek als De doka van Hercules als een geschenk uit de hemel vallen. Dat hebben we toen onder het motto “Verboden lectuur, opnieuw uitgebracht na vernietiging eerste oplage CJP” vermeerderd met alle persreacties aan onze abonnees opgestuurd. Ik kan me ook herinneren dat De Enschedese School een keer een ansicht van de


36

les te geven. Dan was het meteen de hei op, tekenen, bomen afbreken en daar weer iets van maken. Dat had ook al iets relativerends. En dit ben ik in de dingen die ik daarna met Kees heb gemaakt, steeds vaker gaan combineren met die edelkitsch. Spruitjes met slagroom. Dat streef ik trouwens nog steeds na, ook in de bedrijfsfilms die ik tegenwoordig maak. Mensen mogen soms best eens een beetje schrikken. Daar is helemaal niets op tegen. Gatverdamme!

Angry young men

Kewi’s aan haar leden heeft verzonden: een foto met een gigantische troep erop. En daarbij ongeveer de volgende tekst. Sorry, het product dat we u zouden sturen, is nog niet gereed. De Kewi’s hebben zich met een stapeltje geld een maand lang in een kamer opgesloten. Klopten de andere Enschedese School-leden uit nieuwsgierigheid op de deur, dan zeiden ze dat het vreselijk goed werd. Maar op een gegeven moment begon het zo te stinken dat we de deur hebben opengebroken. We troffen de Kewi’s in zwaar vervuilde toestand aan. Het nieuwe product komt dus iets later.’ Willem Wisselink (1954), die diep in zijn hart eigenlijk altijd muzikant heeft willen worden, is via de omweg van De 1000 Idioten Records bij De Ark en nadien De Enschedese School terechtgekomen. Toen hij, nog als kunstacademiestudent, in de AKI-studio onder de trap in de grote hal - een bolwerk waar bijna niemand z’n gang mocht gaan - de onvergetelijke John Lennon-song I’m the walrus aan het opnemen was, kwam Johan Visser aanlopen. Die vond dat prachtig, met als gevolg dat Visser met Wisselink samen wilde spelen. Nadat de AKI-studio naar De Ark was verhuisd, gingen ze daar oefenen. Visser en Wisselink begonnen met de voorbereidingen van De 1000 Idioten Records. Terzelfdertijd werden Kees Maas en Willem Wisselink, die toen al onder de naam Kewi à gogo Party samenwerkten, op uitdrukkelijk advies van Visser, als aspirant-leden van De Ark aangenomen. Voor een bepaalde proefperiode. ‘Geert Voskamp en Rose-Marie Gerritsen waren aanvankelijk niet erg enthousiast over onze komst,’ herinnert Wisselink zich. ‘Zij stonden voor een ambachtelijke vorm van kunst: etsen, lithograferen, zeefdrukken... Wij waren meer de relativerende grapjassen. We bedachten bij voorbeeld iets en dan was ons probleem of we daarvan nu een zeefdruk of een litho zouden maken. Nee, laten we toch maar een ets doen. En dan werd het, na veel gedoe, uiteindelijk toch maar een geluidsbandje. Dat was natuurlijk heel verwarrend voor de andere leden van De Ark en die hebben ons dan ook lange tijd als vreemde eenden in de bijt beschouwd.’ Het eerste product waaraan Maas en Wisselink hebben meegewerkt, was de ledenprent De ondergang van het huis Escher, een zeefdruk die op 15 januari 1977 door Voskamp was gesigneerd en in de loop van de tijd door de andere Arkleden steeds met nieuwe drukgangen werd opgesierd. De Kewi’s tekenden op 5 november van datzelfde jaar voor de vijfde aflevering en die heet dan ook toepasselijk: De nieuwe hulpjes. Wisselink: ‘Onze bijdrage was een stereo-tekening. Die moest met zo’n groen-rood brilletje worden bekeken, maar daardoor veranderde ook de rest van de prent. Dat geeft al ongeveer aan wat onze positie binnen

Laatstepost

~ ex oriente lux ~

foto: david van ‘t veen

De Ark was. Indertijd had ik juist de stereografie ontdekt. Ik fotografeerde allerlei familie en kennissen met twee aan elkaar geplakte polaroid-camera’s. Klik-klak. Dat werkte perfect. Toen hebben we een stereofoto van onszelf gemaakt en die netjes nagetekend. Dat had niets met het soort kunst te maken dat anderen met die zeefdruk voor ogen hadden. Die toevoeging van ons lijkt misschien een lolligheidje, maar we hadden er wel ernstig over nagedacht. Met de toevoeging van dat brilletje doorbraken we het twee-dimensionale vlak. En ik moet eerlijk zeggen dat ik die zeefdruk eigenlijk nooit mooi heb gevonden. Nu vind ik hem pas aardig, nu hij, tot duizend stukjes versneden, achter perspect is verstopt. Een mozaïek, naar een idee van Rose-Marie. Destijds vond ik dat er iets radicaals met die zeefdruk moest gebeuren. Ik suggereerde om dat ding helemaal aan barrels te snijden. Gewoon de schaar erin! Wat kunst? Kapot maken die prent! Niet van dat benauwde! En wat dan? Vouw er een vrolijk hoedje van en stuur dat aan de leden op! Zo’n aanpak vonden Kees en ik erg belangrijk. Dit is, denk ik achteraf, toch onze invloed op De Enschedese School geweest, gewoon de poten overal onder vandaan schoppen. Onder het motto: ach, wat maakt het ook allemaal uit!’

De sleutel der bekendheid De artistieke opvattingen van de diverse Ark-leden komen in de ogen van Wisselink al helder tot uitdrukking in het zevende product voor de donateurs van het collectief, tevens de allereerste uitgave van De Enschedese School. Dit geschenk, Beroemd! De sleutel der bekendheid getiteld en in het najaar van 1978 afgerond, bestond uit zeven zeefdrukken van onder meer de pet van Barend Barendse, het gebit van Rob de Nijs en de anjer van Prins Bernhard. Wisselink was een van de bedenkers van deze uitgave: ‘Dit ding was wederom een poging om een beetje op een ander kunstspoor te geraken. Van huis uit heb ik een grote liefde voor edelkitsch meegekregen. Dat was ook een behoorlijk storend element in het contact tussen de Kewi’s en de overige leden van De Enschedese School. Het omslag van dat boekje Beroemd! ziet er werkelijk niet uit. Het is rose met bruin, een rozenbehangetje op de achtergrond en dan ook nog een fout lettertype: de Cooper Black. Om dit voor elkaar te krijgen, ben ik vreselijk in de slag geweest met de andere Ark-leden. Het is spuuglelijk. Pure wansmaak. Maar sla je die uitgave op, dan zie je binnenin het werk van Oosterhof en Voskamp: handleidingen, met een heel artistiek handschrift geschreven. Bij hen moest alles toch altijd een bepaalde vorm van artisticiteit uitstralen. Ik ben meer een man van geen stijl, typisch een kind van de anarchie op de AKI. Toen Kees en ik op school kwamen, begonnen Hans Ebeling Koning en Dries Ringenier samen

Deze benadering viel niet bepaald in goede aarde bij de serieuzere leden van De Enschedese School. Die reageerden altijd en eeuwig van: mopperdemopper. En nadat Dingenus van de Vrie en Jasper Holthuis al waren afgehaakt, stapten Voskamp en Rose-Marie Gerritsen eind ’79 plotseling uit De Ark. Van de ene dag op de andere. Ze zijn ook niet meer komen opdagen. Ondanks dat Voskamp altijd op onze producten zat te mopperen, vond ik het jammer dat ze eruit waren gestapt. Hij was een aimabele man. Hun uittreden was een verlies voor De Ark.’

Four oilballs Nadat het collectief De Enschedese School tot vier leden was teruggebracht, brak ‘de pleuris’ in De Ark uit. Het kwartet had ineens vrij spel. Om de breuk met het verleden te benadrukken, blondeerden de vier Ark-leden hun haren. Dat paste mooi bij de punktijd. En het was de eerste voorbode van een nieuwe stijl. ‘Onmiddellijk gaven we het Eau de vie en de Four oilballs on heavy syrop uit, twee producten die ongetwijfeld waren gesneuveld als Voskamp en Rose-Marie nog tot het collectief hadden behoord. Die oliebollen, dat waren wij natuurlijk

Laatstepost

zelf. Dat blik met die Four oilballs was een volstrekt waardeloos product, maar een fraai staaltje edelkitsch.’ Naar aanleiding van de uitgebroken anarchie binnen De Enschedese School stapte het bestuur van stichting De Ark op. Als nieuwe bestuurders trok het viertal zulke illustere figuren als Wim T. Schippers en Rik Zaal aan, VPRO-coryfeeën met wie de afzonderlijke leden van De Ark in het verleden al eens te maken hadden gehad. De Kewi’s verzorgden bijvoorbeeld een onderdeel van het radioprogramma De Nachtgeest. Wisselink: ‘Dat hebben we een paar keer in de VPRO-studio’s in Hilversum opgenomen. Dan kwam Schippers met die rare pukkel om zijn schouder bij ons binnenlopen: “Ik ben Jeanette van Gool en ik kom u eventjes interviewen.” Hij heeft ook een keer als Edith Piaf met ons meegedaan. Zij bleek niet dood, maar wel erg flatulent. Als ze sprak, liet ze aldoor winden. Schippers heeft ons ook geleerd hoe we realistische winden op de radio konden laten weerklinken. Dus: niet op de pols, maar op de arm, met kleren ertussen. Want iemand die winden laat, staat meestal niet in z’n blote kont. Dat is althans de theorie van Schippers”.

Kewi’s Na de ommekeer bij De Ark werden de Kewi’s plotseling heel belangrijk voor De Enschedese School. Maas en Wisselink bedachten allerhande concepten waarvan ze nu eens een liedje maakten, dan weer een stukje voor een radioprogramma. Uit deze sketchjes zijn onder meer de liedjes voor de langspeelplaat Life is like a penguin (always black & white) ontstaan. Daarnaast hebben de Kewi’s hun dartele invallen bijvoorbeeld ook vastgelegd op video, zo-

Sleutel tot beroemdheid Enschede, 1978. Een persfoto bestemd voor publicatie. Frans Oosterhof na het verknippen en verlijmen van zeven gezeefdrukte bouwplaten. Op en top Hollander: een combinatie van Barend Barendse, Henk Vonhof, Willem van Hanegem, Dries van Agt, Rob de Nijs, Chriet Titulaer en Prins Bernhard.

nooit begrepen waarom steeds meer producten van De Enschedese School een Franse titel moesten krijgen. Het boekje Harmonie d’images van Frans Oosterhof. Waarom toch? Ik spreek bijvoorbeeld nauwelijks een woord Frans. Kan hoogstens drie stokbroden bestellen als ik in Parijs ben. Die titels klonken allemaal zo hoogdravend. Dergelijke pretenties zul je in het werk van de Kewi’s tevergeefs zoeken. In onze liedjes wordt iets opgezet en dat krijgt vervolgens een geheel andere twist. Je wordt erdoor opgezogen en dan word je plotseling met iets hoekigs geconfronteerd. Ik weet niet of dit een kenmerk van edelkitsch is, maar dergelijke tendensen zijn volop aanwezig in de liedjes en andere dingen die de Kewi’s hebben gemaakt. Het liedje Little Asia op de tweede LP begint bijvoorbeeld heel minimaal en wordt dan krankzinnig massaal. Zulke effecten. Had een videocassette onder water nog maar iets van geluid voortgebracht, dan hadden we dat ongetwijfeld ook gebruikt. Het is aan de samenwerking met Johan Visser te danken dat de langspeelplaat Terracotta me, baby niet volkomen kapot is geproduceerd.’

Front page news

als het Ballet for two faces. Stills van deze video werden in het eerste nummer van De Enschedese School afgedrukt. In die dagen had kunst, volgens Wisselink, veel meer mogelijkheden: ‘Op de Dokumenta van 1977 was de meest fantastische videoart te zien. Ik kan hierbij nu wel verklappen dat ons Ballet for two faces lichtelijk op die videostorm in Kassel was geïnspireerd. De Dokumenta had een geweldige output.’ En Wisselink vervolgt: ‘In de samenwerking tussen de Kewi’s was Kees altijd veel meer de kunstenaar en ik iets meer de practicus. Dat was ook ons uitgangspunt. Wij waren immers geen grafici of muzikanten, maar ons doel heiligde de middelen. Het aardige van onze samenwerking was dat ik de aanzet tot zo’n idee van hem kon geven. Dan werd het iets van de Kewi’s. We zijn bijvoorbeeld ook heel druk met monumenten bezig geweest. Wat is een monument? Een krankzinnig ding: een sokkel met een paar struikjes eromheen. Het heeft iets symmetrisch en een plaquette is ook vaak aangebracht. Het valt niet mee om een mooi monument te verzinnen. Met dergelijke overwegingen van mij wist Kees dan altijd wel weer iets verrassends te doen. In dit geval is het liedje Monument eruit voortgevloeid. Kortom, de Kewi’s verzonnen iets en dan zagen ze wel waar ze uitkwamen. Deze speelsheid die Schippers ook uitdraagt in alles wat hij aanpakt, mis ik erg in de hedendaagse kunst. Het is allemaal zo ernstig.’

37

~ ex oriente lux ~

Ook in hun muziek hebben de Kewi’s vaak naar edelkitsch gestreefd, zoals in het nummer The little lonely accordion dat op hun tweede langspeelplaat Terracotta me, baby werd opgenomen. Ook een nummer zoals Right-left is, in de ogen van Wisselink, onvervalste kitsch: ‘Dat was een persiflage op al die popgroepen met hun oeverloze geluidseffecten. En wat te denken van de hoezen van onze beide LP’s? Dat is toch ook edelkitsch. Evenals het Kewi Vakantieboek met al die toneelstukken die je op de camping kunt spelen. Dat was een vorm van nieuwe burgerlijkheid. En die verzameling Tableaux litéraires is natuurlijk ook mooi van lelijkheid, al heb ik

Het blad De Enschedese School In het najaar van ’81 verhuisden de vier leden van De Enschedese School naar een oud pakhuis, het pand aan de Kanaalstraat 204 in Amsterdam, niet ver van de Nederlandse Film- en Televisie Academie. Bij deze verhuizing speelden de successen van Fay Lovsky en De 1000 Idioten Records, aldus Wisselink, een belangrijke rol: ‘Visser en ik moesten dikwijls in Amsterdam en Hilversum zijn. Heel praktisch. Bovendien wilden we wel iets meer erkenning. Dat was geen luchtfietserij, getuige het grote artikel over De Enschedese School in Avenue. Bovendien werkte Visser als muziekproducer bij de VPRO-radio.

Wisselink en Maas: Bernhard en Carmiggelt.

Enschede was voor ons toch een beschermde omgeving. Wereldberoemd waren we,- daar. Alles wat we maakten, werd even prachtig gevonden. Ha ha, wat leuk van Wisselink! Kijk, daar heb je Visser ook weer! Als we het in die industriestad konden maken, lukte het, volgens ons, misschien ook wel in Amsterdam. Daar liepen Schippers en al die andere begaafde kunstenaars rond. Daar moest je veel meer met je lul op tafel. Je was er helemaal niemand. En als ik eerlijk ben, moet ik opmerken dat De Enschedese School eigenlijk ook niet veel verder gekomen is.’ Een belangrijke activiteit in de eerste Amsterdamse jaren van De Enschedese School was de uitgave van het gelijknamige periodiek. De eerste twee nummers daarvan waren overigens nog in het Oosten gemaakt. Wisselink: ‘We wilden ook een soort catalogus van de producten uitgeven die we in de loop van de tijd hadden gemaakt. Bovendien kon dat blad zelf als een kunstproduct worden verkocht, maar daar heb ik altijd moeite mee gehad. Het bevatte, op enkele uitzonderingen na, hoofdzakelijk reproducties van kunst. Dat is iets anders dan een zelfstandig kunstwerk. Toen we naar Amsterdam waren verhuisd, werd Oosterhof hoofdredacteur van De Enschedese School. En daarmee verdween helaas de speelsigheid uit het blad. Met dat belachelijke artikel over die vrouwenportretten in het negende nummer van De Enschedese School heb ik nog geprobeerd om een beetje met dat niveau van kunst mee te gaan. Je ziet aan die portretten dat de schilder verliefd op die vrouwen was, maar Jan Dietvorst en Jochem de Graaf hebben mij en plein public toen volledig neergesabeld.’ Vanaf het portrettennummer van De Enschedese School, dat in september 1982 verscheen, maakte Dietvorst deel van de redactie uit. ‘Hij was een grote aanwinst voor het collectief,’

Wisselink en Voskamp: Christina en De Corte.

De zuilen van Hercules - deel 6 - door Atte Jongstra (Wat eraan voorafging: Droogbek wacht een onthaal in Henks ouderlijk huis, storing bij een wasbeurt.) ‘Henkie... Doe es open voor je teefje van hiernaast. Nelly’s keeltje voelt zo dor.’ ‘Ook dat nog...’ zucht Henk. ‘Opendoen,’ gebiedt Droogbek. Zelf gaat hij achter de deur staan. Ze valt Henk recht in de armen en stamelt ‘bekkie, bekkie...’. Vòòr Henk het weet ligt ze op haar knieën aan zijn geslacht te zuigen, voor hij het weet voelt hij ook bij hem van binnen beweging. Droogbek sluit de deur. Zonder haar werk te staken ziet ze de ander vanuit haar ooghoeken, ze verslikt zich, laat dan Henks pik los en zegt dat meer zielen meer vreugd betekent. ‘Geen “zielen” maar “zuilen”, zegt Droogbek, kleedt zich ook uit en gaat naast Henk staan. Het buurmeisje kijkt haar ogen uit. ‘Maar... Ze zijn precies hetzelfde, even groot, even dik, oh... Hoe moet ik dat verarbeiden!’ ‘Zo,’ zegt Droogbek kalm. Hij pakt een stoel en zet die tussen hem en Henk in. Even later ligt het buurmeisje tussen beide badmeesters fanatiek te droogzwemmen. Beneden in de huiskamer wordt het gesprek gestoord door het geschuif van de stoelpoten op het slaapkamerzeil. De buurman is op de koffie gekomen en vraagt waar zijn dochter is.

‘Ik kan er niks aan doen, buurman,’ zegt Henks vader. ‘Ze wilde de jongens even dagzeggen. Ach die kinderen... Je hebt het niet in de hand.’ ‘Je hebt gelijk ook,’ beaamt buurman. ‘Bovendien: vijf jaar verdrukking blijft lang in je lijf zitten. Laat de jongelui maar van de vrijheid genieten. Het kan zo weer voorbij zijn.’ Opnieuw kraken de traptreden, hoe onhoorbaar Pia ook naar boven probeert te sluipen. De deur van Henks slaapkamer kraakt niet, die piept. ‘Kom jij er dan ook maar in,’ zegt Droogbek licht steunend. ‘Het zal allicht acrobatisch worden, maar we zijn ten slotte jong.’ Acrobatisch wordt het. Voor zover omstandigheden en getal dat toelaten is er sprake van een pyramide, er zijn benen, er is een punt, er is een basis. Nelly verricht daarbij kunsten, een trapezewerkster waardig. Los van alles, slechts met de mond hangend aan een van beide zuilen. Daarna wordt het zo gerangschikt dat Pia kruipend op het zeil als een heus dier des velds wordt benaderd door Droogbek, Henks lippen plakken tussen de blanke Victorie van zijn buurmeisje. Om en om gaat het. Laag wordt hoog, hoog wordt laag. Tot opnieuw de deur opengaat. - WORDT VERVOLGD -


36

les te geven. Dan was het meteen de hei op, tekenen, bomen afbreken en daar weer iets van maken. Dat had ook al iets relativerends. En dit ben ik in de dingen die ik daarna met Kees heb gemaakt, steeds vaker gaan combineren met die edelkitsch. Spruitjes met slagroom. Dat streef ik trouwens nog steeds na, ook in de bedrijfsfilms die ik tegenwoordig maak. Mensen mogen soms best eens een beetje schrikken. Daar is helemaal niets op tegen. Gatverdamme!

Angry young men

Kewi’s aan haar leden heeft verzonden: een foto met een gigantische troep erop. En daarbij ongeveer de volgende tekst. Sorry, het product dat we u zouden sturen, is nog niet gereed. De Kewi’s hebben zich met een stapeltje geld een maand lang in een kamer opgesloten. Klopten de andere Enschedese School-leden uit nieuwsgierigheid op de deur, dan zeiden ze dat het vreselijk goed werd. Maar op een gegeven moment begon het zo te stinken dat we de deur hebben opengebroken. We troffen de Kewi’s in zwaar vervuilde toestand aan. Het nieuwe product komt dus iets later.’ Willem Wisselink (1954), die diep in zijn hart eigenlijk altijd muzikant heeft willen worden, is via de omweg van De 1000 Idioten Records bij De Ark en nadien De Enschedese School terechtgekomen. Toen hij, nog als kunstacademiestudent, in de AKI-studio onder de trap in de grote hal - een bolwerk waar bijna niemand z’n gang mocht gaan - de onvergetelijke John Lennon-song I’m the walrus aan het opnemen was, kwam Johan Visser aanlopen. Die vond dat prachtig, met als gevolg dat Visser met Wisselink samen wilde spelen. Nadat de AKI-studio naar De Ark was verhuisd, gingen ze daar oefenen. Visser en Wisselink begonnen met de voorbereidingen van De 1000 Idioten Records. Terzelfdertijd werden Kees Maas en Willem Wisselink, die toen al onder de naam Kewi à gogo Party samenwerkten, op uitdrukkelijk advies van Visser, als aspirant-leden van De Ark aangenomen. Voor een bepaalde proefperiode. ‘Geert Voskamp en Rose-Marie Gerritsen waren aanvankelijk niet erg enthousiast over onze komst,’ herinnert Wisselink zich. ‘Zij stonden voor een ambachtelijke vorm van kunst: etsen, lithograferen, zeefdrukken... Wij waren meer de relativerende grapjassen. We bedachten bij voorbeeld iets en dan was ons probleem of we daarvan nu een zeefdruk of een litho zouden maken. Nee, laten we toch maar een ets doen. En dan werd het, na veel gedoe, uiteindelijk toch maar een geluidsbandje. Dat was natuurlijk heel verwarrend voor de andere leden van De Ark en die hebben ons dan ook lange tijd als vreemde eenden in de bijt beschouwd.’ Het eerste product waaraan Maas en Wisselink hebben meegewerkt, was de ledenprent De ondergang van het huis Escher, een zeefdruk die op 15 januari 1977 door Voskamp was gesigneerd en in de loop van de tijd door de andere Arkleden steeds met nieuwe drukgangen werd opgesierd. De Kewi’s tekenden op 5 november van datzelfde jaar voor de vijfde aflevering en die heet dan ook toepasselijk: De nieuwe hulpjes. Wisselink: ‘Onze bijdrage was een stereo-tekening. Die moest met zo’n groen-rood brilletje worden bekeken, maar daardoor veranderde ook de rest van de prent. Dat geeft al ongeveer aan wat onze positie binnen

Laatstepost

~ ex oriente lux ~

foto: david van ‘t veen

De Ark was. Indertijd had ik juist de stereografie ontdekt. Ik fotografeerde allerlei familie en kennissen met twee aan elkaar geplakte polaroid-camera’s. Klik-klak. Dat werkte perfect. Toen hebben we een stereofoto van onszelf gemaakt en die netjes nagetekend. Dat had niets met het soort kunst te maken dat anderen met die zeefdruk voor ogen hadden. Die toevoeging van ons lijkt misschien een lolligheidje, maar we hadden er wel ernstig over nagedacht. Met de toevoeging van dat brilletje doorbraken we het twee-dimensionale vlak. En ik moet eerlijk zeggen dat ik die zeefdruk eigenlijk nooit mooi heb gevonden. Nu vind ik hem pas aardig, nu hij, tot duizend stukjes versneden, achter perspect is verstopt. Een mozaïek, naar een idee van Rose-Marie. Destijds vond ik dat er iets radicaals met die zeefdruk moest gebeuren. Ik suggereerde om dat ding helemaal aan barrels te snijden. Gewoon de schaar erin! Wat kunst? Kapot maken die prent! Niet van dat benauwde! En wat dan? Vouw er een vrolijk hoedje van en stuur dat aan de leden op! Zo’n aanpak vonden Kees en ik erg belangrijk. Dit is, denk ik achteraf, toch onze invloed op De Enschedese School geweest, gewoon de poten overal onder vandaan schoppen. Onder het motto: ach, wat maakt het ook allemaal uit!’

De sleutel der bekendheid De artistieke opvattingen van de diverse Ark-leden komen in de ogen van Wisselink al helder tot uitdrukking in het zevende product voor de donateurs van het collectief, tevens de allereerste uitgave van De Enschedese School. Dit geschenk, Beroemd! De sleutel der bekendheid getiteld en in het najaar van 1978 afgerond, bestond uit zeven zeefdrukken van onder meer de pet van Barend Barendse, het gebit van Rob de Nijs en de anjer van Prins Bernhard. Wisselink was een van de bedenkers van deze uitgave: ‘Dit ding was wederom een poging om een beetje op een ander kunstspoor te geraken. Van huis uit heb ik een grote liefde voor edelkitsch meegekregen. Dat was ook een behoorlijk storend element in het contact tussen de Kewi’s en de overige leden van De Enschedese School. Het omslag van dat boekje Beroemd! ziet er werkelijk niet uit. Het is rose met bruin, een rozenbehangetje op de achtergrond en dan ook nog een fout lettertype: de Cooper Black. Om dit voor elkaar te krijgen, ben ik vreselijk in de slag geweest met de andere Ark-leden. Het is spuuglelijk. Pure wansmaak. Maar sla je die uitgave op, dan zie je binnenin het werk van Oosterhof en Voskamp: handleidingen, met een heel artistiek handschrift geschreven. Bij hen moest alles toch altijd een bepaalde vorm van artisticiteit uitstralen. Ik ben meer een man van geen stijl, typisch een kind van de anarchie op de AKI. Toen Kees en ik op school kwamen, begonnen Hans Ebeling Koning en Dries Ringenier samen

Deze benadering viel niet bepaald in goede aarde bij de serieuzere leden van De Enschedese School. Die reageerden altijd en eeuwig van: mopperdemopper. En nadat Dingenus van de Vrie en Jasper Holthuis al waren afgehaakt, stapten Voskamp en Rose-Marie Gerritsen eind ’79 plotseling uit De Ark. Van de ene dag op de andere. Ze zijn ook niet meer komen opdagen. Ondanks dat Voskamp altijd op onze producten zat te mopperen, vond ik het jammer dat ze eruit waren gestapt. Hij was een aimabele man. Hun uittreden was een verlies voor De Ark.’

Four oilballs Nadat het collectief De Enschedese School tot vier leden was teruggebracht, brak ‘de pleuris’ in De Ark uit. Het kwartet had ineens vrij spel. Om de breuk met het verleden te benadrukken, blondeerden de vier Ark-leden hun haren. Dat paste mooi bij de punktijd. En het was de eerste voorbode van een nieuwe stijl. ‘Onmiddellijk gaven we het Eau de vie en de Four oilballs on heavy syrop uit, twee producten die ongetwijfeld waren gesneuveld als Voskamp en Rose-Marie nog tot het collectief hadden behoord. Die oliebollen, dat waren wij natuurlijk

Laatstepost

zelf. Dat blik met die Four oilballs was een volstrekt waardeloos product, maar een fraai staaltje edelkitsch.’ Naar aanleiding van de uitgebroken anarchie binnen De Enschedese School stapte het bestuur van stichting De Ark op. Als nieuwe bestuurders trok het viertal zulke illustere figuren als Wim T. Schippers en Rik Zaal aan, VPRO-coryfeeën met wie de afzonderlijke leden van De Ark in het verleden al eens te maken hadden gehad. De Kewi’s verzorgden bijvoorbeeld een onderdeel van het radioprogramma De Nachtgeest. Wisselink: ‘Dat hebben we een paar keer in de VPRO-studio’s in Hilversum opgenomen. Dan kwam Schippers met die rare pukkel om zijn schouder bij ons binnenlopen: “Ik ben Jeanette van Gool en ik kom u eventjes interviewen.” Hij heeft ook een keer als Edith Piaf met ons meegedaan. Zij bleek niet dood, maar wel erg flatulent. Als ze sprak, liet ze aldoor winden. Schippers heeft ons ook geleerd hoe we realistische winden op de radio konden laten weerklinken. Dus: niet op de pols, maar op de arm, met kleren ertussen. Want iemand die winden laat, staat meestal niet in z’n blote kont. Dat is althans de theorie van Schippers”.

Kewi’s Na de ommekeer bij De Ark werden de Kewi’s plotseling heel belangrijk voor De Enschedese School. Maas en Wisselink bedachten allerhande concepten waarvan ze nu eens een liedje maakten, dan weer een stukje voor een radioprogramma. Uit deze sketchjes zijn onder meer de liedjes voor de langspeelplaat Life is like a penguin (always black & white) ontstaan. Daarnaast hebben de Kewi’s hun dartele invallen bijvoorbeeld ook vastgelegd op video, zo-

Sleutel tot beroemdheid Enschede, 1978. Een persfoto bestemd voor publicatie. Frans Oosterhof na het verknippen en verlijmen van zeven gezeefdrukte bouwplaten. Op en top Hollander: een combinatie van Barend Barendse, Henk Vonhof, Willem van Hanegem, Dries van Agt, Rob de Nijs, Chriet Titulaer en Prins Bernhard.

nooit begrepen waarom steeds meer producten van De Enschedese School een Franse titel moesten krijgen. Het boekje Harmonie d’images van Frans Oosterhof. Waarom toch? Ik spreek bijvoorbeeld nauwelijks een woord Frans. Kan hoogstens drie stokbroden bestellen als ik in Parijs ben. Die titels klonken allemaal zo hoogdravend. Dergelijke pretenties zul je in het werk van de Kewi’s tevergeefs zoeken. In onze liedjes wordt iets opgezet en dat krijgt vervolgens een geheel andere twist. Je wordt erdoor opgezogen en dan word je plotseling met iets hoekigs geconfronteerd. Ik weet niet of dit een kenmerk van edelkitsch is, maar dergelijke tendensen zijn volop aanwezig in de liedjes en andere dingen die de Kewi’s hebben gemaakt. Het liedje Little Asia op de tweede LP begint bijvoorbeeld heel minimaal en wordt dan krankzinnig massaal. Zulke effecten. Had een videocassette onder water nog maar iets van geluid voortgebracht, dan hadden we dat ongetwijfeld ook gebruikt. Het is aan de samenwerking met Johan Visser te danken dat de langspeelplaat Terracotta me, baby niet volkomen kapot is geproduceerd.’

Front page news

als het Ballet for two faces. Stills van deze video werden in het eerste nummer van De Enschedese School afgedrukt. In die dagen had kunst, volgens Wisselink, veel meer mogelijkheden: ‘Op de Dokumenta van 1977 was de meest fantastische videoart te zien. Ik kan hierbij nu wel verklappen dat ons Ballet for two faces lichtelijk op die videostorm in Kassel was geïnspireerd. De Dokumenta had een geweldige output.’ En Wisselink vervolgt: ‘In de samenwerking tussen de Kewi’s was Kees altijd veel meer de kunstenaar en ik iets meer de practicus. Dat was ook ons uitgangspunt. Wij waren immers geen grafici of muzikanten, maar ons doel heiligde de middelen. Het aardige van onze samenwerking was dat ik de aanzet tot zo’n idee van hem kon geven. Dan werd het iets van de Kewi’s. We zijn bijvoorbeeld ook heel druk met monumenten bezig geweest. Wat is een monument? Een krankzinnig ding: een sokkel met een paar struikjes eromheen. Het heeft iets symmetrisch en een plaquette is ook vaak aangebracht. Het valt niet mee om een mooi monument te verzinnen. Met dergelijke overwegingen van mij wist Kees dan altijd wel weer iets verrassends te doen. In dit geval is het liedje Monument eruit voortgevloeid. Kortom, de Kewi’s verzonnen iets en dan zagen ze wel waar ze uitkwamen. Deze speelsheid die Schippers ook uitdraagt in alles wat hij aanpakt, mis ik erg in de hedendaagse kunst. Het is allemaal zo ernstig.’

37

~ ex oriente lux ~

Ook in hun muziek hebben de Kewi’s vaak naar edelkitsch gestreefd, zoals in het nummer The little lonely accordion dat op hun tweede langspeelplaat Terracotta me, baby werd opgenomen. Ook een nummer zoals Right-left is, in de ogen van Wisselink, onvervalste kitsch: ‘Dat was een persiflage op al die popgroepen met hun oeverloze geluidseffecten. En wat te denken van de hoezen van onze beide LP’s? Dat is toch ook edelkitsch. Evenals het Kewi Vakantieboek met al die toneelstukken die je op de camping kunt spelen. Dat was een vorm van nieuwe burgerlijkheid. En die verzameling Tableaux litéraires is natuurlijk ook mooi van lelijkheid, al heb ik

Het blad De Enschedese School In het najaar van ’81 verhuisden de vier leden van De Enschedese School naar een oud pakhuis, het pand aan de Kanaalstraat 204 in Amsterdam, niet ver van de Nederlandse Film- en Televisie Academie. Bij deze verhuizing speelden de successen van Fay Lovsky en De 1000 Idioten Records, aldus Wisselink, een belangrijke rol: ‘Visser en ik moesten dikwijls in Amsterdam en Hilversum zijn. Heel praktisch. Bovendien wilden we wel iets meer erkenning. Dat was geen luchtfietserij, getuige het grote artikel over De Enschedese School in Avenue. Bovendien werkte Visser als muziekproducer bij de VPRO-radio.

Wisselink en Maas: Bernhard en Carmiggelt.

Enschede was voor ons toch een beschermde omgeving. Wereldberoemd waren we,- daar. Alles wat we maakten, werd even prachtig gevonden. Ha ha, wat leuk van Wisselink! Kijk, daar heb je Visser ook weer! Als we het in die industriestad konden maken, lukte het, volgens ons, misschien ook wel in Amsterdam. Daar liepen Schippers en al die andere begaafde kunstenaars rond. Daar moest je veel meer met je lul op tafel. Je was er helemaal niemand. En als ik eerlijk ben, moet ik opmerken dat De Enschedese School eigenlijk ook niet veel verder gekomen is.’ Een belangrijke activiteit in de eerste Amsterdamse jaren van De Enschedese School was de uitgave van het gelijknamige periodiek. De eerste twee nummers daarvan waren overigens nog in het Oosten gemaakt. Wisselink: ‘We wilden ook een soort catalogus van de producten uitgeven die we in de loop van de tijd hadden gemaakt. Bovendien kon dat blad zelf als een kunstproduct worden verkocht, maar daar heb ik altijd moeite mee gehad. Het bevatte, op enkele uitzonderingen na, hoofdzakelijk reproducties van kunst. Dat is iets anders dan een zelfstandig kunstwerk. Toen we naar Amsterdam waren verhuisd, werd Oosterhof hoofdredacteur van De Enschedese School. En daarmee verdween helaas de speelsigheid uit het blad. Met dat belachelijke artikel over die vrouwenportretten in het negende nummer van De Enschedese School heb ik nog geprobeerd om een beetje met dat niveau van kunst mee te gaan. Je ziet aan die portretten dat de schilder verliefd op die vrouwen was, maar Jan Dietvorst en Jochem de Graaf hebben mij en plein public toen volledig neergesabeld.’ Vanaf het portrettennummer van De Enschedese School, dat in september 1982 verscheen, maakte Dietvorst deel van de redactie uit. ‘Hij was een grote aanwinst voor het collectief,’

Wisselink en Voskamp: Christina en De Corte.

De zuilen van Hercules - deel 6 - door Atte Jongstra (Wat eraan voorafging: Droogbek wacht een onthaal in Henks ouderlijk huis, storing bij een wasbeurt.) ‘Henkie... Doe es open voor je teefje van hiernaast. Nelly’s keeltje voelt zo dor.’ ‘Ook dat nog...’ zucht Henk. ‘Opendoen,’ gebiedt Droogbek. Zelf gaat hij achter de deur staan. Ze valt Henk recht in de armen en stamelt ‘bekkie, bekkie...’. Vòòr Henk het weet ligt ze op haar knieën aan zijn geslacht te zuigen, voor hij het weet voelt hij ook bij hem van binnen beweging. Droogbek sluit de deur. Zonder haar werk te staken ziet ze de ander vanuit haar ooghoeken, ze verslikt zich, laat dan Henks pik los en zegt dat meer zielen meer vreugd betekent. ‘Geen “zielen” maar “zuilen”, zegt Droogbek, kleedt zich ook uit en gaat naast Henk staan. Het buurmeisje kijkt haar ogen uit. ‘Maar... Ze zijn precies hetzelfde, even groot, even dik, oh... Hoe moet ik dat verarbeiden!’ ‘Zo,’ zegt Droogbek kalm. Hij pakt een stoel en zet die tussen hem en Henk in. Even later ligt het buurmeisje tussen beide badmeesters fanatiek te droogzwemmen. Beneden in de huiskamer wordt het gesprek gestoord door het geschuif van de stoelpoten op het slaapkamerzeil. De buurman is op de koffie gekomen en vraagt waar zijn dochter is.

‘Ik kan er niks aan doen, buurman,’ zegt Henks vader. ‘Ze wilde de jongens even dagzeggen. Ach die kinderen... Je hebt het niet in de hand.’ ‘Je hebt gelijk ook,’ beaamt buurman. ‘Bovendien: vijf jaar verdrukking blijft lang in je lijf zitten. Laat de jongelui maar van de vrijheid genieten. Het kan zo weer voorbij zijn.’ Opnieuw kraken de traptreden, hoe onhoorbaar Pia ook naar boven probeert te sluipen. De deur van Henks slaapkamer kraakt niet, die piept. ‘Kom jij er dan ook maar in,’ zegt Droogbek licht steunend. ‘Het zal allicht acrobatisch worden, maar we zijn ten slotte jong.’ Acrobatisch wordt het. Voor zover omstandigheden en getal dat toelaten is er sprake van een pyramide, er zijn benen, er is een punt, er is een basis. Nelly verricht daarbij kunsten, een trapezewerkster waardig. Los van alles, slechts met de mond hangend aan een van beide zuilen. Daarna wordt het zo gerangschikt dat Pia kruipend op het zeil als een heus dier des velds wordt benaderd door Droogbek, Henks lippen plakken tussen de blanke Victorie van zijn buurmeisje. Om en om gaat het. Laag wordt hoog, hoog wordt laag. Tot opnieuw de deur opengaat. - WORDT VERVOLGD -


38

~ ex oriente lux ~

Laatstepost

Laatstepost

39

~ reportage ~

DES in de KB

Snorkels staat keurig ingeklemd tussen boekensteunen een rijtje boekjes. Met de aflevering van de A6-reeks van De Enschedese School ertussen. ‘Perfect. Ik wist niet dat het ook echt A6 was. Klein, hè?’ Ook Buying begint over de depotverplichting. ‘Ik begrijp het wel dat die hier niet wordt vastgelegd. Maar ik ben wel eens in de vakantie naar de Bibliothèque Nationale in Parijs geweest en dat is wat, hoor. Daar zijn wij kleine jongens bij.’

‘Het is niets maar we zorgen er goed voor’ den haag - Er is maar één plek in Nederland waar het verzameld werk van De Enschedese School kan staan: de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag. Een bezoek aan goed afgeschermde, betonnen ruimtes in de Haagse ondergrond maakt duidelijk dat daar wel werk van De Enschedese School te vinden is, maar geen verzameld werk. ‘Goed dat u er ons attent op maakt. Dat stripverhaal moeten we misschien toch maar bij ZKW onderbrengen.’

Merchandising: Kip & Bill contra Barbie & Ken

De Ké van Kewi’s

vorst heb ik nog iets over landschappen willen maken, maar dat kregen we niet meer door de redactie. Ik werd onophoudelijk met die portretten om de oren geslagen. Ex communicado. Wat ik ook te berde bracht, de reactie van de anderen was altijd hetzelfde. Nee, nee, nee, dat is niets.’

Nog meer merchandising

merkt Wisselink op, ‘een serieus kunstenaar die prachtige dingen maakt. Dat geschenk Een vooroorlogs verlangen met die vijftien dia’s van imaginaire landschappen vind ik nog altijd een prachtig product. Die Zwarte schijf op dat raam is veel minder, maar soit, wij hebben dat oortje van Vincent van Gogh gemaakt. Met Diet-

Wat Wisselink betreft, is Tableaux litéraires het laatste product waaraan de vier leden van De Enschedese School in een stimulerende coöperatie hebben gewerkt. Daarna begonnen de ego’s steeds meer op te spelen in het voormalige pakhuis aan de Kanaalstraat. Het conflict tussen commerciële en niet-commerciële activiteiten begon steeds grotere vormen aan te nemen. Na het tiende nummer van De Enschedese School stapte Oosterhof uit het collectief op en daarna stierf het blad vrij snel een stille dood. Visser legde zich meer en meer op zijn muziekproductie voor Idiot Records toe. En Wisselink ging met Fay Lovsky onder meer radiocommercials maken. ‘Allemaal heel verwerpelijk in de ogen van de overige Enschedese School-leden.’

Onzichtbaar De zwaarste slag die Wisselink in zijn Enschedese School-periode te verwerken heeft gekregen, is de breuk met zijn artistieke compagnon Maas. Na een mislukt op-

Terracotta me, baby!

Zou er een depotverplichting voor uitgeverijen hebben bestaan, dan zou het verzamelde werk van De Enschedese School misschien in de Koninklijke Bibliotheek te vinden zijn geweest.

Wisselink als Sidonia, Lovsky als Wiske en Wisselink weer als Suske in een pilot voor de VPRO

treden in het Hamburgse rockcafé Onkel Peu stapte Maas uit de Kewi’s. ‘Dat was verschrikkelijk,’ vertelt Wisselink. ‘Het was, alsof je door een kanonskogel wordt geraakt. In het begin voel je niets, maar later begint het steeds meer te schrijnen. In 1984 was Terracotta me, baby ook in Duitsland uitgebracht, maar Kees en ik waren niet in staat om een professionele promotieshow op de planken neer te zetten. We kwamen niet verder dan een touwje-plastic-plakband-wasknijper-gedoe. Dat werd in Nederland al vaak niet begrepen, laat staan in Duistland.’ Door de breuk met

Hoes eerste langspeelplaat

Maas was Wisselink zwaar aangeslagen, maar hij is toen niet uit het collectief gestapt: ‘Op een gegeven moment hoorde ik dat Kees met Dietvorst, onder het mom van De Enschedese School, een tentoonstelling in De Gele Rijder in Arnhem had georganiseerd, maar de rest van het collectief wist nergens van. Toen is er weldra een crisisvergadering bijeen geroepen waarbij, behalve de beide tentoonstellingsmakers, Ronald Mulder, Johan Visser, Hans van Woudenberg en ik aanwezig waren. Het slot van het liedje was dat Kees Maas en Jan Dietvorst de rest van De Enschedese School-leden ontsloegen, omdat zij niet goed genoeg waren. De twee overgeblevenen hebben vervolgens nog een aantal - soms best aardige - producten gemaakt, maar de bloeitijd van De Enschedese School blijft voor mij toch de periode waarin een relativerende twist in de producten tot uitdrukking kwam.’ En na een korte stilte gaat Wisselink verder: ‘Ik denk wel eens: misschien had ik uit De Enschedese School moeten stappen, toen Kees en ik uit elkaar waren gegaan. Daarna ben ik alleen maar een grote stoorzender geweest.’

Werk van De Enschedese School is op alle mogelijke manieren verspreid. Vele, zo niet alle, verspreidingskanalen zijn gebruikt. Het kwam via de PTT bij donateurs en abonnees, direct of via het Centraal Boekhuis bij boekhandelaren, direct of via speciale distributeurs bij tijdschriftverkopers, via museumboekwinkels – als die het tenminste wilden hebben – bij museumbezoekers. Geen van de kanalen is lang of bij voortduring gebruikt. Daarvoor was het werk te grillig. Het paste altijd alleen maar even. Twee keer achter elkaar komt er een boek en dan ineens een racewagen. Je kunt jezelf wel een uitgeverij noemen, maar wil je dat ook worden, dan moeten anderen je ook zo willen noemen. Zouden klanten bereid zijn geweest de betekenis van het woord uitgeverij zover

Maar het bestaan van uitgeverij De Enschedese School is niet aan de bibliotheek voorbijgegaan. Enig zoeken in de computer – de liefhebbers van het wereldwijde web kunnen dat zelf doen via http://www.konbib.nl/ – levert negentien titels van en één over De Enschedese School op. De gevonden voorwerpen zitten in wat ‘het depot van Nederlandse publikaties’ heet. Vermeulen: ‘In het depot zitten alle Nederlandse boeken waar de bibliotheek beslag op heeft weten te leggen. Ze staan in de regel op chronologische volgorde maar soms zetten we series als de Bouquetreeks bij elkaar. Als het goed is zitten alle boeken die we van De Enschedese School hebben in het depot. Maar ze gaven sommige heel bijzondere boeken uit. Dergelijke exemplaren nemen we apart en zetten we in wat in de wandelgangen “oude drukken” wordt genoemd maar officieel “bijzondere collecties” heet. In dit geval zitten ze in een afdeling daarvan met de naam ZKW, de Zeldzame en Kostbare Werken 19de en 20ste eeuw. Daar staan veel dingen die niet echt een gewoon boek te noemen zijn.’ Vermeulen gaat voor naar de oude drukken. Zoals het in Den Haag zoeken is om van de autoweg bij één van de grote kantoren aan te komen, zo is het in de Koninklijke Bibliotheek zoeken om van een kantoorkamer in het magazijn te belanden. Het is een weg door grote lichte zalen die eindigt in betonnen gangen met door ijzeren hekwerk afgeschotte ruimtes.

foto: fred dijs

illustratie: bert vanderveen

foto: frans van der heijden

Ondanks de pijn die het afscheid van de Kewi’s heeft opgeleverd, zal Wisselink ook in zijn nieuwe onderkomen in Bussum veel werk van Maas aan de muur hangen. ‘Ik vind hem nog steeds een groot beeldend kunstenaar. Die Gevleugelde verfkwast... geweldig! Jammer dat hij er een beetje mee opgehouden is. Hij ziet het nut er, geloof ik, niet meer van in. Dat herken ik wel. Waarom zou ik, behalve voor mijzelf, überhaupt nog muziek willen maken? Een jaar of vijf geleden heb ik een liedje voor Kinderen voor kinderen geschreven: Onzichtbaar. Dat was het laatste.’ JH

Sporthal

Met de nadruk op ‘misschien’. Vermeulen: ‘Het gaat ons natuurlijk primair om boeken en tijdschriften. Wat we met andere uitgaven van zo’n uitgeverij zouden hebben gedaan, durf ik niet te zeggen.’

Na de smalle en duistere doorgang is er ineens licht en zijn we in wat voor een blibiofiel een paradijs moet zijn, een kleine sporthal gevuld met kasten waarin de mooiste boeken van de afgelopen twee eeuwen staan. Vermeulen leest zachtjes het catalogusnummer hardop en verdwijnt in een gangetje tussen twee kasten. Hij komt te voorschijn met de Stijloefeningen van Queneau die door De Enschedese School zijn uitgegeven. Het is een uitvoering in chique zwart/wit cassette met zilveren, Queneau, en gouden, Stijloefeningen, opdruk. In hetzelfde gangetje maar aan de overkant ligt onder een boek met gedichten van Leo Vroman en kleurige litho’s van Hans Truijen het Kleurloosboek van De Enschedese School. Vermeulen pakt het en legt het naast De schoonheid van de vrouw op een leestafeltje. Daarna verdwijnt hij in een andere gang en komt terug met Villa Naspier.

Na vluchtige lezing worden de boeken weer opgeruimd en gaat Vermeulen voor naar weer een derde gang. Daar staat Tweeëntwintig kleuren. Vermeulen opent het. Blanco vellen gekleurd papier. Geen letter in druk. Even is het stil. Dan zegt Vermeulen: ‘Het is niets maar we zorgen er goed voor.’

Pas dan dringt het goed tot me door. Deze mannen proberen de droom te realiseren van de complete verzameling van alle Nederlandse boeken voor altijd. Diep in hun hart zouden ze best willen dat de koningin zou verordonneren dat alle onderdanen haar van ieder boek dat ze maken een exemplaar moesten geven dat de vorstin in de kelders van haar paleizen voor de eeuwigheid zou bewaren. Zoals Assurbanipal meer dan tweeëneenhalfduizend jaar geleden meer dan twintigduizend kleitabletten van zijn tijd zo goed in zijn bibliotheek in Nineve liet opslaan dat we er nu het Gilgamesjepos nog kunnen lezen. Maar tussen droom en daad staan democratische bezwaren. Een verplichting kan niet opgelegd worden. Voor het bestrijden van de vervelende gevolgen daarvan,

Voor een rondgang door het depot draagt Vermeulen de verantwoordelijkheid over aan Rob Buying, chef magazijnen van de Koninklijke Bibliotheek. Weer wordt er een niet na te vertellen weg afgelegd door deuren, over trappen, door gangen, langs hekken naar een grotere en lichtere sporthal vol oude drukken. Buying: ‘Het depot met Nederlands en Vlaams werk wordt in de originele staat bewaard. In dit depot is inbinden absoluut verboden. We willen dat de mensen over honderd jaar hier kunnen zien wat er honderd jaar geleden foto: fred dijs

De Koninklijke Bibliotheek in Den Haag houdt nauwkeurig in de gaten wat Nederlandse uitgeverijen doen. ‘In veel landen’, vertelt Theo Vermeulen, één van de beheerders van de bijzondere collecties van de KB, ‘bestaat een depotverplichting. Dat wil zeggen dat uitgevers verplicht zijn van ieder boek of tijdschrift dat ze maken een exemplaar af te staan aan de nationale bibliotheek. Maar in Nederland bestaat, zoals dat heet, een vrijwillig depot.’ Voorstellen voor het invoeren van een depotverplichting zijn in Nederland altijd weggestemd uit angst voor de mogelijkheid tot censuur die daarmee geschapen zou kunnen worden. Theo Vermeulen: ‘Zo’n vrijwillig depot maakt ons werk er niet makkelijker op. De grote uitgeverijen, dat is natuurlijk geen probleem. Maar hoe komen wij te weten welke kleine uitgeverij er nou weer in het leven is geroepen? En wat geeft zij uit?’

op te rekken dat er tijdschriften, boeken én beeldende kunst in pasten, dan zouden ze alles van de uitgeverij hebben kunnen en willen hebben. Maar zulke klanten zijn er niet geweest. Er is dus niemand die al het werk van De Enschedese School bezit. Ook de Koninklijke Bibliotheek niet.

A6

Vak A6

in de uitgeverij gebeurde.’ Het zoeken is lastiger dan bij de bijzondere collecties. Hier staan alle boeken. En allemaal door elkaar. Gewoon in volgorde van verschijnen. Dus niet soort bij soort maar een strip naast een proefschrift naast een boek over haken.

niet vanzelf alle boeken, doen de medewerkers van de Koninklijke Bibliotheek hun uiterste best.

‘Deze signaturen, daar snap ik niks van... NZ... 1982... ik heb het idee dat de signatuur niet goed is.’ Maar dan: ‘Ha, daar is het.’ Het Kewi vakantieboek in een tientallen meters lange rij van op het eerste gezicht allemaal Kewi vakantieboeken. Op het tweede gezicht blijken de boeken alleen dezelfde afmetingen te hebben. Ook het vinden van de Stijloefeningen is ingewikkeld. Net als bij de oude drukken blijken ze hier, in het depot, apart te staan in een verloren hoekje. ‘Een afwijkend formaat, hè?’ Tenslotte is het zoeken naar A X-mas carrot. ‘VC 40.000, waar staat VC 40.000?’ Tsja. ‘Het is waarschijnlijk een heel klein boekje, hè?’ A6 ja, dat is klein. ‘Hier moet het tussen staan.’ Omgeven door de serie Dochter van de aarde, de Bouquetreeks en

Op weg naar de uitgang bespreken we De doka van Hercules. De Koninklijke Bibliotheek heeft zowel een exemplaar dat door het Cultureel Jongeren Paspoort is uitgegeven als een exemplaar dat door Espee is gemaakt. Maar de uitgave van het CJP is uniek. Die hele druk is door het toenmalige bestuur van de vereniging onder voorzitterschap van socialist Han Lammers vernietigd. Dat ding moet een fortuin waard zijn. Het gesprek krijgt zo’n opgewonden toon dat de enige mevrouw in de leeshal waar we doorheen lopen, ‘ssjt’ begint te sissen. De heren van de Koninklijke Bibliotheek kijken nog even op hun respectievelijke lijstjes. ‘Hé, dat bijzondere exemplaar van De doka van Hercules staat gewoon in het depot.’ ‘Maar daar is het veel te uniek voor.’ ‘Die strip moeten we misschien toch maar bij ZKW onderbrengen.’ ‘Ssjjjjtttt!!!’

FD


38

~ ex oriente lux ~

Laatstepost

Laatstepost

39

~ reportage ~

DES in de KB

Snorkels staat keurig ingeklemd tussen boekensteunen een rijtje boekjes. Met de aflevering van de A6-reeks van De Enschedese School ertussen. ‘Perfect. Ik wist niet dat het ook echt A6 was. Klein, hè?’ Ook Buying begint over de depotverplichting. ‘Ik begrijp het wel dat die hier niet wordt vastgelegd. Maar ik ben wel eens in de vakantie naar de Bibliothèque Nationale in Parijs geweest en dat is wat, hoor. Daar zijn wij kleine jongens bij.’

‘Het is niets maar we zorgen er goed voor’ den haag - Er is maar één plek in Nederland waar het verzameld werk van De Enschedese School kan staan: de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag. Een bezoek aan goed afgeschermde, betonnen ruimtes in de Haagse ondergrond maakt duidelijk dat daar wel werk van De Enschedese School te vinden is, maar geen verzameld werk. ‘Goed dat u er ons attent op maakt. Dat stripverhaal moeten we misschien toch maar bij ZKW onderbrengen.’

Merchandising: Kip & Bill contra Barbie & Ken

De Ké van Kewi’s

vorst heb ik nog iets over landschappen willen maken, maar dat kregen we niet meer door de redactie. Ik werd onophoudelijk met die portretten om de oren geslagen. Ex communicado. Wat ik ook te berde bracht, de reactie van de anderen was altijd hetzelfde. Nee, nee, nee, dat is niets.’

Nog meer merchandising

merkt Wisselink op, ‘een serieus kunstenaar die prachtige dingen maakt. Dat geschenk Een vooroorlogs verlangen met die vijftien dia’s van imaginaire landschappen vind ik nog altijd een prachtig product. Die Zwarte schijf op dat raam is veel minder, maar soit, wij hebben dat oortje van Vincent van Gogh gemaakt. Met Diet-

Wat Wisselink betreft, is Tableaux litéraires het laatste product waaraan de vier leden van De Enschedese School in een stimulerende coöperatie hebben gewerkt. Daarna begonnen de ego’s steeds meer op te spelen in het voormalige pakhuis aan de Kanaalstraat. Het conflict tussen commerciële en niet-commerciële activiteiten begon steeds grotere vormen aan te nemen. Na het tiende nummer van De Enschedese School stapte Oosterhof uit het collectief op en daarna stierf het blad vrij snel een stille dood. Visser legde zich meer en meer op zijn muziekproductie voor Idiot Records toe. En Wisselink ging met Fay Lovsky onder meer radiocommercials maken. ‘Allemaal heel verwerpelijk in de ogen van de overige Enschedese School-leden.’

Onzichtbaar De zwaarste slag die Wisselink in zijn Enschedese School-periode te verwerken heeft gekregen, is de breuk met zijn artistieke compagnon Maas. Na een mislukt op-

Terracotta me, baby!

Zou er een depotverplichting voor uitgeverijen hebben bestaan, dan zou het verzamelde werk van De Enschedese School misschien in de Koninklijke Bibliotheek te vinden zijn geweest.

Wisselink als Sidonia, Lovsky als Wiske en Wisselink weer als Suske in een pilot voor de VPRO

treden in het Hamburgse rockcafé Onkel Peu stapte Maas uit de Kewi’s. ‘Dat was verschrikkelijk,’ vertelt Wisselink. ‘Het was, alsof je door een kanonskogel wordt geraakt. In het begin voel je niets, maar later begint het steeds meer te schrijnen. In 1984 was Terracotta me, baby ook in Duitsland uitgebracht, maar Kees en ik waren niet in staat om een professionele promotieshow op de planken neer te zetten. We kwamen niet verder dan een touwje-plastic-plakband-wasknijper-gedoe. Dat werd in Nederland al vaak niet begrepen, laat staan in Duistland.’ Door de breuk met

Hoes eerste langspeelplaat

Maas was Wisselink zwaar aangeslagen, maar hij is toen niet uit het collectief gestapt: ‘Op een gegeven moment hoorde ik dat Kees met Dietvorst, onder het mom van De Enschedese School, een tentoonstelling in De Gele Rijder in Arnhem had georganiseerd, maar de rest van het collectief wist nergens van. Toen is er weldra een crisisvergadering bijeen geroepen waarbij, behalve de beide tentoonstellingsmakers, Ronald Mulder, Johan Visser, Hans van Woudenberg en ik aanwezig waren. Het slot van het liedje was dat Kees Maas en Jan Dietvorst de rest van De Enschedese School-leden ontsloegen, omdat zij niet goed genoeg waren. De twee overgeblevenen hebben vervolgens nog een aantal - soms best aardige - producten gemaakt, maar de bloeitijd van De Enschedese School blijft voor mij toch de periode waarin een relativerende twist in de producten tot uitdrukking kwam.’ En na een korte stilte gaat Wisselink verder: ‘Ik denk wel eens: misschien had ik uit De Enschedese School moeten stappen, toen Kees en ik uit elkaar waren gegaan. Daarna ben ik alleen maar een grote stoorzender geweest.’

Werk van De Enschedese School is op alle mogelijke manieren verspreid. Vele, zo niet alle, verspreidingskanalen zijn gebruikt. Het kwam via de PTT bij donateurs en abonnees, direct of via het Centraal Boekhuis bij boekhandelaren, direct of via speciale distributeurs bij tijdschriftverkopers, via museumboekwinkels – als die het tenminste wilden hebben – bij museumbezoekers. Geen van de kanalen is lang of bij voortduring gebruikt. Daarvoor was het werk te grillig. Het paste altijd alleen maar even. Twee keer achter elkaar komt er een boek en dan ineens een racewagen. Je kunt jezelf wel een uitgeverij noemen, maar wil je dat ook worden, dan moeten anderen je ook zo willen noemen. Zouden klanten bereid zijn geweest de betekenis van het woord uitgeverij zover

Maar het bestaan van uitgeverij De Enschedese School is niet aan de bibliotheek voorbijgegaan. Enig zoeken in de computer – de liefhebbers van het wereldwijde web kunnen dat zelf doen via http://www.konbib.nl/ – levert negentien titels van en één over De Enschedese School op. De gevonden voorwerpen zitten in wat ‘het depot van Nederlandse publikaties’ heet. Vermeulen: ‘In het depot zitten alle Nederlandse boeken waar de bibliotheek beslag op heeft weten te leggen. Ze staan in de regel op chronologische volgorde maar soms zetten we series als de Bouquetreeks bij elkaar. Als het goed is zitten alle boeken die we van De Enschedese School hebben in het depot. Maar ze gaven sommige heel bijzondere boeken uit. Dergelijke exemplaren nemen we apart en zetten we in wat in de wandelgangen “oude drukken” wordt genoemd maar officieel “bijzondere collecties” heet. In dit geval zitten ze in een afdeling daarvan met de naam ZKW, de Zeldzame en Kostbare Werken 19de en 20ste eeuw. Daar staan veel dingen die niet echt een gewoon boek te noemen zijn.’ Vermeulen gaat voor naar de oude drukken. Zoals het in Den Haag zoeken is om van de autoweg bij één van de grote kantoren aan te komen, zo is het in de Koninklijke Bibliotheek zoeken om van een kantoorkamer in het magazijn te belanden. Het is een weg door grote lichte zalen die eindigt in betonnen gangen met door ijzeren hekwerk afgeschotte ruimtes.

foto: fred dijs

illustratie: bert vanderveen

foto: frans van der heijden

Ondanks de pijn die het afscheid van de Kewi’s heeft opgeleverd, zal Wisselink ook in zijn nieuwe onderkomen in Bussum veel werk van Maas aan de muur hangen. ‘Ik vind hem nog steeds een groot beeldend kunstenaar. Die Gevleugelde verfkwast... geweldig! Jammer dat hij er een beetje mee opgehouden is. Hij ziet het nut er, geloof ik, niet meer van in. Dat herken ik wel. Waarom zou ik, behalve voor mijzelf, überhaupt nog muziek willen maken? Een jaar of vijf geleden heb ik een liedje voor Kinderen voor kinderen geschreven: Onzichtbaar. Dat was het laatste.’ JH

Sporthal

Met de nadruk op ‘misschien’. Vermeulen: ‘Het gaat ons natuurlijk primair om boeken en tijdschriften. Wat we met andere uitgaven van zo’n uitgeverij zouden hebben gedaan, durf ik niet te zeggen.’

Na de smalle en duistere doorgang is er ineens licht en zijn we in wat voor een blibiofiel een paradijs moet zijn, een kleine sporthal gevuld met kasten waarin de mooiste boeken van de afgelopen twee eeuwen staan. Vermeulen leest zachtjes het catalogusnummer hardop en verdwijnt in een gangetje tussen twee kasten. Hij komt te voorschijn met de Stijloefeningen van Queneau die door De Enschedese School zijn uitgegeven. Het is een uitvoering in chique zwart/wit cassette met zilveren, Queneau, en gouden, Stijloefeningen, opdruk. In hetzelfde gangetje maar aan de overkant ligt onder een boek met gedichten van Leo Vroman en kleurige litho’s van Hans Truijen het Kleurloosboek van De Enschedese School. Vermeulen pakt het en legt het naast De schoonheid van de vrouw op een leestafeltje. Daarna verdwijnt hij in een andere gang en komt terug met Villa Naspier.

Na vluchtige lezing worden de boeken weer opgeruimd en gaat Vermeulen voor naar weer een derde gang. Daar staat Tweeëntwintig kleuren. Vermeulen opent het. Blanco vellen gekleurd papier. Geen letter in druk. Even is het stil. Dan zegt Vermeulen: ‘Het is niets maar we zorgen er goed voor.’

Pas dan dringt het goed tot me door. Deze mannen proberen de droom te realiseren van de complete verzameling van alle Nederlandse boeken voor altijd. Diep in hun hart zouden ze best willen dat de koningin zou verordonneren dat alle onderdanen haar van ieder boek dat ze maken een exemplaar moesten geven dat de vorstin in de kelders van haar paleizen voor de eeuwigheid zou bewaren. Zoals Assurbanipal meer dan tweeëneenhalfduizend jaar geleden meer dan twintigduizend kleitabletten van zijn tijd zo goed in zijn bibliotheek in Nineve liet opslaan dat we er nu het Gilgamesjepos nog kunnen lezen. Maar tussen droom en daad staan democratische bezwaren. Een verplichting kan niet opgelegd worden. Voor het bestrijden van de vervelende gevolgen daarvan,

Voor een rondgang door het depot draagt Vermeulen de verantwoordelijkheid over aan Rob Buying, chef magazijnen van de Koninklijke Bibliotheek. Weer wordt er een niet na te vertellen weg afgelegd door deuren, over trappen, door gangen, langs hekken naar een grotere en lichtere sporthal vol oude drukken. Buying: ‘Het depot met Nederlands en Vlaams werk wordt in de originele staat bewaard. In dit depot is inbinden absoluut verboden. We willen dat de mensen over honderd jaar hier kunnen zien wat er honderd jaar geleden foto: fred dijs

De Koninklijke Bibliotheek in Den Haag houdt nauwkeurig in de gaten wat Nederlandse uitgeverijen doen. ‘In veel landen’, vertelt Theo Vermeulen, één van de beheerders van de bijzondere collecties van de KB, ‘bestaat een depotverplichting. Dat wil zeggen dat uitgevers verplicht zijn van ieder boek of tijdschrift dat ze maken een exemplaar af te staan aan de nationale bibliotheek. Maar in Nederland bestaat, zoals dat heet, een vrijwillig depot.’ Voorstellen voor het invoeren van een depotverplichting zijn in Nederland altijd weggestemd uit angst voor de mogelijkheid tot censuur die daarmee geschapen zou kunnen worden. Theo Vermeulen: ‘Zo’n vrijwillig depot maakt ons werk er niet makkelijker op. De grote uitgeverijen, dat is natuurlijk geen probleem. Maar hoe komen wij te weten welke kleine uitgeverij er nou weer in het leven is geroepen? En wat geeft zij uit?’

op te rekken dat er tijdschriften, boeken én beeldende kunst in pasten, dan zouden ze alles van de uitgeverij hebben kunnen en willen hebben. Maar zulke klanten zijn er niet geweest. Er is dus niemand die al het werk van De Enschedese School bezit. Ook de Koninklijke Bibliotheek niet.

A6

Vak A6

in de uitgeverij gebeurde.’ Het zoeken is lastiger dan bij de bijzondere collecties. Hier staan alle boeken. En allemaal door elkaar. Gewoon in volgorde van verschijnen. Dus niet soort bij soort maar een strip naast een proefschrift naast een boek over haken.

niet vanzelf alle boeken, doen de medewerkers van de Koninklijke Bibliotheek hun uiterste best.

‘Deze signaturen, daar snap ik niks van... NZ... 1982... ik heb het idee dat de signatuur niet goed is.’ Maar dan: ‘Ha, daar is het.’ Het Kewi vakantieboek in een tientallen meters lange rij van op het eerste gezicht allemaal Kewi vakantieboeken. Op het tweede gezicht blijken de boeken alleen dezelfde afmetingen te hebben. Ook het vinden van de Stijloefeningen is ingewikkeld. Net als bij de oude drukken blijken ze hier, in het depot, apart te staan in een verloren hoekje. ‘Een afwijkend formaat, hè?’ Tenslotte is het zoeken naar A X-mas carrot. ‘VC 40.000, waar staat VC 40.000?’ Tsja. ‘Het is waarschijnlijk een heel klein boekje, hè?’ A6 ja, dat is klein. ‘Hier moet het tussen staan.’ Omgeven door de serie Dochter van de aarde, de Bouquetreeks en

Op weg naar de uitgang bespreken we De doka van Hercules. De Koninklijke Bibliotheek heeft zowel een exemplaar dat door het Cultureel Jongeren Paspoort is uitgegeven als een exemplaar dat door Espee is gemaakt. Maar de uitgave van het CJP is uniek. Die hele druk is door het toenmalige bestuur van de vereniging onder voorzitterschap van socialist Han Lammers vernietigd. Dat ding moet een fortuin waard zijn. Het gesprek krijgt zo’n opgewonden toon dat de enige mevrouw in de leeshal waar we doorheen lopen, ‘ssjt’ begint te sissen. De heren van de Koninklijke Bibliotheek kijken nog even op hun respectievelijke lijstjes. ‘Hé, dat bijzondere exemplaar van De doka van Hercules staat gewoon in het depot.’ ‘Maar daar is het veel te uniek voor.’ ‘Die strip moeten we misschien toch maar bij ZKW onderbrengen.’ ‘Ssjjjjtttt!!!’

FD


Laatstepost

41

~ ex oriente lux ~

Wat kan een tekst zeggen voor hij wordt gelezen ?

Ingezonden mededeling

M A D U C R U M

MPANY

L

OPLOSSINGEN VOOR SERIEUZE MARKETINGPROBLEMEN

U

THE GAME C

D

U

FD

L

Zoals ik zei, een werkstuk spreekt voor zich.

R

dertig. Tien haalden de eindstreep niet, twintig bleven er over. Dat was genoeg, zeker toen, hoewel ik het nu anders zou doen. Toen het werkstuk klaar was, zei Frans Oosterhof dat hij er graag een uitgave van De Enschedese School van wilde maken. Dat vond ik fantastisch. Want bij De Enschedese School gebeurde iets wat ik op mijn academie niet vond. Een drukker die ik kende, wilde de oefeningen wel drukken voor een heel zacht prijsje. De uitgave was ‘een schok der herkenning’ in typografisch Nederland. Hoewel we een lange traditie in de typografie hebben, was er nog maar zelden zulk expliciet werk gemaakt. Nee, ik ben niet bij De Enschedese School blijven hangen, zelfs niet als abonnee. Ik haakte af bij de oliebollen. Al eerder vond ik dat ze wel erg leunden op dingen die geweest waren. Ze reageerden op dingen van buiten door die te vergrappen. Uiteindelijk heb ik mijn abonnement opgezegd. Maar daardoor heb ik wel de racewagen en het zwaard gemist. Goeie dingen. Jammer. Maar goed, om terug te komen op de Stijloefeningen, het werkstuk maakte duidelijk wat ik zocht en eigenlijk ben ik tot op de dag van vandaag daar verder mee gegaan. Vijftien jaar ben ik nu bezig en de eerste jaren riepen mensen vaak: ‘Wat ben je toch veelbelovend!’ Ze kenden mijn werk niet. Ik heb bijvoorbeeld tien jaar na Queneau een ander boekje gemaakt, aaa ooH é. Ik noem het zelf een typografisch verslag van een applaus. Van één woord heb ik met typografie een verhaal gemaakt. Dat is dus het omgekeerde van wat ik met Queneau had gedaan. In drie maanden hard werken heb ik driehonderd bladzijden geproduceerd. Vijftig daarvan staan er in het boekje. Ook dat werkstuk werd gewaardeerd. Alleen, het blijft wonderlijk hoe zelden je de gelegenheid krijgt je verworvenheden uitbundig in te zetten. Een vriend van me klaagde eens dat hij een popconcert moest bespreken dat hij vreselijk slecht vond. ‘Wat moet ik er in zevenhonderdvijftig woorden over schrijven?’ Ik heb hem aangeraden de drie kolommen met de grote letters KUT te vullen. Maar dat kon natuurlijk niet. Dus krijg je weer zo’n grijze brei over niets. Aanhalingstekens openen, aanhalingstekens sluiten. Vliegenpoepjes zijn dat, die aanhalingstekens.

E

Boven: twee pagina’s uit Exercises de Style. Links: nieuw eigen werk.

ging dat het mogelijk moest zijn om door vormgeving al iets zichtbaar te maken op het moment dat voorafgaat aan het feitelijk lezen van een tekst. Waar ik dat vandaan heb, weet ik niet, maar eigenlijk ben ik daar nog steeds mee bezig. Toen ontstond het verlangen om eenzelfde tekst - ik dacht aan dialogen omdat je dan het interview, de theevisite, de ondervraging, kortom allerlei variaties hebt - op steeds verschillende manieren te typograferen. Ik vroeg een auteur die te schrijven, maar toen puntje bij paaltje kwam wilde hij niet. Op een avond zat ik in een restaurant met vrienden te eten en vertelde ze wat ik nou eigenlijk wilde. Ik kon het moeilijk onder woorden brengen, maar daar inhet schemerige donker sprak het niet ongemakkelijk. ‘Ik wil één verhaal en ik wil de inhoud door typografie zichtbaar maken. Maar ik weet absoluut niet waar ik zo’n verhaal zoeken moet.’ Toen ik uitgesproken was, tikte een meneer van twee tafeltjes verderop mij op de schouder. Hij had het gesprek afgeluisterd en wees mij op de Stijloefeningen van Queneau. Hij had gelijk. Het was beter dan wat ik zocht. Eén verhaal op 99 verschillende manieren verteld. Het jaar voor mijn eindexamen ging ik er al mee aan de slag. De docent aan wie ik vroeg het te mogen doen, zag er geen brood in en gaf me geen toestemming om zijn opdracht te negeren. Maar voor het eindexamen mocht ik zelf uitmaken wat ik deed. Ik nam als uitgangspunt dat ik geen komma, maar dan ook geen komma aan de oorspronkelijke tekst van Rudy Kousbroeks vertaling zou veranderen. En ik zou de essentie van iedere oefening, de verschillen in stijl, leesbaar maken in de typografie. Frans Oosterhof begon zo ongeveer in het laatste jaar dat ik op de academie zat les te geven op de Rietveld. Voor begrippen waar ik wel een notie van had maar die ik niet onder woorden kon brengen, wist hij namen. Dus onmiddellijk na de tweede of derde les wist ik dat hij de man was waar ik bovenop moest gaan zitten. Frans was erg enthousiast, zowel over de Stijloefeningen als over mijn plannen ermee. Ik nam niet alle oefeningen van Queneau, omdat ze niet allemaal verschillende verborgen structuren hebben. Ik koos dertig oefeningen in de hoop - maar dat is niet helemaal gelukt - dat ik daarmee op het grofste niveau alle verschillende structuren van Queneau’s oefeningen te pakken had. Ik maakte een blad per week en produceerde er uiteindelijk

P

Ik zat op de avondopleiding van de Rietveld academie en was gefascineerd door typografie. Uit hoofde daarvan interviewde ik acteurs. De belangrijkste was wel Henk van Ulsen. Ik vertelde hem dat hij volgens mij net als ik tekst vorm gaf en dat ik graag daarover met hem van gedachten wilde wisselen. Wanneer las je een stilte in? Wanneer ga je schreeuwen? Waar leg je een klemtoon? Daar is een korte

vriendschap uit voortgekomen. In die tijd ben ik naar een voorstelling van hem geweest in een schuur ergens in Zaandijk. Een vestzaktheater waar het geplande decor niet in paste en tot een bak werd teruggebracht. Een stuk voor één acteur. Omdat de zaal was uitverkocht, zat ik achter een pilaar en zag Van Ulsen niet. Ik hoorde alleen zijn stem. Juist daardoor kon ik in mijn hoofd zijn gesproken tekst synchroon typograferen. Zo ontdekte ik wat over grote letters, kleine letters, witregels en het hele circus van het vormgeven van tekst. Ik kwam tot de overtui-

SPEELSE

Een werkstuk spreekt voor zichzelf, de ‘Stijloefeningen’ ook. Wel kan ik iets vertellen over hoe het ontstond.

W.G. Plein 280 1054 SE Amsterdam telefoon: 020 - 60 70 187 telefax: 020 - 68 51 501 e-mail: gamecomp@euronet.nl

Melle Hammer over exercises de style


Laatstepost

41

~ ex oriente lux ~

Wat kan een tekst zeggen voor hij wordt gelezen ?

Ingezonden mededeling

M A D U C R U M

MPANY

L

OPLOSSINGEN VOOR SERIEUZE MARKETINGPROBLEMEN

U

THE GAME C

D

U

FD

L

Zoals ik zei, een werkstuk spreekt voor zich.

R

dertig. Tien haalden de eindstreep niet, twintig bleven er over. Dat was genoeg, zeker toen, hoewel ik het nu anders zou doen. Toen het werkstuk klaar was, zei Frans Oosterhof dat hij er graag een uitgave van De Enschedese School van wilde maken. Dat vond ik fantastisch. Want bij De Enschedese School gebeurde iets wat ik op mijn academie niet vond. Een drukker die ik kende, wilde de oefeningen wel drukken voor een heel zacht prijsje. De uitgave was ‘een schok der herkenning’ in typografisch Nederland. Hoewel we een lange traditie in de typografie hebben, was er nog maar zelden zulk expliciet werk gemaakt. Nee, ik ben niet bij De Enschedese School blijven hangen, zelfs niet als abonnee. Ik haakte af bij de oliebollen. Al eerder vond ik dat ze wel erg leunden op dingen die geweest waren. Ze reageerden op dingen van buiten door die te vergrappen. Uiteindelijk heb ik mijn abonnement opgezegd. Maar daardoor heb ik wel de racewagen en het zwaard gemist. Goeie dingen. Jammer. Maar goed, om terug te komen op de Stijloefeningen, het werkstuk maakte duidelijk wat ik zocht en eigenlijk ben ik tot op de dag van vandaag daar verder mee gegaan. Vijftien jaar ben ik nu bezig en de eerste jaren riepen mensen vaak: ‘Wat ben je toch veelbelovend!’ Ze kenden mijn werk niet. Ik heb bijvoorbeeld tien jaar na Queneau een ander boekje gemaakt, aaa ooH é. Ik noem het zelf een typografisch verslag van een applaus. Van één woord heb ik met typografie een verhaal gemaakt. Dat is dus het omgekeerde van wat ik met Queneau had gedaan. In drie maanden hard werken heb ik driehonderd bladzijden geproduceerd. Vijftig daarvan staan er in het boekje. Ook dat werkstuk werd gewaardeerd. Alleen, het blijft wonderlijk hoe zelden je de gelegenheid krijgt je verworvenheden uitbundig in te zetten. Een vriend van me klaagde eens dat hij een popconcert moest bespreken dat hij vreselijk slecht vond. ‘Wat moet ik er in zevenhonderdvijftig woorden over schrijven?’ Ik heb hem aangeraden de drie kolommen met de grote letters KUT te vullen. Maar dat kon natuurlijk niet. Dus krijg je weer zo’n grijze brei over niets. Aanhalingstekens openen, aanhalingstekens sluiten. Vliegenpoepjes zijn dat, die aanhalingstekens.

E

Boven: twee pagina’s uit Exercises de Style. Links: nieuw eigen werk.

ging dat het mogelijk moest zijn om door vormgeving al iets zichtbaar te maken op het moment dat voorafgaat aan het feitelijk lezen van een tekst. Waar ik dat vandaan heb, weet ik niet, maar eigenlijk ben ik daar nog steeds mee bezig. Toen ontstond het verlangen om eenzelfde tekst - ik dacht aan dialogen omdat je dan het interview, de theevisite, de ondervraging, kortom allerlei variaties hebt - op steeds verschillende manieren te typograferen. Ik vroeg een auteur die te schrijven, maar toen puntje bij paaltje kwam wilde hij niet. Op een avond zat ik in een restaurant met vrienden te eten en vertelde ze wat ik nou eigenlijk wilde. Ik kon het moeilijk onder woorden brengen, maar daar inhet schemerige donker sprak het niet ongemakkelijk. ‘Ik wil één verhaal en ik wil de inhoud door typografie zichtbaar maken. Maar ik weet absoluut niet waar ik zo’n verhaal zoeken moet.’ Toen ik uitgesproken was, tikte een meneer van twee tafeltjes verderop mij op de schouder. Hij had het gesprek afgeluisterd en wees mij op de Stijloefeningen van Queneau. Hij had gelijk. Het was beter dan wat ik zocht. Eén verhaal op 99 verschillende manieren verteld. Het jaar voor mijn eindexamen ging ik er al mee aan de slag. De docent aan wie ik vroeg het te mogen doen, zag er geen brood in en gaf me geen toestemming om zijn opdracht te negeren. Maar voor het eindexamen mocht ik zelf uitmaken wat ik deed. Ik nam als uitgangspunt dat ik geen komma, maar dan ook geen komma aan de oorspronkelijke tekst van Rudy Kousbroeks vertaling zou veranderen. En ik zou de essentie van iedere oefening, de verschillen in stijl, leesbaar maken in de typografie. Frans Oosterhof begon zo ongeveer in het laatste jaar dat ik op de academie zat les te geven op de Rietveld. Voor begrippen waar ik wel een notie van had maar die ik niet onder woorden kon brengen, wist hij namen. Dus onmiddellijk na de tweede of derde les wist ik dat hij de man was waar ik bovenop moest gaan zitten. Frans was erg enthousiast, zowel over de Stijloefeningen als over mijn plannen ermee. Ik nam niet alle oefeningen van Queneau, omdat ze niet allemaal verschillende verborgen structuren hebben. Ik koos dertig oefeningen in de hoop - maar dat is niet helemaal gelukt - dat ik daarmee op het grofste niveau alle verschillende structuren van Queneau’s oefeningen te pakken had. Ik maakte een blad per week en produceerde er uiteindelijk

P

Ik zat op de avondopleiding van de Rietveld academie en was gefascineerd door typografie. Uit hoofde daarvan interviewde ik acteurs. De belangrijkste was wel Henk van Ulsen. Ik vertelde hem dat hij volgens mij net als ik tekst vorm gaf en dat ik graag daarover met hem van gedachten wilde wisselen. Wanneer las je een stilte in? Wanneer ga je schreeuwen? Waar leg je een klemtoon? Daar is een korte

vriendschap uit voortgekomen. In die tijd ben ik naar een voorstelling van hem geweest in een schuur ergens in Zaandijk. Een vestzaktheater waar het geplande decor niet in paste en tot een bak werd teruggebracht. Een stuk voor één acteur. Omdat de zaal was uitverkocht, zat ik achter een pilaar en zag Van Ulsen niet. Ik hoorde alleen zijn stem. Juist daardoor kon ik in mijn hoofd zijn gesproken tekst synchroon typograferen. Zo ontdekte ik wat over grote letters, kleine letters, witregels en het hele circus van het vormgeven van tekst. Ik kwam tot de overtui-

SPEELSE

Een werkstuk spreekt voor zichzelf, de ‘Stijloefeningen’ ook. Wel kan ik iets vertellen over hoe het ontstond.

W.G. Plein 280 1054 SE Amsterdam telefoon: 020 - 60 70 187 telefax: 020 - 68 51 501 e-mail: gamecomp@euronet.nl

Melle Hammer over exercises de style


42

Laatstepost

~ geestelijk leven ~

Simon Fritz Simon Fritz (1951) schreef de flapteksten bij de Kewiproducten. Hij had Duitse wortels en dat was aan stijl en inhoud van zijn teksten te merken. Ze waren geleerd en grondig. Wie kwaad wil, zou Schopenhauers ‘Over schrijven en stijl’ aan kunnen halen: ‘De ware volksaard van de Duitsers is zwaarwichtigheid: dat is te merken aan hun manier van lopen, hun doen en laten, hun spreken, hun vertellen, hun begrip en hun manier van denken, maar vooral aan hun stijl van schrijven, aan hun voorliefde voor zwaarwichtige, ingewikkelde volzinnen, waarbij het geheugen vijf minuten lang alleen een opgegeven lesje van buiten leert, tot eindelijk aan het slot van de zin het verstand aan de beurt komt en de raadsels worden opgelost.’ Even afgezien van het feit dat Schopenhauer hier zelf een nogal ‘zwaarwichtige, ingewikkelde volzin’ heeft geproduceerd, hij verwoordt er wel de gevoelens van de Kewi’s mee. Indertijd werden de teksten van Simon Fritz dan ook door hen gered: leesbaar en lezenswaard gemaakt.

De omgang met de gebanaliseerde Kunst Heeft het leven zin? Door dr. Simon Fritz Het heeft er lange tijd naar uitgezien dat de blijvende betekenis van De Enschedese School bestond uit een klimmende reeks van bevrijding van oude vormen en verlichting door nieuwe gedachten. Verlost van de kluisters van een duister AKI-verleden, kon de nieuwe kunstenaar in alle redelijkheid en zelfvertrouwen naar voren treden. Er waren er toentertijd slechts enkelen die doorzagen dat onder de oppervlakte van de revolutie een nieuwe stijlvorm, een nieuwe dwingende gedachte schuilging. De DES-kunstenaars bleven zoeken achter de werkelijkheid. Terwijl de wetenschap voortbouwde aan het verlichtingsproject zochten zij een weg vooruit in oude ambachten, verre stijlvormen en vreemde gebruiken. Het kost weinig moeite over Dickens ridiculiserende boekjes te maken.

Na het uiteenvallen van de Kewi’s is nooit meer wat van Simon Fritz vernomen. Maar tot onze verbazing ontvingen wij kort geleden uit Wenen een tekst van zijn hand. Op de begeleidende ansichtkaart schreef hij: ‘Hierbij mijn Wiener Grüße, die ik wegens de verwijzingen naar dr. Sigmund Freud, prof.dr. Ludwig Boltzman, en de broers Paul en Ludwig Wittgenstein woordspelenderwijs ook Tableaux philosophiques had kunnen noemen als het werk van De Enschedese School hier zo bekend zou zijn geweest als in de Capital of Inspiration. Hoe gaat het jullie? Ik heb mijn Abitur gemacht! Uit de vakliteratuur is mij gebleken dat De Enschedese School zal exposeren in het Stedelijk Museum. Recht hartelijk gefeliciteerd! Ik ben zo vrij jullie hierbij attent te maken op een hoofdstuk uit mijn Dissertation. Het is geheel volgens de nieuwste kunsthistorische inzichten, ook wel postmodernisme genoemd, geschreven. Omdat die merkwaardig dicht bij jullie inzichten van toen liggen, is het misschien een welkome bijdrage voor de tentoonstellingscatalogus.’ Willem Wisselink, helft van de Kewi’s, reageerde verbaasd op dit levensteken van Simon Fritz. ‘Ach, leeft hij nog? In Wenen? Wat goed dat hij die stad met de meeste zelfmoorden in de wereld heeft overleefd! Ja, stuur me dat hoofdstuk maar, dan zal ik er even naar kijken.’ Twee dagen later is zijn reactie vernietigend. ‘Onbegrijpelijke wartaal. Doodzonde dat die man zo het spoor bijster is geraakt na onze samenwerking. Zijn claim dat het met de werkwijze van De Enschedese School te maken heeft, is uit de lucht gegrepen. Wij communiceerden. Hij maakt iedere communicatie onmogelijk.’ Niettemin gunnen we de lezer graag een kijkje in het huidige denken van Herr Doktor Simon Fritz. (red.)

Maar in alle culturen en tijden zoeken de kunstenaars troost en mededogen. Hun streven is daartoe echter niet beperkt, het gaat ook om de omgang met De Kunst dat ze overkomt. In de ambachtelijke, stijlvaste kunst zijn gebrek aan vakmanschap en een gebrekkige voorstelling de bron van alle ellende. Vakmanschap is de eerste afgunst van waaruit alle Kunst is voortgekomen. Van oudsher werden de kwellingen van een gebrekkige voorstelling met afschrikwekkende bewoordingen en angstaanjagende banvloeken gepareerd. Gebrek aan stijl en techniek vormen een continue bedreiging voor De Kunstenaar: De Kunstenaar kan door het kwaad worden gegrepen en meegesleurd in de diepe put waar hij voorgoed voor zijn zonden moet boeten. In de hoofdsteden van de westerse landen gaan jaarlijks duizenden mensen naar de musea voor Moderne Kunst, symbool voor het vagevuur tussen traditie en vernieuwing. Gedurende drie uur kruipt en loopt men er begriploos rond. Er wordt een eindeloze reeks bezweringen opgezegd en enkele dagen lang lijkt men zeer aangedaan door de verwerving van een nieuw inzicht. De Nederlandse Kunstliefhebbers - ik kan daar nog over

meepraten - hebben hun eigen pelgrimages naar de vernieuwing gekend: in de zee van hun eigen ziel, op het barre eiland van hun waarheidsliefde dompelden ze zich vijfentwintig jaar geleden en masse in de herkenbare, maar verwrongen wereld van Salvador Dali. Veel effectiever dan in de musea voor Moderne Kunst in de hoofdsteden, waar de tomeloze vernieuwing respectabiliteit verwierf, werden de vernieuwende DES-kunstenaars in hun werkplaatsen door een niets ontziend Uber-ich, door een Inquisitie van binnenuit geterroriseerd. De DES-kunstenaars moesten hun ziel verkopen voor hun zaligheid. Het collectief was een centrale plaats: een wisselkantoor waar tegen inlevering van het individuele kunstenaarschap persoonlijke bekwaamheden werden ingezet voor een kaartje in de hemel van de vernieuwing. Het constante verwijt van gebrek aan stijl en voorstelling overschaduwde het leven van velen onder hen. Dat de angst voor een gebrekkige voorstelling de DES-kunstenaar tegenwoordig niet langer als het zwaard van Damocles boven het hoofd hangt, is een bevrijding van formaat. Bij dit alles moeten we ons echter goed bewust blijven dat van persoonlijke prestaties nauwelijks sprake kan zijn. De afschaffing van een gebrekkige voorstelling is het resultaat van een geleidelijk cultuurproces dat ons allen overvalt, ook al menen we dat we het zelf bedacht hebben. In de publieke opinie van vandaag zijn het gebrek aan vakmanschap en een gebrekkige voorstelling alleen nog interessante onderwer-

pen in huis-aan-huis-bladen, op tentoonstellingen van zondagsschilders en in poliklinische creatieve therapie. Een weldenkend DES-kunstenaar trapt er niet meer in. Een gebrekkige voorstelling bestaat niet en wie er over begint wordt verwezen naar de donkere Middeleeuwen.

Neen, niet dit De mediëvist Johan Huizinga heeft er echter op gewezen ‘dat de bewustheid van een esthetisch genieten zich pas laat heeft ontwikkeld’. ‘De vijftiende-eeuwer’, zo zegt hij, ‘staan voor zijn kunstbewondering nog maar de termen ten dienste, die wij verwachten van de verbaasde burgerman.’ Ook toen was het niet zo dat ‘de geesten, ten dode vermoeid van allegorie en flamboyantisme, plotseling moeten hebben begrepen: neen, niet dit, maar dat!’ Het zal dus nog lange tijd duren voor er een nageslacht is dat deze nog lang niet te verklaren aanslagen op de DES-kunstenaar als kinderachtig zal typeren. ‘Door de afgunst is de dood in de wereld gekomen,’ zo luidt een oude bijbelse wijsheid. Dat verandert niet als we de noodzaak van vakmanschap de dood verklaren. Van de noodzaak van vakmanschap verlost te zijn is een ware bevrijding. Maar zoals na elke bevrijding volgt al snel de ontnuchtering: elke tiran schept ook duidelijkheid. Het gebrek aan vakmanschap en persoonlijke stijl waren niet alleen een constante bedreiging voor iedere DES-kunstenaar persoonlijk, maar ze gaven bovenal De Kunst een plaats. De vraag is dan ook hoe wij, moderne kunstenaars, zonder de hulp van het gebrek aan vakmanschap, omgaan met De Kunst. Om Han Fortmann te parafraseren: ‘Het is goed in het gebrek aan vakmanschap te geloven, maar wij weten niet recht meer waar dat te plaatsen.’ De doorsnee DES-kunstenaar is opgelucht omdat hij of zij zich niet langer persoonlijk bedreigd

Laatstepost voelt, maar de ontgoocheling ligt om de hoek omdat De Kunst geen plaats meer heeft. Bij Malevich nog wel. Een gebrekkige voorstelling van Malevich is voor alles een monumentalisering van De Kunst: het gebrek aan vakmanschap, dat in het centrum van een gebrekkige voorstelling zit, heeft de omvang van het Empire State Building. Een gebrekkige voorstelling als encyclopedie van wat niet deugt. In alle soorten en maten worden de tekortkomingen van De Kunstenaar aan de kaak gesteld. Ze staan uitgestald in de prijzenkast van De Kunst. De boodschap is: eens komt de dag waarop wordt afgerekend, waarop de bokken en de schapen gescheiden worden. Het mag lang duren, maar eerlijkheid duurt het langst. Met de bevrijding van de angst is deze dubbele functie van een gebrekkige voorstelling verloren: de ultieme Kunst wordt niet meer aan de kaak gesteld en wordt niet meer vergolden. Daar hebben we niet aan gedacht. En daar staan we dan, niet langer bang in het donker, maar misschien meer dan ooit bevreesd om al wat het daglicht niet verdragen kan? De Kunst staat in onze cultuur niet langer op de console die Malevich ervoor reserveerde. Zij heeft haar perspectief op de eeuwigheid verloren. Het is gebanaliseerd tot wat kunstig, al te kunstig en verheven is. Wie eronder lijdt, kan er zich niet op laten voorstaan. Want wat doen DES-kunstenaars tegenwoordig, als ze om onbegrijpelijke en ongewroken redenen bij de Verheven Kunst worden ingelijfd? Welke mogelijkheden zijn hen gebleven en wat zijn de beperkingen? De eerste mogelijkheid, gegeven de onttovering van De Kunst, is die van de postmoderniteit. Het voormalige vertrouwen in de kunst wordt dan geheel in de kunstenaar en de samenleving gelegd. We moeten proberen het formele systeem te deconstrueren. Elke kunstpaus is tot dit vertoog veroordeeld. De DES-kunstenaars in de straat eisen de volmaaktheid van het systeem of stapelen vurige kolen op het hoofd van wie verantwoordelijk wordt gehouden voor de onvermijdelijke onvolmaaktheid ervan. De DES-kunstenaars zoe-

ken schuldigen onder elkaar. Niet in onaantastbare vaklui zoals eens de ambachtelijke, stijlvaste kunst, maar bij hun collega’s. Daarmee creëert de postmoderniteit tenslotte haar eigen zwarte dwingende gedachte, haar eigen heksenjacht. Wat in eerste aanleg zo rationeel en vanzelfsprekend lijkt, blijkt bij nadere beschouwing niet zelden uit te lopen op massale hysterie. Uit de kunstbeschouwing is te destilleren dat DES-kunstenaars bij ongeluk bij voorkeur naar de ander wijzen: De Kunst wordt geëxternaliseerd. Succes daarentegen, zo blijkt uit talloze beschouwingen, herleiden ze bij voorkeur tot zichzelf. Het verhoogt hun gevoel van zelfrespect en draagt bij tot zinvolle kunst. Deze gedachte staat centraal in de filosofie van de kunstenaar als ondernemer. Deze indrukwekkende hedendaagse poging een gebrekkige voorstellingsvorm opnieuw uit te vinden, biedt een alternatieve manier om De Kunst zin te geven. Het is een blije stijlvorm volgens welke de kunstenaar alleen goed is en waar hij nog beter van wordt. De heilzaamheid van gedeelde illusies is uittentreuren aangetoond: het leven is een vroom bedrog. Wie daar niet aan toegeeft is veroordeeld tot marginaliteit.

De marge als eigen schuld De kunstbeschouwing en de filosofie van de ondernemende kunstenaar sporen op tal van punten. De kunsthistorici zijn van hun priesterlijke pretenties genezen, maar de critici werken onbekommerd aan een gebrekkige beeldvorming van de moderne kunstenaar. De ondernemende kunstenaar gelooft in zichzelf en zijn mogelijkheden. Het sterke punt van de ondernemingsfilosofie ligt in de nadruk op de persoonlijke verantwoordelijkheid. Door traditionele vernieuwers wordt die vaak afgeschoven op maatschappelijke behoudzucht en noodzakelijk onbegrip voor de avant-garde; De Kunst wordt gedemoniseerd. Maar in dat sterke punt ligt ook

Detail uit ‘Heeft leven zin?’ van De Enschedese School toen de Kunst nog een lachspiegel kon worden voorgehouden.

de zwakte: volgens de ondernemingsfilosofie hebben DES-kunstenaars hun lijden aan zichzelf te wijten. Tegenover de korte wegen van postmoderniteit en ondernemingsfilosofie om De Kunst een plaats te geven, staat de lange weg: het geloof dat de kunstenaar de kunst niet tijdens zijn leven kan opstuwen. Dergelijk streven leidt tot overmoed, tot dol-dwaas vluchten. Alleen via een lange tocht, strompelend en na een leven vol ontbering mag de DES-kunstenaar hopen op erkenning. Zo blijft ons de omweg. Die begint voor mij bij de melancholie die ontstaat uit het besef dat de andere wegen onbegaanbaar zijn. Ik wil het niet mooier maken dan het is. Het is een melancholie die soms grenst aan cynisme en onverschilligheid. De Kunst is zo banaal en onzinnig als de dood. En al even onvermijdelijk. Wie daar niet marginaal van wordt, heeft

Ingezonden mededeling

mode - elegant - voor dag en avond - sprankelend - betaalbaar

Het Nederlands Archief Grafisch Ontwerpers feliciteert

‘De Enschedese School’ met dit kleurrijke

geheugentheater van

twintig jaar creativiteit !!!

WOLFF & KIEWIET DE JONGE Keizersgracht 494 - Amsterdam - 6276090 - bij de Leidsestraat

geen hart of geen verstand. Nietzsche heeft het probleem waar we voor staan tot de kern herleid. Waar de moderne kunstbeschouwing de marginaliteit wegwuift en tracht te vervangen door een heilzame illusie, maakt hij haar tot uitgangspunt. Wat dan blijft is de wil, de moed. Ook dat vereist vormen van collectief handelen: dat wil zeggen wegen vinden als we niet weten wat De Kunst voor te houden, materialen als we niet weten welke te gebruiken, vormen als we niet weten wat vorm te geven. Complexe handelingen die niet effectief lijken te zijn maar waar geen alternatieven voor bestaan. Zo wordt de bezoeker geacht de absolute stilte die in een museum voor Moderne Kunst heerst, te doorbreken door een stroom van woorden te bezigen. Een zinloos gebaar. Maar je doet het wel, al hoort niemand het. Het drukt

steun uit aan het werk van het collectief van alle kunstenaars in het museum teruggebracht tot het topje van een ijsberg.

Placebo Allerwegen zoeken DES-kunstenaars naar omgangsvormen, niet alleen in museaal verband. Ze zoeken handelingen voor als ze niet weten wat te doen, woorden als ze niet weten wat te zeggen. Placebo’s. Maar men moet bedenken dat het woord placebo is afgeleid uit het begin van de Antifoon Placebo Domino, genomen uit psalm 114. Het is de eerste tekst die gezongen werd en wordt na het overlijden. ‘Ga maar placebo zingen’, zei de middeleeuwse arts, met een hopeloos gebaar omdat zijn werk klaar was; niet beseffend dat het belangrijkste werk daarmee nog beginnen moet.

De zuilen van Hercules - deel 7 - door Atte Jongstra (Wat eraan voorafging: na lange jaren geniet de jeugd haar vrijheid. Acrobatiek. Meer bezoek.)

Ingezonden mededeling

43

~ geestelijk leven ~

‘Kinderen toch...’ Het is de onderwijzeres met de korte benen en de borsten in uprofiel. Een lelijke vrouw, maar ze heeft de wind eronder. ‘Jou ken ik niet,’ zegt ze tegen Henk. ‘Maar de klas is onderbezet, ruimte zat. Welkom.’ Ze klapt in haar handen. Henk is benieuwd wat Droogbek zal doen, hij kent hem niet als liefhebber van onderwijzeressentypes. Maar ook Droogbek plooit zich in haar schikking, een klassieke formatie rond één centrum: zijzelf. De taken worden uitgedeeld. Henk levert een lollie om op te knabbelen, ze legt zijn handen op haar hoofd met een kroelbevel. Pia krijgt een borst toegewezen, met de aanwijzing de tepel stijf overeind te houden en hard in de massa te knijpen bij voldoende verhittingsgraad. Haar andere borst moet per se nat gehouden. ‘Het kan me niks schelen,’ bekt de onderwijzeres. ‘Als je me onderplast, vin ik je een schat.’ Het is Droogbek die de wacht over de zuidelijke departementen krijgt aangezegd. ‘Jij was vroeger al de beste van de klas, deze klus klaar je met gemak.’ Dat steekt Henk. Beneden gaat de bel. Het is ouderling Lammers van de Hervormde Bondskerk, die heeft gehoord dat er iets te vieren valt en zijn glaasje advocaat niet graag zou mis-

lopen. Boven begint intussen de les. De juf heeft het niet gezegd maar Henk denkt, met het oog op zes paar bezige vrouwenhanden, aan aftreksommen en vingerverven. Het blijkt toch aardrijkskunde te zijn. Hij ziet rivieren in aanvankelijk traag op gang komend laagland, de eerste aardverzakking vindt plaats in het weke juffenvlees, er steekt iets op, er worden dijkdoorbraken voorzegd, de geur van de Wadden vleugt door het kamertje. Een volk dat leeft, bouwt aan zijn toekomst. Henk herinnert zich zijn Dalfsenverleden en groeit in zijn rol. Droogbek zwoegend in haar warme wijngaard, waar zijn zuil monumentaal en eenzaam tussen de barstende vruchtrijen oprijst. ‘Voel je wel?’ vraagt hij trots, maar Henk merkt dat zijn opvoedster het niet voelt. Meteen grijpt hij zijn kans om zich op Droogbek te revancheren. ‘Je bent overal nog altijd fout geweest, klootzak,’ zegt hij met opeengeklemde tanden. ‘Dacht je dat je hierin dan goed zou zijn?’ En tot de juf, die snuivend de zaak op gang tracht te houden, maar zachtjes jammert omdat de wanhoop loert... ‘Juf, mag ik naast Droogbek zitten?’

- WORDT VERVOLGD -


42

Laatstepost

~ geestelijk leven ~

Simon Fritz Simon Fritz (1951) schreef de flapteksten bij de Kewiproducten. Hij had Duitse wortels en dat was aan stijl en inhoud van zijn teksten te merken. Ze waren geleerd en grondig. Wie kwaad wil, zou Schopenhauers ‘Over schrijven en stijl’ aan kunnen halen: ‘De ware volksaard van de Duitsers is zwaarwichtigheid: dat is te merken aan hun manier van lopen, hun doen en laten, hun spreken, hun vertellen, hun begrip en hun manier van denken, maar vooral aan hun stijl van schrijven, aan hun voorliefde voor zwaarwichtige, ingewikkelde volzinnen, waarbij het geheugen vijf minuten lang alleen een opgegeven lesje van buiten leert, tot eindelijk aan het slot van de zin het verstand aan de beurt komt en de raadsels worden opgelost.’ Even afgezien van het feit dat Schopenhauer hier zelf een nogal ‘zwaarwichtige, ingewikkelde volzin’ heeft geproduceerd, hij verwoordt er wel de gevoelens van de Kewi’s mee. Indertijd werden de teksten van Simon Fritz dan ook door hen gered: leesbaar en lezenswaard gemaakt.

De omgang met de gebanaliseerde Kunst Heeft het leven zin? Door dr. Simon Fritz Het heeft er lange tijd naar uitgezien dat de blijvende betekenis van De Enschedese School bestond uit een klimmende reeks van bevrijding van oude vormen en verlichting door nieuwe gedachten. Verlost van de kluisters van een duister AKI-verleden, kon de nieuwe kunstenaar in alle redelijkheid en zelfvertrouwen naar voren treden. Er waren er toentertijd slechts enkelen die doorzagen dat onder de oppervlakte van de revolutie een nieuwe stijlvorm, een nieuwe dwingende gedachte schuilging. De DES-kunstenaars bleven zoeken achter de werkelijkheid. Terwijl de wetenschap voortbouwde aan het verlichtingsproject zochten zij een weg vooruit in oude ambachten, verre stijlvormen en vreemde gebruiken. Het kost weinig moeite over Dickens ridiculiserende boekjes te maken.

Na het uiteenvallen van de Kewi’s is nooit meer wat van Simon Fritz vernomen. Maar tot onze verbazing ontvingen wij kort geleden uit Wenen een tekst van zijn hand. Op de begeleidende ansichtkaart schreef hij: ‘Hierbij mijn Wiener Grüße, die ik wegens de verwijzingen naar dr. Sigmund Freud, prof.dr. Ludwig Boltzman, en de broers Paul en Ludwig Wittgenstein woordspelenderwijs ook Tableaux philosophiques had kunnen noemen als het werk van De Enschedese School hier zo bekend zou zijn geweest als in de Capital of Inspiration. Hoe gaat het jullie? Ik heb mijn Abitur gemacht! Uit de vakliteratuur is mij gebleken dat De Enschedese School zal exposeren in het Stedelijk Museum. Recht hartelijk gefeliciteerd! Ik ben zo vrij jullie hierbij attent te maken op een hoofdstuk uit mijn Dissertation. Het is geheel volgens de nieuwste kunsthistorische inzichten, ook wel postmodernisme genoemd, geschreven. Omdat die merkwaardig dicht bij jullie inzichten van toen liggen, is het misschien een welkome bijdrage voor de tentoonstellingscatalogus.’ Willem Wisselink, helft van de Kewi’s, reageerde verbaasd op dit levensteken van Simon Fritz. ‘Ach, leeft hij nog? In Wenen? Wat goed dat hij die stad met de meeste zelfmoorden in de wereld heeft overleefd! Ja, stuur me dat hoofdstuk maar, dan zal ik er even naar kijken.’ Twee dagen later is zijn reactie vernietigend. ‘Onbegrijpelijke wartaal. Doodzonde dat die man zo het spoor bijster is geraakt na onze samenwerking. Zijn claim dat het met de werkwijze van De Enschedese School te maken heeft, is uit de lucht gegrepen. Wij communiceerden. Hij maakt iedere communicatie onmogelijk.’ Niettemin gunnen we de lezer graag een kijkje in het huidige denken van Herr Doktor Simon Fritz. (red.)

Maar in alle culturen en tijden zoeken de kunstenaars troost en mededogen. Hun streven is daartoe echter niet beperkt, het gaat ook om de omgang met De Kunst dat ze overkomt. In de ambachtelijke, stijlvaste kunst zijn gebrek aan vakmanschap en een gebrekkige voorstelling de bron van alle ellende. Vakmanschap is de eerste afgunst van waaruit alle Kunst is voortgekomen. Van oudsher werden de kwellingen van een gebrekkige voorstelling met afschrikwekkende bewoordingen en angstaanjagende banvloeken gepareerd. Gebrek aan stijl en techniek vormen een continue bedreiging voor De Kunstenaar: De Kunstenaar kan door het kwaad worden gegrepen en meegesleurd in de diepe put waar hij voorgoed voor zijn zonden moet boeten. In de hoofdsteden van de westerse landen gaan jaarlijks duizenden mensen naar de musea voor Moderne Kunst, symbool voor het vagevuur tussen traditie en vernieuwing. Gedurende drie uur kruipt en loopt men er begriploos rond. Er wordt een eindeloze reeks bezweringen opgezegd en enkele dagen lang lijkt men zeer aangedaan door de verwerving van een nieuw inzicht. De Nederlandse Kunstliefhebbers - ik kan daar nog over

meepraten - hebben hun eigen pelgrimages naar de vernieuwing gekend: in de zee van hun eigen ziel, op het barre eiland van hun waarheidsliefde dompelden ze zich vijfentwintig jaar geleden en masse in de herkenbare, maar verwrongen wereld van Salvador Dali. Veel effectiever dan in de musea voor Moderne Kunst in de hoofdsteden, waar de tomeloze vernieuwing respectabiliteit verwierf, werden de vernieuwende DES-kunstenaars in hun werkplaatsen door een niets ontziend Uber-ich, door een Inquisitie van binnenuit geterroriseerd. De DES-kunstenaars moesten hun ziel verkopen voor hun zaligheid. Het collectief was een centrale plaats: een wisselkantoor waar tegen inlevering van het individuele kunstenaarschap persoonlijke bekwaamheden werden ingezet voor een kaartje in de hemel van de vernieuwing. Het constante verwijt van gebrek aan stijl en voorstelling overschaduwde het leven van velen onder hen. Dat de angst voor een gebrekkige voorstelling de DES-kunstenaar tegenwoordig niet langer als het zwaard van Damocles boven het hoofd hangt, is een bevrijding van formaat. Bij dit alles moeten we ons echter goed bewust blijven dat van persoonlijke prestaties nauwelijks sprake kan zijn. De afschaffing van een gebrekkige voorstelling is het resultaat van een geleidelijk cultuurproces dat ons allen overvalt, ook al menen we dat we het zelf bedacht hebben. In de publieke opinie van vandaag zijn het gebrek aan vakmanschap en een gebrekkige voorstelling alleen nog interessante onderwer-

pen in huis-aan-huis-bladen, op tentoonstellingen van zondagsschilders en in poliklinische creatieve therapie. Een weldenkend DES-kunstenaar trapt er niet meer in. Een gebrekkige voorstelling bestaat niet en wie er over begint wordt verwezen naar de donkere Middeleeuwen.

Neen, niet dit De mediëvist Johan Huizinga heeft er echter op gewezen ‘dat de bewustheid van een esthetisch genieten zich pas laat heeft ontwikkeld’. ‘De vijftiende-eeuwer’, zo zegt hij, ‘staan voor zijn kunstbewondering nog maar de termen ten dienste, die wij verwachten van de verbaasde burgerman.’ Ook toen was het niet zo dat ‘de geesten, ten dode vermoeid van allegorie en flamboyantisme, plotseling moeten hebben begrepen: neen, niet dit, maar dat!’ Het zal dus nog lange tijd duren voor er een nageslacht is dat deze nog lang niet te verklaren aanslagen op de DES-kunstenaar als kinderachtig zal typeren. ‘Door de afgunst is de dood in de wereld gekomen,’ zo luidt een oude bijbelse wijsheid. Dat verandert niet als we de noodzaak van vakmanschap de dood verklaren. Van de noodzaak van vakmanschap verlost te zijn is een ware bevrijding. Maar zoals na elke bevrijding volgt al snel de ontnuchtering: elke tiran schept ook duidelijkheid. Het gebrek aan vakmanschap en persoonlijke stijl waren niet alleen een constante bedreiging voor iedere DES-kunstenaar persoonlijk, maar ze gaven bovenal De Kunst een plaats. De vraag is dan ook hoe wij, moderne kunstenaars, zonder de hulp van het gebrek aan vakmanschap, omgaan met De Kunst. Om Han Fortmann te parafraseren: ‘Het is goed in het gebrek aan vakmanschap te geloven, maar wij weten niet recht meer waar dat te plaatsen.’ De doorsnee DES-kunstenaar is opgelucht omdat hij of zij zich niet langer persoonlijk bedreigd

Laatstepost voelt, maar de ontgoocheling ligt om de hoek omdat De Kunst geen plaats meer heeft. Bij Malevich nog wel. Een gebrekkige voorstelling van Malevich is voor alles een monumentalisering van De Kunst: het gebrek aan vakmanschap, dat in het centrum van een gebrekkige voorstelling zit, heeft de omvang van het Empire State Building. Een gebrekkige voorstelling als encyclopedie van wat niet deugt. In alle soorten en maten worden de tekortkomingen van De Kunstenaar aan de kaak gesteld. Ze staan uitgestald in de prijzenkast van De Kunst. De boodschap is: eens komt de dag waarop wordt afgerekend, waarop de bokken en de schapen gescheiden worden. Het mag lang duren, maar eerlijkheid duurt het langst. Met de bevrijding van de angst is deze dubbele functie van een gebrekkige voorstelling verloren: de ultieme Kunst wordt niet meer aan de kaak gesteld en wordt niet meer vergolden. Daar hebben we niet aan gedacht. En daar staan we dan, niet langer bang in het donker, maar misschien meer dan ooit bevreesd om al wat het daglicht niet verdragen kan? De Kunst staat in onze cultuur niet langer op de console die Malevich ervoor reserveerde. Zij heeft haar perspectief op de eeuwigheid verloren. Het is gebanaliseerd tot wat kunstig, al te kunstig en verheven is. Wie eronder lijdt, kan er zich niet op laten voorstaan. Want wat doen DES-kunstenaars tegenwoordig, als ze om onbegrijpelijke en ongewroken redenen bij de Verheven Kunst worden ingelijfd? Welke mogelijkheden zijn hen gebleven en wat zijn de beperkingen? De eerste mogelijkheid, gegeven de onttovering van De Kunst, is die van de postmoderniteit. Het voormalige vertrouwen in de kunst wordt dan geheel in de kunstenaar en de samenleving gelegd. We moeten proberen het formele systeem te deconstrueren. Elke kunstpaus is tot dit vertoog veroordeeld. De DES-kunstenaars in de straat eisen de volmaaktheid van het systeem of stapelen vurige kolen op het hoofd van wie verantwoordelijk wordt gehouden voor de onvermijdelijke onvolmaaktheid ervan. De DES-kunstenaars zoe-

ken schuldigen onder elkaar. Niet in onaantastbare vaklui zoals eens de ambachtelijke, stijlvaste kunst, maar bij hun collega’s. Daarmee creëert de postmoderniteit tenslotte haar eigen zwarte dwingende gedachte, haar eigen heksenjacht. Wat in eerste aanleg zo rationeel en vanzelfsprekend lijkt, blijkt bij nadere beschouwing niet zelden uit te lopen op massale hysterie. Uit de kunstbeschouwing is te destilleren dat DES-kunstenaars bij ongeluk bij voorkeur naar de ander wijzen: De Kunst wordt geëxternaliseerd. Succes daarentegen, zo blijkt uit talloze beschouwingen, herleiden ze bij voorkeur tot zichzelf. Het verhoogt hun gevoel van zelfrespect en draagt bij tot zinvolle kunst. Deze gedachte staat centraal in de filosofie van de kunstenaar als ondernemer. Deze indrukwekkende hedendaagse poging een gebrekkige voorstellingsvorm opnieuw uit te vinden, biedt een alternatieve manier om De Kunst zin te geven. Het is een blije stijlvorm volgens welke de kunstenaar alleen goed is en waar hij nog beter van wordt. De heilzaamheid van gedeelde illusies is uittentreuren aangetoond: het leven is een vroom bedrog. Wie daar niet aan toegeeft is veroordeeld tot marginaliteit.

De marge als eigen schuld De kunstbeschouwing en de filosofie van de ondernemende kunstenaar sporen op tal van punten. De kunsthistorici zijn van hun priesterlijke pretenties genezen, maar de critici werken onbekommerd aan een gebrekkige beeldvorming van de moderne kunstenaar. De ondernemende kunstenaar gelooft in zichzelf en zijn mogelijkheden. Het sterke punt van de ondernemingsfilosofie ligt in de nadruk op de persoonlijke verantwoordelijkheid. Door traditionele vernieuwers wordt die vaak afgeschoven op maatschappelijke behoudzucht en noodzakelijk onbegrip voor de avant-garde; De Kunst wordt gedemoniseerd. Maar in dat sterke punt ligt ook

Detail uit ‘Heeft leven zin?’ van De Enschedese School toen de Kunst nog een lachspiegel kon worden voorgehouden.

de zwakte: volgens de ondernemingsfilosofie hebben DES-kunstenaars hun lijden aan zichzelf te wijten. Tegenover de korte wegen van postmoderniteit en ondernemingsfilosofie om De Kunst een plaats te geven, staat de lange weg: het geloof dat de kunstenaar de kunst niet tijdens zijn leven kan opstuwen. Dergelijk streven leidt tot overmoed, tot dol-dwaas vluchten. Alleen via een lange tocht, strompelend en na een leven vol ontbering mag de DES-kunstenaar hopen op erkenning. Zo blijft ons de omweg. Die begint voor mij bij de melancholie die ontstaat uit het besef dat de andere wegen onbegaanbaar zijn. Ik wil het niet mooier maken dan het is. Het is een melancholie die soms grenst aan cynisme en onverschilligheid. De Kunst is zo banaal en onzinnig als de dood. En al even onvermijdelijk. Wie daar niet marginaal van wordt, heeft

Ingezonden mededeling

mode - elegant - voor dag en avond - sprankelend - betaalbaar

Het Nederlands Archief Grafisch Ontwerpers feliciteert

‘De Enschedese School’ met dit kleurrijke

geheugentheater van

twintig jaar creativiteit !!!

WOLFF & KIEWIET DE JONGE Keizersgracht 494 - Amsterdam - 6276090 - bij de Leidsestraat

geen hart of geen verstand. Nietzsche heeft het probleem waar we voor staan tot de kern herleid. Waar de moderne kunstbeschouwing de marginaliteit wegwuift en tracht te vervangen door een heilzame illusie, maakt hij haar tot uitgangspunt. Wat dan blijft is de wil, de moed. Ook dat vereist vormen van collectief handelen: dat wil zeggen wegen vinden als we niet weten wat De Kunst voor te houden, materialen als we niet weten welke te gebruiken, vormen als we niet weten wat vorm te geven. Complexe handelingen die niet effectief lijken te zijn maar waar geen alternatieven voor bestaan. Zo wordt de bezoeker geacht de absolute stilte die in een museum voor Moderne Kunst heerst, te doorbreken door een stroom van woorden te bezigen. Een zinloos gebaar. Maar je doet het wel, al hoort niemand het. Het drukt

steun uit aan het werk van het collectief van alle kunstenaars in het museum teruggebracht tot het topje van een ijsberg.

Placebo Allerwegen zoeken DES-kunstenaars naar omgangsvormen, niet alleen in museaal verband. Ze zoeken handelingen voor als ze niet weten wat te doen, woorden als ze niet weten wat te zeggen. Placebo’s. Maar men moet bedenken dat het woord placebo is afgeleid uit het begin van de Antifoon Placebo Domino, genomen uit psalm 114. Het is de eerste tekst die gezongen werd en wordt na het overlijden. ‘Ga maar placebo zingen’, zei de middeleeuwse arts, met een hopeloos gebaar omdat zijn werk klaar was; niet beseffend dat het belangrijkste werk daarmee nog beginnen moet.

De zuilen van Hercules - deel 7 - door Atte Jongstra (Wat eraan voorafging: na lange jaren geniet de jeugd haar vrijheid. Acrobatiek. Meer bezoek.)

Ingezonden mededeling

43

~ geestelijk leven ~

‘Kinderen toch...’ Het is de onderwijzeres met de korte benen en de borsten in uprofiel. Een lelijke vrouw, maar ze heeft de wind eronder. ‘Jou ken ik niet,’ zegt ze tegen Henk. ‘Maar de klas is onderbezet, ruimte zat. Welkom.’ Ze klapt in haar handen. Henk is benieuwd wat Droogbek zal doen, hij kent hem niet als liefhebber van onderwijzeressentypes. Maar ook Droogbek plooit zich in haar schikking, een klassieke formatie rond één centrum: zijzelf. De taken worden uitgedeeld. Henk levert een lollie om op te knabbelen, ze legt zijn handen op haar hoofd met een kroelbevel. Pia krijgt een borst toegewezen, met de aanwijzing de tepel stijf overeind te houden en hard in de massa te knijpen bij voldoende verhittingsgraad. Haar andere borst moet per se nat gehouden. ‘Het kan me niks schelen,’ bekt de onderwijzeres. ‘Als je me onderplast, vin ik je een schat.’ Het is Droogbek die de wacht over de zuidelijke departementen krijgt aangezegd. ‘Jij was vroeger al de beste van de klas, deze klus klaar je met gemak.’ Dat steekt Henk. Beneden gaat de bel. Het is ouderling Lammers van de Hervormde Bondskerk, die heeft gehoord dat er iets te vieren valt en zijn glaasje advocaat niet graag zou mis-

lopen. Boven begint intussen de les. De juf heeft het niet gezegd maar Henk denkt, met het oog op zes paar bezige vrouwenhanden, aan aftreksommen en vingerverven. Het blijkt toch aardrijkskunde te zijn. Hij ziet rivieren in aanvankelijk traag op gang komend laagland, de eerste aardverzakking vindt plaats in het weke juffenvlees, er steekt iets op, er worden dijkdoorbraken voorzegd, de geur van de Wadden vleugt door het kamertje. Een volk dat leeft, bouwt aan zijn toekomst. Henk herinnert zich zijn Dalfsenverleden en groeit in zijn rol. Droogbek zwoegend in haar warme wijngaard, waar zijn zuil monumentaal en eenzaam tussen de barstende vruchtrijen oprijst. ‘Voel je wel?’ vraagt hij trots, maar Henk merkt dat zijn opvoedster het niet voelt. Meteen grijpt hij zijn kans om zich op Droogbek te revancheren. ‘Je bent overal nog altijd fout geweest, klootzak,’ zegt hij met opeengeklemde tanden. ‘Dacht je dat je hierin dan goed zou zijn?’ En tot de juf, die snuivend de zaak op gang tracht te houden, maar zachtjes jammert omdat de wanhoop loert... ‘Juf, mag ik naast Droogbek zitten?’

- WORDT VERVOLGD -


44

Laatstepost

~ fotoroman ~

Laatstepost

"Alex!"

Conny weet haar moeder met een smoesje om de tuin te leiden. Ze vindt Alex het eerst.

Oost is Oost...

45

~ fotoroman ~

"Tjeempie!"

"Kom! Kom!"

Fred Dijs

"Gedver!"

Conny is goed voor iedereen. en hard... "Beet! Dan moet Conny in de buurt zijn!" voor Boris, Alex, Sergej, Akim,

En Conny vangt zelf ook wat! Wie heeft de grootste?

Boris vangt een zalm...

Sergej een beekforel...

"Ik hoop maar dat het..."

en Akim een ijsbeer.

"Boris!"

"Shit!"

"En de winnaar is..."

In het Oosten is de wereld ongerept...

Conny, en haar oude en eenzame moeder. Conny vist, droomt, gaat vaak met de jongens mee, brengt geluk en kookt altijd voor de winnaar. Maar haar moeder...

Meer dan in paddestoelen... verliezen ze zich in... dromen van...

"Hij weer!"

Dezelfde dromen!

"Tjeempie... ik voelde het bloed in zijn aderen kloppen! Wat had Boris een kanjer! Waar heeft hij ze altijd vandaan! Als hij nou vanavond nog eens zou vissen..."

"Conny, zou je met me..."

In het westen is de wereld

"Ja, Boris, ja!" "Prijsje maken?”

Zo werd een dag in het Oosten... vissen. Ze hebben allemaal...

hun eigen techniek.

"Kolerelijers!"

Boris gaat in het bootje... "Conny, wat doe je?"

Alex in de rivier...

Sergej in de beek...

en Akim zonder hengel.

het begin...

van een lang en gelukkig boheems leven.

Alex, Sergej en Akim vertrokken.

en West is West.

FOTO’S: SLÁVA S̆TOCHL, TACO ANEMA E.A.

"Ik rijg uien, ma!"

"Yo! Muze! Kom!"


44

Laatstepost

~ fotoroman ~

Laatstepost

"Alex!"

Conny weet haar moeder met een smoesje om de tuin te leiden. Ze vindt Alex het eerst.

Oost is Oost...

45

~ fotoroman ~

"Tjeempie!"

"Kom! Kom!"

Fred Dijs

"Gedver!"

Conny is goed voor iedereen. en hard... "Beet! Dan moet Conny in de buurt zijn!" voor Boris, Alex, Sergej, Akim,

En Conny vangt zelf ook wat! Wie heeft de grootste?

Boris vangt een zalm...

Sergej een beekforel...

"Ik hoop maar dat het..."

en Akim een ijsbeer.

"Boris!"

"Shit!"

"En de winnaar is..."

In het Oosten is de wereld ongerept...

Conny, en haar oude en eenzame moeder. Conny vist, droomt, gaat vaak met de jongens mee, brengt geluk en kookt altijd voor de winnaar. Maar haar moeder...

Meer dan in paddestoelen... verliezen ze zich in... dromen van...

"Hij weer!"

Dezelfde dromen!

"Tjeempie... ik voelde het bloed in zijn aderen kloppen! Wat had Boris een kanjer! Waar heeft hij ze altijd vandaan! Als hij nou vanavond nog eens zou vissen..."

"Conny, zou je met me..."

In het westen is de wereld

"Ja, Boris, ja!" "Prijsje maken?”

Zo werd een dag in het Oosten... vissen. Ze hebben allemaal...

hun eigen techniek.

"Kolerelijers!"

Boris gaat in het bootje... "Conny, wat doe je?"

Alex in de rivier...

Sergej in de beek...

en Akim zonder hengel.

het begin...

van een lang en gelukkig boheems leven.

Alex, Sergej en Akim vertrokken.

en West is West.

FOTO’S: SLÁVA S̆TOCHL, TACO ANEMA E.A.

"Ik rijg uien, ma!"

"Yo! Muze! Kom!"


46

Laatstepost

~ ex oriente lux ~

Laatstepost

Jingles en een paar singles

Bike Toen De Ark eenmaal aan het kunstenaarscollectief rond Voskamp ter beschikking was gesteld, sprak het vanzelf dat de AKI-studio naar de oude LOM-school aan de Knalhutteweg zou verhuizen. ‘Daar repeteerde Cursus. Met Rose-Marie Gerritsen op tamboerijn,’ vertelt Meulenbeek. ‘Ik kan me nog herinneren dat Boudewijn de Groot een keer als producer is komen luisteren. Dat was ongetwijfeld een initiatief van Visser. Hij was de meest ambitieuze van het stel. Overal probeerde hij het. Hij kreeg bijvoorbeeld het liedje Bike bij Wim Noordhoek op de VPRO-radio gedraaid. Zijn ambitieuze gedrag heb ik nooit vervelend gevonden, maar er waren wel tijden dat de halve stad een hekel aan Johan had. Ik schreef liedjes met hem, en dat ging buitengewoon goed.’

De bescheiden ambities van Frans Meulenbeek

Uit de contacten van Visser met Noordhoek vloeide een live-optreden van Looney Tunes, zoals Cursus inmiddels heette, in het radioprogramma VPROMaandag voort. ‘Dat optreden staat me nog helder voor de geest, want het geluid was verschrikkelijk. We speelden een minuut of vijfentwintig, onder meer het liedje Farther along with Rock & Roll dat we in eigen beheer als single wilden uitgeven. Volgens mij hebben Johan Visser en Jasper Holthuis een filmpje van dat VPROoptreden gemaakt, maar ik weet niet waar dat is gebleven.’

In het toneelstuk ‘Wiecher’s kamer’ (1975) van Geert Voskamp en Lambertus Lambregts speelde de toenmalige AKI-student Frans Meulenbeek de rol van Janus Jeukebips. Daarnaast speelde hij sologitaar in de band ‘Cursus’, die in dat stuk voor de eerste keer optrad. Deze popgroep was geformeerd op woensdag 23 november 1972, de avond dat enkele AKIdocenten en -studenten met een ‘spaghetti-opera’ de eerste prijs in het ‘Bolwerk Opera & Operette Festival’ wonnen. Als begeleiders en medewerkers van een instituut tot opleiding van popidolen speelden de Cursusleden in het toneelstuk een paar in de vergetelheid geraakte liedjes zoals ‘De wenkbrauwen, Zuster Amata, De kreten-song’ en ten slotte de titelsong ‘Wiecher’s kamer’.

In de slipstream van het betrekkelijke muzikale succes besloten Meulenbeek en

Detail Enschede bij nacht

47

Visser een reeks jingles voor VPRO-Maandag te gaan maken, met name voor de onderdelen ‘Wim Spoorboek’ en ‘Radia: klapperboek der media’. Het maken van een jingle is, volgens Meulenbeek, een kunst apart: ‘De kunst van het comprimeren. Je wilt in twintig seconden iets zeggen of een gevoel overbrengen. Dat is een moeilijke aangelegenheid, gepruts op de vierkante millimeter, maar gelukkig kun je in de studio iets wel honderd keer overdoen. We deden soms ook erg maffe dingen. Zo gebruikten we in een aantal jingles een accordeon, terwijl ik voor die tijd nog nooit op zo’n ding had gespeeld. Dat leerde je gewoon. Die accordeon had een prachtig geluid en we hebben er dan ook de mooiste jingles mee gemaakt. Het stond buiten kijf dat onze producties altijd fabeltastisch goed waren. Als de VPRO die jingles om een of andere reden niet had gebruikt, dan had dat zeker niet aan ons gelegen. Ach ja, dat jongensclubje van ons, met een enkele meid erbij, was behoorlijk arrogant.’ Cursus, V.l.n.r. Frans Meulenbeek, Johan Visser, Ernst Varkevisser, Charles Engering, Geert Voskamp

Enschede bij nacht Het grootste deel van De Ark-studio, waarin de roemruchte Revox A77 het middelpunt was, heeft Meulenbeek zelf aangeschaft. Het kwam niet in hem op om de apparatuur door de groep te laten betalen. Bovendien wilde Meulenbeek niet dat andere leden van De Ark allerlei belangen in de studio zouden krijgen. ‘Dat was mijn goal niet. Als ik vond dat er iets moest worden aangeschaft, stak ik mij daarvoor in de schulden. Dat maakte mij niets uit.’ Of Meulenbeek maakte bijna stante pede een handig apparaatje als dat nodig was: ‘Met de opname van de single Van Agt Casanova van Paul Tornado heb ik weinig te maken gehad, omdat ik toen andere prioriteiten in mijn leven had, maar later heb ik er nog iets aan gedaan. De jongens van De 1000 Idioten Records bleken het helemaal verkeerd te hebben opgenomen. Alles was uit fase. Speciaal voor dat singletje heb ik toen een apparaatje in elkaar geknutseld waarmee alles weer recht kon worden getrokken. Dat is het enige.’ De andere prioriteiten van Meulenbeek behelsden zijn latere vrouw, de illustratrice Betty van Spijker - zij verwierf enige bekendheid met de tekening ‘Jan Cremer als Pin Up’ in de uitgave Tube 4 (1982) van de Culturele Raad Overijssel die hij juist had leren kennen. Lachend vertelt Meulenbeek, die indertijd als een soort beheerder van De Ark in het pand woonde, dat we volgens de sage de gehele dag in bed lagen. Regelmatig werden we

Volgens Meulenbeek stond de popgroep Cursus aan de wieg van stichting De Ark. ‘Cursus was een ouderwetse vriendenclub en daaruit werd dat kunstenaarsinitiatief geboren. En al die producten van De Ark en De Enschedese School... beschouw dat alles maar als de nageboorte. De placenta,’ vertelt Meulenbeek in zijn geluidsstudio aan huis. ‘Anders gezegd, De Ark was een jongensdroom en die hebben we verwezenlijkt. Door ambities en allerlei andere zaken is die droom uiteindelijk een zachte dood gestorven. Wat mij betreft lag er helemaal geen verheven filosofie of iets dergelijks aan De Ark ten grondslag. We praktiseerden gewoon een gevoel van vrijheid, oude hippies als we in die tijd waren. En verder niets.’

gestoord door de leveranciers van De Ark. Na verloop van tijd, toen de ambities en het geld steeds meer in De Ark begonnen op te spelen, zijn we naar het centrum van Enschede verhuisd. Het commerciële streven van De 1000 Idioten Records en De Enschedese School deed onmiddellijk afbreuk aan het uitgangspunt van De Ark, de vriendenclub die we waren. Vandaaruit gingen we dikwijls op een bijzondere wijze tegen de heersende orde in. Dat resulteerde onder meer in de grafiekmap 650 Jaar Enschede, waarvoor ik Enschede bij nacht heb gemaakt, een foto waar ik nog steeds wel trots op ben. Toen in De Ark niets meer van de vriendenclub over was, nog voordat De Enschedese School naar Amsterdam verdween, ben ik eruit gestapt. Ik wilde niets met al die ambities te maken hebben. Nul komma niks. Waarom? Dat weet ik niet. Toen ik een jaar of vijf was, vroeg een oom aan mij: wat wil je later worden? En toen zei ik: ach, zomaar een vent. Dat is me, geloof ik, aardig gelukt.’

Vader is niet thuis Als geluidstechnicus werkte Meulenbeek aan allerhande projecten van de diverse Ark-onderdelen mee. Hij had een technische hand in de single Kerstmis met de Ark, maar hij was bijvoorbeeld ook betrokken bij de bedrijfsfilm over de windtunnel in Vollenhove, die De Ark in opdracht van de Hollandse Beton Maatschappij heeft geproduceerd. In de vrije

avonduren maakten regisseur Voskamp en zijn crew van de gelegenheid gebruik om met de geleende 16mm-apparatuur een volledig geïmproviseerde rolprent te draaien: Motel. ‘Dat was ongein van de bovenste plank. Vele minuten lang.’ Voor het overige heeft Meulenbeek, naar eigen zeggen, eigenlijk niet veel over zijn Ark-periode te vertellen: ‘Van dat oorspronkelijke gevoel is nog slechts een zweem over, meer niet. Het meeste is verdwenen in de tijdgeest.’ Hij heeft ook nooit meer de behoefte gehad om in groepsverband op te treden. Als hij soms nog eens naar zijn gitaar grijpt, dan speelt hij voor zijn zoon of zichzelf. Bovendien heeft hij andere bezigheden. Doordeweeks is hij systeembeheerder op de AKI en in de rest van de tijd probeert hij te schrijven. ‘Hou het maar op gedichten,’ zegt Meulenbeek. ‘Ik schrijf allerlei boekjes vol, voor mezelf. De mooiste daarvan heet: “Vader is niet thuis”. Ik ben dan wel zonder ambitie, maar mijn stille hoop is ooit nog eens iets te publiceren. Zo ging het vroeger in De Ark aanvankelijk ook. Onze samenwerking was zonder scrupules. Zonder winstbejag. Dat heeft tot een hele reeks fabeltastische liedjes geleid. Niet zonder weemoed denk ik daaraan terug. Evenals aan de Meulenbeek Esprit en de montagetafel van De Ark die al jarenlang ergens op de AKI staat te verstoffen.’ JH

De zuilen van Hercules - deel 8 - door Atte Jongstra (Wat eraan voorafging: de plaats van een juf in de klas, een lesje in fysische geografie. Droogbek kan ook niet alles.)

foto: kees tabak

Frans Meulenbeek (1950) die in de Achterhoek een blauwe maandag bij de toen nog niet bekende popgroep Normaal heeft gespeeld, ging in 1970 naar de AKI. Hij wilde tekenen en schilderen, maar daarvan kwam hij betrekkelijk snel terug. Al die docenten en studenten hadden, wat hem betreft, ‘een veel te mooie babbel’. Dit was zijn wereld niet. Weldra gaf hij zich met een stel mede-studenten gewoon weer aan de muziek over. Hij heeft nog een AKI-beoordelingslijst uit die tijd met daarop als enige opmerking: ‘Frans kan prachtig gitaar spelen.’ Ondertekend door de toenmalige grafiekdocent

~ ex oriente lux ~

Frans Meulenbeek

Sipke Huismans, de latere directeur van de Enschedese kunstacademie. Meulenbeek raakte niet alleen bij allerlei AKI-bands betrokken - popgroepen met zulke fantasierijke namen als Looney Tunes, Flying Kroepoeks en Local Spastics -, maar hij werd ook de geluidstechnicus van Instituut Houtappel. Onder het toe-

ziend oog van AKI-docent Voskamp mocht hij een studio onder de grote trap in de hal van de kunstacademie inrichten. Eigenhandig bouwde hij allerlei apparatuur, zoals een mengpaneel dat al snel de Meulenbeek Esprit werd genoemd. In deze AKI-studio - ‘streng verboden gebied voor onbevoegden’ - maakten de popgroepen uit de vriendenkring van Meulenbeek

hun opnamen. In het najaar van ’73 nam Cursus het liedje Hop on your pogo-stick in de AKI-studio op, op Oudejaarsavond van datzelfde jaar gevolgd door Bike. De tapes werden, ‘ongetwijfeld op initiatief van Johan Visser in z’n matrozenpakje’, naar verschillende platenmaatschappijen gestuurd, maar de liedjes bleken niet commercieel genoeg.

Er knakt iets in Droogbek. Er komt een scheur in de harde bolster waarmee hij door de oorlog is gerold, en uit die scheur komen tranen. Even raakt de les in het ongerede. Nelly laat een borst schieten, die kletsend op de centrale ribbenkast valt. Pia weet eindelijk een piepklein plasje te produceren, een dun straaltje met licht nadruppelen. ‘Het verkeerde moment, oh...’ zucht de juffrouw teleurgesteld. ‘Nou juf, mag het?’ vraagt Henk opnieuw. ‘Ga maar...’ Droogbek lijkt ontroostbaar. ‘Nietig ben ik, kijk zelf maar. Ik heb gemoord, verkracht en gebrandschat. In de oorlog was ik een held, nu is het vrede. Kijk wat er van mijn glorie over is!’ Henk legt een arm om de schouders van zijn dubbelganger. ‘Jij wordt vast nog een goed mens,’ zegt hij troostend. Subiet effect. Droogbek vermant zich en herrijst, opnieuw is hij de Oostfrontsoldaat. ‘Eén voor allen, allen voor één,’ schreeuwt hij en het aanschouwelijk onderwijs wordt hervat. ‘Smijt die twee zuilen van Hercules in mijn straat,’ roept de juf. ‘En bij de les blijven. Jullie ook meiden!’

Beneden in de huiskamer zet ouderling Lammers zijn glaasje advocaat op het pluchen tafelkleed. ‘Overheerlijk,’ zegt hij. ‘Maar wat ik zeggen wilde... Is de jeugd niet erg wild vandaag de dag?’ ‘U zegt het,’ zegt Henks vader. ‘Ik vind ze ook erg luidruchtig worden. Inderdaad.’ Lammers vouwt zijn handen, slaat zijn blik omhoog en zegt dat na kerkelijk beraad is besloten de zedelijkheidspropaganda op te schroeven. ‘Bij de bevrijding was het een beestenbende, de lusten hadden de overhand, om nog maar te zwijgen van de oorlogsjaren zelf...’ ‘Wat dacht je!’ zegt Henks vader, die Lammers in diens bijzijn nooit in het ongelijk stelt. ‘Onderduikbetaling in natura, noem maar op!’ ‘Juist,’ zegt Lammers. ‘Dat peil moet omhoog. Ik denk dat daar ook een taak ligt voor het onderwijs.’ ‘Oh zeker, broeder Lammers...’ De ouderling slaat zich op de knieën, bedankt voor het glaasje, zegt blij te zijn dat zoon Henk het ouderlijk huis heeft teruggevonden en... ‘U bedoelt Droogbek...’ ‘Ach, wat kan het schelen nietwaar? Het gaat om de gedachte van een verloren zoon die terugkeert naar zijn vader, en de schoonheid van de vergiffenis. Wist U dat die gedachte al heel oud is?’ Wie is de vader van Henk, dat hij zoiets zou ontkennen? - WORDT VERVOLGD -


46

Laatstepost

~ ex oriente lux ~

Laatstepost

Jingles en een paar singles

Bike Toen De Ark eenmaal aan het kunstenaarscollectief rond Voskamp ter beschikking was gesteld, sprak het vanzelf dat de AKI-studio naar de oude LOM-school aan de Knalhutteweg zou verhuizen. ‘Daar repeteerde Cursus. Met Rose-Marie Gerritsen op tamboerijn,’ vertelt Meulenbeek. ‘Ik kan me nog herinneren dat Boudewijn de Groot een keer als producer is komen luisteren. Dat was ongetwijfeld een initiatief van Visser. Hij was de meest ambitieuze van het stel. Overal probeerde hij het. Hij kreeg bijvoorbeeld het liedje Bike bij Wim Noordhoek op de VPRO-radio gedraaid. Zijn ambitieuze gedrag heb ik nooit vervelend gevonden, maar er waren wel tijden dat de halve stad een hekel aan Johan had. Ik schreef liedjes met hem, en dat ging buitengewoon goed.’

De bescheiden ambities van Frans Meulenbeek

Uit de contacten van Visser met Noordhoek vloeide een live-optreden van Looney Tunes, zoals Cursus inmiddels heette, in het radioprogramma VPROMaandag voort. ‘Dat optreden staat me nog helder voor de geest, want het geluid was verschrikkelijk. We speelden een minuut of vijfentwintig, onder meer het liedje Farther along with Rock & Roll dat we in eigen beheer als single wilden uitgeven. Volgens mij hebben Johan Visser en Jasper Holthuis een filmpje van dat VPROoptreden gemaakt, maar ik weet niet waar dat is gebleven.’

In het toneelstuk ‘Wiecher’s kamer’ (1975) van Geert Voskamp en Lambertus Lambregts speelde de toenmalige AKI-student Frans Meulenbeek de rol van Janus Jeukebips. Daarnaast speelde hij sologitaar in de band ‘Cursus’, die in dat stuk voor de eerste keer optrad. Deze popgroep was geformeerd op woensdag 23 november 1972, de avond dat enkele AKIdocenten en -studenten met een ‘spaghetti-opera’ de eerste prijs in het ‘Bolwerk Opera & Operette Festival’ wonnen. Als begeleiders en medewerkers van een instituut tot opleiding van popidolen speelden de Cursusleden in het toneelstuk een paar in de vergetelheid geraakte liedjes zoals ‘De wenkbrauwen, Zuster Amata, De kreten-song’ en ten slotte de titelsong ‘Wiecher’s kamer’.

In de slipstream van het betrekkelijke muzikale succes besloten Meulenbeek en

Detail Enschede bij nacht

47

Visser een reeks jingles voor VPRO-Maandag te gaan maken, met name voor de onderdelen ‘Wim Spoorboek’ en ‘Radia: klapperboek der media’. Het maken van een jingle is, volgens Meulenbeek, een kunst apart: ‘De kunst van het comprimeren. Je wilt in twintig seconden iets zeggen of een gevoel overbrengen. Dat is een moeilijke aangelegenheid, gepruts op de vierkante millimeter, maar gelukkig kun je in de studio iets wel honderd keer overdoen. We deden soms ook erg maffe dingen. Zo gebruikten we in een aantal jingles een accordeon, terwijl ik voor die tijd nog nooit op zo’n ding had gespeeld. Dat leerde je gewoon. Die accordeon had een prachtig geluid en we hebben er dan ook de mooiste jingles mee gemaakt. Het stond buiten kijf dat onze producties altijd fabeltastisch goed waren. Als de VPRO die jingles om een of andere reden niet had gebruikt, dan had dat zeker niet aan ons gelegen. Ach ja, dat jongensclubje van ons, met een enkele meid erbij, was behoorlijk arrogant.’ Cursus, V.l.n.r. Frans Meulenbeek, Johan Visser, Ernst Varkevisser, Charles Engering, Geert Voskamp

Enschede bij nacht Het grootste deel van De Ark-studio, waarin de roemruchte Revox A77 het middelpunt was, heeft Meulenbeek zelf aangeschaft. Het kwam niet in hem op om de apparatuur door de groep te laten betalen. Bovendien wilde Meulenbeek niet dat andere leden van De Ark allerlei belangen in de studio zouden krijgen. ‘Dat was mijn goal niet. Als ik vond dat er iets moest worden aangeschaft, stak ik mij daarvoor in de schulden. Dat maakte mij niets uit.’ Of Meulenbeek maakte bijna stante pede een handig apparaatje als dat nodig was: ‘Met de opname van de single Van Agt Casanova van Paul Tornado heb ik weinig te maken gehad, omdat ik toen andere prioriteiten in mijn leven had, maar later heb ik er nog iets aan gedaan. De jongens van De 1000 Idioten Records bleken het helemaal verkeerd te hebben opgenomen. Alles was uit fase. Speciaal voor dat singletje heb ik toen een apparaatje in elkaar geknutseld waarmee alles weer recht kon worden getrokken. Dat is het enige.’ De andere prioriteiten van Meulenbeek behelsden zijn latere vrouw, de illustratrice Betty van Spijker - zij verwierf enige bekendheid met de tekening ‘Jan Cremer als Pin Up’ in de uitgave Tube 4 (1982) van de Culturele Raad Overijssel die hij juist had leren kennen. Lachend vertelt Meulenbeek, die indertijd als een soort beheerder van De Ark in het pand woonde, dat we volgens de sage de gehele dag in bed lagen. Regelmatig werden we

Volgens Meulenbeek stond de popgroep Cursus aan de wieg van stichting De Ark. ‘Cursus was een ouderwetse vriendenclub en daaruit werd dat kunstenaarsinitiatief geboren. En al die producten van De Ark en De Enschedese School... beschouw dat alles maar als de nageboorte. De placenta,’ vertelt Meulenbeek in zijn geluidsstudio aan huis. ‘Anders gezegd, De Ark was een jongensdroom en die hebben we verwezenlijkt. Door ambities en allerlei andere zaken is die droom uiteindelijk een zachte dood gestorven. Wat mij betreft lag er helemaal geen verheven filosofie of iets dergelijks aan De Ark ten grondslag. We praktiseerden gewoon een gevoel van vrijheid, oude hippies als we in die tijd waren. En verder niets.’

gestoord door de leveranciers van De Ark. Na verloop van tijd, toen de ambities en het geld steeds meer in De Ark begonnen op te spelen, zijn we naar het centrum van Enschede verhuisd. Het commerciële streven van De 1000 Idioten Records en De Enschedese School deed onmiddellijk afbreuk aan het uitgangspunt van De Ark, de vriendenclub die we waren. Vandaaruit gingen we dikwijls op een bijzondere wijze tegen de heersende orde in. Dat resulteerde onder meer in de grafiekmap 650 Jaar Enschede, waarvoor ik Enschede bij nacht heb gemaakt, een foto waar ik nog steeds wel trots op ben. Toen in De Ark niets meer van de vriendenclub over was, nog voordat De Enschedese School naar Amsterdam verdween, ben ik eruit gestapt. Ik wilde niets met al die ambities te maken hebben. Nul komma niks. Waarom? Dat weet ik niet. Toen ik een jaar of vijf was, vroeg een oom aan mij: wat wil je later worden? En toen zei ik: ach, zomaar een vent. Dat is me, geloof ik, aardig gelukt.’

Vader is niet thuis Als geluidstechnicus werkte Meulenbeek aan allerhande projecten van de diverse Ark-onderdelen mee. Hij had een technische hand in de single Kerstmis met de Ark, maar hij was bijvoorbeeld ook betrokken bij de bedrijfsfilm over de windtunnel in Vollenhove, die De Ark in opdracht van de Hollandse Beton Maatschappij heeft geproduceerd. In de vrije

avonduren maakten regisseur Voskamp en zijn crew van de gelegenheid gebruik om met de geleende 16mm-apparatuur een volledig geïmproviseerde rolprent te draaien: Motel. ‘Dat was ongein van de bovenste plank. Vele minuten lang.’ Voor het overige heeft Meulenbeek, naar eigen zeggen, eigenlijk niet veel over zijn Ark-periode te vertellen: ‘Van dat oorspronkelijke gevoel is nog slechts een zweem over, meer niet. Het meeste is verdwenen in de tijdgeest.’ Hij heeft ook nooit meer de behoefte gehad om in groepsverband op te treden. Als hij soms nog eens naar zijn gitaar grijpt, dan speelt hij voor zijn zoon of zichzelf. Bovendien heeft hij andere bezigheden. Doordeweeks is hij systeembeheerder op de AKI en in de rest van de tijd probeert hij te schrijven. ‘Hou het maar op gedichten,’ zegt Meulenbeek. ‘Ik schrijf allerlei boekjes vol, voor mezelf. De mooiste daarvan heet: “Vader is niet thuis”. Ik ben dan wel zonder ambitie, maar mijn stille hoop is ooit nog eens iets te publiceren. Zo ging het vroeger in De Ark aanvankelijk ook. Onze samenwerking was zonder scrupules. Zonder winstbejag. Dat heeft tot een hele reeks fabeltastische liedjes geleid. Niet zonder weemoed denk ik daaraan terug. Evenals aan de Meulenbeek Esprit en de montagetafel van De Ark die al jarenlang ergens op de AKI staat te verstoffen.’ JH

De zuilen van Hercules - deel 8 - door Atte Jongstra (Wat eraan voorafging: de plaats van een juf in de klas, een lesje in fysische geografie. Droogbek kan ook niet alles.)

foto: kees tabak

Frans Meulenbeek (1950) die in de Achterhoek een blauwe maandag bij de toen nog niet bekende popgroep Normaal heeft gespeeld, ging in 1970 naar de AKI. Hij wilde tekenen en schilderen, maar daarvan kwam hij betrekkelijk snel terug. Al die docenten en studenten hadden, wat hem betreft, ‘een veel te mooie babbel’. Dit was zijn wereld niet. Weldra gaf hij zich met een stel mede-studenten gewoon weer aan de muziek over. Hij heeft nog een AKI-beoordelingslijst uit die tijd met daarop als enige opmerking: ‘Frans kan prachtig gitaar spelen.’ Ondertekend door de toenmalige grafiekdocent

~ ex oriente lux ~

Frans Meulenbeek

Sipke Huismans, de latere directeur van de Enschedese kunstacademie. Meulenbeek raakte niet alleen bij allerlei AKI-bands betrokken - popgroepen met zulke fantasierijke namen als Looney Tunes, Flying Kroepoeks en Local Spastics -, maar hij werd ook de geluidstechnicus van Instituut Houtappel. Onder het toe-

ziend oog van AKI-docent Voskamp mocht hij een studio onder de grote trap in de hal van de kunstacademie inrichten. Eigenhandig bouwde hij allerlei apparatuur, zoals een mengpaneel dat al snel de Meulenbeek Esprit werd genoemd. In deze AKI-studio - ‘streng verboden gebied voor onbevoegden’ - maakten de popgroepen uit de vriendenkring van Meulenbeek

hun opnamen. In het najaar van ’73 nam Cursus het liedje Hop on your pogo-stick in de AKI-studio op, op Oudejaarsavond van datzelfde jaar gevolgd door Bike. De tapes werden, ‘ongetwijfeld op initiatief van Johan Visser in z’n matrozenpakje’, naar verschillende platenmaatschappijen gestuurd, maar de liedjes bleken niet commercieel genoeg.

Er knakt iets in Droogbek. Er komt een scheur in de harde bolster waarmee hij door de oorlog is gerold, en uit die scheur komen tranen. Even raakt de les in het ongerede. Nelly laat een borst schieten, die kletsend op de centrale ribbenkast valt. Pia weet eindelijk een piepklein plasje te produceren, een dun straaltje met licht nadruppelen. ‘Het verkeerde moment, oh...’ zucht de juffrouw teleurgesteld. ‘Nou juf, mag het?’ vraagt Henk opnieuw. ‘Ga maar...’ Droogbek lijkt ontroostbaar. ‘Nietig ben ik, kijk zelf maar. Ik heb gemoord, verkracht en gebrandschat. In de oorlog was ik een held, nu is het vrede. Kijk wat er van mijn glorie over is!’ Henk legt een arm om de schouders van zijn dubbelganger. ‘Jij wordt vast nog een goed mens,’ zegt hij troostend. Subiet effect. Droogbek vermant zich en herrijst, opnieuw is hij de Oostfrontsoldaat. ‘Eén voor allen, allen voor één,’ schreeuwt hij en het aanschouwelijk onderwijs wordt hervat. ‘Smijt die twee zuilen van Hercules in mijn straat,’ roept de juf. ‘En bij de les blijven. Jullie ook meiden!’

Beneden in de huiskamer zet ouderling Lammers zijn glaasje advocaat op het pluchen tafelkleed. ‘Overheerlijk,’ zegt hij. ‘Maar wat ik zeggen wilde... Is de jeugd niet erg wild vandaag de dag?’ ‘U zegt het,’ zegt Henks vader. ‘Ik vind ze ook erg luidruchtig worden. Inderdaad.’ Lammers vouwt zijn handen, slaat zijn blik omhoog en zegt dat na kerkelijk beraad is besloten de zedelijkheidspropaganda op te schroeven. ‘Bij de bevrijding was het een beestenbende, de lusten hadden de overhand, om nog maar te zwijgen van de oorlogsjaren zelf...’ ‘Wat dacht je!’ zegt Henks vader, die Lammers in diens bijzijn nooit in het ongelijk stelt. ‘Onderduikbetaling in natura, noem maar op!’ ‘Juist,’ zegt Lammers. ‘Dat peil moet omhoog. Ik denk dat daar ook een taak ligt voor het onderwijs.’ ‘Oh zeker, broeder Lammers...’ De ouderling slaat zich op de knieën, bedankt voor het glaasje, zegt blij te zijn dat zoon Henk het ouderlijk huis heeft teruggevonden en... ‘U bedoelt Droogbek...’ ‘Ach, wat kan het schelen nietwaar? Het gaat om de gedachte van een verloren zoon die terugkeert naar zijn vader, en de schoonheid van de vergiffenis. Wist U dat die gedachte al heel oud is?’ Wie is de vader van Henk, dat hij zoiets zou ontkennen? - WORDT VERVOLGD -


48

Laatstepost

~ ex oriente lux ~

Een Wiedergutmachung The making of Van Agt Casanova Het korte maar krachtige optreden van Paul Tornado op 4 april 1978 in het Amsterdamse Paradiso kwam uit ongeveer dezelfde artistieke stemming voort als het eenmalige concert dat Johnny & the Moondog op 29 september 1974 in de Enschedese Vrijhof gaf. De komst van deze ‘bekende’ Amerikaanse popgroep naar de vroegere textielstad was al met al een goed geslaagde performance, opgezet door het Trioler Broekje, een driemanschap dat in het begin van de jaren zeventig de AKI Akademie voor Beeldende Kunst in Enschede onveilig maakte. Het Trioler Broekje, dat in de zomer van 1973 werd opgericht, bestond uit de AKI-studenten Paul Hajenius, Kees Maas en Willem Wisselink. Zij hebben onder meer de speelfilm ‘Original Dutch Blanket’ (1974) geproduceerd, het toneelstuk ‘Kuifje in Maconië’ (1975) gemaakt en de ‘Royal Dutch Moustache Club’ opgericht, maar hun eerste project was het gratis concert van de fake-band Johnny & the Moondog. Het idee hiervoor werd aangedragen door Wisselink die al in zijn Arnhemse middelbare schooljaren bovenmatig in popmuziek was geïnteresseerd. Terwijl hij het idee voor Johnny & the Moondog met Maas besprak, werd hij door een derde AKI-student benaderd: ‘Ho ho hallo, ik ben Paul Hajenius. Wat hoor ik? Muziek? Theater? Gedoe? Dat lijkt me ook wel leuk.’

Idiot’s krantje

De kunstzinnige opvattingen van Maas en Wisselink sloten sterk bij die van Hajenius aan. In hun ogen diende de beeldende kunst domweg veel verder te gaan dan zulke klassieke disciplines als beeldhouwen of schilderen. Dat vonden ze maar geestdodende saaie bezigheden. Zij stonden een vorm van totaaltheater voor waarin de meest uiteenlopende expressievormen aaneen werden gesmeed en een ironische of relativerende ondertoon niet werd geschuwd. Daar was het optreden van Johnny & the Moondog het eerste voorbeeld van. Het Trioler Broekje richtte een fanclub op die allerlei popbladen met brieven bestookte waarin werd geprotesteerd tegen het gebrek aan informatie over

‘deze Amerikaanse superformatie’. Zo kwam Johnny & the Moondog steeds meer in de publiciteit en naar aanleiding van voorverhalen in de lokale pers, mede gebaseerd op een door de fanclub uitgegeven communiqué over de voorgeschiedenis van de groep, waren ongeveer vierhonderd belangstellenden op het gratis popconcert in de Agora van de Vrijhof afgekomen. Daar bleek het aangekondigde optreden en alles wat daaraan vooraf was gegaan, uiteindelijk niet meer dan een goede grap die de regionale journalisten, zoals zij achteraf schreven, uiteraard al onmiddellijk hadden doorzien. Het Trioler Broekje heeft de gehele voorbereiding en uitvoering van de muzikale performance beschreven in het boek Johnny & the Moondog (1974), dat werd ingeleid door Wim de Bie: ‘Ik hoop dat dit boek meer zal worden dan een werk dat men bij bepaalde gelegenheden eens ter hand neemt om iets na te slaan. Naar mijn overtuiging is het bij uitstek geschikt om als lees- en leerboek te dienen voor hem of haar die zich in de sfeer of de ontwikkeling van het Trioler Broekje wenst te verdiepen.’ Nadat Hajenius in 1976 aan de AKI was afgestudeerd - Maas en Wisselink hadden het laatste studiejaar nog voor de boeg heeft hij een poging ondernomen om het Trioler Broekje bij De Ark onder te brengen, maar dat lukte niet. Johan Visser heeft dat verzoek van Hajenius zogenaamd steeds in beraad gehouden. Nadat het Trioler Broekje in het voorjaar van 1977 was opgeheven, omdat Hajenius andere zaken aan zijn hoofd had, introduceerde Visser het duo Maas en Wisselink - kortweg: de Kewi’s medio 1977 als aspirant-leden bij De Ark. ‘Als ik eerlijk ben,’ merkt Hajenius op, ‘vind ik het natuurlijk erg jammer dat ik nooit als lid van De Enschedese School ben gevraagd. Daar ben ik toentertijd best wel kapot van geweest. En nog altijd weet ik eigenlijk niet precies waarom ik ben afgewezen. Het heeft vermoedelijk iets te maken met het feit dat ik niet louter en alleen aan de opdrachten van De Ark en de producten van De Enschedese School wilde werken, omdat zulks goed voor het collectief zou zijn. Ik heb het “Visbox” daarna nog eens apart gevraagd, maar ik kreeg weer nul op het rekest. En weet je wat achteraf het wrange van de kwestie is? Wisselink zag dermate tegen Visser op dat hij het hem niet eens durfde te vragen. Daar ben ik altijd heel gemakkelijk in geweest. Heiligheden... pppfff.’ Na deze teleurstellende ervaring was Hajenius, toentertijd een Twentse lookalike van Nana Mouskouri, hoogstverbaasd dat hij in de zomer van ‘77 ineens weer door Wisselink werd benaderd: ‘Goh, lijkt het je wat om een singletje te gaan opnemen?’ Wisselink was op dat idee gekomen, omdat Hajenius als de figuur van Günther Küssmar in de Trioler Broekje TV-Show (1975)

niet onverdienstelijk had gezongen: Alle Mädchen die ich küsste, blieben schlapf. Hij had, naar eigen zeggen, de begeleidingsband al bijeen: ‘Dat wordt gewoon de line-up van de La Salle’s, aangevuld met Geert Voskamp.’ En ook de naam voor de zanger stond al vast: Paul Tornado. Die naam was aangereikt dan wel opgelegd door Johan Visser. Daarbij had hij zich laten inspireren door zijn eigen toevoeging aan de door Voskamp begonnen ledenprent van De Ark: Een witte tornado. ‘Toen ben ik dus in dat Paul Tornado-project gestapt,’ vertelt Hajenius op een Indian summer-dag in oktober. ‘De tekst en de muziek voor Van Agt Casanova was in een vloek en een zucht gemaakt. De opname van de single in studio De Ark nam een dag of wat in beslag. En een paar maanden later stond ik met dezelfde begeleidingsband op het podium van Paradiso.’ Het vijftiger jaren tafeltje waaraan de eerste Nederlandstalige punk-zanger is gezeten, ligt bezaaid met allerhande fanmail, kran-tenknipsels en promotiemateriaal. En niet te vergeten de geruchtmakende single. ‘Dat ding blijft me achtervolgen. Nog altijd wordt mij met de regelmaat van de klok gevraagd: Zeg, was jij niet ooit die punkzanger van dat liedje Van Agt Casanova?’ En Hajenius vervolgt: ‘Ik heb het altijd verbazingwekkend gevonden dat Wisselink juist mij als Paul Tornado had voorbestemd. Zo kreeg ik voor korte tijd plotseling toch nog iets met De Ark te maken, zij het met een dependance daarvan: De 1000 Idioten Records. Dat had ik eigenlijk niet meer verwacht. Hou het maar op een Wiedergutmachung.’

Van Agt Casanova Paul Hajenius (1951), die als beeldend kunstenaar nog altijd in Enschede woont en werkt, kan zich nog heel goed herinneren hoe het liedje Van Agt Casanova tot stand is gekomen: ‘In die tijd hadden de Sex Pistols het liedje God save the Queen gemaakt,- en dat sloeg in als een bom. Toen hebben wij gewoon gedacht - of Wisselink heeft gedacht, of ondergetekende (laten we dit maar in het midden houden) - dat iets dergelijks ook in de Nederlandse taal mogelijk zou moeten zijn. De keuze viel al snel op een politiek lied. Toen lag het min of meer voor de hand dat onze minister-president Dries van Agt het lijdend voorwerp zou worden. Daarmee zou de zojuist opgerichte platenmaatschappij De 1000 Idioten Records, volgens ons, ongetwijfeld opvallen. Destijds speelde de kwestie van de 49 stoelen in de Nederlandse politiek. Er mochten niet meer zitplaatsen in een sexbioscoop zijn. Vijftig was te veel. En Van Agt was ook mordicus tegen abortussen. Denk maar aan het gedoe rond de Bloemenhove-kliniek. Dat was dus een mooi thema om iets mee te doen. En Wisselink speelde uit de losse pols een melodietje voor: tatatada, tatatada. En toen zei ik: ‘Maar Willem, dat is eigenlijk gewoon God save the Queen. Weet je dat wel? Van Agt Ca-sa-no-va, God save the Queen, ta-ta-ta-da’. Oh, zei Wisselink. De tekst is gewoon op een avondje door Maas, Wisselink en mij in elkaar geflanst: “Van Agt Casanova / moet aan de macht / Van Agt Supernova / de toekomst die lacht.” Ik durf eigenlijk niet hardop te zeggen dat

Laatstepost het idee per se van mij is, want dat vind ik zo hoogdravend.’ De punksong Van Agt Casanova - ruim negentig seconden onvervalste Nederpunk - werd gewoon op de Revox 77 in de inmiddels door Frans Meulenbeek uitgebouwde studio van De Ark opgenomen, maar dat had nogal wat voeten in de aarde. Telkens ging de inzet van Hajenius mis, waarop Wisselink ten einde raad zei: Paul, ik roep wel heel hard: Ja, en dan begin jij te zingen.’ Na de ferme A-kant van de eerste officiële single van De 1000 Idioten Records moest er vanzelfsprekend ook een B-kant komen. ‘En het liefst zo kort mogelijk,’ herinnert Hajenius zich. ‘Dat is Ik wil jou zijn (mijn idool) geworden. De gedachte daarachter was uiterst simpel. Ik wist dat Wisselink helemaal gek van David Bowie was. Hij speelde altijd zomaar toevallig per ongeluk allerlei Bowie-riffjes. Dat had hij dan zogenaamd niet door. Wat dit betreft was hij een geweldige adapter. Niet dat hij nu onmiddellijk helemaal Bowie wilde zijn, maar toch wel een beetje. Bowie droeg indertijd een hoed en ik een bril - die ik natuurlijk niet wilde -, dus het werd al snel: “Zelfde pak / zelfde bril / zelfde hoed / zelfde jas / ik wil jou zijn (2x)”. Deze combinatie werd de B-kant van het singletje, zo simpel mogelijk.’ De beide liedjes Van Agt Casanova en Ik wil jou zijn (mijn idool) zijn uiteindelijk in drie dagen opgenomen. De begeleidingsband bestond uit enkele leden van de La Salle’s: ex-verwarmingsmonteur Fred B. op drums, Pieter Draaijer op bas en Charles Engering op gitaar. En daarnaast speelde Willem Wisselink op slaggitaar en Geert Voskamp op de toetsen. De opnamesessies duurden van elf uur ’s ochtends tot drie uur ’s nachts. Met alle ellende van dien. Verkeerde aansluitingen, irritaties en veel jongensachtige ongein, maar het was, aldus Hajenius, alles bij elkaar reuze gezellig. Achteraf was

49

~ ex oriente lux ~

ik heel tevreden over Van Agt Casanova. Een wonderbaarlijk mooi product. En dat vind ik eigenlijk nog steeds.’

Orcano De single van Paul Tornado werd in de eerste week van december 1977 op de markt gebracht, nog juist voordat de tweede single van De 1000 Idioten Records, Kerstmis met De Ark, zou verschijnen. Er werd een goed geöliede promotiecampagne opgezet. Wat dit betreft hadden Hajenius, Maas en Wisselink al de nodige ervaring opgedaan met de publiciteit rond het optreden van Johnny & the Moondog. Ook Visser, die zichzelf in het logo van De 1000 Idioten Records had vereeuwigd, wist wel raad met dergelijke campagnes. Gedrieën schreven ze een opruiend persbericht. De ‘komiekfotograaf’ Paul Tornado gaf, tezamen met Visser en Wisselink, een interview aan Herbert Paay, die de rubriek ‘Regiopop’ verzorgde in het lokale weekblad Twente Intiem. Onder de kop ‘Ook Twentse punk is erg schokkend’ merkte Visser onder meer op: ‘We spelen met de volumeknop zo ver mogelijk open en alles gaat bikkelhard recht voor zijn raap op de plaat.’ Daags na het interview - ergens in de tweede week van december ’77 - werd er een rondgang langs de Hilversumse diskjockeys gemaakt. ‘Ja, dat was allemaal niet mis,’ verzucht Hajenius, ‘om te beginnen een interview in Twente Intiem en dan ook nog eens een keer een uitstapje naar Hilversum. De avond tevoren heb ik iets verkeerds gedronken. Al kotsend werd ik door Visser naar Hilversum gereden. Daar zijn we bij al die diskjockeys langs geweest. Op een gegeven ogenblik kwamen we bij Alfred Lagarde terecht. We hadden een plastic pick-upje bij ons. Die Lagarde hoorde ook wel wat gekras, maar toen hij de tekst onder zijn neus kreeg gedrukt, was hij op slag verkocht. Hij waarschuwde zijn collega’s van de VARA en de VPRO, en ’s middags gooide hij de

Tornado aan lager wal Na het succes van de punksingle Van Agt Casanova belandde zanger Paul Tornado in het zwarte gat van de popmuzikant. Hij raakte niet zoals zoveel popmuzikanten aan de harde drugs verslaafd, maar ontdekte de kracht van andere rotzooi. Sindsdien stroopt Tornado geregeld antiekmarkten af, op zoek naar allerhande tweedehands spullen. Daar voelt hij zich goed bij thuis. Toch droomt Tornado, te midden van zijn curiosa, nog wel eens hardop van een come-back: dan zegt hij een hip-hop versie van Van Agt Casanova te willen opnemen.


48

Laatstepost

~ ex oriente lux ~

Een Wiedergutmachung The making of Van Agt Casanova Het korte maar krachtige optreden van Paul Tornado op 4 april 1978 in het Amsterdamse Paradiso kwam uit ongeveer dezelfde artistieke stemming voort als het eenmalige concert dat Johnny & the Moondog op 29 september 1974 in de Enschedese Vrijhof gaf. De komst van deze ‘bekende’ Amerikaanse popgroep naar de vroegere textielstad was al met al een goed geslaagde performance, opgezet door het Trioler Broekje, een driemanschap dat in het begin van de jaren zeventig de AKI Akademie voor Beeldende Kunst in Enschede onveilig maakte. Het Trioler Broekje, dat in de zomer van 1973 werd opgericht, bestond uit de AKI-studenten Paul Hajenius, Kees Maas en Willem Wisselink. Zij hebben onder meer de speelfilm ‘Original Dutch Blanket’ (1974) geproduceerd, het toneelstuk ‘Kuifje in Maconië’ (1975) gemaakt en de ‘Royal Dutch Moustache Club’ opgericht, maar hun eerste project was het gratis concert van de fake-band Johnny & the Moondog. Het idee hiervoor werd aangedragen door Wisselink die al in zijn Arnhemse middelbare schooljaren bovenmatig in popmuziek was geïnteresseerd. Terwijl hij het idee voor Johnny & the Moondog met Maas besprak, werd hij door een derde AKI-student benaderd: ‘Ho ho hallo, ik ben Paul Hajenius. Wat hoor ik? Muziek? Theater? Gedoe? Dat lijkt me ook wel leuk.’

Idiot’s krantje

De kunstzinnige opvattingen van Maas en Wisselink sloten sterk bij die van Hajenius aan. In hun ogen diende de beeldende kunst domweg veel verder te gaan dan zulke klassieke disciplines als beeldhouwen of schilderen. Dat vonden ze maar geestdodende saaie bezigheden. Zij stonden een vorm van totaaltheater voor waarin de meest uiteenlopende expressievormen aaneen werden gesmeed en een ironische of relativerende ondertoon niet werd geschuwd. Daar was het optreden van Johnny & the Moondog het eerste voorbeeld van. Het Trioler Broekje richtte een fanclub op die allerlei popbladen met brieven bestookte waarin werd geprotesteerd tegen het gebrek aan informatie over

‘deze Amerikaanse superformatie’. Zo kwam Johnny & the Moondog steeds meer in de publiciteit en naar aanleiding van voorverhalen in de lokale pers, mede gebaseerd op een door de fanclub uitgegeven communiqué over de voorgeschiedenis van de groep, waren ongeveer vierhonderd belangstellenden op het gratis popconcert in de Agora van de Vrijhof afgekomen. Daar bleek het aangekondigde optreden en alles wat daaraan vooraf was gegaan, uiteindelijk niet meer dan een goede grap die de regionale journalisten, zoals zij achteraf schreven, uiteraard al onmiddellijk hadden doorzien. Het Trioler Broekje heeft de gehele voorbereiding en uitvoering van de muzikale performance beschreven in het boek Johnny & the Moondog (1974), dat werd ingeleid door Wim de Bie: ‘Ik hoop dat dit boek meer zal worden dan een werk dat men bij bepaalde gelegenheden eens ter hand neemt om iets na te slaan. Naar mijn overtuiging is het bij uitstek geschikt om als lees- en leerboek te dienen voor hem of haar die zich in de sfeer of de ontwikkeling van het Trioler Broekje wenst te verdiepen.’ Nadat Hajenius in 1976 aan de AKI was afgestudeerd - Maas en Wisselink hadden het laatste studiejaar nog voor de boeg heeft hij een poging ondernomen om het Trioler Broekje bij De Ark onder te brengen, maar dat lukte niet. Johan Visser heeft dat verzoek van Hajenius zogenaamd steeds in beraad gehouden. Nadat het Trioler Broekje in het voorjaar van 1977 was opgeheven, omdat Hajenius andere zaken aan zijn hoofd had, introduceerde Visser het duo Maas en Wisselink - kortweg: de Kewi’s medio 1977 als aspirant-leden bij De Ark. ‘Als ik eerlijk ben,’ merkt Hajenius op, ‘vind ik het natuurlijk erg jammer dat ik nooit als lid van De Enschedese School ben gevraagd. Daar ben ik toentertijd best wel kapot van geweest. En nog altijd weet ik eigenlijk niet precies waarom ik ben afgewezen. Het heeft vermoedelijk iets te maken met het feit dat ik niet louter en alleen aan de opdrachten van De Ark en de producten van De Enschedese School wilde werken, omdat zulks goed voor het collectief zou zijn. Ik heb het “Visbox” daarna nog eens apart gevraagd, maar ik kreeg weer nul op het rekest. En weet je wat achteraf het wrange van de kwestie is? Wisselink zag dermate tegen Visser op dat hij het hem niet eens durfde te vragen. Daar ben ik altijd heel gemakkelijk in geweest. Heiligheden... pppfff.’ Na deze teleurstellende ervaring was Hajenius, toentertijd een Twentse lookalike van Nana Mouskouri, hoogstverbaasd dat hij in de zomer van ‘77 ineens weer door Wisselink werd benaderd: ‘Goh, lijkt het je wat om een singletje te gaan opnemen?’ Wisselink was op dat idee gekomen, omdat Hajenius als de figuur van Günther Küssmar in de Trioler Broekje TV-Show (1975)

niet onverdienstelijk had gezongen: Alle Mädchen die ich küsste, blieben schlapf. Hij had, naar eigen zeggen, de begeleidingsband al bijeen: ‘Dat wordt gewoon de line-up van de La Salle’s, aangevuld met Geert Voskamp.’ En ook de naam voor de zanger stond al vast: Paul Tornado. Die naam was aangereikt dan wel opgelegd door Johan Visser. Daarbij had hij zich laten inspireren door zijn eigen toevoeging aan de door Voskamp begonnen ledenprent van De Ark: Een witte tornado. ‘Toen ben ik dus in dat Paul Tornado-project gestapt,’ vertelt Hajenius op een Indian summer-dag in oktober. ‘De tekst en de muziek voor Van Agt Casanova was in een vloek en een zucht gemaakt. De opname van de single in studio De Ark nam een dag of wat in beslag. En een paar maanden later stond ik met dezelfde begeleidingsband op het podium van Paradiso.’ Het vijftiger jaren tafeltje waaraan de eerste Nederlandstalige punk-zanger is gezeten, ligt bezaaid met allerhande fanmail, kran-tenknipsels en promotiemateriaal. En niet te vergeten de geruchtmakende single. ‘Dat ding blijft me achtervolgen. Nog altijd wordt mij met de regelmaat van de klok gevraagd: Zeg, was jij niet ooit die punkzanger van dat liedje Van Agt Casanova?’ En Hajenius vervolgt: ‘Ik heb het altijd verbazingwekkend gevonden dat Wisselink juist mij als Paul Tornado had voorbestemd. Zo kreeg ik voor korte tijd plotseling toch nog iets met De Ark te maken, zij het met een dependance daarvan: De 1000 Idioten Records. Dat had ik eigenlijk niet meer verwacht. Hou het maar op een Wiedergutmachung.’

Van Agt Casanova Paul Hajenius (1951), die als beeldend kunstenaar nog altijd in Enschede woont en werkt, kan zich nog heel goed herinneren hoe het liedje Van Agt Casanova tot stand is gekomen: ‘In die tijd hadden de Sex Pistols het liedje God save the Queen gemaakt,- en dat sloeg in als een bom. Toen hebben wij gewoon gedacht - of Wisselink heeft gedacht, of ondergetekende (laten we dit maar in het midden houden) - dat iets dergelijks ook in de Nederlandse taal mogelijk zou moeten zijn. De keuze viel al snel op een politiek lied. Toen lag het min of meer voor de hand dat onze minister-president Dries van Agt het lijdend voorwerp zou worden. Daarmee zou de zojuist opgerichte platenmaatschappij De 1000 Idioten Records, volgens ons, ongetwijfeld opvallen. Destijds speelde de kwestie van de 49 stoelen in de Nederlandse politiek. Er mochten niet meer zitplaatsen in een sexbioscoop zijn. Vijftig was te veel. En Van Agt was ook mordicus tegen abortussen. Denk maar aan het gedoe rond de Bloemenhove-kliniek. Dat was dus een mooi thema om iets mee te doen. En Wisselink speelde uit de losse pols een melodietje voor: tatatada, tatatada. En toen zei ik: ‘Maar Willem, dat is eigenlijk gewoon God save the Queen. Weet je dat wel? Van Agt Ca-sa-no-va, God save the Queen, ta-ta-ta-da’. Oh, zei Wisselink. De tekst is gewoon op een avondje door Maas, Wisselink en mij in elkaar geflanst: “Van Agt Casanova / moet aan de macht / Van Agt Supernova / de toekomst die lacht.” Ik durf eigenlijk niet hardop te zeggen dat

Laatstepost het idee per se van mij is, want dat vind ik zo hoogdravend.’ De punksong Van Agt Casanova - ruim negentig seconden onvervalste Nederpunk - werd gewoon op de Revox 77 in de inmiddels door Frans Meulenbeek uitgebouwde studio van De Ark opgenomen, maar dat had nogal wat voeten in de aarde. Telkens ging de inzet van Hajenius mis, waarop Wisselink ten einde raad zei: Paul, ik roep wel heel hard: Ja, en dan begin jij te zingen.’ Na de ferme A-kant van de eerste officiële single van De 1000 Idioten Records moest er vanzelfsprekend ook een B-kant komen. ‘En het liefst zo kort mogelijk,’ herinnert Hajenius zich. ‘Dat is Ik wil jou zijn (mijn idool) geworden. De gedachte daarachter was uiterst simpel. Ik wist dat Wisselink helemaal gek van David Bowie was. Hij speelde altijd zomaar toevallig per ongeluk allerlei Bowie-riffjes. Dat had hij dan zogenaamd niet door. Wat dit betreft was hij een geweldige adapter. Niet dat hij nu onmiddellijk helemaal Bowie wilde zijn, maar toch wel een beetje. Bowie droeg indertijd een hoed en ik een bril - die ik natuurlijk niet wilde -, dus het werd al snel: “Zelfde pak / zelfde bril / zelfde hoed / zelfde jas / ik wil jou zijn (2x)”. Deze combinatie werd de B-kant van het singletje, zo simpel mogelijk.’ De beide liedjes Van Agt Casanova en Ik wil jou zijn (mijn idool) zijn uiteindelijk in drie dagen opgenomen. De begeleidingsband bestond uit enkele leden van de La Salle’s: ex-verwarmingsmonteur Fred B. op drums, Pieter Draaijer op bas en Charles Engering op gitaar. En daarnaast speelde Willem Wisselink op slaggitaar en Geert Voskamp op de toetsen. De opnamesessies duurden van elf uur ’s ochtends tot drie uur ’s nachts. Met alle ellende van dien. Verkeerde aansluitingen, irritaties en veel jongensachtige ongein, maar het was, aldus Hajenius, alles bij elkaar reuze gezellig. Achteraf was

49

~ ex oriente lux ~

ik heel tevreden over Van Agt Casanova. Een wonderbaarlijk mooi product. En dat vind ik eigenlijk nog steeds.’

Orcano De single van Paul Tornado werd in de eerste week van december 1977 op de markt gebracht, nog juist voordat de tweede single van De 1000 Idioten Records, Kerstmis met De Ark, zou verschijnen. Er werd een goed geöliede promotiecampagne opgezet. Wat dit betreft hadden Hajenius, Maas en Wisselink al de nodige ervaring opgedaan met de publiciteit rond het optreden van Johnny & the Moondog. Ook Visser, die zichzelf in het logo van De 1000 Idioten Records had vereeuwigd, wist wel raad met dergelijke campagnes. Gedrieën schreven ze een opruiend persbericht. De ‘komiekfotograaf’ Paul Tornado gaf, tezamen met Visser en Wisselink, een interview aan Herbert Paay, die de rubriek ‘Regiopop’ verzorgde in het lokale weekblad Twente Intiem. Onder de kop ‘Ook Twentse punk is erg schokkend’ merkte Visser onder meer op: ‘We spelen met de volumeknop zo ver mogelijk open en alles gaat bikkelhard recht voor zijn raap op de plaat.’ Daags na het interview - ergens in de tweede week van december ’77 - werd er een rondgang langs de Hilversumse diskjockeys gemaakt. ‘Ja, dat was allemaal niet mis,’ verzucht Hajenius, ‘om te beginnen een interview in Twente Intiem en dan ook nog eens een keer een uitstapje naar Hilversum. De avond tevoren heb ik iets verkeerds gedronken. Al kotsend werd ik door Visser naar Hilversum gereden. Daar zijn we bij al die diskjockeys langs geweest. Op een gegeven ogenblik kwamen we bij Alfred Lagarde terecht. We hadden een plastic pick-upje bij ons. Die Lagarde hoorde ook wel wat gekras, maar toen hij de tekst onder zijn neus kreeg gedrukt, was hij op slag verkocht. Hij waarschuwde zijn collega’s van de VARA en de VPRO, en ’s middags gooide hij de

Tornado aan lager wal Na het succes van de punksingle Van Agt Casanova belandde zanger Paul Tornado in het zwarte gat van de popmuzikant. Hij raakte niet zoals zoveel popmuzikanten aan de harde drugs verslaafd, maar ontdekte de kracht van andere rotzooi. Sindsdien stroopt Tornado geregeld antiekmarkten af, op zoek naar allerhande tweedehands spullen. Daar voelt hij zich goed bij thuis. Toch droomt Tornado, te midden van zijn curiosa, nog wel eens hardop van een come-back: dan zegt hij een hip-hop versie van Van Agt Casanova te willen opnemen.


50

De promotie van de Paul Tornado-single werd ook nog op een andere wijze ondersteund. Visser had Hajenius en twee AKI-studenten, de blaadjesmakers Fedde Spoel en Frits M. Woudstra, gevraagd om een promotiekrant in elkaar te zetten. Dat werd Orcano. Ook de naam Fripafed is nog even overwogen, al was Frites Parfait - een onomatopee van Frits, Paul en Fedde - dan misschien wel aardiger geweest. Van Orcano zijn slechts twee nummers verschenen. In het oranjegekleurde nulnummer stond de afgekeurde hoes van Van Agt Casanova prominent op de eerste pagina: een montagefoto van Wiegel die Van Agt neemt. ‘Dat was een erg vermakelijk plaatje,’ aldus Hajenius, ‘maar ik schaamde me vreselijk om in een sexshop bij de homobladen te staan. Bang dat ik zou worden betrapt.’

Paradiso De cult-status van de single Van Agt Casanova, die regelmatig door de Hilversumse diskjockeys werd gedraaid, had tot gevolg dat Paul Tornado via De 1000 Idioten Records een uitnodiging van Fer Abrahams kreeg om in Paradiso een exclusief optreden te verzorgen. Er moesten dus als de wiedeweerga, in ongeveer twee maanden tijd, allerlei nieuwe nummers worden geschreven en ingestudeerd. Twee keer in de week repeteerde Hajenius met de basis van de La Salle’s in een gecapitonneerde ruimte met matrassen, een schuurtje aan de Haakbergerstraat. En drie keer in de week hielden Hajenius, Maas en Wisselink aparte sessies, tij-

dens welke de teksten en muziek werden geschreven. Wat is daarvan overgebleven? Hajenius: The pope is on dope. En hij begint onmiddellijk te zingen: “The pope is on dope / He sucks it alle day / Sitting in the hall of Saint Peter / The boys of the choir appear from behind / to kiss and hug his little thing // Come on, do the Pope, Pope, Pope”. Waarmee een nieuwe dans werd geïntroduceerd. Het was toentertijd nogal problematisch om direct goede Nederlandse teksten te verzinnen. Er moest te veel in een rampspoed-tempo worden gedaan. Baby, baby, I’m in love with you. Een typisch Wisselink-nummer. Toen zei ik: “Dat kan ik niet zingen, want ik ben niet in love”. “Niks mee te maken, riep Wisselink,” waarna ik het toch maar heb gezongen. En niet te vergeten het prachtige nummer Rumours of revolution dat Wisselink als B-kant van zijn eigen single Too shy to love heeft gebruikt. Ik heb het later nog vertaald en op mijn mini-LP Pissig opgenomen. We hadden uiteindelijk een stuk of twaalf nummers en die werden er in een half uurtje uitgeramd. Het was echt de bedoeling om dat repertoire in Paradiso zo snel mogelijk te spelen.’ Aangezien Hajenius geen geschoolde of althans redelijk geoefende zanger was, raakte hij ten gevolge van het veelvuldig repeteren, keer op keer zijn stem kwijt. Daarvoor was hij naar de dokter geweest. Die had hem een hoestdrankje met codeïne voorgeschreven. Een kennis had hem aangeraden een beetje speed te nemen - ‘Dat schijnt heel goed te zijn’ -, maar dit advies heeft hij niet opgevolgd. ‘Godzijdank.’ Ook tijdens de soundcheck in Paradiso begon de stem van Paul Tornado zich plotseling tegen het punkige repertoire te verzetten: ‘Ik zette een lied in, ik weet niet meer welk, en dat klonk ongeveer als volgt: “Kroink, kroink, uche uche... verdomme”. Na de soundcheck ben ik iets gaan eten bij Scheltema. Daar heeft Alke de Kroes, de toenmalige partner van Johan Visser, mij aangeraden om een paar glaasjes Beerenburg te nuttigen. Dat zou heel goed voor mijn getergde stembanden zijn. Ik heb dus dat hele flesje met dat Nattermann-achtige siroopje achterover geslagen, en vervolgens diverse Beerenburgjes. Dat klokte heerlijk weg en ik moet zeggen: het hielp perfect. Ik geloof dat

we ons repertoire ruimschoots binnen een half uur erdoor hadden gejaagd. Ik had in Paradiso hoegenaamd geen last van plankenkoorts, maar ik moet wel zeggen dat ik niet meer geheel heb meegekregen hoe het optreden is verlopen. Slechts één keer raakte ik mijn tekst kwijt. Daar ben ik altijd als de dood voor. Wat dit betreft lijk ik op de oude Kraay. Toen heb ik gewoon maar wat geblablablaat.’

mede te danken aan de al dan niet opgeklopte publiciteit rond de single Van Agt Casanova in de diverse popbladen. Op de dag van het optreden in Paradiso verscheen bijvoorbeeld een Muziekkrant Oor met de jaarlijkse populariteitspolls. In de rubriek ‘Zanger binnenland’ was Paul Tornado op de achtste plaats beland, met 3,3 % van de uitgebrachte stemmen, nog ruim voor de blueszanger Harry Muskee die naar de tiende plaats was gezakt.

Toegiften

Ondanks het succes van Van Agt Casanova is de samenwerking van Paul Tornado met de onderhavige begeleidingsband bij dat ene optreden in Paradiso gebleven. ‘God zij dank,’ verkondigt Hajenius. ‘Anders was ik elke keer mijn fluorescerende stropdas kwijtgeraakt. Je was erbij of je was er niet bij. Wat dit betreft geldt voor Paul Tornado hetzelfde als voor de Sex Pistols. Die hebben ook maar een keer in ons land opgetreden,- in een of ander nebbisj lokaaltje in Maasbree. Een gemiste kans voor een hele schare liefhebbers. Maar het blijft natuurlijk een merkwaardige geschiedenis: je krijgt een optreden aangeboden, daar werk je met man en macht naar toe en vervolgens heb je niets meer te doen.’

Na deze Blitzkrieg in Paradiso moest Tornado nog diverse toegiften geven. Daartoe werd hij luidruchtig aangemoedigd door zijn eigen aanhang die met een gecharterde bus uit Twente was meegekomen. Een groot deel van de overige belangstellenden was al teleurgesteld afgedropen, omdat Paul Tornado hoofdzakelijk in het Engels zong. Maar er waren ook enthousiaste fans die niet uit Enschede waren gekomen, zoals de zoon van Sipke Huismans, de latere AKI-directeur, en de veertienjarige Bartje Schut, oprichter van de Paul Tornado Fanclub. ‘Die is ooit nog eens in Enschede op visite geweest,’ vertelt Hajenius. ‘We hebben hem toen de studio van de De 1000 Idioten Records laten zien en vervolgens een glaasje cola gegeven. Bartje gaf ook een blaadje uit waarin hij allerlei nonsens over Tornado krabbelde. Over succesvolle tournees in Japan en zo. Dat schreef hij allemaal gewoon met de hand. Lekker hoekig. Een paar jaar later ontpopte hij zich als grafitty-artiest in Amsterdam. Daarmee heeft hij nog eens de cover van de Haagse Post gehaald.’ De Twentse aanhang in Paradiso bleef maar om Paul Tornado schreeuwen. Hij heeft vervolgens ‘nog wel een keer of zes’ zijn punkhit Van Agt Casanova in de microfoon geschreeuwd. Slechts deze toegiften zijn op tape bewaard gebleven; de rest van het historische optreden in de Amsterdamse poptempel werd helaas niet opgenomen. Foutje van de man achter de knoppen. Een week na dato hebben Paul Tornado en zijn begeleidingsband het gehele Paradiso-optreden, met het oog op een eventuele live-LP, in de Ark-studio overgedaan. Dat het eerste optreden van Paul Tornado niet onopgemerkt voorbij is gegaan, was

Pissig Behalve de single Van Agt Casanova heeft Hajenius nauwelijks nog iets voor Visser en Wisselink gedaan, of het zou de foto moeten zijn die hij aan het negende nummer van het tijdschrift De Enschedese School heeft bijgedragen: Hajenius as a young tornado. Ook heeft hij een verzameling internationale krantencovers over de dood van John Lennon bijgedragen aan het vijfde nummer van het periodiek van De Enschedese School. Na het Paradiso-optreden had Hajenius met De 1000 Idioten Records afgesproken dat er op termijn een nieuw nummer van Paul Tornado zou worden uitgebracht, maar dat is nooit gebeurd. Wel is het door Wisselink geschreven Image ooit als B-kant van Van Agt Casanova aangekondigd in een advertentie in het vijfde nummer van De Enschedese School, maar deze re-issue is nooit verschenen. ‘Wat de motieven van Visser en Wisselink hiervoor waren?’ vraagt Hajenius zich hardop af, ‘daar kan ik

slechts naar raden. Misschien waren de mannen van De 1000 Idioten Records overdonderd door het succes en wilden ze er werkelijk niet meer dan duizend verkopen, terwijl er uiteindelijk ongeveer vijfduizend stuks van die single zijn verkocht. Dat kan toch? Maar het lijkt me waarschijnlijker dat ze andere belangen hadden. Ze wilden een single van de Kewi’s uitbrengen,en dat was met het succes van Van Agt Casanova mogelijk geworden.’ Wat de opvolger van Van Agt Casanova betreft voelt Hajenius zich achteraf een beetje door De 1000 Idioten Records aan het lijntje gehouden. Toen hem dat steeds meer begon te ergeren, ging hij met een nieuwe Paul Tornado Band samenwerken. Daarmee zocht hij uiteindelijk zijn heil bij Plurex, toentertijd de belangrijkste concurrent van De 1000 Idioten Records. Op dat label verscheen in de zomer van 1980 de mini-LP Pissig bij Plurex, al ontkent Hajenius dat hij in die titel iets van wraak ten opzichte van De 1000 Idioten Records heeft willen laten doorklinken. Op Pissig staan nog drie oude nummers die Hajenius met Wisselink heeft geschreven: Kijk uit voor de deejays, Geruchten van revolutie en Ik wil een artikel in Tussen de rails. Drie Nederlandstalige nummers die de B-kant van Pissig vormen. Twee jaar eerder had Paul Tornado het mooiste nummer van dit trio nog in het Engels gezongen. In Paradiso. De vergelijking van dit eenmalige popconcert met dat van Johnny & the Moondog is, wat betreft Hajenius, ’cultureel veel te correct. Ik kan niet ontkennen dat beide gebeurtenissen uit een soortgelijk levensgevoel zijn ontstaan, maar zo kun je alles wel in een of ander kunsthistorisch opzicht met elkaar in verband brengen. Toen ik op de Akademie voor Industriële Vormgeving in Eindhoven studeerde, voordat ik naar de AKI in Enschede overstapte, heb ik ooit ’s meegedaan aan een toneelstuk. De regie daarvan was in handen van... Herman van Veen. En ik kan nog wel verder teruggaan. Toen ik een jaar of vijf was, heb ik ook al eens in een Amsterdamse school op het toneel gestaan. Als kaboutertje. Zou je dat als het ultieme begin van Paul Tornado willen beschouwen? Nee toch?’ JH

Laatstepost

51

~ ex oriente lux ~

Verbeelding Tableaux Litéraires

door Esther Kerkhof

foto’s frans van der heijden

Dè hoes van hèt singletje

single onmiddellijk op de draaitafel.’ Toen was het Enschedese promotieduo al verder gesneld naar Perscentrum Nieuwspoort in Den Haag. “Visser en ik zijn daar gewoon achter iemand aan gelopen, want je moest je perskaart laten zien. Voordat we onze publicitaire bezigheden zouden hervatten, hebben we wat koffie en broodjes genuttigd. Plotseling zagen we Frits van der Poel - God hebbe zijn ziel - in de kantine lopen. Die hebben we toen de single en het persbericht overhandigd. Hij vond het allemaal even prachtig. Had het plaatje, vreemd genoeg, ’s midddags al op de radio gehoord. Het ging als een lopend vuurtje rond. En weldra vlogen de singles - hop, hop, hop - als warme broodjes bij De 1000 Idioten Records weg.’

Laatstepost

~ ex oriente lux ~

Maarten ‘t Hart

Simon Carmiggelt

Enig nadenken leert dat er in de wereld aardig wat emoties over de toonbank gaan. Neem nou het eerste verhaal van Tableaux Litéraires, daar gebeurt het zelfs letterlijk. In Jan Arends ‘Voor vijf cent rode biet’ klaagt mevrouw Overdiep bij de groentevrouw over de manier waarop haar lakei zijn fantasieën op haar botviert. ‘Want dan zegt hij dat ik een hoge adelijke dame ben. Dat ik op een witte schimmel heb gereden, maar dat mijn billen besmeurd zijn omdat er een zadel op het paard was waar eerst een vieze vent met een vuile broek op heeft gezeten.’ Nadat mevrouw Overdiep haar aardappels en de biet in een papieren zak op de toonbank heeft gezet, vervolgt ze: ‘Ja, dan loopt hij naar de keuken en komt met een nat washandje aan. Hij tilt mijn rok op en wast mijn reet. Zo maar over mijn slipje heen. Dat is toch vies. En het is zo nat.’ Oek de Jong

Ach, literatuur, theater, film, wat is dat anders dan de verkoop van emoties. Kunst die geen emotie teweegbrengt, is niet interessant. Een meeslepende roman, het is niet meer dan een pen die krast op het klankbord van onze eigen gevoelens. De Enschede School heeft met zijn Twintig scènes uit de Nederlandse literatuur geprobeerd ons te verleiden, een verleiding waar ik van hou. Het is de verleiding van de reclame. Zo klaar als een klontje, maar toch lekker, zoals ons een krokant worstje wordt voorgehouden. Dat de vier jongens voor hun driedimensionale literatuur een speelgoedfabriek plunderden, maakt het des te aandoenlijker.

Jan Cremer

De Orcano redactie: zwaar vergaderen

Je denkt onherroepelijk terug aan je kindertijd. Toen je met poppetjes, plastic boerderij-

Gerard Reve

Maarten Biesheuvel

beesten, kastanjes, luciferhoutjes, kroonkurken en, desnoods, een deken over een waslijn als tent een eigen verhaal vertelde. Soms hardop, net of je voorgelezen werd. Je lekker behaaglijk in het warme bed wanend. Jij mocht naar de plaatjes kijken terwijl vader of moeder geruststellend het – meestal bekende – verhaal opdiste. Zo toveren de vier kwajongens met deze Tableaux Litéraires een Märklin-decor uit je jeugd tevoorschijn. Als taferelen in een kijkdoos. Ook al vragen ze er geen kwartje voor. Binnen de gesloten doos die een boek in feite is, brengen zij de weidsheid van het literaire landschap onder handbereik. Wie de twintig verhalen achter elkaar leest komt diverse thema’s en personages tegen. De verhaallijnen meanderen tegen de achtergrond van steeds wisselende locaties. Nederlandse literatuur die uit zijn voegen barst, ook al zijn de verhalen strak gecomponeerd. Elk verhaal schept zijn eigen en compleet universum. Er zit geen hiërarchie in de teksten. Of is dat schijn? Bij het verhaal ‘De Stolp’ kunnen we van enige voortrekkerij spreken. Uit correspondentie blijkt Carmiggelts Kronkel een plekje te hebben gekregen onder druk van Het Parool (zie kader nummer 1 hiernaast). Net als bij ‘De Stolp’, stemmen de meeste verhalen je


50

De promotie van de Paul Tornado-single werd ook nog op een andere wijze ondersteund. Visser had Hajenius en twee AKI-studenten, de blaadjesmakers Fedde Spoel en Frits M. Woudstra, gevraagd om een promotiekrant in elkaar te zetten. Dat werd Orcano. Ook de naam Fripafed is nog even overwogen, al was Frites Parfait - een onomatopee van Frits, Paul en Fedde - dan misschien wel aardiger geweest. Van Orcano zijn slechts twee nummers verschenen. In het oranjegekleurde nulnummer stond de afgekeurde hoes van Van Agt Casanova prominent op de eerste pagina: een montagefoto van Wiegel die Van Agt neemt. ‘Dat was een erg vermakelijk plaatje,’ aldus Hajenius, ‘maar ik schaamde me vreselijk om in een sexshop bij de homobladen te staan. Bang dat ik zou worden betrapt.’

Paradiso De cult-status van de single Van Agt Casanova, die regelmatig door de Hilversumse diskjockeys werd gedraaid, had tot gevolg dat Paul Tornado via De 1000 Idioten Records een uitnodiging van Fer Abrahams kreeg om in Paradiso een exclusief optreden te verzorgen. Er moesten dus als de wiedeweerga, in ongeveer twee maanden tijd, allerlei nieuwe nummers worden geschreven en ingestudeerd. Twee keer in de week repeteerde Hajenius met de basis van de La Salle’s in een gecapitonneerde ruimte met matrassen, een schuurtje aan de Haakbergerstraat. En drie keer in de week hielden Hajenius, Maas en Wisselink aparte sessies, tij-

dens welke de teksten en muziek werden geschreven. Wat is daarvan overgebleven? Hajenius: The pope is on dope. En hij begint onmiddellijk te zingen: “The pope is on dope / He sucks it alle day / Sitting in the hall of Saint Peter / The boys of the choir appear from behind / to kiss and hug his little thing // Come on, do the Pope, Pope, Pope”. Waarmee een nieuwe dans werd geïntroduceerd. Het was toentertijd nogal problematisch om direct goede Nederlandse teksten te verzinnen. Er moest te veel in een rampspoed-tempo worden gedaan. Baby, baby, I’m in love with you. Een typisch Wisselink-nummer. Toen zei ik: “Dat kan ik niet zingen, want ik ben niet in love”. “Niks mee te maken, riep Wisselink,” waarna ik het toch maar heb gezongen. En niet te vergeten het prachtige nummer Rumours of revolution dat Wisselink als B-kant van zijn eigen single Too shy to love heeft gebruikt. Ik heb het later nog vertaald en op mijn mini-LP Pissig opgenomen. We hadden uiteindelijk een stuk of twaalf nummers en die werden er in een half uurtje uitgeramd. Het was echt de bedoeling om dat repertoire in Paradiso zo snel mogelijk te spelen.’ Aangezien Hajenius geen geschoolde of althans redelijk geoefende zanger was, raakte hij ten gevolge van het veelvuldig repeteren, keer op keer zijn stem kwijt. Daarvoor was hij naar de dokter geweest. Die had hem een hoestdrankje met codeïne voorgeschreven. Een kennis had hem aangeraden een beetje speed te nemen - ‘Dat schijnt heel goed te zijn’ -, maar dit advies heeft hij niet opgevolgd. ‘Godzijdank.’ Ook tijdens de soundcheck in Paradiso begon de stem van Paul Tornado zich plotseling tegen het punkige repertoire te verzetten: ‘Ik zette een lied in, ik weet niet meer welk, en dat klonk ongeveer als volgt: “Kroink, kroink, uche uche... verdomme”. Na de soundcheck ben ik iets gaan eten bij Scheltema. Daar heeft Alke de Kroes, de toenmalige partner van Johan Visser, mij aangeraden om een paar glaasjes Beerenburg te nuttigen. Dat zou heel goed voor mijn getergde stembanden zijn. Ik heb dus dat hele flesje met dat Nattermann-achtige siroopje achterover geslagen, en vervolgens diverse Beerenburgjes. Dat klokte heerlijk weg en ik moet zeggen: het hielp perfect. Ik geloof dat

we ons repertoire ruimschoots binnen een half uur erdoor hadden gejaagd. Ik had in Paradiso hoegenaamd geen last van plankenkoorts, maar ik moet wel zeggen dat ik niet meer geheel heb meegekregen hoe het optreden is verlopen. Slechts één keer raakte ik mijn tekst kwijt. Daar ben ik altijd als de dood voor. Wat dit betreft lijk ik op de oude Kraay. Toen heb ik gewoon maar wat geblablablaat.’

mede te danken aan de al dan niet opgeklopte publiciteit rond de single Van Agt Casanova in de diverse popbladen. Op de dag van het optreden in Paradiso verscheen bijvoorbeeld een Muziekkrant Oor met de jaarlijkse populariteitspolls. In de rubriek ‘Zanger binnenland’ was Paul Tornado op de achtste plaats beland, met 3,3 % van de uitgebrachte stemmen, nog ruim voor de blueszanger Harry Muskee die naar de tiende plaats was gezakt.

Toegiften

Ondanks het succes van Van Agt Casanova is de samenwerking van Paul Tornado met de onderhavige begeleidingsband bij dat ene optreden in Paradiso gebleven. ‘God zij dank,’ verkondigt Hajenius. ‘Anders was ik elke keer mijn fluorescerende stropdas kwijtgeraakt. Je was erbij of je was er niet bij. Wat dit betreft geldt voor Paul Tornado hetzelfde als voor de Sex Pistols. Die hebben ook maar een keer in ons land opgetreden,- in een of ander nebbisj lokaaltje in Maasbree. Een gemiste kans voor een hele schare liefhebbers. Maar het blijft natuurlijk een merkwaardige geschiedenis: je krijgt een optreden aangeboden, daar werk je met man en macht naar toe en vervolgens heb je niets meer te doen.’

Na deze Blitzkrieg in Paradiso moest Tornado nog diverse toegiften geven. Daartoe werd hij luidruchtig aangemoedigd door zijn eigen aanhang die met een gecharterde bus uit Twente was meegekomen. Een groot deel van de overige belangstellenden was al teleurgesteld afgedropen, omdat Paul Tornado hoofdzakelijk in het Engels zong. Maar er waren ook enthousiaste fans die niet uit Enschede waren gekomen, zoals de zoon van Sipke Huismans, de latere AKI-directeur, en de veertienjarige Bartje Schut, oprichter van de Paul Tornado Fanclub. ‘Die is ooit nog eens in Enschede op visite geweest,’ vertelt Hajenius. ‘We hebben hem toen de studio van de De 1000 Idioten Records laten zien en vervolgens een glaasje cola gegeven. Bartje gaf ook een blaadje uit waarin hij allerlei nonsens over Tornado krabbelde. Over succesvolle tournees in Japan en zo. Dat schreef hij allemaal gewoon met de hand. Lekker hoekig. Een paar jaar later ontpopte hij zich als grafitty-artiest in Amsterdam. Daarmee heeft hij nog eens de cover van de Haagse Post gehaald.’ De Twentse aanhang in Paradiso bleef maar om Paul Tornado schreeuwen. Hij heeft vervolgens ‘nog wel een keer of zes’ zijn punkhit Van Agt Casanova in de microfoon geschreeuwd. Slechts deze toegiften zijn op tape bewaard gebleven; de rest van het historische optreden in de Amsterdamse poptempel werd helaas niet opgenomen. Foutje van de man achter de knoppen. Een week na dato hebben Paul Tornado en zijn begeleidingsband het gehele Paradiso-optreden, met het oog op een eventuele live-LP, in de Ark-studio overgedaan. Dat het eerste optreden van Paul Tornado niet onopgemerkt voorbij is gegaan, was

Pissig Behalve de single Van Agt Casanova heeft Hajenius nauwelijks nog iets voor Visser en Wisselink gedaan, of het zou de foto moeten zijn die hij aan het negende nummer van het tijdschrift De Enschedese School heeft bijgedragen: Hajenius as a young tornado. Ook heeft hij een verzameling internationale krantencovers over de dood van John Lennon bijgedragen aan het vijfde nummer van het periodiek van De Enschedese School. Na het Paradiso-optreden had Hajenius met De 1000 Idioten Records afgesproken dat er op termijn een nieuw nummer van Paul Tornado zou worden uitgebracht, maar dat is nooit gebeurd. Wel is het door Wisselink geschreven Image ooit als B-kant van Van Agt Casanova aangekondigd in een advertentie in het vijfde nummer van De Enschedese School, maar deze re-issue is nooit verschenen. ‘Wat de motieven van Visser en Wisselink hiervoor waren?’ vraagt Hajenius zich hardop af, ‘daar kan ik

slechts naar raden. Misschien waren de mannen van De 1000 Idioten Records overdonderd door het succes en wilden ze er werkelijk niet meer dan duizend verkopen, terwijl er uiteindelijk ongeveer vijfduizend stuks van die single zijn verkocht. Dat kan toch? Maar het lijkt me waarschijnlijker dat ze andere belangen hadden. Ze wilden een single van de Kewi’s uitbrengen,en dat was met het succes van Van Agt Casanova mogelijk geworden.’ Wat de opvolger van Van Agt Casanova betreft voelt Hajenius zich achteraf een beetje door De 1000 Idioten Records aan het lijntje gehouden. Toen hem dat steeds meer begon te ergeren, ging hij met een nieuwe Paul Tornado Band samenwerken. Daarmee zocht hij uiteindelijk zijn heil bij Plurex, toentertijd de belangrijkste concurrent van De 1000 Idioten Records. Op dat label verscheen in de zomer van 1980 de mini-LP Pissig bij Plurex, al ontkent Hajenius dat hij in die titel iets van wraak ten opzichte van De 1000 Idioten Records heeft willen laten doorklinken. Op Pissig staan nog drie oude nummers die Hajenius met Wisselink heeft geschreven: Kijk uit voor de deejays, Geruchten van revolutie en Ik wil een artikel in Tussen de rails. Drie Nederlandstalige nummers die de B-kant van Pissig vormen. Twee jaar eerder had Paul Tornado het mooiste nummer van dit trio nog in het Engels gezongen. In Paradiso. De vergelijking van dit eenmalige popconcert met dat van Johnny & the Moondog is, wat betreft Hajenius, ’cultureel veel te correct. Ik kan niet ontkennen dat beide gebeurtenissen uit een soortgelijk levensgevoel zijn ontstaan, maar zo kun je alles wel in een of ander kunsthistorisch opzicht met elkaar in verband brengen. Toen ik op de Akademie voor Industriële Vormgeving in Eindhoven studeerde, voordat ik naar de AKI in Enschede overstapte, heb ik ooit ’s meegedaan aan een toneelstuk. De regie daarvan was in handen van... Herman van Veen. En ik kan nog wel verder teruggaan. Toen ik een jaar of vijf was, heb ik ook al eens in een Amsterdamse school op het toneel gestaan. Als kaboutertje. Zou je dat als het ultieme begin van Paul Tornado willen beschouwen? Nee toch?’ JH

Laatstepost

51

~ ex oriente lux ~

Verbeelding Tableaux Litéraires

door Esther Kerkhof

foto’s frans van der heijden

Dè hoes van hèt singletje

single onmiddellijk op de draaitafel.’ Toen was het Enschedese promotieduo al verder gesneld naar Perscentrum Nieuwspoort in Den Haag. “Visser en ik zijn daar gewoon achter iemand aan gelopen, want je moest je perskaart laten zien. Voordat we onze publicitaire bezigheden zouden hervatten, hebben we wat koffie en broodjes genuttigd. Plotseling zagen we Frits van der Poel - God hebbe zijn ziel - in de kantine lopen. Die hebben we toen de single en het persbericht overhandigd. Hij vond het allemaal even prachtig. Had het plaatje, vreemd genoeg, ’s midddags al op de radio gehoord. Het ging als een lopend vuurtje rond. En weldra vlogen de singles - hop, hop, hop - als warme broodjes bij De 1000 Idioten Records weg.’

Laatstepost

~ ex oriente lux ~

Maarten ‘t Hart

Simon Carmiggelt

Enig nadenken leert dat er in de wereld aardig wat emoties over de toonbank gaan. Neem nou het eerste verhaal van Tableaux Litéraires, daar gebeurt het zelfs letterlijk. In Jan Arends ‘Voor vijf cent rode biet’ klaagt mevrouw Overdiep bij de groentevrouw over de manier waarop haar lakei zijn fantasieën op haar botviert. ‘Want dan zegt hij dat ik een hoge adelijke dame ben. Dat ik op een witte schimmel heb gereden, maar dat mijn billen besmeurd zijn omdat er een zadel op het paard was waar eerst een vieze vent met een vuile broek op heeft gezeten.’ Nadat mevrouw Overdiep haar aardappels en de biet in een papieren zak op de toonbank heeft gezet, vervolgt ze: ‘Ja, dan loopt hij naar de keuken en komt met een nat washandje aan. Hij tilt mijn rok op en wast mijn reet. Zo maar over mijn slipje heen. Dat is toch vies. En het is zo nat.’ Oek de Jong

Ach, literatuur, theater, film, wat is dat anders dan de verkoop van emoties. Kunst die geen emotie teweegbrengt, is niet interessant. Een meeslepende roman, het is niet meer dan een pen die krast op het klankbord van onze eigen gevoelens. De Enschede School heeft met zijn Twintig scènes uit de Nederlandse literatuur geprobeerd ons te verleiden, een verleiding waar ik van hou. Het is de verleiding van de reclame. Zo klaar als een klontje, maar toch lekker, zoals ons een krokant worstje wordt voorgehouden. Dat de vier jongens voor hun driedimensionale literatuur een speelgoedfabriek plunderden, maakt het des te aandoenlijker.

Jan Cremer

De Orcano redactie: zwaar vergaderen

Je denkt onherroepelijk terug aan je kindertijd. Toen je met poppetjes, plastic boerderij-

Gerard Reve

Maarten Biesheuvel

beesten, kastanjes, luciferhoutjes, kroonkurken en, desnoods, een deken over een waslijn als tent een eigen verhaal vertelde. Soms hardop, net of je voorgelezen werd. Je lekker behaaglijk in het warme bed wanend. Jij mocht naar de plaatjes kijken terwijl vader of moeder geruststellend het – meestal bekende – verhaal opdiste. Zo toveren de vier kwajongens met deze Tableaux Litéraires een Märklin-decor uit je jeugd tevoorschijn. Als taferelen in een kijkdoos. Ook al vragen ze er geen kwartje voor. Binnen de gesloten doos die een boek in feite is, brengen zij de weidsheid van het literaire landschap onder handbereik. Wie de twintig verhalen achter elkaar leest komt diverse thema’s en personages tegen. De verhaallijnen meanderen tegen de achtergrond van steeds wisselende locaties. Nederlandse literatuur die uit zijn voegen barst, ook al zijn de verhalen strak gecomponeerd. Elk verhaal schept zijn eigen en compleet universum. Er zit geen hiërarchie in de teksten. Of is dat schijn? Bij het verhaal ‘De Stolp’ kunnen we van enige voortrekkerij spreken. Uit correspondentie blijkt Carmiggelts Kronkel een plekje te hebben gekregen onder druk van Het Parool (zie kader nummer 1 hiernaast). Net als bij ‘De Stolp’, stemmen de meeste verhalen je


52

niet echt vrolijk. Opvallend vaak wordt er ruzie gemaakt, vallen er stiltes en voelt men zich eenzaam. En wat doen die ongekende hoeveelheid lichaamsdelen, drank & voedsel en vervoermiddelen in de citaten (zie kader nummer 2)? Weinig symbolen, weinig metaforen, maar bijna louter realisme. Veel dagelijkse werkelijkheid dus. Die zien de vier Enschede Schooljongens als iets ruimers, daar zijn ze kunstenmakers voor. De werkelijkheid is ontoereikend en dient derhalve duchtig te worden uitgebreid. Van de doordeweekse verhalen laten zij de geheimzinnige achterkant zien. Literatuur kan het leven draaglijk en overzichtelijk maken. Als je over de dingen, die in woorden worden gegoten, kunt beschikken zoals over de kleren in je kast, dan kom je een heel eind. En hangt daar ook nog een prijskaartje aan, dan voel je je sterk (zie kader nummer 3). Alleen de afstand tussen kunst en leven, die kan nooit anders dan op een symbolisch niveau overbrugd worden. Wilt u het peil verder laten zakken? Een wat dieper niveau om naar literatuur te kijken is, vragen hoe het kan dat we kunnen lezen, hoe we het klaarspelen alles om ons heen te vergeten voor een roman. Daar bestaat een sociobiologische theorie over. Het vermogen om je ongeloof even op te zouten en op te gaan in de wereld van een verhaal, maakt het ook gemakkelijk om te geloven in bijzondere eigenschappen van leiders, stelt die visie. En dat bevorderde tijdens de evolutie van de menselijke soort de samenhang van de groep, maakte soms het verschil tussen overleven en sterven. Zo bekeken is literatuur dus een extraatje van de evolutie, een vroeger broodnodig stuk gereedschap waarmee de mensheid vandaag bevrijd van de dagelijkse strijd om overleving, fijn mag spelen. En wat deden vier Enschedese schooljongens met hun Tableaux Litéraires vervolgens anders? Omdat spraakgebruik en traditie samen hebben uitgemaakt dat de bewegende fotografie een verhaal vertelt, en omdat veel filmers hun best doen om dat idee in stand te houden, kunnen we datgene wat in een film ‘achter elkaar’ gebeurt, ook wel ‘een verhaal’ noemen. Om je publiek warm te laten lopen geef je ze een voorproefje. Verleid je ze met uitsnedes, met stills. De foto’s die in de uitstalkasten van de bioscoop hangen, die een tipje van de sluier oplichten. Dergelijke foto’s vertellen, net als deze Tableaux Litéraires, meer dan één verhaal. Hun eigen verhaal als eenmalig beeld, maar ook als serie, namelijk die van de film, van de acteurs en van het publiek met zijn verwachtingen. Hier wordt een spel gespeeld met wisselende personages, met wisselende perspectieven. Zo zien we sinds de verfilming voor eeuwig Dirk Bogarde opdoemen achter Gustav von Aschenbach als we in Thomas Manns Der Tod in Venedig lezen. Of zien we sinds De Enschedese School onze favoriete held Japi uit Nescio’s De Uitvreter voor altijd van een speelgoedbrug stappen.

Laatstepost

~ literair ~

Tableaux Litéraires: statistieken

Ard Heuvelman

2 . LICHAAM EN KLEDING

‘Verder heeft u toegezegd, dat de herkenbaarheid van de door u gebruikte boeken en citaten voor de gemiddelde Nederlander voldoende aanwezig zal zijn. In de lijst van gebruikte auteurs wordt zeker Carmiggelt opgenomen.’ Brief van Ruud Riem (public relations Parool) 18 september 1981.

Met haar vlakke hand, zijn neus, mijn billen, vuile broek. Hij tilt mijn rok op, mijn slipje Jan Arends Schudden met het bovenlichaam, trappelen met de voetjes Maarten ‘t Hart Met een kromme rug Anna Blaman Haar korte dikke benen, haar buik staat in de weg, kijk niet onder mijn rokken naar mijn broek Louis Paul Boon Schonkige schouders, op zijn pols stond nog het getatoeerde nummer van het concentratiekamp Simon Carmiggelt Haar blote bips, haar donzig poesje, haar volle lippen, mijn gespierde stengel, mijn andere hand, haar vruchtenperkje, haar kleine borsten waarvan de tepels van plastik leken, haar hoofd en schouders, mijn lans, haar rug en ondereinde, mijn vingers, haar schaamlippen, in zwarte leren pakken en leren laarzen met witte valhelmen op, hun gehandschoende handen, schoof haar jurkje weer omhoog, zware ritssluitingen, vleesknuppels, deden hun broeken weer dicht Jan Cremer Zijn licht-grijze reispak, met zijn lage schoenenen elegante wit en rood gestreepte sokken, zijn armen kruiselings over de borst, zijn hoofd, onder een grijze reispet, zijn mond, een mooye snor en recht mannelijk profiel!, Jozefs lichaam Lodewijk van Deyssel Mijn longen Anne Frank Mijn linkervoet, mijn rechterknie, mijn achterhoofd, mijn arm, mijn broek was niet gescheurd Jan Hanlo Mijn linkerhand, (kleine richels) die mijn nagels scheuren en mijn vingertoppen open schaven, mijn broek, schuren langs mijn benen, mijn hoofd en armen Maarten ‘t Hart De glad afgesleten zool van zijn laars, zijn achterhoofd, zijn mond, de slechte tanden van zijn bovenkaak, op zijn onderlip, zijn gezicht, mijn hand voor mijn mond, zijn baard, zijn voorhoofd, zijn half gesloten ogen Willem Frederik Hermans Moesten ze met een hand hun jurk tegen hun bovenben drukken, hun jurken, hun armen, hun achterwerk, hun spieren, hun longen, de heupen, onder zijn handen, gespierde benen, van zweet glanzende heupen, zijn ogen - Oek de Jong Zijn voeten in een teiltje, zijn hoofd, zijn ogen gesloten, zijn gezicht, zijn nek, zijn haar, langs zijn slapen Gerrit Komrij Over zijn rug, met zijn strohoed, gespreide benen, haar linkerhand Harry Mulisch De bollen in de hand, onder zijn wimpers Gerard Reve In mijn benen, in mijn clownesk wiegende hoofd, lange handen, een arm om haar middel, twee lichtblauwe, vochtige haast zwemmerige, doch schalks lachende ogen, rode wangen Simon Vestdijk Met doorgezakte knieën, op zijn rug, hun stinkende darmen, mijn tranende en schrijnende oog -

Aardappels, biet, kilo vlees, klein biefstukje Jan Arends Slechts een consumptie, een jonkie Simon Carmiggelt Tienduizend kazen Willem Elsschot Een kleverig snoepje Oek de Jong De Bols-kruik Gerrit Komrij Een fles met een donkerrode vloeistof, Appel-bessen, vruchtenwijn (Bessen-appel), oliebollen , thee, suiker Gerard Reve

VERVOER EN MIDDELEN Dat ik op een witte schimmel heb gereden Jan Arends Wildevaartschip, bromfiets Maarten Biesheuvel Ze liep de trap af, ze fietste weg Anna Blaman Kruipt ze de sporten van de ladder op Louis Paul Boon Ze stuurde de auto naar de kant, Bambi stapte uit de wagen Jan Cremer Daar gilde de stoomfluit (...) langs de wagens Lodewijk van Deyssel Vier sleperswagens, de spoor Willem Elsschot Het was een val van 3-hoog! (...) ik had zo goed gesprongen Jan Hanlo Ik val omlaag Maarten ‘t Hart Ze fietsten al geruime tijd tegen de wind in, een passerende bus, op de bagagedrager geland Oek de Jong Het meisje zweefde met gespreide benen boven het zadel Harry Mulisch Zijn buffel deed geen stap verder Multatuli Is hij van de Waalbrug gestapt (...) springen kon je het niet noemen, had de man gezegd, hij was erafgestapt Nescio Te marcheren Simon Vestdijk Tot aan het trammetje, een agent op de fiets Jan Wolkers

Nee, je zegt in weinig woorden heel veel. Dat verwachtte ik ook. Terwijl Frans... Ja, die kun je gewoon ‘aan’ zetten. Maar het is wonderlijk hoe zo’n karakter als dat van mij daarbij verzeild is geraakt.

De Enschedese school Ergens, in het uiterste Oosten van het land, ligt tussen oude loofbomen een klein maar statig gebouw verborgen. In het voorjaar, als de hoge ramen openstaan, kun je daar een kinderklas tafels van vermenigvuldiging horen opdreunen. Tafels? Nee, als je goed luistert, is het er maar een, steeds herhaald. Het is de tafel van nul. Deze kinderen zullen hun leven met een enorme voorsprong op de rest van ons beginnen. Omdat het zo enorm in de mode is, wilde ik het eens over het begrip 'kwaliteit' hebben. Elke organisatie, van speeltuinvereniging De Wankele Wipwap tot de Nederlandse Spoorwegen houdt zich tegenwoordig bezig met kwaliteit: kwaliteitszorg, kwaliteitsverhoging, kwaliteitsbewaking. Wat wordt hiermee bedoeld? Dit weet niemand. Met kwaliteit bemoeien zich voornamelijk mensen die nooit hebben leren kwantificeren. Dus komen er meer wipwaps en meer ongelukken, meer treinen, meer conducteurs, meer vertragingen. Door een manco in ons onderwijs weten weinig Nederlanders dat honderd keer nul nog altijd nul oplevert. Maar wat maakt het uit? We gaan er voor! Aangezien ik bij de omroep werk krijg ik nogal eens schampere opmerkingen te horen over de kwaliteit der programma's. Opmerkingen van kijkers, dus kenners. Met kwaliteit wordt hier bedoeld: omgekeerde kwantiteit. Hoe

Stilte meer kijkers hoe slechter het programma en omgekeerd, hoe minder kijkers hoe beter het programma. De consequentie hiervan is dat het een fluitje van een cent moet zijn om kwalitatief hoogstaande programma's te maken. Kinderen die de tafel van nul hebben geleerd weten dat het enige ware medium de afstandsbediening is. Hun favoriete programma's zijn reclameblokken. Leerzaam, kort en geen seconde verveling. Dat veel kijkers hierbij afhaken is een raadsel. Tijdens Sterblokken dalen de kijkcijfers enorm - een teken van kwaliteit dus - en daarom worden er allerlei kunstgrepen uitgehaald om ons maar door te laten kijken, zoals culturele agenda's en kwisjes. Mag dat? Ja, dat mag. Porno tussendoor zou beter zijn, maar dat mag nou net niet. Het is elke dag weer stil genieten. Loekie de Leeuw zit met de muis op de wipwap. Plots worden zij omvergereden door een cateringwagen van Braakhekke's kwaliteits-snacks. Asjemenou, zegt Loekie. De muis lacht alleen maar, want de muis is braaf. En de muis is wijs. Hij weet dat culturele agenda's niet helpen. De mensen willen geen cultuur, dat is te ingewikkeld. Zij willen kwaliteit, want dat hoort zo. Dat van die wijzen en het Oosten, het is allemaal waar. Maar vertel dit alsjeblieft niet verder. Het mag niet uitlekken.

Ingezonden mededeling

Ingezonden mededeling

Emile Elsen Ingezonden mededeling

3. GELD Theo Sontrop nam het op voor zijn mannen die door De Enschedese School aangehaald waren. Uit een brief d.d. 31 december 1981 van de fondsdirecteur van De Arbeiderspers aan de afdeling propaganda van Het Parool: ‘ Gemakshalve neem ik maar aan dat er een kleine contactstoornis is geweest en dat ieder van beide partijen heeft aangenomen dat de ander de rechten van de betrokken uitgeverij zou regelen. Met lof onzerzijds voor de uitvoering van het boekje stuur ik u toch onze nota toe ten bedrage van ƒ 100 voor het fragment van Maarten ‘t Hart uit Een vlucht regenwulpen (pagina 25) en ƒ 75 voor het kortere fragment uit Verwoest Arcadië (pagina 31-32) van Gerrit Komrij. ’ Gerrit Komrij meer waard dan Maarten ’t Hart? Ja, want concreet betekende dit dat Gerrit Komrij voor 342 woorden 75 gulden kreeg, dat is ƒ 0,22 per woord en Maarten ‘t Hart voor 622 woorden 100 gulden, dat is ƒ 0,16 per woord.

? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ?O2@@@@@6X ? ?O2@@@?@@@@@@@ ?O2@@@0MI4@)X? @@@@@@@@@@@@@@6K ? ?O2@@@@@@@?3@@@@@5 ?O2@(MgI')K @@@@f?I4@@@@@@@@6K? ? O2@@@0M?f?N@@@@0Y ?W2@@(Y?g?V'@@? @@@@hf?I4@@@@6K? ? ?O2@@@0Mhe@@0M ?7@@@HheV'@? @@@@ ?I4@@6X? ? ?O2@@0M?hf@M J@@@5?he?N@? ?J@@@@@6X? I')X ? ?W2@@0M? 7@@@fW2@@6Ke?J@? ?7@@@@@@)X ?V4) ? O&@0M? @? ?J@@@@)X?W&@@@@@6KO&@? ?3@@@@@@@)X? ? ?W2@@0M? @? ?7@@@@@)?&@@@@@@@@@@@? ?V'@@@@@@@)X @? ? W&@@ @? ?@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@? V'@@@@@@@)X? ? ?O&@@5 ?J@? ?3@@@@@@@@@@@@@@@@@@@? ?V'@@@@@@@1? @?@? ? @@@@@? W&@? @@@@@@@@@@@@@@@@@@@? V'@@@@@@@L ? ?J@@@@@, 7@5? W&@@@@@@0M?I4@@@@@@@@? ?V'@@@@@@1 @? ? W&@@@@(Y @(Y? 7@@@0Mhe?I4@@@6X N@@@@@@@ ? ?W&@@@@(Y? ?J@H ?I4@@)X? ?3@@@@@@L? ? W&@@@@(Y ?7@? ?O@?@0M? ?I4@)X ?N@@@@@@)X ? ?W&@@@@(Y? J@@? ?O2@@? ?I')X? @@@@@@@1 @? ? ?7@@@@(Y 7@@? ?O2@@?h?W&? V'1? @@@@@@@@ @? ? J@@@@@H? @@@? @@@@5?h?7@Le@?he?N@? @@@@@@@@ @? ? 7@@@@5 @@@? ?J@@@(Y?h?@@@e@L?W2@(?g@@@? @@@@@@@@ ? ?J@@@@@H @@@? O&@@@Hhe?@@He@1?7@(Y?h@? @@@@@@@@ ? W&@@@@5? @@@?e?W-XheW2@@@@5?he?3@L?J@@?@@Hhe@? ?J@@@@@@@@L? ? 7@@@@(Y? @@@?eW&@)X?g?O&@@@@@H?g)Xf@1?7@@?@@?e?W&?g@?g?O2@6KeO&@@@@@@@@1? ? @@@@@H @@@??O&@@@1?f?@@@@@@@@5h3)K??7@@?@@@@@@?eW&@?g@?f?O2@@@@@@@@@@@@@@@@@@? ? ?J@@@@@? @@@@@@@@@@@?f?@@@@@@@@HhN@@6X@@@@@@@@@@??O&@@?g@?f@@@@@(?4@@@@@@@@@@@@@? ? ?7@@@@@? 3@@@@@@@@@@?f?@@@@@@@@?h?@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@?g@?e?J@@@@@?eI'@@@@@@@@@@@L ? ?@@@@@5? N@@@@@@@@@@?f?@@@@@@@@?h?@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@?g3=e?7@@@@@1e?V'@@@@@@@@@@)X? ? J@@@@@H? ?@@@@@@@@@@?f?@@@@@@@5?e?O2@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@?gN@@??@@@@@@@fN@@@@@@@@@@@)? ? 7@@@@@L?fO2@( ?@@@@@@@@@@@6Xe?@@@@@@@H?e@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@?g?@@L?@@@@@@@f?@@@@@@@@@he?O2@@@@6X? ? @@@@@@)XeO2@@(Y ?3@@@@@@@@@@@1e?@@@@@@@hW@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@?h?@@)X@@@@@@@f?@@@@@@@@@h?O2@@@@@@@)K ? ?J@@@@@@@1?@@@@(Y?f?@6Xg?N@@@@@@@@@@@@?@@@@@@@@@h7@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@?h?@@@@@@@@@@@fJ@@@@@@@@@gW2@@@@@@@@V4@@@? ? ?7@@@@@@@@?@@@@?g?N@1h@@@@@@@@@@@@?@@@@@@@@@h@@@@@@@@@@@@@@?@@@@@@?hJ@@@?@@@@@@@L?e7@@@@@@@@@f?O&@@@@@@@@5f@? ? ?@@@@@@@@@?@@@@)X?g@@L?g3@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@h@@@@@@@@@@@@@@?@@@@@@@@?g@@@@?@@@@@@@)X?J@@@@@@@@@5e?@@@@@@@@@@@@Hf@? ? ?@@@@@@@@@?@@@@@1?g@@1?gN@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@he?@@@@@@@@@@@?@@@@@@@@?g?@@@?@@@@@@@@)?&@@@@@@@@(Ye?@@@@@@@@@@@5? ? J@@@@@@@@@?@@@@@@?f?J@@@?g?3@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@he?@@@@@@@@@@@?@@@@@(Mh7@@@?@@@@@@@@@@@@@@@@@@@H?@@@@@@@@@@@@@@H? ? 7@@@@@@@@@?@@@@@@LfO&@@@?g?N@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@L?h?@@@@@@@@@@@@@@@@@he@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@5e@@@@@@@@@@@@@@L? ? ?O2@(?he@@@@@@@@@@?@@@@@@)?2@@@@@@@?h@@@@@@@0Y@@@@@@@@@@@1?gW2@@@@@@@@@@@@@@@@@@)Kh@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@He@@@@@@@@@@@@@@)X ? @@@0Y?@@@?g@@@@@@@@@5?@@@@@@@@@@@@@@@@?h@@@@@@e?@@@@@@@@@@@@?f?W&@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@?g@@@@e?@@@@@@@@@@@@@@@5??J@@@@@@@@@@@@@@@1f)X ? ?J@(M?f@Lg@@@@@@@@@H?@@@@@@@@@@@@@@@@?g?J@@@@@@eJ@@@@@@@@@@@@Lf?7@@@@@@@@@@@@@@@@@@V4@@@?f?J@@@5eJ@@@@@?@@@@@@@@(Y??7@@@@@@@@@@@@@@@@L??J@1 ? W&(Yg@@g@@@@@@@@@??3@@@@@@@@@@@@@@@Lg?7@@@@@5e7@@@@@@@@@@@@1f?3@@@@@@@@@@@@@@@@@@he?7@@(Y?W&@@@@@?@@@@@@@(YeJ@@@@@@@@@@@@@@@@@)KO&@@ O2@@@@@? ? 7@ @@@@@@@@@??N@@@@@@@@@@@@@@@)K?f?@@@@@@He@(M??I'@@@@@@@L?e?V+Me@@@@@@@@@@@@@@heJ@@@Y?O&@@@@@@?@@@@@@(Y?e7@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@5 ?W2@@@@X?I@? ? ?J@@)K 3@@@@@@@@?e3@@@@@@@@@0M?I4@@6K?e?@@@@@5?e@HfV4@@@@@@1?g?J@@@@@@@@@@@@@@L?g?W&@@@@@@@@0?'@@@@@@@@@Hf@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@H O&@@@@@1f@?hg? ?7@@@@@?hfN@@@@@@@@?eN@@@@@@@(Mf?I4@@@@@@@@@@@H?e@?gI4@@@@@Lg?'@@@@@@@@@@@(MB1?g?7@@@@@(M?e?N@@@@@@@@@L?W2@@@@@@@@(M?W@@@@@@@@@@@@?h@?fW2@@@@@@@5 ? ?@@@@@@?hf?@@@@@@@@Le?@@@@@@(Y??W2@6KeI'@@@@@@@@f@?hI'@@@)X?f?V+M?@@@?@@@@He@?gJ@@@@@0Yg3@@@@@@@@)?&@@@@@@@@0Y?W&@@@@@@@@@(Mhe@?e?W&@@@@@@@@H ? ?@@@@@@?eO2@@@?f?@@@@@@@@1e?@@@@@@He?7@@@@6X?V'@@@@@@5e@?he?N@@@@)Xh?@@@?3@@@?h?W&@@@0MhV'@@@@@@@@@@@@@@@@(MeW&@@@@@@@@@(Y?h?J@Le?7@@@@@@@@@? ? ?3@@@@@@@@@@@@@Lf?@@@@@@@@@e?@@@@@5?e?@@@@@@)X?V'@@@@(Ye@?hf@@@@@)X?g?3@5?V+MheW&@@(Mhe?V'@@@@@@@@@@@@@@(Y??O&@@@@@@@@@@Hhe?7@1e?@@@@@@@@@@? ? ?N@@@@@@@@@@@@@)X?e?@@@@@@@@@e?@@@@@H?e?@@@@@@@)K?V@@@(Y?e@?hf3@@@@@)Xg?V+Yhf?O&@@(Y?hfV'@@@@@@@@@@@@0Y?W2@@@@@@@@@e@?heJ@@@W2@@@@@@@@@@@Lg@?hf? @@@@@@@@@@@@@@)Ke?@@@@@@@@@@@@@@@@5hI'@@@@@@@@@H?W&? V'@@@@@)K? ?W2@@@(Y ?N@@@@@@@@@0M?eO&@@@@@@@@@@e@?he7@@@@@@@@@@@@@@@@)X?f@?hf? @@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@Hh?V4@@@@@@@@?O&@? ?V'@@@@@@6K? O&@@@(Y? 3@@@@?f?W2@@@0Me?I'@@@e@?h?J@@@@@@@@@@@@@@@@@@1?f@?hf? ?I4@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@5?e@?g?I4@@@@@@@@@@? ?@@@@@@@@@6KhfO2@@@@@? V'@@@LfO&@(M?gN@@@e@?h?7@@@@@@@@@@@@@@@@@@@? ? ?I4@@@@@@@@(M?I4@@@@@@@@@@@@@@@@H?e@?h?I4@@@@@@@5? ?O&@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@)K? ?V'@@1e@@@@0Yh?3@@L?heJ@@@@@@@@@@@@@@@@@@@5? ? ?I4@@@@@@Yf?I4@@@@@@@@@@@@@f@?he?I4@@@@(Y?hfO2@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@6K? V4@@e@@0Mhe?N@@)X?@6Xf?O&@@@@@@@@@@@@@@@@@@@Y??O@?hg? I'@@@@6K?O@Ke@@@@@@@@@@@5f@?hf?I4@@Yg?O2@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@6K? @@@1?@@)K??O2@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@?hg? ?N@@@@@@@@@@@@@?e@@@@@@0Ye@? ?W@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@6K @@@@?@@@@@@@@@@@0M?@@@@@@@@@@@@@@@@@0M ? 3@@@@@@@@@@@@@@@@@h@? O&@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@0M?eI4@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@6K 3@@@?@@@@@@@@@f?@@@@@@@@@@@0M ? V'@@@@@@@@@@@@@@@@@@6K ?O2@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@0M ?I4@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@6K V'@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@(M ? ?V'@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@6X?heO2@@@@@@@@@@@@@@@@0M ?I4@@@@@@@@@@@@@@@@@@@6K ?N@@@@f@@@@@@@@@@@0?'@@@(Y? ? V'@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@,?g?O2@@@@@@@@@@@@0M? ?I4@@@@@@@@@@@@@@@@@@6K?hf3@@@@@@@@@@@@@@0M?e?N@@(Y ? ?V'@@@@@@@@@@@@@@@@@@0Y?f?O2@@@@@@@@@@@@0M? I4@@@@@@@@@@@@@@6KheN@@@@@@@@@@@0Mg?J@(Y? ? V'@@@@@@@@@@@(MI@MgO2@@@@@@@@@@@@0M ?I4@@@@@@@@@@@@6K?g?3@@@@@@@@0Mh?7@H ? ?V'@@@@@@@@@@?g?O2@@@@@@@@@@@0M I4@@@@@@@@@@@@6Kf?V4@@@0MhfJ@@? ? V'@@@@@@@@@)K?eO2@@@@@@e?I4@0M ?I4@@@@@@@@@@@6K ?W&< ? ?N@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@ ?I4@@@@@@@@@@6K? W&5? ? 3@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@5 ?I4@@@@@@@@@@@6X 7(Y? ? V'@@@@@@@@@@@@@@@@@@@H ?O2@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@6K? ?I@MeI'@@@)K?he?J@H ? ?N@@@@@@@@@@@@@@@@@@5? O2@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@6K ?N@@@@@@6XhW&@? ? 3@@@@@@@@@@@@@@@@(Y? ?O2@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@6K @@@@@@@)K?f?W&< ? V'@@@@@@@@@@@@@@@H O2@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@6K? @@@@@@@@@@6KeO&5? ? ?N@@@@?@@@@@@@@@@? O2@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@6K? I40M?I'@@@@@@(Y? ? 3@@@?@@@@@@@@@@? O2@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@6K N@@@@@@H ? V'@@@@@@@@@@@@@@@?hO2@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@0M?heI'@@@?f?I4@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@6K? ?@@@@@@? ? ?N@@@@@@@@@@@@?@@?f?W2@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@0M ?N@@@?hfI4@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@6K ?@@@@@@? ? 3@@@@@@@@@@@?@@LfO&@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@0M @@@? I4@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@6K ?3@@@@5? ? N@@@@@@@@@@@@@@)KO2@@@@@@@@@@@@@@@@@@@0M @@@? ?I4@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@6K? ?V'@@(Y? ? ?3@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@0M @@@? I4@@@@@@@@@@@@@@@@6K ?@@H ? ?N@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@0M? @? @@@? I4@@@@@@@@@@@@@@6K 7@@? ? 3@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@0M? @@@? ?I4@@@@@@@@@@@@@@6K?hf@? ? V'@@@@@@@@@@@@@@@@@@0M @?hf@@@? ?O@? I4@@@@@@@@@@@@@6K?he@? ? ?V'@@@@@@@@@@@@@@@0M @?hf@@@? ?O2@5? ?I4@@@@@@@@@@@@6K?h@? ? N@@@@@@@@@@@@@0M @?hf@@@? ?W2@@0Y? I4@@@@@@@@@@@@6Ke?O@? ? ?3@@@@@@@@@0M? @?hf@@@? ?7@(M? ?I4@@@@@@@@@@@@@@@5? ? ?N@@@@@@@0M? @?hf@@@? ?3@H ?I4@@@@@@@@@@@@@H? ? @@@@0M @?hf@@@? ?N@? I'@@@@@@@@@5 ? ?I@M @?hf@@@? @? ?V4@@@@@@@@H ? @@@?he@@@? ?J@? ?I4@@@@@@? ? @Lhe@@@? O&@? ?I4@0M ? ?O)X @)X?h@@@?hf?O2@(M ? @@@)X? @@1?h@@@?hf@@@0Y? ? @@@@)X @@@?h@@@?hf@@ ? 3@@@@)X? @@5?g?J@@@?hf@@ ? V'@@@@1? @@H?g?7@@@?hf@@ ?W2@(? ? ?N@@@@@L @@L?g?@@@@?hf@@L? W&@(Y? ? 3@@@@)X? @@1?g?@@@@?hf@@1? ?W&@(Y ? V'@@@@1? @@@?g?@@@@?he?J@@@? W&@(Y? ? ?V'@@@@L @@@Lg?@@@@?heO&@@@? ?O&@@H ? V'@@@)X?hf@@@1g?@@@@?hW2@@@@@?hf?W2@@@@? ? ?V'@@@)Xhf3@@@L?f?@@@@?g?W&@@@0M W&@@(M ? V'@@@1hfN@@@1?f?@@@@?g?7@@(M ?W&@@@H? ? ?N@@@@L?he?@@@@?f?@@@@?g?@@@H? W&@@@5 ? 3@@@)Xhe?@@@@Lf?@@@@?g?@@@ 7@@@(Y ? V'@@@)X?h?@@@@)X?eJ@@@@?g?@@@ @@@(Y? ? ?V'@@@)Xh?3@@@@)K?O&@@@@Lg?@@@L?he?W2@@@(Y ? V4@@@)K?g?N@@@@@@@@@@@@@)K?f?@@@1?heW&@@@(Y? ? I'@@@6X?f?J@@@@@@@@@@@@@@@@@6?2@@@@@?h?W&@@@@H ? ?W&? ?V'@@@)KfO&@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@LhW&@@@@@? ? ?*@L V'@@@@6KO2@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@1g?W&@@@(M ? ?N@)K? ?V'@@@@@@@@@@@@@@@@0M?e?I4@@@@@@@@@@@L?fW&@@@(Y? ? @@@@6K?O@K N@@@@@@@@@@@0Mhf?I4@@@@@@@)Ke?W&@@@@H @? ? I4@@@@@@6K ?@@@@@@@@@0M I4@@@@@@6KO&@@@@5? @? ? I4@@@@@@@? ?@@@@@@@0M I'@@@@@@@@@@@(Y? @? ? I'@Le?O@KheJ@@@@@(M ?V'@@@@@@@@@(Yhf?O@Kf@? ? ?N@)KO2@@@@?h7@@@@(Y? V'@@@@@@@(Y?hf@@@@6K ? 3@@@@@@@@Lh@@@@(Y ?V4@@@@@@H @@@0R4@? ? V'@@@@@@@)?2@6KO2@@@@(Y? ?I'@@@@Lhf?J@@ ? ?V4@@@@@@@@@@@@@@@@@(Y N@@@@1g?O26K?O&@5 ? @@@@@@@@@@@(Y? ?3@@@@L?f@@@@@@@@@H ? @@@@@@@@@@(Y ?V'@@@)Xe?J@@@@@@@@@? ? ?I4@@@@@@@H? N@@@@)K?O&@@@0MI@M ? @@@@@5 ?3@@@@@@@@@@ ? @@@@@H ?N@@@@@@@@@5 ? @@@@5?fW2@@@@6K 3@@@@@@@0Y ? @@@@H?e?W&@@@@@@@@? @@@@@@@@@6X?eN@@@@@(M ? @@@@f?7@@(Mg@?hf@@@@@@@@@@1?e?3@@@@H? ? ?J@@@5f?@@0Y? @MgI4@?e?N@@@@ ? ?7@@@H @@@@ ? ?@@@@?g?W2@@@@@@6X?he?W2@@@6Khe@@@@L? ? ?O2@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@?g?7@@@@@@@@)Xhe?7@@@@@@@6X?g3@@@1? ? @@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@?g?@@@@@@@@@@1he?@@@@@@@@@)XgN@@@@? ? @@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@?g?3@@@@@@@@@5he?3@@@@@@@@@1g?@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@6K ? @@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@?g?V4@@@@@@@@Hhe?V'@@@@@@@@5g?@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@6X? ? I'@@@@@?heI'@@@@@?hfV'@@@@@@@Hg?@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@1? ? ?V'@@@@?he?V4@@@@?hf?V4@@@@@@?g?@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@0?4@@@@@@@@@? ? N@@@@?hf?I@M ?I4@0Mh?@@@@@(M ? ?@@@@? ?@@@@(Y? ? ?@@@@? ?@@@(Y ? J@@@@? J@@@H? ? ?O&@@@@? ?O2@@? 7@@@ ? ?W2@@@@@@L @@@@@@@? @@@5 ? ?O@KO&@@@@@@@1 @@@@@@5? ?J@@@H ? @@@@@@@@@@@@@@L? @@@@@0Y? ?7@@@? ? @@@@@@@@@@@@@@1? @@0M J@@@@L ? @@@@@@@@@@@@@@@?hfW26Kh?@@@@?hf7@@@@1 ? ?J@@@@@@@@@@@@@@@Lhf7@@@@6K?f?@@@@?he?J@@@@@@e?O@K ? W&@@(MI40Mf@@@)X?he3@@@@@@@@@@@@@@@5?he?7@@@@@@@@@@@@@? ? ?O@K?O&@@@H?h3@@@1?heV'@@@@@@@@@@@@@(Y?heJ@@@@@@@@@@@@@@? ? @@@@@@@@@5heV'@@@?he?V4@@@@@@@@@@@0Yhe?W&@@@@@@@@@@@@@@LeW2@6X? ? @@@@@@@@@Hhe?N@@@@@?hfI'@@@@@@(MhfW&@@@(M??I4@0M?@@)KO&@@@1? ? ?J@(M??I4@@?hf@@@@@Lhf?V'@@@@(Y?he?W&@@@@Hh?3@@@@@@@@@L ? O&@H ?J@@@@@)X?hf?@@@@?hfW&@@@@5?h?N@@@@@@@@@1 ? O2@@5? O&@@@@@@)Khe?W&@@@@1he?W&@@@@(Y?he@@@@0Me@@ ? ?W2@@@@0Y? W2@@@@@@@@@@6Xh?7@@@@@@heO&@@@@@Hhf@@0Mf3@@@@@6X ? W&@@0M ?W&@@@@(?4@@@@@)K?g?@@@@@@@hW2@@@@@@@? V'@@@@@)X? ? .M W&@@@@(YeI'@@@@@6K?f?@@@@@@5g?O&@@@@@@@@L ?V4@@@@@1? ? ?O&@@@@(Y?e?V'@@@@@@6K?e?@@@@@@HfO2@@@@@@@@@@@)X? @? ? @@@@@@0YgV'@@@@@@@@@6X@@@@@@?eO2@@@@@@@@@@@@@@1? @? ? @@@@(Mh?N@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@0MI'@@@@L @? ? @@@@@(Y?he3@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@fV'@@@1 @? ? @@@@(YhfN@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@f?V'@@@L? ? @@@@@(Y?hfJ@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@L?fV'@@)X ? ?J@@@@@Hhf?W&@@@@(M?eI'@@@@@(M?e?@@@@@1?f?V'@@)X? ? W&@@@@5?hf?7@@@@(Yf?N@@@@(Yf?3@@@@@?gV'@@)X ? ?W&@@@@(Y?hf?@@@@(Y?g3@@@H?f?N@@@@@?g?V'@@)X? ? W&@@@@(Y ?@@@@HhN@@@h@@@@@?hV'@@)X ? 7@@@@(Y? ?@@@5?h?@@@h@@@@@?h?V4@@)X? ? ?J@@@@(Y ?3@@he?@@@L?g3@@@@?he?I'@1? ? W&@@@(Y? ?N@@@?h?@@@@?gV'@@@LhfV'@? ? ?W&@@@(Y ?J@@H?h?@@@H?g?N@@@1hf?V'@@? ? W&@@@(Y? O&@@he?@@@he@@@@L?hfV'@L ? 7@@@@H ?W2@@@@5heJ@@@L?h3@@@1?hf?V4)X? ? @@@@@? ?7@@@@@Hhe7@@@1?hN@@@@? ?B)X ? @@0M J@@@@@@?he@@@@@?h?@@@@L @)X? ? 7@@(M?hf@@@@5?h?3@@@)X? ?I/? ? @@@H @@@@H?h?V'@@@1? ? @@@? @@@@hfV'@@@? ? @@@? @@@@hf?N@@@? ? @@@? @@@@ @@@? ? ?J@@5? @@@@ @@5? ? W&@(Y? @@@@ @@ ? 7@0Y @@@@ 3@)X ? ?J@? @@@5 V'@)X? ? W&@? @@@H ?V4@1? ? &@@? @@@? @? ? @@@? 3@@? ? @@@? ?@@? ? @@@? '@@L ? @@@? V'@)X? ? @@@? ?V4@)? ? @@@? ? @@@? ? ?I@? ? ? ? ?

Phone 32(0)11.622172

GSM +31 654 626 753 (0654 626 753) Fax 32(0)11.622171

SOUND

PROJECTS

Er zijn ambities die ik niet heb waargemaakt. En vind je dat zeefdrukken wat je nu doet mooi? Ja. Dat is een prachtige techniek.

Stilte En ik ben er heel erg goed in. Klopt het dat je nog een pers van De Ark hebt? Ja.

Stilte Die is zelfs van voor mijn eigen tijd daar. En daar werk je nog steeds mee? Ja. En wat maak je erop? Jan Dietvorst en ik hebben een uitgeverijtje in grafiek. De pers is de enige manier van reproduceren die ons nog rest. Hoe werkt die uitgeverij? Het werkt een beetje als de laatste periode van De Enschedese School. We drukken grafiek in kleine oplage en verkopen

IWEIN MAASSEN FOTOGRAFIE, HAARLEMMERWEG 317E, 1051 LG AMSTERDAM, TEL. 020 - 681 93 93, FAX 020 - 681 94 64

dat. Bij de eerste twee prenten die we maakten, was er één van Jan en één van mij. Maar dan kom je er heel gauw achter dat dat geen levensvatbaar uitgeverijtje oplevert. Net als bij De Enschedese School besloten we op zoek te gaan naar kunstenaars. Maar als we een kunstenaar hebben gevonden die met ons in zee wil gaan, dan is – en dat is ook meteen het manco van het uitgeverijtje – dan is de onderneming al geslaagd op het moment dat die prent af is en er nog geen een verkocht is. Want dan hebben we vaak heel goed met de kunstenaar samengewerkt. En één van de exemplaren is voor Jan en één voor mij. Eigenlijk zijn we onder een ander mom bezig een enorme kunstcollectie op te bouwen. Hebben jullie geen abonnees? Nee. Zouden jullie het klanten verbieden zich te abonneren? Nee.

Stilte Ik meen het serieus als ik zeg dat dat uitgeverijtje voor mij bepaalde verbintenissen heeft met die mentaliteit van De Enschedese School.

Stilte Ik moet weer aan het werk. FD

Afwijzing Toen De Enschedese School naar Amsterdam verhuisde, wilde de redactie van het tijdschrift nieuwe medewerkers aantrekken. Met mensen als Bram Vermeulen en Rik Zaal slaagden ze daar in. Ook Oek de Jong werd benaderd. Maar dat was tevergeefs, zoals uit onderstaande brief blijkt.

Amsterdam, 22 oktober 1982 Beste Frans Oosterhof,

Dank voor je brief en het nummer van De Enschedese School. Al jaren heb ik vrijwel geen bijdragen geleverd aan tijdschriften. Ik zie het er ook niet van komen. Het liefst werk ik aan boeken. Ik schrijf langzaam. Het schrijven van een artikel of een verhaal kost me teveel tijd en breekt de concentratie tezeer.

Misschien heb je iets aan mijn kommentaar op het nummer dat je me toezond. Het blad ziet er ‘goed’ uit. Zodra ik dat gekonstateerd heb, groeit bij mij al een lichte weerstand. Immers, alles dient er tegenwoordig ‘goed’ uit te zien: personen, drukwerk, kleding, voorwerpen. Dat betekent meestal dat het er modieus uitziet. Naar mijn smaak zijn we op het ogenblik getuige van een wat neurotische belangstelling voor het uiterlijk, de vormgeving. De meeste van de in het blad afgebeelde kunstwerken grenzen aan wat ik maar reklamekunst noem. Kunstenaars bedenken een nieuwe techniek, een nieuwe stijl, en twee jaar later hebben de vormgevers van reklamebureaux en Bijenkorf-etalages het opgepikt en verwerkt. Ter illustratie: bij het zien van de afbeelding op het achterplat verkeerde ik een ogenblik ln het onzekere: kunst of reklame? Misschien vind je de tegenstelling tussen kunst en reklamekunst onzinnig. Ik geloof dat het zin heeft hem te handhaven. Rekamekunst is dikwijls knap gemaakt, maar per definitie gelikt, oppervlakkig en gericht op de smaak van een bepaalde groep. Van kunst mogen we toch iets anders verwachten. Overigens treft het me dikwijls dat kunstwerken, vooral objekten op een gladde galerievloer, er op foto’s interessanter uitzien dan in het echt, alsof ze voor de afbeelding gemaakt zijn. Wellicht ben ik op dat punt al hopeloos geconditioneerd door het zien van miljoenen afbeeldingen. Voor steeds meer mensen verloopt het kontakt met de realiteit in steeds groter mate via afbeeldingen. Enfin, dat is een bekend probleem. Ik zou er graag een waarde-oordeel aan verbinden, maar voel me daartoe niet in staat - levend op een punt in de tijd waar een drieduizend jaar oude wereld en een pas ontstane nieuwe op een hoogst verwarrende manier in elkaar overvloeien. Met vriendelijke groet,

Grote Heidestraat 2, B3950 Kaulille-Bocholt, Belgium

C R E ATIVE

53

~ literair ~

Kees Maas. Vervolg van pagina 33

1. DE FEITEN:

ETEN EN DRINKEN

Laatstepost

Oek de Jong


52

niet echt vrolijk. Opvallend vaak wordt er ruzie gemaakt, vallen er stiltes en voelt men zich eenzaam. En wat doen die ongekende hoeveelheid lichaamsdelen, drank & voedsel en vervoermiddelen in de citaten (zie kader nummer 2)? Weinig symbolen, weinig metaforen, maar bijna louter realisme. Veel dagelijkse werkelijkheid dus. Die zien de vier Enschede Schooljongens als iets ruimers, daar zijn ze kunstenmakers voor. De werkelijkheid is ontoereikend en dient derhalve duchtig te worden uitgebreid. Van de doordeweekse verhalen laten zij de geheimzinnige achterkant zien. Literatuur kan het leven draaglijk en overzichtelijk maken. Als je over de dingen, die in woorden worden gegoten, kunt beschikken zoals over de kleren in je kast, dan kom je een heel eind. En hangt daar ook nog een prijskaartje aan, dan voel je je sterk (zie kader nummer 3). Alleen de afstand tussen kunst en leven, die kan nooit anders dan op een symbolisch niveau overbrugd worden. Wilt u het peil verder laten zakken? Een wat dieper niveau om naar literatuur te kijken is, vragen hoe het kan dat we kunnen lezen, hoe we het klaarspelen alles om ons heen te vergeten voor een roman. Daar bestaat een sociobiologische theorie over. Het vermogen om je ongeloof even op te zouten en op te gaan in de wereld van een verhaal, maakt het ook gemakkelijk om te geloven in bijzondere eigenschappen van leiders, stelt die visie. En dat bevorderde tijdens de evolutie van de menselijke soort de samenhang van de groep, maakte soms het verschil tussen overleven en sterven. Zo bekeken is literatuur dus een extraatje van de evolutie, een vroeger broodnodig stuk gereedschap waarmee de mensheid vandaag bevrijd van de dagelijkse strijd om overleving, fijn mag spelen. En wat deden vier Enschedese schooljongens met hun Tableaux Litéraires vervolgens anders? Omdat spraakgebruik en traditie samen hebben uitgemaakt dat de bewegende fotografie een verhaal vertelt, en omdat veel filmers hun best doen om dat idee in stand te houden, kunnen we datgene wat in een film ‘achter elkaar’ gebeurt, ook wel ‘een verhaal’ noemen. Om je publiek warm te laten lopen geef je ze een voorproefje. Verleid je ze met uitsnedes, met stills. De foto’s die in de uitstalkasten van de bioscoop hangen, die een tipje van de sluier oplichten. Dergelijke foto’s vertellen, net als deze Tableaux Litéraires, meer dan één verhaal. Hun eigen verhaal als eenmalig beeld, maar ook als serie, namelijk die van de film, van de acteurs en van het publiek met zijn verwachtingen. Hier wordt een spel gespeeld met wisselende personages, met wisselende perspectieven. Zo zien we sinds de verfilming voor eeuwig Dirk Bogarde opdoemen achter Gustav von Aschenbach als we in Thomas Manns Der Tod in Venedig lezen. Of zien we sinds De Enschedese School onze favoriete held Japi uit Nescio’s De Uitvreter voor altijd van een speelgoedbrug stappen.

Laatstepost

~ literair ~

Tableaux Litéraires: statistieken

Ard Heuvelman

2 . LICHAAM EN KLEDING

‘Verder heeft u toegezegd, dat de herkenbaarheid van de door u gebruikte boeken en citaten voor de gemiddelde Nederlander voldoende aanwezig zal zijn. In de lijst van gebruikte auteurs wordt zeker Carmiggelt opgenomen.’ Brief van Ruud Riem (public relations Parool) 18 september 1981.

Met haar vlakke hand, zijn neus, mijn billen, vuile broek. Hij tilt mijn rok op, mijn slipje Jan Arends Schudden met het bovenlichaam, trappelen met de voetjes Maarten ‘t Hart Met een kromme rug Anna Blaman Haar korte dikke benen, haar buik staat in de weg, kijk niet onder mijn rokken naar mijn broek Louis Paul Boon Schonkige schouders, op zijn pols stond nog het getatoeerde nummer van het concentratiekamp Simon Carmiggelt Haar blote bips, haar donzig poesje, haar volle lippen, mijn gespierde stengel, mijn andere hand, haar vruchtenperkje, haar kleine borsten waarvan de tepels van plastik leken, haar hoofd en schouders, mijn lans, haar rug en ondereinde, mijn vingers, haar schaamlippen, in zwarte leren pakken en leren laarzen met witte valhelmen op, hun gehandschoende handen, schoof haar jurkje weer omhoog, zware ritssluitingen, vleesknuppels, deden hun broeken weer dicht Jan Cremer Zijn licht-grijze reispak, met zijn lage schoenenen elegante wit en rood gestreepte sokken, zijn armen kruiselings over de borst, zijn hoofd, onder een grijze reispet, zijn mond, een mooye snor en recht mannelijk profiel!, Jozefs lichaam Lodewijk van Deyssel Mijn longen Anne Frank Mijn linkervoet, mijn rechterknie, mijn achterhoofd, mijn arm, mijn broek was niet gescheurd Jan Hanlo Mijn linkerhand, (kleine richels) die mijn nagels scheuren en mijn vingertoppen open schaven, mijn broek, schuren langs mijn benen, mijn hoofd en armen Maarten ‘t Hart De glad afgesleten zool van zijn laars, zijn achterhoofd, zijn mond, de slechte tanden van zijn bovenkaak, op zijn onderlip, zijn gezicht, mijn hand voor mijn mond, zijn baard, zijn voorhoofd, zijn half gesloten ogen Willem Frederik Hermans Moesten ze met een hand hun jurk tegen hun bovenben drukken, hun jurken, hun armen, hun achterwerk, hun spieren, hun longen, de heupen, onder zijn handen, gespierde benen, van zweet glanzende heupen, zijn ogen - Oek de Jong Zijn voeten in een teiltje, zijn hoofd, zijn ogen gesloten, zijn gezicht, zijn nek, zijn haar, langs zijn slapen Gerrit Komrij Over zijn rug, met zijn strohoed, gespreide benen, haar linkerhand Harry Mulisch De bollen in de hand, onder zijn wimpers Gerard Reve In mijn benen, in mijn clownesk wiegende hoofd, lange handen, een arm om haar middel, twee lichtblauwe, vochtige haast zwemmerige, doch schalks lachende ogen, rode wangen Simon Vestdijk Met doorgezakte knieën, op zijn rug, hun stinkende darmen, mijn tranende en schrijnende oog -

Aardappels, biet, kilo vlees, klein biefstukje Jan Arends Slechts een consumptie, een jonkie Simon Carmiggelt Tienduizend kazen Willem Elsschot Een kleverig snoepje Oek de Jong De Bols-kruik Gerrit Komrij Een fles met een donkerrode vloeistof, Appel-bessen, vruchtenwijn (Bessen-appel), oliebollen , thee, suiker Gerard Reve

VERVOER EN MIDDELEN Dat ik op een witte schimmel heb gereden Jan Arends Wildevaartschip, bromfiets Maarten Biesheuvel Ze liep de trap af, ze fietste weg Anna Blaman Kruipt ze de sporten van de ladder op Louis Paul Boon Ze stuurde de auto naar de kant, Bambi stapte uit de wagen Jan Cremer Daar gilde de stoomfluit (...) langs de wagens Lodewijk van Deyssel Vier sleperswagens, de spoor Willem Elsschot Het was een val van 3-hoog! (...) ik had zo goed gesprongen Jan Hanlo Ik val omlaag Maarten ‘t Hart Ze fietsten al geruime tijd tegen de wind in, een passerende bus, op de bagagedrager geland Oek de Jong Het meisje zweefde met gespreide benen boven het zadel Harry Mulisch Zijn buffel deed geen stap verder Multatuli Is hij van de Waalbrug gestapt (...) springen kon je het niet noemen, had de man gezegd, hij was erafgestapt Nescio Te marcheren Simon Vestdijk Tot aan het trammetje, een agent op de fiets Jan Wolkers

Nee, je zegt in weinig woorden heel veel. Dat verwachtte ik ook. Terwijl Frans... Ja, die kun je gewoon ‘aan’ zetten. Maar het is wonderlijk hoe zo’n karakter als dat van mij daarbij verzeild is geraakt.

De Enschedese school Ergens, in het uiterste Oosten van het land, ligt tussen oude loofbomen een klein maar statig gebouw verborgen. In het voorjaar, als de hoge ramen openstaan, kun je daar een kinderklas tafels van vermenigvuldiging horen opdreunen. Tafels? Nee, als je goed luistert, is het er maar een, steeds herhaald. Het is de tafel van nul. Deze kinderen zullen hun leven met een enorme voorsprong op de rest van ons beginnen. Omdat het zo enorm in de mode is, wilde ik het eens over het begrip 'kwaliteit' hebben. Elke organisatie, van speeltuinvereniging De Wankele Wipwap tot de Nederlandse Spoorwegen houdt zich tegenwoordig bezig met kwaliteit: kwaliteitszorg, kwaliteitsverhoging, kwaliteitsbewaking. Wat wordt hiermee bedoeld? Dit weet niemand. Met kwaliteit bemoeien zich voornamelijk mensen die nooit hebben leren kwantificeren. Dus komen er meer wipwaps en meer ongelukken, meer treinen, meer conducteurs, meer vertragingen. Door een manco in ons onderwijs weten weinig Nederlanders dat honderd keer nul nog altijd nul oplevert. Maar wat maakt het uit? We gaan er voor! Aangezien ik bij de omroep werk krijg ik nogal eens schampere opmerkingen te horen over de kwaliteit der programma's. Opmerkingen van kijkers, dus kenners. Met kwaliteit wordt hier bedoeld: omgekeerde kwantiteit. Hoe

Stilte meer kijkers hoe slechter het programma en omgekeerd, hoe minder kijkers hoe beter het programma. De consequentie hiervan is dat het een fluitje van een cent moet zijn om kwalitatief hoogstaande programma's te maken. Kinderen die de tafel van nul hebben geleerd weten dat het enige ware medium de afstandsbediening is. Hun favoriete programma's zijn reclameblokken. Leerzaam, kort en geen seconde verveling. Dat veel kijkers hierbij afhaken is een raadsel. Tijdens Sterblokken dalen de kijkcijfers enorm - een teken van kwaliteit dus - en daarom worden er allerlei kunstgrepen uitgehaald om ons maar door te laten kijken, zoals culturele agenda's en kwisjes. Mag dat? Ja, dat mag. Porno tussendoor zou beter zijn, maar dat mag nou net niet. Het is elke dag weer stil genieten. Loekie de Leeuw zit met de muis op de wipwap. Plots worden zij omvergereden door een cateringwagen van Braakhekke's kwaliteits-snacks. Asjemenou, zegt Loekie. De muis lacht alleen maar, want de muis is braaf. En de muis is wijs. Hij weet dat culturele agenda's niet helpen. De mensen willen geen cultuur, dat is te ingewikkeld. Zij willen kwaliteit, want dat hoort zo. Dat van die wijzen en het Oosten, het is allemaal waar. Maar vertel dit alsjeblieft niet verder. Het mag niet uitlekken.

Ingezonden mededeling

Ingezonden mededeling

Emile Elsen Ingezonden mededeling

3. GELD Theo Sontrop nam het op voor zijn mannen die door De Enschedese School aangehaald waren. Uit een brief d.d. 31 december 1981 van de fondsdirecteur van De Arbeiderspers aan de afdeling propaganda van Het Parool: ‘ Gemakshalve neem ik maar aan dat er een kleine contactstoornis is geweest en dat ieder van beide partijen heeft aangenomen dat de ander de rechten van de betrokken uitgeverij zou regelen. Met lof onzerzijds voor de uitvoering van het boekje stuur ik u toch onze nota toe ten bedrage van ƒ 100 voor het fragment van Maarten ‘t Hart uit Een vlucht regenwulpen (pagina 25) en ƒ 75 voor het kortere fragment uit Verwoest Arcadië (pagina 31-32) van Gerrit Komrij. ’ Gerrit Komrij meer waard dan Maarten ’t Hart? Ja, want concreet betekende dit dat Gerrit Komrij voor 342 woorden 75 gulden kreeg, dat is ƒ 0,22 per woord en Maarten ‘t Hart voor 622 woorden 100 gulden, dat is ƒ 0,16 per woord.

? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ?O2@@@@@6X ? ?O2@@@?@@@@@@@ ?O2@@@0MI4@)X? @@@@@@@@@@@@@@6K ? ?O2@@@@@@@?3@@@@@5 ?O2@(MgI')K @@@@f?I4@@@@@@@@6K? ? O2@@@0M?f?N@@@@0Y ?W2@@(Y?g?V'@@? @@@@hf?I4@@@@6K? ? ?O2@@@0Mhe@@0M ?7@@@HheV'@? @@@@ ?I4@@6X? ? ?O2@@0M?hf@M J@@@5?he?N@? ?J@@@@@6X? I')X ? ?W2@@0M? 7@@@fW2@@6Ke?J@? ?7@@@@@@)X ?V4) ? O&@0M? @? ?J@@@@)X?W&@@@@@6KO&@? ?3@@@@@@@)X? ? ?W2@@0M? @? ?7@@@@@)?&@@@@@@@@@@@? ?V'@@@@@@@)X @? ? W&@@ @? ?@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@? V'@@@@@@@)X? ? ?O&@@5 ?J@? ?3@@@@@@@@@@@@@@@@@@@? ?V'@@@@@@@1? @?@? ? @@@@@? W&@? @@@@@@@@@@@@@@@@@@@? V'@@@@@@@L ? ?J@@@@@, 7@5? W&@@@@@@0M?I4@@@@@@@@? ?V'@@@@@@1 @? ? W&@@@@(Y @(Y? 7@@@0Mhe?I4@@@6X N@@@@@@@ ? ?W&@@@@(Y? ?J@H ?I4@@)X? ?3@@@@@@L? ? W&@@@@(Y ?7@? ?O@?@0M? ?I4@)X ?N@@@@@@)X ? ?W&@@@@(Y? J@@? ?O2@@? ?I')X? @@@@@@@1 @? ? ?7@@@@(Y 7@@? ?O2@@?h?W&? V'1? @@@@@@@@ @? ? J@@@@@H? @@@? @@@@5?h?7@Le@?he?N@? @@@@@@@@ @? ? 7@@@@5 @@@? ?J@@@(Y?h?@@@e@L?W2@(?g@@@? @@@@@@@@ ? ?J@@@@@H @@@? O&@@@Hhe?@@He@1?7@(Y?h@? @@@@@@@@ ? W&@@@@5? @@@?e?W-XheW2@@@@5?he?3@L?J@@?@@Hhe@? ?J@@@@@@@@L? ? 7@@@@(Y? @@@?eW&@)X?g?O&@@@@@H?g)Xf@1?7@@?@@?e?W&?g@?g?O2@6KeO&@@@@@@@@1? ? @@@@@H @@@??O&@@@1?f?@@@@@@@@5h3)K??7@@?@@@@@@?eW&@?g@?f?O2@@@@@@@@@@@@@@@@@@? ? ?J@@@@@? @@@@@@@@@@@?f?@@@@@@@@HhN@@6X@@@@@@@@@@??O&@@?g@?f@@@@@(?4@@@@@@@@@@@@@? ? ?7@@@@@? 3@@@@@@@@@@?f?@@@@@@@@?h?@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@?g@?e?J@@@@@?eI'@@@@@@@@@@@L ? ?@@@@@5? N@@@@@@@@@@?f?@@@@@@@@?h?@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@?g3=e?7@@@@@1e?V'@@@@@@@@@@)X? ? J@@@@@H? ?@@@@@@@@@@?f?@@@@@@@5?e?O2@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@?gN@@??@@@@@@@fN@@@@@@@@@@@)? ? 7@@@@@L?fO2@( ?@@@@@@@@@@@6Xe?@@@@@@@H?e@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@?g?@@L?@@@@@@@f?@@@@@@@@@he?O2@@@@6X? ? @@@@@@)XeO2@@(Y ?3@@@@@@@@@@@1e?@@@@@@@hW@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@?h?@@)X@@@@@@@f?@@@@@@@@@h?O2@@@@@@@)K ? ?J@@@@@@@1?@@@@(Y?f?@6Xg?N@@@@@@@@@@@@?@@@@@@@@@h7@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@?h?@@@@@@@@@@@fJ@@@@@@@@@gW2@@@@@@@@V4@@@? ? ?7@@@@@@@@?@@@@?g?N@1h@@@@@@@@@@@@?@@@@@@@@@h@@@@@@@@@@@@@@?@@@@@@?hJ@@@?@@@@@@@L?e7@@@@@@@@@f?O&@@@@@@@@5f@? ? ?@@@@@@@@@?@@@@)X?g@@L?g3@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@h@@@@@@@@@@@@@@?@@@@@@@@?g@@@@?@@@@@@@)X?J@@@@@@@@@5e?@@@@@@@@@@@@Hf@? ? ?@@@@@@@@@?@@@@@1?g@@1?gN@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@he?@@@@@@@@@@@?@@@@@@@@?g?@@@?@@@@@@@@)?&@@@@@@@@(Ye?@@@@@@@@@@@5? ? J@@@@@@@@@?@@@@@@?f?J@@@?g?3@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@he?@@@@@@@@@@@?@@@@@(Mh7@@@?@@@@@@@@@@@@@@@@@@@H?@@@@@@@@@@@@@@H? ? 7@@@@@@@@@?@@@@@@LfO&@@@?g?N@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@L?h?@@@@@@@@@@@@@@@@@he@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@5e@@@@@@@@@@@@@@L? ? ?O2@(?he@@@@@@@@@@?@@@@@@)?2@@@@@@@?h@@@@@@@0Y@@@@@@@@@@@1?gW2@@@@@@@@@@@@@@@@@@)Kh@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@He@@@@@@@@@@@@@@)X ? @@@0Y?@@@?g@@@@@@@@@5?@@@@@@@@@@@@@@@@?h@@@@@@e?@@@@@@@@@@@@?f?W&@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@?g@@@@e?@@@@@@@@@@@@@@@5??J@@@@@@@@@@@@@@@1f)X ? ?J@(M?f@Lg@@@@@@@@@H?@@@@@@@@@@@@@@@@?g?J@@@@@@eJ@@@@@@@@@@@@Lf?7@@@@@@@@@@@@@@@@@@V4@@@?f?J@@@5eJ@@@@@?@@@@@@@@(Y??7@@@@@@@@@@@@@@@@L??J@1 ? W&(Yg@@g@@@@@@@@@??3@@@@@@@@@@@@@@@Lg?7@@@@@5e7@@@@@@@@@@@@1f?3@@@@@@@@@@@@@@@@@@he?7@@(Y?W&@@@@@?@@@@@@@(YeJ@@@@@@@@@@@@@@@@@)KO&@@ O2@@@@@? ? 7@ @@@@@@@@@??N@@@@@@@@@@@@@@@)K?f?@@@@@@He@(M??I'@@@@@@@L?e?V+Me@@@@@@@@@@@@@@heJ@@@Y?O&@@@@@@?@@@@@@(Y?e7@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@5 ?W2@@@@X?I@? ? ?J@@)K 3@@@@@@@@?e3@@@@@@@@@0M?I4@@6K?e?@@@@@5?e@HfV4@@@@@@1?g?J@@@@@@@@@@@@@@L?g?W&@@@@@@@@0?'@@@@@@@@@Hf@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@H O&@@@@@1f@?hg? ?7@@@@@?hfN@@@@@@@@?eN@@@@@@@(Mf?I4@@@@@@@@@@@H?e@?gI4@@@@@Lg?'@@@@@@@@@@@(MB1?g?7@@@@@(M?e?N@@@@@@@@@L?W2@@@@@@@@(M?W@@@@@@@@@@@@?h@?fW2@@@@@@@5 ? ?@@@@@@?hf?@@@@@@@@Le?@@@@@@(Y??W2@6KeI'@@@@@@@@f@?hI'@@@)X?f?V+M?@@@?@@@@He@?gJ@@@@@0Yg3@@@@@@@@)?&@@@@@@@@0Y?W&@@@@@@@@@(Mhe@?e?W&@@@@@@@@H ? ?@@@@@@?eO2@@@?f?@@@@@@@@1e?@@@@@@He?7@@@@6X?V'@@@@@@5e@?he?N@@@@)Xh?@@@?3@@@?h?W&@@@0MhV'@@@@@@@@@@@@@@@@(MeW&@@@@@@@@@(Y?h?J@Le?7@@@@@@@@@? ? ?3@@@@@@@@@@@@@Lf?@@@@@@@@@e?@@@@@5?e?@@@@@@)X?V'@@@@(Ye@?hf@@@@@)X?g?3@5?V+MheW&@@(Mhe?V'@@@@@@@@@@@@@@(Y??O&@@@@@@@@@@Hhe?7@1e?@@@@@@@@@@? ? ?N@@@@@@@@@@@@@)X?e?@@@@@@@@@e?@@@@@H?e?@@@@@@@)K?V@@@(Y?e@?hf3@@@@@)Xg?V+Yhf?O&@@(Y?hfV'@@@@@@@@@@@@0Y?W2@@@@@@@@@e@?heJ@@@W2@@@@@@@@@@@Lg@?hf? @@@@@@@@@@@@@@)Ke?@@@@@@@@@@@@@@@@5hI'@@@@@@@@@H?W&? V'@@@@@)K? ?W2@@@(Y ?N@@@@@@@@@0M?eO&@@@@@@@@@@e@?he7@@@@@@@@@@@@@@@@)X?f@?hf? @@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@Hh?V4@@@@@@@@?O&@? ?V'@@@@@@6K? O&@@@(Y? 3@@@@?f?W2@@@0Me?I'@@@e@?h?J@@@@@@@@@@@@@@@@@@1?f@?hf? ?I4@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@5?e@?g?I4@@@@@@@@@@? ?@@@@@@@@@6KhfO2@@@@@? V'@@@LfO&@(M?gN@@@e@?h?7@@@@@@@@@@@@@@@@@@@? ? ?I4@@@@@@@@(M?I4@@@@@@@@@@@@@@@@H?e@?h?I4@@@@@@@5? ?O&@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@)K? ?V'@@1e@@@@0Yh?3@@L?heJ@@@@@@@@@@@@@@@@@@@5? ? ?I4@@@@@@Yf?I4@@@@@@@@@@@@@f@?he?I4@@@@(Y?hfO2@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@6K? V4@@e@@0Mhe?N@@)X?@6Xf?O&@@@@@@@@@@@@@@@@@@@Y??O@?hg? I'@@@@6K?O@Ke@@@@@@@@@@@5f@?hf?I4@@Yg?O2@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@6K? @@@1?@@)K??O2@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@?hg? ?N@@@@@@@@@@@@@?e@@@@@@0Ye@? ?W@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@6K @@@@?@@@@@@@@@@@0M?@@@@@@@@@@@@@@@@@0M ? 3@@@@@@@@@@@@@@@@@h@? O&@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@0M?eI4@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@6K 3@@@?@@@@@@@@@f?@@@@@@@@@@@0M ? V'@@@@@@@@@@@@@@@@@@6K ?O2@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@0M ?I4@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@6K V'@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@(M ? ?V'@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@6X?heO2@@@@@@@@@@@@@@@@0M ?I4@@@@@@@@@@@@@@@@@@@6K ?N@@@@f@@@@@@@@@@@0?'@@@(Y? ? V'@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@,?g?O2@@@@@@@@@@@@0M? ?I4@@@@@@@@@@@@@@@@@@6K?hf3@@@@@@@@@@@@@@0M?e?N@@(Y ? ?V'@@@@@@@@@@@@@@@@@@0Y?f?O2@@@@@@@@@@@@0M? I4@@@@@@@@@@@@@@6KheN@@@@@@@@@@@0Mg?J@(Y? ? V'@@@@@@@@@@@(MI@MgO2@@@@@@@@@@@@0M ?I4@@@@@@@@@@@@6K?g?3@@@@@@@@0Mh?7@H ? ?V'@@@@@@@@@@?g?O2@@@@@@@@@@@0M I4@@@@@@@@@@@@6Kf?V4@@@0MhfJ@@? ? V'@@@@@@@@@)K?eO2@@@@@@e?I4@0M ?I4@@@@@@@@@@@6K ?W&< ? ?N@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@ ?I4@@@@@@@@@@6K? W&5? ? 3@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@5 ?I4@@@@@@@@@@@6X 7(Y? ? V'@@@@@@@@@@@@@@@@@@@H ?O2@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@6K? ?I@MeI'@@@)K?he?J@H ? ?N@@@@@@@@@@@@@@@@@@5? O2@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@6K ?N@@@@@@6XhW&@? ? 3@@@@@@@@@@@@@@@@(Y? ?O2@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@6K @@@@@@@)K?f?W&< ? V'@@@@@@@@@@@@@@@H O2@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@6K? @@@@@@@@@@6KeO&5? ? ?N@@@@?@@@@@@@@@@? O2@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@6K? I40M?I'@@@@@@(Y? ? 3@@@?@@@@@@@@@@? O2@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@6K N@@@@@@H ? V'@@@@@@@@@@@@@@@?hO2@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@0M?heI'@@@?f?I4@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@6K? ?@@@@@@? ? ?N@@@@@@@@@@@@?@@?f?W2@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@0M ?N@@@?hfI4@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@6K ?@@@@@@? ? 3@@@@@@@@@@@?@@LfO&@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@0M @@@? I4@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@6K ?3@@@@5? ? N@@@@@@@@@@@@@@)KO2@@@@@@@@@@@@@@@@@@@0M @@@? ?I4@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@6K? ?V'@@(Y? ? ?3@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@0M @@@? I4@@@@@@@@@@@@@@@@6K ?@@H ? ?N@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@0M? @? @@@? I4@@@@@@@@@@@@@@6K 7@@? ? 3@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@0M? @@@? ?I4@@@@@@@@@@@@@@6K?hf@? ? V'@@@@@@@@@@@@@@@@@@0M @?hf@@@? ?O@? I4@@@@@@@@@@@@@6K?he@? ? ?V'@@@@@@@@@@@@@@@0M @?hf@@@? ?O2@5? ?I4@@@@@@@@@@@@6K?h@? ? N@@@@@@@@@@@@@0M @?hf@@@? ?W2@@0Y? I4@@@@@@@@@@@@6Ke?O@? ? ?3@@@@@@@@@0M? @?hf@@@? ?7@(M? ?I4@@@@@@@@@@@@@@@5? ? ?N@@@@@@@0M? @?hf@@@? ?3@H ?I4@@@@@@@@@@@@@H? ? @@@@0M @?hf@@@? ?N@? I'@@@@@@@@@5 ? ?I@M @?hf@@@? @? ?V4@@@@@@@@H ? @@@?he@@@? ?J@? ?I4@@@@@@? ? @Lhe@@@? O&@? ?I4@0M ? ?O)X @)X?h@@@?hf?O2@(M ? @@@)X? @@1?h@@@?hf@@@0Y? ? @@@@)X @@@?h@@@?hf@@ ? 3@@@@)X? @@5?g?J@@@?hf@@ ? V'@@@@1? @@H?g?7@@@?hf@@ ?W2@(? ? ?N@@@@@L @@L?g?@@@@?hf@@L? W&@(Y? ? 3@@@@)X? @@1?g?@@@@?hf@@1? ?W&@(Y ? V'@@@@1? @@@?g?@@@@?he?J@@@? W&@(Y? ? ?V'@@@@L @@@Lg?@@@@?heO&@@@? ?O&@@H ? V'@@@)X?hf@@@1g?@@@@?hW2@@@@@?hf?W2@@@@? ? ?V'@@@)Xhf3@@@L?f?@@@@?g?W&@@@0M W&@@(M ? V'@@@1hfN@@@1?f?@@@@?g?7@@(M ?W&@@@H? ? ?N@@@@L?he?@@@@?f?@@@@?g?@@@H? W&@@@5 ? 3@@@)Xhe?@@@@Lf?@@@@?g?@@@ 7@@@(Y ? V'@@@)X?h?@@@@)X?eJ@@@@?g?@@@ @@@(Y? ? ?V'@@@)Xh?3@@@@)K?O&@@@@Lg?@@@L?he?W2@@@(Y ? V4@@@)K?g?N@@@@@@@@@@@@@)K?f?@@@1?heW&@@@(Y? ? I'@@@6X?f?J@@@@@@@@@@@@@@@@@6?2@@@@@?h?W&@@@@H ? ?W&? ?V'@@@)KfO&@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@LhW&@@@@@? ? ?*@L V'@@@@6KO2@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@1g?W&@@@(M ? ?N@)K? ?V'@@@@@@@@@@@@@@@@0M?e?I4@@@@@@@@@@@L?fW&@@@(Y? ? @@@@6K?O@K N@@@@@@@@@@@0Mhf?I4@@@@@@@)Ke?W&@@@@H @? ? I4@@@@@@6K ?@@@@@@@@@0M I4@@@@@@6KO&@@@@5? @? ? I4@@@@@@@? ?@@@@@@@0M I'@@@@@@@@@@@(Y? @? ? I'@Le?O@KheJ@@@@@(M ?V'@@@@@@@@@(Yhf?O@Kf@? ? ?N@)KO2@@@@?h7@@@@(Y? V'@@@@@@@(Y?hf@@@@6K ? 3@@@@@@@@Lh@@@@(Y ?V4@@@@@@H @@@0R4@? ? V'@@@@@@@)?2@6KO2@@@@(Y? ?I'@@@@Lhf?J@@ ? ?V4@@@@@@@@@@@@@@@@@(Y N@@@@1g?O26K?O&@5 ? @@@@@@@@@@@(Y? ?3@@@@L?f@@@@@@@@@H ? @@@@@@@@@@(Y ?V'@@@)Xe?J@@@@@@@@@? ? ?I4@@@@@@@H? N@@@@)K?O&@@@0MI@M ? @@@@@5 ?3@@@@@@@@@@ ? @@@@@H ?N@@@@@@@@@5 ? @@@@5?fW2@@@@6K 3@@@@@@@0Y ? @@@@H?e?W&@@@@@@@@? @@@@@@@@@6X?eN@@@@@(M ? @@@@f?7@@(Mg@?hf@@@@@@@@@@1?e?3@@@@H? ? ?J@@@5f?@@0Y? @MgI4@?e?N@@@@ ? ?7@@@H @@@@ ? ?@@@@?g?W2@@@@@@6X?he?W2@@@6Khe@@@@L? ? ?O2@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@?g?7@@@@@@@@)Xhe?7@@@@@@@6X?g3@@@1? ? @@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@?g?@@@@@@@@@@1he?@@@@@@@@@)XgN@@@@? ? @@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@?g?3@@@@@@@@@5he?3@@@@@@@@@1g?@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@6K ? @@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@?g?V4@@@@@@@@Hhe?V'@@@@@@@@5g?@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@6X? ? I'@@@@@?heI'@@@@@?hfV'@@@@@@@Hg?@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@1? ? ?V'@@@@?he?V4@@@@?hf?V4@@@@@@?g?@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@0?4@@@@@@@@@? ? N@@@@?hf?I@M ?I4@0Mh?@@@@@(M ? ?@@@@? ?@@@@(Y? ? ?@@@@? ?@@@(Y ? J@@@@? J@@@H? ? ?O&@@@@? ?O2@@? 7@@@ ? ?W2@@@@@@L @@@@@@@? @@@5 ? ?O@KO&@@@@@@@1 @@@@@@5? ?J@@@H ? @@@@@@@@@@@@@@L? @@@@@0Y? ?7@@@? ? @@@@@@@@@@@@@@1? @@0M J@@@@L ? @@@@@@@@@@@@@@@?hfW26Kh?@@@@?hf7@@@@1 ? ?J@@@@@@@@@@@@@@@Lhf7@@@@6K?f?@@@@?he?J@@@@@@e?O@K ? W&@@(MI40Mf@@@)X?he3@@@@@@@@@@@@@@@5?he?7@@@@@@@@@@@@@? ? ?O@K?O&@@@H?h3@@@1?heV'@@@@@@@@@@@@@(Y?heJ@@@@@@@@@@@@@@? ? @@@@@@@@@5heV'@@@?he?V4@@@@@@@@@@@0Yhe?W&@@@@@@@@@@@@@@LeW2@6X? ? @@@@@@@@@Hhe?N@@@@@?hfI'@@@@@@(MhfW&@@@(M??I4@0M?@@)KO&@@@1? ? ?J@(M??I4@@?hf@@@@@Lhf?V'@@@@(Y?he?W&@@@@Hh?3@@@@@@@@@L ? O&@H ?J@@@@@)X?hf?@@@@?hfW&@@@@5?h?N@@@@@@@@@1 ? O2@@5? O&@@@@@@)Khe?W&@@@@1he?W&@@@@(Y?he@@@@0Me@@ ? ?W2@@@@0Y? W2@@@@@@@@@@6Xh?7@@@@@@heO&@@@@@Hhf@@0Mf3@@@@@6X ? W&@@0M ?W&@@@@(?4@@@@@)K?g?@@@@@@@hW2@@@@@@@? V'@@@@@)X? ? .M W&@@@@(YeI'@@@@@6K?f?@@@@@@5g?O&@@@@@@@@L ?V4@@@@@1? ? ?O&@@@@(Y?e?V'@@@@@@6K?e?@@@@@@HfO2@@@@@@@@@@@)X? @? ? @@@@@@0YgV'@@@@@@@@@6X@@@@@@?eO2@@@@@@@@@@@@@@1? @? ? @@@@(Mh?N@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@0MI'@@@@L @? ? @@@@@(Y?he3@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@fV'@@@1 @? ? @@@@(YhfN@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@f?V'@@@L? ? @@@@@(Y?hfJ@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@L?fV'@@)X ? ?J@@@@@Hhf?W&@@@@(M?eI'@@@@@(M?e?@@@@@1?f?V'@@)X? ? W&@@@@5?hf?7@@@@(Yf?N@@@@(Yf?3@@@@@?gV'@@)X ? ?W&@@@@(Y?hf?@@@@(Y?g3@@@H?f?N@@@@@?g?V'@@)X? ? W&@@@@(Y ?@@@@HhN@@@h@@@@@?hV'@@)X ? 7@@@@(Y? ?@@@5?h?@@@h@@@@@?h?V4@@)X? ? ?J@@@@(Y ?3@@he?@@@L?g3@@@@?he?I'@1? ? W&@@@(Y? ?N@@@?h?@@@@?gV'@@@LhfV'@? ? ?W&@@@(Y ?J@@H?h?@@@H?g?N@@@1hf?V'@@? ? W&@@@(Y? O&@@he?@@@he@@@@L?hfV'@L ? 7@@@@H ?W2@@@@5heJ@@@L?h3@@@1?hf?V4)X? ? @@@@@? ?7@@@@@Hhe7@@@1?hN@@@@? ?B)X ? @@0M J@@@@@@?he@@@@@?h?@@@@L @)X? ? 7@@(M?hf@@@@5?h?3@@@)X? ?I/? ? @@@H @@@@H?h?V'@@@1? ? @@@? @@@@hfV'@@@? ? @@@? @@@@hf?N@@@? ? @@@? @@@@ @@@? ? ?J@@5? @@@@ @@5? ? W&@(Y? @@@@ @@ ? 7@0Y @@@@ 3@)X ? ?J@? @@@5 V'@)X? ? W&@? @@@H ?V4@1? ? &@@? @@@? @? ? @@@? 3@@? ? @@@? ?@@? ? @@@? '@@L ? @@@? V'@)X? ? @@@? ?V4@)? ? @@@? ? @@@? ? ?I@? ? ? ? ?

Phone 32(0)11.622172

GSM +31 654 626 753 (0654 626 753) Fax 32(0)11.622171

SOUND

PROJECTS

Er zijn ambities die ik niet heb waargemaakt. En vind je dat zeefdrukken wat je nu doet mooi? Ja. Dat is een prachtige techniek.

Stilte En ik ben er heel erg goed in. Klopt het dat je nog een pers van De Ark hebt? Ja.

Stilte Die is zelfs van voor mijn eigen tijd daar. En daar werk je nog steeds mee? Ja. En wat maak je erop? Jan Dietvorst en ik hebben een uitgeverijtje in grafiek. De pers is de enige manier van reproduceren die ons nog rest. Hoe werkt die uitgeverij? Het werkt een beetje als de laatste periode van De Enschedese School. We drukken grafiek in kleine oplage en verkopen

IWEIN MAASSEN FOTOGRAFIE, HAARLEMMERWEG 317E, 1051 LG AMSTERDAM, TEL. 020 - 681 93 93, FAX 020 - 681 94 64

dat. Bij de eerste twee prenten die we maakten, was er één van Jan en één van mij. Maar dan kom je er heel gauw achter dat dat geen levensvatbaar uitgeverijtje oplevert. Net als bij De Enschedese School besloten we op zoek te gaan naar kunstenaars. Maar als we een kunstenaar hebben gevonden die met ons in zee wil gaan, dan is – en dat is ook meteen het manco van het uitgeverijtje – dan is de onderneming al geslaagd op het moment dat die prent af is en er nog geen een verkocht is. Want dan hebben we vaak heel goed met de kunstenaar samengewerkt. En één van de exemplaren is voor Jan en één voor mij. Eigenlijk zijn we onder een ander mom bezig een enorme kunstcollectie op te bouwen. Hebben jullie geen abonnees? Nee. Zouden jullie het klanten verbieden zich te abonneren? Nee.

Stilte Ik meen het serieus als ik zeg dat dat uitgeverijtje voor mij bepaalde verbintenissen heeft met die mentaliteit van De Enschedese School.

Stilte Ik moet weer aan het werk. FD

Afwijzing Toen De Enschedese School naar Amsterdam verhuisde, wilde de redactie van het tijdschrift nieuwe medewerkers aantrekken. Met mensen als Bram Vermeulen en Rik Zaal slaagden ze daar in. Ook Oek de Jong werd benaderd. Maar dat was tevergeefs, zoals uit onderstaande brief blijkt.

Amsterdam, 22 oktober 1982 Beste Frans Oosterhof,

Dank voor je brief en het nummer van De Enschedese School. Al jaren heb ik vrijwel geen bijdragen geleverd aan tijdschriften. Ik zie het er ook niet van komen. Het liefst werk ik aan boeken. Ik schrijf langzaam. Het schrijven van een artikel of een verhaal kost me teveel tijd en breekt de concentratie tezeer.

Misschien heb je iets aan mijn kommentaar op het nummer dat je me toezond. Het blad ziet er ‘goed’ uit. Zodra ik dat gekonstateerd heb, groeit bij mij al een lichte weerstand. Immers, alles dient er tegenwoordig ‘goed’ uit te zien: personen, drukwerk, kleding, voorwerpen. Dat betekent meestal dat het er modieus uitziet. Naar mijn smaak zijn we op het ogenblik getuige van een wat neurotische belangstelling voor het uiterlijk, de vormgeving. De meeste van de in het blad afgebeelde kunstwerken grenzen aan wat ik maar reklamekunst noem. Kunstenaars bedenken een nieuwe techniek, een nieuwe stijl, en twee jaar later hebben de vormgevers van reklamebureaux en Bijenkorf-etalages het opgepikt en verwerkt. Ter illustratie: bij het zien van de afbeelding op het achterplat verkeerde ik een ogenblik ln het onzekere: kunst of reklame? Misschien vind je de tegenstelling tussen kunst en reklamekunst onzinnig. Ik geloof dat het zin heeft hem te handhaven. Rekamekunst is dikwijls knap gemaakt, maar per definitie gelikt, oppervlakkig en gericht op de smaak van een bepaalde groep. Van kunst mogen we toch iets anders verwachten. Overigens treft het me dikwijls dat kunstwerken, vooral objekten op een gladde galerievloer, er op foto’s interessanter uitzien dan in het echt, alsof ze voor de afbeelding gemaakt zijn. Wellicht ben ik op dat punt al hopeloos geconditioneerd door het zien van miljoenen afbeeldingen. Voor steeds meer mensen verloopt het kontakt met de realiteit in steeds groter mate via afbeeldingen. Enfin, dat is een bekend probleem. Ik zou er graag een waarde-oordeel aan verbinden, maar voel me daartoe niet in staat - levend op een punt in de tijd waar een drieduizend jaar oude wereld en een pas ontstane nieuwe op een hoogst verwarrende manier in elkaar overvloeien. Met vriendelijke groet,

Grote Heidestraat 2, B3950 Kaulille-Bocholt, Belgium

C R E ATIVE

53

~ literair ~

Kees Maas. Vervolg van pagina 33

1. DE FEITEN:

ETEN EN DRINKEN

Laatstepost

Oek de Jong


54

Laatstepost

~ oud nieuws ~

We zijn artistiek en financieel gedupeerd Kees Maas (Enschedese School) over censuur CJP-boekje AMSTERDAM - ‘Het is wel iets bijzonders, dat je boek verbrand wordt’, vertelt Kees Maas. Hij is, net als Willem Wisselink, Frans Oosterhof en Johan Visser, voorman van de Enschedese School. Dit moderne kunstbolwerk verruilde onlangs de Enschedese School ‘De Ark’ voor een in verregaande staat van verloedering verkerend pakhuis van een plavuizenkoning aan de Amsterdamse Kanaalstraat. Kees Maas doelt met zijn uitspraak op het besluit van zijn opdrachtgever, de Stichting Cultureel Jongeren Paspoort, om de distributie van nagenoeg de gehele oplage van het stripboekje De doka van Hercules te staken en de

duizenden exemplaren in een kartonfabriek te vermalen. Het werkwoord ‘verbranden’ gebruikt Kees dan ook figuurlijk, In de traditie der boekverbranding, die eerder slachtoffers maakte als Maarten Luther, Franz Werfel en Karl

Binnen een week had een uitgever het boek alsnog op de markt

Marx. Het nieuws van deze onverkwikkelijke gang van zaken is inmiddels genoegzaam bekend. Willem Wisselink voerde bij Sonja Barend een schitterende act op en samen met Frans Oosterhof en Johan Visser werd hij dinsdagavond in het radioprogramma Popdonderplus geconfronteerd met de heer Witteveen, bestuurslid van de Stichting CJP. Het bestuur heeft de stok in het wiel gestoken. Dit kan ook niet anders, blijkt uit de woor-

den van Kees Maas: ‘Voor wij de opdracht kregen hebben wij (de directie van CJP) een aantal proefpagina’s laten zien’. Kees haalt er een paar uit een enveloppe die op het gebied van sex en geweld met wat goede wil ‘gedurfd’ genoemd zouden kunnen worden. ‘Deze pagina’s werden toen goedgekeurd en de opdracht werd verstrekt’, vervolgt Kees. ‘Toen zijn de boekjes naar de uitgiftebureaus van het CJP gegaan en daar zijn klachten geuit. Dit was geen cultureel boekje. Het bestuur heeft daarop de verstrekking aan de leden stopgezet. Mensen die hun acceptgirokaart al hadden ingevuld kregen die terug met de mededeling, dat “het boekje wegens omstandigheden niet meer leverbaar” was. Met als gevolg dat de fanaten onder die leden zelf naar ons toekwamen’. En Inderdaad, de storm die is opgestoken na de censurering van de geïllustreerde persiflage op Willem Frederik Hermans’ roman De donkere kamer van Damocles neemt in de Amsterdamse Kanaalstraat tamelijk hevige vormen aan. Voortdurend gaat de telefoon met steeds weer dezelfde vraag: of de ‘Johan Enschede School’ (!) nog van die boekjes heeft. Ook wordt het gesprek geregeld onderbroken door de voordeurbel. Voorts heeft de golf van publiciteit, die de Enschedese School als een zeer prettige bijkomstigheid ervaart, tot gevolg gehad dat deze kleine moderne kunst-zelfstandigen werden overstroomd met aanbiedingen. Vooral van uitgeverijen, die het gewraakte boekje, nu het zo in de belangstelling is komen te staan, graag weer op de markt willen brengen.

eengekomen honorarium onthouden. Wij zijn dus niet alleen artistiek, maar ook financiëel gedupeerd. Er is iets mis als mensen met culturele erebaanijes als die meneer Witteveen en meneer Lammers (de drost Han Lammers zit ook In het bestuur, red.) zoveel invloed hebben’. Even lijkt het erop alsof Kees Maas nog wat begrip op kan brengen voor de CJP-houding, die tegen alles indruist, wat te maken heeft met persvrijheid: ‘Je kunt van dit boekje zeggen: wat heeft dit in hemelsnaam met cultuur te maken?’ Kees laat hier echter op volgen: ‘Maar de beeldroman is zo iets belachelijks. Dat vraagt gewoon om persiflage.’ De doka van Hercules op het kaft aangeprezen met de uit de vijftiger jaren stammende leus van de Illustrated Classics: ‘Lees feestelijk, groei geestelijk’, bevat volgens de woorden van Kees Maas de twee bestanddelen die in iedere beeldroman terug te vinden zijn: Liefde, schuine streep sex en misdaad, schuine streep oorlog. Kees haalt er een paar uit een enveloppe die op het gebied van sex en geweld met wat goede wil ‘gedurfd’ genoemd zouden kunnen worden. We hebben er gewoon een boek uit de Nederlandse literatuur bijgezocht, dat die ingrediënten ook bevatte. De donkere kamer van Damocles is een prima boek, maar het leent zich bij uitstek voor persiflage. Trouwens, Hermans zelf vond ons boekje heel erg leuk.’

Flauwekultuur De deining rond De doka van Hercules brengt andermaal aan het licht dat de Stichting CJP intern niet zo soepel draait. Nog niet zo lang geleden werd het boekje Jan Lul en de Flauwekutuur van Bram Vermeulen niet verspreid en deze keer zal CJP-directeur Van Loenen zich wel helemaal In zijn hemd gezet voelen door zijn bestuur dat de ontwikkelingen in de moderne kunst kennelijk niet meer bij kan benen. Voor de feestelijke lezer, die wél geestelijk mee wil groeien is er echter geen vuiltje aan de lucht. De Enschedese School is op één van de aanbiedingen om de gewraakte beeldroman weer In roulatie te brengen ingegaan. Naar alle waarschijnlijkheid is De doka van Hercules volgende week vrijdag weer verkrijgbaar. Met als enige verandering het weglaten van de C’s, de J’s en de P’s. Door Dirk Willem Rosie (uit: tubantia, 21 november 1981)

Popgroep KUT naar de tering ENSCHEDE, MEI 1977 - Aan de kortstondige loopbaan van Popgroep Kut dreigt voortijdig een einde te komen. Met verhitte koppen staan de musici, de technici en de producer tegenover elkaar in de opnamestudio van De 1000 Idioten Records. Een heus Artistiek Meningsverschil doorklieft het gezelschap. Een paar maanden ervoor was het nog zo fraai begonnen. Zoals overal in Nederland dringt ook in Enschede het bestaan van punk door tot de massa van niet al te monomane popliefhebbers. Gehoord heeft haast niemand het genre nog, maar in de kolommen van muziekkrant Oor en Nieuwe Revu dringen verhalen door over veiligheidsspelden door wangen en braakpartijen in Britse luchthaven-ontvangsthallen. Naar het schijnt heeft de VPRO in een nachtuitzending een keer een nummer van de Sex Pistols laten horen. Er zindert iets in de jeugdcultuur. Dan organiseert Joop Hardick, mislukt persfotograaf en eigenaar van het goedlopende maar stereotiepe café De Pijp aan de Noorderhagen te Enschede een talentenjacht in een van zijn andere etablissementen: Daalzicht. De bekende reeks Trea Dobbsen, voorzichtige cabaretiers met Goede Nederlandtalige Teksten, virtuoze barpianisten en schunnige kunstacademiestudenten passeert de revue. Het meest verrassende talent blijkt echter te zijn: de Kloteharde Industrierockgroep Popgroep Kut. Met de drie nummers Vliegende tering, Kots Niet In Mijn Bier en De Hele Week Godverdomme stoten zij moeiteloos door naar de derde plaats. Slechts de totale verbluftheid van de jury maakt dat de groep niet op een verdiende eerste plaats eindigt. In huichelachtige bewoordingen spreekt de lokale pers de volgende dag van de ‘oorverdovende sound’ van ‘Kunst Uit Twente’. De definitieve erkenning komt in de maanden na het

55

~ ex oriente lux ~

debuut: Delfzijl, Hengelo, Nijmegen, Winterswijk, Amsterdam (Paradiso!) en Delft heten de plaatsen die achtereenvolgens kennismaken met het oorverdovende geweld van Popgroep Kut. Er is een harde kern van actieve fans die Popgroep Kut bij optredens vergezelt. Kut is een compromisloze popgroep. Zanger en leider Jan de Klere streeft er naar om samen met zijn mannen en één vrouw (Mug, op zelf gefiguurzaagde bas) het publiek een totaalervaring te laten ondergaan. Daartoe worden alle conventionele wetten voor het behagen van het publiek met voeten getreden. Enig muzikaal genot, hoe buitenissig ook, hoeft het publiek niet te verwachten, want in muziek zijn de leden van Popgroep Kut in het geheel niet geïnteresseerd. ‘De tijd dat popgroepen muziek maakten ligt achter ons,’ aldus gitarist Puilbuik. ‘Als de mensen muziek willen moeten ze maar naar Thijs van Leer of de Stones of zo.’ Critici betichten drummer Pipi met de Handjes van een koekblikachtige techniek: terecht voor zover het zijn hantering van de sticks model ‘Tambour Supérieur’ gaat, maar evenzeer getuigend van onbegrip voor wat Popgroep Kut betekent. Want wat wil Popgroep Kut eigenlijk? Is het een grap? Leuk kun je het niet noemen. Jan de Klere: ‘Je moet niet denken dat wij er zijn om om te lachen. Wij zijn geen Paul van Vliet. We streven er naar om het publiek voortdurend te laten denken: gatverdamme, moet dat nou? Het publiek moet zich bekocht voelen. Eigenlijk moet je je een beetje schamen om bij een optreden van ons aanwezig te zijn. Pas later, de volgende ochtend, dringt het tot je door dat je toch wel iets bijzonders hebt meegemaakt.’ In zijn optredens brengt Popgroep Kut dit uitgangspunt in de praktijk door iedere zweem van subtiliteit uit te bannen. Niets wordt nagelaten om fijngevoeligheid te vermij-

den. Zelfs de ruigste en meest agressieve muziek heeft ook nog haar eigen subtiliteiten, die van Popgroep Kut niet. Aan Kuts muziek is geen klap te beleven. Ze is zelfs niet eens ruig te noemen, al wordt er door de mannen en vrouw van De Klere wel naar zoveel mogelijk herrie gestreefd. Vaak ten koste van geleende apparatuur van andere musici, want over eigen instrumenten beschikt Popgroep Kut nauwelijks. Ze zijn daar gek. Ook de teksten van Pop-

Kut allesbehalve maatschappijkritisch. Al heeft het in de verte wel te maken met punk, de Kloteharde Industrierock staat ver af van de cultuur van werkloze en werkende jongeren. Ook die hebben moeite met het repertoire van Popgroep Kut. Hoe kan het ook anders, want de leden van Pogroep Kut zijn vervelende, verwende studenten die niets kunnen en die nergens bij willen horen. Desondanks is Popgroep Kut een succesformule. Misschien is dat omdat iedereen onbewust jaloers is op mensen als Jan de Klere, die een dozijn keer ‘Godverdomme, wat ben ik geil’ in de microfoon brult en daar niets zin-

Leadzanger KUT

groep Kut missen alles om ook maar enige herkenning of sympathie op te wekken, ook de sympathie waarin de meest shockerende teksten zich nog kunnen verheugen. De (Nederlandse) teksten van Popgroep Kut zijn niet goed, niet leuk en eigenlijk niet eens shockerend, ook al bestaan ze bijvoorbeeld uit een staccato opsomming van akelige ziekten (‘Vliegende tering, vliegende tering, ’t is geen kanker en geen griep, geen cholera en geen poliep, ’t is tering’). De woorden die Jan de Klere, meestal onverstaanbaar, in de microfoon schreeuwt, zijn gewoon rotwoorden. Hij vindt het fijn om die woorden te schreeuwen. Inhoud heeft de muziek van Popgroep Kut evenmin. Hoewel het wel eens is geopperd, is Popgroep

nigs aan toevoegt. Hij appelleert aan het beest in de mens. Vanaf zijn stormachtige opkomst wordt Popgroep Kut dan ook voortdurend bestookt met de vraag waar toch de eerste plaat blijft. De commercie waagt zich er niet aan: ‘Wij moeten u meedelen dat wij voor deze groep momenteel op dit moment geen commerciële mogelijkheden zien,’ meldt bijvoorbeeld de ‘wekelijkse repertoirevergadering’ van Phonogram. Het snel opkomende, onafhankelijke platenlabel van De Enschedese School, De 1000 Idioten Records, toont zich minder bekrompen. In het verdorven wereldje van de Enschedese kunstenaarskliek valt Popgroep Kut wel in de smaak. En na de doorbraak

van Paul Tornado met zijn zinderende Van Agt Casanova is er ruimte voor een nieuw experiment, meent de labelmanager. Op een middag worden de krakkemikkige instrumenten van Popgroep Kut ingeplugd in een verbazingwekkend echt mengpaneel, opgesteld in een van die riante gebouwen die Enschede ruimhartig aan haar kunstenaars ter beschikking stelt. Binnen drie minuten staat Vliegende Tering er glashelder op, onontkoombaarder dan het ooit op het podium geklonken heeft. Jan de Klere is tevreden, want aan de opname is niets te beleven. Wie dit plaatje koopt of zelfs maar in staat is het een keer in zijn geheel te beluisteren, moet zich wel flink in de maling genomen voelen en dat is waar het Popgroep Kut om is begonnen. Persen maar, die plaatjes. Maar het wantrouwen tegen de Enschedese platenbonzen van De 1000 Idioten Records, dat De Klere eigenlijk nooit heeft verlaten, blijkt terecht. Producer Johan Visser doet zijn best wel om het te appreciëren en laat de opname zelfs horen aan enkele anderen van De Enschedese School, maar is nog niet rijp voor de compromisloze aanpak van Popgroep Kut. Vindt Popgroep Kut ook niet dat het er eigenlijk wat droog op staat, allemaal? ‘Prachtig, gortdroog!’ gromt De Klere. Maar een beetje echo op de zang zou de zaak echt flink opknappen, een klein beetje maar, De Enschedese School beschikt toevallig over een mooi apparaatje om dat toe te voegen... ‘Geen sprake van,’ roept Jan de Klere. ‘Jullie willen het mooi maken!’ Pipi met de Handjes zit achter zijn drumstel dom te giechelen, maar de anderen is het al spoedig duidelijk. Zij kennen Jan de Klere al langer en zien dat een Artistiek Meningsverschil onontkoombaar is. Zelf zouden zij niet malen om een drupje echo, maar als De Klere zich eenmaal iets in het hoofd heeft gehaald... De tape met Vliegende Tering krijgt Popgroep Kut nog mee, maar het plaatje zal er nooit komen. Sjaak Priester Amsterdam, 5 januari 1997

Ingezonden mededeling

‘Wij zijn vorige week opgebeld’, vervolgt Kees zijn verhaal, ‘met de mededeling dat de oplage vernietigd zou worden. Verder moest de oplage door de kartonmolen die wij gereserveerd hadden voor onze leden (de Enschedese School heeft leden die tegen betaling van contributie kunstwerken van de School toegestuurd krijgen, red.). Bovendien moest het moedermateriaal vernietigd worden. Die laatste twee eisen sloegen natuurlijk nergens op: wij hadden de distributie aan onze leden bedongen en we beschikken over het copy-right’. ‘Wat die meneer Witteveen zijn persoonlijke verantwoordelijkheid noemt, dat heeft wel tot gevolg dat 7500 mensen niet krijgen waar ze recht op hebben. Bovendien wordt ons nu de afgesproken tweede oplage en daarmee de helft van het over-

Laatstepost

De zuilen van Hercules - deel 9 - door Atte Jongstra (Wat eraan vooraf ging: Droogbek knakt, maar herrijst met hulp van Henk. Ouderling Lammers spreekt Henks vader aan op het zedelijk peil van de jeugd.) Intussen is de juf de orde geheel kwijtgeraakt. Haar kindertjes spuwen, hete proppen schieten door het lokaal, de voorgenomen topografie is een kluwen geworden van bergen en dalen, gehuchten en buurtschappen, hoog- en laagvlakten die onmogelijk nog thuis te brengen zijn. Rivieren stromen naar plaatsen waar ze nooit eerder waren, delta’s verschuiven, bekkens raken overstroomd, alles wordt één gekrioel van bezaaiïng en bevruchting: in dat ene slaapkamertje van Henk wordt de naoorlogse geboortegolf joelend en schreeuwend voortgezet.

AGENT-X OOSTELIJKE HANDELSKADE 13K 1019 BL AMSTERDAM TEL. 020 - 419 09 09 FAX 020 - 419 09 10

Henks vader laat de ouderling uit, heeft de kruk van de deur al in de hand, als hij ‘Godverdomme, nou is het uit!’ roept en in drie stappen boven is, gevolgd door Lammers, die eerst nog oppert dat de naam van de Here niet ijdel worde gebruikt, maar bij de eerste blik ook ‘Godverdomme!’ zegt. ‘Wat is dit!’ schreeuwt Henks vader, wijzend op Henk en Droogbek, gezamenlijk tussen de juffenbenen. ‘Ik ben de oorlogsheld,’ hijgt Droogbek. Henk wijst op heuphoogte. ‘En dit zijn de zuilen van Hercules...’

Het kan zijn dat het woede is, die Henks vader naar de borst doet grijpen, misschien is het schaamte, feit is dat het slaapkamerzeil niet veert en het slaapbeen moeite heeft met de punt van een stoel. Lammers ziet hem echter niet liggen, als hij oud-testamentisch uitvaart. ‘Adama en Zeboïm nog aantoe, zo heeft God het niet bedoeld.’ ‘Het begon met aardrijkskunde,’ zegt de juffrouw zachtjes, rood als een kreeft, omdat ze ook wel voelt dat er aan haar nederigheid weinig valt te verbloemen. ‘Maar misschien ben ik intussen toe aan ziekteverlof...’ Lammers voelt in zijn natuurlijke rijzigheid extra stijving ontstaan. Niet dat die open en bloot neergelegen juf hem iets doet, nee, het is alsof een stok langs zijn ruggegraat wordt geschoven, rechter is zijn rug nooit geweest. Hij torent in de slaapkamer en maakt een begin aan een memorabele toespraak. Geluidssterkte acht, zowel op de schaal van Beaufort als op die van Richter. Ongeveer zo. ‘Jeugd van Nederland. Ik sta hier als vertegenwoordiger van een vorige generatie en richt in het Licht van God, Zoon en Heilige Geest Zijn Woord tot jullie. We moeten niet omkijken, zoals Lot dat in de Bijbel doet. De blik moet vooruit, naar de toekomst toe. En vanuit mijn gezichtspunt hier en nu...’

- WORDT VERVOLGD -


54

Laatstepost

~ oud nieuws ~

We zijn artistiek en financieel gedupeerd Kees Maas (Enschedese School) over censuur CJP-boekje AMSTERDAM - ‘Het is wel iets bijzonders, dat je boek verbrand wordt’, vertelt Kees Maas. Hij is, net als Willem Wisselink, Frans Oosterhof en Johan Visser, voorman van de Enschedese School. Dit moderne kunstbolwerk verruilde onlangs de Enschedese School ‘De Ark’ voor een in verregaande staat van verloedering verkerend pakhuis van een plavuizenkoning aan de Amsterdamse Kanaalstraat. Kees Maas doelt met zijn uitspraak op het besluit van zijn opdrachtgever, de Stichting Cultureel Jongeren Paspoort, om de distributie van nagenoeg de gehele oplage van het stripboekje De doka van Hercules te staken en de

duizenden exemplaren in een kartonfabriek te vermalen. Het werkwoord ‘verbranden’ gebruikt Kees dan ook figuurlijk, In de traditie der boekverbranding, die eerder slachtoffers maakte als Maarten Luther, Franz Werfel en Karl

Binnen een week had een uitgever het boek alsnog op de markt

Marx. Het nieuws van deze onverkwikkelijke gang van zaken is inmiddels genoegzaam bekend. Willem Wisselink voerde bij Sonja Barend een schitterende act op en samen met Frans Oosterhof en Johan Visser werd hij dinsdagavond in het radioprogramma Popdonderplus geconfronteerd met de heer Witteveen, bestuurslid van de Stichting CJP. Het bestuur heeft de stok in het wiel gestoken. Dit kan ook niet anders, blijkt uit de woor-

den van Kees Maas: ‘Voor wij de opdracht kregen hebben wij (de directie van CJP) een aantal proefpagina’s laten zien’. Kees haalt er een paar uit een enveloppe die op het gebied van sex en geweld met wat goede wil ‘gedurfd’ genoemd zouden kunnen worden. ‘Deze pagina’s werden toen goedgekeurd en de opdracht werd verstrekt’, vervolgt Kees. ‘Toen zijn de boekjes naar de uitgiftebureaus van het CJP gegaan en daar zijn klachten geuit. Dit was geen cultureel boekje. Het bestuur heeft daarop de verstrekking aan de leden stopgezet. Mensen die hun acceptgirokaart al hadden ingevuld kregen die terug met de mededeling, dat “het boekje wegens omstandigheden niet meer leverbaar” was. Met als gevolg dat de fanaten onder die leden zelf naar ons toekwamen’. En Inderdaad, de storm die is opgestoken na de censurering van de geïllustreerde persiflage op Willem Frederik Hermans’ roman De donkere kamer van Damocles neemt in de Amsterdamse Kanaalstraat tamelijk hevige vormen aan. Voortdurend gaat de telefoon met steeds weer dezelfde vraag: of de ‘Johan Enschede School’ (!) nog van die boekjes heeft. Ook wordt het gesprek geregeld onderbroken door de voordeurbel. Voorts heeft de golf van publiciteit, die de Enschedese School als een zeer prettige bijkomstigheid ervaart, tot gevolg gehad dat deze kleine moderne kunst-zelfstandigen werden overstroomd met aanbiedingen. Vooral van uitgeverijen, die het gewraakte boekje, nu het zo in de belangstelling is komen te staan, graag weer op de markt willen brengen.

eengekomen honorarium onthouden. Wij zijn dus niet alleen artistiek, maar ook financiëel gedupeerd. Er is iets mis als mensen met culturele erebaanijes als die meneer Witteveen en meneer Lammers (de drost Han Lammers zit ook In het bestuur, red.) zoveel invloed hebben’. Even lijkt het erop alsof Kees Maas nog wat begrip op kan brengen voor de CJP-houding, die tegen alles indruist, wat te maken heeft met persvrijheid: ‘Je kunt van dit boekje zeggen: wat heeft dit in hemelsnaam met cultuur te maken?’ Kees laat hier echter op volgen: ‘Maar de beeldroman is zo iets belachelijks. Dat vraagt gewoon om persiflage.’ De doka van Hercules op het kaft aangeprezen met de uit de vijftiger jaren stammende leus van de Illustrated Classics: ‘Lees feestelijk, groei geestelijk’, bevat volgens de woorden van Kees Maas de twee bestanddelen die in iedere beeldroman terug te vinden zijn: Liefde, schuine streep sex en misdaad, schuine streep oorlog. Kees haalt er een paar uit een enveloppe die op het gebied van sex en geweld met wat goede wil ‘gedurfd’ genoemd zouden kunnen worden. We hebben er gewoon een boek uit de Nederlandse literatuur bijgezocht, dat die ingrediënten ook bevatte. De donkere kamer van Damocles is een prima boek, maar het leent zich bij uitstek voor persiflage. Trouwens, Hermans zelf vond ons boekje heel erg leuk.’

Flauwekultuur De deining rond De doka van Hercules brengt andermaal aan het licht dat de Stichting CJP intern niet zo soepel draait. Nog niet zo lang geleden werd het boekje Jan Lul en de Flauwekutuur van Bram Vermeulen niet verspreid en deze keer zal CJP-directeur Van Loenen zich wel helemaal In zijn hemd gezet voelen door zijn bestuur dat de ontwikkelingen in de moderne kunst kennelijk niet meer bij kan benen. Voor de feestelijke lezer, die wél geestelijk mee wil groeien is er echter geen vuiltje aan de lucht. De Enschedese School is op één van de aanbiedingen om de gewraakte beeldroman weer In roulatie te brengen ingegaan. Naar alle waarschijnlijkheid is De doka van Hercules volgende week vrijdag weer verkrijgbaar. Met als enige verandering het weglaten van de C’s, de J’s en de P’s. Door Dirk Willem Rosie (uit: tubantia, 21 november 1981)

Popgroep KUT naar de tering ENSCHEDE, MEI 1977 - Aan de kortstondige loopbaan van Popgroep Kut dreigt voortijdig een einde te komen. Met verhitte koppen staan de musici, de technici en de producer tegenover elkaar in de opnamestudio van De 1000 Idioten Records. Een heus Artistiek Meningsverschil doorklieft het gezelschap. Een paar maanden ervoor was het nog zo fraai begonnen. Zoals overal in Nederland dringt ook in Enschede het bestaan van punk door tot de massa van niet al te monomane popliefhebbers. Gehoord heeft haast niemand het genre nog, maar in de kolommen van muziekkrant Oor en Nieuwe Revu dringen verhalen door over veiligheidsspelden door wangen en braakpartijen in Britse luchthaven-ontvangsthallen. Naar het schijnt heeft de VPRO in een nachtuitzending een keer een nummer van de Sex Pistols laten horen. Er zindert iets in de jeugdcultuur. Dan organiseert Joop Hardick, mislukt persfotograaf en eigenaar van het goedlopende maar stereotiepe café De Pijp aan de Noorderhagen te Enschede een talentenjacht in een van zijn andere etablissementen: Daalzicht. De bekende reeks Trea Dobbsen, voorzichtige cabaretiers met Goede Nederlandtalige Teksten, virtuoze barpianisten en schunnige kunstacademiestudenten passeert de revue. Het meest verrassende talent blijkt echter te zijn: de Kloteharde Industrierockgroep Popgroep Kut. Met de drie nummers Vliegende tering, Kots Niet In Mijn Bier en De Hele Week Godverdomme stoten zij moeiteloos door naar de derde plaats. Slechts de totale verbluftheid van de jury maakt dat de groep niet op een verdiende eerste plaats eindigt. In huichelachtige bewoordingen spreekt de lokale pers de volgende dag van de ‘oorverdovende sound’ van ‘Kunst Uit Twente’. De definitieve erkenning komt in de maanden na het

55

~ ex oriente lux ~

debuut: Delfzijl, Hengelo, Nijmegen, Winterswijk, Amsterdam (Paradiso!) en Delft heten de plaatsen die achtereenvolgens kennismaken met het oorverdovende geweld van Popgroep Kut. Er is een harde kern van actieve fans die Popgroep Kut bij optredens vergezelt. Kut is een compromisloze popgroep. Zanger en leider Jan de Klere streeft er naar om samen met zijn mannen en één vrouw (Mug, op zelf gefiguurzaagde bas) het publiek een totaalervaring te laten ondergaan. Daartoe worden alle conventionele wetten voor het behagen van het publiek met voeten getreden. Enig muzikaal genot, hoe buitenissig ook, hoeft het publiek niet te verwachten, want in muziek zijn de leden van Popgroep Kut in het geheel niet geïnteresseerd. ‘De tijd dat popgroepen muziek maakten ligt achter ons,’ aldus gitarist Puilbuik. ‘Als de mensen muziek willen moeten ze maar naar Thijs van Leer of de Stones of zo.’ Critici betichten drummer Pipi met de Handjes van een koekblikachtige techniek: terecht voor zover het zijn hantering van de sticks model ‘Tambour Supérieur’ gaat, maar evenzeer getuigend van onbegrip voor wat Popgroep Kut betekent. Want wat wil Popgroep Kut eigenlijk? Is het een grap? Leuk kun je het niet noemen. Jan de Klere: ‘Je moet niet denken dat wij er zijn om om te lachen. Wij zijn geen Paul van Vliet. We streven er naar om het publiek voortdurend te laten denken: gatverdamme, moet dat nou? Het publiek moet zich bekocht voelen. Eigenlijk moet je je een beetje schamen om bij een optreden van ons aanwezig te zijn. Pas later, de volgende ochtend, dringt het tot je door dat je toch wel iets bijzonders hebt meegemaakt.’ In zijn optredens brengt Popgroep Kut dit uitgangspunt in de praktijk door iedere zweem van subtiliteit uit te bannen. Niets wordt nagelaten om fijngevoeligheid te vermij-

den. Zelfs de ruigste en meest agressieve muziek heeft ook nog haar eigen subtiliteiten, die van Popgroep Kut niet. Aan Kuts muziek is geen klap te beleven. Ze is zelfs niet eens ruig te noemen, al wordt er door de mannen en vrouw van De Klere wel naar zoveel mogelijk herrie gestreefd. Vaak ten koste van geleende apparatuur van andere musici, want over eigen instrumenten beschikt Popgroep Kut nauwelijks. Ze zijn daar gek. Ook de teksten van Pop-

Kut allesbehalve maatschappijkritisch. Al heeft het in de verte wel te maken met punk, de Kloteharde Industrierock staat ver af van de cultuur van werkloze en werkende jongeren. Ook die hebben moeite met het repertoire van Popgroep Kut. Hoe kan het ook anders, want de leden van Pogroep Kut zijn vervelende, verwende studenten die niets kunnen en die nergens bij willen horen. Desondanks is Popgroep Kut een succesformule. Misschien is dat omdat iedereen onbewust jaloers is op mensen als Jan de Klere, die een dozijn keer ‘Godverdomme, wat ben ik geil’ in de microfoon brult en daar niets zin-

Leadzanger KUT

groep Kut missen alles om ook maar enige herkenning of sympathie op te wekken, ook de sympathie waarin de meest shockerende teksten zich nog kunnen verheugen. De (Nederlandse) teksten van Popgroep Kut zijn niet goed, niet leuk en eigenlijk niet eens shockerend, ook al bestaan ze bijvoorbeeld uit een staccato opsomming van akelige ziekten (‘Vliegende tering, vliegende tering, ’t is geen kanker en geen griep, geen cholera en geen poliep, ’t is tering’). De woorden die Jan de Klere, meestal onverstaanbaar, in de microfoon schreeuwt, zijn gewoon rotwoorden. Hij vindt het fijn om die woorden te schreeuwen. Inhoud heeft de muziek van Popgroep Kut evenmin. Hoewel het wel eens is geopperd, is Popgroep

nigs aan toevoegt. Hij appelleert aan het beest in de mens. Vanaf zijn stormachtige opkomst wordt Popgroep Kut dan ook voortdurend bestookt met de vraag waar toch de eerste plaat blijft. De commercie waagt zich er niet aan: ‘Wij moeten u meedelen dat wij voor deze groep momenteel op dit moment geen commerciële mogelijkheden zien,’ meldt bijvoorbeeld de ‘wekelijkse repertoirevergadering’ van Phonogram. Het snel opkomende, onafhankelijke platenlabel van De Enschedese School, De 1000 Idioten Records, toont zich minder bekrompen. In het verdorven wereldje van de Enschedese kunstenaarskliek valt Popgroep Kut wel in de smaak. En na de doorbraak

van Paul Tornado met zijn zinderende Van Agt Casanova is er ruimte voor een nieuw experiment, meent de labelmanager. Op een middag worden de krakkemikkige instrumenten van Popgroep Kut ingeplugd in een verbazingwekkend echt mengpaneel, opgesteld in een van die riante gebouwen die Enschede ruimhartig aan haar kunstenaars ter beschikking stelt. Binnen drie minuten staat Vliegende Tering er glashelder op, onontkoombaarder dan het ooit op het podium geklonken heeft. Jan de Klere is tevreden, want aan de opname is niets te beleven. Wie dit plaatje koopt of zelfs maar in staat is het een keer in zijn geheel te beluisteren, moet zich wel flink in de maling genomen voelen en dat is waar het Popgroep Kut om is begonnen. Persen maar, die plaatjes. Maar het wantrouwen tegen de Enschedese platenbonzen van De 1000 Idioten Records, dat De Klere eigenlijk nooit heeft verlaten, blijkt terecht. Producer Johan Visser doet zijn best wel om het te appreciëren en laat de opname zelfs horen aan enkele anderen van De Enschedese School, maar is nog niet rijp voor de compromisloze aanpak van Popgroep Kut. Vindt Popgroep Kut ook niet dat het er eigenlijk wat droog op staat, allemaal? ‘Prachtig, gortdroog!’ gromt De Klere. Maar een beetje echo op de zang zou de zaak echt flink opknappen, een klein beetje maar, De Enschedese School beschikt toevallig over een mooi apparaatje om dat toe te voegen... ‘Geen sprake van,’ roept Jan de Klere. ‘Jullie willen het mooi maken!’ Pipi met de Handjes zit achter zijn drumstel dom te giechelen, maar de anderen is het al spoedig duidelijk. Zij kennen Jan de Klere al langer en zien dat een Artistiek Meningsverschil onontkoombaar is. Zelf zouden zij niet malen om een drupje echo, maar als De Klere zich eenmaal iets in het hoofd heeft gehaald... De tape met Vliegende Tering krijgt Popgroep Kut nog mee, maar het plaatje zal er nooit komen. Sjaak Priester Amsterdam, 5 januari 1997

Ingezonden mededeling

‘Wij zijn vorige week opgebeld’, vervolgt Kees zijn verhaal, ‘met de mededeling dat de oplage vernietigd zou worden. Verder moest de oplage door de kartonmolen die wij gereserveerd hadden voor onze leden (de Enschedese School heeft leden die tegen betaling van contributie kunstwerken van de School toegestuurd krijgen, red.). Bovendien moest het moedermateriaal vernietigd worden. Die laatste twee eisen sloegen natuurlijk nergens op: wij hadden de distributie aan onze leden bedongen en we beschikken over het copy-right’. ‘Wat die meneer Witteveen zijn persoonlijke verantwoordelijkheid noemt, dat heeft wel tot gevolg dat 7500 mensen niet krijgen waar ze recht op hebben. Bovendien wordt ons nu de afgesproken tweede oplage en daarmee de helft van het over-

Laatstepost

De zuilen van Hercules - deel 9 - door Atte Jongstra (Wat eraan vooraf ging: Droogbek knakt, maar herrijst met hulp van Henk. Ouderling Lammers spreekt Henks vader aan op het zedelijk peil van de jeugd.) Intussen is de juf de orde geheel kwijtgeraakt. Haar kindertjes spuwen, hete proppen schieten door het lokaal, de voorgenomen topografie is een kluwen geworden van bergen en dalen, gehuchten en buurtschappen, hoog- en laagvlakten die onmogelijk nog thuis te brengen zijn. Rivieren stromen naar plaatsen waar ze nooit eerder waren, delta’s verschuiven, bekkens raken overstroomd, alles wordt één gekrioel van bezaaiïng en bevruchting: in dat ene slaapkamertje van Henk wordt de naoorlogse geboortegolf joelend en schreeuwend voortgezet.

AGENT-X OOSTELIJKE HANDELSKADE 13K 1019 BL AMSTERDAM TEL. 020 - 419 09 09 FAX 020 - 419 09 10

Henks vader laat de ouderling uit, heeft de kruk van de deur al in de hand, als hij ‘Godverdomme, nou is het uit!’ roept en in drie stappen boven is, gevolgd door Lammers, die eerst nog oppert dat de naam van de Here niet ijdel worde gebruikt, maar bij de eerste blik ook ‘Godverdomme!’ zegt. ‘Wat is dit!’ schreeuwt Henks vader, wijzend op Henk en Droogbek, gezamenlijk tussen de juffenbenen. ‘Ik ben de oorlogsheld,’ hijgt Droogbek. Henk wijst op heuphoogte. ‘En dit zijn de zuilen van Hercules...’

Het kan zijn dat het woede is, die Henks vader naar de borst doet grijpen, misschien is het schaamte, feit is dat het slaapkamerzeil niet veert en het slaapbeen moeite heeft met de punt van een stoel. Lammers ziet hem echter niet liggen, als hij oud-testamentisch uitvaart. ‘Adama en Zeboïm nog aantoe, zo heeft God het niet bedoeld.’ ‘Het begon met aardrijkskunde,’ zegt de juffrouw zachtjes, rood als een kreeft, omdat ze ook wel voelt dat er aan haar nederigheid weinig valt te verbloemen. ‘Maar misschien ben ik intussen toe aan ziekteverlof...’ Lammers voelt in zijn natuurlijke rijzigheid extra stijving ontstaan. Niet dat die open en bloot neergelegen juf hem iets doet, nee, het is alsof een stok langs zijn ruggegraat wordt geschoven, rechter is zijn rug nooit geweest. Hij torent in de slaapkamer en maakt een begin aan een memorabele toespraak. Geluidssterkte acht, zowel op de schaal van Beaufort als op die van Richter. Ongeveer zo. ‘Jeugd van Nederland. Ik sta hier als vertegenwoordiger van een vorige generatie en richt in het Licht van God, Zoon en Heilige Geest Zijn Woord tot jullie. We moeten niet omkijken, zoals Lot dat in de Bijbel doet. De blik moet vooruit, naar de toekomst toe. En vanuit mijn gezichtspunt hier en nu...’

- WORDT VERVOLGD -


56 Uit: W.F. Bernards, de doka van Hercules, Amsterdam 1981. Voor de gelegenheid ingekleurd.

~ beeldroman ~

Laatstepost

Laatstepost

~ roman ~

57


56 Uit: W.F. Bernards, de doka van Hercules, Amsterdam 1981. Voor de gelegenheid ingekleurd.

~ beeldroman ~

Laatstepost

Laatstepost

~ roman ~

57


58

Laatstepost

~ ex oriente lux ~

Vizz meets Wizz ( once again ) part 1 Herinneringen van een illuster producersduo Het is allemaal begonnen met het Nederlandtalige punksingletje ‘Van Agt Casanova’ van Paul Tornado dat in september 1977 op de legendarische Revox A77 in de studio van De Ark aan de Knalhutteweg 13 in Enschede werd opgenomen. Het daverende ‘Van Agt Casanova’ was een persiflage op de Engelse punkbeweging, in het bijzonder op het singletje ‘God save the Queen’ van de Sex Pistols. Het was tevens het overrompelende geboortekaartje van De 1000 Idioten Records, een initiatief van grafisch vormgever Johan Visser en zijn muzikale compaan Willem Wisselink. Zij legitimeerden de oprichting van hun onafhankelijke platenlabel met de gedachte dat er in ieder geval altijd wel duizend idioten met dezelfde smaak in de Lage Landen zouden rondlopen. Visser en Wisselink vormden een producersduo onder het gemeenschappelijke en welluidende pseudoniem Vizzwizz. Na Van Agt Casanova produceerde dit duo de single Kerstmis met de Ark, de vijfde uitgave van stichting De Ark en de tweede van De 1000 Idioten Records, waarvoor het in samenwerking met Ark-technicus Frans Meulenbeek, ook het liedje Merry Christmas Ev’rybody schreef. De kerstsingle was een idee van Visser, naar het voorbeeld van The Beatles, die gewoon waren dergelijke plaatjes voor hun fanclubs te maken. Vervolgens produceerde Vizzwizz, althans in naam, nog een aantal uitgaven van de 1000 Idioten Records: de Steal or borrow-EP van de Suzannes, de Space disco-EP van de Kewi à gogo Party, de Too shy to love-EP van Wisselink, de single Razzle dazzle van de La Salle’s, de LP Life is like a penguin (always black & white) van de Kewi à gogo Party en de single Come in handies van de Monomen. De werkelijkheid is anders. Eigenlijk heeft het duo Vizzwizz slechts de uitgaven van de Suzannes en de La Salle’s met vereende krachten geproduceerd. Bij de overige uitgaven van De 1000 Idioten Records zorgde Wisselink in z’n eentje voor de muziekproductie. Medio 1981 kwam er niet geheel onverwacht een einde aan de samenwerking van het producersduo Vizzwizz, al bleef het wel samen in platenzaken actief. Deze breuk viel min of meer samen met de licentie-deal van De 1000 Idioten Records met WEA Records. Het in Enschede opgerichte platenlabel kreeg, eenmaal naar Amsterdam verhuisd, een andere naam, omdat het aantal van duizend verkochte singles te vaak werd overschreden. Twee jaar later werd het tot Idiot Records herdoopte platenmaatschappijtje helemaal losgekoppeld van De Enschedese School. Voor dit label heeft Wisselink nog slechts de LP Voque estate van Stephan Emmer en de muziek van Nils Wieland geproduceerd. Bij al het overige Idiotplatenmateriaal van onder meer Fay Lovsky, Mathilde Santing, Bram Vermeulen, de Gigantjes en de Boulevard of Broken Dreams

zat Visser, alleen of met anderen, achter de knoppen, met inbegrip van de LP Terracotta me, baby van de Kewi University of Swing. Inmiddels zijn de rechten van De 1000 Idioten Records en Idiot Records verkocht aan Basta Records van Theo van der Schaaf. Als een ware liefhebber heeft hij besloten om al deze oude, veelal bekraste uitgaven - opnieuw door Visser geproduceerd - op CD uit te brengen. Zo kwamen bij voorbeeld de First Idiots na twee decennia opnieuw tot klinken. Deze CD geeft een globaal overzicht van de geschiedenis van De 1000 Idioten Records dat ter gelegenheid van De Enschedese School-tentoonstellingen in het Stedelijk Museum Amsterdam en het Rijksmuseum Twenthe in Enschede werd uitgebracht. Visser verzamelde ook al het muzikale werk van de Kewi’s op een CD die dan ook vanzelfsprekend Kewis Komplete heet. Op woensdagavond 11 december 1996 kwamen Visser en Wisselink, na elkaar geruime tijd niet meer te hebben gesproken, ten huize van eerstgenoemde in Amsterdam Oud-Zuid bijeen. Niet zozeer om naar de mastertape van de Kewi-CD te luisteren, al was dit natuurlijk mooi meegenomen, als wel om op de activiteiten van het producersduo Vizzwizz terug te kijken. Wisselink bleek een paar weken voordien al het materiaal van de Kewi’s, zijn muzikale samenwerkingsverband met Kees Maas, toevallig nog eens te hebben beluisterd: ‘Ja, wat vind ik daar nu eigenlijk van?’ Voordat Wizz een vervolg op zijn eigen verzuchting heeft kunnen formuleren, geeft Vizz ongevraagd een antwoord: ‘Deze CD is een ware hommage aan de Kewi’s. Zowel Fay Lovsky als Jan Rot heeft een speciaal verhaal voor de uitgave van de Kewis Komplete geschreven. Over de liefde waarmee zij al die oude Kewi-platen altijd hebben gekoesterd.’ Wizz: ‘Kijk, wat de grote breuk tussen Kees en mij is geweest - ik weet het, we zijn hier niet om dat nu te bespreken, maar ik wil er toch iets over zeggen - was mijn ambitie op dat muziekgebied. Voor die tweede Kewilangspeelplaat, Terracotta me, baby, had Vizz een bepaald niet misselijk budget van bijna 85.000 gulden bij WEA losgekregen. We konden dus in de goed geoutilleerde Ballad Sound Studio in Vu-

ren terecht, we hadden sessionmuzikanten zoals de leden van De Toekomst, de begeleidingsband van Bram Vermeulen, noem maar op. Toen had ik zoiets van: dan gaan we het nu ook even goed doen. Ik heb dus allerlei arrangementen voor de liedjes laten maken. Dat was een ware jongensdroom voor mij. Eindelijk kon ik de nummers opnemen, zoals ik vond dat ze moesten klinken. Al die liedjes van de eerste LP, Life is like a penguin, hebben Kees en ik steeds tongue-in-cheek opgenomen. Die lulligheid was een heel belangrijk element in die liedjes, maar ik wilde eigenlijk nog iets meer: een goede muzikant zijn.’ Vizz: ‘Het is in Nederland sowieso heel moeilijk om in de muziek je brood te verdienen. Er zijn maar een paar mensen die dat kunnen, zonder allerlei compromissen te moeten sluiten.’ Wizz: ‘Ik heb die eerste KewiLP altijd als een verzameling leukigheid gezien, maar het was niet

datgene waarmee ik eigenlijk bezig wilde zijn. Bij die tweede LP kon ik alle losse elementen bij elkaar gaan brengen: muzikale ideeën, experimenten en lullige grapjes. Dat is voor een deel ook wel gelukt. Jammer alleen dat Kees en ik niet zo mooi konden zingen. Dan was Terracotta me, baby vermoedelijk nog veel aardiger geworden. De fanatieke ernst waarmee ik aan die tweede LP had gewerkt, was voor Kees de reden om ermee te stoppen. Die wilde ook de vrolijke lulligheid. En achteraf gezien was die benadering misschien wel veel oorspronkelijker. Maar ik blijf erbij dat die tweede LP heel bijzonder voor zijn tijd was. Er staan allerlei geluidsexperimenten op. Vizz: ‘Alles wat op Terracotta me, baby te horen is, is nu niet bijzonder meer, maar wij deden het allemaal nog met de hand.’ Wizz: ‘We monteerdengeluidsfragmenten met stukjes wit ertussen en die werden op tijd gestart en dan kwam het precies uit.’

Vizz: ‘Bij Life is like a penguin hoor je een soort ongedwongenheid van: alles kan. We stoorden ons niet aan de wetten van de popmuziek. Bepaalde refreinen lieten we bijvoorbeeld expres niet terugkomen. Dat leek ons dan gewoon leuker. De inbreng van Kees op de eerste plaat was niet te onderschatten groot. Hij maakte van die rare switches op een toch al tegendraads accoord, met als gevolg dat een liedje helemaal op het verkeerde been kwam te staan. Daar begrepen sommige mensen toentertijd helemaal niets van. Het werd allemaal ‘sound on sound’ opgenomen. Steeds moest er een spoor worden volgespeeld. En dan kon je pas beslissen hoe je verder wilde gaan. Je kon niet meer terug. Bij de opname van die tweede LP stond ons het aantal van vierentwintig sporen ter beschikking, maar dat was zelfs nog te weinig. Op al die sporen stonden steeds wel drie stukjes, steeds voor verschillende coupletten.’ Wizz: ‘Ik zal een voorbeeld geven. Het refrein van Robin Hood,

Een kleine greep uit het ruim zestig producties tellende oeuvre van Idiot. In 1985 werd het satellietlabel Pickup Records opgericht om de belangen van o.a. YMO, Miharu Koshi, New Order, Cybil Shepherd, Anna Domino en Ian Gomm te behartigen.

Laatstepost

dat oorspronkelijk Brooke Shields heette - ‘I wanna look like Brooke Shields’ - bestaat uit vier accoorden. We hadden voor elk accoord een aparte riff gemaakt. Deze vier riffs lieten we gelijktijdig op vier taperecorders lopen en we switchten van de ene player naar de andere. Zoals je tegenwoordig een heel orkest onder een computer- of synthesizertoets hebt, hadden wij het refrein over vier recorders verdeeld. Dat waren dus eigenlijk gesamplede accoorden, maar je hoorde er geen fuck meer van terug. Kortom, de Kewi’s waren hun tijd ver vooruit. Al die gitaarloopjes in het liedje Kewi’s die zijn weer aan de boemel zijn te danken aan de krankzinnige invallen van Kees. Die was absoluut boundless op het gebied van compositie. Vanuit een E-accoord ga je bij voorbeeld meestal niet naar een As toe, maar hij had daar geen enkele moeite mee.’ Vizz: ‘Ook op The little lonely accordion ging Kees out of his head. Dat is een instrumental. Toen de demo daarvan werd gedraaid, zong Kees die ter plekke in. Dat vind ik nog steeds iets van een grote schoonheid. Ik moest huilen toen het gebeurde. Kees heeft ook een zeer ontroerende stem.’ Wizz: ‘Ik probeer het nog steeds, te zingen. En zo langzamerhand begint het ook wel iets beter te worden. Ik heb wat meer levenservaring. Volgens mij is een ziel voor een stem heel belangrijk en die was gewoon niet goed in die tijd.’ Vizz: ‘Je kunt wel proberen iets mooi te zingen, maar dan ben je met niets anders dan vakmanschap bezig. Als je stem slechts beperkte kwaliteiten

~ ex oriente lux ~

heeft, dan moet je het van de soul hebben, niet van het vakmanschap. Om sommige liedjes, zoals My girl swings on sticks and strings met dat geschreeuw, moet ik nog steeds geweldig lachen. Dat heeft een tomeloze energie. Evenals het aloude Wooly bully dat de Kewi’s opnieuw hebben opgenomen. Die waanzinnige energie en swing compenseren dat iets mindere stemgeluid.’ Wizz: ‘Ik kan me nog herinneren dat we na drie dagen met de 12 inch-versie van What and how in Enschede terugkwamen. ‘s Nachts om twee uur zetten we die tape bij Frans Oosterhof op. We wilden gaan dansen, maar dat bleek gewoon niet goed mogelijk. Het ritme was veel te hoog. In de house-periode was het een perfecte single geweest.’ Vizz: ‘Ik heb me vaak afgevraagd waarom het Kewi-project uiteindelijk niet bij het publiek is aanslagen. Volgens mij werd de tweede LP met veel te veel bombarie gepresenteerd. We gaven de prachtigste sweatshirts weg. Ook de perscommuniqué’s zagen er voorbeeldig uit. Het promotiemateriaal was allemaal zo goed uitgevoerd dat de media iets hadden van: hier wordt iets vreselijk gehyped. Dat moeten we niet hebben. Nu zijn de Idiots werkelijk over hun top gegaan.’ Wizz: ‘Er speelt nog iets anders mee. De Kewi’s waren zelf gewoon niet goed genoeg. We kregen de zalen niet echt plat. We hebben ooit een fantastisch optreden in de Melkweg gedaan, maar dat had zo’n succes omdat er honderdduizend vrienden van ons in de zaal stonden. Voor mijn gevoel was iets soortgelijks met Paul Tornado in Paradiso aan de hand.’ Vizz: ‘Afgelopen september was ik bij het eerste en enige concert van Van Dyke Parks op Crossing Border in Den Haag. Daar waren alle Nederlandse fans van hem. Van Rogier Proper tot en met Jan Rot. Als hij daarna nog in Vredenburg had opgetreden, dan was het effect ook weg geweest.’ Wizz: ‘Aanvankelijk zijn de Kewi’s met een tape op toernee geweest. We hadden allerlei prachtige ideeën, zoals onze gitaren die in de lucht hingen, onze monden die door een piepklein gaatje in een zwarte dia werden belicht, maar ze werkten vaak niet. De begeleidende muziek klonk ook niet geweldig, veel te hard en schel. Kees zette meestal te laat met zingen in hij had een human delay - en ik kon geen tekst onthouden. Ik stond altijd uit mijn nek te lullen. Die tape was goed. Nou ja, dat was eigenlijk ook weer een misser, omdat de muziek veel te artistiek was.’ Vizz: ‘Dat idee met die gitaren en de belichting met die dia’s was een perfect theatraal idee, maar dan had je het met de juiste equipment moeten uitvoeren. De Kewi-show was wel volgens de principes van Kees Maas in elkaar gestoken, met al z’n derde wereld producten. Als je die uitlichting met behulp van die zwarte dia’s met dat gaatje als videoclip had opgenomen, dan had het perfect gewerkt. Je moet het gewoon zo bekijken: de Kewi-show kwam gewoon niet uit de conceptuele fase.’

Visser in New York. Wisselink in Tokyo.

Wizz: ‘Ook toen we met die begeleidingsband optraden, konden we het niet waarmaken. Ik kan me nog goed herinneren dat we in Mellow Yellow te Heiloo optraden. Daar kwam Herman van der Zwan van WEA kijken en die was behoorlijk teleurgesteld in ons optreden. Hij zei het weliswaar niet - ‘Een leuk optreden, jongens’ - maar je kon het goed aan hem merken. De zaal liep half leeg. Het werkte gewoon niet. Als filmregisseur sta ik regelmatig behoorlijk onder druk, en dit zal Vizz als ontwerper ook niet vreemd voorkomen, maar ik ben nergens meer bang voor. Jezus, hoe los ik dit probleem nu weer op? Ik ben altijd in staat om met een oplossing voor de dag te komen. De credits daarvoor stammen uit de Kewi-tijd. Mij krijg je niet gauw meer in paniek.’ Vizz: ‘Nou, mij anders wel hoor. Bij iedere presentatie van welk ontwerp ook ben ik nog steeds bang dat de opdrachtgever het niet okay vindt, al weet ik diep in mijn hart dat het altijd goed afloopt. Stagefright. Dingen waarvan ik weet dat ze me niet lukken, ga ik nog steeds niet aan. Dat was vroeger wel anders. Dan begonnen we gewoon ergens aan, zonder dat we wisten waar het überhaupt over ging.’ Wizz: ‘Een mooi voorbeeld daarvan is de opname van de

59


58

Laatstepost

~ ex oriente lux ~

Vizz meets Wizz ( once again ) part 1 Herinneringen van een illuster producersduo Het is allemaal begonnen met het Nederlandtalige punksingletje ‘Van Agt Casanova’ van Paul Tornado dat in september 1977 op de legendarische Revox A77 in de studio van De Ark aan de Knalhutteweg 13 in Enschede werd opgenomen. Het daverende ‘Van Agt Casanova’ was een persiflage op de Engelse punkbeweging, in het bijzonder op het singletje ‘God save the Queen’ van de Sex Pistols. Het was tevens het overrompelende geboortekaartje van De 1000 Idioten Records, een initiatief van grafisch vormgever Johan Visser en zijn muzikale compaan Willem Wisselink. Zij legitimeerden de oprichting van hun onafhankelijke platenlabel met de gedachte dat er in ieder geval altijd wel duizend idioten met dezelfde smaak in de Lage Landen zouden rondlopen. Visser en Wisselink vormden een producersduo onder het gemeenschappelijke en welluidende pseudoniem Vizzwizz. Na Van Agt Casanova produceerde dit duo de single Kerstmis met de Ark, de vijfde uitgave van stichting De Ark en de tweede van De 1000 Idioten Records, waarvoor het in samenwerking met Ark-technicus Frans Meulenbeek, ook het liedje Merry Christmas Ev’rybody schreef. De kerstsingle was een idee van Visser, naar het voorbeeld van The Beatles, die gewoon waren dergelijke plaatjes voor hun fanclubs te maken. Vervolgens produceerde Vizzwizz, althans in naam, nog een aantal uitgaven van de 1000 Idioten Records: de Steal or borrow-EP van de Suzannes, de Space disco-EP van de Kewi à gogo Party, de Too shy to love-EP van Wisselink, de single Razzle dazzle van de La Salle’s, de LP Life is like a penguin (always black & white) van de Kewi à gogo Party en de single Come in handies van de Monomen. De werkelijkheid is anders. Eigenlijk heeft het duo Vizzwizz slechts de uitgaven van de Suzannes en de La Salle’s met vereende krachten geproduceerd. Bij de overige uitgaven van De 1000 Idioten Records zorgde Wisselink in z’n eentje voor de muziekproductie. Medio 1981 kwam er niet geheel onverwacht een einde aan de samenwerking van het producersduo Vizzwizz, al bleef het wel samen in platenzaken actief. Deze breuk viel min of meer samen met de licentie-deal van De 1000 Idioten Records met WEA Records. Het in Enschede opgerichte platenlabel kreeg, eenmaal naar Amsterdam verhuisd, een andere naam, omdat het aantal van duizend verkochte singles te vaak werd overschreden. Twee jaar later werd het tot Idiot Records herdoopte platenmaatschappijtje helemaal losgekoppeld van De Enschedese School. Voor dit label heeft Wisselink nog slechts de LP Voque estate van Stephan Emmer en de muziek van Nils Wieland geproduceerd. Bij al het overige Idiotplatenmateriaal van onder meer Fay Lovsky, Mathilde Santing, Bram Vermeulen, de Gigantjes en de Boulevard of Broken Dreams

zat Visser, alleen of met anderen, achter de knoppen, met inbegrip van de LP Terracotta me, baby van de Kewi University of Swing. Inmiddels zijn de rechten van De 1000 Idioten Records en Idiot Records verkocht aan Basta Records van Theo van der Schaaf. Als een ware liefhebber heeft hij besloten om al deze oude, veelal bekraste uitgaven - opnieuw door Visser geproduceerd - op CD uit te brengen. Zo kwamen bij voorbeeld de First Idiots na twee decennia opnieuw tot klinken. Deze CD geeft een globaal overzicht van de geschiedenis van De 1000 Idioten Records dat ter gelegenheid van De Enschedese School-tentoonstellingen in het Stedelijk Museum Amsterdam en het Rijksmuseum Twenthe in Enschede werd uitgebracht. Visser verzamelde ook al het muzikale werk van de Kewi’s op een CD die dan ook vanzelfsprekend Kewis Komplete heet. Op woensdagavond 11 december 1996 kwamen Visser en Wisselink, na elkaar geruime tijd niet meer te hebben gesproken, ten huize van eerstgenoemde in Amsterdam Oud-Zuid bijeen. Niet zozeer om naar de mastertape van de Kewi-CD te luisteren, al was dit natuurlijk mooi meegenomen, als wel om op de activiteiten van het producersduo Vizzwizz terug te kijken. Wisselink bleek een paar weken voordien al het materiaal van de Kewi’s, zijn muzikale samenwerkingsverband met Kees Maas, toevallig nog eens te hebben beluisterd: ‘Ja, wat vind ik daar nu eigenlijk van?’ Voordat Wizz een vervolg op zijn eigen verzuchting heeft kunnen formuleren, geeft Vizz ongevraagd een antwoord: ‘Deze CD is een ware hommage aan de Kewi’s. Zowel Fay Lovsky als Jan Rot heeft een speciaal verhaal voor de uitgave van de Kewis Komplete geschreven. Over de liefde waarmee zij al die oude Kewi-platen altijd hebben gekoesterd.’ Wizz: ‘Kijk, wat de grote breuk tussen Kees en mij is geweest - ik weet het, we zijn hier niet om dat nu te bespreken, maar ik wil er toch iets over zeggen - was mijn ambitie op dat muziekgebied. Voor die tweede Kewilangspeelplaat, Terracotta me, baby, had Vizz een bepaald niet misselijk budget van bijna 85.000 gulden bij WEA losgekregen. We konden dus in de goed geoutilleerde Ballad Sound Studio in Vu-

ren terecht, we hadden sessionmuzikanten zoals de leden van De Toekomst, de begeleidingsband van Bram Vermeulen, noem maar op. Toen had ik zoiets van: dan gaan we het nu ook even goed doen. Ik heb dus allerlei arrangementen voor de liedjes laten maken. Dat was een ware jongensdroom voor mij. Eindelijk kon ik de nummers opnemen, zoals ik vond dat ze moesten klinken. Al die liedjes van de eerste LP, Life is like a penguin, hebben Kees en ik steeds tongue-in-cheek opgenomen. Die lulligheid was een heel belangrijk element in die liedjes, maar ik wilde eigenlijk nog iets meer: een goede muzikant zijn.’ Vizz: ‘Het is in Nederland sowieso heel moeilijk om in de muziek je brood te verdienen. Er zijn maar een paar mensen die dat kunnen, zonder allerlei compromissen te moeten sluiten.’ Wizz: ‘Ik heb die eerste KewiLP altijd als een verzameling leukigheid gezien, maar het was niet

datgene waarmee ik eigenlijk bezig wilde zijn. Bij die tweede LP kon ik alle losse elementen bij elkaar gaan brengen: muzikale ideeën, experimenten en lullige grapjes. Dat is voor een deel ook wel gelukt. Jammer alleen dat Kees en ik niet zo mooi konden zingen. Dan was Terracotta me, baby vermoedelijk nog veel aardiger geworden. De fanatieke ernst waarmee ik aan die tweede LP had gewerkt, was voor Kees de reden om ermee te stoppen. Die wilde ook de vrolijke lulligheid. En achteraf gezien was die benadering misschien wel veel oorspronkelijker. Maar ik blijf erbij dat die tweede LP heel bijzonder voor zijn tijd was. Er staan allerlei geluidsexperimenten op. Vizz: ‘Alles wat op Terracotta me, baby te horen is, is nu niet bijzonder meer, maar wij deden het allemaal nog met de hand.’ Wizz: ‘We monteerdengeluidsfragmenten met stukjes wit ertussen en die werden op tijd gestart en dan kwam het precies uit.’

Vizz: ‘Bij Life is like a penguin hoor je een soort ongedwongenheid van: alles kan. We stoorden ons niet aan de wetten van de popmuziek. Bepaalde refreinen lieten we bijvoorbeeld expres niet terugkomen. Dat leek ons dan gewoon leuker. De inbreng van Kees op de eerste plaat was niet te onderschatten groot. Hij maakte van die rare switches op een toch al tegendraads accoord, met als gevolg dat een liedje helemaal op het verkeerde been kwam te staan. Daar begrepen sommige mensen toentertijd helemaal niets van. Het werd allemaal ‘sound on sound’ opgenomen. Steeds moest er een spoor worden volgespeeld. En dan kon je pas beslissen hoe je verder wilde gaan. Je kon niet meer terug. Bij de opname van die tweede LP stond ons het aantal van vierentwintig sporen ter beschikking, maar dat was zelfs nog te weinig. Op al die sporen stonden steeds wel drie stukjes, steeds voor verschillende coupletten.’ Wizz: ‘Ik zal een voorbeeld geven. Het refrein van Robin Hood,

Een kleine greep uit het ruim zestig producties tellende oeuvre van Idiot. In 1985 werd het satellietlabel Pickup Records opgericht om de belangen van o.a. YMO, Miharu Koshi, New Order, Cybil Shepherd, Anna Domino en Ian Gomm te behartigen.

Laatstepost

dat oorspronkelijk Brooke Shields heette - ‘I wanna look like Brooke Shields’ - bestaat uit vier accoorden. We hadden voor elk accoord een aparte riff gemaakt. Deze vier riffs lieten we gelijktijdig op vier taperecorders lopen en we switchten van de ene player naar de andere. Zoals je tegenwoordig een heel orkest onder een computer- of synthesizertoets hebt, hadden wij het refrein over vier recorders verdeeld. Dat waren dus eigenlijk gesamplede accoorden, maar je hoorde er geen fuck meer van terug. Kortom, de Kewi’s waren hun tijd ver vooruit. Al die gitaarloopjes in het liedje Kewi’s die zijn weer aan de boemel zijn te danken aan de krankzinnige invallen van Kees. Die was absoluut boundless op het gebied van compositie. Vanuit een E-accoord ga je bij voorbeeld meestal niet naar een As toe, maar hij had daar geen enkele moeite mee.’ Vizz: ‘Ook op The little lonely accordion ging Kees out of his head. Dat is een instrumental. Toen de demo daarvan werd gedraaid, zong Kees die ter plekke in. Dat vind ik nog steeds iets van een grote schoonheid. Ik moest huilen toen het gebeurde. Kees heeft ook een zeer ontroerende stem.’ Wizz: ‘Ik probeer het nog steeds, te zingen. En zo langzamerhand begint het ook wel iets beter te worden. Ik heb wat meer levenservaring. Volgens mij is een ziel voor een stem heel belangrijk en die was gewoon niet goed in die tijd.’ Vizz: ‘Je kunt wel proberen iets mooi te zingen, maar dan ben je met niets anders dan vakmanschap bezig. Als je stem slechts beperkte kwaliteiten

~ ex oriente lux ~

heeft, dan moet je het van de soul hebben, niet van het vakmanschap. Om sommige liedjes, zoals My girl swings on sticks and strings met dat geschreeuw, moet ik nog steeds geweldig lachen. Dat heeft een tomeloze energie. Evenals het aloude Wooly bully dat de Kewi’s opnieuw hebben opgenomen. Die waanzinnige energie en swing compenseren dat iets mindere stemgeluid.’ Wizz: ‘Ik kan me nog herinneren dat we na drie dagen met de 12 inch-versie van What and how in Enschede terugkwamen. ‘s Nachts om twee uur zetten we die tape bij Frans Oosterhof op. We wilden gaan dansen, maar dat bleek gewoon niet goed mogelijk. Het ritme was veel te hoog. In de house-periode was het een perfecte single geweest.’ Vizz: ‘Ik heb me vaak afgevraagd waarom het Kewi-project uiteindelijk niet bij het publiek is aanslagen. Volgens mij werd de tweede LP met veel te veel bombarie gepresenteerd. We gaven de prachtigste sweatshirts weg. Ook de perscommuniqué’s zagen er voorbeeldig uit. Het promotiemateriaal was allemaal zo goed uitgevoerd dat de media iets hadden van: hier wordt iets vreselijk gehyped. Dat moeten we niet hebben. Nu zijn de Idiots werkelijk over hun top gegaan.’ Wizz: ‘Er speelt nog iets anders mee. De Kewi’s waren zelf gewoon niet goed genoeg. We kregen de zalen niet echt plat. We hebben ooit een fantastisch optreden in de Melkweg gedaan, maar dat had zo’n succes omdat er honderdduizend vrienden van ons in de zaal stonden. Voor mijn gevoel was iets soortgelijks met Paul Tornado in Paradiso aan de hand.’ Vizz: ‘Afgelopen september was ik bij het eerste en enige concert van Van Dyke Parks op Crossing Border in Den Haag. Daar waren alle Nederlandse fans van hem. Van Rogier Proper tot en met Jan Rot. Als hij daarna nog in Vredenburg had opgetreden, dan was het effect ook weg geweest.’ Wizz: ‘Aanvankelijk zijn de Kewi’s met een tape op toernee geweest. We hadden allerlei prachtige ideeën, zoals onze gitaren die in de lucht hingen, onze monden die door een piepklein gaatje in een zwarte dia werden belicht, maar ze werkten vaak niet. De begeleidende muziek klonk ook niet geweldig, veel te hard en schel. Kees zette meestal te laat met zingen in hij had een human delay - en ik kon geen tekst onthouden. Ik stond altijd uit mijn nek te lullen. Die tape was goed. Nou ja, dat was eigenlijk ook weer een misser, omdat de muziek veel te artistiek was.’ Vizz: ‘Dat idee met die gitaren en de belichting met die dia’s was een perfect theatraal idee, maar dan had je het met de juiste equipment moeten uitvoeren. De Kewi-show was wel volgens de principes van Kees Maas in elkaar gestoken, met al z’n derde wereld producten. Als je die uitlichting met behulp van die zwarte dia’s met dat gaatje als videoclip had opgenomen, dan had het perfect gewerkt. Je moet het gewoon zo bekijken: de Kewi-show kwam gewoon niet uit de conceptuele fase.’

Visser in New York. Wisselink in Tokyo.

Wizz: ‘Ook toen we met die begeleidingsband optraden, konden we het niet waarmaken. Ik kan me nog goed herinneren dat we in Mellow Yellow te Heiloo optraden. Daar kwam Herman van der Zwan van WEA kijken en die was behoorlijk teleurgesteld in ons optreden. Hij zei het weliswaar niet - ‘Een leuk optreden, jongens’ - maar je kon het goed aan hem merken. De zaal liep half leeg. Het werkte gewoon niet. Als filmregisseur sta ik regelmatig behoorlijk onder druk, en dit zal Vizz als ontwerper ook niet vreemd voorkomen, maar ik ben nergens meer bang voor. Jezus, hoe los ik dit probleem nu weer op? Ik ben altijd in staat om met een oplossing voor de dag te komen. De credits daarvoor stammen uit de Kewi-tijd. Mij krijg je niet gauw meer in paniek.’ Vizz: ‘Nou, mij anders wel hoor. Bij iedere presentatie van welk ontwerp ook ben ik nog steeds bang dat de opdrachtgever het niet okay vindt, al weet ik diep in mijn hart dat het altijd goed afloopt. Stagefright. Dingen waarvan ik weet dat ze me niet lukken, ga ik nog steeds niet aan. Dat was vroeger wel anders. Dan begonnen we gewoon ergens aan, zonder dat we wisten waar het überhaupt over ging.’ Wizz: ‘Een mooi voorbeeld daarvan is de opname van de

59


60

Laatstepost

~ ex oriente lux ~

Laatstepost Oud abonnees De Enschedese School

song Come in handies van de Monomen. Ik had hun zanger afgekeurd. Die was in mijn ogen niet goed genoeg. Toen moest Hugo Sinsheimer het liedje zingen. Tijdens de opname zei hij: ik heb ook nog een couplet; ik zing het er meteen wel achteraan. Dat vonden we, in al onze naïviteit, een goed idee. Een uurtje later wilde hij onmiddellijk als medeschrijver van het liedje worden vermeld. Maar ja, er zijn bij de productie van die single wel meer onaangenaams gebeurd.’ Vizz: ‘Je bedoelt onze scheiding als producersduo. Ja, die was naar mijn smaak min of meer vanzelfsprekend. Wat Wizz met die Monomen wilde, met die elektronica en zo, dat kon ik niet volgen. Daar zou ik me dan op een verkeerde manier mee bezig hebben gehouden. Dat zet geen zoden aan de dijk. Als je allebei weet wat je wilt, gaat het goed. Dan heb je de werking van de overtreffende trap. Dan doet de ene iets wat de andere niet had bedacht. Maar als meneer A afbreekt wat meneer B opbouwt, dan is dat contraproductief. De Monomen en Fay Lovsky zijn twee goede voorbeelden van onze verschillende benaderingswijze. Dat kun je ook heel goed horen. Maar later hebben we bij de opname van de tweede Kewi-LP weer samengewerkt. Daar ging het weer wel goed.’ Wizz: ‘Er was sprake van een wederzijdse waardering. Die is natuurlijk niet verdwenen, maar ik herinner me wel een tamelijk shockerende ervaring. Terwijl we in Arnhem met de Monomen bezig waren, vertelde Vizz mij plotsklaps dat hij had besloten om zelf te gaan produceren. Hij ging met Fay Lovsky verder en dan mocht ik de Monomen wel afmaken. Dat werd niet overlegd. Daar hadden we het best over kunnen hebben, maar dat is de aard van Vizz niet. Hij had iets met Fay waarin ik helemaal niet kon meegaan. Haar muziek sprak me niet zo aan, maar ze heeft wel een paar juweeltjes gemaakt. Dat kan voortkomen uit het feit dat ik zelf ook muziek maakte. Vizz was veel enthousiaster over haar Sound on sound-demo. Hij is altijd de commer-ciële man van ons tweeën geweest, terwijl ik me liever met undergroundachtige zaken bezighield. Als je het over duo’s hebt, dan zou je Vizzwizz kunnen vergelijken met Lennon & McCartney. Daarbij was Vizz dan McCartney. Hij kreeg altijd van alles voor elkaar, terwijl ik met rare synthesizers aan het vechten was. Als iets goed was, dan vond ik het toch weer niet helemaal goed.’ Vizz: ‘Deze analyse klopt wel ongeveer, maar ik vind Paul McCartney niet zo sympathiek. Ik was de regelaar en Wizz was veel meer de muzikant. Dat wilde ik diep in mijn hart ook wel zijn, maar ik was gewoon niet goed genoeg.’ Wizz: ‘We moeten eerlijk zijn: we zijn nooit werkelijk een producersduo geweest, al zijn we wel heel lang samen in platenzaken actief geweest. Vizz is duidelijk de producerskant opgegaan en ik was dikwijls op reis. In de periode dat we nog samenwerkten, hebben we The Mo en The Scene niet gedaan.

Deze beide missers beslaan een periode van misschien wel tien jaar. Vizz had Thé Lau op bezoek gekregen, en hij had zijn demo afgekeurd. Later hoorde ik die tape en ik vond het allemaal steengoed.’ Vizz: ‘Ik heb altijd gevonden dat we de muziek voor ons label in ieder geval zelf aardig moesten vinden. Als je een platenmaatschappijtje bent, kun je ook denken: dit is goed, want het verkoopt. Dat brengen we dus uit. Wat Thé Lau had gedaan, vond ik heel goed. Er waren alleen een paar dingen die ik toch anders zou hebben gemixed. Dat wilde hij niet. Als je eraan wilt gaan prutsen, kun je de deal wel vergeten. En terecht. Dat is ook wel gebleken. En wat het andere geval betreft, we hadden een cassettebandje van The Mo in de wagen. Af en toe draaiden we dat liedje Fred Astaire. Goh, het is eigenlijk toch wel leuk. Misschien moeten we die groep toch eens bellen. Maar ineens was het bij Back Door van Polygram verschenen. We hadden gewoon te lang zitten aarzelen.’ Wizz: ‘Ik vond het niet zo geweldig. Het was een vervelend bandje. Die mensen zijn ook bij ons langs geweest. Dat nummer Fred Astaire had wel enige potentie, maar voor mijn gevoel was het niet meer dan een soort intro. Het begon veelbelovend en daarna was het, pats, afgelopen.’ Vizz: ‘Maar er zijn ook heel wat ons geboden kansen benut. Ik vind Fay een behoorlijk gelukte kans. En Mathilde Santing, de Boulevard of Broken Dreams, de Gigantjes...’ Wizz: ‘Vergeet niet dat we een tijd geweldig in de lift hebben gezeten. Daardoor raakten onze liefde voor de muziek en de commercie steeds meer in elkaar verstrengeld. Zo konden we op een bepaald ogenblik Telekin krijgen. Dat vond ik een erg prettige band. Toen hebben we nog met die manager van Frank Zappa aan de telefoon gezeten, omdat hun 12-inch Imagination een hit dreigde te worden. We hadden bijna alles rond, ik stond op het punt om naar Los Angeles te vertrekken om een clip met ze op te nemen en toen dook op het allerlaatste moment een soort Schwarzkopf op, een oude rot in het advocatenvak die zelfs Hitler nog uit zijn graf zou kunnen krijgen. Vizz: ‘Dergelijke figuren beginnen gewoon onmiddellijk te roepen: dit kost 25.000 dollar en elke dag dat het langer duurt... Dat werd ons te gortig. Ach, we hebben het altijd moeten doen met hetgeen toevallig op onze weg kwam. Daarin kon je nog wel allerlei keuzes maken. Als je maar gedreven was om ergens naartoe te gaan... Er schiet me trouwens ineens te binnen dat ik toch ook wel eens wat van jouw gepiel op synthesizers voor een singletje van Fay heb gebruikt.’ Wizz: ‘Tsja, ein Kewi geht mit den Kopf durch die Wand. Ik wilde dikwijls met mijn kop dwars door de muur gaan, maar Vizz wist altijd wel een deurtje te vinden.’

JH

Jan Rot ‘Volgens veel muzikanten die met hem gewerkt hebben is Johan Visser geen echte producer, want in de studio staat hij meer te genieten dan toe te voegen. Volgens veel platenbonzen is Johan Visser geen echte platenbaas, want wie stopt er nu geld in leuke dingen die misschien niet verkopen. Volgens mij - en ik ben iemand - hebben ze ongelijk. Als producer moet je enkel muzikanten stimuleren de muziek te maken die ze zelf zouden willen horen, en als platenbaas moet je alleen platen uitbrengen die je zelf zou willen hebben. En als je dan zoals in Vissers geval, in staat bent die produkten zodanig te verpakken dat je ze alleen al om de hoes zou aanschaffen, verdien je een standbeeld. En subsidie van de Stichting Pop, zodra het weer eens alleen die beroemde 1000 idioten zijn - of echte muziekliefhebbers en verzamelaars zoals sommige mensen zeggen - die je smaak delen. Want wat doet ‘Terracotte me, baby’ van The Kewi University of Swing onder voor ‘Sgt. Pepper’, dan de zes nullen verschil in het aantal mensen dat zo’n plaat als een klassieker beschouwt?’ Het bovenstaande stukje schreef ik vijf jaar geleden in een stukje over producer/ontwerper Johan Visser, en ik hoef er geen letter van terug te nemen, al hoop ik maar dat iedereen nog weet wat ‘Sgt. Pepper’ is. Met ‘Confetti’ van Fay Lovsky, het beroemde toverorgel-plaatje van Mathilde Santing, en ‘Goin’out’ van Jump Dickie Jump (de vroegere band rond buitenbeentje Arthur Ebeling), is Idiot sterk vertegenwoordigd op mijn lijstje met de beste vijfentwintig vaderlandse albums aller tijden, en dat de hele catalogus van Idiot eindelijk op cd wordt uitgebracht, maakt me erg gelukkig. Al stelt het me ook voor een probleem. Want als je die dingen dan in huis haalt en je hoort die muziekjes weer die er in de loop der jaren alleen maar leuker en aparter op zijn geworden, en je zet ze een voor een blij en trots op het plankje pop Nederland, kijk je onmiddelijk met een schuin oog naar het oude vinyl rechtsonder, want muziek moet rollen en dubbele plaatjes voor de heb, daar hou ik niet van. Opgewekt begin je je kast uit te ruimen op overbodig geworden Idiots, zit even later met een flink stapeltje op de vloer, loopt er mee naar de doos voor koninginnedag, en wordt ineens sentimenteel. Omdat je voelt dat je iets in handen hebt wat ooit met liefde is gemaakt. Waarover is nagedacht, meer dan wat het goed zou kunnen doen in de hitparade. Vriendjes die bij je moeten blijven, omdat... nou ja, gewoon, omdát. Ze staan dus weer gewoon op hun oude plaatsje dubbel te wezen, en om toch iets te doen aan het afscheid van vinyl, heb ik zojuist in een opwelling, na achttien jaar, eindelijk het stukje kauwgum van het hoesje van La Salle’s losgepeuterd en opgegeten. Het zal u niet verbazen, in de beste Idiot-traditie had zelfs dat nog niets van zijn smaak verloren.

Ingezonden mededeling

MATHILDE SANTING

R. Annaert Alkmaar J. M. Aarnoudse Heerlen Adformatie Amsterdam AKI Enschede J. Albers Enschede M. Alexander Amsterdam J. H. W. Alink Oldenzaal Wobbe Alkema Kampen P. Altenburg Amsterdam Zuster Amata Enschede St. de Appel Amsterdam ‘Apollohuis’ t.a.v. Paul Panhuyzen Eindhoven ‘A & R Records’ t.a.v. Ruud Renken Baarn ‘Art Zien Kontext Publications’ Amsterdam P. J. ten Asbroek Enschede J. Assies Amsterdam Avenue Amsterdam D. Baartse Amsterdam Marja Baeten Amsterdam J. Bakker Nijmegen J. Bakker Koog aan de Zaan Helga Bakker Soest C. Barnick Huizen ‘Baschwitz Instituut’ t.a.v. M. Brouwer Amsterdam P. Basset Arnhem B. Bauknegt Bathmen H. ter Beek Goor J. van de Beek Groningen Anton Beeke Amsterdam G. & M. Beemer Buitenpost Ellen Beenders Amsterdam J. A. A. de Beer Rijswijk ‘Belangengroep Noord Ov + N.O.P.’ Zwolle G. T. Belgraver Vreeland M. A. Beljaars Liesel H. J. van Bentum Amsterdam G. T. vd Berg Zaandam K. J. Berkhout Eindhoven A. de Beuger-Ong Amsterdam De Beyerd Breda Bezemer-Dubbeldam Havelte ‘Gemeente Musea Biblioteek’ Amsterdam ‘Openbare Bibliotheek’ Enschede Wim de Bie Bussum Willem Bierman Apeldoorn M. Bijl Amsterdam E. Bijl Zwolle René Bijman Amsterdam ‘Bijvoorbeeld’ t.a.v. Marjan Unger Amsterdam M. Binnendijk Zwolle John Blaak Rotterdam Han le Blanc Schaesberg Bert Blanken Amsterdam K. Boas Amsterdam B. Bodewes Amsterdam E. de Bok Amsterdam F. Bolink Enschede J. Bolink Hilversum ‘Studio BonBon’ Enschede Annelies Boom Den Haag W. Boom Enschede W. Bos Baarn Eelco Bos Amsterdam J. J. A. Bos Enschede Hans Bosscher Amsterdam ‘Boudisque’ Amsterdam Jet van Boxtel Amsterdam ‘Brabant Pers’ t.a.v. Op de Coul Best P. Brattinga Amsterdam M. P. J. Brugmans-Esq Utrecht ‘Proost & Brandt’ Amsterdam W. Braspenning Enschede A. J. Breevoort Rotterdam A. C. S. Brinckman Amsterdam J. Broekhuis Amsterdam M. Broenink Amsterdam Systeke Broersma Amsterdam v. Bruggen Zutphen C. van Bruggen Deventer E. de Bruin Amsterdam J. de Bruin Bakkeveen Kees Bruinsma Amsterdam W. H. J. Bruis Enschede C. Brumsen Leiderdorp J. G. Brunner Gorinchem W. Bruring E. Scheffer Amsterdam Sjoerd Buisman Haarlem Marylou Busch Amsterdam C. C. Carels Kloetinge (ZL) R. J. Carelse Arnhem Ritsaert ten Cate Amsterdam Dick Catsburg Amsterdam B. Chabot Den Haag N. v. Rossum Du Chattel Breda C. Cieraad Apeldoorn Aart Clerckx Amsterdam M. Coenen Delft

61

~ ex oriente lux ~

P. C. Coeveld Amsterdam ‘De Gelderlander Combi’ t.a.v. Koos Tuitjer Nijmegen ‘The Company’ Hilversum W. Compier Amsterdam Eli Content Amsterdam J. Coolsma Amsterdam C. Corbijn Amsterdam J. Cornips Breda B. Corstens Amsterdam Rob Couzij Amsterdam E. Cremers Amsterdam A. H. Creveld-Nooy Deventer W. Crouwel Amsterdam ‘Algemeen Dagblad’ Rotterdam ‘Ver. Noord Hollandse Dagbladen’ Alkmaar W. van Dalen Amsterdam W. F. Debers Leiden T. Deelstra Delft H. Degen Enschede George Deibel Rotterdam A. van Deijzen Sluiskil Peter Dekker Amsterdam J. van Delft Deventer ‘Depot Ned Publ./PA’ Den Haag G. J. Deunk Amsterdam L. Derriks Santpoort Zuid ‘Onderwijs Media Dienst’ Amsterdam M. Dietvorst Amsterdam Ton van Dijk Amsterdam E. Dinkla Eindhoven H. Disberg Enschede ‘Moorman Display’ Weesp Marianne Doornveld Bussum Nico Dresmé Egmond a/d Hoef P. van der Drift Den Haag P. Driessen Drop Den Haag S. Drost Apeldoorn Dick van Duijn Woerden Gert Dumbar Den Haag H. Duym Enschede H. Ebeling-Koning Deventer W. van Eck Enschede J. H. van der Eerden Rumpt (Betuwe) C. H. E. van Ees Delft A. van Eijk Amsterdam J. W. P. Ekelenkamp Enschede K. Ekelenkamp Nijverdal M. Ekelenkamp Nijverdal ‘Eldi Records B. V.’ Arnhem Mathilde Eleveld Amsterdam H. B. N. Ellenbroek Nijverdal M. v.d Elsen Uden Emile Elsen Weesp Cas Enklaar Amsterdam J. J. Enschede Amsterdam M. T. Epping Amsterdam ‘Holland Equipment’ Amsterdam E. Esman Grootebroek Marijke van Etten / Th. Holman Amsterdam H. Eykelboom Arnhem O. Faber Amsterdam H. Faber Hengelo ‘FHV/BBDO’ Amstelveen Mieke Flim Amsterdam ‘Museum Fodor’ Amsterdam O. Foulidis Zutphen ‘G.V.N.’ Amsterdam ‘Galerie Beeld & Aambeeld’ Enschede H. Gastkemper Amsterdam ‘Gemeentemuseum’ Zutphen ‘Boekhandel Van Gennep’ Rotterdam B. Gerritsen Enschede (Lonneker) Ad Gerritsen Arnhem R. M. Gerritsen Dieren D. W. Gerritsen Utrecht F. Gijzemijer Capelle ad IJsel R. van Ginkel Castricum J. C. Glandorf / de Waard Gennep Welmoed Glasz Lossen ‘Gobo’ Enschede Anton de Goede p/a ‘Athenaeum Boekhandel’ Amsterdam J. L. Goedicke / Leenheer Woerden S. Goos Amsterdam W. Goossens Breda S. v.d. Goot Nijmegen H. Gotlieb Oldenzaal F. de Graaf Amsterdam P. de Graaf Amsterdam J. de Graaf Amsterdam Eric de Gram Enschede G. Gravendijk Bergen op Zoom C. Groenendijk Amsterdam H. Groenendijk Amsterdam ‘Cult. Raad Groningen’ Groningen Paul Groot ‘Museumjournaal’ Amsterdam Jacco Groot ‘De Harmonie’ Amsterdam H. Groot Kollum

G. Groothuis / A. van Geloven Amstelveen Jean Paul Grund Rotterdam Marieke Haagh Breda ‘Haagse Post’ t.a.v. Peter van Bruggen Amsterdam N. de Haas Amsterdam Paul Haenen Amsterdam F. van 't Hag Grootebroek P. Hajenius Enschede C. Hakvoort Beek (L) C. Hamans Amsterdam Melle Hammer Zaandam M. van Hamsvoord Haarlem ‘N.R.C. Handelsblad’ Rotterdam J. L. M. Hardy Borne H. van Haren Utrecht M. Harmens, Enschede T. & H. Harmsen Enschede W. 't Hart Arnhem S. den Hartog Hilversum Martha Haveman J. Haverkate Enschede E. Haykens Groningen ‘Heads Concepts’ t.a.v. Onno Cosijn Amsterdam Jurjen Heegstra Groningen ‘Intermusic b.v’ t.a.v. Dhr. Verbiest Weert ‘Inter Styling’ t.a.v. Ineke de Groot Amsterdam C. L. Ypma / J. A. van Heerde Emmeloord A. van Heeswijk Tilburg A. van der Heide Zutphen C. W. van der Heide Enschede J. T. van der Heide Amsterdam A. A. de Heijer Ede A. de Heijer Arnhem H. G. Schokker / Hellebrekers Amstelveen H. van Hemert Markenbinnen G. J. W. Hemmink Amersfoort H. Hendriks Amsterdam Jan Hendrikse Rotterdam H. Oude Hengel Ootmarsum Jeroen Henneman Amsterdam Maria Henneman Amsterdam Rolf Hermsen Amsterdam K. Hermsen IJlst A. J. Hiensch Enschede A. & Th. Hijdra Amsterdam P. Hijzen Stolwijk H. & B. van Hillo Dordrecht Reinder Hoekstra Delft P. Hoenderdos Amsterdam C. van den Hof Zutphen J. Hoffman Spierdijk G. Hofman Enschede M. Hofman Hengelo H. Hofs Utrecht L. Hofs Amsterdam Ab Hofstee Eindhoven S. Hofstra Enschede I. C. H. den Hollander Olst J. W. Holst Enschede Pieter Holstein Amsterdam J. Holterman Postel Groningen J. D. Holthuis Hengelo J. G. Holthuis Arnhem J. Holtslag p/a ‘Meulenhoff’ Amsterdam S. Homminga Enschede H. W. M. Hoogerwerf Den Haag B. J. J. Hoogewerf Alphen aan de Rijn M. van Hoorn Rotterdam Ine van der Hoorn Hengelo J. Horn Groningen Els ter Horst Amsterdam H. Houtkoop Amsterdam Hans Houtman Amsterdam H. van Houts Amsterdam H. J. Huider IJmuiden H. Huiskamp Zwolle Sipke Huismans Amsterdam E. Jacobs Amsterdam Bert Jansen Amsterdam Guus Jansen Amsterdam Kiek Jansen Amsterdam H. Jansen Dordrecht P. Janssens Enschede E. Jens Wageningen J. P. C. de Jong Amsterdam J. de Jong / Lan Ying Chang Amsterdam M. Jongema Amsterdam M. Jonkman Amsterdam H. Meyer jr Winschoten T. H. Fafieanie Amsterdam H. Juch Leiden J. J. Juch Sliedrecht G. A. Juch-Knol Sliedrecht F. v.d. Heijden / M. Jukkema

Amsterdam G. Jurrissen-Brinkman Heelsum K. Kaspers Stadskanaal M. Kaandorp Heerhugowaard Theo Kahuzk Amsterdam A. C. Kaljee Hoorn T. & Y. van Kalleveen Opperdoes J. Kalwij Amstelveen Hermien Kamphuis Amsterdam Karin Kamphuis Amsterdam J. Kappers Amsterdam Ed van Kasteren Arnhem J. de Kater Amsterdam Robbie Kaufman Groningen C. Keet Heemskerk Jaap Keller Sleeuwijk H. Keller 's Graveland R. P. Kerssemakers Amsterdam P. Kersten Amsterdam P. van Kester Amsterdam J. Kip Den Bosch Max Kisman Amsterdam A. de Kleijn Leiden J. Klementschitsch Hattem H. van de Knoop-La Grouw Amsterdam M. Kuitenbrouwer Utrecht ‘Kodak’ Driebergen Adri Kok Amersfoort Joel Komkommer Amsterdam Ritske de Koningh Utrecht M. de Koomen Amsterdam J. van Koppen Rotterdam A. Koppert Voorburg J. Kossen Slootdorp Frans Kotterer Amsterdam G. v.d. Kraan Amsterdam ‘BBK Krant’ Amsterdam A. M. de Kroes Enschede R. A. de Kroes Deventer S. de Kroes Groningen J. Krudde Enschede A. Kruise Enschede W. C. Kruiswijk Zandvoort Lisa ter Kuile Hengelo H. Kuiper Doorwerth A. Kuipers Groningen H. Kuipers Nijmegen ‘Librije Beeld. Kunst’ Zwolle ‘Rijksd. Beeldende Kunst’ Gravenhage ‘Kunstbeeld’ t.a.v. de redactie Amsterdam ‘Openbaar Kunstbezit’ Weesp ‘Dienst Schone Kunsten’ Gemeente Den Haag Den Haag ‘Kunstuitkijk’ t.a.v. A. Ebeling Koning Deventer C. v.d. Laan Nijmegen Ien van Laanen Groningen M. Lagerwerf IlpsinghuizenSellingen L. Lambregts Amsterdam Tibor van Lange Enschede Annemiek Langen Amsterdam Frank v.d. Langenberg Boxtel G. Lansink Enschede M. le Large Hellevoetsluis ‘Limburgia Pers’ Venlo René van Leeuwen Hoorn G. van Leeuwen Amsterdam P. Leeuwenkuyl Arnhem S. v.d. Leij Groningen P. M. Lem Haarlem R. Lemmens Enschede R. Leurnink Delft P. Leutscher Hengelo G. J. Leuvelink Leidschendam K. Levisson Enschede Inez Lievaart p/a ‘IKON’ Hilversum R. Ligtelijn Utrecht M. v.d. Lijn-Broer Waalre A. J. van der Linde Amsterdam R. van der Linden Marken I. C. van Lohuizen Heerhugowaard R. v.d. Looij Egmond Binnen W. M. Loomans Breda J. van Loon Hengelo Hennie van de Louw Amsterdam Fay Luyendijk Amsterdam v. Luyken B.V. Bloemendaal M. J. Frohwein Sluis Jim Maarhuis Baarn Manette & Jan Maas Woerden K. Maas Enschede J. Maas Harmelen J. A. Maas Eindhoven Marijke Maas ‘European Commission’ London Swip 3at J. Maissan Utrecht Willem van Malsen Amsterdam B. de Man Rijswijk ZH T. Manders Veenendaal H. Manie De Glind (post Barneveld) Marktzeventien Enschede H. Mastboom Amsterdam ‘Cohen OX Mastenbroek’ Amsterdam

H. Mauer Den Haag C. van Maurik Zeist Ph. Mechanicus Amsterdam K. Medendorp Borne H. M. A. van Meer Amsterdam F. H. M. van de Heul ‘De Meervaart’ Amsterdam T. Meinster Hoofddorp W. F. G. Meintser 's Gravenhage M. Melchers Vlaardingen H. Mellendijk Varsseveld N. L. F. Mens Loeren Peter Mensen Haaksbergen ‘Boekhandel Merlijn’ Den Bosch Peter Mertens Amsterdam J. van de Merwe Amsterdam Menne Merx Amsterdam G. v.d. Meulen Amsterdam F. J. L. M. Meulenbeek Enschede F. Meurders Hilversum J. Meyer Willemstad (N. Br.) Dorothea Meyer Amsterdam H. E. Meyer Son Karel Meyers Amsterdam Rob van Middendorp Amsterdam Paul Mijksenaar Amsterdam D. Mijné Leiden F. Mikx Lent W. Milo Purmerend H. Moerman Amsterdam Edith Mol Hilversum H. Th. G. Monkel Zeist ‘Mosa B. V.’ Maastricht C. Mooren Den Bosch Erik Mooy Breukelen ‘Cliff Richard Movement’ Amsterdam Ronald Mulder Amsterdam P. Mulder Amsterdam Leo Mulder Hengelo (o) J. Mulder Amsterdam Annelies Mulder Utrecht P. G. Mulder Amsterdam W. R. F. de Munck Utrecht ‘Niam-Mediatiek’ Den Haag ‘Ned. Dagbladunie’ t.a.v. Rob Bouber Amsterdam C. Nieuwenhuijzen Amsterdam Arno v. Nieuwenhuize Huizen M. v. Nieuwzeeland Utrecht E. Nijlunsing Hengelo (o) M. van Nispen Amsterdam Frank Nobel Amsterdam ‘Nieuwsblad v/h Noorden’ t.a.v. Syp Wynia Groningen Wim Noordhoek Amsterdam I. Noordhoff Utrecht Paul Noort Oss T. Notermans Nijmegen M. Nouwens Ulvenhout Oldelft Holland A. Oomen Den Bosch H. & J. Oonk Den Haag P. Oort Amersfoort Artoteek Oost Amsterdam Frans Oosterhof Amsterdam B. Oosterwold Usquert (Gr.) H. van Opstal Amsterdam F. Ossendrijver Amsterdam ‘Cult. Raad Overijssel’ Zwolle R. Overmans Utrecht J. Overweg Amerongen Jop Pannekoek Amsterdam Jasmina Paodi Zwijndrecht ‘Paradiso’ t.a.v. Frans de Bie Amsterdam G. A. Parlevliet Goes ‘Het Parool’ Amsterdam B. Pauli-Juch Millingen a/d Rijn Peter Peetoom Amsterdam ‘Pellekaan’ M. van Holst Amsterdam ‘Boekhandel Perplex’ Den Haag I. H. G. Peters Schalkhaar F. H. Peynenburg Amsterdam ‘Boekbinderij Phoenix’ Amsterdam C. F. Pinkster Leerdam P. J. Pinxten Maastricht ‘Pineapple Consultats B.V.’ Aerdenhout ‘Plug-redactie’ t.a.v. Leo Veen Amsterdam R. Pohl Wassenaar ‘Galerie Polder’ Borne R. Polman Enschede H. du Pon Leusden H. Poorterman Nijverdal André de la Porte Enschede F. Potgies-Zwart Amsterdam L. Potzsch Zwolle C. J. A. Pouw Utrecht ‘Pressofoon Drukkerij’ Heemskerk A. Prins Heerlen R. Proper Amsterdam ‘Publicitas B.V’. Amsterdam Mark de Raaf Weesp J. Raas Vinkeveen ‘v. Reekum museum’ Apeldoorn

P. Reinhard Hengelo Tineke Reynders Amsterdam Jurgen Rienks Amsterdam Luciën van Rijsbergen Amsterdam C. van Rijsbergen Amsterdam Dries Ringenier Enschede Joost Roelofsz Amsterdam P. van Rooij / J. Oosterhof Nijmegen Ben van Matha + Rooker Amsterdam Ron van Roon Amsterdam I. van Rossen-Harkamp Amsterdam B. H. J. van Rossum Utrecht G. & K. van Rossum Stadskanaal P. Roth Amsterdam J. G. Rothfusz Groningen Ida Rouwenhorst Amsterdam James Rubery / Utopia Rotterdam M. Ruhe Tilburg P. Rutgers Oldebroek H. Ruys Enschede P. Ruyter Enschede J. B. M. Sarneel Beel (L.) J. Sas Utrecht D. de Scally Heiloo P & A Schadewijk Roelofarendsveen R. Schakel Arnhem Karel Schampers Amsterdam M. Onland van Schendelen Amsterdam A. van Schendelen Santpoort N. Monique van Schendelen Hilversum V. E. Schepman Rijswijk Wim Schippers Amsterdam Willemijn Schmitz Amsterdam J. A. Schoen Westzaan Harald Schole Amsterdam Rob Scholte Amsterdam N. Schoorl Beekbergen B. Schrap Diepenveen Piet Schreuders Amsterdam F. M. A. Schröder Eindhoven Greetje Schuring Rotterdam R. van Seumeren Amsterdam Paul Silder Enschede Hugo Sinzhuimer Amsterdam Roland Sips Hengelo ‘Uit Den Bosch/ SKV 's’ Hertogenbosch G. Slootweg Lisse W. Slothauber Enschede Marc Smeets Amsterdam Petra Smeyer Utrecht S. Smeyer Laren J. G. Smit Amsterdam Patrick Smits Groningen Jeroen Soer Amsterdam Galerij Soesa Apeldoorn Ben Sombogaart Amsterdam J. K. Spakman Apeldoorn Thea Spanjers-Doevelaar Amsterdam M. Speller Nijmegen B. van Spijker Empe (Gld.) Henk Spitteler Amsterdam ‘Drukkerij Mart. Spruijt’ Amsterdam Frans Spruijt Amsterdam C. H. Stadig Hollandscheveld E. Staller Apeldoorn Winja Stappers Amsterdam Marcel Stappers Kampen M. Stassen Amsterdam Truus Stegehuis Hengelo (o) E. Rozema/ Stegeman Hengelo Els Steinman Leeuwarden W. van Stek Wichmond Tineke Stevens Amsterdam ‘St. Popmuziek Nederland’ t.a.v. Ella Rijtsma Amsterdam Jos Stikvoort Voorschoten Theo Stokkink Amsterdam Joop Stoop Deventer C. Stortelder Zieuwent P. van Stralen Heerhugowaard K. Streefkerk Amsterdam Studio Amsterdam De Telegraaf Amsterdam W. C. G. Theuws Eindhoven H. Thijssen Amsterdam Walter Thomson Amsterdam ‘De Verloren Tijd’ Amsterdam G. Tinholt Utrecht A. Tognini Den Haag Hans Tonino Hilversum J. van Toorn Amsterdam ‘De Tribune’ Maastricht ‘Trouw Dagblad’ Amsterdam E. A. H. Truijen Den Haag C. L. Truijens Utrecht ‘Tubantia Dagblad’ Enschede G. H. Turin Lonneker Twan & Arjen Oosterhout ‘Uit-Buro’ t.a.v. Wim Klinkerberg Amsterdam Theo Uittenbogaard Amsterdam G. Unger Bussum Marijke Uri Groningen

Utopia Rotterdam ‘Utrechts Nieuwsblad’ t.a.v. J. van Straten Houten ‘Schellal Papier B.V.’ Hilversum Mariza Vader Amsterdam B. van der Veen Enschede J. H. van der Veen Enschede G. van der Veen Haarlem G. S. A. van de Veen Haarlem F. S. Veenstra Overasselt C. v.d Vegte Den Haag A. Vegter Zutphen H. in 't Veld Amsterdam J. van de Velde Enschede Trudy Velders Den Haag David Veldhoen Amsterdam W. Veldman Nijmegen S. de Ven Groningen J. van Venrooy Den Haag J. Venselaar Leusden Jan Verburg Amsterdam F. Verheyden Tilburg Toon Verhoeven Amsterdam Daan Verhoeven Amsterdam J. Verkerk Nieuwegein E. Verkerk Deventer R. Verkerk Deventer H. Verkruissen Groningen Bram Vermeulen Amsterdam P. Vermeulen Tilburg H. Verschuren Utrecht R. Verwoerd Zierikzee ‘Vinyl’ t.a.v. W. van Sinderen Amsterdam ‘Visprox’ Haarlem D. J. Visser Amsterdam B. E. Visser Dordrecht P. A. Visser Amsterdam J. Visser Amsterdam H. Visser Slagharen D. Visser Amsterdam C. P. Visser-Bau Sliedrecht W. Vleeschouwer Amsterdam E. M. Vleeschouwer Amsterdam W. J. Vleeshouwer Amsterdam H. van Vliet Aadorp H. Vlottes Utrecht M. Volger Veldhoven ‘De Volkskrant’ t.a.v. Eric Beenker Amsterdam G. Voskamp Utrecht G. Voskamp Enschede A. Almering de Vree Hilversum A. van de Vrie Rotterdam D. A. van de Vrie Enschede E. M. van de Vrie Enschede M. van de Vrie Goes Leny de Vries Enschede ‘Vrij Nederland’ Amsterdam E. Wagemaker Hoorn G. Wagemans Arnhem A. WalvoortAmsterdam D. P. J. Wanders Enschede ‘Warner Bros Music’ t.a.v. Arjen Witte Hilversum Dick v.d. Wateren Alkmaar W. v. Weelden Alkmaar M. Weidenaar Sneek Fons Welters Breda Karin van der Werff Den Haag ‘Hard Werken’ Rotterdam E. Werners St. Oedenrode Janneke Wesseling Heino C. Wessels Amsterdam Jeroen van Westen Silvolde Diederik Weve Amsterdam O. J. Wicherts Beetsterzwaag G. M. C. Wijnen ‘s-Hertogenbosch J. T. Wilbrink J. Wilcke Amsterdam J. Ubbink de Wilde Hengelo (O) W. Willems Deventer H. T. E. Willems Arnhem T. Willemsen Enschede W. Wisselink Velp G. Wissink Utrecht O. de Wit Paris France W. J. Witteveen Yde D. Wolf Amsterdam H. G. Wolters Cluysenaer Amsterdam S. Wouda Rijswijk J. van der Woude Goes F. M. Woudstra Amsterdam Ger van Wulften Amsterdam T. Yocarini Amsterdam Rik Zaal Amsterdam N. Zantinge Enschede J. Zappey Lelystad ‘Bakker Zeefdruk’ Zaandam P. Zijlstra Eindhoven R. Zijlstra Eindhoven E. Zijlstra Enschede M. Zijp Beverwijk Ton Zwerver Amsterdam P. A. M. van Zwieten Zierikzee

De zuilen van Hercules - deel 10 - door Atte Jongstra

I n 1 9 8 2 u i t g e b r ac h t a l s m i n i L P e n c a s s e t t e . Ve r v o l g e n s a l s e e n n o r m a l e L P e n n a t u u r l i j k C D . Inmiddels totaal meer dan 80.000 exemplaren verkocht....... ......en nu in 1997 nog steeds zeer "levend".

" M AT H I L D E S A N T I N G " het opvallende begin van een schitterende carriere.

(Wat eraan vooraf ging: De juf kan geen orde houden, Henks vader grijpt in, geholpen door ouderling Lammers, die een gedenkwaardige toespraak begint. Twijfels over de wederopbouw.)

Henks vader. ‘Het heft de verschillen op, het vereent de natie. Heel simpel.’ ‘Eerst zien, dan geloven,’ zegt Henks vader. ‘Fout,’ reageert Lammers. ‘Geloven komt eerst, dat bepaalt het zicht.’

Lammers haalt uit zijn tas vijf boeken. ‘Kijk,’ zegt hij. ‘Dit noemt men noemt “beeldromans”. Deze beeldroman is geschreven door een meneer die W.F. Bernards heet. Het bevat nuttige aanwijzingen over hoe het leven kan lopen in een tijd vol verwarring en verdrukking. W.F. Bernards is een broeder in de Hervormde Bond, ik hoop dat hij jullie ogen opent. Het heet De doka van Hercules.’ Lammers ziet dat er gretige belangstelling bestaat voor de schriftuurlijke wederopbouw die hij in gedachten had. De juf maakt zich onmiddellijk los en deelt de boekjes uit. Na twee, drie bladzijden bladeren is iedereen in de lectuur verdiept. ‘Kijk,’ zegt Lammers triomfantelijk. ‘Zo pak je dat aan.’

Boven, op het slaapkamertje, is het Droogbek die als eerste zegt dat hij vindt dat de Henk-figuur hem op het lijf geschreven is. ‘Gek,’ zegt Pia. ‘Ik herken mezelf ook.’ Zo vindt Nelly zichzelf, Henk voelt mee met het Droogbek-personage en de juf kan zich met alle neergezette vrouwen identificeren. ‘Het is bepaald cultureel, en het gaat over jongeren,’ zegt ze. ‘Een leidraad. Weten jullie wat dramatische expressie is, kinderen?’ Ze weten het niet, de juf legt het uit. Stilletjes spelen ze de plaatjes na, de tekst wordt gefluisterd. Henks vader, duidelijk meer twijfelaar dan de mannenbroeders zouden zien, heeft zijn bewegingloze positie op het slaapkamerzeil weer opgezocht, ogen dicht, en hoort niets anders dan ‘goed!’ of ‘nee, fout’. ‘W.F. Bernards,’ mompelt hij. ‘Een naam om te onthouden. Misschien zijn er méér titels van zijn hand. Hij houdt de kinderen rustig. Dat zegt wat, vind ik.’

Maar zo leeft de wereld niet. Er wordt gestorven, er wordt wederopgestaan. Was Henk dood? Nee, helden leven voort. Droogbek gevallen aan het front? De hele gloriegalerij is niet voor één gat te vangen. Henks vader de geest gegeven? Vergeet het maar. De geschiedenis - hoog, laag, om het even - gaat voort.

EINDE. Lammers en Henks vader staan weer beneden. ‘Wederopbouwende lectuur staalt de moraal,’ zegt Lammers onverstoorbaar tegen

Meer avonturen van Henk Osseworst, Droogbek en de anderen in Hercules op school, Hercules en Augias en Hercules in Afrika. Verschijnen binnenkort.


60

Laatstepost

~ ex oriente lux ~

Laatstepost Oud abonnees De Enschedese School

song Come in handies van de Monomen. Ik had hun zanger afgekeurd. Die was in mijn ogen niet goed genoeg. Toen moest Hugo Sinsheimer het liedje zingen. Tijdens de opname zei hij: ik heb ook nog een couplet; ik zing het er meteen wel achteraan. Dat vonden we, in al onze naïviteit, een goed idee. Een uurtje later wilde hij onmiddellijk als medeschrijver van het liedje worden vermeld. Maar ja, er zijn bij de productie van die single wel meer onaangenaams gebeurd.’ Vizz: ‘Je bedoelt onze scheiding als producersduo. Ja, die was naar mijn smaak min of meer vanzelfsprekend. Wat Wizz met die Monomen wilde, met die elektronica en zo, dat kon ik niet volgen. Daar zou ik me dan op een verkeerde manier mee bezig hebben gehouden. Dat zet geen zoden aan de dijk. Als je allebei weet wat je wilt, gaat het goed. Dan heb je de werking van de overtreffende trap. Dan doet de ene iets wat de andere niet had bedacht. Maar als meneer A afbreekt wat meneer B opbouwt, dan is dat contraproductief. De Monomen en Fay Lovsky zijn twee goede voorbeelden van onze verschillende benaderingswijze. Dat kun je ook heel goed horen. Maar later hebben we bij de opname van de tweede Kewi-LP weer samengewerkt. Daar ging het weer wel goed.’ Wizz: ‘Er was sprake van een wederzijdse waardering. Die is natuurlijk niet verdwenen, maar ik herinner me wel een tamelijk shockerende ervaring. Terwijl we in Arnhem met de Monomen bezig waren, vertelde Vizz mij plotsklaps dat hij had besloten om zelf te gaan produceren. Hij ging met Fay Lovsky verder en dan mocht ik de Monomen wel afmaken. Dat werd niet overlegd. Daar hadden we het best over kunnen hebben, maar dat is de aard van Vizz niet. Hij had iets met Fay waarin ik helemaal niet kon meegaan. Haar muziek sprak me niet zo aan, maar ze heeft wel een paar juweeltjes gemaakt. Dat kan voortkomen uit het feit dat ik zelf ook muziek maakte. Vizz was veel enthousiaster over haar Sound on sound-demo. Hij is altijd de commer-ciële man van ons tweeën geweest, terwijl ik me liever met undergroundachtige zaken bezighield. Als je het over duo’s hebt, dan zou je Vizzwizz kunnen vergelijken met Lennon & McCartney. Daarbij was Vizz dan McCartney. Hij kreeg altijd van alles voor elkaar, terwijl ik met rare synthesizers aan het vechten was. Als iets goed was, dan vond ik het toch weer niet helemaal goed.’ Vizz: ‘Deze analyse klopt wel ongeveer, maar ik vind Paul McCartney niet zo sympathiek. Ik was de regelaar en Wizz was veel meer de muzikant. Dat wilde ik diep in mijn hart ook wel zijn, maar ik was gewoon niet goed genoeg.’ Wizz: ‘We moeten eerlijk zijn: we zijn nooit werkelijk een producersduo geweest, al zijn we wel heel lang samen in platenzaken actief geweest. Vizz is duidelijk de producerskant opgegaan en ik was dikwijls op reis. In de periode dat we nog samenwerkten, hebben we The Mo en The Scene niet gedaan.

Deze beide missers beslaan een periode van misschien wel tien jaar. Vizz had Thé Lau op bezoek gekregen, en hij had zijn demo afgekeurd. Later hoorde ik die tape en ik vond het allemaal steengoed.’ Vizz: ‘Ik heb altijd gevonden dat we de muziek voor ons label in ieder geval zelf aardig moesten vinden. Als je een platenmaatschappijtje bent, kun je ook denken: dit is goed, want het verkoopt. Dat brengen we dus uit. Wat Thé Lau had gedaan, vond ik heel goed. Er waren alleen een paar dingen die ik toch anders zou hebben gemixed. Dat wilde hij niet. Als je eraan wilt gaan prutsen, kun je de deal wel vergeten. En terecht. Dat is ook wel gebleken. En wat het andere geval betreft, we hadden een cassettebandje van The Mo in de wagen. Af en toe draaiden we dat liedje Fred Astaire. Goh, het is eigenlijk toch wel leuk. Misschien moeten we die groep toch eens bellen. Maar ineens was het bij Back Door van Polygram verschenen. We hadden gewoon te lang zitten aarzelen.’ Wizz: ‘Ik vond het niet zo geweldig. Het was een vervelend bandje. Die mensen zijn ook bij ons langs geweest. Dat nummer Fred Astaire had wel enige potentie, maar voor mijn gevoel was het niet meer dan een soort intro. Het begon veelbelovend en daarna was het, pats, afgelopen.’ Vizz: ‘Maar er zijn ook heel wat ons geboden kansen benut. Ik vind Fay een behoorlijk gelukte kans. En Mathilde Santing, de Boulevard of Broken Dreams, de Gigantjes...’ Wizz: ‘Vergeet niet dat we een tijd geweldig in de lift hebben gezeten. Daardoor raakten onze liefde voor de muziek en de commercie steeds meer in elkaar verstrengeld. Zo konden we op een bepaald ogenblik Telekin krijgen. Dat vond ik een erg prettige band. Toen hebben we nog met die manager van Frank Zappa aan de telefoon gezeten, omdat hun 12-inch Imagination een hit dreigde te worden. We hadden bijna alles rond, ik stond op het punt om naar Los Angeles te vertrekken om een clip met ze op te nemen en toen dook op het allerlaatste moment een soort Schwarzkopf op, een oude rot in het advocatenvak die zelfs Hitler nog uit zijn graf zou kunnen krijgen. Vizz: ‘Dergelijke figuren beginnen gewoon onmiddellijk te roepen: dit kost 25.000 dollar en elke dag dat het langer duurt... Dat werd ons te gortig. Ach, we hebben het altijd moeten doen met hetgeen toevallig op onze weg kwam. Daarin kon je nog wel allerlei keuzes maken. Als je maar gedreven was om ergens naartoe te gaan... Er schiet me trouwens ineens te binnen dat ik toch ook wel eens wat van jouw gepiel op synthesizers voor een singletje van Fay heb gebruikt.’ Wizz: ‘Tsja, ein Kewi geht mit den Kopf durch die Wand. Ik wilde dikwijls met mijn kop dwars door de muur gaan, maar Vizz wist altijd wel een deurtje te vinden.’

JH

Jan Rot ‘Volgens veel muzikanten die met hem gewerkt hebben is Johan Visser geen echte producer, want in de studio staat hij meer te genieten dan toe te voegen. Volgens veel platenbonzen is Johan Visser geen echte platenbaas, want wie stopt er nu geld in leuke dingen die misschien niet verkopen. Volgens mij - en ik ben iemand - hebben ze ongelijk. Als producer moet je enkel muzikanten stimuleren de muziek te maken die ze zelf zouden willen horen, en als platenbaas moet je alleen platen uitbrengen die je zelf zou willen hebben. En als je dan zoals in Vissers geval, in staat bent die produkten zodanig te verpakken dat je ze alleen al om de hoes zou aanschaffen, verdien je een standbeeld. En subsidie van de Stichting Pop, zodra het weer eens alleen die beroemde 1000 idioten zijn - of echte muziekliefhebbers en verzamelaars zoals sommige mensen zeggen - die je smaak delen. Want wat doet ‘Terracotte me, baby’ van The Kewi University of Swing onder voor ‘Sgt. Pepper’, dan de zes nullen verschil in het aantal mensen dat zo’n plaat als een klassieker beschouwt?’ Het bovenstaande stukje schreef ik vijf jaar geleden in een stukje over producer/ontwerper Johan Visser, en ik hoef er geen letter van terug te nemen, al hoop ik maar dat iedereen nog weet wat ‘Sgt. Pepper’ is. Met ‘Confetti’ van Fay Lovsky, het beroemde toverorgel-plaatje van Mathilde Santing, en ‘Goin’out’ van Jump Dickie Jump (de vroegere band rond buitenbeentje Arthur Ebeling), is Idiot sterk vertegenwoordigd op mijn lijstje met de beste vijfentwintig vaderlandse albums aller tijden, en dat de hele catalogus van Idiot eindelijk op cd wordt uitgebracht, maakt me erg gelukkig. Al stelt het me ook voor een probleem. Want als je die dingen dan in huis haalt en je hoort die muziekjes weer die er in de loop der jaren alleen maar leuker en aparter op zijn geworden, en je zet ze een voor een blij en trots op het plankje pop Nederland, kijk je onmiddelijk met een schuin oog naar het oude vinyl rechtsonder, want muziek moet rollen en dubbele plaatjes voor de heb, daar hou ik niet van. Opgewekt begin je je kast uit te ruimen op overbodig geworden Idiots, zit even later met een flink stapeltje op de vloer, loopt er mee naar de doos voor koninginnedag, en wordt ineens sentimenteel. Omdat je voelt dat je iets in handen hebt wat ooit met liefde is gemaakt. Waarover is nagedacht, meer dan wat het goed zou kunnen doen in de hitparade. Vriendjes die bij je moeten blijven, omdat... nou ja, gewoon, omdát. Ze staan dus weer gewoon op hun oude plaatsje dubbel te wezen, en om toch iets te doen aan het afscheid van vinyl, heb ik zojuist in een opwelling, na achttien jaar, eindelijk het stukje kauwgum van het hoesje van La Salle’s losgepeuterd en opgegeten. Het zal u niet verbazen, in de beste Idiot-traditie had zelfs dat nog niets van zijn smaak verloren.

Ingezonden mededeling

MATHILDE SANTING

R. Annaert Alkmaar J. M. Aarnoudse Heerlen Adformatie Amsterdam AKI Enschede J. Albers Enschede M. Alexander Amsterdam J. H. W. Alink Oldenzaal Wobbe Alkema Kampen P. Altenburg Amsterdam Zuster Amata Enschede St. de Appel Amsterdam ‘Apollohuis’ t.a.v. Paul Panhuyzen Eindhoven ‘A & R Records’ t.a.v. Ruud Renken Baarn ‘Art Zien Kontext Publications’ Amsterdam P. J. ten Asbroek Enschede J. Assies Amsterdam Avenue Amsterdam D. Baartse Amsterdam Marja Baeten Amsterdam J. Bakker Nijmegen J. Bakker Koog aan de Zaan Helga Bakker Soest C. Barnick Huizen ‘Baschwitz Instituut’ t.a.v. M. Brouwer Amsterdam P. Basset Arnhem B. Bauknegt Bathmen H. ter Beek Goor J. van de Beek Groningen Anton Beeke Amsterdam G. & M. Beemer Buitenpost Ellen Beenders Amsterdam J. A. A. de Beer Rijswijk ‘Belangengroep Noord Ov + N.O.P.’ Zwolle G. T. Belgraver Vreeland M. A. Beljaars Liesel H. J. van Bentum Amsterdam G. T. vd Berg Zaandam K. J. Berkhout Eindhoven A. de Beuger-Ong Amsterdam De Beyerd Breda Bezemer-Dubbeldam Havelte ‘Gemeente Musea Biblioteek’ Amsterdam ‘Openbare Bibliotheek’ Enschede Wim de Bie Bussum Willem Bierman Apeldoorn M. Bijl Amsterdam E. Bijl Zwolle René Bijman Amsterdam ‘Bijvoorbeeld’ t.a.v. Marjan Unger Amsterdam M. Binnendijk Zwolle John Blaak Rotterdam Han le Blanc Schaesberg Bert Blanken Amsterdam K. Boas Amsterdam B. Bodewes Amsterdam E. de Bok Amsterdam F. Bolink Enschede J. Bolink Hilversum ‘Studio BonBon’ Enschede Annelies Boom Den Haag W. Boom Enschede W. Bos Baarn Eelco Bos Amsterdam J. J. A. Bos Enschede Hans Bosscher Amsterdam ‘Boudisque’ Amsterdam Jet van Boxtel Amsterdam ‘Brabant Pers’ t.a.v. Op de Coul Best P. Brattinga Amsterdam M. P. J. Brugmans-Esq Utrecht ‘Proost & Brandt’ Amsterdam W. Braspenning Enschede A. J. Breevoort Rotterdam A. C. S. Brinckman Amsterdam J. Broekhuis Amsterdam M. Broenink Amsterdam Systeke Broersma Amsterdam v. Bruggen Zutphen C. van Bruggen Deventer E. de Bruin Amsterdam J. de Bruin Bakkeveen Kees Bruinsma Amsterdam W. H. J. Bruis Enschede C. Brumsen Leiderdorp J. G. Brunner Gorinchem W. Bruring E. Scheffer Amsterdam Sjoerd Buisman Haarlem Marylou Busch Amsterdam C. C. Carels Kloetinge (ZL) R. J. Carelse Arnhem Ritsaert ten Cate Amsterdam Dick Catsburg Amsterdam B. Chabot Den Haag N. v. Rossum Du Chattel Breda C. Cieraad Apeldoorn Aart Clerckx Amsterdam M. Coenen Delft

61

~ ex oriente lux ~

P. C. Coeveld Amsterdam ‘De Gelderlander Combi’ t.a.v. Koos Tuitjer Nijmegen ‘The Company’ Hilversum W. Compier Amsterdam Eli Content Amsterdam J. Coolsma Amsterdam C. Corbijn Amsterdam J. Cornips Breda B. Corstens Amsterdam Rob Couzij Amsterdam E. Cremers Amsterdam A. H. Creveld-Nooy Deventer W. Crouwel Amsterdam ‘Algemeen Dagblad’ Rotterdam ‘Ver. Noord Hollandse Dagbladen’ Alkmaar W. van Dalen Amsterdam W. F. Debers Leiden T. Deelstra Delft H. Degen Enschede George Deibel Rotterdam A. van Deijzen Sluiskil Peter Dekker Amsterdam J. van Delft Deventer ‘Depot Ned Publ./PA’ Den Haag G. J. Deunk Amsterdam L. Derriks Santpoort Zuid ‘Onderwijs Media Dienst’ Amsterdam M. Dietvorst Amsterdam Ton van Dijk Amsterdam E. Dinkla Eindhoven H. Disberg Enschede ‘Moorman Display’ Weesp Marianne Doornveld Bussum Nico Dresmé Egmond a/d Hoef P. van der Drift Den Haag P. Driessen Drop Den Haag S. Drost Apeldoorn Dick van Duijn Woerden Gert Dumbar Den Haag H. Duym Enschede H. Ebeling-Koning Deventer W. van Eck Enschede J. H. van der Eerden Rumpt (Betuwe) C. H. E. van Ees Delft A. van Eijk Amsterdam J. W. P. Ekelenkamp Enschede K. Ekelenkamp Nijverdal M. Ekelenkamp Nijverdal ‘Eldi Records B. V.’ Arnhem Mathilde Eleveld Amsterdam H. B. N. Ellenbroek Nijverdal M. v.d Elsen Uden Emile Elsen Weesp Cas Enklaar Amsterdam J. J. Enschede Amsterdam M. T. Epping Amsterdam ‘Holland Equipment’ Amsterdam E. Esman Grootebroek Marijke van Etten / Th. Holman Amsterdam H. Eykelboom Arnhem O. Faber Amsterdam H. Faber Hengelo ‘FHV/BBDO’ Amstelveen Mieke Flim Amsterdam ‘Museum Fodor’ Amsterdam O. Foulidis Zutphen ‘G.V.N.’ Amsterdam ‘Galerie Beeld & Aambeeld’ Enschede H. Gastkemper Amsterdam ‘Gemeentemuseum’ Zutphen ‘Boekhandel Van Gennep’ Rotterdam B. Gerritsen Enschede (Lonneker) Ad Gerritsen Arnhem R. M. Gerritsen Dieren D. W. Gerritsen Utrecht F. Gijzemijer Capelle ad IJsel R. van Ginkel Castricum J. C. Glandorf / de Waard Gennep Welmoed Glasz Lossen ‘Gobo’ Enschede Anton de Goede p/a ‘Athenaeum Boekhandel’ Amsterdam J. L. Goedicke / Leenheer Woerden S. Goos Amsterdam W. Goossens Breda S. v.d. Goot Nijmegen H. Gotlieb Oldenzaal F. de Graaf Amsterdam P. de Graaf Amsterdam J. de Graaf Amsterdam Eric de Gram Enschede G. Gravendijk Bergen op Zoom C. Groenendijk Amsterdam H. Groenendijk Amsterdam ‘Cult. Raad Groningen’ Groningen Paul Groot ‘Museumjournaal’ Amsterdam Jacco Groot ‘De Harmonie’ Amsterdam H. Groot Kollum

G. Groothuis / A. van Geloven Amstelveen Jean Paul Grund Rotterdam Marieke Haagh Breda ‘Haagse Post’ t.a.v. Peter van Bruggen Amsterdam N. de Haas Amsterdam Paul Haenen Amsterdam F. van 't Hag Grootebroek P. Hajenius Enschede C. Hakvoort Beek (L) C. Hamans Amsterdam Melle Hammer Zaandam M. van Hamsvoord Haarlem ‘N.R.C. Handelsblad’ Rotterdam J. L. M. Hardy Borne H. van Haren Utrecht M. Harmens, Enschede T. & H. Harmsen Enschede W. 't Hart Arnhem S. den Hartog Hilversum Martha Haveman J. Haverkate Enschede E. Haykens Groningen ‘Heads Concepts’ t.a.v. Onno Cosijn Amsterdam Jurjen Heegstra Groningen ‘Intermusic b.v’ t.a.v. Dhr. Verbiest Weert ‘Inter Styling’ t.a.v. Ineke de Groot Amsterdam C. L. Ypma / J. A. van Heerde Emmeloord A. van Heeswijk Tilburg A. van der Heide Zutphen C. W. van der Heide Enschede J. T. van der Heide Amsterdam A. A. de Heijer Ede A. de Heijer Arnhem H. G. Schokker / Hellebrekers Amstelveen H. van Hemert Markenbinnen G. J. W. Hemmink Amersfoort H. Hendriks Amsterdam Jan Hendrikse Rotterdam H. Oude Hengel Ootmarsum Jeroen Henneman Amsterdam Maria Henneman Amsterdam Rolf Hermsen Amsterdam K. Hermsen IJlst A. J. Hiensch Enschede A. & Th. Hijdra Amsterdam P. Hijzen Stolwijk H. & B. van Hillo Dordrecht Reinder Hoekstra Delft P. Hoenderdos Amsterdam C. van den Hof Zutphen J. Hoffman Spierdijk G. Hofman Enschede M. Hofman Hengelo H. Hofs Utrecht L. Hofs Amsterdam Ab Hofstee Eindhoven S. Hofstra Enschede I. C. H. den Hollander Olst J. W. Holst Enschede Pieter Holstein Amsterdam J. Holterman Postel Groningen J. D. Holthuis Hengelo J. G. Holthuis Arnhem J. Holtslag p/a ‘Meulenhoff’ Amsterdam S. Homminga Enschede H. W. M. Hoogerwerf Den Haag B. J. J. Hoogewerf Alphen aan de Rijn M. van Hoorn Rotterdam Ine van der Hoorn Hengelo J. Horn Groningen Els ter Horst Amsterdam H. Houtkoop Amsterdam Hans Houtman Amsterdam H. van Houts Amsterdam H. J. Huider IJmuiden H. Huiskamp Zwolle Sipke Huismans Amsterdam E. Jacobs Amsterdam Bert Jansen Amsterdam Guus Jansen Amsterdam Kiek Jansen Amsterdam H. Jansen Dordrecht P. Janssens Enschede E. Jens Wageningen J. P. C. de Jong Amsterdam J. de Jong / Lan Ying Chang Amsterdam M. Jongema Amsterdam M. Jonkman Amsterdam H. Meyer jr Winschoten T. H. Fafieanie Amsterdam H. Juch Leiden J. J. Juch Sliedrecht G. A. Juch-Knol Sliedrecht F. v.d. Heijden / M. Jukkema

Amsterdam G. Jurrissen-Brinkman Heelsum K. Kaspers Stadskanaal M. Kaandorp Heerhugowaard Theo Kahuzk Amsterdam A. C. Kaljee Hoorn T. & Y. van Kalleveen Opperdoes J. Kalwij Amstelveen Hermien Kamphuis Amsterdam Karin Kamphuis Amsterdam J. Kappers Amsterdam Ed van Kasteren Arnhem J. de Kater Amsterdam Robbie Kaufman Groningen C. Keet Heemskerk Jaap Keller Sleeuwijk H. Keller 's Graveland R. P. Kerssemakers Amsterdam P. Kersten Amsterdam P. van Kester Amsterdam J. Kip Den Bosch Max Kisman Amsterdam A. de Kleijn Leiden J. Klementschitsch Hattem H. van de Knoop-La Grouw Amsterdam M. Kuitenbrouwer Utrecht ‘Kodak’ Driebergen Adri Kok Amersfoort Joel Komkommer Amsterdam Ritske de Koningh Utrecht M. de Koomen Amsterdam J. van Koppen Rotterdam A. Koppert Voorburg J. Kossen Slootdorp Frans Kotterer Amsterdam G. v.d. Kraan Amsterdam ‘BBK Krant’ Amsterdam A. M. de Kroes Enschede R. A. de Kroes Deventer S. de Kroes Groningen J. Krudde Enschede A. Kruise Enschede W. C. Kruiswijk Zandvoort Lisa ter Kuile Hengelo H. Kuiper Doorwerth A. Kuipers Groningen H. Kuipers Nijmegen ‘Librije Beeld. Kunst’ Zwolle ‘Rijksd. Beeldende Kunst’ Gravenhage ‘Kunstbeeld’ t.a.v. de redactie Amsterdam ‘Openbaar Kunstbezit’ Weesp ‘Dienst Schone Kunsten’ Gemeente Den Haag Den Haag ‘Kunstuitkijk’ t.a.v. A. Ebeling Koning Deventer C. v.d. Laan Nijmegen Ien van Laanen Groningen M. Lagerwerf IlpsinghuizenSellingen L. Lambregts Amsterdam Tibor van Lange Enschede Annemiek Langen Amsterdam Frank v.d. Langenberg Boxtel G. Lansink Enschede M. le Large Hellevoetsluis ‘Limburgia Pers’ Venlo René van Leeuwen Hoorn G. van Leeuwen Amsterdam P. Leeuwenkuyl Arnhem S. v.d. Leij Groningen P. M. Lem Haarlem R. Lemmens Enschede R. Leurnink Delft P. Leutscher Hengelo G. J. Leuvelink Leidschendam K. Levisson Enschede Inez Lievaart p/a ‘IKON’ Hilversum R. Ligtelijn Utrecht M. v.d. Lijn-Broer Waalre A. J. van der Linde Amsterdam R. van der Linden Marken I. C. van Lohuizen Heerhugowaard R. v.d. Looij Egmond Binnen W. M. Loomans Breda J. van Loon Hengelo Hennie van de Louw Amsterdam Fay Luyendijk Amsterdam v. Luyken B.V. Bloemendaal M. J. Frohwein Sluis Jim Maarhuis Baarn Manette & Jan Maas Woerden K. Maas Enschede J. Maas Harmelen J. A. Maas Eindhoven Marijke Maas ‘European Commission’ London Swip 3at J. Maissan Utrecht Willem van Malsen Amsterdam B. de Man Rijswijk ZH T. Manders Veenendaal H. Manie De Glind (post Barneveld) Marktzeventien Enschede H. Mastboom Amsterdam ‘Cohen OX Mastenbroek’ Amsterdam

H. Mauer Den Haag C. van Maurik Zeist Ph. Mechanicus Amsterdam K. Medendorp Borne H. M. A. van Meer Amsterdam F. H. M. van de Heul ‘De Meervaart’ Amsterdam T. Meinster Hoofddorp W. F. G. Meintser 's Gravenhage M. Melchers Vlaardingen H. Mellendijk Varsseveld N. L. F. Mens Loeren Peter Mensen Haaksbergen ‘Boekhandel Merlijn’ Den Bosch Peter Mertens Amsterdam J. van de Merwe Amsterdam Menne Merx Amsterdam G. v.d. Meulen Amsterdam F. J. L. M. Meulenbeek Enschede F. Meurders Hilversum J. Meyer Willemstad (N. Br.) Dorothea Meyer Amsterdam H. E. Meyer Son Karel Meyers Amsterdam Rob van Middendorp Amsterdam Paul Mijksenaar Amsterdam D. Mijné Leiden F. Mikx Lent W. Milo Purmerend H. Moerman Amsterdam Edith Mol Hilversum H. Th. G. Monkel Zeist ‘Mosa B. V.’ Maastricht C. Mooren Den Bosch Erik Mooy Breukelen ‘Cliff Richard Movement’ Amsterdam Ronald Mulder Amsterdam P. Mulder Amsterdam Leo Mulder Hengelo (o) J. Mulder Amsterdam Annelies Mulder Utrecht P. G. Mulder Amsterdam W. R. F. de Munck Utrecht ‘Niam-Mediatiek’ Den Haag ‘Ned. Dagbladunie’ t.a.v. Rob Bouber Amsterdam C. Nieuwenhuijzen Amsterdam Arno v. Nieuwenhuize Huizen M. v. Nieuwzeeland Utrecht E. Nijlunsing Hengelo (o) M. van Nispen Amsterdam Frank Nobel Amsterdam ‘Nieuwsblad v/h Noorden’ t.a.v. Syp Wynia Groningen Wim Noordhoek Amsterdam I. Noordhoff Utrecht Paul Noort Oss T. Notermans Nijmegen M. Nouwens Ulvenhout Oldelft Holland A. Oomen Den Bosch H. & J. Oonk Den Haag P. Oort Amersfoort Artoteek Oost Amsterdam Frans Oosterhof Amsterdam B. Oosterwold Usquert (Gr.) H. van Opstal Amsterdam F. Ossendrijver Amsterdam ‘Cult. Raad Overijssel’ Zwolle R. Overmans Utrecht J. Overweg Amerongen Jop Pannekoek Amsterdam Jasmina Paodi Zwijndrecht ‘Paradiso’ t.a.v. Frans de Bie Amsterdam G. A. Parlevliet Goes ‘Het Parool’ Amsterdam B. Pauli-Juch Millingen a/d Rijn Peter Peetoom Amsterdam ‘Pellekaan’ M. van Holst Amsterdam ‘Boekhandel Perplex’ Den Haag I. H. G. Peters Schalkhaar F. H. Peynenburg Amsterdam ‘Boekbinderij Phoenix’ Amsterdam C. F. Pinkster Leerdam P. J. Pinxten Maastricht ‘Pineapple Consultats B.V.’ Aerdenhout ‘Plug-redactie’ t.a.v. Leo Veen Amsterdam R. Pohl Wassenaar ‘Galerie Polder’ Borne R. Polman Enschede H. du Pon Leusden H. Poorterman Nijverdal André de la Porte Enschede F. Potgies-Zwart Amsterdam L. Potzsch Zwolle C. J. A. Pouw Utrecht ‘Pressofoon Drukkerij’ Heemskerk A. Prins Heerlen R. Proper Amsterdam ‘Publicitas B.V’. Amsterdam Mark de Raaf Weesp J. Raas Vinkeveen ‘v. Reekum museum’ Apeldoorn

P. Reinhard Hengelo Tineke Reynders Amsterdam Jurgen Rienks Amsterdam Luciën van Rijsbergen Amsterdam C. van Rijsbergen Amsterdam Dries Ringenier Enschede Joost Roelofsz Amsterdam P. van Rooij / J. Oosterhof Nijmegen Ben van Matha + Rooker Amsterdam Ron van Roon Amsterdam I. van Rossen-Harkamp Amsterdam B. H. J. van Rossum Utrecht G. & K. van Rossum Stadskanaal P. Roth Amsterdam J. G. Rothfusz Groningen Ida Rouwenhorst Amsterdam James Rubery / Utopia Rotterdam M. Ruhe Tilburg P. Rutgers Oldebroek H. Ruys Enschede P. Ruyter Enschede J. B. M. Sarneel Beel (L.) J. Sas Utrecht D. de Scally Heiloo P & A Schadewijk Roelofarendsveen R. Schakel Arnhem Karel Schampers Amsterdam M. Onland van Schendelen Amsterdam A. van Schendelen Santpoort N. Monique van Schendelen Hilversum V. E. Schepman Rijswijk Wim Schippers Amsterdam Willemijn Schmitz Amsterdam J. A. Schoen Westzaan Harald Schole Amsterdam Rob Scholte Amsterdam N. Schoorl Beekbergen B. Schrap Diepenveen Piet Schreuders Amsterdam F. M. A. Schröder Eindhoven Greetje Schuring Rotterdam R. van Seumeren Amsterdam Paul Silder Enschede Hugo Sinzhuimer Amsterdam Roland Sips Hengelo ‘Uit Den Bosch/ SKV 's’ Hertogenbosch G. Slootweg Lisse W. Slothauber Enschede Marc Smeets Amsterdam Petra Smeyer Utrecht S. Smeyer Laren J. G. Smit Amsterdam Patrick Smits Groningen Jeroen Soer Amsterdam Galerij Soesa Apeldoorn Ben Sombogaart Amsterdam J. K. Spakman Apeldoorn Thea Spanjers-Doevelaar Amsterdam M. Speller Nijmegen B. van Spijker Empe (Gld.) Henk Spitteler Amsterdam ‘Drukkerij Mart. Spruijt’ Amsterdam Frans Spruijt Amsterdam C. H. Stadig Hollandscheveld E. Staller Apeldoorn Winja Stappers Amsterdam Marcel Stappers Kampen M. Stassen Amsterdam Truus Stegehuis Hengelo (o) E. Rozema/ Stegeman Hengelo Els Steinman Leeuwarden W. van Stek Wichmond Tineke Stevens Amsterdam ‘St. Popmuziek Nederland’ t.a.v. Ella Rijtsma Amsterdam Jos Stikvoort Voorschoten Theo Stokkink Amsterdam Joop Stoop Deventer C. Stortelder Zieuwent P. van Stralen Heerhugowaard K. Streefkerk Amsterdam Studio Amsterdam De Telegraaf Amsterdam W. C. G. Theuws Eindhoven H. Thijssen Amsterdam Walter Thomson Amsterdam ‘De Verloren Tijd’ Amsterdam G. Tinholt Utrecht A. Tognini Den Haag Hans Tonino Hilversum J. van Toorn Amsterdam ‘De Tribune’ Maastricht ‘Trouw Dagblad’ Amsterdam E. A. H. Truijen Den Haag C. L. Truijens Utrecht ‘Tubantia Dagblad’ Enschede G. H. Turin Lonneker Twan & Arjen Oosterhout ‘Uit-Buro’ t.a.v. Wim Klinkerberg Amsterdam Theo Uittenbogaard Amsterdam G. Unger Bussum Marijke Uri Groningen

Utopia Rotterdam ‘Utrechts Nieuwsblad’ t.a.v. J. van Straten Houten ‘Schellal Papier B.V.’ Hilversum Mariza Vader Amsterdam B. van der Veen Enschede J. H. van der Veen Enschede G. van der Veen Haarlem G. S. A. van de Veen Haarlem F. S. Veenstra Overasselt C. v.d Vegte Den Haag A. Vegter Zutphen H. in 't Veld Amsterdam J. van de Velde Enschede Trudy Velders Den Haag David Veldhoen Amsterdam W. Veldman Nijmegen S. de Ven Groningen J. van Venrooy Den Haag J. Venselaar Leusden Jan Verburg Amsterdam F. Verheyden Tilburg Toon Verhoeven Amsterdam Daan Verhoeven Amsterdam J. Verkerk Nieuwegein E. Verkerk Deventer R. Verkerk Deventer H. Verkruissen Groningen Bram Vermeulen Amsterdam P. Vermeulen Tilburg H. Verschuren Utrecht R. Verwoerd Zierikzee ‘Vinyl’ t.a.v. W. van Sinderen Amsterdam ‘Visprox’ Haarlem D. J. Visser Amsterdam B. E. Visser Dordrecht P. A. Visser Amsterdam J. Visser Amsterdam H. Visser Slagharen D. Visser Amsterdam C. P. Visser-Bau Sliedrecht W. Vleeschouwer Amsterdam E. M. Vleeschouwer Amsterdam W. J. Vleeshouwer Amsterdam H. van Vliet Aadorp H. Vlottes Utrecht M. Volger Veldhoven ‘De Volkskrant’ t.a.v. Eric Beenker Amsterdam G. Voskamp Utrecht G. Voskamp Enschede A. Almering de Vree Hilversum A. van de Vrie Rotterdam D. A. van de Vrie Enschede E. M. van de Vrie Enschede M. van de Vrie Goes Leny de Vries Enschede ‘Vrij Nederland’ Amsterdam E. Wagemaker Hoorn G. Wagemans Arnhem A. WalvoortAmsterdam D. P. J. Wanders Enschede ‘Warner Bros Music’ t.a.v. Arjen Witte Hilversum Dick v.d. Wateren Alkmaar W. v. Weelden Alkmaar M. Weidenaar Sneek Fons Welters Breda Karin van der Werff Den Haag ‘Hard Werken’ Rotterdam E. Werners St. Oedenrode Janneke Wesseling Heino C. Wessels Amsterdam Jeroen van Westen Silvolde Diederik Weve Amsterdam O. J. Wicherts Beetsterzwaag G. M. C. Wijnen ‘s-Hertogenbosch J. T. Wilbrink J. Wilcke Amsterdam J. Ubbink de Wilde Hengelo (O) W. Willems Deventer H. T. E. Willems Arnhem T. Willemsen Enschede W. Wisselink Velp G. Wissink Utrecht O. de Wit Paris France W. J. Witteveen Yde D. Wolf Amsterdam H. G. Wolters Cluysenaer Amsterdam S. Wouda Rijswijk J. van der Woude Goes F. M. Woudstra Amsterdam Ger van Wulften Amsterdam T. Yocarini Amsterdam Rik Zaal Amsterdam N. Zantinge Enschede J. Zappey Lelystad ‘Bakker Zeefdruk’ Zaandam P. Zijlstra Eindhoven R. Zijlstra Eindhoven E. Zijlstra Enschede M. Zijp Beverwijk Ton Zwerver Amsterdam P. A. M. van Zwieten Zierikzee

De zuilen van Hercules - deel 10 - door Atte Jongstra

I n 1 9 8 2 u i t g e b r ac h t a l s m i n i L P e n c a s s e t t e . Ve r v o l g e n s a l s e e n n o r m a l e L P e n n a t u u r l i j k C D . Inmiddels totaal meer dan 80.000 exemplaren verkocht....... ......en nu in 1997 nog steeds zeer "levend".

" M AT H I L D E S A N T I N G " het opvallende begin van een schitterende carriere.

(Wat eraan vooraf ging: De juf kan geen orde houden, Henks vader grijpt in, geholpen door ouderling Lammers, die een gedenkwaardige toespraak begint. Twijfels over de wederopbouw.)

Henks vader. ‘Het heft de verschillen op, het vereent de natie. Heel simpel.’ ‘Eerst zien, dan geloven,’ zegt Henks vader. ‘Fout,’ reageert Lammers. ‘Geloven komt eerst, dat bepaalt het zicht.’

Lammers haalt uit zijn tas vijf boeken. ‘Kijk,’ zegt hij. ‘Dit noemt men noemt “beeldromans”. Deze beeldroman is geschreven door een meneer die W.F. Bernards heet. Het bevat nuttige aanwijzingen over hoe het leven kan lopen in een tijd vol verwarring en verdrukking. W.F. Bernards is een broeder in de Hervormde Bond, ik hoop dat hij jullie ogen opent. Het heet De doka van Hercules.’ Lammers ziet dat er gretige belangstelling bestaat voor de schriftuurlijke wederopbouw die hij in gedachten had. De juf maakt zich onmiddellijk los en deelt de boekjes uit. Na twee, drie bladzijden bladeren is iedereen in de lectuur verdiept. ‘Kijk,’ zegt Lammers triomfantelijk. ‘Zo pak je dat aan.’

Boven, op het slaapkamertje, is het Droogbek die als eerste zegt dat hij vindt dat de Henk-figuur hem op het lijf geschreven is. ‘Gek,’ zegt Pia. ‘Ik herken mezelf ook.’ Zo vindt Nelly zichzelf, Henk voelt mee met het Droogbek-personage en de juf kan zich met alle neergezette vrouwen identificeren. ‘Het is bepaald cultureel, en het gaat over jongeren,’ zegt ze. ‘Een leidraad. Weten jullie wat dramatische expressie is, kinderen?’ Ze weten het niet, de juf legt het uit. Stilletjes spelen ze de plaatjes na, de tekst wordt gefluisterd. Henks vader, duidelijk meer twijfelaar dan de mannenbroeders zouden zien, heeft zijn bewegingloze positie op het slaapkamerzeil weer opgezocht, ogen dicht, en hoort niets anders dan ‘goed!’ of ‘nee, fout’. ‘W.F. Bernards,’ mompelt hij. ‘Een naam om te onthouden. Misschien zijn er méér titels van zijn hand. Hij houdt de kinderen rustig. Dat zegt wat, vind ik.’

Maar zo leeft de wereld niet. Er wordt gestorven, er wordt wederopgestaan. Was Henk dood? Nee, helden leven voort. Droogbek gevallen aan het front? De hele gloriegalerij is niet voor één gat te vangen. Henks vader de geest gegeven? Vergeet het maar. De geschiedenis - hoog, laag, om het even - gaat voort.

EINDE. Lammers en Henks vader staan weer beneden. ‘Wederopbouwende lectuur staalt de moraal,’ zegt Lammers onverstoorbaar tegen

Meer avonturen van Henk Osseworst, Droogbek en de anderen in Hercules op school, Hercules en Augias en Hercules in Afrika. Verschijnen binnenkort.


62

Laatstepost

~ ex oriente lux ~

Laatstepost

63

~ ex oriente lux ~

Kunstwerken van De Enschedese School en hun makers

1975 650 Jaar Enschede. Grafiekmap, bestaande uit zeven litho's, zeefdrukken en etsen: • 'Een zondagmiddag in het Wooldrikspark', Dingenus van de Vrie, ets, 13,5 x 20 cm. • 'Weerzien op Texel', Paul Silder, drie-kleuren litho, 32 x 50 cm. • 'Staaltjes van architektonisch onbenul', Frans Oosterhof, zes-kleuren zeefdruk met de achterzijde als prentbriefkaart bedrukt, 32 x 50 cm. • 'Uit & thuis', Johan Visser, zes-kleuren zeefdruk, 9 x 18,5 cm. • 'De bal is rond’, Geert Voskamp, vijf-kleuren litho, 14 x 23 cm. • '650 jaar Enschede', Rose-Marie Gerritsen, vier-kleuren zeefdruk, 14,5 x 14,5 cm. • 'Zonder titel', Frans Meulenbeek, drie-kleuren zeefdruk, 32 x 50 cm. Formaat: 32 x 50. Oplage 100 (genummerd en gesigneerd).

1976 Bouwplaat de Ark. 4-kleurenzeefdruk, uitgave ter gelegenheid van de officiële opening van het grafisch- en audiovisueel atelier. Willy Ekelenkamp. Formaat 70 x 100 cm, schaal 1: 50. Oplage 200.

• 'De auditie', Rose-Marie Gerritsen, 15-6-'77. • 'De bionic woman', Frans Oosterhof, 30-8-'77. • 'De nieuwe hulpjes', Kees Maas & Willem Wisselink, 15-11-'77. • 'Het rendez-vous', Dingenus van de Vrie, 28-2-'78. • 'De ondergang van het Huis Escher II, Geert Voskamp, 31-5-'78. • 'Ik zou een dag uit vissen', Sipke Huismans, 1-10-'78. • 'Slate 9, take 1', Frans Oosterhof, 15-1-'79. • 'Stilleven', De Ark, 15-12-'79. Basisoplage 225, eindresultaat 86.

Boeiende ontmoetingen van voorname cultuurdragers met leden van het koninklijk huis. Een serie van zes zwart-wit ansichtkaarten. • Hare Majesteit Koningin Juliana ontmoet Harry Mulisch. • Mr. Pieter van Vollenhoven ontmoet Martine Bijl. • Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Beatrix ontmoet Henk Jurriaans. • Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Claus ontmoet Herman van Veen. • Hare koninklijke Hoogheid Prinses Christina ontmoet Jules de Corte. • Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Bernhard ontmoet Simon Carmiggelt. De Enschedese School. Oplage 500.

1980 De Enschedese School Nr. 2.

1980 Moderne Kunst per PTT Speldje.

Kunsttijdschrift: Kewi Songbook. 378 tekeningen van Pieter Holstein. Kees Maas, Frans Oosterhof, Wim T. Schippers, Johan Visser, Willem Wisselink, Rik Zaal, Jan van Delft, Pieter Draayer, Eric de Gram, Ton Harmsen, John Heymans, Pieter Holstein, Wouter Lipper, Paul Silder, Marja Spronk, Bert van der Veen, Geert Voskamp en Frits Woudstra. Oplage 3000.

Bonus voor abonnee-aandrager. Johan Visser (ontwerp), Het Medaillehuis Suurd b.v. (producent). Oplage 100.

1977 Kerstmis met de Ark. EP uitgave van De 1000 Idioten Records. Deze EP bevat de volgende bijdragen: • 'Het interview', Frans Oosterhof en Willem Wisselink. • 'Why does my candy taste so sour', Kewi à go go party. • 'Het pijporgel', Frans Oosterhof en Johan Visser. • 'Ich hab dich und du hasst mich', Rosa und Gert. • 'Weinachten am Wolga', Ark's Kozakkenkoor. • 'Das Wohltemperierte Klavier, Fuga XII A 3 Voci', Geert Voskamp. • 'De weddenschap', Kees Maas en Willem Wisselink. • 'Merry Christmas Ev'rybody', Frans Meulenbeek, Johan Visser en Willem Wisselink. Oplage 250.

1979 Eerstedagenveloppe Unie van Utrecht, met Postzegel van Henk Vonhof. De Enschedese School. Oplage 300.

Stijloefeningen. Melle Hammer (keuze en vormgeving). Formaat 30 x 30 cm. Oplage 250. 1980 Kewi Vakantieboek.

Toneelstukken, sexy stories, liedjes en verhalen. Kees Maas, Willem Wisselink (tekst), Frans Oosterhof (tekeningen), Johan Visser (vormgeving). Oplage 750.

De terugkeer van de 'Classic', Beeldroman van de Kewi's naar het beroemde oorlogsboek van W.F. Hermans. De uitgave kwam tot stand door een samenwerking van de Enschedese School met het Cultureel Jongeren Paspoort. Kees Maas, Willem Wisselink, Johan Visser. Formaat 21 x 29,5 cm, 32 pagina's. Oplage 7500.

Exclusief door Studio BonBon voor De Enschedese School ontworpen en handbedrukt katoen. Alke de Kroes en Christine van der Heide. Formaat 1,5 x 1 m. Oplage 500.

Een zeefdruk met een documentatieboekje naar aanleiding van een beeld dat Rik Timmers maakte over de eerste Russische ruimtehond. Hans van Woudenberg. Zeefdrukformaat 43 x 61 cm, boekje 15 x 21 cm, 10 pagina's. Oplage 500.

1983 Terracotta Me, Baby.

Langspeelplaat van de Kewi University of Swing. De binnenhoes is rijkelijk geïllustreerd met Kewimerchandising. Kees Maas, Willem Wisselink. Oplage 10.000.

1986 Tweeëntwintig Kleuren.

1984 De Rumboon en Andere Gedichten.

1985 Kleurloosboek.

Uitgave ter gelegenheid van de zevende Beurs van Kleine Uitgevers in het Paradiso. Jan Dietvorst en Kees Maas. Formaat A-6, 30 pagina's. Oplage 25 (genummerd).

Gespiraleerd kleurboek met 10 tekeningen en één groot formaat zeefdruk. Ernie & Bidet (respectievelijk Ernst Voss en Jan Wilem Vaal). Boekformaat 30 x 42 cm. Oplage 1000 (genummerd).

1978 Het Etisch Reveil van de Katholieke Volkspartij! Gezeefdrukte prentbriefkaarten, een serie fijne kopstukken, bestaande uit Grapperhaus, De Kort, Lubbers en Schmelzer. Frans Oosterhof Oplage 150.

Het bord als palet, de kop en schotel voor het uitspoelen van de kwasten. Een slijtvast driedelig servies voor de ware kunstenaar. De Enschedese School. Oplage 750.

1981 De Enschedese School Nr. 5.

1980 Het Schilderij.

Kunsttijdschrift. Frans Oosterhof, Kees Maas, Bram Vermeulen, Johan Visser, Willem Wisselink, Rik Zaal, Taco Anema, Har van Fulpen, Jochum de Graaf, Paul Hajenius, Trudi de Jong, Fay Luyendijk, Etty Nijlunsing, Fred Sietsma, Johan van der Veen, Marc Volger, Harm van der Wal. Oplage 1000.

1979 Im Herbst.

Boekje met vijftien pentekeningen. Frans Oosterhof. Oplage 500 (genummerd). 1980 Le Moment Suprême.

1978 Beroemd, de Sleutel der Bekendheid. In zeefdruk uitgevoerd pakket met zeven bouwplaten. Door de platen in elkaar te plakken en op te zetten, wordt men vanzelf die ene beroemde Nederlander die alle andere beroemde Nederlanders overbodig maakt. • de pet van Barend Barendse. • het kapsel van Henk Vonhof. • de wenkbrauwen van Willem van Hanegem. • de neus van Dries van Agt • het gebit van Rob de Nijs. • de baard van Chriet Titulaer. • de anjer van Prins Bernhard. De Enschedese School. Oplage 150.

1980 Eau de Vie.

Proefmonster, eerste uit de serie: 'Delicatesses des Artistes'. De Enschedese School. Oplage 250.

1981 The First Five.

Een pakket met de eerste vijf singles (16 nummers) van De 1000 Idioten Records. Paul Tornado, Suzannes, Kewi a Go Go Party, Wisselink en La Salle's. Oplage 250.

Zeefdruk. Rik Timmers. Formaat 43 x 61 cm. Oplage 500.

1982 De Enschedese School Nr. 9.

Kunsttijdschrift met als thema 'portretten'. Kees Maas, Albert Bouhuis, Lisa ter Kuile, Paul Silder, Theodor Holman, Eric de Gram, Sylvia Wever, Marja Spronk, Paul Hajenius, Johan Visser, Wim Compier, Petr Zuber, Michaël van Heusden, Ronald Mulder, Tineke Stevens, Maritha Meyer, Jan Dietvorst, Jochum de Graaf, Willem Wisselink, Roland Sips, Fay Luyendijk, Philip Mechanicus, Ton Zwerver, Anton Corbijn, Bart Chabot, Frans Oosterhof. Oplage 1000.

Zestien tekeningen bij een fragment uit de roman 'Zonder geluk valt niemand van het dak' van Jan Hanlo. Een uitgave in samenwerking met Het Parool en de AKI. Aart Clerkx, Hans Ebeling Koning, Tom Eyzenbach, Eric de Gram, Pieter Holstein, Sipke Huismans, Dies Kannegieter, Lisa ter Kuile, Kees Maas, Peter ter Mors, Frans Oosterhof, Alena Petriova, Joost Roelofz, Paul Silder, Roland Sips, Marc Smeets, Fedde Spoel, Marja Spronk, Frits Woudstra. Oplage 500.

Boekje waarin twintig scènes uit de Nederlandse literatuur werden geïllustreerd met behulp van speelgoed- en modelbouwmaterialen. De 20 tableaux staan in kleur bij de betreffende fragmenten afgedrukt. Tableaux literaires kwam tot stand op initiatief van de Enschedese School in samenwerking met het dagblad Het Parool, Kunstzaal Marktzeventien, Enschede en FHV/BBDO, Amstelveen. Frans Oosterhof, Kees Maas, Johan Visser, Willem Wisselink (samenstelling en realisatie), Jet van Boxtel, Repel Burgensdijk (speciale kleding), Frans van der Heijden (fotografie) Met dank aan: Lundby/Spielwarenfabrik Harald Thomsen GmbH, Hohenwested, West-Duitsland. Paul M. Preiser KG, Rothenburg o.d. Tauber, WestDuitsland. Formaat 13 x 21 cm, 48 pagina's. Oplage 13000.

1984 A Christmas Carrot.

Een in rasterloos offset gedrukte vier-kleurenlitho. Paul Silder. Formaat 55 x 80 cm. Oplage 350 (genummerd en gesigneerd).

Kerstverhaal. Kees Maas. Formaat A-6, 20 pagina's. Oplage 300.

Kunstenaarsboek met 22 verschillend gekleurde pagina's zonder bedrukking. Kees Maas. Formaat A-3. Oplage 278 (genummerd).

Ingeblikte oliebollen. De Enschedese School. Oplage 250.

Kunsttijdschrift: Ballet for two faces, The ABC for Lettering. Kees Maas, Frans Oosterhof, Wim T. Schippers, Johan Visser, Willem Wisselink en Rik Zaal Oplage 3000.

1988 Tilt, Binnenwereld/Buitenwereld.

Picturedisc. Kees de Goede. Oplage 350 (genummerd).

1983 Het Beeldhouwnummer.

Een gezeefdrukte map met vijftien kleurendia's van imaginaire landschappen en situaties. Daarbij drie roman fragmenten, waarin deze diaserie een belangrijke rol speelt. Mat Heffels (tekst), Jan Dietvorst (beeld en concept), Hans van Woudenberg (vormgeving). Oplage 350.

1985 Blekkie.

Een deels in offset en deels in zeefdruk uitgevoerd boekwerk over de vage grens tussen beeldhouwkunst, installaties en schilderkunst. Jan Dietvorst (illustraties), Luc van der Put (tekst). Formaat 15 x 21 cm, 80 pagina's. Oplage 450.

Zeefdruk op vilten banier. Karel Meyers. Formaat 30 x 45 cm. Oplage 275 (genummerd en gesigneerd).

1980 Kewi College Shirt.

Wandobject gemaakt van een twintigtal verfhoutjes en een duimstok, aangeleverd in een houten kistje. Kees Maas. Formaat plusminus 125 x 40 cm. Oplage 275.

1984 Fatale Filatelie.

Een boekje met 218 tekeningen op postzegel formaat, in volgorde van ontstaan afgedrukt. Roland Sips. Formaat A-6, 224 pagina's. Oplage 500 (genummerd).

1986 Beste Jan & Andere Brieven.

Uitgave ter gelegenheid van de negende Beurs van Kleine Uitgevers in Paradiso. Kees Maas (tekst en illustraties), Jan Dietvorst (vormgeving). Formaat A-6, 21 pagina's. Oplage 30 (genummerd). 1983 Dozen.

Een cassette met 20 zeefdrukken; drie drukgangen op karton. Kees Maas. Formaat 18 x 18 cm. Oplage 35 (genummerd en gesigneerd).

1985 Halfgoud.

Full-color boek met 12 aquarellen. Jan Dietvorst (tekeningen), Luc van der Put (tekst). Formaat 21 x 30 cm. Oplage 330 (genummerd en gesigneerd).

1983 Harmonie d'Images.

1986 Post Shanghai.

Grafiekblad uit China. Harry Brussche in samenwerking met kalligraaf Lin-Yong-Qian uit Quilin en de Shanghainese kunstenaar Liang-Jing-Qing. Formaat 18 x 27,5 cm. Oplage 275.

1984 Guten Morgen Hose.

Een tabletop-diorama, uitgevoerd in acht-kleuren zeefdruk. Jan Dietvorst. Formaat 27 x 17 cm. oplage 350 (genummerd).

Een grijs katoenen sweater met marineblauwe opdruk van het Kewi University of Swing logo, uitgevoerd in de maten small, medium en large.

1985 Zwaard des Oordeels.

Een boek van Frans Oosterhof waarin krantenfoto's tegenover door hem getekende portretten werden geplaatst. Frans Oosterhof. Formaat 17,5 x 19 cm, 96 pagina's. Oplage 500.

1983 Bergen.

FEATURES

Kunstenaarsboek en object, in de vorm van een platte cirkel van staal. Jan Dietvorst. Boekformaat 17,5 x 25 cm, 13 pagina's, doorsnede object 17 cm. Oplage 300 (genummerd en gesigneerd).

Fondslijst. Doosje met A6-kaartjes van De Enschedese School uitgaven. Hans van Woudenberg. Oplage 500.

Een mobiele. Gedurende november '83 sierde een 250-tal van deze mobieles het Stedelijk Museum in Amsterdam, waarvan een foto in de luxe verpakking is bijgesloten. Kees Maas. Formaat 60 x 20 x 10 cm. Oplage 350.

Laatste kunsttijdschrift met als thema 'landschappen'. Annette Ong, Anne Mieke Backer, Wim Compier, Jan Dietvorst, Johan van der Veen, Rik Zaal, Ramon van de Werken, Marjan Schutte, Henk Groenendijk, Kei Tsujimura, Eric Mathijssen, Kiek Jansen, Roel Zuiderweg, Dries Ringenier, Frans Oosterhof, Ton Zwerver, Wim Ruigrok, Branca Perosevic, Geurt van Dijk, Rene van Asselt, Luc van der Put, Mimi Kamphuis, Eric de Gram, Kees Maas, Paul Silder, Johan Visser, Tineke Stevens. Oplage 1000.

1986 Zwarte Schijf.

1984 The Brush is mightier than the Sword.

1983 Oh, Gevleugelde Verfkwast.

1981 De Enschedese School Nr. 6/7.

Kunsttijdschrift. Twee penseeltekeningen van Roland Sips, op ware grootte gereproduceerd. Frans Oosterhof, Kees Maas, Bram Vermeulen, Johan Visser, Willem Wisselink, Rik Zaal, Ton Zwerver, Roland Sips. Formaat van de tekeningen 1 x 2 m. Oplage 1000.

Kunstenaarsboek en tekening. Jan van de Pavert. Boekformaat 15 x 21 cm, 22 pagina's. Tekeningformaat 93 x 140 cm. Oplage 300 (genummerd en gesigneerd).

Een even eenvoudig als fraai model racewagen uitgevoerd uit één stuk aluminium. Gerrit de Wilde. Formaat 31 x 4 x 9 cm. Oplage 300.

1982 Een Vooroorlogs Verlangen.

Zeefdruk op textiel. Sandra Derks. Formaat 1 x 1.30 m. Oplage 275 (genummerd).

1984 De Racewagen.

1982 De Enschedese School Nr. 10.

Kunsttijdschrift. Frans Oosterhof, Kees Maas, Johan Visser, Cees Nieuwenhuijzen, Rik Zaal, Willem Wisselink, Ton Zwerver, Marja Spronk, Ettie Nijlunsing, Wieger Slothouber, Roel Zuiderweg, Jan Dietvorst, Eric de Gram, Joost Roelofsz, Hans Koetsier. Oplage 1000.

1980 Four Oilballs on heavy Sirup.

1986 Villa Naispier.

1983 De Slang.

1981 Tableaux Litéraires.

1982 De Enschedese School Nr. 8.

1980 De Enschedese School Nr. 1.

1978 Het Koninklijk Huis & De Kunst.

1984 Laika Exploded View.

1979 Artiesten Ontbijtservies.

Kunsttijdschrift. Frans Oosterhof, Kees Maas, Wim T. Schippers, Bram Vermeulen, Johan Visser, Willem Wisselink, Rik Zaal, Taco Anema, Jochem de Graaf, Eric de Gram, Christine van der Heide, Alke de Kroes, Hans Mellendijk, Robert Schakel, Paul Silder, Bert van der Veen, Johan van de Veen, Anneke Walvoort. Oplage 3000.

1977 t/m 1979. De Ondergang van het Huis Escher. Zeefdruk van Geert Voskamp. Deze prent werd achtereenvolgens door verschillende leden van De Enschedese School bewerkt met negen nieuwe drukgangen: • 'De witte tornado', Johan Visser, 30-3-'77.

1984 Laika, de Ruimtehond.

1986 Z.T.

1980 De Enschedese School Nr. 3/4.

1976 De Ark Prentbriefkaarten. Prentbriefkaart 'It's lonely at the top', uitnodiging ter gelgenheid van de groepstentoonstelling in Galerie Soesa te Apeldoorn. De Enschedese School. Oplage 250.

1982 Modern Dessin.

1981 Exercises de Style/Raymond Queneau.

Driekleuren stofdruk en acryl op linnen. Frans Oosterhof Formaat 21 x 25,5 cm. Oplage 500 (genummerd).

1976 Het Ark-speldje. Lidmaatschapsspeldje in vier kleuren geëmailleerd ter grootte van een kwartje. Johan Visser. Oplage 200.

1981 De Doka van Hercules.

8 inch grammofoonplaat met de mini-opera van van de Duitse componisten Holger Hiller en Andreas Dorau. Oplage 1000.

1985 Bad Alchemy.

Een goudkleurige cassette met 71 computertekeningen, gemaakt met een Macintosh computer (!). Rene van Asselt. Formaat A-4. Oplage 275.

1985 De Christen en de Romein.

Staand object van blik en verfhout. Kees Maas. Formaat plusminus 45 x 50 cm.


62

Laatstepost

~ ex oriente lux ~

Laatstepost

63

~ ex oriente lux ~

Kunstwerken van De Enschedese School en hun makers

1975 650 Jaar Enschede. Grafiekmap, bestaande uit zeven litho's, zeefdrukken en etsen: • 'Een zondagmiddag in het Wooldrikspark', Dingenus van de Vrie, ets, 13,5 x 20 cm. • 'Weerzien op Texel', Paul Silder, drie-kleuren litho, 32 x 50 cm. • 'Staaltjes van architektonisch onbenul', Frans Oosterhof, zes-kleuren zeefdruk met de achterzijde als prentbriefkaart bedrukt, 32 x 50 cm. • 'Uit & thuis', Johan Visser, zes-kleuren zeefdruk, 9 x 18,5 cm. • 'De bal is rond’, Geert Voskamp, vijf-kleuren litho, 14 x 23 cm. • '650 jaar Enschede', Rose-Marie Gerritsen, vier-kleuren zeefdruk, 14,5 x 14,5 cm. • 'Zonder titel', Frans Meulenbeek, drie-kleuren zeefdruk, 32 x 50 cm. Formaat: 32 x 50. Oplage 100 (genummerd en gesigneerd).

1976 Bouwplaat de Ark. 4-kleurenzeefdruk, uitgave ter gelegenheid van de officiële opening van het grafisch- en audiovisueel atelier. Willy Ekelenkamp. Formaat 70 x 100 cm, schaal 1: 50. Oplage 200.

• 'De auditie', Rose-Marie Gerritsen, 15-6-'77. • 'De bionic woman', Frans Oosterhof, 30-8-'77. • 'De nieuwe hulpjes', Kees Maas & Willem Wisselink, 15-11-'77. • 'Het rendez-vous', Dingenus van de Vrie, 28-2-'78. • 'De ondergang van het Huis Escher II, Geert Voskamp, 31-5-'78. • 'Ik zou een dag uit vissen', Sipke Huismans, 1-10-'78. • 'Slate 9, take 1', Frans Oosterhof, 15-1-'79. • 'Stilleven', De Ark, 15-12-'79. Basisoplage 225, eindresultaat 86.

Boeiende ontmoetingen van voorname cultuurdragers met leden van het koninklijk huis. Een serie van zes zwart-wit ansichtkaarten. • Hare Majesteit Koningin Juliana ontmoet Harry Mulisch. • Mr. Pieter van Vollenhoven ontmoet Martine Bijl. • Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Beatrix ontmoet Henk Jurriaans. • Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Claus ontmoet Herman van Veen. • Hare koninklijke Hoogheid Prinses Christina ontmoet Jules de Corte. • Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Bernhard ontmoet Simon Carmiggelt. De Enschedese School. Oplage 500.

1980 De Enschedese School Nr. 2.

1980 Moderne Kunst per PTT Speldje.

Kunsttijdschrift: Kewi Songbook. 378 tekeningen van Pieter Holstein. Kees Maas, Frans Oosterhof, Wim T. Schippers, Johan Visser, Willem Wisselink, Rik Zaal, Jan van Delft, Pieter Draayer, Eric de Gram, Ton Harmsen, John Heymans, Pieter Holstein, Wouter Lipper, Paul Silder, Marja Spronk, Bert van der Veen, Geert Voskamp en Frits Woudstra. Oplage 3000.

Bonus voor abonnee-aandrager. Johan Visser (ontwerp), Het Medaillehuis Suurd b.v. (producent). Oplage 100.

1977 Kerstmis met de Ark. EP uitgave van De 1000 Idioten Records. Deze EP bevat de volgende bijdragen: • 'Het interview', Frans Oosterhof en Willem Wisselink. • 'Why does my candy taste so sour', Kewi à go go party. • 'Het pijporgel', Frans Oosterhof en Johan Visser. • 'Ich hab dich und du hasst mich', Rosa und Gert. • 'Weinachten am Wolga', Ark's Kozakkenkoor. • 'Das Wohltemperierte Klavier, Fuga XII A 3 Voci', Geert Voskamp. • 'De weddenschap', Kees Maas en Willem Wisselink. • 'Merry Christmas Ev'rybody', Frans Meulenbeek, Johan Visser en Willem Wisselink. Oplage 250.

1979 Eerstedagenveloppe Unie van Utrecht, met Postzegel van Henk Vonhof. De Enschedese School. Oplage 300.

Stijloefeningen. Melle Hammer (keuze en vormgeving). Formaat 30 x 30 cm. Oplage 250. 1980 Kewi Vakantieboek.

Toneelstukken, sexy stories, liedjes en verhalen. Kees Maas, Willem Wisselink (tekst), Frans Oosterhof (tekeningen), Johan Visser (vormgeving). Oplage 750.

De terugkeer van de 'Classic', Beeldroman van de Kewi's naar het beroemde oorlogsboek van W.F. Hermans. De uitgave kwam tot stand door een samenwerking van de Enschedese School met het Cultureel Jongeren Paspoort. Kees Maas, Willem Wisselink, Johan Visser. Formaat 21 x 29,5 cm, 32 pagina's. Oplage 7500.

Exclusief door Studio BonBon voor De Enschedese School ontworpen en handbedrukt katoen. Alke de Kroes en Christine van der Heide. Formaat 1,5 x 1 m. Oplage 500.

Een zeefdruk met een documentatieboekje naar aanleiding van een beeld dat Rik Timmers maakte over de eerste Russische ruimtehond. Hans van Woudenberg. Zeefdrukformaat 43 x 61 cm, boekje 15 x 21 cm, 10 pagina's. Oplage 500.

1983 Terracotta Me, Baby.

Langspeelplaat van de Kewi University of Swing. De binnenhoes is rijkelijk geïllustreerd met Kewimerchandising. Kees Maas, Willem Wisselink. Oplage 10.000.

1986 Tweeëntwintig Kleuren.

1984 De Rumboon en Andere Gedichten.

1985 Kleurloosboek.

Uitgave ter gelegenheid van de zevende Beurs van Kleine Uitgevers in het Paradiso. Jan Dietvorst en Kees Maas. Formaat A-6, 30 pagina's. Oplage 25 (genummerd).

Gespiraleerd kleurboek met 10 tekeningen en één groot formaat zeefdruk. Ernie & Bidet (respectievelijk Ernst Voss en Jan Wilem Vaal). Boekformaat 30 x 42 cm. Oplage 1000 (genummerd).

1978 Het Etisch Reveil van de Katholieke Volkspartij! Gezeefdrukte prentbriefkaarten, een serie fijne kopstukken, bestaande uit Grapperhaus, De Kort, Lubbers en Schmelzer. Frans Oosterhof Oplage 150.

Het bord als palet, de kop en schotel voor het uitspoelen van de kwasten. Een slijtvast driedelig servies voor de ware kunstenaar. De Enschedese School. Oplage 750.

1981 De Enschedese School Nr. 5.

1980 Het Schilderij.

Kunsttijdschrift. Frans Oosterhof, Kees Maas, Bram Vermeulen, Johan Visser, Willem Wisselink, Rik Zaal, Taco Anema, Har van Fulpen, Jochum de Graaf, Paul Hajenius, Trudi de Jong, Fay Luyendijk, Etty Nijlunsing, Fred Sietsma, Johan van der Veen, Marc Volger, Harm van der Wal. Oplage 1000.

1979 Im Herbst.

Boekje met vijftien pentekeningen. Frans Oosterhof. Oplage 500 (genummerd). 1980 Le Moment Suprême.

1978 Beroemd, de Sleutel der Bekendheid. In zeefdruk uitgevoerd pakket met zeven bouwplaten. Door de platen in elkaar te plakken en op te zetten, wordt men vanzelf die ene beroemde Nederlander die alle andere beroemde Nederlanders overbodig maakt. • de pet van Barend Barendse. • het kapsel van Henk Vonhof. • de wenkbrauwen van Willem van Hanegem. • de neus van Dries van Agt • het gebit van Rob de Nijs. • de baard van Chriet Titulaer. • de anjer van Prins Bernhard. De Enschedese School. Oplage 150.

1980 Eau de Vie.

Proefmonster, eerste uit de serie: 'Delicatesses des Artistes'. De Enschedese School. Oplage 250.

1981 The First Five.

Een pakket met de eerste vijf singles (16 nummers) van De 1000 Idioten Records. Paul Tornado, Suzannes, Kewi a Go Go Party, Wisselink en La Salle's. Oplage 250.

Zeefdruk. Rik Timmers. Formaat 43 x 61 cm. Oplage 500.

1982 De Enschedese School Nr. 9.

Kunsttijdschrift met als thema 'portretten'. Kees Maas, Albert Bouhuis, Lisa ter Kuile, Paul Silder, Theodor Holman, Eric de Gram, Sylvia Wever, Marja Spronk, Paul Hajenius, Johan Visser, Wim Compier, Petr Zuber, Michaël van Heusden, Ronald Mulder, Tineke Stevens, Maritha Meyer, Jan Dietvorst, Jochum de Graaf, Willem Wisselink, Roland Sips, Fay Luyendijk, Philip Mechanicus, Ton Zwerver, Anton Corbijn, Bart Chabot, Frans Oosterhof. Oplage 1000.

Zestien tekeningen bij een fragment uit de roman 'Zonder geluk valt niemand van het dak' van Jan Hanlo. Een uitgave in samenwerking met Het Parool en de AKI. Aart Clerkx, Hans Ebeling Koning, Tom Eyzenbach, Eric de Gram, Pieter Holstein, Sipke Huismans, Dies Kannegieter, Lisa ter Kuile, Kees Maas, Peter ter Mors, Frans Oosterhof, Alena Petriova, Joost Roelofz, Paul Silder, Roland Sips, Marc Smeets, Fedde Spoel, Marja Spronk, Frits Woudstra. Oplage 500.

Boekje waarin twintig scènes uit de Nederlandse literatuur werden geïllustreerd met behulp van speelgoed- en modelbouwmaterialen. De 20 tableaux staan in kleur bij de betreffende fragmenten afgedrukt. Tableaux literaires kwam tot stand op initiatief van de Enschedese School in samenwerking met het dagblad Het Parool, Kunstzaal Marktzeventien, Enschede en FHV/BBDO, Amstelveen. Frans Oosterhof, Kees Maas, Johan Visser, Willem Wisselink (samenstelling en realisatie), Jet van Boxtel, Repel Burgensdijk (speciale kleding), Frans van der Heijden (fotografie) Met dank aan: Lundby/Spielwarenfabrik Harald Thomsen GmbH, Hohenwested, West-Duitsland. Paul M. Preiser KG, Rothenburg o.d. Tauber, WestDuitsland. Formaat 13 x 21 cm, 48 pagina's. Oplage 13000.

1984 A Christmas Carrot.

Een in rasterloos offset gedrukte vier-kleurenlitho. Paul Silder. Formaat 55 x 80 cm. Oplage 350 (genummerd en gesigneerd).

Kerstverhaal. Kees Maas. Formaat A-6, 20 pagina's. Oplage 300.

Kunstenaarsboek met 22 verschillend gekleurde pagina's zonder bedrukking. Kees Maas. Formaat A-3. Oplage 278 (genummerd).

Ingeblikte oliebollen. De Enschedese School. Oplage 250.

Kunsttijdschrift: Ballet for two faces, The ABC for Lettering. Kees Maas, Frans Oosterhof, Wim T. Schippers, Johan Visser, Willem Wisselink en Rik Zaal Oplage 3000.

1988 Tilt, Binnenwereld/Buitenwereld.

Picturedisc. Kees de Goede. Oplage 350 (genummerd).

1983 Het Beeldhouwnummer.

Een gezeefdrukte map met vijftien kleurendia's van imaginaire landschappen en situaties. Daarbij drie roman fragmenten, waarin deze diaserie een belangrijke rol speelt. Mat Heffels (tekst), Jan Dietvorst (beeld en concept), Hans van Woudenberg (vormgeving). Oplage 350.

1985 Blekkie.

Een deels in offset en deels in zeefdruk uitgevoerd boekwerk over de vage grens tussen beeldhouwkunst, installaties en schilderkunst. Jan Dietvorst (illustraties), Luc van der Put (tekst). Formaat 15 x 21 cm, 80 pagina's. Oplage 450.

Zeefdruk op vilten banier. Karel Meyers. Formaat 30 x 45 cm. Oplage 275 (genummerd en gesigneerd).

1980 Kewi College Shirt.

Wandobject gemaakt van een twintigtal verfhoutjes en een duimstok, aangeleverd in een houten kistje. Kees Maas. Formaat plusminus 125 x 40 cm. Oplage 275.

1984 Fatale Filatelie.

Een boekje met 218 tekeningen op postzegel formaat, in volgorde van ontstaan afgedrukt. Roland Sips. Formaat A-6, 224 pagina's. Oplage 500 (genummerd).

1986 Beste Jan & Andere Brieven.

Uitgave ter gelegenheid van de negende Beurs van Kleine Uitgevers in Paradiso. Kees Maas (tekst en illustraties), Jan Dietvorst (vormgeving). Formaat A-6, 21 pagina's. Oplage 30 (genummerd). 1983 Dozen.

Een cassette met 20 zeefdrukken; drie drukgangen op karton. Kees Maas. Formaat 18 x 18 cm. Oplage 35 (genummerd en gesigneerd).

1985 Halfgoud.

Full-color boek met 12 aquarellen. Jan Dietvorst (tekeningen), Luc van der Put (tekst). Formaat 21 x 30 cm. Oplage 330 (genummerd en gesigneerd).

1983 Harmonie d'Images.

1986 Post Shanghai.

Grafiekblad uit China. Harry Brussche in samenwerking met kalligraaf Lin-Yong-Qian uit Quilin en de Shanghainese kunstenaar Liang-Jing-Qing. Formaat 18 x 27,5 cm. Oplage 275.

1984 Guten Morgen Hose.

Een tabletop-diorama, uitgevoerd in acht-kleuren zeefdruk. Jan Dietvorst. Formaat 27 x 17 cm. oplage 350 (genummerd).

Een grijs katoenen sweater met marineblauwe opdruk van het Kewi University of Swing logo, uitgevoerd in de maten small, medium en large.

1985 Zwaard des Oordeels.

Een boek van Frans Oosterhof waarin krantenfoto's tegenover door hem getekende portretten werden geplaatst. Frans Oosterhof. Formaat 17,5 x 19 cm, 96 pagina's. Oplage 500.

1983 Bergen.

FEATURES

Kunstenaarsboek en object, in de vorm van een platte cirkel van staal. Jan Dietvorst. Boekformaat 17,5 x 25 cm, 13 pagina's, doorsnede object 17 cm. Oplage 300 (genummerd en gesigneerd).

Fondslijst. Doosje met A6-kaartjes van De Enschedese School uitgaven. Hans van Woudenberg. Oplage 500.

Een mobiele. Gedurende november '83 sierde een 250-tal van deze mobieles het Stedelijk Museum in Amsterdam, waarvan een foto in de luxe verpakking is bijgesloten. Kees Maas. Formaat 60 x 20 x 10 cm. Oplage 350.

Laatste kunsttijdschrift met als thema 'landschappen'. Annette Ong, Anne Mieke Backer, Wim Compier, Jan Dietvorst, Johan van der Veen, Rik Zaal, Ramon van de Werken, Marjan Schutte, Henk Groenendijk, Kei Tsujimura, Eric Mathijssen, Kiek Jansen, Roel Zuiderweg, Dries Ringenier, Frans Oosterhof, Ton Zwerver, Wim Ruigrok, Branca Perosevic, Geurt van Dijk, Rene van Asselt, Luc van der Put, Mimi Kamphuis, Eric de Gram, Kees Maas, Paul Silder, Johan Visser, Tineke Stevens. Oplage 1000.

1986 Zwarte Schijf.

1984 The Brush is mightier than the Sword.

1983 Oh, Gevleugelde Verfkwast.

1981 De Enschedese School Nr. 6/7.

Kunsttijdschrift. Twee penseeltekeningen van Roland Sips, op ware grootte gereproduceerd. Frans Oosterhof, Kees Maas, Bram Vermeulen, Johan Visser, Willem Wisselink, Rik Zaal, Ton Zwerver, Roland Sips. Formaat van de tekeningen 1 x 2 m. Oplage 1000.

Kunstenaarsboek en tekening. Jan van de Pavert. Boekformaat 15 x 21 cm, 22 pagina's. Tekeningformaat 93 x 140 cm. Oplage 300 (genummerd en gesigneerd).

Een even eenvoudig als fraai model racewagen uitgevoerd uit één stuk aluminium. Gerrit de Wilde. Formaat 31 x 4 x 9 cm. Oplage 300.

1982 Een Vooroorlogs Verlangen.

Zeefdruk op textiel. Sandra Derks. Formaat 1 x 1.30 m. Oplage 275 (genummerd).

1984 De Racewagen.

1982 De Enschedese School Nr. 10.

Kunsttijdschrift. Frans Oosterhof, Kees Maas, Johan Visser, Cees Nieuwenhuijzen, Rik Zaal, Willem Wisselink, Ton Zwerver, Marja Spronk, Ettie Nijlunsing, Wieger Slothouber, Roel Zuiderweg, Jan Dietvorst, Eric de Gram, Joost Roelofsz, Hans Koetsier. Oplage 1000.

1980 Four Oilballs on heavy Sirup.

1986 Villa Naispier.

1983 De Slang.

1981 Tableaux Litéraires.

1982 De Enschedese School Nr. 8.

1980 De Enschedese School Nr. 1.

1978 Het Koninklijk Huis & De Kunst.

1984 Laika Exploded View.

1979 Artiesten Ontbijtservies.

Kunsttijdschrift. Frans Oosterhof, Kees Maas, Wim T. Schippers, Bram Vermeulen, Johan Visser, Willem Wisselink, Rik Zaal, Taco Anema, Jochem de Graaf, Eric de Gram, Christine van der Heide, Alke de Kroes, Hans Mellendijk, Robert Schakel, Paul Silder, Bert van der Veen, Johan van de Veen, Anneke Walvoort. Oplage 3000.

1977 t/m 1979. De Ondergang van het Huis Escher. Zeefdruk van Geert Voskamp. Deze prent werd achtereenvolgens door verschillende leden van De Enschedese School bewerkt met negen nieuwe drukgangen: • 'De witte tornado', Johan Visser, 30-3-'77.

1984 Laika, de Ruimtehond.

1986 Z.T.

1980 De Enschedese School Nr. 3/4.

1976 De Ark Prentbriefkaarten. Prentbriefkaart 'It's lonely at the top', uitnodiging ter gelgenheid van de groepstentoonstelling in Galerie Soesa te Apeldoorn. De Enschedese School. Oplage 250.

1982 Modern Dessin.

1981 Exercises de Style/Raymond Queneau.

Driekleuren stofdruk en acryl op linnen. Frans Oosterhof Formaat 21 x 25,5 cm. Oplage 500 (genummerd).

1976 Het Ark-speldje. Lidmaatschapsspeldje in vier kleuren geëmailleerd ter grootte van een kwartje. Johan Visser. Oplage 200.

1981 De Doka van Hercules.

8 inch grammofoonplaat met de mini-opera van van de Duitse componisten Holger Hiller en Andreas Dorau. Oplage 1000.

1985 Bad Alchemy.

Een goudkleurige cassette met 71 computertekeningen, gemaakt met een Macintosh computer (!). Rene van Asselt. Formaat A-4. Oplage 275.

1985 De Christen en de Romein.

Staand object van blik en verfhout. Kees Maas. Formaat plusminus 45 x 50 cm.


Ingezonden mededeling

Een flexibel digitaal lithografisch bedrijf dat op het allerhoogste niveau de meest geavanceerde apparatuur met conventionele lithografische vakkennis weet te combineren.

1ste Schinkelstraat 13 1075 TV Amsterdam [vlakbij het Vondelpark] telefoon 020 - 670 29 95 telefax 020 - 670 52 12 ISDN 020 - 672 29 63


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.