GMN Magazine nr2 2925

Page 1


Bol& Teelt

Voorwoord

Een sterke en veerkrachtige sector

Sinds april kleuren op steeds meer plekken de bollenvelden. En de Keukenhof trekt als altijd weer honderdduizenden bezoekers. Ook gebeurt het regelmatig dat mensen uit de bollenvelden moeten worden geplukt als ze bij het maken van mooie foto’s schade veroorzaken in de percelen. De bloembollenteelt hoort bij Nederland maar is tegelijk ook zo kwetsbaar door kritische omwonenden en nietomwonenden. In dit nummer vertelt een gladiolenteler uit Boekel dat zijn milieu-impact stukken lager is dan die van een aardappelteler, maar dat hij er wél op wordt aangesproken en de aardappelteler niet.

Gelukkig slaan we als sector de handen ineen om steeds duurzamer te worden. Dat blijkt ook wel weer in deze Bol&Teelt. Lees over biostimulanten die we inzetten om minder afhankelijk te worden van chemische middelen. En lees zeker ook het verhaal over de pilot regiocertificering waar proactief ingezet wordt op transparantie en dialoog. Het mag duidelijk zijn: we zijn een sterke en veerkrachtige sector!

Dennis Meijaard

Silicium is een scheikundig element

4

8

12

Orthosiliciumzuur

Onderzoek juiste formule

06 Samen in de coöperatie In gesprek met Floris van Beek

07 Fabrikant aan het woord Fertiglobal

10 Teeltuitdaging Regiocertificering

16

Proeven galmijt beheersing

14 Techniek en toekomst Onkruidbestrijding met nieuwe technologie

18 Een team van specialisten Maak kennis met Bram Mulder en Siebe Seepma

afmetingen van de moleculen.

19 Product, veiligheid en innovatie

11 Product, veiligheid en innovatie

sterkere celwand dikkere huid

Colofon Bol&Teelt is een uitgave van Agrifirm-GMN Redactie Joyce de Vries, Agrifirm-GMN Tekstbijdragen Peter van den Boomen, Henk Ritter, Arjo van den Heuvel, Gerbrant Schilder, Jan Ties Malda, Floris van Beek, Stendert Schilder, Bram Mulder, Allan Visser, Thomas Verburg, Paul Andela, Siebe Seepma, Interviews en tekstredactie Douwe Soepboer, DoorDouwe.com Ontwerp en opmaak Menno Verheij, Reach Brand Storytellers Fotografie Lieke van Grinsven, Joyce de

Vries, Istockphoto Drukwerk Damen Drukkers.
Hart voor de toekomst van de gladiolenteelt
Op pad met Stendert Schilder
Onderzoek in lelies: deel van de puzzel
Onderzoek juiste formule
Silicium is een scheikundig element
sterkere celwand

Peter van den Boomen, gladiolenteler in Boekel

Hart voor de toekomst

Sinds 1962 is Van den Boomen Bloembollen, in het Oost-Brabantse Boekel, actief als gladiolenteler.

Peter van den Boomen is de tweede generatie. Vooral de laatste jaren ziet hij de noodzaak om met zijn bedrijf verder te verduurzamen. De omgeving wordt kritischer en steeds meer belangrijke middelen zijn niet meer of slechts beperkt beschikbaar. Henk Ritter is zijn adviseur en samen in de kantine van het bedrijf bespreken we een aantal belangrijke ontwikkelingen.

H“Het was voor gladiolentelers geen gemakkelijke tijd toen ik in 1988 van school kwam en in het bedrijf begon. De jaren daarvoor waren wel goed, maar juist in die tijd begon een wat mindere periode. Mede hierdoor gingen mijn vader en ik ook experimenteren met andere teelten. Onder andere freesia, tulp en ook lelies op contract”, zo vertelt Peter van den Boomen. “Maar bij de contractteelten miste ik het eigenaarschap. En uiteindelijk is de teelt van gladiolen dat wat ik het allerliefste doe.”

Druk van buitenaf

Peter merkt tegenwoordig dat er van buitenaf steeds kritischer naar de bollenteelt wordt gekeken. “Ik word daarop aangesproken en hierdoor ben ik me ook steeds meer bewust geworden dat we moeten verduurzamen. Tegelijkertijd vind ik de discussie vaak wel heel erg gekleurd. Veel mensen weten niet dat we in de teelt van gladiolen minder dan de helft van de werkzame stof gebruiken, vergeleken met aardappelen. Juist die informatie vindt de gemiddelde burger niet in de media. En men weet ook niet dat de branche zich breed inzet om minder

afhankelijk te worden van chemische gewasbeschermingsmiddelen.”

De juiste grond vinden

Voor de gladiolenteler is het vinden van de juiste percelen misschien wel de grootste uitdaging. Henk Ritter (adviseur): “Vroeger was de gladiolenteelt in met name het noorden van Limburg enorm. Dat is grotendeels verdwenen, mede door onvoldoende beschikbaarheid van verse grond.” Peter herkent dit: “Het is voor mij een enorme uitdaging om elk jaar geschikte percelen te vinden. En daarbij is het belangrijk dat ik zicht heb op de historie van die percelen. Zo huurde ik vorig jaar een perceel waarvan bleek dat er ca. 60(!) jaar geleden gladiolen stonden. En toch had ik schade door droogrot (Stromatinia gladioli).”

Ritnaalden met Lalguard bestrijden

Een van de grootste problemen zijn ritnaalden die naast vreetschade, secundair scab veroorzaken. Het is heel ingewikkeld om te kunnen voorspellen wanneer er mogelijk schade kan optreden. Peter:

“We hebben de afgelopen jaren ervaring opgedaan met knoflookproducten. En vorig jaar kwam Henk met het voorstel om het middel Lalguard M52 te testen.” Henk:

“Dit is een schimmelpreparaat (Metarhizum brunneum) dat inmiddels al enkele jaren beschikbaar is. Het heeft nu ook een toelating in gladiolen. De schimmel parasiteert op de ritnaald en maakt deze zo onschadelijk. Vorig jaar was de inzet zeer succesvol”. Peter sluit daarop aan:

“We zagen verschimmelde ritnaalden en we hadden geen schade. Ik ga het dit jaar

weer toepassen op 6 ha; op percelen waar ik mogelijk schade kan verwachten.” Henk sluit daarop aan: “Vorig jaar was het nat tijdens het planten, nu is het tegenovergesteld. Dat kan impact hebben op de werking. Dat volgen we natuurlijk op de voet.”

Trips bestrijden met Orius en Lobularia

De bestrijding van trips met de bekende middelen is niet of nauwelijks meer mogelijk. Ook daar is het nodig om op zoek te gaan naar alternatieven. Dit jaar gaat Peter van den Boomen voor het eerst ervaring opdoen met Orius majusculus roofwantsen. Adviseur Henk Ritter daarover: “Roofwantsen worden al jaren ingezet in de bedekte teelt. Dat gaat heel goed. Maar in open teelten heb je andere uitdagingen. In prei hebben we daar al ervaring mee opgedaan. Door tussen de prei Lobularia te planten. Dit is een plant waar de roofwants graag op bivakkeert, waar hij nectar kan vinden en zich kan voortplanten. Deze waardplant moet er dus voor zorgen dat de roofwants niet vertrekt.” Peter: “We gaan het dit jaar op één perceel van 5 ha testen. Op 2 ha gaan we gebruik maken van de roofwants. Het bedrijf Koppert die daar veel ervaring in heeft, gaat ons daarbij helpen. Tussen elke 9 bedden komt een rij met Lobularia te staan. Hierop worden in twee rondes per keer tienduizend roofwantsen verspreid. Ik heb uitgerekend dat ons dat slechts 1,4 procent aan ruimte kost. Op de overige 3 ha gaan we de bestrijding op gangbare wijze uitvoeren. Het is natuurlijk van groot belang dat we voorkomen dat er insecticiden op het deel met roofwantsen terechtkomen.”

Toekomst bollenteelt Peter van den Boomen ziet de teelt snel veranderen. “We zijn nu best breed bezig met verschillende nieuwe producen. Bijvoorbeeld ook in de vuurbestrijding waar we gebruik maken van een combinatie van chemische en groene producten. Vaak zijn de biologische oplossingen duurder dan de gangbare. En het vraagt meer kennis en goede inzichten. Maar ik ben er de afgelopen jaren van overtuigd geraakt dat het noodzakelijk is om te investeren in nieuwe methodes om ziekten en plagen voldoende te beheersen. Om zo de toekomst van onze prachtige sector veilig te stellen.”

Peter van den Boomen

De vader van Peter teelde al gladiolen in Bakel op een gemengd bedrijf dat door zijn vaders broer werd overgenomen. In 1962 begon hij daarom zijn eigen bedrijf in Boekel. Toen nog heel kleinschalig met enkele hectares. In 1977 werd er een nieuwe schuur gebouwd. Van ongeveer 12 ha in die tijd is het areaal toegenomen tot circa 35 hectare.

Op de foto: Peter van den Boomen

Samenwerken aan perfectie in logistiek

Door heel Nederland worden dagelijks gewasbeschermingsmiddelen bij de eindgebruiker geleverd. Goed samenwerken is een belangrijke voorwaarde om dit proces optimaal in te richten. Zodat u als klant en eindverbruiker de juiste middelen op tijd in huis hebt. Recent is batchregistratie geïmplementeerd binnen het logistieke proces. Floris van Beek, demand controller binnen Agrifirm, biedt een kijkje achter de schermen in het streven om de logistiek tot in het perfecte te organiseren.

N“Na mijn bedrijfskundige opleiding ben ik ruim twee jaar terug begonnen als transportplanner bij Agrifirm”, vertelt Floris. “Sinds kort ben ik demand controller waarbij ik me samen met collega’s richt op een optimale afstemming van vraag en aanbod. Dit doen we op basis van diverse data en ontwikkelingen in het veld. In mijn werk heb ik veelvuldig contact met Watze Sinnema, bedrijfsleider van de eigen RDC’s in respectievelijk Julianadorp, Zwaagdijk, Voorhout, Oudeschild (Texel) en Margraten (Zuid-Limburg).”

Batchregistratie

Floris vervolgt: “Een traject waarbij Watze en ik samen optrokken is de implementatie van batchregistratie. Elk batch, dus elke levering van de leverancier, heeft nu een eigen unieke batchcode die wij registreren. De batchregistratie is verplicht (voor gewasbeschermingsmiddelen)

vanuit het CDG (Certificatie Distributie in Gewasbeschermingsmiddelen); maar buiten dat levert het als voordeel op dat bij een eventuele recall door een producent, we per direct de betreffende batch kunnen traceren.”

OTIF van minimaal 98,5 procent

“OTIF is de afkorting van On-Time In-Full”, verklaart Floris. “Voor telers is het natuurlijk van het grootste belang dat bestelde middelen op de afgesproken datum worden geleverd. En dat de levering klopt. Het doel binnen Agrifirm is dat we hierop een score van minimaal 98,5 procent behalen. De praktijk is dat we er vrijwel altijd boven zitten. Dit betekent dus dat van elke 100 bestellingen er 99 zijn die zowel op tijd (In-Time) als kloppend (In-Full) zijn. Met het systeem van batchregistratie denken we bovendien de leveringsbetrouwbaarheid nog verder te verbeteren.”

Spoed en afhalen

De distributie van gewasbeschermingsmiddelen vanuit tal van kleine depots in het verleden, vindt nu plaats vanuit één centraal distributiecentrum in Son. Dat biedt grote voordelen in kosteneffectiviteit en veiligheid. Maar het vraagt ook dat de teler op tijd besteld. Het gebeurt af en toe dat een gewasbehandeling niet is voorzien en dat er met spoed een middel nodig is. Ook daarin is binnen het logistieke systeem van Agrifirm ruimte. Floris daarover: “Telers hebben de mogelijkheid om een spoedbestelling te plaatsen. Het middel wordt dan binnen 3 uur geleverd. Daarnaast is het mogelijk om middelen zelf af te halen.” Watze merkt daarbij op dat het handig is om dan vooraf even te bellen, zodat het middel gescand -met batchregistratie- klaar staat.

Fabrikant aan het woord

Fertiglobal Bio-activatie en bladvoeding met het EnNuVi-programma

Fertiglobal is een Italiaanse onderneming, gevestigd in het prachtige Toscane. Het bedrijf is gespecialiseerd in micronutriënten voor de agrarische sector. Cebeco Agro, verantwoordelijk voor scouting en productmanagement bij Agrifirm, heeft sinds 2017 veel interesse in hun

EnNuVi programma dat een belangrijke toegevoegde waarde heeft in plantenvoeding en bio-activatie. In dit artikel aandacht voor twee producten: Turan en Ianus.

EnNuVi staat voor ‘Enhance, Nurture en Vitalize’ vrij te vertalen als ‘versterken, voeden en vitaliseren’. Wat betekent dit? Toen

Fertiglobal op zoek was naar een oplossing om nutriënten in te kapselen, werd ervaring opgedaan met polyfenolen. Dit bleek niet alleen zeer effectief als inkapselmethode, waardoor nutriënten stabieler blijven en beter opneembaar worden via het blad. Het had ook een onverwacht extra positief neveneffect. De unieke combinatie van polyfenolen met nutriënten bleek een bio-activerend effect te hebben en het gewas te vitaliseren.

Eenvoudig gezegd: het blad bleef langer groen.

Turan in de lelieteelt

De vitaliserende eigenschappen van de EnNuVi producten trokken rond 2017 de aandacht binnen Cebeco Agro. Er werden kansen gezien voor de akkerbouw, maar zeker ook voor de bollenteelt. Het product Turan bevat de elementen mangaan,

zink en koper, voedingsstoffen die belangrijk zijn in bijvoorbeeld lelies. Niet alleen als voeding maar ook bij het op orde houden van het afweersysteem tegen abiotische (niet levende) stress. Het aanvullende vitaliserende effect is bovendien van grote meerwaarde. Immers, door beperkingen in het aanbod van krachtige vuurmiddelen, staat de vitaliteit van het gewas in toenemende mate onder druk. Toen uit proeven bleek dat met de inzet van Turan het gewas langer vitaal blijft, ook in vergelijking met andere bladmeststoffen, was de interesse van lelietelers gewekt. Inmiddels wordt Turan breed toegepast in de lelieteelt.

Lanus in tulpen

De toegevoegde waarde gericht op vitaliteit van Turan wilden we ook graag benutten in de teelt van tulpen. Omdat tulpen gevoelig zijn voor koper heeft Agrifirm aan Fertiglobal gevraagd om de mogelijkheid van een ‘Turan zonder koper’ te onderzoeken. Met dat verzoek is men aan de slag gegaan en dat heeft geresulteerd in een nieuw en exclusief middel onder de naam lanus (spreek uit als Janus). Momenteel worden er proeven gedaan in tulpen waarbij, net als in de lelies, wordt gekeken naar zowel de voedende als de bio-activerende werking. Meer informatie over de uitkomsten volgt later.

Turan en lanus op het Expertisecentrum Bloembollenteelt (ECBBT)

Zowel Turan als lanus worden beproefd en beoordeeld in proeven op het Expertisecentrum Bloembollenteelt. De namen Turan en lanus zijn gebaseerd op godennamen uit de tijd van de Etrusken (de eerste grote beschaving op het Italiaanse schiereiland, nog voor de tijd van de Romeinen).

Floris van Beek

Op pad met Stendert Schilder

Scherp op wat je ziet in het veld

Op een zonnige maandagochtend ontmoeten we Stendert Schilder bij het kantoor van Agrifirm-GMN in Julianadorp. Een kop koffie in de hand, klaar voor een nieuwe werkdag. “Ik begin de dag het liefst op kantoor,” legt hij uit. “Thuis starten kan, maar dat is niets voor mij. Hier kunnen we samen de dag starten. Het onderlinge contact met de collega’s biedt mogelijkheden om samen in gesprek te gaan en tot oplossingen te komen voor vaak flinke uitdagingen. Dat waardeer ik enorm.”

SStendert werkt al ruim 17 jaar als adviseur bij Agrifirm. Zijn loopbaan begon in het bollenbedrijf van zijn vader, waar hij volop meedraait tot zijn vader met pensioen gaat. “Toen mijn vader stopte, zijn we ook met het bedrijf gestopt. Maar ik wilde wel in de sector blijven. Zo ben ik uiteindelijk bij Agrifirm terechtgekomen.” Een overstap die goed bleek te passen: “Het werk is afwisselend, en ik blijf dicht bij de praktijk.”

Advies in het veld

Samen rijden we naar Jon Smakman van Smakman Bloembollen Breezand B.V., waar de beregeningsinstallatie op volle kracht draait. In de verte zien we velden vol hyacinten en narcissen, allemaal in bloei.

Terwijl we over het land lopen, bespreekt Stendert met de teler de vraagstukken waar hij tegenaan loopt. “Je merkt dat telers alles zo goed mogelijk willen doen.

Ze streven naar oogstzekerheid, maar met de strengere regelgeving en toenemende kosten wordt dat steeds uitdagender; het levert soms ingewikkelde vraagstukken op”, legt hij uit.

Waarop hij vervolgt: “Je ziet dat er veel is veranderd de afgelopen jaren. Vroeger gingen bedrijven meestal over van generatie op generatie. Dat gebeurt nog steeds, maar duidelijk minder. Het komt

steeds vaker voor dat er geen opvolger is, waarna deze bedrijven worden overgenomen. Dat brengt een andere dynamiek met zich mee. Soms verandert de visie van een bedrijf, en dat vraagt ook van ons als adviseurs dat we hierin meebewegen.”

Na het bezoek aan Smakman Bloembollen Breezand B.V. rijden we door naar een perceel van een andere klant van Stendert om daar een ronde te doen. “De calla’s gaan nu de grond in”, legt Stendert uit, “daar heb je flink wat mankracht voor nodig, het is een drukke periode. Daarom zijn nu een paar extra ogen op de andere percelen heel welkom. Dat gaan we dus doen.” We komen aan bij een tulpenperceel waar we op verschillende plekken een ronde lopen. Zo nu en dan wijst Stendert iets aan dat hij opmerkt. “Kijk, daar is wat

schade door de bemesting”, constateert hij “dit koppel ik terug aan de klant. Dan weten zij waar ze scherp op moeten zijn.”

Better together

Wat Stendert bijzonder waardeert in zijn werk is het teamwork, niet alleen met telers maar vooral ook met collega’s. “Er zit hier zóveel kennis onder één dak. Soms loop je tegen iets aan waar je zelf niet direct een antwoord op hebt. Dan is het fijn om dat samen aan te pakken. Dat sparren en samenwerken vind ik echt een van de mooiste onderdelen van m’n werk.”

Meer dan alleen advies

Naast zijn werk bij Agrifirm-GMN is Stendert ook vrijwilliger bij de brandweer in Julianadorp. “Dat is echt een passie van me”, vertelt hij terwijl we langs een veld

met bloeiende narcissen rijden. “Op een heel andere manier iets betekenen voor de samenleving, dat geeft veel voldoening.” Stendert is een man van het veld – letterlijk en figuurlijk. Of hij nu meedenkt met een teler, een proefopstelling bezoekt of in actie komt voor de brandweer, hij doet het met toewijding en plezier. “Geen dag is hetzelfde, en de afwisseling is precies wat dit werk zo mooi maakt.”

Regiocertificering

Uitgedaagd door een veranderend speelveld

De pilot regiocertificering is een initiatief van Simon Pennings, bloembollenteler en exporteur én KAVB kringvoorzitter van de kring Bloembollenstreek. De gedachte achter de pilot is drieledig samen te vatten in benchmarking, licence to produce en doelsturing. We spreken Allan Visser (operationeel manager bij WAM Pennings) en Bram Mulder (adviseur Agrifirm-GMN).

Benchmarking

Allan Visser over de pilot: “De omgeving is kritischer en ook vaker bezorgd. En de overheid kijkt kritisch naar de milieuimpact van middelen. Daarnaast hebben we met belangrijke vraagstukken te maken op het terrein van meststoffen en biodiversiteit. Om in dat veld zelf aan het roer te kunnen blijven, is het noodzakelijk actie te ondernemen. Dat is primair de gedachte achter de pilot regiocertificering. Het fundament van de pilot is benchmarking. Een groep van vijftien telers in de regio, die zo’n 500 (van de 2625 ha) vertegenwoordigt, levert hun data rondom gewasbescherming en bemesting aan. De data worden daarna geanonimiseerd en met elkaar vergeleken. Door deze vergelijkingen willen we van elkaar leren. Waarom zit de een hoog en de ander laag? Een wat is de impact daarvan?” Bram vervolgt: “Onze ervaring is dat je het verhaal achter de verschillen moet interpreteren. Tijdens gesprekken wordt duidelijk dat de verschillen in

bedrijfsvoering vaak een reden hebben. Maar doordat deze verschillen op tafel komen kun je ook van elkaar leren om effectiever en duurzamer met middelen en meststoffen om te gaan.’’

Licence to produce

“Transparantie naar de omgeving is enorm belangrijk om in de toekomst te kunnen blijven produceren”, vervolgt Allan. Daarom houden we de resultaten niet voor onszelf maar delen die met de omgeving. De rapportage van het eerste jaar pilot regiocertificering is overhandigd aan Meindert Stolk, Gedeputeerde van Provincie Zuid-Holland en wordt nog overhandigd aan de minister van LVVN, Femke Wiersma. We merken dat het enorm wordt gewaardeerd dat we proactief en transparant inzetten op een meer duurzame teelt. We zien ook dat deze rapportages vervolgens gedeeld worden met inwoners die met vragen bij de gemeente aankloppen.”

Doelsturing

Bram Mulder sluit hierbij aan. “Je kunt van bovenaf nog zoveel willen regelen. Uiteindelijk werkt het het beste als de teler zelf het stuur in handen heeft en actie onderneemt. Dat zie je ook in deze pilot gebeuren. Dat Agrifirm-GMN betrokken is bij deze pilot heeft als voordeel dat wij als adviseurs de telers kunnen ondersteunen en adviseren om een lagere milieu-impact te realiseren. Een voorbeeld is het inzetten van

Agrifirm pleit voor slimme normen in nieuw GBM-beleid

De Provincie Overijssel werkt aan nieuw beleid voor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen (GBM), naar aanleiding van gerechtelijke uitspraken en zorgen over natuureffecten. Agrifirm was uitgenodigd om hierover mee te praten.

Tijdens de bijeenkomst benadrukte Agrifirm dat de sector al grote stappen heeft gezet in verduurzaming: de milieubelasting van hun GBM is in 12 jaar met 65% gedaald. Europees gezien nam het gebruik van zware middelen sinds 2015 met 46% af, met als doel 50% reductie in 2030.

Gebiedsgerichte normen

alternatieven voor de werkzame stof pendimethalin in gewassen waarin dat mogelijk is. Maar ook bij het beheersen van virusoverdracht en vuur werken we toe naar de meest duurzame strategie.”

Lokaal opschalen

Allan ziet veel voordelen in deze lokale aanpak. “Door telers die elkaar kennen samen te laten werken, ontstaat het vertrouwen om kennis en ervaringen met elkaar te delen. Doel is dan ook de pilot op te schalen naar een vier- of vijftal groepen die zeker 80 procent van de Duin- en Bollenstreek vertegenwoordigt.”

Over Regiocertificering

Duin- en Bollenstreek

Regiocertificering is een initiatief van Simon Pennings. Hierna is de samenwerking gezocht met Schuttelaar & Partners en Delphy die het project begeleiden en zorgen voor data-analyses. Ook Greenport Duin- en Bollenstreek als penvoerder en de KAVB zijn betrokken bij het project. Agrifirm is aangesloten, om de vertaalslag van de resultaten verder uit te rollen in de praktijk. ‘Aan de keukentafel bij telers’ zoals Bram Mulder het verwoordt. De pilot wordt onder andere gefinancierd door de Provincie Zuid-Holland en Hoogheemraadschap Rijnland.

Agrifirm wees op het gebrek aan duidelijke normen voor gemeten stoffen in natuur en omgeving. In tegenstelling tot voedselgewassen, ontbreken heldere grenzen voor interpretatie. Ook is er vaak geen directe koppeling tussen het gebruik door telers en metingen in de omgeving. Daarom pleit Agrifirm voor gebiedsgerichte normen, zoals maximaal aantal milieubelastingspunten (MBP), in plaats van generieke teeltverboden.

Verder werd benadrukt dat er al veel initiatieven lopen om het middelengebruik te beperken. De Provincie kan helpen door

Agrifirm-GMN: nu ook op Instagram

deze initiatieven zichtbaar te maken en te benutten in beleid. Binnen de ronde met boerenorganisaties bleek brede steun voor deze uitgangspunten. De Provincie verwerkt de input en komt later met een beleidsvoorstel.

Agrifirm-GMN is sinds kort te vinden op Instagram! Via dit kanaal delen we regelmatig praktische tips, actuele teeltadviezen en inspirerende beelden uit het veld. Volg ons voor een kijkje achter de schermen bij onze proefvelden, updates over gewasbescherming en het laatste nieuws rondom duurzame bollenteelt. instagram.com/agrifirm_gmn

Van binnenuit een dikkere huid

Orthosiliciumzuur

Silicium is een scheikundig element (Si) dat wereldwijd in enorme hoeveelheden beschikbaar is. Het zit bijvoorbeeld in zand en wordt gebruikt voor onder meer glas en computerchips. Maar ook binnen de landbouw heeft silicium een functie als element dat kan bijdragen aan de vitaliteit van planten. Het bedrijf Cindro uit Andijk heeft in nauwe samenwerking met Agrifirm een orthosiliciumzuur formulering ontwikkeld met mogelijkheden voor inzet als biostimulant binnen de akkerbouw en bloembollenteelt.

De redactie spreekt Jan Ties Malda (Cebeco Agro) en Thomas Verburg (Cindro).

HHet is al veel langer bekend dat silicium kan dienen als een soort beschermlaag aan de oppervlakte van de plant. Dat het in het verleden nauwelijks is gebruikt, heeft te maken met het feit dat er een breed en zeer effectief palet aan middelen beschikbaar was om planten te beschermen tegen indringers van buiten.

bouwsteen voor de plant. In de tweede plaats is het een signaalstof die van binnenuit zorgt voor een sterkere celwand.”

Silicium is een scheikundig element

Het effect van orthosiliciumzuur

Jan Ties Malda hierover: “Dat silicium nu meer in beeld komt, heeft twee belangrijke redenen. Het middelenpakket staat onder druk met meer vraag naar groene oplossingen. De tweede reden heeft alles te maken met het bedrijf Cindro. Cindro wist een orthosiliciumzuur te ontwikkelen dat direct en vrij opneembaar is voor de plant.

is een scheikundig element

Bespuitingen met gewasbeschermingsmiddelen hebben als neveneffect dat ze zorgen voor een stressreactie. Dit uit zich bijvoorbeeld door verkleuring van blad of bladpunten. Thomas Verburg vertelt: “Orthosiliciumzuur wordt in de plant herkend door het lsi plantgen. Dit gen zorgt voor absorbatie en opname in de sapstroom. Toevoeging van orthosiliciumzuur aan de tankmix zorgt dat deze vorm van stress wordt verminderd waardoor de plant kan investeren in groei. In proeven is dit direct zichtbaar. Op basis van visuele waarnemingen is het gewas zichtbaar vitaler dan wanneer het onbehandeld is.”

Virusoverdracht

mogelijkheden. Steeds vaker wordt daarom ingezet op middelen (biostimulanten) die de plant sterker en vitaler maken. De theorie bij de inzet van orthosiliciumzuur is dat virusoverdracht door luizen wordt bemoeilijkt door een vitalere plant met een ‘dikkere huid’.”

tegen te gaan. Veel meer zien we inzet als een deel van de nieuw te leggen puzzel waarmee we virusoverdracht kunnen beheersen. Belangrijk om daaraan toe te voegen is dat orthosiliciumzuur volledig groen is”, besluit Jan Ties Malda.

Het product en de inzet

Om de orthosiliciumzuur formulering breed beschikbaar te maken is door Cindro en Agrifirm gekozen voor een zuiver product zonder additieven in de vorm van bijvoorbeeld micronutriënten. Dit heeft als voordeel dat er met een universeel product kan worden gewerkt dat breed en in vrijwel elke tankmix kan worden toegepast. Wilt u meer weten over de mogelijkheden om dit jaar in de praktijk orthosiliciumzuur in te zetten? Neem dan vooral contact op met uw adviseur.

Onderzoek in lelies: deel van de puzzel

Orthosiliciumzuur van Cindro

De afgelopen decennia heeft Cindro stevig geïnvesteerd in onderzoek naar het optimaliseren van de formulering van orthosiliciumzuur. Met als doel een betere plantopname en effectiviteit van binnenuit. Thomas Verburg hierover: “Het is ons gelukt een stabiele formulering te ontwikkelen met moleculen die dusdanig klein zijn, waardoor ze via het blad kunnen worden opgenomen. Ter illustratie, de moleculen in onze oplossingen zijn minder dan 1 nanometer groot (1 nm = 1 × 10−9 m ofwel één miljoenste millimeter). Andere orthosiliciumzuur formuleringen bevatten moleculen ter grootte van 50 tot wel 150 nanometer. Deze veel grotere moleculen zijn voor de plant niet te behappen. Opname is vrijwel onmogelijk en de werking van binnenuit is hierdoor nihil. Daarin maken wij dus echt het verschil.

Vaak wordt bij orthosiliciumzuur formuleringen door de gebruiker gekeken naar het percentage orthosiliciumzuur. Maar bedenk, bij een hoog percentage aan orthosiliciumzuur zijn de moleculen per definitie groot en dus niet of nauwelijks opneembaar voor de plant. Daarom is het belangrijk om niet naar het percentage te kijken maar naar de afmetingen van de moleculen. Sinds 5 jaar doen we proeven in de bloembollenteelt. Omdat we als bedrijf geworteld en gevestigd zijn in een omgeving met bloembollen, ik kijk vanuit mijn kantoor letterlijk uit over de velden, ben ik er trots op dat we met ons product kunnen bijdragen aan het verder verduurzamen van de bloembollenteelt. Ik durf gerust te stellen dat dit voor mij een belangrijke persoonlijke motivatie is, om samen met Agrifirm, deze formulering tot een succes te maken.”

“Virusoverdracht door luizen wordt bemoeilijkt door een vitalere plant met een dikkere huid”

Jan Ties Malda, Cebeco Agro

Door de plantopname kan deze verbinding van binnenuit zijn werk doen. De werking van orthosiliciumzuur is tweeledig. In eerste instantie is silicium een

Jan Ties Malda vervolgt: “Algemeen bekend is dat de inzet van bijvoorbeeld synthetische pyrethroïden binnen de landbouw en zeker ook binnen de bollenteelt onder druk staat. Met een smaller pakket met vaak ook beperkingen in toelatingen wordt het lastiger om virusoverdracht voldoende te voorkomen. Daarbij willen we bijvoorbeeld in tulpen ook het gebruik van olie zo veel mogelijk beperken. Deze ontwikkelingen maken dat we op zoek moeten naar nieuwe groene middelen en

Onderzoek in lelies: deel van de puzzel

Onderzoek juiste formule

Onderzoek juiste formule

“De orthosiliciumzuur formulering van Cindro (een merknaam is er nog niet) is inmiddels in zowel aardappelen als in lelies beproefd. In de lelieteelt kijken we terug op geslaagde proeven waarin we effectiviteit wisten te meten. Belangrijk om te benoemen is dat orthosiliciumzuur niet wordt gepositioneerd als vervanger voor het huidige pakket aan middelen dat wordt ingezet om virusoverdracht

sterkere celwand dikkere huid afmetingen van de moleculen.

sterkere celwand dikkere huid afmetingen van de moleculen.

Silicium

Onkruidbestrijding met nieuwe technologie

Dat onkruid niet vergaat is zelfs in onze taal verankerd. Dat we vaker met lege handen staan om deze onkruiden effectief te bestrijden is tegenwoordig net zo’n grote waarheid. In de bollenteelt zijn er na opkomst steeds minder mogelijkheden. En ook voor opkomst zijn de mogelijkheden met bodemherbiciden beperkt. Het maakt dat we zeker ook bij Agrifirm-GMN voortdurend kijken naar ontwikkelingen in de markt. En naar pioniers die nieuwe uitdagingen niet uit de weg gaan. Eén van die pioniers actief in de Noordoostpolder is Paul Andela. Al sinds 2007 richt hij zich op machinebouw met een grote passie voor mechanische onkruidbestrijding.

Wiedkarren

“Ik ben een doener en een doorzetter” zo vertelt Paul. “En dat heb je nodig in dit werk. Mijn hart ligt, als zoon van een van de eerste bewoners in ‘de polder’, in de landbouw en ik ben altijd bezig om te kijken hoe het beter kan. Dat geldt ook voor de ontwikkeling van nieuwe methodes voor onkruidbestrijding. In 2008 begon dat eenvoudig met een bemande wiedkar, eerst met dieselmotor, daarna elektrisch met accu’s en weer later met zonnepanelen. Het was een succes, we hebben er uiteindelijk meer dan 600 van verkocht In het begin konden telers wel mensen vinden om er op te liggen Maar dat werd almaar moeilijker. Het maakte de gedachten rijp voor een volgende stap.”

Ontwikkelingen komen samen

Al in de zeventiger jaren werd ervaring opgedaan met het

bestrijden van onkruiden met elektriciteit. Dat dit niet verder is ontwikkeld toen, kwam vooral door de opkomst van glyfosaat en ook steeds betere selectieve middelen. Waarom zou je dan moeilijk doen als het makkelijk kan? Nu is er sprake van een andere trend. Gewasbeschermingsmiddelen staan onder druk. Nieuwe ver gemechaniseerde vormen van onkruidbestrijding zijn nodig. Biologische telers waren de eersten die naar deze nieuwe machines op zoek waren. Maar ook de belangstelling in de gangbare teelt zal ongetwijfeld toenemen als ze enerzijds betaalbaar zijn en anderzijds mogelijk zelfs onmisbaar.

Paul daarover: “Tijdens de coronatijd zijn wij echt gaan nadenken over het ontwikkelen van nieuwe machines. In deze tijd zien we belangrijke ontwikkelingen op het gebied van robottechnologie, data, cameratechniek en AI, om een aantal belangrijke te noemen Onze gedachte was om die ontwikkelingen samen te brengen met het onder stroom doden van onkruiden. Inmiddels zijn we een aantal jaren verder en hebben we tien machines op de markt gebracht.”

Andela Robot Weeder

De Robot Weeder is een volledig gerobotiseerd en autonoom rijdende wiedmachine met een werkbreedte van 9, 6 of 4,5 meter. De machine is inmiddels getraind in diverse gewassen waaronder uien, wortelen, pastinaak en witlof. De machine detecteert onkruiden en doodt deze vervolgens met elektriciteit. Dat trainen vraagt om een enorme voorbereiding en veel geduld. Via beeldmateriaal leert de machine goed (het cultuurgewas) van fout (de onkruiden

te onderscheiden. Paul daarover: “Het is continu zoeken naar de juiste instellingen. Ik vergelijk het wel eens met een oude radio waar je zenders moest opzoeken met een draaiknop. Het is voortdurend heen en weer schuiven tot je ineens de zender helder hoort. In feite betekent draaien aan de knoppen ook dat we ieder jaar opnieuw in staat zijn de machine verder te verbeteren. Maar inmiddels draaien er al wel negen machines volcontinu in Nederland en is onze eerste machine geëxporteerd naar Duitsland.”

Andela Elektro Weeder Ook in de paden en tussen de rijen hebben we te maken met onkruidproblemen. Vaak wordt nu de oplossing gezocht in het

mechanisch schoffelen. Maar dat heeft ook nadelen. Soms is het gewoon te nat en door te wroeten in de grond kunnen wortels van het teeltgewas worden beschadigd. Ook kent extra wroeten in de grond andere nadelen zoals extra verdamping en nieuwe onkruiden die kunnen kiemen. Paul: “Ons bedrijf heeft een Elektro Weeder ontwikkeld die, eventueel met camerabesturing, perfect langs de cultuurplant weet te strijken en onkruiden tot aan de uiterste grens, weet te doden. Zeker in de bollenteelt kan deze machine nu al van grote toegevoegde waarde zijn.”

Het voordeel van elektriciteit

De elektrische stroom die wordt toegediend gaat verder dan alleen contactwerking. Ook de wortel krijgt een flinke knauw tot wel 20 cm diep. Dit betekent bijvoorbeeld dat onkruiden als akkerdistel en melkdistel vaak niet terugkomen of heel erg verzwakt. We is het zo dat de werking het beste is op fris groeiende onkruiden. In de winter zijn onkruiden stugger en harder en daardoor lastiger te bestrijden is de ervaring.

Ervaringen in de bollenteelt

Zoals in dit artikel beschreven, worden de machines tot op heden vooral ingezet in de vollegrondsgroenteteelt. Paul daarover:

“Vanuit Agrifirm kregen we ook vragen over de mogelijkheden in bloembollen. Bij enkele telers doen we nu ervaring op. Ik denk dat de rol van elektrische onkruidbestrijding gaat toenemen in vrijwel elke denkbare teelt. En ik hoop natuurlijk van harte dat de bloembollenteler van onze kennis en technologie gaat profiteren.”

Andela Elektro Weeder

Resultaten

en nieuwe inzichten

Proeven galmijt beheersing

In de kas van het Expertisecentrum Bloembollenteelt stonden afgelopen maart de bolbehandelingsproeven tegen galmijt centraal. De ingezette middelen werden zorgvuldig geselecteerd op basis van meerdere jaren onderzoek op knoflook en bloembollen. Voor de proeven werd gebruikgemaakt van een biologische partij bollen die in 2023 doelbewust geïnfecteerd is. De teelt vond plaats op het Expertisecentrum Bloembollenteelt gedurende het seizoen 2023-2024. In de zomer van 2024 werden er nog twee biologische cultivars aan toegevoegd. Zo werd ingezet op maximale infectie met herhalingen in verschillende soorten.

Goede resultaten

Ondanks deze opzet waren de verschillen tussen de behandelde groepen kleiner dan gehoopt. Dit komt deels doordat er inmiddels met een selectie van middelen wordt gewerkt, waarvan bekend is dat ze effectief zijn. Met andere woorden: de basis is inmiddels dusdanig sterk, waardoor uitschieters naar boven of beneden minder vaak voorkomen. Toch viel één product duidelijk door de mand: een diatomeeënaarde* die we in oplossing hadden toegepast. In alle drie de geteste cultivars bleek dit middel onvoldoende effectief tegen galmijt. Positief waren de -opnieuw- goede resultaten met een zwavelproduct (een chemisch middel waarvoor momenteel een toelatingsaanvraag loopt); maar ook de resultaten Flipper Plus en een plantenextract waren positief. Deze middelen bevestigen in deze proeven hun potentie.

Verschillende toepassingsmethoden getest

In de proeven zijn verschillende systemen toegepast: dompelen, schuimen en vernevelen. Aangezien het om contactmiddelen gaat, is het cruciaal dat de galmijt daadwerkelijk geraakt wordt. Wordt de galmijt niet geraakt, dan is er geen bestrijding. Het zwavelproduct vormt hierop een uitzondering: dit middel heeft, bij voldoende concentratie, een duidelijke nawerking. Dat is een belangrijk pluspunt ten opzichte van de andere middelen.

Overige onderzoeken

Naast de bolbehandelingsproeven is er het afgelopen jaar veel tijd en energie gestoken in het testen van onder andere ruimtebehandelingen. Dat zijn geen makkelijke testen. Je hebt een cel nodig, volle kuubskisten met bollen, kleine en

grote maten, en er moet een infectie worden aangebracht. Dat kan niet op een tulpenkwekerij, maar moet op een locatie waar geen tulpen worden bewaard.

ULO onderzoek

Ook op het gebied van ULO-onderzoek (Ultra Low Oxygen) zijn flinke stappen gezet. Deze techniek, waarbij bollen gedurende een korte periode worden blootgesteld aan een extreem laag zuurstofgehalte, biedt veelbelovende mogelijkheden in de bestrijding van galmijt. In het onderzoek richten we ons op vier hoofdvragen:

1. Bevestiging van het bestaande regime: Is 24 uur op 1% zuurstof optimaal voor effectieve bestrijding?

2. Eitjes beschadigen: In hoeverre kan de ULO-methode ook de eitjes van de galmijt aantasten?

3. Effecten op plantgoed: Heeft een ULO-behandeling tijdens de bloemaanleg invloed op plantkwaliteit of broeiresultaten?

4. Rol van ethyleen: Wat doet ethyleen tijdens een ULO-behandeling, zeker in relatie tot Fusarium?

Om tijd te winnen, worden de huidige testen uitgevoerd op bollen uit Chili. De behandelingen worden verzorgd door Besseling Group, waarbij het Expertisecentrum Bloembollenteelt nauwkeurig het stadium van de bollen controleert. Tot nu toe worden er geen negatieve effecten waargenomen, maar we willen dit eerst met zekerheid kunnen bevestigen. Wel blijkt dat ethyleen extra aandacht vraagt in partijen waar Fusarium aanwezig is. Dit is een punt waarop het komende seizoen extra ingezet gaat worden.

Praktijk zomer 2025

Tot slot is het belangrijk te benadrukken dat dit het laatste seizoen is waarin de middelen Movento en Batavia mogen worden toegepast. Tulpentelers doen er dus verstandig aan om zich nu al voor te bereiden op de periode daarna. Wij zijn hierover actief in gesprek met onze klanten en organiseren daarnaast regionale avonden waarin de maatregelen voor de komende zomer uitgebreid worden besproken.

Tijdens de Expertisedagen praten we u uiteraard ook graag bij over de nieuwste inzichten, proefresultaten en praktische oplossingen voor het komende teeltseizoen.

* Diatomeeënaarde wordt gemaakt van geplette en vermalen skeletjes van eencellige kiezelwieren en is 100% biologisch van oorsprong.

Agrifirm-GMN

Eén team met vak- en gewasspecialisten

Advies en begeleiding is in de eerste plaats mensenwerk. Met gepassioneerde medewerkers werken we voortdurend aan onze dienstverlening. Bram Mulder en Siebe Seepma werken beiden als adviseur bij Agrifirm-GMN. Bram zijn passie is om innovaties naar de praktijk te brengen. Siebe weet veel te vertellen over de invloed van het weer op het advies.

Bram Mulder

Veel draait nu om innovatie

Bram werkt zes jaar bij Agrifirm-GMN. Hij begon zijn loopbaan met een stage bij GMN in Voorhout om daarna te vertrekken naar de Verenigde Staten om meer kennis en ervaring op te doen. Na zijn studie keerde hij terug naar zijn vertrouwde plek in Voorhout, nu als adviseur bij Agrifirm-GMN. De liefde voor het vak zat er al vroeg in vertelt Bram: “Mijn vader werkte op een bollenbedrijf en als kind ging ik al mee. Het zit er wel een beetje ingebakken.” Veel draait nu om innovatie. Bram: “Samen met ondernemers nieuwe ideeën ontwikkelen en praktijkrijp maken, dat vind ik mooi. Geen bedrijf is hetzelfde. Dat vraagt telkens om een andere aanpak.” Bram is actief in de Duin- en Bollenstreek en Kennemerland. “De diversiteit van bedrijven is groot. Iedere teler heeft zijn eigen sortiment met eigen afnemers elk met specifieke eisen. Dat maakt dit werk afwisselend en boeiend.”

Bram is ook nauw betrokken bij regiocertificering, een pilotproject in de Duin- en Bollenstreek. “Daar komen allerlei bedrijfsvraagstukken samen. Het is interessant om die te analyseren en uitdagend om samen met ondernemers tot werkbare oplossingen te komen.”

Siebe Seepma Mijn werk is nooit routine

Siebe Seepma werkt al 23 jaar bij Agrifirm-GMN als adviseur. In die tijd groeide Siebe uit tot een vaste waarde voor telers in de Noordoostpolder, Friesland, Groningen en Drenthe. Siebe: “Mijn hart ligt bij het begeleiden en adviseren van ondernemers in de bollensector.” Wat hem het meest aanspreekt? “Het contact met de klanten. Het is mooi om te zien hoe bedrijven zich ontwikkelen. Ik zie ondernemers die soms met een paar hectare beginnen om daarna professioneel door te groeien. Daarin een rol spelen, dat blijft bijzonder.” Goed advies hangt nauw samen met de weersomstandigheden. Siebe is enorm gepassioneerd om elk aspect van het weer mee te nemen in zijn adviezen. “Temperatuur, UV-straling, luchtvochtigheid en (verwachte) neerslag: het heeft allemaal invloed op het advies dat ik mijn klanten geef. Daarbij vraagt elke teelt, of het nu tulp, lelie of gladiool is, om een andere aanpak. Die verscheidenheid en de voortdurende ontwikkelingen binnen de sector, maken dat mijn werk nooit routine wordt.” Siebe zoekt ook buiten zijn werk graag de buitenlucht op. “Zeilen, wintersport, en schaatsen, dat doe ik graag en net als in mijn werk draait het dan om timing en gevoel.”

Product, veiligheid en innovatie

GMN Crop opnieuw verbeterd

Voortdurend zijn we bezig met het optimaliseren van het gebruiksgemak van GMN Crop. Graag delen we een aantal van deze recente verbeteringen met u.

CropEye | Longpress op teelten

Wanneer u in CropEye lang een perceel ingedrukt houdt, worden de daarop staande percelen geselecteerd. Bij meerdere selecties kunt u nu in één keer een taak/ waarneming toevoegen.

Teeltseizoenen

In het dashboard ziet u nu rechtsonder in één overzicht het aantal hectares per teelt, per jaar. Zie onderstaand voorbeeld:

2022 2023 2024 2025

Meststoffenoverzicht

Via de menuknop Rapportages is het mogelijk om een uitdraai te maken van de toegepaste meststoffen. In een Excelbestand zijn dan de volgende overzichten te zien:

• toegepaste mineralen per bedrijf

• toegepaste mineralen per gewas

• toegepaste mineralen per perceel

• toegepaste mineralen per artikel

Percelen selecteren in Dashboard (kaart) of via Bouwplan Als u in het Dashboard of bij Bouwplan op een perceel klikt, krijgt u gelijk de teelthistorie te zien. Hier kunt u ook teelten toevoegen.

Global GAP update

Het in gebruik nemen van de nieuwe API van Global GAP (dat is de manier waarop data tussen bedrijven verstuurd wordt) is niet zonder slag of stoot gegaan. Door met alle betrokken partijen gezamenlijk te kiezen voor een nieuwe aanpak, behoren eerdere problemen tot het verleden.

Bedankt voor uw bijdrage

Met trots kijken we terug op een succesvolle reeks Regio Relatiedagen. In februari hebben we op verschillende locaties verspreid over heel Nederland ruim 600 bezoekers mogen ontvangen.

Via deze weg willen we alle deelnemende bedrijven bedanken voor hun gastvrijheid en het openstellen van hun bedrijf tijdens deze dagen.

aan de Regio Relatiedagen Seubring

Agrifirm-GMN is de specialist in de bloembollenteelt met een groot aantal teeltadviseurs en (gewas)specialisten. Op de website www.agrifirmgmn.nl/over-ons/onze-adviseurs/ maakt u kennis met hen.

Ipheion

Botanische naam: Ipheion

Familie: Narcis (Amaryllidaceae)

Oorspronkelijke afkomst: Zuid-Brazilië tot NoordoostArgentinië

Ipheion, ook wel oude wijfjes of voorjaarster genoemd, is een kleine bolplant afkomstig uit Zuid-Brazilië, Argentinië en Uruguay, verwant aan Triteleia, maar met een bol in plaats van een knol. De naam stamt waarschijnlijk af van het Griekse iphyon, naam van een lavendel of van ipheios dat staat voor sterk, machtig. In 1832 is ze door de Schotse plantenverzamelaar James Tweedle ingevoerd. De taxonomie is omstreden: hoort ze bij Ipheion, Nothoscordum of Tristagma? De bloeiwijze helpt onderscheiden: Ipheion heeft één bloem per steel, de andere soorten meestal meerdere. De bollen hebben geen echte huid zodat ze snel kunnen beschadigen. De bloemen zijn wit, blauw, lila of paars en vaak lichtgeurend. Het grasachtige blad ruikt bij kneuzen naar ui en zou rozen beschermen tegen aaltjes. Ipheion kent drie cultivars.

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.