Advalvas nr. 3_3 oktober 2018

Page 22

Inhaalslag

Waarom onze bètafaculteit wel vrouwelijke hoogleraren heeft De exacte wetenschappen zijn van oudsher mannenbolwerken. Toch lukt het Bètawetenschappen relatief goed om vrouwelijke hoogleraren te vinden. Zeker vergeleken met andere bètafaculteiten in Nederland. DOOR Welmoed Visser Foto Yvonne compier

Het is nog altijd kwetsbaar”, zegt Jacqueline Broerse, portefeuillehouder onderzoek en coördinator diversiteit bij de faculteit Bètawetenschappen. “Als er een of twee vrouwen weggaan zie je dat meteen terug in de cijfers. Dat betekent dat het aandeel vrouwelijke hoogleraren nog steeds omhoog moet om een stabiele situatie te krijgen.” Reden om op 10 oktober de themamiddag ‘Binding en behoud van talentvolle vrouwen’ te organiseren. Toch is Broerse ook tevreden, als ze naar de cijfers kijkt. Zeker over het aandeel

22

vrouwen onder de jonge hoogleraren die doorgaans een aanstelling krijgen als hoogleraar-2. Van hen is 29 procent vrouw. Veel van de oudere hoogleraren met een aanstelling als hoogleraar-1 zijn man en zitten er al jaren. Daar is het aandeel vrouwen 7 procent. Maar ook zij gaan een keer met pensioen. En dan zal ook daar langzaam verandering komen. “In sommige vakgebieden ligt de selectie al eerder: bij natuurkunde of wiskunde heb je hooguit dertig procent vrouwelijke studenten. Dan is het niet realistisch om te streven naar een fifty-fiftyverdeling onder de hoogleraren”, zegt Broerse. Die beperkte belangstelling van vrouwen voor exacte vakken is wat haar betreft trouwens geen gegeven; de stelling dat meisjes nu eenmaal geen interesse hebben voor techniek is haar veel te gemakkelijk. “In andere landen zie je die verschillen veel minder, dus het is voor een groot deel cultureel bepaald.”

Uit eigen zak betalen Maar waarom lukt het onze bètafaculteit om over het geheel 23 procent vrouwelijke hoogleraren te hebben, terwijl dat bij de UvA maar 6 procent is? Ook vergeleken met andere faculteiten aan de VU doet Bètawetenschappen het goed. “Het onderwerp heeft al jaren de aandacht van het faculteitsbestuur”, vertelt Annemarie Kneppers, beleidsadviseur HRM. “Met name de oude faculteit Aard- en Levenswetenschappen zette zich actief in voor het stimuleren van vrouwelijk talent. Zij hadden altijd kandidaten voor de verschillende stimuleringsprogramma’s, zoals de Aspasia-beurzen en de Fenna Diemer Lindeboom-leerstoelen, en vaak betaalden ze dan uit eigen zak nog extra kandidaten.”

Bij de oude faculteit Exacte Wetenschappen ligt het percentage lager, deels omdat er in sommige vakken dus gewoonweg minder vrouwen zijn. Maar ook daar zijn enkele afdelingen al jaren actief bezig om vrouwelijk talent binnen te halen, zoals de afdeling Informatica, waar de huidige decaan Guus Schreiber jarenlang aan het hoofd stond. Schreiber zei meteen bij zijn aantreden als decaan dat hij diversiteit belangrijk vindt. En daar houdt hij de afdelingshoofden aan. Broerse: “Als er een hoogleraarsbenoeming is, wijst het faculteitsbestuur er altijd op dat ze actief naar vrouwelijk talent moeten zoeken. Als een afdeling toch een man voordraagt, vragen we om een motivatie. En Guus zegt er dan altijd bij: Bij de volgende benoeming zorg je dat het een vrouw is. En dat heeft wel degelijk effect.” Binnen het faculteitsbestuur zelf is de verdeling sinds vorig jaar trouwens ook fifty-fifty: de decaan en de directeur bedrijfsvoering zijn man, de portefeuillehouders onderzoek en onderwijs zijn vrouw.

Waarom stoppen zij? Maar tijd om tevreden achterover te leunen, is het absoluut niet. Broerse geeft een voorbeeld: “Nu hebben we een mooi percentage vrouwen die hoogleraar-2 zijn (29), maar het aandeel universitair hoofddocenten niveau 1 (uhd1) is gedaald van 11 naar 6 procent. Simpelweg omdat er een aantal vrouwelijke uhd1’s is doorgegroeid. Gelukkig is wel het percentage vrouwelijke uhd2’s dit jaar gestegen van 32 naar 40 procent. Je moet ‘Je moet op elk zorgen dat je op elk niveau niveau voldoende voldoende vrouwen in de vrouwen in de pijplijn hebt.” pijplijn hebben’ Daarom onderzocht vorig jaar een werkgroep bij de bètafaculteit wat de knelpunten zijn voor vrouwen om carrière te maken aan de faculteit. Want net als overal in de wetenschap stromen ook hier veel vrouwen uit nadat ze een poosje universitair docent zijn geweest, om vervolgens in een andere sector aan het werk te gaan. Wat gebeurt daar? Waarom verlaten die vrouwen op dat moment de wetenschap? Een van de aanbevelingen van de werkgroep is om exit-interviews te houden met vrouwen die weggaan.

nr 3 — 3 oktober 2018

ADVALVAS


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.