BELGIË
BREENDONK Samen met Auschwitz en Theresienstadt is Breendonk het best bewaard gebleven naziconcentratiekamp. Te danken aan het feit dat het hier betonnen gebouwen betreft. Breendonk is het enige kamp in West-Europa dat volledig intact is gebleven. De SS had dadelijk begrepen dat het fort ‘nuttig’ ge bruikt kon worden. Ze besloot er een ‘Auffangslager’ in te richten, een opvangkamp dat gevangenen voorlopig moest onderbrengen, in afwachting van transport naar gevangenissen of concentratiekampen in Duitsland of in het oosten van Europa. De officiële Duitse benaming bleef ‘SS-Auffangslager Breendonck’. Breendonk kreeg dan wel nooit de titel ‘Konzentrationslager’, het regime dat er werd gevoerd was even wreed.
De eerste gevangene die in Breendonk werd vermoord, heette Moses Luft. Hij werd tijdens het werk neergeschoten door een Wehrmacht-soldaat. Zijn naakte lijk werd door de SS als ‘voorbeeld’ op de binnenplaats geworpen. De gevangenen moesten voor het stoffelijk overschot defileren.
Reeds op 20 september 1940 bracht SS-Sturmbannführer Philipp Schmitt de eerste vijftien gevangenen naar Breendonk. Erich Adler was de eerste ‘Zugführer’ (een gevangene die aan het hoofd van elke kamer wordt aangesteld). Hij moest ervoor zorgen dat de gevangenen meteen begrepen wat ‘nieuwe orde’ en Duitse discipline betekenden. Terwijl in de andere kampen de bewakers bijna uitsluitend SS’ers waren, stond in Breendonk een compagnie Wehrmacht-soldaten voor de bewaking in.
De honger bleef toenemen. De gevangenen probeerden gras te pakken te krijgen. Dat was ‘verboten’. Hiervoor werd men gestraft. Het Rode Kruis zond voedselpakketten maar de SS gaf het eten aan de zwijnen terwijl de gevangenen toekeken. Toen Vlaamse SS’ers in september 1941 het kleine Duitse SS-garnizoen kwamen aanvullen, verscherpte het regime van ongemeen hard naar onmenselijk. In dit verband is een woordje uitleg op zijn plaats. In het najaar van 1940 waren de enige SS’ers in Breendonk de kampcommandant (de eerder genoemde Philipp Schmitt), zijn chauffeur, en Arthur Prauss, SS-luitenant en de man die de dagelijkse leiding over de gevangenen had.
De gevangenen waren niet alleen verzetsmensen of politieke gevangenen. Er waren ook enkele criminelen van gemeenrecht opgesloten. De bedoeling was te voorkomen dat in het kamp een verzetsgeest zou heersen. De buitenwereld moest de indruk krijgen dat het hier om echte misdadigers ging.
Loodzware arbeid Bij de eerste gevangenen waren Joden en mensen die toen reeds hadden gesaboteerd of verboden manifestaties gehouden. Aanvankelijk was het regime streng maar niet ondraaglijk. De eerste gevangenen – in oktober 1940 waren het er reeds 52 – werden aan het werk gezet. Bedoeling was om circa 300 000 kubieke meter grond af te graven, waaronder het eigenlijke fort zat verborgen. Dit geschiedde uitsluitend met handenarbeid. De grond werd gebruikt om aan de buitenzijde van de fortgracht een hoge berm te maken die het fort onzichtbaar maakte. Op 17 februari 1941 stierf de eerste gevangene, een Jood. Van toen af liep het aantal doden op. Het voedselrantsoen verminderde en de arbeid werd steeds zwaarder. Aanvankelijk leefden de Duitsers in een overwinningsroes. Maar na een tijd voelden ze aan dat hun ‘Blitzkrieg’ mislukt was. Meteen werden ze brutaler. Toen de Duitsers de Sovjet-Unie binnenvielen, werden er onmiddellijk communisten en socialisten naar het kamp gevoerd.
Vlaamse SS’ers
Toen kwamen de Vlaamse SS’ers erbij, waaronder de beruchte Fernand Wyss en Richard De Bodt. Doorgaans waren deze Vlaamse SS’ers weinig intellectueel ontwikkeld, ook al waren er uitzonderingen zoals Richard De Bodt (zie verder). Sommigen belandden bij de Sicherheitsdienst (Sipo-SD) omdat ze afgekeurd werden of zichzelf niet geschikt achtten voor dienst bij de Waffen-SS. De Sipo-SD gaf hen een uniform en het zelfbewustzijn dat ze in het burgerleven vaak ontbeerden. Het was ook overduidelijk dat een ex-bokser als Fernand Wyss genoot van de kans om latente sadistische neigingen ongestraft en met officiële goedkeuring bot te vieren. De voormalige sluiswachter Richard De Bodt behoorde voor WO II tot de fascistische Rex-beweging. Na de bezetting van België in 1940 werd hij lid van de ‘Algemeene SS-Vlaanderen’ en van de NSVAP (Nationaal Socialistische Vlaamse Arbeiderspartij). Toen hij in het Fort van Breendonk aankwam (augustus 1942) had hij de graad van SS-Rottenführer (korporaal) in de Sipo-SD. Hij werd al spoedig de vertrouweling van Philipp Schmitt, en rapporteerde alles wat hij zag of vernam aan de kampcommandant. Zoals de andere Vlaamse SS-werkopzichters stond De Bodt onder rechtstreeks toezicht van de brutale SS-Untersturmführer Arthur Prauss. Deze laatste aarzelde overigens niet om De Bodt in het zicht van alle gevangenen te vernederen door hem een oorveeg te geven
19