Witteveen+Bos Nieuws 118

Page 1


Passagiersbeleving centraal op Brussels Airport Nieuws 118

De komende jaren investeert Brussels Airport fors in haar luchthaven. Met nieuwe gebouwen als de intermodale hub en het hotel, uitbreiding van de vertrek- en aankomsthal en de groene boulevard met park wil Brussels Airport Company (BAC) maximaal inzetten op passagiersbeleving.

Via een Europese aanbestedingsprocedure waarop meer dan veertig internationale topteams inschreven, werd het Belgisch/Nederlandse team ‘Witteveen+Bos, Benthem Crouwel Architects, OKRA, Stramien CV’ geselecteerd om een toekomstgericht ontwerp te realiseren voor dit ambitieuze project. In nauwe samenwerking met de opdrachtgever zorgen zij voor het architectonisch design, de engineering en het landschapsontwerp.

Multifunctionele, comfortabele, veilige beleving

In het ontwerp staat de passagiersbeleving centraal. Voor beide reizigersstromen (zowel aankomst als vertrek) zal de luchthaven zich presenteren als levendige, aantrekkelijke ruimte met een veelheid aan functies waar je efficiënt en intuïtief doorheen beweegt. Vandaag stromen 65.000 tot 85.000 reizigers per dag door de terminal en deze loopt tegen zijn maximumcapaciteit aan. Het project zal meer ruimte creëren om de verwachte passagiersgroei op te vangen. Daarbij wordt ingezet op efficiëntie, comfort, beleving, hospitality en veiligheid. Voor zowel reizigers, bezoekers als medewerkers.

Intuïtieve wayfinding in intermodale hub

Centraal in het plan komt de intermodale hub, een levendige kern waarin alle verkeersmodi verticaal gestapeld worden. Het centrale stijgpunt vormt een nieuwe verbinding met het treinstation, een vernieuwd centraal busstation, een ruime fietsstalling en een vernieuwde taxizone. Ook de toekomstige luchthaventram krijgt er zijn eindstation. Brussels Airport wil zo verder inzetten op een modal shift, door duurzaam vervoer van en naar de luchthaven te faciliteren en te stimuleren.

eDNA als

kompas

voor toekomstig waterherstel

Van signalering naar voorspellend ecologisch inzicht

In juni van dit jaar won Witteveen+Bos met het project eDNA Meets Toxiciteit zowel de jury- als de publieksprijs van De Vernufteling 2025. De innovatieve methode, waarbij DNA uit watermonsters inzicht geeft in de impact van chemische verontreiniging op onderwaterleven, werd geprezen als baanbrekend voor de ecologische monitoring van de toekomst. Maar voor het projectteam was de prijswinst niet het eindpunt, eerder het begin van een nieuwe vraag: hoe nu verder?

De waarde van eDNA

Het bijzondere van eDNA - in dit geval genomen uit watermonsters - is dat het niet chemische verontreiniging meet, maar het effect ervan op

het leven. In elk watermonster zit genetisch materiaal van honderden soorten – van algen tot vissen. Door patronen te herkennen in de aanwezigheid of afwezigheid van soorten, ontstaat een beeld van hoe een ecosysteem reageert op verontreinigingen. Dat maakt eDNAdata tot een krachtige indicator, niet alleen voor de huidige staat van een ecosysteem, maar ook voor toekomstige risico’s.

‘Met eDNA kunnen we ecosystemen als het ware aflezen,’ zegt moleculair ecoloog Frederike Bijlmer. ‘In plaats van te kijken welke normen overschreden worden, zien we wat het leven zelf

Lees verder op pagina 3

Blauwdruk voor laadinfrastructuur op de Noordzee

Elektrificatie van noodhulpschepen

Hoe zorg je ervoor dat elektrische noodhulpschepen op de Noordzee beschikbaar zijn op het moment en de plek waar ze het hardst nodig zijn? Deze vraag stond centraal in een recent onderzoek, uitgevoerd door Witteveen+Bos, in nauwe samenwerking met Haskoning, in opdracht van Rijkswaterstaat en medegefinancierd door het Europese Herstel- en Veerkrachtfonds. Het resultaat is een blauwdruk voor laadinfrastructuur op zee, midden op de Noordzee.

De Noordzee verandert. Het aantal windparken op zee en het aantal scheepsbewegingen nemen toe, evenals het risico op maritieme incidenten. Rijkswaterstaat speelt hierop in door haar vloot van Emergency Response and Towing Vessels (ERTV’s) te elektrificeren, met als doel tot 90 % emissievrije inzet. Daarvoor is wel een slimme en betrouwbare laadinfrastructuur nodig, zowel aan de wal als op zee.

Power2Tow

Binnen het bredere Power2Tow-initiatief worden drie ERTV’s ontwikkeld die grotendeels elektrisch varen, met een aanvullende methanolcapaciteit. Tegelijkertijd wordt gewerkt aan vijf laadlocaties op zee en vijf aan land. Witteveen+Bos kreeg de opdracht om te bepalen welke locaties en typen laadinfrastructuur het meest geschikt zijn, op basis van de centrale onderzoeksvraag: welke locaties en vormen van elektrische laadinfrastructuur op de Noordzee sluiten het beste aan op het operationele profiel van een duurzame ERTV?

Technologie, risico en realiteitszin combineren De onderzoeksaanpak bestond uit gesprekken met betrokken partijen, waaronder TenneT, ontwikkelaars van offshore windparken, leveranciers van laadsystemen en de Kustwacht. Deze gesprekken zijn aangevuld met technische analyses en input van MARIN.

Het onderzoek richtte zich op drie onderdelen: het identificeren van kansrijke laadlocaties op zee, het vaststellen van technische en juridische randvoorwaarden

voor netaansluiting, en het onderzoeken van de beschikbare systemen voor offshore laden. Uiteindelijk zijn vijf potentiële laadzones geselecteerd, strategisch gelegen nabij windparken en buiten ecologisch kwetsbare gebieden, drukke scheepvaartroutes en militaire oefenzones.

Laadlocaties: nabij stroom én risicogebieden Een geschikte laadlocatie moet niet alleen dicht bij een betrouwbare elektriciteitsbron liggen, zoals een windturbine of een offshore substation van TenneT, maar moet ook zodanig gepositioneerd zijn dat ERTV’s binnen twee uur een noodsituatie kunnen bereiken, zelfs onder slechte weersomstandigheden.

De vijf geselecteerde gebieden combineren strategische ligging met technische uitvoerbaarheid. Om de locaties te beoordelen, hebben we gebruikgemaakt van een afwegingsmatrix waarin technische, financiële, ruimtelijke, juridische en planningsaspecten zijn meegenomen. Een belangrijke bevinding is dat een directe aansluiting op individuele windturbines in veel gevallen efficiënter en duurzamer blijkt dan aansluiting op een centraal substation.

Laadsystemen: vaste constructie of drijvende oplossing Twee offshore laadconcepten zijn onderzocht. De eerste is de e-tower, een vast laadstation dat is gemonteerd op een monopile, vergelijkbaar met de fundering van een windturbine. De tweede is de e-boei, een drijvend laadstation dat verankerd is aan de zeebodem. Hoewel beide oplossingen technisch haalbaar zijn, heeft de e-tower de voorkeur. Deze is robuuster, onder meer bestand tegen golven tot tien meter hoog, en eenvoudiger te integreren binnen bestaande offshore windparkinfrastructuur.

Technische en juridische uitdagingen

Voor aansluiting op een windturbine of substation zijn omzetting van spanning en frequentie nodig, evenals een minimale kabellengte en voldoende ruimte op het platform. Tegelijkertijd zijn er juridische obstakels, aangezien het huidige regelgevend kader nog niet toestaat dat energie via

het offshore net wordt geleverd aan schepen. Ook moeten contractuele afspraken over energielevering voldoende zekerheid bieden. Veiligheid speelt eveneens een grote rol: het laadsysteem moet veilig aanmeren mogelijk maken, ook bij wisselende weersomstandigheden, en snel kunnen ontkoppelen bij calamiteiten. Daarnaast moeten afstanden tot andere infrastructuur, zoals turbines en vaarroutes, zorgvuldig worden gewaarborgd.

Ontwikkeling van techniek en standaardisatie Naast de locatiekeuze en het systeemontwerp benadrukt het onderzoek dat verdere ontwikkeling van offshore laadinfrastructuur noodzakelijk is. De technologie bevindt zich nog in een vroeg stadium. Om grootschalige en veilige toepassing mogelijk te maken, zijn vervolgstappen nodig, waaronder standaardisatie van connectoren, communicatieprotocollen en netintegratie, technische specificaties voor compatibiliteit tussen schepen en laadsystemen, test- en certificeringsprocedures, en aansluiting op bestaande regelgeving, zoals IEC 80005 en de richtlijnen van EMSA.

Witteveen+Bos heeft inmiddels een vervolgonderzoek uitgevoerd waarin deze aspecten verder worden uitgewerkt. Samen met ontwikkelaars van hoogvermogenlaadsystemen en andere betrokken partijen wordt gekeken naar de huidige technische gereedheid en de mate waarin bestaande of toekomstige internationale normen kunnen bijdragen aan praktische toepassing.

Op koers naar emissievrije scheepvaart

Het Power2Tow-project van Rijkswaterstaat vormt een belangrijke stap in de transitie naar emissievrije maritieme operaties op de Noordzee. Witteveen+Bos is trots om hieraan bij te dragen met technische en strategische expertise. Met een multidisciplinaire aanpak en focus op praktische haalbaarheid werken we mee aan een schonere, veerkrachtigere toekomst, zowel op zee als aan wal.

+ marc.schot@witteveenbos.com

Foto: Rijkswaterstaat

De intermodale hub creëert niet alleen meer ruimte voor de toekomstige groei van de passagiersaantallen, maar zorgt ook voor een efficiëntere doorstroom. De toegangspoort leidt reizigers op een heldere, intuïtieve wijze naar alle gebouwen. Op een veilige manier, zonder een straat over te steken. Vertrekkende reizigers worden verwelkomd in een overzichtelijke vertrekhal met daglichttoetreding via het dak, waarin een batterij zonnepanelen en een groendak zijn geïntegreerd.

Biodiverse buitenruimte voor reiziger Zowel binnen de gebouwen als buiten zet het ontwerp maximaal in op groenbeleving. De groene boulevard en park vormen de toegang tot de intermodale hub. De buitenruimte wordt sterk vergroend, met hoofdzakelijk inheemse soorten. Het groen draagt bij aan een duurzame, biodiverse leefomgeving. Bovendien zorgt de groenruimte voor waterbuffering en het beperken van het hitteeilandeffect.

Duurzaamheid door modulaire opzet

Voor de nieuwe gebouwen wordt gestreefd naar duurzaamheidslabels BREEAM (Outstanding), WELL (Platinum) en DGNB (Gold); dit past binnen de duurzaamheidsstrategie van Brussels Airport. Daarvoor zet het ontwerpteam in op flexibele gebouwen met een modulaire opzet en waar mogelijk houten constructies. Op duurzame materiaalkeuze en circulaire principes. En op het beperken van de energievraag en het inbrengen van toekomstbestendige technieken zoals waterinfiltratie, een BEO-veld (boorgaten energie opslag), warmtepompen en zonnepanelen.

Maarten Veerman

‘De concentratie en stapeling van functies, en het werken binnen een bestaande context met veel passagiers maken dit een zeer uitdagend project. Het zorgt ervoor dat wij de volle breedte van onze ingenieursdiensten moeten en kunnen benutten. Zoveel slimme mensen die met hart en ziel werken aan dit project, dat maakt het écht uniek.’

Bij de uitwerking wordt het team ondersteund door verschillende onderaannemers. Planeground ondersteunde de logische functionele indeling van de gebouwen en controles op passagiersstromen. M-gineers is betrokken bij het ontwerp en de uitwerking van de BEO-velden, de HVAC-, elektra-, sprinkleren beveiligingssystemen. Zonneveld assisteert bij het ontwerp en uitwerking van een deel van de hoofddraagconstructies. En 4Building staat het team bij in het bepalen van de bouwkosten. De werkzaamheden voor de intermodale hub, terminal en hotel starten ten vroegste in de tweede helft van 2026. De gebouwen worden gefaseerd opgeleverd. In 2032 moet alles klaar zijn. + maarten.veerman@witteveenbos.com

Vervolg van pagina 1

ons vertelt. Die biologische respons is vaak de beste maat voor ecologische gezondheid én een vroege waarschuwing als het mis dreigt te gaan.’

De noodzaak van voorspellend ecologisch inzicht

De vraag ‘hoe nu verder?’ wordt steeds urgenter, zeker na recente internationale ontwikkelingen. Tijdens de VN Oceaantop, die in juni plaatsvond in Nice, stond één thema centraal: hoe houden we de oceanen leefbaar in een tijd waarin

onontgonnen terrein: de ecologische effecten van een combinatie van meerdere factoren.

Ecosystemen hebben zelden last van één vervuiler, maar worden blootgesteld aan een mix van pesticiden, medicijnresten, verzilting, plastic, nutriënten, hittestress en veranderingen in habitat. Wat die complexe druk precies doet met de biodiversiteit is moeilijk te voorspellen, en juist dat maakt vroegtijdig inzicht zo cruciaal.

‘Toxische druk is bijna nooit een geïsoleerd probleem,’ zegt ecoloog Sebastiaan Schep, initiatiefnemer van het project. ‘Ecosystemen reageren op een combinatie van invloeden. Die reacties zijn vaak subtiel, maar wel zichtbaar in het leven dat verdwijnt of juist opkomt. En precies dáár zit de waarde van eDNA: het laat zien wat er in het systeem verandert, soms al voordat je de oorzaak kunt aanwijzen.’

De volgende stap: zoutwater aanpakken Een van de speerpunten in het vervolg is het verbreden van de methode naar zoutwatersystemen: kustgebieden, estuaria en delen van de Noordzee. Tot nu toe lag de nadruk vooral op zoet water, maar de urgentie in zoute gebieden is minstens zo groot.

zijn al belangrijke stappen gezet, maar buiten de academische wereld wordt de methode nog weinig toegepast. Deze ecologisch rijke en kwetsbare gebieden vereisen vroege signalen om herstelacties effectief te laten zijn.’

De kracht van Witteveen+Bos ligt, net als bij zoetwater, in het toepassen van eDNA in de praktijk: niet in het lab, maar in samenwerking met waterbeheerders in rivieren en sloten, en op termijn ook in mariene gebieden.

Vooruitkijken: samenwerken aan behoud en herstel

De ambitie is om met eDNA niet alleen vast te stellen of herstel mogelijk is, maar ook wanneer een systeem het kantelpunt nadert. Die voorspellende waarde vraagt om samenwerking tussen ecologen, datawetenschappers, chemici en hydrologen – precies de multidisciplinaire benadering waarin Witteveen+Bos zich thuis voelt.

menselijk handelen, zoals bodemvernietiging door sleepnetten en overbevissing, samen met klimaatverandering en vervuiling leidt tot verlies van biodiversiteit? De bijeenkomst onderstreepte wat binnen het eDNA-project al langer speelt: we moeten verder kijken dan het hier en nu. Van monitoren naar voorspellen. Van signaleren naar begrijpen. En vooral: van achteraf herstellen naar tijdig ingrijpen.

Complexe druk Binnen het vervolgonderzoek richt Witteveen+Bos zich op een nog grotendeels

Denk aan overbevissing, verzuring, temperatuurstijging, plastic afval, olie- en chemische vervuiling en lozingen van landbouwafvoer. Juist in die dynamische gebieden kunnen vroege ecologische signalen het verschil maken tussen behoud en achteruitgang. Maar alleen meten is niet genoeg: die signalen moeten worden vertaald naar concrete acties.

Zoutwatermonitoring met eDNA is veelbelovend, maar nog beperkt in grootschalige toepassing,’ zegt Frederike. ‘In wetenschappelijk onderzoek

Het project sluit naadloos aan op de bredere maatschappelijke opgaven van dit moment: de doelen van de Kaderrichtlijn Water, de Europese Green Deal, de mondiale biodiversiteitsstrategie en de klimaatopgaven van kustlanden. Maar vooral raakt het aan een fundamentele verschuiving in hoe we met natuur omgaan. Niet langer als iets wat we alleen beschermen wanneer het zichtbaar verslechtert, maar als iets waarmee we in dialoog gaan via data, modellen en dus DNA.

Sebastiaan Schep vat het samen: ‘De prijzen van De Vernufteling waren een prachtige erkenning, maar nu begint het echte werk. Met eDNA willen we niet alleen meten, maar tijdig handelen voor behoud én herstel van onze watersystemen.’

+ sebastiaan.schep@witteveenbos.com

Vervolg van pagina 1

DC-Ehubs

Een bijdrage aan duurzame energieoplossingen

Netcongestie is een groeiend probleem: de verstopping van het openbare elektriciteitsnet zorgt voor een stagnatie van de verduurzaming van de energievoorziening. Omdat de verzwaring van ons elektriciteitsnet de nodige tijd vereist, moet er gezocht worden naar creatieve en innovatieve oplossingen.

Om de congestieproblematiek op het net te verhelpen, is meer capaciteit en flexibiliteit nodig. Het benutten van overcapaciteit in tractienetten zou daarbij kunnen helpen.

Tractienetten

Grote delen van het openbaar vervoer, zoals het spoor, maar ook de tramnetwerken in Den Haag, Rotterdam, Amsterdam en Utrecht en de trolleybussen in Arnhem, hebben een eigen elektriciteitsnetwerk: tractienetten. Lang niet alle capaciteit van die netten wordt op elk moment van de dag gebruikt. Door tractienetten te integreren met laadinfrastructuur, zonneenergie en energieopslag, kan de energie-uitwisseling verbeteren en de verduurzaming van stedelijke energievoorzieningen bevorderd worden. De ontwikkeling van innovatieve en schaalbare gelijkspannings-energiehubs (DC-Ehubs) speelt hierop in.

Energie-uitwisseling

DC-Ehubs kunnen energie-uitwisseling tussen tractienetten, laadinfrastructuur en zonne-energie mogelijk maken en zo de integratie bevorderen. DC staat voor direct current, gelijkstroom, waar tractienetten gebruik van maken. Deze op het (wisselstroom) elektriciteitsnet aansluiten, stuit nog op veel uitdagingen. Door het koppelen van een DCtractienet aan lokale DC-netten met zonne-energie, laadinfrastructuur en energieopslag, wordt een lokaal microgrid gecreëerd, wat resulteert in minder belasting voor het openbare elektriciteitsnet.

DC-DC converter

Het DC-Ehubs-project richt zich op het ontwikkelen van een innovatief en schaalbaar concept voor DC-Ehubs. Het technische concept omvat zowel hardware (zoals een DCDC converter), als software en regeltechniek. Witteveen+Bos onderzoekt de technische, bedrijfseconomische en maatschappelijke kaders waarbinnen een DC-Ehub moet functioneren. Binnen het project worden verschillende modellen van DC-Ehubs ontwikkeld die effectief kunnen zijn in verschillende praktijksituaties.

Onderzoek en ontwikkeling

Het project bouwt voort op twee eerdere voorstudies: TSDCE (Tractienet naar Slim DC Elektriciteitsnet) en VAP-DC (Veilig en Autonoom regelend PV-laadplein met DC-distributie). Deze voorstudies zijn geïntegreerd in een nieuw fieldlab bij het GVB in Amsterdam. Dit onderzoek ondersteunt de iteratieve ontwikkeling van het concept, waarbij feedback en kennis uit praktijkonderzoek continu worden geïntegreerd om het concept verder te verfijnen, te valideren en op te schalen.

Het project is een samenwerking tussen de Haagse Hogeschool, de Hogeschool van Amsterdam, DC Opportunities R&D, GVB en Witteveen+Bos.

+ joris.van.dongen@witteveenbos.com

HarmonisatieTool

Sneller en slimmer naar één omgevingsplan

Gemeenten staan voor een grote opgave: vóór 2032 moeten alle plannen voor de fysieke leefomgeving zijn gebundeld in één omgevingsplan, dat aansluit op de Omgevingswet en het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO). De HarmonisatieTool versnelt het proces om honderden losse regels, definities en verordeningen uit verschillende bronnen te structureren, samen te voegen en te controleren.

De bestaande regels voor een gemeente staan verspreid over meerdere bronnen. Dit maakt de opgave om uniformiteit in regelgeving te creëren een enorme uitdaging, zowel qua omvang als complexiteit.

Regels uit relevante bronnen

De HarmonisatieTool is ontwikkeld in nauwe samenwerking met – en voor – beleidsmakers, planjuristen en RO-medewerkers. De gemeenten Neder-Betuwe, Laarbeek, Hoekse Waard, Waterland en Alkmaar behoren inmiddels tot de gebruikers. Onze slimme tool is in staat om regels uit alle relevante bronnen in te laden. Denk hierbij aan de Bruidsschat, de Instructieregels van Rijk en Provincie, gemeentelijke verordeningen zoals de Verordening fysieke leefomgeving en uiteraard de bestemmingsplannen van de eigen gemeente. Voorheen was dit een handmatig proces dat een maand of meer kon duren. Nu kun je met de tool binnen tien minuten aan de slag. Dit geautomatiseerde proces is bovendien minder foutgevoelig dan handwerk en het neemt een vervelende taak uit handen. Met de Witteveen+Bos HarmonisatieTool als slimme assistent wordt belangrijke tijds- en kwaliteitswinst geboekt bij het samenstellen van het omgevingsplan.

Meerwaarde HarmonisatieTool

In diverse projecten is de meerwaarde van de HarmonisatieTool aangetoond:

- 50 - 70 % tijdbesparing bij inventarisatie van regelgeving

- 6 - 12 weken snellere afronding van inventarisatieprojecten

- Kostenbesparing per project van € 15.000 – € 40.000

Verschillende variaties

De functie ‘wonen’ is een goed voorbeeld van de complexiteit van het opstellen van een omgevingsplan. Gemeentes hebben soms wel honderd variaties van deze definitie, die in het omgevingsplan moeten worden teruggebracht naar één regel. En dat geldt niet alleen voor ‘wonen’, maar voor alle functies binnen de gemeente. Dit proces moet elke gemeente in Nederland voor 2032 doorlopen, zonder dat inwoners onnodig worden benadeeld. De HarmonisatieTool creëert uit de verschillende databronnen een centrale databank. En maakt het vervolgens mogelijk om te zoeken op verschillende thema’s. Door slim te filteren, kan een gebruiker regels binnen hetzelfde thema (bijvoorbeeld wonen) eenvoudig vergelijken. Dit maakt de verschillende variaties zichtbaar. Zo kan de gebruiker sneller komen tot een eenduidige regel voor het specifieke thema.

Controleerbaarheid

Omdat we het belangrijk vinden dat de gebruiker grip houdt op het proces, beschikt de HarmonisatieTool over ingebouwde functies om het proces transparant en controleerbaar te houden. Met overzichtspagina’s is te achterhalen hoe de tool tot een resultaat komt en bronvermelding zorgt ervoor dat zichtbaar is welke regels wel of niet zijn meegenomen. Een andere waardevolle functionaliteit is de mogelijkheid om gegevens eenvoudig te exporteren naar Excel. Zo kunnen overzichten die zijn gegenereerd met de HarmonisatieTool makkelijk worden gedeeld met het gemeentelijke projectteam. Dit versnelt het beslisvormingsproces naar het omgevingsplan.

+ boudewijn.naaijkens@witteveenbos.com

HARMONISATIETOOL ONDERDEEL VAN DSO+

DSO+ is het platform van Witteveen+Bos waarin verschillende tools, waaronder de HarmonisatieTool, zijn geïntegreerd. Dit platform biedt een solide basis voor gemeenten om hun processen rondom de fysieke leefomgeving efficiënt te beheren. Zodra het Digitaal Stelsel Omgevingswet volledig operationeel is, zal DSO+ verder uitbreiden met nog meer waardevolle hulpmiddelen, zodat gemeenten nog effectiever kunnen werken en beter kunnen inspelen op de eisen van de Omgevingswet.

Leidse warmtetransitie met Rotterdamse restwarmte

Leiden wil haar warmtenet verduurzamen. Op dit moment is een fossiele elektriciteitscentrale de warmtebron van het Leidse net. Restwarmte uit de haven van Rotterdam moet zorgen voor duurzamere energie. Hiervoor heeft Leiden een station nodig dat de warmte ontvangt, opslaat en distribueert. Witteveen+Bos heeft in opdracht van Vattenfall deze centrale - Warmtecentrale A44 - ontworpen met het oog op leveringszekerheid, duurzaamheid en veiligheid.

In 2050 wil de gemeente Leiden elke wijk aardgasvrij hebben gemaakt. Huizen en gebouwen worden dan niet meer met aardgas verwarmd. Voordat het zover is, moeten er nog veel stappen gezet worden, aldus de gemeente. Een stap is het inzetten van restwarmte die afkomstig is van energie-intensieve industrie, zoals de (petro)chemie en afvalverbrandingsinstallaties. Bedrijven op het havengebied van Rotterdam produceren meer dan voldoende restwarmte, die wordt geloosd in de Maas of via koeltorens verdwijnt in de atmosfeer.

WarmtelinQ: Zuid-Hollandse warmtesnelweg Met de komst van WarmtelinQ, een warmteleidingennetwerk vanuit de Rotterdamse haven naar nabijgelegen steden in Zuid-Holland, krijgt Leiden ook een aansluiting. Deze restwarmte moet wel worden ingevoerd in het bestaande Leidse warmtenetwerk dat wordt geëxploiteerd door Vattenfall.

Warmtecentrale A44, genoemd naar de nabijgelegen snelweg, zal de restwarmte ontvangen, opslaan en verder het warmtenetwerk inleiden. De restwarmte wordt gebruikt voor de base load, waarbij op piekmomenten warmtebuffers/opslag en door aardgas opgewekte warmte ‘bijspringen’.

Enorme buffertank

Warmtecentrale A44 bevat twee grote platenwarmtewisselaars die de restwarmte overdragen en fungeren als een fysieke barrière. Drie aardgasgestookte ketels met een vermogen van ruim 33 MWth per stuk (vergelijkbaar met het vermogen van 20.000 waterkokers) verzorgen de piek en back-up van de warmtevraag. De ketels kunnen in de toekomst omgebouwd worden naar waterstofketels of worden

Gezamenlijk belang: sociale veiligheid in de bouwsector

Sinds enkele jaren staan we, samen met enkele andere organisaties, in het voorjaar tijdens de Hee, ben jij oké-week stil bij het belang van sociale veiligheid. We vinden het belangrijk dat er aandacht is voor sociale veiligheid in de bouw-, infra- en installatiesector. Dit wordt ook van harte uitgedragen door twee prominente HBJO-ambassadeurs: Diana Beuting, hoofdingenieur-directeur bij Rijkswaterstaat en Leonie Koops, business line directeur Infrastructuur en mobiliteit bij Witteveen+Bos.

Waarom gaat dit onderwerp hen zo aan het hart? Diana Beuting: ‘Diversiteit is belangrijk, ik geloof dat onze organisatie een afspiegeling van de maatschappij moet zijn. En daarbinnen heeft iedereen het recht om zich veilig te voelen. Dat is voor de gehele sector van belang. Kijkende naar samenwerkingen in de gehele keten van opdrachtgever tot opdrachtnemer zien we hoe belangrijk het is om veiligheid in al zijn dimensies bespreekbaar te maken. Gezien de krapte op de arbeidsmarkt en het vele werk dat ons te wachten staat, hebben we echt iedereen nodig. Als mensen zich niet veilig voelen, gaan ze ergens anders naartoe.’

Gelijkwaardigheid binnen samenwerkingen Leonie Koops vult aan: ‘Dat is een gezamenlijk belang. Sociale veiligheid is voor ons niet alleen een intern onderwerp, maar het is ook belangrijk in de samenwerking met andere partijen. Witteveen+Bos is een projectorganisatie, wij werken veel met anderen en voor opdrachtgevers, zoals Rijkswaterstaat. De sociale veiligheid in dat soort relaties, die van opdrachtgeveropdrachtnemer, is een punt van zorg. Die verhouding heeft namelijk een bepaalde hiërarchie in zich, waardoor mensen het soms lastig vinden om zich uit te spreken over iets wat ze niet oké vinden. Een vervelende bejegening, of zelfs grensoverschrijdend gedrag. Vorig jaar is bij ons

intern uit een risico-inventarisatie naar psychosociale arbeidsomstandigheden gebleken dat wel 11 % van de respondenten een onprettige interactie heeft meegemaakt met een opdrachtgever. Dat varieert van ongewenste seksuele aandacht tot agressie en intimidatie. Zo’n score zet het onderwerp voor mij wel weer bovenaan de agenda.’

Diana: ‘Daar schrik ik ook van, hoor. Daar moeten we dus iets mee. Bij Rijkswaterstaat hebben wij vertrouwenspersonen en houden wij regelmatig medewerkerstevredenheidsonderzoeken. Sommige scores pakken positief uit, die kleuren ‘groen’. Daar is het van belang om door te vragen tot de kern. Dan blijkt het wel eens een watermeloenscore te zijn: hoe dieper je doorvraagt, hoe roder het resultaat wordt.’

Loket

Leonie: ‘ Meldingen van ongewenst gedrag komen lang niet altijd bij mij terecht. Maar als dat wel zo is, dan wil ik dit graag bespreken met de klant. Mijn probleem is: bij wie kan ik dan aankloppen? Binnen de projectteams zelf wordt er door tijdsdruk of hiërarchische verhoudingen vaak geen ruimte voor gemaakt. De collega’s die het overkomt, willen zich gewoon bezighouden met hun werk en op een professionele wijze met hun teamgenoten om kunnen gaan. Dus lang niet alle negatieve interacties worden gedeeld. Er zijn ook situaties waarin wel opgetreden moet worden. Zo ken ik iemand in onze organisatie die stevig in haar schoenen staat, maar die in zulke vervelende gesprekken terecht kwam, dat ze niet langer op dat project wilde werken. Ze kon haar rol in deze relatie niet meer naar behoren vervullen, ze werd niet serieus genomen. Dan wil ik daarover in gesprek met de opdrachtgever. Bij de grotere opdrachtgevers waarmee we samen werken, Rijkswaterstaat behoort daar ook toe, is daar meestal nog geen aanspreekpunt voor. Ik zoek naar zo’n loket.’

vervangen door elektrische boilers. Een 30 meter hoge Heat Accumulatie Tank (HAT) buffert restwarmte en zorgt ervoor dat het warmtenet op druk blijft, zelfs bij een lekkage.

Ideale warmtemix

Witteveen+Bos heeft het definitieve ontwerp van de warmtecentrale verzorgd. Een uitdaging was om de procesinstallatie in te passen binnen het bestaand ontwerp van het gebouw, met voldoende ruimte voor onderhoud of een eventuele vervanging van de gasketels door e-boilers of waterstofketels. Leveringszekerheid is een belangrijke parameter in het procesdesign. Deze is geborgd door de opslag/buffercapaciteit, het kunnen bijschakelen van gasboilers en een back-up stroomvoorziening. Flexibiliteit is een must, bijvoorbeeld in geval van onderhoud of uitval.

De Warmtecentrale A44 wordt naar verwachting in 2027 in gebruik genomen en zal ongeveer 10.000 huishoudens en 200 grootverbruikers bedienen.

+ sven.drommel@witteveenbos.com

Diana reageert: ‘Veiligheid in al zijn dimensies is natuurlijk een aandachtspunt in projecten. Het moet een vast onderdeel van de samenwerking zijn. Maar het lijkt mij essentieel dat we een gezamenlijke ingang vinden voor meldingen van ongewenst gedrag en dit buiten de projectcontext halen. We moeten een structurele manier vinden om dit te bespreken en ervoor zorgen dat iedereen zich gehoord voelt. Ik denk aan een soort vertrouwenspersoon voor externe relaties. Dat past bij het streven van Rijkswaterstaat: gelijkwaardigheid in de samenwerking met marktpartijen.’

Geef elkaar de ruimte

Sociale veiligheid betekent misschien niet voor iedereen hetzelfde. Hoe gaan we daarmee om? Diana: We moeten wel blijven letten op de balans. Voor sociale veiligheid geldt namelijk ook: waar eindigt die van jou en begint die van een ander. En speelt iemand soms niet te snel de kaart van sociale veiligheid, terwijl het eigenlijk een lastig gesprek betreft? Maar het begint met het bespreekbaar maken.’ Leonie: ‘Diversiteit levert meer verschil op en meer verschil levert meer wrijving op. In een monocultuur werkten bepaalde zaken vroeger misschien prima, maar de maatschappij is sensitiever geworden. We moeten ruimte geven voor verschillende geluiden en zorgen dat iedereen zich prettig voelt.’

+ communications@witteveenbos.com

ESIA als tool voor succesvol project

Voor Witteveen+Bos is een Environmental and Social Impact Assessment (ESIA) niet alleen een wettelijke risicobeoordeling op de milieu en sociale impact van een project in de eindfase. Een ESIA is ook een krachtig instrument om vanaf de start tot een béter project te komen. Deze filosofie heeft inmiddels geresulteerd in een uitgebreide internationale projectportfolio.

Witteveen+Bos heeft mondiaal succesvolle ESIA- en aanverwante due diligenceopdrachten uitgevoerd in Latijns-Amerika, Afrika, Europa en Azië voor onder meer kredietbureaus (zoals Atradius), financiële instellingen (onder andere RVO, FMO en IFC), en particuliere ontwikkelaars en dienstverleners.

Dankzij onze schaalgrootte en ervaring zijn we in staat om scherpe ESIA-analyses te combineren met technische expertise. We beschikken in huis over experts op de sleuteldomeinen zoals milieu (ecologie en Nature Based Solutions), maatschappij, techniek en economie (MKBA). De combinatie van expertise op zowel techniek als op milieu en sociale aspecten biedt als meerwaarde dat we het ontwerp of project al in een vroege fase binnen één ontwerpteam kunnen optimaliseren.

Dit voorkomt dat reparatie achteraf nodig is na een externe beoordeling, of dat kansen om projectimpacts te minimaliseren worden gemist. Witteveen+Bos werkt hierbij volgens de prestatienormen van de IFC, de OESO-richtlijnen en de Equator Principles.

Meerwaarde op vier niveaus

Bewust kiezen voor een milieu- en sociale effectbeoordeling in een zo vroeg mogelijke projectfase is een belangrijk uitgangspunt in onze werkwijze. Het legt de basis voor meerwaarde op vier niveaus:

1. Voorkomen van milieurisico’s en sociale schade;

2. Kansen op een succesvol project vergroten omdat risico’s en kansen vroegtijdig inzichtelijk zijn en hierop het ontwerp aanscherpen;

3. Borgen van maatschappelijk draagvlak door participatie van stakeholders en omwonenden;

4. Schetsen van duidelijke kaders voor ontwikkelaars en toezichthouders in de uitvoeringsfase.

Realisatie brug Indonesië: natuur en dier beschermen, inkomen borgen Bij de aanleg van een nieuwe brug in Indonesië was Witteveen+Bos vanaf het begin betrokken om de milieu- en sociale risico’s in kaart te brengen met een Environmental and Social-onderzoek. Op milieugebied constateerden we dat walvissen in het projectgebied voorkomen. Om deze dieren te beschermen is het ontwerp en de planning van het project aangepast.

Daarnaast zou de brug kunnen leiden tot werkloosheid onder de schippers die leven van het overvaren van mensen. Ook zou de brug negatieve invloed hebben op de woningen en agrarische percelen. Naar aanleiding van ons advies is de locatie van de oostelijke aanlanding van de brug aangepast, waarmee de impact op huizen en landbouwgrond is geminimaliseerd. Voor de schippers is een omscholingsprogramma opgezet. Door deze ingrepen is meerwaarde gerealiseerd op de vier hierboven beschreven niveaus met een tevreden opdrachtgever, financier en projectomgeving tot gevolg.

ESIA: waardevolle inzichten en koppelkansen ‘Denken vanuit risico’s is een prima startpunt om je als onderneming te verdiepen in mens, cultuur, natuur en milieu. Vrijwel altijd levert een ESIA waardevolle inzichten en koppelkansen op, om met het initiële projectdoel ook meerwaarde te creëren voor het gebied, de mensen en de natuur’, benadrukt ESIA-expert Abel Knipping.

‘Door iemand mee te laten kijken met ESIA-bril kunnen we met kleine projectaanpassingen grote nadelige effecten voor mens en milieu vroegtijdig identificeren en op een goede manier voorkomen of mitigeren. Vaak zijn het kansen die zonder E&S-onderzoek waarschijnlijk niet aan de oppervlakte waren gekomen.’

+ abel.knipping@witteveenbos.com

WARMTEPROGRAMMA ROTTERDAM DICHTERBIJ MET OPLEVEREN NRD

De overstap naar aardgasvrije warmte heeft invloed op het milieu en de leefomgeving in de stad. Met een milieueffectrapportage krijg je inzicht in de invloed van verschillende warmteoplossingen op het milieu. Witteveen+Bos heeft de afgelopen tijd gewerkt aan de NRD voor het warmteprogramma 2026 van Rotterdam. De Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD) is een eerste stap op weg naar een uitgewerkt warmteprogramma. Het beschrijft de aanpak van het milieu-onderzoek. Deze NRD is inmiddels openbaar. Voor de gemeente Delft werken we ondertussen aan een soortgelijke opdracht. De gemeente Rotterdam heeft gekozen om het planMER te verbreden en ook omgevingsfactoren te onderzoeken in een Omgevingseffectrapport (OER). Zo worden naast milieueffecten ook sociale en economische effecten meegenomen voor het Warmteprogramma. ‘De mer voor Warmteprogramma’s vraagt om een integrale aanpak. Witteveen+Bos ondersteunt gemeenten bij het onderzoek door kennis van warmte, milieu en sociaaleconomische thema’s te combineren’, vertelt Anika Steenstra, adviseur warmtetransitie. ‘Deze integrale kijk op de warmtetransitie is belangrijk, zo ontstaat een aanpak die in balans is met diverse stedelijke verduurzamingsopgaven.’

+ anika.steenstra@witteveenbos.com

E-MERGE START VELD- EN BODEMONDERZOEK OP VOOR KABELS STATION MEPPEL-NOORD

Deze zomer zijn veld- en bodemonderzoeken opgestart voor de aanleg van kabels, waarmee het nieuwe hoog- en middenspanningsstation Meppel Noord moet worden aangesloten. Het station wordt gerealiseerd door TenneT en Enexis Netbeheer. Het onderzoeksconsortium E-MERGE (Witteveen+Bos, Antea en Bilfinger) voert in opdracht van TenneT veld- en bodemonderzoeken uit. Het onderzoek is gericht op het kabeltracé waarmee station Meppel Noord op de bestaande verbinding tussen Steenwijk en het bestaande station in Meppel wordt ingelust. Carol Vredevoort, omgevingscoördinator bij E-MERGE en werkzaam bij Witteveen+Bos: ‘We doen het bodemonderzoek, bijvoorbeeld naar overblijfselen uit het verleden zoals oorlogsresten, hoe stevig de grond is, of deze schoon is, en of er dieren of planten zijn die beschermd moeten worden.’

+ carol.vredevoort@witteveenbos.com

RWZI EDE: DUURZAMERE SLIBVERGISTING

In Ede wordt de eerste slibvergistingsinstallatie in Nederland gebouwd met duurzame materialen als biobased isolatiemateriaal en geopolymeer beton. In de zomer werd de bouwfase ingeluid met een symbolisch moment: het omzetten van een oude spoorwissel. Het Waterschap Vallei en Veluwe CSV Ede zet in op centraal circulair zuiveren: zuiveringsslib uit de regio wordt omgezet in groengas en CO2 wordt teruggewonnen. Hiermee kunnen jaarlijks 2.200 huishoudens van energie worden voorzien. Door de centralisatie verdwijnen de verouderde installaties in Veenendaal, Renkum, Woudenberg en Bennekom. Hiermee wordt het proces niet alleen efficiënter, maar ook duurzamer. Een mooie stap voor de regio. Dit project wordt gerealiseerd door Waterschap Vallei en Veluwe in samenwerking met CLC Water, een samenwerkingsverband tussen ADS Groep, Nijhuis Saur Industries, Witteveen+Bos, Pannekoek GWW en Moekotte.

+ hans.smit@witteveenbos.com

Met onderzoekend ontwerpen bijdragen aan besluitvormingsproces

Kwetsbare beschermde habitats als Regte Heide & Riels Laag staan onder druk door droogte, waterkwaliteit en stikstofdepositie. Dit natuurgebied is een van de twaalf gebieden waar een Groenblauwe gebiedsgerichte aanpak (GGA) wordt ingezet. Samen met de bewoners wordt een duurzame toekomst ontworpen.

Witteveen+Bos werkt namens de provincie Brabant sinds twee jaar aan de GGA Gebiedsvisie voor Regte Heide & Riels Laag, samen met Lysias Advies.

Ingrijpende transitie

In dit gebied op de grens met België spelen bij uitstek gestapelde opgaven. Denk aan klimaatverandering, natuur, water, energie, economie, woningbouw en sociale samenhang. Dit betekent een ingrijpende transitie van het gehele gebied rondom dit Natura 2000-gebied, met impact voor agrariërs, inwoners, Belgische grensburen en andere belanghebbenden. De complexiteit van de transformatie rondom Regte Heide & Riels Laag vraagt om een gebiedsproces met een participatieve aanpak.

Water- en bodemsturend

Leidend in dit beekdallandschap is de aanwezigheid van de beken de Oude Leij en de Poppelsche Leij. Centraal in de transitie staat het bodem- en watersysteem rondom Regte Heide & Riels Laag volgens het uitgangspunt water- en bodemsturend. Door de natuurlijke kracht en de processen van het gebied te benutten, wordt systeemherstel ingezet en de basis gelegd voor een robuust en toekomstbestendig water- en bodemsysteem.

Natuurwaarden en wens van mens Herstel van natuurwaarden, waterkwaliteits- en kwantiteitsoplossingen en terugdringen van de stikstofdepositie wordt gecombineerd met het inpassen van de wensen van de mens: versterken van landschapsbeleving, mogelijkheid tot recreatie en toekomstbestendige landbouw.

In verschillende werkgroepen is gewerkt aan het in beeld brengen van de ruimtelijke kwaliteiten, kansen en knelpunten van deze regio. Integrale schetssessies

Luisteren naar wormen, spinnen en insecten

Bodemecosystemen in kaart

Door het bodemleven auditief te monitoren, kunnen we de biodiversiteit en bio-activiteit ondergronds in kaart brengen. Het is, vergeleken met gangbare methoden, een goedkopere, meer toegankelijke en niet-invasieve techniek. Witteveen+Bos is koploper op gebied van bodemgeluidmetingen in Nederland.

Bodemecosystemen zijn van groot belang voor het functioneren van de natuur en daarmee van de natuurlijke processen waar de maatschappij van afhankelijk is. De bodem levert ecosysteemdiensten, zoals waterregulatie in de bodem, nutriëntenbeschikbaarheid, vruchtbaarheid en koolstofopslag, die essentieel zijn voor onder andere landbouw, effectief beheer van natuurgebieden, klimaatadaptatie van

steden, kustverdediging en waterbeheer. Een belangrijke indicator van een gezond bodemecosysteem is de verscheidenheid en mate van bodemleven, zoals insecten, wormen en spinnen. Alleen, hoe breng je deze in kaart? Dat kan onder meer via geluidsopnamen. Organismen bewegen zich voort en voeden zich. Dat doen ze niet geruisloos. Deze geluiden kunnen we detecteren met zeer gevoelige microfoons. Vervolgens kunnen onze experts via een audio-analyse een beeld schetsen van het bodemleven.

Innovatieve prescreening Daarmee hebben we een aanvulling op de conventionele meetmethoden waarbij samples worden genomen uit de bodem. Een arbeidsintensieve

vergemakkelijkten onder andere het proces om richtinggevende keuzes te maken op thema’s als water, landbouw, (be)leefbaar platteland en natuur.

Ontwerpproces dient besluitvormingsproces Onze landschapsarchitecten hebben niet alleen het ontwerp verzorgd, participatiesessies begeleidt, maar ook geholpen om complexe informatie visueel te vertalen en deze materie voor een breed publiek begrijpelijk te maken. Het ontwerpproces dient hiermee op onderzoekende wijze het besluitvormingsproces.

Het eindresultaat is een gebiedsvisie waarin behoud van het Natura 2000-gebied vanuit water- en bodemsturend perspectief is verankerd en tegelijkertijd ook toekomstperspectief wordt geboden aan de ondernemers en bewoners van deze regio.

+ rosanne.proost@witteveenbos.com

en verhoudingsgewijs kostbare methode. Met bodemgeluidmetingen kunnen representatieve bodemzones geïdentificeerd worden, zodat niet alle zones conventioneel bemonsterd hoeven te worden. Deze innovatieve prescreening minimaliseert bodemverstoring en verhoogt de efficiëntie van het biodiversiteitsonderzoek.

Pilot bij Deltares Begin 2025 is op een aantal percelen van Deltares Campus een pilotstudie gestart waarin verschillende methoden van bodemonderzoek in een stedelijke omgeving worden onderzocht. Elk perceel heeft een andere stedelijke situatie, zoals een trottoir, een wadi en inheemse beplanting. Witteveen+Bos is hierbij als

onderzoekspartner aangesloten met bodemgeluidopnamen.

De pilot duurt tot eind 2025, waarin de verzamelde bodemgeluiddata wordt gevalideerd met biologische referentiemethoden, zoals aaltjes- en regenwormtellingen en eDNA-analyse. Ook worden geluidsdata gerelateerd aan bodemparameters, zoals het organische stofgehalte, chemische samenstelling en pH-waarde.

Veelbelovend

‘De eerste resultaten van de bodemgeluidmetingen zijn veelbelovend’, aldus Sem Zeeman, adviseur en meettechnicus omgevingsgeluid. ‘Deze nieuwe methode kan ons niet alleen helpen om het leven in de bodem efficiënter te onderzoeken, maar dient mogelijk ook als goedkope, toegankelijke en niet-invasieve monitoring en prescreening om bodembiodiversiteit en -activiteit vast te stellen.’

+ sem.zeeman@witteveenbos.com

Bestuurswijzigingen bij Witteveen+Bos

De directie van Witteveen+Bos werd in 2024 gevormd door Wouter Bijman, Eveline Buter en Stephan van der Biezen. Bij Witteveen+Bos is statutair vastgelegd dat directieleden terugtreden na een periode van acht jaar. Stephan van der Biezen trad daarom op de AVA op 14 april 2025 terug als directeur. Hij is bij Witteveen+Bos verder gegaan in onze projecten en besteedt daarnaast tijd aan externe adviesfuncties en het onderwijs. Ook Eveline Buter trad terug als directeur. Zij ging per 1 juli 2025, na 19 jaar bij Witteveen+Bos, buiten de organisatie op zoek naar een andere invulling van haar professionele leven.

Om invulling te kunnen geven aan onze aangescherpte strategie is het directieteam vergroot. Wouter Bijman blijft algemeen directeur, Maarten-Kees van Breukelen is aangesteld als directeur bedrijfsvoering en Hannie Dierx heeft de functie van directeur innovatie en transformatie. Daarnaast traden de vier hoofden van de business lines toe tot het directieteam: Leonie Koops, Harry Mols, Edgar Rijsdijk en Marc Scheres. Ook Evelien Peeters heeft, als directeur van Witteveen+Bos Belgium, zitting in het directieteam. Dat bestaat daarmee uit acht leden.

Maarten-Kees van Breukelen was de afgelopen jaren directeur van Witteveen+Bos Belgium. Hij geeft nu leiding aan de Afdelingen, zodat bedrijfsvoering en business nog beter op elkaar aansluiten. Hannie Dierx is vestigingshoofd van ons kantoor in Den Haag geweest, en leider van de PMC Milieu, gezondheid en leefomgeving. Zij geeft nu sturing aan bedrijfsbrede veranderingen binnen Witteveen+Bos.

Wouter Bijman: ‘Al met al gaat het om een behoorlijke aanpassing in de aansturing van ons bedrijf. We denken dat we als organisatie sneller kunnen reageren en besluiten nemen, door er op deze manier voor te zorgen dat alle besluiten breed gedragen worden in de organisatie. Onze aangescherpte strategie vullen we gezamenlijk verder in.’ + communications@witteveenbos.com

GROHW: WATERSTOF STROOMT, BELANGRIJKE STAP VOORWAARTS

Op 2 september 2025 is op het terrein van Nefit Bosch in Deventer het waterstofnetwerk GROHW (Green Oxygen Hydrogen and Wasteheat) feestelijk in gebruik genomen. Het nieuwe netwerk is een gezamenlijk project van Essent, Firan en Witteveen+Bos. In de eerste fase levert Essent groene waterstof aan ‘launching customer’ Nefit Bosch voor haar nieuwe testlab en Nefit Industrial. Parallel hieraan werkt Firan aan een lokaal distributienetwerk, zodat ook andere bedrijven in Deventer op termijn van waterstof voorzien kunnen worden. Voor Raphaël van der Velde (business unit manager Energiesystemen bij Witteveen+Bos) is het goed om te zien dat de partners zover gekomen zijn met GROHW. ’Het initiatief is door ons bedrijf opgezet in 2018. Het begon als een blauwdruk voor een schaalbaar ontwerp dat breed toepasbaar is. Eerst met een pilot om zowel warmte als waterstof te benutten voor gebouwverwarming. En dan nu met een full-scale installatie voor groene waterstof en in een later stadium zuurstofproductie voor de lokale industrie. Dat is een prachtige en concrete stap vooruit.’

+ raphael.van.der.velde@witteveenbos.com

Emmen en ORTESE als voorbeeld voor Nederland

Het programma ORTESE werkt aan het toekomstige energiesysteem van de gemeente Emmen, die qua wensen en uitdagingen representatief is voor heel Nederland. Binnen ORTESE, een initiatief van de gemeente Emmen, provincie Drenthe, Enexis en het Ministerie van Klimaat en Groene Groei, is de realisatie van multicommodity energy hubs een belangrijke ambitie. Een essentieel instrument hierbij is de ontwikkeling van een digital twin van het gehele energiesysteem, inclusief deze energy hubs.

Emmen fungeert als voorbeeldgebied, omdat alle elementen van het Nederlandse energiesysteem hier samenkomen: industrie, landbouw, woningbouw en belangrijke energieinfrastructuur. Daarmee biedt Emmen een unieke proeftuin vergelijkbaar met de opgaven van andere Nederlandse gemeenten.

Actueel, betrouwbaar en veilig Witteveen+Bos ontwikkelt samen met CE Delft, TNO, ENTRANCE, Gradyent en Quintel een robuuste datastrategie om de digital twin actueel, betrouwbaar en veilig te laten functioneren. Hierbij staan vragen centraal als: welke data is nodig, welke kwaliteit moet deze data hebben en hoe wordt de datavoorziening efficiënt georganiseerd? De datastrategie zorgt dat data veilig en verantwoord beschikbaar is voor alle betrokken partijen binnen ORTESE.

Om de benodigde kennis en expertise te bundelen, is gekozen voor een consortium van domeinspecialisten. Gezamenlijk beschikt het consortium over brede en diepgaande kennis van datastrategieën, het Nederlandse energiesysteem en hun onderlinge samenhang.

Blauwdruk voor Nederland

De ambitie is om een adaptieve en schaalbare datastrategie te ontwikkelen. Een datastrategie die niet alleen waardevol is voor Emmen en ORTESE, maar ook als blauwdruk kan dienen voor andere gemeenten met vergelijkbare uitdagingen, in Nederland of daarbuiten.

Belangrijke uitgangspunten bij de ontwikkeling zijn datasoevereiniteit, interoperabiliteit, schaalbaarheid, dataminimalisatie, cyberveiligheid en privacy. Hiermee wordt geborgd dat de datastrategie voldoet aan alle relevante technische en wettelijke kaders. Het consortium onder leiding van Witteveen+Bos is inmiddels gestart met de ontwikkeling.

+ jimme.zoete@witteveenbos.com

Aanbesteding recycling van zonnepanelen

Na 2030 zal zonnepanelenafval naar verwachting één van de grootste afvalstromen vormen. Dan komt er een golf aan zonnepanelen aan het einde van de levensduur en wordt afgedankt. Stichting OPEN draagt de producentenverantwoordelijkheid van afgedankte elektrische en elektronische apparaten in Nederland. Zo ook voor de duurzame verwerking van zonnepanelen. Met een landelijk dekkend netwerk zamelt Stichting OPEN afgedankte zonnepanelen in en transporteert deze naar een centrale verwerkingslocatie.

Zonnepanelen worden nu nog via een traditionele techniek verwerkt, waarbij vrijwel geen sprake is van scheiding en herwinning van materialen. Dat is erg jammer, want een zonnepaneel bevat waardevolle materialen zoals de (zeldzame) metalen zilver en indium en zeer zuiver glas. Voor de toekomstige verwerking van de zonnepanelen zocht OPEN daarom naar een of twee marktpartijen die de recycling van zonnepanelen op een duurzame wijze zou kunnen verzorgen.

Witteveen+Bos bood ondersteuning in de selectie van partijen die aan de vraag van stichting OPEN zouden kunnen voldoen. Dat vroeg om een creatieve aanpak, want er zijn nog geen partijen met een bewezen, volwassen techniek. Uit marktonderzoek bleken er veel ideeën te bestaan, in zeer verschillende staat van ontwikkeling. We hebben de selectie zodanig ontworpen dat er ruimte was voor prille ideeën, maar ook voor technieken die reeds in een proefopstelling hun potentieel konden laten zien. Op basis van specifieke selectie- en gunningscriteria is er uiteindelijk een partij geselecteerd die voor de stichting de komende jaren, met herwinning van grondstoffen, afgedankte zonnepanelen zal gaan verwerken.

+ jaap.de.koning@witteveenbos.com

René Nelissen, projectmanager De Kien, Jaimi van Essen, wethouder bij de Gemeente Deventer en Wouter Bijman, directeur van Witteveen+Bos planten nieuwe zaadjes tijdens de opening van het Kien Kennislab.

De etalage van De Kien

‘Ultieme leerschool voor slim, integraal en multidisciplinair werken aan de maatschappelijke opgaven van nu’

Een eigen kantoor, een stroom aan nieuwe deelnemers, een succesvol landelijk event en vier jaar subsidie vanuit de Regio Deal. Volop aanleiding om bij te praten over De Kien met programmamanager René Nelissen.

Sinds afgelopen februari beschikt De Kien met het Kennislab over een eigen kantoor. Hoe bevalt dat?

‘Heel goed! Dankzij het Kennislab kunnen we De Kien nu letterlijk in de etalage zetten. Geweldig dat Witteveen+Bos samen met mbo-opleider Aventus deze moderne ruimte op een unieke plek mogelijk hebben gemaakt. We merken dat het kantoor echt een verbindende schakel is in de campus, waar we met studenten en professionals kunnen samenwerken en ook uitstekend gasten kunnen ontvangen.’

Ja, en die gasten komen uit alle windstreken op bezoek bij De Kien…

‘Het gaat heel goed met de bekendheid van De Kien. We hebben ons verhaal aan heel wat bestuurders van ministeries, gemeenten, provincies, denktanks, bedrijven en onderwijs- en kennisinstituten mogen vertellen. Het is motiverend om te merken dat we als De Kien een inspirerend voorbeeld zijn als plek waar we samenwerken om actuele uitdagingen aan te pakken. Dus echt: dingen doen. De teller voor projecten samen met studenten staat ondertussen al op meer dan vijftig per jaar, waarbij we ook mkb-partijen actief betrekken. Daarnaast organiseerden we dit jaar de eerste editie van De Kien Expo(sed), ons landelijke event. In een volle Deventer Schouwburg doken we met ruim 200 aanwezigen in de toekomst van duurzame, stedelijke ontwikkeling, andere manieren van samenwerken, nieuwe technologieën en de toekomst van AI.’

Kun je een voorbeeld geven van één van de projecten?

‘De Kien heeft inmiddels een concrete aanpak voor een kennis- en innovatieagenda ontwikkeld: digitalisering en datagedreven werken voor verstedelijkingsvraagstukken. Steeds meer onconventionele doeners sluiten zich aan voor de uitvoering. Dat zijn mensen met durf die concepten bedenken, vertalen naar de echte wereld en het dan net even anders doen. Hierbij werken we intensief samen met Saxion (hbo) en Aventus (mbo) om studenten te betrekken en zo voor de regio Deventer te boeien en binden.’

Recentelijk is jullie een subsidie toegekend vanuit de Regio Deal. Wat houdt dit precies in?

‘De Kien heeft samen met nog elf andere projecten in de regio Stedendriehoek een flinke impuls gekregen met een Rijksbijdrage via het Regio Deal-programma. Provincie en gemeente leveren daarbij nog een extra bijdrage aan De Kien. Die erkenning en toekenning is echt geweldig. Met deze financiële steun gaan we onze speerpunten realiseren, verder opschalen en De Kien in zijn geheel bestendigen. We hebben de Regio Deal aangevraagd met een plan dat we met alle betrokken partijen binnen De Kien hebben geschreven. Dit maakt het succes nog mooier.’

Kun je meer vertellen over de speerpunten van De Kien de komende jaren?

‘De Kien is koploper kennis en innovatie op het gebied van digitalisering en datagedreven werken, specifiek bij duurzame verstedelijkingsvraagstukken. Die positie willen we de komende jaren versterken en uitbreiden. Allereerst als kennis- en innovatiemotor: we brengen early adopters en innovators bij elkaar om kennisleemten en innovatiebehoeften te identificeren. Ook voeren we onderzoek en experimenten uit waarbij onder meer digitale simulaties worden gecombineerd met validatie in de echte wereld. Kennisoverdracht en talentontwikkeling stimuleren we via kennissessies, events, nieuwe opleidingen, talentprogramma’s, projecten en gerichte talentmarketing. Zo zorgen we dat we bestaande kennis en vaardigheden versterken en nieuwe talenten aantrekken en opleiden. In die combinatie is De Kien de ultieme leerschool voor integraal en multidisciplinair werken aan maatschappelijke uitdagingen. Het is eigenlijk Nederland in het klein.’

Hoe kijk je naar de toekomst van De Kien?

‘We zetten in op een situatie waarbij de geleerde lessen en oplossingen binnen De Kien schaalbaar en verplaatsbaar zijn naar andere gemeenten. Zo dragen we door inzet van data en digitale innovatie bij aan duurzame en leefbare steden en dorpen. Bovendien behouden en trekken we talent aan door projecten te stimuleren waarmee studenten, jongeren en jongvolwassenen in de regio Stedendriehoek worden verbonden aan werkgevers in techniek en IT.’

+ rene.nelissen@witteveenbos.com

De Kien x Witteveen+Bos Stadscampus De Kien vind je tussen het NS-station en de binnenstad van Deventer. Witteveen+Bos is een van de grondleggers van De Kien. Onder meer omdat we de verbinding met jonge talenten wezenlijk vinden en graag meebouwen aan slimmer en digitaal werken. Binnen de stadscampus is een unieke samenwerking ontstaan tussen IT-, techniek- en researchgerichte bedrijven, opleidingsinstituten en overheden die veelal zijn gevestigd in het gebied. Samen ontwikkelen ze het datagedreven werken aan actuele maatschappelijke binnenstedelijke opgaven. De Kien houdt kantoor in een eigen vleugel binnen het hoofdkantoor van Witteveen+Bos in Deventer.

Duurzaam beton voor de waterlijn

AWZI Haarlem-Waarderpolder

Het Hoogheemraadschap van Rijnland gaat voor de nieuwbouw van de zuivering Haarlem-Waarderpolder circulair beton inzetten. Zij gaat dit uitvoeren mede op basis van een onderzoek van Witteveen+Bos naar de technische en duurzaamheidseigenschappen van dit materiaal.

AWZI Haarlem-Waarderpolder zuivert en transporteert afvalwater van ongeveer 224.000 huishoudens en bedrijven. Door bevolkingsgroei in het zuiveringsgebied en opgaven op gebied van waterkwaliteit en (opwek van) duurzame energie, heeft het hoogheemraadschap besloten om de zuivering uit te breiden en te renoveren. Rijnland wil in 2050 volledig circulair opereren. Dat heeft gevolgen voor de operatie en het ontwerp en bouw van de nieuwe zuivering. Specifiek voor het materiaalgebruik betekent dit dat materialen zoveel mogelijk hergebruikt zijn of van hernieuwbare oorsprong zijn, en dat deze bij einde levensduur weer worden hergebruikt.

Lagere milieu-impact

Onze experts hebben voor de gehele waterlijn (voorzuivering, deelstroombehandeling, hoofdzuivering, nabehandeling) een integrale afweging gemaakt voor de toepassing van verschillende betonsoorten en -mengels. Voor deze vier deelprojecten binnen de waterlijn wordt ruim 10.000 m³ in het werk gestorte beton toegepast in vloeren en wanden. Een doorgevoerde duurzaamheidskans voor dit onderdeel van het ontwerp is het toepassen van het circulaire beton (Urban mining concrete) van het bedrijf New Horizon in samenwerking met Rutte Groep als betonproducent. Dit materiaal heeft een lagere milieu-impact dan regulier beton door de inzet van gedeeltelijk secundaire bouwstoffen, waaronder niet-gehydrateerd cement.

Levenscyclusanalyse

Om de reductie in milieu-impact van het circulaire beton van New Horizon te kwantificeren, hebben we een MKI-berekening (Milieu Kosten Indicator) uitgevoerd. De milieu- en klimaatimpact van dit betontype is daarbij vergeleken met die van conventioneel beton. Hierbij is de impact van de gehele levenscyclus, van grondstofwinning tot einde levensduurverwerking, meegenomen. Voor de integrale afweging is ook gelet op technische haalbaarheid, impact op de uitvoering, regelgeving, kosten en risico’s.

Forse reductie

Ons onderzoek laat zien dat we de CO₂-uitstoot van beton tot wel 80 % kunnen verminderen door circulair beton toe te passen. We combineren hiervoor elektrische productie met secundaire bouwstoffen en alternatieve bindmiddelen, zoals hoogovenslakken, gecalcineerde klei en gerecycled cement van Freement. Deze circulaire oplossingen zijn technisch haalbaar, beschikbaar op de markt, kostenneutraal en toepasbaar op vrijwel alle in het werk gestorte betononderdelen. Deze hebben bovendien een beperkte invloed op de bouwplanning. Hoewel de beschikbaarheid van circulaire cementen nu nog beperkt is, verwachten we dat opschaling in de komende jaren mogelijk wordt. Met deze innovatieve toepassing van circulair beton zet Rijnland samen met Witteveen+Bos een belangrijke stap richting een volledig circulaire en duurzame waterzuivering.

+ mignon.vieveen@witteveenbos.com

Overname Maidl Tunnelconsultants door Witteveen+Bos

Op 7 april 2025 kondigde Witteveen+Bos de overname van het Duitse Maidl Tunnelconsultants (MTC) aan. MTC is een gerenommeerde specialistische consultant op het gebied van ondergrondse infrastructuur, tunnelengineering en tunnelboortechniek. Deze strategische overname markeert een belangrijke stap in de versterking van Witteveen+Bos’ expertise en dienstverlening binnen de infrastructuursector.

Leonie Koops, sectordirecteur van Witteveen+Bos, licht de overname toe: ‘Witteveen+Bos kent Maidl Tunnelconsultants al tientallen jaren. Onze samenwerking gaat terug naar de Noord/Zuidlijn, een van de meest complexe en prestigieuze infrastructuurprojecten in Nederland. De afgelopen jaren hebben wij regelmatig samengewerkt, zoals bij een studie naar een geboorde tunnel in het kader van de aanlanding van de energie van windmolenparken. Dit is wederzijds goed bevallen. Met deze stap kunnen we de samenwerking intensiveren en onze klanten een breder palet aan kennis bieden. Bovendien kunnen we onze kennisvelden verder integreren, waarbij we kansen die digitalisering biedt samen gaan benutten. Dat biedt ons veel (internationale) kansen. Want hoewel we met projecten als Zuidasdok ook voor de toekomst goed gesteld staan, willen we minder afhankelijk zijn van de Nederlandse infraontwikkelingen. Daarnaast is onze expertise van geboorde tunnels vooral gericht op slappe bodem met een hoge grondwaterstand, terwijl Maidl Tunnelconsultants kennis van geboorde tunnels heeft ongeacht de grondslag.’

Merknaam

Maidl Tunnelconsultants staat wereldwijd bekend als hoogwaardig bureau voor geboorde tunnels

en de oprichters behoren tot de grondleggers van de moderne geboorde tunnelbouw. Daarom blijft de merknaam behouden. Dr. Ing. Ulrich Maidl zal samen met ir. Jeroen de Leeuw sturing geven aan dit nieuwe bedrijfsonderdeel van Witteveen+Bos. Vanuit samenwerking wordt het mogelijk om capaciteit uit te wisselen, personele inzet te optimaliseren én elkaar inhoudelijk te versterken. ‘Denk aan de kansen op gebied van digitalisering, of bijvoorbeeld 3D FEM berekeningen om de sterkte, stijfheid en duurzaamheid van constructies nauwkeurig te kunnen voorspellen,’ stelt Ulrich Maidl. ‘Tevens staat de doorontwikkeling van ons real-time datamanagementsysteem PROCON nadrukkelijk op de gezamenlijke agenda.’

Internationale tunnelmarkt

Jeroen de Leeuw: ‘Met de toevoeging van highend kennis van geboorde tunnels hebben we nu aantoonbare ervaring met alle mogelijke technieken voor het realiseren van ieder type tunnel in huis. Een klant weet immers vaak nog niet of een afgezonken- of een geboorde tunnel de meest geschikte bouwtechniek voor zijn project zou zijn. De expertise, het diverse portfolio en het netwerk dat Witteveen+Bos en Maidl Tunnelconsultants gezamenlijk hebben in deze specifieke internationale markt, is een belangrijke factor voor een stabiel rendement voor de komende jaren.’ Met de versterking van MTC worden de mogelijkheden op de internationale tunnelmarkt vergroot. Witteveen+Bos is en blijft samen met Haskoning actief in deze markt onder de naam Tunnel Engineering Consultants (TEC). De boortunnelexpertise van MTC zal het marktaandeel van TEC verder versterken.

+ jeroen.de.leeuw@witteveenbos.com

Medio mei van dit jaar is het Haagse Witteveen+Bos-kantoor gevestigd in kantoorgebouw de Haagsche Zwaan, aan de Schenkkade 50. Vanwege een grootschalige, aanstaande renovatie was het noodzakelijk om het huidige kantoor Stichthage te verlaten. Stichthage was de afgelopen zes jaar onze uitvalsbasis in Den Haag. Het nieuwe kantoor biedt een lichte en moderne werkplek op de 14e verdieping, op slechts 10 minuten lopen van Station Den Haag Centraal. De nieuwe locatie past bij onze duurzaamheidsdoelen op het gebied van bedrijfsvoering en is gevonden na een uitgebreide zoektocht op de uitdagende kantorenmarkt in Den Haag. De Haagsche Zwaan is een duurzaam pand met de ambitie om ‘Paris proof’ te worden. Op 5 juni is de nieuwe stek feestelijk geopend. + communicatie@witteveenbos.com

Personalia

Met ingang van 1 september 2025 is Selina Holtrop het nieuwe vestigingshoofd van kantoor Heerenveen. Zij volgt daarmee Jorian Wals op, die zijn carrière buiten Witteveen+Bos heeft voortgezet.

Kyra den Ouden is per 1 augustus bij ons in dienst getreden in de rol van afdelingshoofd Finance. Zij volgt Hendrik Heuker op, die Witteveen+Bos heeft verlaten om zijn carrière elders voort te zetten.

Op 1 augustus 2025 werd Joost Noordermeer de nieuwe directeur van ons frontoffice in Singapore. Hij is de opvolger van Jaïr Smits, die terugkeerde naar Nederland.

Met ingang van 1 juli 2025 is Katrien Coenegrachts de nieuwe PMCleider van Urban Solutions (US) in België. Zij volgde daarmee Evelien Peeters op. Evelien Peeters is per 1 juli 2025 tot directeur België benoemd. Ze neemt de fakkel over van Maarten-Kees van Breukelen, die directeur bedrijfsvoering is geworden.

Ynze Strikwerda is met ingang van 1 juli 2025 het nieuwe vestigingshoofd van kantoor Amsterdam. Hij neemt het over van Paulien Hoogvorst, die terugkeert naar de PMC Smart Infra Systems.

Per 1 juni is Barbara Zantinge benoemd tot directiesecretaris van Witteveen+Bos. Vanuit deze nieuwe functie binnen het directieteam ondersteunt zij de besluitvorming.

Op 1 mei 2025 trad Ben-Jaap Pielage aan als de nieuwe PMC-leider van Infrastructural Development and Management (IDM) in België. Hij treedt in de voetsporen van Kristof Myncke.

Met ingang van 1 maart 2025 is Manuel Suarez de nieuwe managing director van onze frontoffice in Panama. Hij volgt Paul Ravenstijn op, die is teruggekeerd naar Nederland.

Menno Fousert is per de start van dit jaar de nieuwe PMC-leider Havenconstructies en ontwerp in de business line Delta’s, kusten en rivieren. Hij neemt het stokje over van Gert Hamoen die de PMC sinds 2007 leidde.

INAUGURATIE SALEH MOHAMMADI TOT LECTOR BIJ MNEXT

In zijn lectorale rede ‘Charting a low carbon future energy system: the rationale for hydrogen and emerging energy carriers’, deelt Saleh Mohammadi zijn visie over een versnelling van de energietransitie. Daarin geeft hij aan dat waterstof en andere opkomende energiedragers cruciaal zijn voor een zo laag mogelijke CO₂-uitstoot en dat daarnaast systeembenadering essentieel is.

Het inspirerende verhaal van Saleh is in zijn geheel te bekijken via het YouTube-kanaal van MNEXT. Zijn rede start op 2:16.55 min. + saleh.mohammadi@witteveenbos.com

DIGITALE NIEUWSBRIEF ONTVANGEN?

Het Witteveen+Bos Nieuws is ook digitaal beschikbaar. U kunt zich hiervoor aanmelden via onze website www.witteveenbos. com/nl/nieuws. Wilt u uw abonnement op deze papieren editie opzeggen? Stuur dan een e-mail met uw naam en adres naar communications@witteveenbos.com.

Redactieadres Witteveen+Bos Nieuws Postbus 233, 7400 AE Deventer, telefoon 0570 69 79 11 communications@witteveenbos.com, www.witteveenbos.com

Jaargang 33, oktober 2025

Wij hebben ons best gedaan om alle rechthebbenden van het beeldmateriaal in deze uitgave te achterhalen. Laat het ons weten als u denkt dat uw materiaal zonder voorafgaande toestemming is gebruikt.

Witteveen+Bos Nieuws oktober 2025
KANTOOR DEN HAAG VERHUISD

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.