Met plezier kinderboeken illustreren

Page 1

Met plezier kinderboeken illustreren

Sandrine Lambert

www.avondroodboeken.be



© Sandrine Lambert www.avondroodboeken.be


Kan iedereen een kinderboek illustreren? Ja en nee. Niet iedereen kan tot een professioneel resultaat komen, maar iedereen die zich erop wil toeleggen kan op een persoonlijke manier zijn eigen boek illustreren.



INHOUD Voorwoord Help, ik kan niet tekenen! Losse ideeën verzamelen Ideeën samenbrengen Hoe bedenk je een verhaal? Hoe bedenk je een personage? Tot een geheel komen Experimenteren met technieken Handwerk of digitaal? Opmaak en afwerking Tot slot


VOORWOORD Kinderboeken hebben iets magisch. Ze nodigen uit om gelezen te worden, maar ook om getekend en geschreven te worden. Wie een beetje kan tekenen of schrijven heeft al gauw het idee dat hij iets eenvoudigs als een kinderboek ook wel zou kunnen maken. In de realiteit valt dat tegen. Eenvoud bedriegt. Toch geeft het maken en vooral afwerken van een kinderboek een diepe voldoening. Meestal zal het je niet rijk of beroemd maken, maar je zal je tot kinderen kunnen richten en dat is het mooiste dat bestaat. Dit boekje richt zich tot wie graag eens een kinderboek wil illustreren. Gewoon om het te proberen, om er plezier aan te beleven en een nieuwe uitdaging aan te gaan. Heb je een verhaal? Heb je tekenkriebels? Doe er dan iets mee.



HELP, IK KAN NIET TEKENEN! Een echte illustrator moet kunnen tekenen. Hoe simpel het er ook allemaal uitziet, kinderboeken illustreren is een vak. De illustrator moet een personage kunnen tekenen, stileren, tot leven brengen, en in allerlei houdingen in beeld brengen zodat dit personage het verhaal ook kan dragen. En toch, geen enkel boek heeft zoveel overtuigingskracht dan dat boek dat gemaakt werd door de oma, de juf, de mama of papa, meter of peter,… Met een beetje geduld, de juiste technieken en gevoel voor wat je maakt, kom je ook een heel eind. Daarom gaan we verder in op illustratietechnieken waarmee je een mooi resultaat kan bekomen zonder echt te kunnen tekenen.


Découpage De techniek découpage ziet er indrukwekkend uit. Het is wat je kunstenaars in Parijs soms ziet doen. Ze nemen een velletje zwart papier en knippen in een mum van tijd een sprekend portret. Het lijkt wel of ze hier uren op geoefend hebben… en toch is het niet zo moeilijk. Knippen is gemakkelijker dan tekenen omdat onnauwkeurigheden absoluut niet zo snel opvallen. Bovendien moet je enkel aan de contouren denken. Hoe begin je eraan? ‐

Zorg voor een goed schaartje, een metalen kinderschaar volstaat meestal al.

Begin met eenvoudig printerpapier, zo voel je je vrijer. Dit papier is ook makkelijker te knippen dan dikker papier, of erg dun dat makkelijk scheurt.

Knip er een vierkantje uit dat ongeveer zo groot is als wat je wilt knippen.

Begin met iets eenvoudigs: een wolk, een boom, een bloem,…

En ga stilaan naar moeilijkere vormen: een eendje, een schildpad, een kat,…

Let erop dat je eerder het papier laat bewegen dan de schaar

Voel je dat het begint te gaan? Gebruik dan gekleurd papier, zodat je de figuren ook in illustraties kan gebruiken

In een volgende stap gebruik je het papier dubbel, daarna vierdubbel. Dit repetitieve is zeer dankbaar in illustratie!

Enkele rake kenmerken volstaan al om het figuurtje dat je knipte herkenbaar te maken. Deze knipsels zijn leuk om in illustraties te verwerken!

De uitgeknipte figuurtjes kunnen zo of als sjablone gebruikt woorden.


Monotype Monotype is een atypische druktechniek. Meestal kan je met druktechnieken meerdere afdrukken maken, maar met monotype kan je – zoals de naam al zegt – maar één afdruk maken. Wat is dan het grote voordeel? Voor wie weinig tekenervaring heeft is er het grote voordeel dat je bepaalde vormen kan overnemen, om ze naar je eigen gevoel aan te vullen. Let op, monotype is een grillige techniek, die wel een beetje oefening vraagt. Maar oefenen maakt vooral dat je er gevoel voor ontwikkeld, niet dat je technisch goed leert tekenen. Ga er mee aan de slag en ontdek al na enkele uren dat je boeiende vorderingen gemaakt hebt.

Illustratie gemaakt in monotype.


Lichtbak Het lijkt heel hard op vals spelen, en dat is het ook een beetje. Maar iedereen doet het! Waarom zou je je zoveel moeite doen om een figuurtje dat er in je schetsboek perfect uitziet over te tekenen? Het zou er niet beter uitzien dan als je het gewoon met een lichtbak overneemt. Een lichtbak kan natuurlijk ook gewoon een raam zijn of een glazen (salon)tafel met een lamp onder. Let wel, in een prentenboek mogen de figuren niet statisch zijn. Variatie in houdingen en perspectief zijn zeker gewenst, maar een beetje hulp gebruiken mag best. Kribbelen Het lijkt weinig professioneel om een blad vol te kribbelen eer je aan het tekenen gaat, maar toch kan het een hulp zijn. Wie gewoon krabbels maakt zonder resultaat te verwachten, komt vaak tot een vloeiend en natuurlijk lijnvoering. Dit zijn sterke lijnen, die meestal ook sterke vormen zullen bieden.

Uit een lijnenspel kan een figuurtje ontstaan.


Collage Collage wordt vaak als een dankbare techniek ervaren omdat je niet van niets moet beginnen. In collage breng je meerdere delen in papier samen. Je kan een tekening volledig of gedeeltelijk in collage maken. Collage kan dus gecombineerd worden met andere tekentechnieken. Naast handmatige collage is er ook digitale collage. Voor handmatige collage kan je gebruik maken van verschillende papiersoorten: ‐

Fotomateriaal

Eerder gemaakte schetsen en eventueel mislukte tekeningen

Tekst uit kranten of tijdschriften

Cadeaupapier, inpakpapier, kaftpapier,…

Fotokopies

Zelfgeschilderde of getekende structuren

Gemarmerd papier

Materiaaldruk

Daarnaast kan je ook platte voorwerpen gebruiken zoals bijvoorbeeld: ‐

Stickertjes

Stof

Kantwerk

Lint

Haar

Wol


LOSSE IDEEEN VERZAMELEN Ideeën komen zomaar in je hoofd. Soms omdat je met kinderen werkt of zelf kinderen of kleinkinderen hebt. Soms omdat je gewoon een heel creatief iemand bent. Maar een verzameling ideeën is nog geen verhaal. Creatieve mensen hebben vaak eerder last van de stroom ideeën die voortdurend in hun hoofd komt. Je moet er maar orde in zien te krijgen… Het is te eenvoudig om te zeggen dat het bijhouden van een schetsboek dé oplossing is, maar toch is het wel een begin. Eén schetsboek of meerdere. In verschillende formaten, zodat je een schetsboek hebt dat je altijd bij je draagt en eentje om meer uitgewerkte studies in te maken. Of je houdt ze thematisch bij, elke vorm van logica die voor jou klopt is goed. Door je ideeën te schetsen en er alvast vorm aan te geven zal je ook al gauw merken dat er veel kaf tussen het koren zit. Soms ben je in de wolken over een idee, maar eenmaal het op papier staat en je kon het even laten bezinken, zie je dat het al bij al toch niet zoveel potentieel heeft. Dat is helemaal niet erg, soms blijkt daarna dat het in combinatie met een ander idee uit je schetsboek wel heel bruikbaar is. Een schetsboek is geen boek. Een boek vraagt om een veel verdere uitwerking, maar een schetsboek is een basis en een zeer bruikbaar en concreet begin. IDEEEN SAMENBRENGEN Het vastleggen van losse ideeën in een schetsboek is een eerste belangrijke stap naar het latere samenbrengen van ideeën. Soms komt de klik vanzelf en voel je wanneer elementen elkaar opzoeken, soms ook niet. Weet dat een verhaal meerdere ingrediënten heeft, het kan helpen om daar naar op zoek te gaan. Een deel vind je dan waarschijnlijk in je schetsboeken, terwijl je de rest daarbuiten zal moeten opzoeken. Ingrediënten voor een prentenboek zijn: ‐

Een kader, een omgeving

Een overtuigend hoofdpersonage

Enkele nevenpersonages

Een conflict

Enkele acties die bij dat conflict horen

Een oplossing

Humor


Eventueel enkele educatieve elementen

Controleer wat je al hebt, zet alles op een rijtje en zoek gericht verder. Je hoeft niet te wachten tot je alles hebt, soms voel je dat je al kan beginnen. Dat is goed teken: Je vindt een draadje en trekt eraan. Waarschijnlijk volgt de rest dan vanzelf.

Breng je verschillende ideeën samen.


HOE BEDENK JE EEN VERHAAL? Er is meer nodig dan alleen fantasie om een verhaal te bedenken en dit af te werken tot een volwaardig verhaal. Een verhaal is meer dan een opsomming van acties, elk verhaal moet op een bepaalde manier spanning bevatten. Misschien komt de vraag nu bij je op: Maar moet je als illustrator dan verhalen kunnen bedenken? Op zich moet dat niet, je kan er ook voor kiezen om steeds verhalen van anderen te illustreren, maar soms zit je zelf met zoveel ideeën dat je er graag iets mee wil doen. Het is bovendien niet zo dat wie een verhaal bedenkt dit verhaal ook moet uitschrijven. Een illustrator kan perfect een verhaallijn uitschrijven, deze illustreren en dan hulp inroepen van een schrijver. Wat je dan wel moet kunnen is een scenario uitschrijven, dit is een vaardigheid die voor zowel schrijvers als illustratoren zeer handig kan zijn. Een scenario schrijven klinkt zwaar, maar eigenlijk is het best eenvoudig. Er bestaan meerdere theorieën rond het schrijven van scenario’s, maar hierbij een eenvoudige vuistregel om tot het scenario van een prentenboek te komen: ‐

Een verhaal begint altijd met de introductie. Die hou je zo kort mogelijk. In feite moet het voor de lezer duidelijk worden waar het verhaal zich afspeelt en over wie het gaat.

Al heel snel moet je tot het conflict komen, want hier zal je volledige verhaal om draaien. Conflict is een beladen term, eigenlijk kan het conflict alles zijn dat voor je hoofdpersonage een probleem vormt. Enkele voorbeelden van conflicten zijn: het knuffellapje van je hoofdpersonage moet in de was, er is een ruzie, iemand is niet tevreden met zichzelf, een meisje wil een monster verslaan, de ouders van hoofdpersonage zijn net uit elkaar, Een jongetje moet naar een andere school,… Alles kan dus, zolang het maar een probleem vormt voor je hoofdpersonage.

Natuurlijk zal dat conflict niet meteen opgelost zijn, anders is je verhaal zo uit. Alles wat er nu gebeurt, van het tonen van je conflict tot het einde, zal je verhaal vormen. Dus, hier moet je leuke, grappige en spannende scènes bedenken. Voor een kind stijgt de spanning als er een nieuw personage geïntroduceerd wordt, als er van decor gewisseld wordt of als er een poging gedaan wordt om het conflict op te lossen. In de regel komen hier een drietal verhaaltjes binnen het verhaal. Hierbij een concreet voorbeeld: Een eekhoorn is zijn wintervoorraad kwijt – eerst gaat hij naar buiten, hij zoekt alleen – dan krijgt hij hulp van een nieuw personage – omdat ze niets vinden leggen alle dieren samen – zo komen ze tot een nieuwe voorraad

Dan volgt de afloop. Een verhaal voor jonge kinderen loopt altijd goed af, een open einde wordt dan nog niet gewaardeerd. Meestal wordt het conflict voor het hoofdpersonage opgelost, maar wel op een andere manier dan verwacht.


Voor een illustrator volstaat het om deze verschillende puntjes uit te schrijven. Zich in te leven en er twaalf à vijftien beelden bij te bedenken. Dat is althans het volume dat je nodig zal hebben voor een prentenboek. In een prentenboek zullen tekst en beeld elkaar aanvullen. In een voorleesboek is de illustratie eerder een sfeerbeeld bij de tekst. Dus, als je een boek wil maken voor kinderen jonger dan een jaar of zes, dan moet de illustratie het verhaal echt kunnen verbeelden. Voor een ouder doelpubliek is de illustratie een dankbare aanvulling. HOE BEDENK JE EEN PERSONAGE? Meestal heb je op voorhand wel een idee van hoe je personage ongeveer zou moeten zijn. Dan kan je beginnen te schetsen. Er is maar één belangrijke regel: Begin niet zomaar uit het hoofd te tekenen. Zoek voldoende documentatie want je geheugen is te beperkt. Maak eerst schetsen die natuurgetrouw zijn. Heb je weinig tekenervaring, gebruik dan hulpmiddelen. Een lichtbak kan het schetsen gemakkelijker maken, of hou de tekening tegen een raam. Ook kan het helpen om eerst een aantal keren te overtrekken met een viltstift, op die manier zit de tekening al een beetje in je vingers. Neem een schets die jou aanspreekt en gebruik die als basis. Van daaruit kan je gaan stileren en veranderen. Laat overbodige details weg, of voeg grappige elementen (zoals bijvoorbeeld kledingstukken) toe. Maak dikker, dunner, groter, kleiner, sierlijk of lomp,… Probeer dit zoeken een tijdje aan te houden. Plots komt er een moment waarop je voelt dat één van die personages de juiste is. Je hoofdpersonage is geboren! Daarna zal je moeten proberen om dit personage in verschillende houdingen te tekenen. Gebruik ook hiervoor documentatie of vereenvoudig je personage even tot een figuur van lijnen of geometrische figuren. Dat maakt de beweging eenvoudiger, daarna kan je opnieuw invulling geven aan je figuur. TOT EEN GEHEEL KOMEN In de meeste gevallen is het geen goed idee om tekening na tekening volledig uit te werken. Dit zal, zeker bij beginnende illustratoren, bijna altijd leiden tot een stijlbreuk. Veel beter is het om in lagen te werken. Vertrekkende van zeer eenvoudige schetsen die de taferelen die je wil tonen voorstellen. Heb je een idee van wat je wil tonen, dan kan je verder gaan met het schetsen van je personages in deze taferelen. Als je even de tijd hebt, is het ook erg zinvol om je werk in snelle schetsen over te nemen in een bladerbaar boekje. Op die manier krijg je ook voeling met de lay‐out (hoe plaats je tekst en prenten tegenover elkaar op het blad?)


Terwijl je bezig bent met het bovenstaande (dus, het zoeken naar het grote geheel), kan je ook al eens zoeken naar de illustratietechniek waarmee je wil werken. Pas als je een idee hebt van de verschillende illustraties en als je weet in welke techniek je ze zal uitwerken, kan je beginnen aan de definitieve illustraties. Nu, niets moet natuurlijk, maar op deze manier zal je boek meer doordacht ogen en bekom je gemakkelijk een eenheid van stijl. Let wel, als je liever spontaan beeld na beeld uitwerkt omdat dit voor het meeste plezier zorgt en dat voor jou voorop staat, volg dan gewoon je gevoel. Plezier bij het maken is echt zichtbaar in een boek.

EXPERIMENTEREN MET TECHNIEKEN Je zal het al opgemerkt hebben: in kinderboeken worden werkelijk alle tekentechnieken gebruikt. En meer! Zelfs fotografie, fimo en assemblage worden gebruikt. Op technisch vlak zijn er dus eigenlijk geen beperkingen. Alleen is het wel zo dat je de techniek best kiest in functie van wat je wil uitdrukken. Wil je veel expressie aan je personages geven, dan is fimo niet de meest geschikte techniek. Is er een personage dat heel vaak terugkomt, dan maak je dat personage best niet in een grillige techniek. Zijn details belangrijk, dan kies je beter niet voor oliepastels,… Ook probeer je best om een lijn te houden in je illustratiestijl binnen één boek. Een boek waarvan de eerste illustraties in aquarel gemaakt werden en de laatste in pastel, klopt niet. Op voorhand experimenteren is niet alleen prettig, het is ook nog heel zinvol! Hierbij een aantal basistechnieken op een rijtje:


Potlood: Dit is de basis van de meeste illustraties. Zelfs wie verder vooral digitale technieken gebruikt zal zijn eerste ideeën meestal in potlood neerzetten. Wie illustreert voor een ouder doelpubliek, vanaf een jaar of acht, zal soms aan een potlood zelfs genoeg hebben om illustraties te maken. Voor jongere kinderen is kleur wel onontbeerlijk. Potloden kunnen variëren in hardheid, die staat aangeduid op de schacht. De letter H staat voor een hard potlood, dat vrij lichte lijnen tekent, B staat voor zacht, met donkere lijnen en HB is een standaard potlood met een gemiddelde hardheid. Voor de H of de B kan ook een cijfer staan. Zo is 7B veel zachter dan 2B. 7H is een zeer hard potlood. Meestal is een potlood met hardheid H geschikt voor de eerste, lichte lijnen van een schets en zal je dan met zachtere potloden naar de essentie toewerken. Als je pas begint met tekenen, haal dan een H, een HB en een B potlood in huis. Daarmee kan je al experimenteren.

Kleurpotlood: Kleurpotlood is een handig en stabiel materiaal. Zowel gewone kleurpotloden als aquarelpotloden kunnen gebruikt worden. Meestal in combinatie met een andere illustratietechniek, want het resultaat van alleen kleurpotlood is meestal niet krachtig genoeg.

Pastelkrijt: Dit is handig om grote werken mee uit te werken. Pastelkrijt heeft ook een bijzonder karakter. Er is een groot verschil tussen droge pastels en oliepastels, maar beide materialen zijn vooral geschikt voor grote vlakken en lenen zich niet tot het tekenen van details. Droge pastels bestaan ook in potloodvorm, deze laten iets meer details toe, maar toch blijft ook dit een vrij grof materiaal.

Inkt en ecoline: Dit zijn zeer directe materialen, een inktvlek kan je niet zomaar uitwissen. Daarom worden ze soms gemeden. Ten onrechte, want inkt en ecoline hebben de intensiteit die een illustratie ook nodig heeft. Ecoline is een soort fel gekleurde inkt waarmee je mooie, egale vlakken kan maken Hou er wel rekening mee dat ecoline niet lichtvast is, de kleur verbleekt snel. Heb je ook plannen om je illustraties tentoon te stellen en te verkopen, dan is deze inkt niet geschikt.

Aquarel: Aquarel doet ons dromen. Het is een bijzonder aantrekkelijke techniek. Maar illustraties maken in aquarel is niet gemakkelijk. Het vraagt om een goede beheersing van het materiaal. En zelfs wie meester is over de grilligheid van aquarel moet de verf soms zijn ding laten doen zonder in te grijpen. Aquarel is zeer geschikt voor voorleesboeken en als achtergrond voor prentenboeken, maar minder geschikt voor personages in prentenboeken.

Acryl: Deze verfsoort is zeer populair bij illustratoren, het is dan ook een veelzijdig materiaal. Acryl kan verdund gebruikt worden als aquarel of onverdunde als olieverf. Het is een dekkende verfsoort die goed te combineren is met collage en die zelfs bruikbaar is in een aantal druktechnieken.

Druktechnieken: Veel druktechnieken vragen om een drukpers en enkele speciale en vrij dure materialen, dat maakt dat er


relatief weinig druktechnieken in prentenboeken terug te vinden zijn. Toch zijn druktechnieken een fijne aanvulling op andere technieken. En er zijn ook eenvoudige druktechnieken zoals stempelen of monotype dat een illustratie een extra speels karakter kunnen geven.

Olieverf: Hoewel het zeker niet verboden is, wordt olieverf weinig gebruikt in illustratie. Door het proces van scannen en drukken, zou het verfijnde ervan verloren gaan. Bovendien duurt het erg lang voor olieverf volledig droog is, wat voor een illustrator meestal een beperking vormt.

Collage: Zowel digitale als manuele collage worden veel gebruikt in illustratie. Dat kan gaan van kleine delen die toegevoegd worden tot volledige taferelen opgebouwd in collage. Het is speels en prettig en geeft de mogelijkheid om dingen uit te proberen alvorens ze vast te leggen.


HANDWERK OF DIGITAAL? Ten onrechte wordt er vaak gedacht dat illustratoren tegenwoordig bijna uitsluitend digitaal werken. Soms hoor je zelfs uitspraken als: “Het lijkt veel werk, maar dat wordt allemaal met de computer gemaakt.” Nu, of het al dan niet met de computer gemaakt wordt, doet er wat dat betreft niet veel toe. Illustreren is veel werk. Maar voor kinderboekillustraties wordt nog altijd veel manueel gewerkt. Soms wordt een manuele basis aangepast met bijvoorbeeld Photoshop, soms worden verschillende lagen ermee samengebracht. En af en toe wordt een illustratie zelfs volledig op een tekentablet gemaakt, maar het gaat dan zeker niet om een meerderheid. Op technisch vlak kan zowat alles, belangrijk is wel dat de techniek expressie kan geven aan het beoogde verhaal. Welke technieken jij gebruikt om een verhaal te illustreren, beslis je eigenlijk op basis van deze twee vragen: ‐

Wat heeft dit verhaal nodig?

Wat doe ik graag?

Want als je aan een boek begint, zal je daar uren mee bezig zijn, het is dus cruciaal dat je dat met plezier doet.

OPMAAK EN AFWERKING De lay‐out van een boek is eigenlijk een vak apart. Het is ook niet iets waar ik professioneel mee bezig ben, maar al doende leerde ik toch al een beetje bij. Aanvankelijk maakte ik prentenboeken heel eenvoudig op in Word, al dan niet met tabellen. Dat werkte wel voor hetgeen ik ermee wou doen, maar het geheel bleef een beetje stijfjes en na een tijdje werkt dat frustrerend.


Zoekend naar een alternatief voor het dure programma Illustrator, kwam ik uit bij het gratis te downloaden Scribus. Dit opende voor mij vele poorten. Via gissen en missen ontdekte ik hoe ik kon spelen met tekstvakken en afbeeldingen. Zo werd het mogelijk om speelse bladzijden voor het binnenwerk te maken en verrassende covers. Wil je van illustreren echt je beroep maken, dan pak je het best doordacht aan met een zo volledig mogelijk portfolio en een uitgebreide verkenning van het uitgeversveld. Is het echter je bedoeling om nu en dan een echt leuk boek te maken, dan kan je ook bij een POD‐uitgever terecht. Als je kiest voor deze formule doe je in feite alles zelf: je maakt je boek, zorgt voor de opmaak (of je laat je helpen door iemand die je kent) en voor de redactie. Je stuurt je volledig opgemaakte boek in en bestelt gewoon het aantal exemplaren dat je wenst van je eigen boek. Ook anderen kunnen die bestellen. Op die manier heb je amper opstartkosten, je betaalt gewoon het boek dat je bestelt. Als je even de term “POD‐uitgeverij” intikt op Google, kom je er alles over te weten. TOT SLOT Hopelijk haalde je enkele zinvolle tips uit dit e‐book. Genoeg om met veel goesting verder te illustreren en te geloven in wat je doet. Vond je het interessant? Meld je dan zeker aan voor mijn nieuwsbrief via: www.avondroodboeken.be Of stuur me een mailtje: info@sandrinelambert.be Op mijn website vind je ook meer info over een ander handboekje dat ik schreef (kijk bij “boeken”:www.avondroodboeken.be)


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.