Archeologiein Nederland













Prehistorisch






Prehistorisch
AWN actueel van het bestuur 2
Nieuws van de vereniging 3
Neanderthaler-vuistbijl uit Mander 4
Van rijkeluis hoven tot volks buurt 6
Grondradaronderzoek in Nederland 10
De prehistorie van Koewacht 12
Vrijwilliger aan het woord:
Harmen Homan 13
Nieuws uit de ArcheoHotspots 14
eus utdeceootspots 4
Illustratieverantwoording
AWN, Aad Hendriks omslag voor, boven, 6 | AWN, Ad Brands 3 | Kees Brok (bureau archeologie) 9 | Harm Homan 13 boven | Lykke Johansen, Haren 5 rechtsboven | Ben Klein Nagelvoort 4 | Gert Kortekaas, gemeente Groningen 13 onder | Museum Orientalis 15 | H.R. Roelink, Groningen 5 middenboven | Dick Schlüter 5 onder | Museum Het Valkhof, Nijmegen 7 | Regionaal Archief Nijmegen 8 links en rechts | Peter Seinen (WIMA) 10 midden en rechts, 11, omslag achter boven | Carlo Spee omslag achter, onder, 14 linksboven, rechtsboven en onder | Frans de Vries, ToonBeeld Fotografie & Vormgeving omslag voor, onder, 2, 5 linksboven
De AWN heeft getracht alle rechthebbenden van het beeldmateriaal te achterhalen. Mochten personen of instanties desondanks van mening zijn dat rechten niet zijn gehonoreerd, dan kunnen zij contact met de AWN opnemen.
Het landelijk bestuur heeft recent een wijziging ondergaan. Henk Kluitenberg is teruggetreden als landelijk secretaris en wordt opgevolgd door Norbert Eeltink, in dezen ondersteund door Louise Olerud. Beiden zijn professioneel archeoloog (Louise is recentelijk afgestudeerd in Leiden). Het secretariaat/ de nieuwe secretaris zijn bereikbaar via het e-mailadres: secretaris@awn-archeologie.nl. Henk Kluitenberg blijft wel voor de AWN de ledenadministratie doen en blijft als vanouds bereikbaar via het e-mailadres h.kluitenberg @caesar-advies.nl. Verder treedt Paul van Wijk na acht jaar statutair af. Voorgesteld zal worden om Ad Brand in zijn plaats als lid van het landelijk bestuur (algemene zaken) aan te stellen. Tenslotte is William ten Brink teruggetreden als hoofdredacteur van Archeologie in Nederland/AWN Magazine. Het landelijk bestuur heeft Leo ten Hag (AWN-afdeling Nijmegen en omstreken) bereid gevonden diens taak over te nemen. Leo zal ook toetreden tot het landelijk bestuur. We zijn met Uitgeverij Matrijs ervan overtuigd dat hiermee de hoge kwaliteit van Archeologie in Nederland en van het AWN Magazine gegarandeerd zal blijven. Bovenstaande zal op de ALV van 4 april aanstaande in Borger zijn definitieve beslag moeten krijgen.
Het Landelijk bestuur onderzoekt momenteel of een nieuwe naam voor de AWN gewenst is. De huidige afkorting zou dan wel behouden worden. Daarnaast wordt erover nagedacht om het logo van de AWN te moderniseren. Over de naam en het logo zijn nog geen beslissingen genomen, maar het is de bedoeling dat dit gebeurt tijdens de ALV in april.
De Rijksdienst Cultureel Erfgoed heeft op haar website een landsdekkende inventarisatie gemaakt van digitale informatie en kaarten die gemeenten over archeologie en cultuurhistorie aanbieden. Omdat gemeenten zelf bepalen of ze voor hun erfgoedbeleid waardekaarten laten ontwikkelen en welke informatie hierin wordt meegenomen, verschillen de kaarten tussen gemeentes onder-
ling sterk. De inventarisatie van het RCE zou het makkelijker moeten maken om kaarten onderling te vergelijken en te combineren. Hopelijk leidt dit er in de toekomst ook toe dat de kaarten meer op elkaar afgestemd gaan worden. Nationale richtlijnen ontbreken namelijk nog tot op heden. De inventarisatie is te bekijken via de volgende link: https://tinyurl.com/RCEkaart.
Op 12 december jongstleden heeft een openbare Raadsvergadering van de gemeente Hollands Kroon in het raadshuis van Anna Paulowna plaatsgevonden, waar over het archeologiebeleid van de gemeente is gesproken. Hierbij waren veel raadsleden en publiek aanwezig. Ook onze voorzitter heeft daar zijn visie mogen geven. Op het archeologiebeleid van de gemeente is eerder kritiek gekomen omdat archeologisch interessante gebieden vaak nauwelijks onderzocht worden voor er gebouwd wordt. Het is nog afwachten of dit alles tot een kwaliteitsslag van het gemeentelijke archeologiebeleid zal leiden, maar de verwachtingen zijn nu wat hoger gespannen.
Tijdens de Reuvensdagen in Apeldoorn op 21 en 22 november 2019, kreeg de gemeente Zutphen uit handen van de voorzitter de zilveren legpenning uitgereikt. De gemeente werd hiermee beloond voor haar actieve beleid om archeologie aan het publiek ‘terug te geven’ door het houden van open dagen, het geven van voorlichting, over uitgevoerde onderzoeken te publiceren en door ruimte te geven aan de volwaardige inzet van vrijwilligers. ‘Men is bereid serieus in de vrijwilligers te investeren en ze daadwerkelijk op te (laten) leiden’, aldus de jury.
Momenteel zijn we bezig met een evaluatie van de landelijke website. Ook willen we in gesprek met de lokale afdelingen voor wie wij de website hosting verzorgen. Tevens willen we nieuwe AWN-emailadressen in gebruik nemen, naast de reeds bestaande adressen.
Stadsarcheoloog Michel Groothedde neemt namens het archeologieteam van de gemeente Zutphen de zilveren legpenning uit handen van voorzitter Gajus Scheltema in ontvangst.
Toch nog onverwacht is op 29 november jongstleden Wim Telleman, de in het voorjaar van 2019 aangetreden voorzitter van AWN afdeling Twente, overleden. Wim werd op 6 december 1958 geboren in Hengelo. In 1974 werd hij al lid van afdeling Twente. Hij nam als veldwerkcoördinator deel aan verschillende opgravingen, onder andere op de Hasseler Es in Hengelo, de Stroom Es in Borne en in het centrum van Enschede. Naast de opgravingen en veldverkenningen deed hij onderzoek naar skeletmateriaal van onder andere een kerk en een klooster in Haaksbergen. Eind jaren tachtig trad Wim toe tot het landelijk bestuur van de AWN. Hij was hier verantwoordelijk voor het organiseren van opgravingskampen en cursussen. Zelf volgde hij de kadercursus van het landelijk bestuur, gericht op veldwerk op het niveau van veldwerktechnicus. Een echte uitdaging vond Wim de begeleiding van een internationaal kamp in Nijmegen, waar veel ouderen en jongeren uit heel Europa aan deelnamen. In 1998 moest Wim Telleman een zware operatie ondergaan, waardoor hij zich niet meer volledig voor opgravingswerkzaamheden kon inzetten. In 2019 werd hij opnieuw ernstig ziek; een chemokuur heeft uiteindelijk helaas geen genezing kunnen brengen. We zullen Wim herinneren als bevlogen archeologieliefhebber en als een fijn mens.
Speciaal voor de archeologie heeft het Fonds voor Cultuurparticipatie een nieuwe subsidieregeling in het leven geroepen: Archeologieparticipatie 2019 -2020. Met deze subsidieregeling wil het Fonds allerlei soorten projecten ondersteunen, die meer mensen stimuleren om actief met archeologie aan de slag te gaan. Het kan gaan om grotere projecten, zoals bijvoorbeeld het project ‘Geheim uit Gelderse bodem: 10.000 jaar archeologische sieraden’, maar ook kleinere projecten kunnen voor subsidie in aanmerking komen. Hierbij kan gedacht worden aan het ontwikkelen van een wandel- en fietsapp met informatie over historische en archeologische objecten uit de directe omgeving, of bijvoorbeeld het opzetten van een tentoonstelling waarbij de bezoekers zelf met archeologisch materiaal aan het werk gaan, zoals dat in sommige ArcheoHotspots gebeurt. Vaak worden zo mensen bereikt die normaliter niet zo snel met archeologie in aanraking zouden zijn gekomen. Een bijdrage van het Fonds is al mogelijk vanaf 1000 euro. Een tweede, voor onze AWN eveneens interessante subsidieregeling is door het Fonds ontwikkeld onder de naam Erfgoedvrijwilligers. Via deze regeling kan subsidie worden aangevraagd voor initiatieven om de deskundigheid van vrijwilligers verder te ontwikkelen, de communicatie binnen een organisatie te verbeteren of de samenwerking met andere organisaties te versterken. Meer informatie over deze subsidieregelingen kunt u vinden op hun website www.cultuurparticipatie.nl. Als AWNbestuur adviseren wij u: probeer het gewoon eens. Er is ons bevestigd dat het formulier u er gewoon doorheen praat. Lukt het niet, neem dan contact op met het Fonds voor Cultuurparticipatie. Contactpersoon is de heer Jan ten Berge (j.tenberge@cultuurparticipatie.nl of 030 · 750 02 51).
Dick Schlüter
Op zaterdag 23 november 2019 vond in museum Natura Docet Wonderryck in Denekamp de opening plaats van een expositie van middenpaleolithische vondsten, samengesteld door Dick Schlüter in samenwerking met conservator Eric Mulder. De vondsten zijn afkomstig uit de omgeving van Mander, gemeente Tubbergen. Eind 2019 was het precies 40 jaar geleden dat er bij Mander een vuistbijl werd opgeraapt door Hans Oude Rengerink uit Ootmarsum. Dat was het begin van de ontdekking van een uniek jachtkamp van de neanderthalers. Inmiddels is er meer duidelijk geworden over dit kampement bij Mander.
Restanten van een verstrooid kampement
Belangrijk voor de historie van Overijssel was de vondst in 1979 van een vuistbijltje op een akker tussen de buurschap Mander en de Duitse grens bij Getelo. Onmiskenbaar een vondst afkomstig van de uitgestorven neanderthalers. Studenten archeologie van de Rijksuniversiteit Groningen zochten onder leiding van wetenschappelijk medewerker Dick Stapert tussen 1979 en 1982 verschillende keren de betreff ende akker systematisch af en vonden nog 22 andere bewerkte vuurstenen. Op basis van de typologie van de vuistbijl werden de artefacten door Stapert geschat op tussen de 40.000 en 60.000 jaar oud: de periode van het midden-paleolithicum. De vondstconcentratie betekende dat de restanten van een verstrooid kampement waren gevonden: het eerste boven de grote rivieren in ons land en tot op de dag van vandaag het enige in Twente/Overijssel. Het gebruikte vuursteen voor de artefacten was van noordelijke herkomst – afgezet tijdens de Saale ijstijd –en waarschijnlijk ter plaatse door de neanderthalers verzameld
en bewerkt. Stapert deed in 1982 een oproep aan vrijwillige archeologen om door te blijven zoeken op de akkers bij Mander. Deze handschoen werd onder andere opgepakt door leden van AWN – 19 (afdeling Twente). Begin 2020 staat de teller op ruim 200 door archeologen erkende artefacten die op deze vindplaats zijn gevonden. 1
Voorafgaand aan de opening van de expositie in Denekamp werd door de Groningse archeoloog en steentijdspecialist Marcel Niekus een lezing gehouden over de overeenkomsten en verschillen tussen de vondsten afkomstig van Mander en die van Peest in Drenthe (ontdekt als kampement in februari 2007). Opvallend is het verschil in aantallen vuistbijlen (Peest) en het aantal schaven (Mander). Mogelijk heeft dit volgens Niekus te maken met een verschillende functie. In Peest ging het namelijk om een jachtkamp en in Mander om een basiskamp. Bij de vondsten uit Mander zitten namelijk ook artefacten die door de Groningse archeologen Lykke Johansen en Dick Stapert zijn gedetermineerd als oefenstukken, gemaakt door kinderen. Bij Mander lijkt er sprake te zijn geweest van een groep van rond de vijftien neanderthalers uit verschillende generaties.
Klimatologische omstandigheden en de aanwezigheid van voedsel bepaalden de aanwezigheid van de neanderthalers. Rond de 150.000 jaar geleden, tijdens het Saalien (ca. 250.000 – 130.000) waren Noord- en Midden-Nederland bedekt door een dik pakket
De opening van de expositie door Hans Oude Rengerink (links) en Dick Schlüter. De topstukken zijn de enige tot nu toe gevondenvuistbijl – vanaf 1981 eigendom van de Vereniging Oudheidkamer Twente – en een zogenoemde demi-quinaschaaf. Naast werktuigen ging het daarbij om verschillende typen afslagen en kernstukken, in totaal 60 artefacten.
De vuistbijl uit Mander is in gebruik geweest als een soort ‘Zwitsers zakmes’.
De demi-quina schaaf van Mander.
Zoeken, vinden en vervolgens vastleggen van vondsten met behulp van GPS.
landijs en was het onmogelijk voor deze mens om hier te jagen en te verzamelen. Pas in de laatste fase van deze ijstijd – ruim 130.000 jaar geleden – smolt het ijs door verbetering van het klimaat en begonnen flora en fauna zich te herstellen, waardoor de Neanderthaler zich weer als jager en verzamelaar in deze contreien kon vestigen. Zij troff en er een landschap aan met stuwwallen, zoals de huidige Sallandse en Twentse Heuvelrug, en diepe gletsjerdalen die door de rivieren Dinkel, Vecht en IJssel langzaam maar zeker met grove en fijne rivierafzettingen werden gevuld.
Met de komst van een nieuwe ijstijd, het Weichselien, veranderde de ecologische situatie drastisch. De gemiddelde temperatuur zakte en dit had invloed op flora en fauna en daarmee ook op de mogelijkheden van de Neanderthaler om te jagen en te verzamelen. Opnieuw rukte het landijs vanuit het noorden op naar het zuiden. In tegenstelling tot het Saalien werd Overijssel echter tijdens het Weichselien niet bedekt met ijs. In het vroeg-Weichselien (circa 115.000-75.000 jaar geleden) waren de ecologische omstandigheden nog het meest geschikt voor de neanderthalers. Vervolgens was er tussen 70.000 en 60.000 jaar geleden een extreem koude periode die hun aanwezigheid onmogelijk maakte. Daarna was het voor hen alleen nog maar mogelijk om tijdens de wat warmere interstadialen in Twente en omgeving te jagen en te verzamelen. Het is waarschijnlijk dat de vondsten in Mander uit de periode van het Hengelo interstadiaal (42.350 – 41.380 jaar geleden) 2 stammen of uit het wat oudere Moershoofd interstadiaal. Dit is af te leiden uit de vondst van een schaaf van het type demi-Quina. Op basis van gedateerde vindplaatsen in Frankrijk wordt dit type werktuig in verband gebracht met de laatste levensfase van de neanderthalers.
‘Zwitsers zakmes’
Het door een neanderthaler verloren vuistbijltje in Mander betreft een werktuig van het type MTA (Moustérien). Deze bijltjes zijn lang als een soort van ‘Zwitsers zakmes' in gebruik geweest bij de neanderthalers, maar worden in Nederland vooral in verband gebracht met de laatste levensfase van deze bevolkingsgroep. De vindplaats Peest, waar veel van deze bijltjes zijn gevonden, wordt mede om deze reden qua ouderdom door Marcel Niekus geschat op rond de 50.000 jaar. Dit geldt naar zijn mening ook voor Mander en daarmee gaat het om de tot nu toe oudste cultuurhistorische voorwerpen die in Twente/Overijssel zijn gevonden.
Literatuur
Schlüter, Dick., 2014: Midden-Paleolithische vondsten uit Twente in een Overijsselse context . In: Westerheem 63 (oktober 2014), pp. 242-249 Stapert, D., M. Niekus, D. Schlüter & L. Johansen, 2013: De Neanderthalersite bij Mander (Ov.) krijgt contouren. In Paleo-Aktueel 24, pp. 13-22 Vandenberghe, J. & J. van der Plicht, J. 2016: The age of the Hengelo interstadial revisited. In Quaternary Geochronology 32, pp. 21-28
Noten
1 De volgende leden hebben bijgedragen het AWN-corpus van Manderse vondsten: Ellen Berends, Trudie Broekman, José Elfrink, Gert Jan Kroese, Ben Klein Nagelvoort, Nannie Otto, Kees de Rooij, Dick Schlüter, Leendert Stodel en Evert Ulrich. Tevens zijn er vondsten bijgedragen door Frits Ham, Chiel Helmers, Johan ten Hoopen, Johan Kabout en Henk Paas.
2 Datering volgens Vandenberghe en Van der Plicht.
Over de auteur
Dick Schlüter is historicus, onderzoeker/publicist en lid van afdeling 19 –Twente.
Kees Brok
Is het niet jammer dat in het verleden uitgevoerd maar nog nooit volledig uitgewerkt archeologisch onderzoek in kratten in het immense depot staat te nietsnutten, terwijl het zoveel kennis zou kunnen toevoegen aan wat we al weten over het verleden van onze stad? Bureau Archeologie Nijmegen besloot om die reden een bijzonder samenwerkingsverband aan te gaan met leden van de AWN (afdeling 16). Het mes snijdt hierbij aan twee kanten: ‘oude’ opgravingsresultaten krijgen de wetenschappelijke aandacht die het verdient en AWN’ers de gelegenheid om volop in het onderzoek te participeren en lokale kennis te ontsluiten.
De samenwerking blijkt een succes; één project is reeds afgerond, een tweede is op dit moment gaande. Het eerste betreft het verwerken van de opgravingsresultaten van Kelfkensbos in Nijmegen. Dit project, in juni 2018 voltooid, stond onder leiding van Arjan den Braven en zal nog met een publicatie worden afgesloten. Na de zomervakantie is meteen met een nieuw project gestart: het uitwerken van de archeologische veldgegevens uit de Piersonstraat. Aanleiding van de opgraving (eind 1990, begin 1991) was het plan van Woningstichting Nijmegen om de woningen aan de westzijde van de straat na sloop door nieuwbouw te vervangen.
Het onderzoeksgebied, tot 1914 Zwanengas geheten en gelegen tussen de Molenstraat, Bloemerstraat, Plein 1944 en de Eerste Walstraat, is al vanaf 1411 verkaveld en deels bebouwd. Bij de tweede stadsuitleg in de zestiende eeuw komt het binnen de stadsmuren te liggen. Het gebied bestaat uit een aantal grote percelen met ruime tuinen voor de gefortuneerde Nijmeegse burgerij. Zo hebben hier in de zestiende eeuw magister Jacob Canis en Henric van den Hautart bezittingen en koopt in de zeventiende eeuw Hendrik van Heteren een hof van raadsvriend Francois van Heuckelom. Johan van Dael, chirurgijn, koopt in 1612 ‘een huis en hofstat’ en enkele dagen later nog een tuin. Van Schevichaven beschrijft het gebied rond 1800 als een welvarende oase met tuintjes, tuinhuisjes, prieeltjes en vruchtbomen te midden van de nogal armoedige huizen aan omringende straten. Het archeologisch onderzoek, waarbij huisplattegronden en een achttiende-eeuwse beerput zijn gevonden, bevestigt dit beeld. Vanaf het einde van de achttiende eeuw ondergaat het gebied echter een ingrijpende verandering. Onder invloed van de toenemende bevolkingsdruk worden de percelen verkaveld en volgebouwd met heel veel kleine woningen voor de lagere sociale klasse. Hiermee investeren de (nieuwe) eigenaren hun vermogen en stellen ze tegelijkertijd door verhuur hun inkomsten veilig. Niet alleen de Zwanengas, ook de smalle steegjes haaks hierop worden volgebouwd. Dit zijn sloppen met veelal eenkamerwoningen.
In korte tijd verandert de eens zo idyllische wijk in een buurt waar de bevolking in grote armoede moet zien te overleven. Begin twintigste eeuw sloopt men de sloppenwijk en pleegt de speciaal daartoe opgerichte Nijmeegse Woningbouwvereniging nieuwbouw (pater Van Hooff behoort samen met Pierson tot de initiatiefnemers). In 1914 zijn de woningen klaar; het eerste sociale woningbouwproject binnen de oude vestingstad is een feit. Het zijn deze woningen die in 1990 gesloopt en vervangen worden door de huidige bebouwing.
Archeologisch onderzoek
In de maanden november 1990 tot en met januari 1991 is er in de Piersonstraat uitvoerig archeologisch onderzoek gedaan onder leiding van stadsarcheoloog Jan Thijssen en met medewerking van leden van de Stichting Stadsarcheologie. Deze opgraving is anders dan tot dan toe gebruikelijk specifiek gericht op het analyseren van de resten van huizen, beerputten en afvalkuilen uit de meest recente eeuwen. De situatie in de Piersonstraat is redelijk bijzonder vergeleken met andere delen van de stad en vestingsteden in Nederland. Nemen daar de armeren ‘bezit’ van de rijkere huizen of woonwijken als gevolg van een omgekeerd gentrificatieproces 1 , hier wordt een relatief onontgonnen gebied volgebouwd (en herbouwd) met woningen voor minvermogenden. De kans op ‘rijke’ bewoningsresten is daardoor bijna nihil. Dit biedt de unieke gelegenheid om intensief onderzoek te doen naar de materiële cultuur van armeren. Bovendien zijn in de Zwanengas de restanten van de materiële cultuur door de armoede goed
Het onderzoekgebied in 1669; uitsnede van de kaart van Feltman.
bewaard gebleven. Werden beerputten doorgaans opgeschoond als ze vol waren, door gebrek aan financiële middelen groef men hier gewoon een nieuwe kuil om het huishoudelijk afval te storten.
Het plan is de uitwerking zo breed mogelijk op te zetten, dus niet enkel vanuit archeologisch perspectief, waarbij zowel de beschrijving als het restaureren, tekenen en categoriseren van het materiaal plaatsvindt binnen de context van de opgravingsresultaten. We volgen ook andere sporen, zoals de ontwikkeling van de kadastrale percelering en de daarop gebouwde huizen. Daarnaast richten we onze aandacht op (het verzamelen van) oude kaarten, ansichten en fotomateriaal. Het wordt kortom een omgevingsstudie van bewoners, hun beroepen en gezinssamenstelling door de tijd heen, waarbij we vat proberen te krijgen op de leefomstandigheden gekoppeld aan afvalproblematiek, hygiëne en gezondheid. Ook de oorlogstijd komt aan bod (er is op deze plek in najaar 1944 stevig gevochten), evenals de rellen rondom de sloop van woningen en de bouw van een parkeergarage in de jaren tachtig. Het afnemen van interviews van nog levende (oud)bewoners behoort tot de mogelijkheden. Dit alles zal leiden tot een zo compleet mogelijk beeld van het leven in een volksbuurt, gezien vanuit zoveel mogelijk kanten.
Inventarisatiewerk met de voorraad op de achtergrond.
Van analoog naar digitaal
Om goed met al het materiaal te kunnen werken moeten we twee stappen ondernemen. Eerst moet het in 1991 afgesloten veldonderzoek op papier opnieuw uitgevoerd worden. Hiertoe controleren we de veldadministratie en werken we die indien nodig bij. Ook kennen we aan alle grondsporen nummers toe. Vervolgens wordt het materiaal voor zover mogelijk gedigitaliseerd en/of gevectoriseerd: veldtekeningen en overige administratie zoals vondsten-, foto-, profielen-, monster- en bouwbeschrijvingsformulieren alsmede dag- en weekrapportages. Hierna zal alles ingevoerd worden in de verschillende beheers- en verwerkingssystemen. De hierboven omschreven werkzaamheden zijn het afgelopen jaar reeds deels uitgevoerd en zullen binnen enkele maanden afgerond zijn.
Waar staan we nu
Op de woensdagavonden hebben de AWN-leden een eerste inventarisatie uitgevoerd van hetgeen negenentwintig jaar geleden uit de grond kwam. Hierbij is de inhoud steeds per doos of krat op tafel uitgespreid. Per vondstnummer is zoveel mogelijk een uitsplitsing naar de diverse materiaalgroepen gemaakt. Dus vondstcategorieën als aardewerk, glas en bouwkeramiek zijn gesplitst en opnieuw verpakt. Eventuele bijzondere voorwerpen of karakteristieke kenmerken werden op een inventarisatieformulier vermeld. Kwetsbare voorwerpen zijn, voordat ze teruggingen in de doos, apart verpakt. Van de inhoud is per vondstnummer een foto gemaakt die vervolgens op de betreff ende doos werd geplakt. Aan de buitenzijde is nu meteen te zien wat er in de doos zit. De foto’s en de inventarisatieformulieren zijn zowel analoog als digitaal geadministreerd. Op deze manier is langzaamaan een beeld ontstaan van wat het vondstmateriaal over de laatste tweehonderd jaar van dit stukje Nijmegen kan vertellen.
Als de inventarisatie achter de rug is kunnen we keuzes gaan maken. Voor het verhaal over het dagelijks leven van de bewoners aan de Piersonstraat/Zwanengas in de negentiende en begin twintigste eeuw is het verzamelde materiaal uit de afvalkuilen en -putten een belangrijke bron. Uitzoeken welke vondstcomplexen verhaaltechnisch het meest aantrekkelijk zijn en daarom in aanmerking komen voor een verdere archeologische uitwerking is de volgende stap. Alle beerputten en –kuilen op detailniveau uitwerken is ondoenlijk - en ook niet nodig. We starten daarom een tweede sortering, waarbij puzzelen, restaureren, tekenen en determineren van de diverse materiaalgroepen voorop staat (zoals aardewerk, glas, bouwkeramiek, metaal, bot en natuursteen). Parallel hieraan loopt de digitalisering van de vondstenadministratie.
De reconstructie van de kadastrale wijzigingen en de bewoningsgeschiedenis is een ander spoor dat we gaan volgen. De veranderingen in de perceelindeling en de eigendomsverhoudingen van de Piersonstraat (Zwanengas) door de tijd heen (tot 1914) is waarschijnlijk nog wel te achterhalen. Hierna komt de woningbouwvereniging als eigenaar in beeld. In hoeverre bewonersgegevens vanaf die tijd te achterhalen zijn, ligt vermoedelijk wat ingewikkelder. De doorstroom was aanzienlijk. Soms verbleven families of individuele arbeiders maar enkele weken of maanden in dezelfde kamerwoning, die vaak ook nog als werkruimte dienstdeed.
Een derde spoor betreft reeds bekend en nog te ontdekken foto-, film- en kaartmateriaal. Een analyse en vergelijking van deze gegevens zal de beleving van dit stukje Nijmegen breder maken. Ook andere bronnen zijn welkom; denk aan dagboekmateriaal of mondelinge informatie van nog levende bewoners. Ook is het interessant om na te gaan of en welk archiefmateriaal er
Fragment van het sporenoverzicht met funderingsresten(links) beerkelder en-put en afvalkuilen.
verder nog boeiende informatie aan het geheel kan toevoegen. De periode van de Tweede Wereldoorlog tot en met de Piersonrellen en de uiteindelijke sloop in 1990 van het resterende deel van het westelijk deel van de straat wordt eveneens bij dit onderzoek betrokken.
Geheel los hiervan gaan we enkele materiaalgroepen thematisch benaderen. Zo krijgen de aangetroff en pijpen een eigen podium. Ditzelfde geldt voor het kinderspeelgoed. Deze twee materiaalgroepen kwamen bij de eerste inventarisatie zo opvallend naar voren dat we toen al meteen besloten hier apart op in te steken.
In een plan van aanpak zullen bovenstaande punten nader omschreven worden, zodat het als handvat kan dienen bij het verwerken van het materiaal.
Noten
1 Gentrificatie is een proces van opwaardering van een buurt of stadsdeel op sociaal, cultureel en economisch gebied, het aantrekken van kapitaalkrachtige nieuwe bewoners/gebruikers en de daarmee gepaard gaande verdrijving van de lagere klassen uit het stadsdeel.
Over de auteur
Kees Brok is werkzaam bij het Bureau Leefomgevingskwaliteit/Archeologie van de gemeente Nijmegen en lid van afdeling 16 – Nijmegen en omstreken.
Peter Seinen
In ons omringende landen wordt grondradar al heel lang met succes ingezet bij archeologisch onderzoek. In Nederland wordt deze techniek echter veel minder toegepast. Als belangrijkste redenen worden de mindere geschiktheid van onze bodem (hoge grondwaterstand, kleigronden) en de aard van onze archeologie (bodemverkleuringen) opgevoerd. Teleurstellende resultaten door te hoge verwachtingen versterken dit feit. Vaak is niet duidelijk waarom archeologische sporen soms niet ‘gezien’ worden en waarom ‘waargenomen’ artefacten later soms niet aangetroffen worden.
Oprichting WIMA
Deze laatstgenoemde ongerijmdheid wekte de nieuwsgierigheid van drie AWN-vrijwilligers, die de Werkgroep Innovatieve Meettechnieken voor Archeologie (WIMA) oprichtten en met moderne professionele apparatuur aan de slag gingen. Het doel was om de techniek goed te leren kennen door tegen geringe kosten onderzoek voor archeologische verenigingen en werkgroepen uit te
voeren. Na het uitvoeren van tachtig projecten was de werkgroep vijf jaar ouder en heel veel wijzer geworden. Een belangrijk inzicht was dat de kans van slagen aanmerkelijk kon worden verbeterd met een gedegen kennis van de techniek en vooral door een goede voorbereiding van het veldwerk. Dit resulteerde in een protocol waarin een breed bureauonderzoek centraal staat. Ondersteund door het Archeologiefonds van de landelijke AWN verscheen eind 2019 het boek Echo’s van het Verleden , waarin de techniek laagdrempelig wordt uitgelegd.
Het fysische principe van bodemradar is zeer eenvoudig. Een radarbron stuurt radarstraling de bodem in die gereflecteerd wordt door grensvlakken tussen verschillende materialen, bijvoorbeeld dat tussen de bodemmatrix en een artefact. Tijdens de meting wordt de radarbron in rechte parallelle lijnen over de bodem bewogen, waarbij de posities van reflecties loodrecht vanonder het apparaat gemeten worden. Met speciale software worden deze
De fundering van de kapel zichtbaar gemaakt.
De greppel tussen de rode lijnen. Het spoor van de Via Belgica bij Rimburg.
Holle ruimtes en spinnenwebachtige structuren.
tot een driedimensionaal model verwerkt. Horizontale doorsnedes door het model kunnen dan patronen zichtbaar gemaakt worden met een kleurenschaal die verschillen in intensiteiten van reflecties weergeven: rood voor sterke en blauw voor zwakke reflecties. Deze patronen kunnen dan met archeologische kennis van zaken geïnterpreteerd worden als mogelijke artefacten.
Voorbeelden uit de praktijk
De afgelopen jaren hebben vele projecten mooie resultaten opgeleverd, waarvan ter illustratie een viertal kort worden beschreven.
Zo is er onderzoek gedaan naar de restanten van een klooster in Weert. In 1442 werd in het klooster Maria Wijngaard gesticht door de Kanunnikessen van Augustinus. In 1539 werd bij dit klooster een kerk gebouwd, die na bijna driehonderd jaar weer werd afgebroken. Omdat de exacte locatie van de kerk in vergetelheid was geraakt, verzocht de Stichting Aldenborgh om een onderzoek uit te voeren naar mogelijke resten. Aan de noordwestzijde van het terrein werden zwakke lichtblauwe, doch scherp aftekenende reflecties zichtbaar, die zeer duidelijk het patroon van een kooraanbouw liet zien, met zelfs nog details van het funderingswerk. Wellicht gaan opgravingen ooit meer informatie geven.
Een tweede onderzoek dat door de WIMA is uitgevoerd is dat naar ijzertijdresten in Oerle. Na meting op een opgravingsvlak van een Romeinse-ijzertijd nederzetting in Zandoerle werd een veld zichtbaar van zeer sterke geeloranje reflecties, doorsneden met een zwakke blauwe band. Na verdieping van het vlak door studenten van de UVA bleek de sterk reflecterende bodemmatrix ijzeroer te bevatten, die in de greppelvulling ontbrak. Deze stak daardoor scherp af tegen de bodemmatrix.
Ook de Romeinse weg Via Belgica is onderzocht door middel van een grondradar. Deze liep in de Romeinse tijd vlakbij Rimburg in Limburg en verbond deze nederzetting binnen Nederland met Heerlen en Maastricht. In 1970 werd een klein deel van de weg blootgelegd. Langs de weg werden toen ook sporen van de nederzetting aangetroff en. Op verzoek van de Limburgse bestuurlijke organisatie Parkstad werd een onderzoek gedaan naar mogelijke bebouwing langs de weg. De gele reflecties van de Romeinse weg
kwamen goed in beeld en werden haarscherp onderbroken door de opgravingssleuf van de eerdergenoemde opgraving. Nederzettingssporen ten noorden van de weg lieten fl auwe maar duidelijke lichtblauwe reflecties zien.
Een laatste voorbeeld is het fort Blauwe Sluis. Dit was gelegen bij ’s-Hertogenbosch en werd begin twintigste eeuw ontmanteld, maar dat gebeurde waarschijnlijk niet volledig. In de tuin van een nabije woning ontstond plotseling een zinkgat. Op verzoek van Erfgoed ’s-Hertogenbosch werd gezocht naar resten van het fort. Naast de geeloranje reflecties van een aantal holle ruimtes bleken er ook nog lichtblauwe spinnenwebachtige structuren te zien, die passen op het oorspronkelijke bouwplan van het fort. Waar de structuren uit bestaan is niet bekend, maar het fort is zeker nog niet verdwenen.
Hoe gaat de WIMA
Na vijf jaar wil de werkgroep zich gaan richten op andere innovatieve technieken. De landelijke AWN wilde deze unieke faciliteit echter niet verloren laten gaan en heeft besloten tot de oprichting van de Werkgroep Geofysica die meerdere regio’s gaat bedienen. AWN Afdeling Eindhoven heeft in apparatuur geïnvesteerd en blijft voorlopig het kenniscentrum. We zijn nu op zoek naar vrijwilligers die de nieuwe werkgroep willen gaan bemensen. Voor informatie: email naar awnafdeling23@gmail.com.
Literatuur
Verbeek, B., P.A. Seinen en R. Hemelaar (2020), Echo’s van het Verleden. Bodemradar in de archeologie: toverij of wetenschap , Soest
Visser, C.A., C. Gaff ney en W.A.M. Hessing (2011), Het gebruik van geofysische prospectietechnieken in de Nederlandse archeologie (Vestigia-rapport 887)
Over de auteur
Peter Seinen werkt als vrijwilliger voor de stichting Mergor in Mosam (onderwaterarcheologie) en de AWN-afdeling Kempen en Peelland. Hij is tevens lid van de Werkgroep Innovatieve Meettechnieken Archeologie (WIMA).
Edie Bogaert
Vermoedelijk zijn er niet veel scholen in Nederland die een mesolithisch jachtkamp praktisch in hun achtertuin hebben. Hoe komt het dat dit bij basisschool De Vlaswiek te Koewacht wel het geval is? De Werkgroep Archeologie Hulst greep deze kans om de kinderen iets te leren over de prehistorie.
Daar vertellen we straks meer over, maar eerst iets over onze Werkgroep Archeologie Hulst (WAH). Deze bestaat uit een vijftiental enthousiaste amateurarcheologen. In ’s Landshuis, een mooi historisch pand in het hart van Hulst, komen de leden wekelijks bijeen. En in maandelijks overleg met de gemeente-archeoloog worden de lopende zaken besproken: waar en wanneer kunnen we hand- en spandiensten verlenen als waarnemer, bij veldlopen, bij opgravingen, bij vondstverwerking, etcetera. Daarnaast hebben we een educatief doe-programma ontwikkeld en bezoeken of ontvangen we schoolklassen. We verheugen ons in een harmonische samenwerking met de gemeente Hulst, Museum Hulst, de archeologische bedrijven, onze
Het doe-circuit: samen graan malen.
AWN-contactpersoon (veel van onze leden zijn tevens lid van de AWN afdeling Zeeland) en enkele beroepsarcheologen. Ons werkgebied omvat ruwweg Oost-ZeeuwsVlaanderen. Geologisch en archeologisch gezien een rijk gevarieerd gebied: van plioceen tot pleistoceen, van veenvorming tot zeekleipolders, van mesolithische jachtkampjes tot verdronken dorpen. 1
Basisschool De Vlaswiek en de akker erachter zijn gelegen op een pleistocene zandrug. In de laatste ijstijd wierp de wind vanuit het droge Noordzeebekken een zandwal op langs de zuidgrens van ZeeuwsVlaanderen. Deze hooggelegen dekzandrug was al vroeg bewoond, zo bleek uit archeologisch onderzoek in 2009. Reden voor de leden van de WAH om nadien enkele keren een veldloop te houden. Daarbij werden allerlei stukjes vuursteen gevonden: kernsteentjes, afslagen, klingen, stekers, krabbers, pijlpunten.
Binnen de WAH ontstond het idee de school te betrekken bij deze bijzondere vindplaats uit de midden-steentijd. Zo ontstond een aardig educatief project. In een theorieles kwamen allerlei aspecten van de prehistorie aan de orde. Daarbij mochten de kinderen van groep 7-8 allerlei materialen benoemen, gerelateerd aan de periode van jagers, vissers, voedselverzamelaars en eerste boeren. Van hazelnoten tot stukken vuursteen, van pijl en boog tot hertengeweien. Vervolgens mochten de kinderen in groepjes deelnemen aan een doe-circuit: 15 minuten werken per onderdeel en dan doorschuiven. Vuursteen kloppen, graan malen, bouwen met megalieten, vuur maken en vondsten sorteren kwamen achtereenvolgens aan de orde. En dan naar buiten, naar de akker toe. Een veldloop houden, een bodemprofiel maken met een grondboor, zand zeven zoals een archeoloog dat doet en boogschieten zoals de prehistorische jagers: het waren uitdagende activiteiten.
Het slotstuk van het project werd gevormd door een tentoonstelling, welke werd ingericht in de aan de school grenzende bibliotheek. Hiervoor knutselden de kinderen een maquette van prehistorisch Koewacht en waren de fraaiste vondsten van de laatste tien jaar te zien, alsook vergrote foto’s, replica’s, een videopresentatie en de doe-circuitmaterialen. In aanwezigheid van zo’n 50 genodigden, waaronder de schoolkinderen, opende gemeentelijk archeoloog Nathalie de Visser op passende wijze de tentoonstelling Vuursteen Koewacht: zij sneed een papieren lint door met een scherp stuk vuursteen. De tentoonstelling trok ongeveer 250 bezoekers. De WAH dankt alle betrokkenen: de school, de bibliotheek, de Gemeente Terneuzen, het Depot voor Bodemvondsten en Museum Hulst. Het project is dusdanig goed bevallen dat besloten werd het aan alle scholen in de regio aan te bieden.
Noten
1 Op onze website www.archeologiehulst.nl is een overzicht van onze activiteiten te vinden.
Over de auteur
Edie Bogaert is secretaris van de Werkgroep Archeologie Hulst.
Harmen Homan
Op NJBG-zomerkamp
Al sinds mijn jeugd ben ik gefascineerd door archeologie. Ik verzamelde munten en allerhande oudheden die tevoorschijn kwamen als er weer eens gebouwd of gegraven werd. Tijdens een zomerkamp van de NJBG, ben ik voor het eerst echt met archeologie in aanraking gekomen: Hattem, begin jaren tachtig bij Kasteel ‘de Dikke Tinne’. Ik was gegrepen en op dat moment vastbesloten om archeologie te gaan studeren. Uiteindelijk ben ik een andere koers gevaren, maar archeologie en later ook metaaldetectie hebben altijd mijn interesse gehouden.
In 2008 ben ik vrijwilliger geworden bij Stichting Monument & Materiaal in Groningen, eerst als restauratie timmerman maar al snel ben ik overgestapt naar mijn oude liefde, de archeologie. Omdat ik inmiddels een ervaren detectorzoeker was, werd ik in eerste instantie uitgeleend aan bedrijven die in de gemeente
Groningen gingen graven. Ik zag hier wel een uitdaging in. Hoe kan ik, zonder dat het werk stagneert, zoveel mogelijk vondsten veiligstellen zodat ze nog aan sporen te koppelen zijn? Dat vergt enig overleg met archeologen en kraanmachinisten, maar het resultaat was een methode, die prima werkt: ik loop meteen achter de bak van de kraan aan en zoek het vlak af, voordat mensen met scheppen en veiligheidsschoenen stoorzenders zijn op de gevoelige apparatuur. Dit maakt mijn taak ook meteen erg leuk en spannend. Ik ben de eerste die sporen en artefacten te zien krijgt nadat ze eeuwen onder de grond hebben gelegen. En dat kan spectaculair zijn. Voorbeelden: een grote gouden ring en kruisje, een fantastische bronzen knoopkandelaar uit de oude stadsvuilnisbelt, een aanvulling van negentien zilveren munten op een schatvondst in de binnenstad van Groningen, gouden munten van een voormalig Kloosterterrein in Hemelum, prachtige fibulae in Uithuizen, et cetera.
Graven op een kerkhof
Naast het zoeken met de detector, ben ik altijd in voor het doorwerken en couperen van sporen, het blootleggen van muurwerk en, zoals op het Martinikerkhof in Groningen, skeletten. Aan de rand van dat kerkhof deed ik een van mijn meest bijzondere vondsten. Bij het doorspitten van een sloot met een achttiende-eeuwse vulling, vond ik tegen het talud een skelet in gehurkte houding. Het uitprepareren hiervan deed ik met een mengeling van enthousiasme en respect. Het geeft je ook een intiem gevoel. Tegelijkertijd roept het ook allerlei vragen op: wie is het, wat is er gebeurd, hoe kwam deze persoon hier terecht?
Een fijn archeologisch netwerk Momenteel werk ik nog steeds als vrijwilliger bij diverse bedrijven zoals RAAP en MUG. Daarnaast doe ik ook klussen voor de Rijksuniversiteit Groningen. Vanaf 2017 zijn we vlakbij Haren met opgravingen bezig op het terrein waar eens het Cisterciënzer klooster Yesse heeft gestaan. Hier graven eerstejaars studenten van de RUG naar sporen van dit complex. Ik doe daar de metaaldetectie en heb ‘field classes’ met studenten. Een absoluut hoogtepunt was de opgraving, een zomer lang, van het scheepswrak in Rutten: kruiken, kanonnen, pistolen, tinnen schalen en weer een mooie kandelaar. Voor mij was dat een kennismaking met de AWN in het veld. Ik ben met tussenpozen jarenlang lid geweest van de vereniging. Vooral in mijn archeologisch inactieve periode was het mijn lijntje met de archeologie. Ik prijs me rijk met een netwerk dat me op de mooist denkbare plekken brengt, waar ik vervolgens mijn passie mag uitleven. Vooral in het werk met de studenten archeologie beschouw ik me ook als ambassadeur voor de vereniging. Is mijn rol in de AWN misschien nu nog beperkt, wie weet wat de toekomst brengt.
Harmen zoekt graag met een detector, maar ook het blootleggen van skeletten heeft zijn belangstelling, zoals hier op het Martinikerkhof in Groningen.
Marijn Lockefeer
Aan de slag met aardewerkscherven. Scherven determineren bij de ArcheoHotspot te Boxtel.
ArcheoHotspots zijn voor velen een kennismaking met de Nederlandse archeologie. Hier kan men zelf aan de slag met archeologische vondsten en zo ontdekken hoe interessant het is om hiermee te werken. De ArcheoHotspots te Boxtel en in het Museumpark Heilig Landstichting Orientalis vertellen over hun succes.
ArcheoHotspot Boxtel
De ArcheoHotspot Boxtel is sinds 2017 actief in het Oertijdmuseum. Uniek is dat het helemaal gerund wordt door vrijwilligers, die worden ondersteund door regionale archeologen en de Archeologische Vereniging Kempen en Peelland (AWN afdeling 23) en het Erfgoedhuis Eindhoven.
We zien een groeiend aantal vaste deelnemers aan onze activiteiten, die we altijd op de eerste zaterdag van de maand organiseren. De activiteiten variëren van een veldloop tot het determineren van scherven en het digitaal vastleggen van vondsten en locaties. Ook zijn er ieder jaar enkele lezingen en workshops om onze deskundigheid te vergroten. We hebben een driedaagse workshop ‘steentijd’ gehad, een workshop over het leren determineren van Romeins aardewerk en een lezing over Romeins glas. Ook het thema metaaldetectie hebben we aan de orde
gesteld: wat zijn de regels, hoe maak je vondsten schoon, et cetera.
Het Oertijdmuseum is een prachtige plek voor onze ArcheoHotspot, waar veel kennis is over prepareren en conserveren, maar ook over gesteenten en sedimenten. Hierdoor kunnen we ook veel praktische dingen doen, zoals het werken aan onze vergelijkingscollectie, scherven in elkaar puzzelen en het houden van tentoonstellingen en lezingen. We hebben als ArcheoHotspot, in samenwerking met het museum, ook een expositie georganiseerd over lokale bodemvondsten van steentijd tot en met de Tweede Wereldoorlog. Jaarlijks
bezoeken veel kinderen (circa 40.000) het Oertijdmuseum. Hierbij komen ze ook langs onze ArcheoHotspot en ervaren zij wat archeologie is. Op die manier kunnen we ‘zaadjes planten’ voor de toekomstige generaties.
Pop-up ArcheoHotspot in Museumpark Heilig Landstichting Orientalis
Museumpark Orientalis is een 30 hectare groot rijksmonument waar beleving, architectuur en natuur samenkomen. Het park bestaat uit een aantal dorpen met nagebouwde huizen uit het Midden-Oosten en
Eén van de Syrische archeologen die betrokken zijn bij de popup ArcheoHotspot in Museum Orientalis.
uit Zuid-Europa. Het ‘Joodse dorp’ is een nagebouwd dorp uit Jordanië, het ‘Arabische dorp’ is een nagebouwd dorp uit Oman en in de Romeinse straat ‘Jeruzalem’ staan replica’s uit onder andere Ostia, Delos, Egypte en Jeruzalem. De bezoeker waant zich even in een andere wereld, al zijn het dan allemaal replica’s. In de vakanties en de weekenden worden er in het museum diverse (kinder)activiteiten georganiseerd. In de zomervakantie van 2018 werd gekozen voor het thema Romeinen en het plan ontstond om de bezoeker niet alleen met replica’s uit de Romeinse tijd, maar ook met echte Romeinse objecten kennis te laten maken door middel van een ArcheoHotspot.
Maar het museum zelf bezit geen authentieke Romeinse objecten, slechts replica’s. Na contact met bureau Archeologie van de gemeente Nijmegen, kreeg het museum een kistje met Romeins materiaal en kon de Pop-up ArcheoHotspot van start gaan.
Drie Syrische archeologen die al in het museum als vrijwilliger werkten, aangevuld met twee Nederlandse archeologiestudenten, bemensten de hotspot. Het werd een succes. De bezoekers kregen
Geïnteresseerden in de ArcheoHotspot Boxtel met vondsten aan de slag.
van de archeologen uitleg over het werk van een archeoloog en konden ook zelf aan de slag met een miniopgraving, het in elkaar zetten van potscherven tot een pot en het beschrijven van vondsten. Dit alles was voor de bezoeker een hele leuke aanvulling op de bestaande activiteiten en meestal ook een eerste aanraking met archeologie. Voor de vrijwilligers, met name de Syrische vrijwilligers, was het geweldig om weer met hun vak bezig te zijn door aan de bezoekers van het museum uitleg te geven over archeologie en het werk van een archeoloog.
In de zomer van 2019 is de Romeinse zomer nog eens herhaald en ook de ArcheoHotspot was weer een onderdeel van het activiteitenprogramma. Het plan is om in 2020 de ArcheoHotspot weer op te nemen in het activiteitenprogramma. Twee van de drie Syrische archeologen hebben inmiddels een baan gevonden, maar wie weet melden zich nog andere enthousiaste archeologen die het leuk vinden om bezoekers warm te maken voor archeologie.
Adressenlijst landelijk bestuur
Alg. voorzitter H.G. (Gajus) Scheltema (Velp), tel. 06 · 2896 0729, e-mail: voorzitter@awnarcheologie.nl
Vice-voorzitter H.M. (Hetty) Laverman-Berbée (Naarden), tel. 06 · 2361 8314, e-mail: h.m.lavermanberbee@gmail.com
Alg. secretaris (a.i.) N.T.D. (Norbert) Eeltink (Hengelo), e-mail: secretaris@awn-archeologie.nl
Alg. penningmeester H.J. (Harmen) Spreen, (Amstelveen), tel. 020 · 453 70 21, e-mail: hspreen@ xs4all.nl, IBAN: NL40INGB0000577808, t.n.v. penningmeester AWN
Bestuursleden
Veldwerkeducatie C. (Channa) Cohen Stuart (Culemborg), tel. 06 · 4505 9916, e-mail: channacs @me.com
LWAOW W. (Willem) de Rhoter (Leeuwarden), tel. 06 · 2376 0356, e-mail: rhoterw@hetnet.nl
PR en Communicatie P.H.A. (Paul) Flos, e-mail: prcommunicatie@awn-archeologie.nl
Hoofdredacteur (a.i.) Archeologie in Nederland en AWN-Magazine L.H.W. (Leo) ten Hag, (Nijmegen) tel. 06 · 3036 3100, e-mail: lhwtenhag@planet.nl
Algemeen J.P. (Paul) van Wijk (Enschede), tel. 053 · 431 40 41, e-mail: pw566@hotmail.com
Projecten en externe relaties H. (Henk) Hegeman (Oegstgeest), tel. 06 · 3308 4721, e-mail: hehehegeman@gmail.com
Kijk op www.awn-archeologie.nl voor:
– de contactgegevens en het activiteitenoverzicht van de 24 regionale afdelingen van AWN
– nabestellen AWN-uitgaven
AWN-lidmaatschappen
A basislidmaatschap
Verantwoording
Over de auteur
Marijn Lockefeer maakt onderdeel uit van de redactie van AWN Magazine.
€ 55,00
B jongerenlidmaatschap 14 t/m 27 jaar € 30,00
C huisgenootlidmaatschap € 25,00
Basisleden en jongerenleden hebben de volgende rechten:
– Toezending van de tijdschriften Archeologie in Nederland en AWN Magazine (4 maal per jaar) en eenmaal per jaar een premiumboek
– AWN-verzekering (tot en met 75 jaar) bij AWNactiviteiten en AWN-opgravingen
– Toegang tot de landelijke en de afdelingsactiviteiten van de AWN
– Toegang tot de Algemene Ledenvergadering met stemrecht
Huisgenootleden hebben alleen de drie laatstgenoemde rechten. Een huisgenootlidmaatschap kan alleen gekoppeld worden aan een basislidmaatschap op hetzelfde adres.
Lidmaatschappen gelden per kalenderjaar en kunnen op elk gewenst moment ingaan. Bij een aanmelding vóór 1 augustus worden de reeds verschenen edities (maximaal 3) van onze tijdschriften nagezonden. Een ná 31 juli ingaand lidmaatschap geeft recht op 60% korting, tenzij de eerder dat jaar verschenen tijdschriften nagezonden moeten worden.
Na aanmelding wordt u ingedeeld bij de afdeling waar uw woonplaats onder valt, tenzij u graag bij een andere afdeling wilt worden ingedeeld. Dit kunt u bij uw aanmelding aangeven. Opzegging dient voor 1 januari te geschieden.
Ledenadministratie H. (Henk) Kluitenberg (Rhenen), tel. 0317 · 613 050 (tijdens kantooruren, na 10.30 uur), e-mail: h.kluitenberg@caesar-advies.nl
Voor het nasturen van tijdschriften kunt u contact opnemen met H. Kluitenberg (zie hierboven).
De AWN is een algemeen nut beogende instelling (ANBI).
De archeologie in Nederland is voortdurend in ontwikkeling. Sinds bij wet is vastgelegd dat archeologisch onderzoek moet plaatsvinden voordat de bodem verstoord wordt, vinden er meer projecten plaats dan ooit. Tegelijkertijd is er veel aandacht voor nieuwe onderzoekstechnieken waarbij niet gegraven hoeft te worden. Ook oude opgravingen blijken vaak nog een schat aan informatie te bevatten. De kennis die archeologisch onderzoek oplevert, leert ons over de vele duizenden jaren bewoning door de mensen die voor ons kwamen. Wie waren deze mensen? Wat aten zij, hoe woonden ze en wat voor kleding droegen ze? Wat kunnen we herleiden van hun gewoonten en rituelen? Het archeologisch onderzoek van de Nederlandse bodem leidt voortdurend tot nieuwe ontdekkingen en inzichten.
De AWN is de belangenorganisatie voor belangstellenden in de archeologie, archeologiebeoefenaars en archeologievrijwilligers. De vereniging wil een schakel zijn tussen archeologie en publiek en tussen archeologie en beleid en ziet het als haar maatschappelijke taak om archeologie als bron van kennis over ons verleden te laten leven in het heden en te behouden voor de toekomst. Dit doet de AWN door bij te dragen aan de kennis over archeologie, die kennis uit te dragen en publieke betrokkenheid te bevorderen, en door de belangen van het archeologisch erfgoed te behartigen.