70 jaar na het drama Boschoord Corrie C. De Kool
De familie Kroes ,,Het waren mijn grootmoeder, mijn tante en twee nichtjes”, vertelde mevrouw VenhoekKroes (Henny) door de telefoon. Op de dag van de 70ste herdenking van de bomaanval in Loenen waarbij haar vier familieleden waren omgekomen, belde zij ons op. Daarmee reageerde zij op de bloemen en een briefje die ik de middag te voren had neergelegd bij hun grafsteen op de begraafplaats ‘Moscowa’ in Arnhem. Haar zuster Truus Kroes had kort na mij het graf bezocht en was zeer verrast geweest bij het zien van de bloemen. Tot hun grote spijt hadden de zussen Kroes (resp. geboren in 1931 en 1941) niet naar de herdenking kunnen komen. Bij een ontmoeting in januari jl. vertelden zij (met name Henny) aan de hand van een map met documenten, knipsels en foto’s uitgebreid over hun oorlogservaringen en wat hen was doorgegeven over grootmoeder Hentje Kroes-Diesveld, tante Dina Kroes-Vleeming en de nichtjes Anneke en Margaret. Henny Kroes: Toen mijn vader hoorde dat alle inwoners van Arnhem moesten vertrekken uit de stad zei hij heel vastberaden: ,,Ik ga niet. Wij blijven hier.” We woonden toen aan de noordoostkant van Arnhem in de Bronbeeklaan, en onze achtertuin grensde aan het Paasbergbos. Maar toen hij gedwongen werd te vertrekken, moesten wij van hem wat spullen pakken en liepen wij naar Velp, dat was dichtbij. Bij een huis aan de Ringallee belde hij aan en vroeg: ,,Kunnen wij hier onderdak krijgen?’’ ‘Rooie Kroes’ werd mijn vader genoemd, vanwege zijn politieke voorkeur. We zijn maar kort in Velp geweest. Door het bos zijn we teruggegaan en via de achtertuin in ons huis gekomen. Daar hebben we de rest van de oorlog gewoond, maar alleen aan de achterkant van het huis met de keuken, want aan de straatkant mocht men zo weinig mogelijk van ons merken. Verderop woonden de Ortskommandant en nog een paar Duitsers, zij moeten het geweten hebben maar lieten ons toch met rust. Bonnen en eten haalden we in Velp, omdat we daar stonden geregistreerd en hout haalden mijn vader en ik in het bos achter ons. Oom Bartus en tante Dina en hun dochtertjes Anneke en Margaret waren met mijn grootouders wel vertrokken uit Arnhem. Zij woonden niet ver bij elkaar vandaan in een ander deel van Arnhem, in de Annastraat en de Willem Hovylaan. Ze zullen wel met anderen mee zijn gelopen over de Apeldoornsche weg. Later mocht mijn grootmoeder op een kar zitten. Bij Woeste Hoeve werden zij richting Loenen gestuurd en daar kregen ze onderdak toegewezen in Hotel-Pension Boschoord. Verschillende keren hebben ze geprobeerd mijn vader over te halen om ook naar Loenen te komen. ,,We hebben het hier goed, kom toch hier heen”, zeiden ze dan, maar mijn vader heeft steeds geweigerd. Toen kwam op zondag 10 december 1944 ’s middags iemand uit Loenen. Of mijn vader mee wilde gaan om te identificeren. Het moet verschrikkelijk zijn geweest voor mijn vader en oom Bartus om de zwaar verminkte lichamen van hun moeder, en voor oom Bartus die van zijn vrouw en kinderen te zien. Vader heeft er later nauwelijks over gesproken en oom Bartus was helemaal kapot. Die liep later steeds maar te huilen als hij kleine kinderen zag. Hij is kort daarna ziek geworden en in 1950 overleden. Hij was toen pas 41 jaar. Opa Kroes en oom Bartus ontsnapten aan de ramp, omdat Opa die zondag bij ons in Arnhem was. En oom Bartus deed toevallig iets aan de achterkant van het hotel. 1