7 minute read

9.2 Meerjarenbalans en meerjarenbegroting

Anderzijds draagt de route bij aan toenemende instroom in onze masteropleidingen, vooral die aan de vestiging Groningen worden aangeboden.

De meerjarenbegroting (zowel balans als staat van baten en lasten) op hoogste aggregatieniveau, op basis van cijfers verslagjaar en prognose jaren t+1 t/m t+3 (t=2020) is als volgt opgesteld:

Advertisement

Balans

Activa MATERIËLE VASTE ACTIVA

VLOTTENDE ACTIVA

Vorderingen Liquide middelen

TOTAAL VLOTTENDE ACTIVA

TOTAAL ACTIVA

PASSIVA

EIGEN VERMOGEN

Algemene reserve Bestemmingsreserve publiek Bestemmingsreserve privaat

TOTAAL EIGEN VERMOGEN

VOORZIENINGEN

KORTLOPENDE SCHULDEN

TOTAAL PASSIVA 2020 2021 2022 2023 2024 2025

3.206 2.644 2.184 1.972 1.799 1.585

1.514 1.514 1.514 1.514 1.514 1.514

6.102 6.160 6.297 6.509 6.704 6.899

7.616 7.674 7.810 8.022 8.217 8.412

10.821 10.318 9.995 9.995 9.996 9.997

5.684 5.320 5.070 5.070 5.070 5.070

291 291 291 291 291 291

1.723 1.523 1.523 1.523 1.523 1.523

7.699 7.134 6.884 6.884 6.884 6.884

497 430 357 357 357 357

2.625 2.753 2.753 2.753 2.754 2,755 10.821 10.318 9.995 9.995 9.996 9.997

Staat van baten en lasten

BATEN 2020 2021 2022 2023 2024 2025

Rijksbijdrage

9.911,8 9.888,7 9.888,7 9.888,7 9.888,7 9.888,7 Bijdrage PKN 126,6 240,0 242,4 244,8 247,2 249,6 College, cursus en examengelden 617,9 515,0 515,0 515,0 515,0 515,0 Deelnemersbijdragen 147,6 100,0 101,0 102,0 103,0 104,0 Baten werk in opdracht derden 915,6 1.004,1 702,0 693,5 481,1 315,2 Overige baten 190,5 180,9 148,0 136,1 123,2 128,3

TOTAAL BATEN 11.909,9 11.928,7 11.597,1 11.580,1 11.412,8 11.255,4 LASTEN

Personeelslasten 7.396,4 7.365,7 7.169,7 7.131,4 7.170,2 7.266,3 Afschrijvingen 596,1 591,4 479,8 231,9 213,9 213,9 Huisvestingslasten 891,5 1.155,0 1.164,0 1.174,4 1.184,7 1.195,4 Overige lasten 4.271,0 3.464,1 3.031,1 3.039,9 2.841,5 2.577,3

TOTAAL LASTEN 13.154,9 12.576,2 11.844,6 11.577,6 11.410,3 11.252,9 Saldo baten en lasten -/- 1.245,00 -/- 647,5 -/- 247,5 2,5 2,5 2,5

Saldo financiële baten en lasten /25,7 /2,5 / 2,5 / 2,5 / 2,5 / 2,5

TOTAAL RESULTAAT -/- 1.270,7 -/- 650,0 -/- 250,0 0,0 0,0 0,0

Verwachte mutaties reserves, fondsen en voorzieningen

In de begrotingsjaren 2021 tot en met 2023 worden de volgende substantiële mutaties voorzien in de op de balans voorkomende reserves, fondsen en voorzieningen (€x1000):

2021 2022 2023

Algemene reserve (publiek) / 250 / 250 0 Bestemmingsreserve (privaat) Reorganisatievoorziening / 50 0 0

Algemene reserve (publiek) en egalisatiereserve (privaat)

In verband met het aanpassen van de afschrijvingstermijn voor investeringen op de locatie Amsterdam zijn de afschrijvingslasten de komende jaren hoger. De afschrijvingstermijn is gelijkgesteld aan de duur van het huurcontract, namelijk tien jaar. Deze schattingswijziging is verwerkt in de jaarrekening 2016. De hogere lasten worden in de jaren 2017 tot en met 2022 gedekt uit de algemene reserve. Vanaf 2023 leidt deze wijziging tot structureel lagere afschrijvingslasten voor onze universiteit. Het Instellingsplan PThU 2027 zal investeringen vragen. In de meerjarenbegroting is hiervoor een bedrag beschikbaar gesteld. Dit heeft effect op de ontwikkeling van onze reservepositie, omdat het eigen vermogen in de komende jaren verder zal afnemen.

Reorganisatievoorziening

In het kader van het Sociaal Plan om de gevolgen voor het personeel van de eerdere verplaatsing van onze universiteit naar Amsterdam en Groningen op te vangen, is een reorganisatievoorziening gevormd. Deze is bestemd voor de financiële consequenties van de sociale en arbeidsrechtelijke uitvoering, waaronder tegemoetkoming in reiskosten en reistijd, ontslagvergoedingen en outplacementbegeleiding. De in bovenstaande staat opgenomen mutaties betreffen de geraamde onttrekkingen aan de voorziening op basis van bestaande verplichtingen.

Voorziening pensioenverplichting

Deze pensioenvoorziening is gevormd ten behoeve van de betaling van pensioenen van oudhoogleraren, die voorheen als kerkelijk hoogleraar vanwege de Nederlandse Hervormde Kerk verbonden waren aan de door het Theologisch Wetenschappelijk Instituut (ThWI) van die kerk verzorgde kerkelijke opleiding bij een van de toenmalige faculteiten Godgeleerdheid van de Universiteit Utrecht, de Universiteit Leiden, de Universiteit van Amsterdam en de Rijksuniversiteit Groningen. Voor hen geldt een pensioenregeling die niet is ondergebracht bij een bedrijfstakpensioenfonds. Tot en met 2005 werden deze pensioenlasten betaald door het ministerie van OCW. Met ingang van 2006 is de verplichting overgegaan naar het ThWI en vanaf 2007 naar onze universiteit. In 2020 is deze voorziening pensioenverplichting overgedragen aan een pensioenverzekeraar. Onze universiteit voldoet hiermee aan de gestelde wet en regelgeving en heeft geen verplichtingen meer die uit de voorgaande regeling voortvloeien.

Investeringen

Er worden in de jaren 2021 tot en met 2023 geen substantiële investeringen voorzien die invloed hebben op de materiële activa anders dan de reeds geraamde afschrijvingen.

Toelichting op de raming van baten en lasten

Financieringsstructuur

Onze financieringsstructuur is opgebouwd uit de volgende onderdelen:

2020 € x1000 %

Rijksbijdrage Bijdrage PKN 9.911,8 83% 126,6 1%

College en examengelden

617,9 5% Deelnemersbijdragen 147,6 1% Baten uit werk in opdracht van derden 915,6 8% Overige baten 190,5 2%

Totaal 11.909,9 100%

Rijksbijdrage

De rijksbijdrage die onze universiteit ontvangt is opgebouwd uit een vaste voetbijdrage voor onderzoek en onderwijs, een dynamisch deel voor onderwijs, gebaseerd op aantal bekostigde inschrijvingen en behaalde graden; een dynamisch deel voor onderzoek, gebaseerd op het aantal bekostigde graden en het aantal promoties; en een deel gekoppeld aan de gemaakte prestatieafspraak, alsmede een bijdrage in het kader van de subsidieregeling tweede graden.

Onderdeel 2020

€ %

Rijksbijdrage OCW owvast 5.546,9 56% Rijksbijdrage OCW owgebonden dynamisch 433,6 4% Rijksbijdrage OCW ozvast 3.239,4 33% Rijksbijdrage OCW ozgebonden dynamisch 692,0 7%

Totaal 9.911,8 100%

Bijdrage vanuit de PKN

Dit is de bijdrage die vanuit de PKN wordt verstrekt voor de verzorging van de verplichte nascholing van predikanten van de kerk. De deelnemersbijdragen zijn inkomsten uit betaling voor deelname door predikanten aan vrijwillig gevolgd aanbod in het kader van postacademisch onderwijs.

Baten uit werk in opdracht van derden

Dit zijn gelden die onze universiteit ontvangt voor onderzoeksprojecten in opdracht van externe organisaties (tweede en derde geldstroommiddelen).

Overige baten

Hierbij gaat het om vrijwillig bijgedragen contributies door particulieren, alsmede opbrengsten uit verhuur van ruimten op de vestigingen te Amsterdam en Groningen.

Subsidiabel en niet subsidiabel

Binnen het geheel van activiteiten maakt onze universiteit, volgens de criteria met betrekking tot de helderheid bekostiging, onderscheid tussen subsidiabele (publieke) en nietsubsidiabele (private) activiteiten. De onderscheiden onderdelen binnen het totaal van de baten worden onderscheiden toegerekend aan subsidiabele respectievelijk nietsubsidiabele activiteiten en als zodanig in beeld gebracht binnen de begroting en de jaarrekening.

Baten 2020 subsidiabel (€x1000) niet-subsidiabel (€x1000)

Rijksbijdrage

9.911,8 Bijdrage PKN 126,6 College en examengelden 617,9 Deelnemersbijdragen 147,6 Baten uit werk in opdracht van derden 915,6 Overige baten 97,5 92,9

Totaal 11.171,5 384,1

Onderzoeksmiddelen: tweede en derde geldstroommiddelen

Ten aanzien van de onderzoeksmiddelen geldt dat 24,25% van de totale financiële input afkomstig is van vierde geldstroommiddelen.

PThU

Direct funding (1) Research grants (2) Contract research (3) Other (4) Total funding Expenditure: Personnel costs Other costs Total expenditure

2020

17,06 0,75 0,00 5,7 23,51 72,56% 3,19% 0,00% 24,25% 100,00%

2.132.353 84,32% 396.665 15,68% 2.529.018 100,00%

Huisvesting

Onderdeel

€x1000

Huur VU 652,9 Servicekosten VU incl. bibliotheekvoorzieningen 268,5 SNO facilitair Groningen 32,9 Onderhoud SNO gebouw/installaties Groningen 47,4 Mutatie onderhoudsvoorziening Groningen /193,3 Energie en water Belasting en verzekeringen gebouwen

Totaal huisvesting

31,5 51,6

891,5

Onze eigen identiteit in de samenwerking met de VU en de RUG komt tot uitdrukking in huisvesting met een herkenbare stijl. In Amsterdam huren we een verdieping in het hoofdgebouw van de VU. In Groningen hebben we een eigen pand in de directe omgeving van de faculteit van de RUG. De huisvesting in zowel Amsterdam als in Groningen is zodanig ingericht dat docenten en studenten elkaar gemakkelijk kunnen treffen. We hebben er in het huisvestingsconcept nadrukkelijk voor gekozen het onderlinge verkeer tussen onze universiteit en de faculteiten te stimuleren.

Ontwikkelingen met betrekking tot de staat van baten en lasten 2021 tot en met 2023

– De rijksbijdragen blijven de komende jaren minimaal gelijk.

In de meerjarenbegroting is uitgegaan van gemiddeld zeven promoties per jaar. – De college en examengelden blijven nagenoeg op het huidige niveau. De verwachting is dat de studentenaantallen zullen stabiliseren c.q. beperkt stijgen. – De personeelskosten zijn doorgerekend op basis van de huidige fte’s. Hierbij is zowel de autonome groei (periodieke groei in salaristreden) als loonkostenontwikkeling onder behoud van CAO verwerkt. Voor 2021 is rekening gehouden met een CAOstijging van 2%. Vanaf 2021 is jaarlijks een post van 1% opgenomen voor onvoorziene salarisontwikkelingen (aanpassingen premies/ sociale lasten). – In de huidige meerjarenbegroting blijft – als gevolg van natuurlijk verloop – de vacatureruimte beschikbaar, waardoor bijsturing op personeelskosten en personele inzet in de komende jaren mogelijk blijft. – Ten aanzien van de overige begrotingsposten is de jaarschijf 2020 grotendeels doorgetrokken. In enkele gevallen is een prijsindex van jaarlijks 1% gehanteerd. Wanneer deze prijsindex bij begrotingsposten niet is toegepast, betekent dit dat het budget 2020 voor de komende jaren taakstellend is. – In verband met het aanpassen van de afschrijvingstermijn voor investeringen op de locatie Amsterdam zijn de afschrijvingslasten de komende jaren hoger.

De afschrijvingstermijn is gelijkgesteld aan de duur van het huurcontract, namelijk tien jaar. Deze schattingswijziging is verwerkt in de jaarrekening 2016. De hogere lasten worden in de jaren 2017 tot en met 2022 gedekt uit de algemene reserve. Vanaf 2023 leidt deze wijziging tot structureel lagere afschrijvingslasten voor onze universiteit. – De geraamde huisvestingslasten zijn gebaseerd op de huidige samenwerkingsovereenkomsten met VU en RUG en de daarbij behorende huur en serviceniveauovereenkomst, respectievelijk dienstverleningsovereenkomst.

PThU Jaarverslag 2020 47

This article is from: