Europa kan niet zonder import van soja, energie, fosfaat en kalium
‘Er gaat veel meer in dieren om dan we altijd dachten’
Pagina 10: Naar een dierwaardige veehouderij
Zonder planten toch tomaten
Het kan: tomaten kweken zonder dat er een plant aan te pas komt
Gezond uit de supermarkt Supermarkten kunnen consumenten een duwtje in de goede richting geven
WAT GAAT ER IN DIEREN OM?
De manier waarop we in het westen omgaan met dieren verandert; mens en dier worden steeds meer als gelijkwaardig beschouwd. Wat zegt de wetenschap over dierenwelzijn en het recht van dieren op zelfbeschikking?
Zelfvoorzieningsgraad in Nederland in procenten.
KAN NEDERLAND ZICHZELF VOEDEN?
Zolang de wereldhandel soepel verloopt, lijkt de voedselvoorziening in Nederland en Europa een vanzelfsprekendheid. Maar voor ons dagelijkse menu kunnen we niet zonder import van onder meer soja, energie, fosfaat en kalium.
GEZOND KIEZEN BEGINT IN DE SUPERMARKT
Tachtig procent van ons eten kopen we in de supermarkt, waar ongezonde keuzes voor het grijpen liggen. ‘Supermarkten kunnen consumenten een subtiel duwtje in de goede richting geven.’
COLOFON Wageningen World is het halfjaarlijkse magazine voor relaties en alumni van Wageningen University & Research Uitgever Wageningen University & Research Eindredactie Miranda Bettonville Tekstredactie Rik Nijland Artdirection & vormgeving Petra Siebelink Vormgeving Monique Chermin Coverbeeld Shutterstock Basisontwerp Hemels Publishers Druk Tuijtel, Werkendam ISSN 2210-7908 Redactieadres Wageningen Campus, Droevendaalsesteeg 4, 6708 PB Wageningen, Telefoon 0317 48 40 20, wageningen.world@wur.nl Adreswijzigingen alumni alumni@wur.nl Adreswijziging relaties wageningen.world@wur.nl, o.v.v. code adreslabel Wijziging loopbaangegevens alumni@wur.nl
De missie van Wageningen University & Research is ‘To explore the potential of nature to improve the quality of life’. Binnen Wageningen University & Research bundelen Wageningen University en gespecialiseerde onderzoeksinstituten van Stichting Wageningen Research hun krachten om bij te dragen aan de oplossing van belangrijke vragen in het domein van gezonde voeding en leefomgeving. Met ongeveer 30 vestigingen, 7.700 medewerkers (7.000 fte), 2.500 PhD- en EngD-kandidaten, 13.100 studenten en ruim 150.000 Leven Lang Leren-deelnemers behoort Wageningen University & Research wereldwijd tot de aansprekende kennisinstellingen binnen haar domein. De integrale benadering van de vraagstukken en de samenwerking tussen verschillende disciplines vormen het hart van de unieke Wageningen aanpak.
WAGENINGEN WORLD ONLINE Wageningen World is ook online te lezen: www.wur.nl/wageningen-world U kunt uw papieren abonnement omzetten naar digitaal: www.wur.nl/ww-abonnement
Online lezen vermindert de belasting van milieu en klimaat.
Kort nieuws over onderzoek en ontwikkelingen bij Wageningen University & Research.
ZONDER PLANTEN TOCH TOMATEN
Het heeft iets wonderlijks, tomaten kweken zonder dat er planten aan te pas komen. Maar het kan, laat promovendus Lucas van der Zee zien.
HERSTEL VAN EUROPESE BOSSEN
In de Kronenbergse bossen kom je tussen de donkere dennen her en der open plekken tegen met groepjes jonge loofbomen. Het internationale project SUPERB moet het bos diverser en weerbaarder maken.
INTERVIEW: JOHN VAN DER OOST
Toen John van der Oost jaren geleden in Wageningen aankwam had niemand nog van CRISPR-Cas gehoord – ook hijzelf niet. De route naar de ontdekking van deze revolutionaire technologie werd bepaald door toeval.
RUBRIEKEN
LEVEN NA WAGENINGEN
Lars van Peij heeft zijn hart verpand aan het heggenlandschap langs de Maas, met z’n rijke dierenleven. Al 150 kilometer heg wist hij in oude luister te herstellen en de teller loopt door, ook al is hij ongeneeslijk ziek.
NIEUW ONDERKOMEN GENENBANK
Verspreid over de Wageningse campus bewaren genetici een schatkist aan genetisch materiaal van planten en dieren, waaruit veredelaars, fokkers en onderzoekers kunnen putten. Het is tijd voor een nieuw, eigen gebouw op de campus.
ALUMNI
Nieuws voor en over Wageningse alumni.
PERSONALIA
Informatie over leven en loopbaan van Wageningse afgestudeerden.
DE SWITCH
Na zijn promotie besloot Toon Rijkers beeldhouwer te worden.
Wageningen blijft koersvast
‘De kennis van Wageningen University & Research is urgenter dan ooit. In een wereld waarin voedselzekerheid onder druk staat door geopolitieke spanningen, en waarin klimaatverandering en biodiversiteitsverlies grote uitdagingen vormen, is er groeiende behoefte aan wetenschappelijk onderbouwde oplossingen. Wageningen levert die kennis –niet alleen om deze problemen te helpen verminderen, maar ook om er op een slimme manier mee om te gaan.
‘In deze editie van Wageningen World vindt u daar inspirerende voorbeelden van. U leest over de werkelijke staat van voedselzekerheid in Europa en Nederland. Ook ontdekt u hoe mensen kunnen worden gestimuleerd om gezonder én duurzamer te eten. Verder brengen we nieuws over de genenbank, het herstel van bossen en innovatieve toekomstvisies voor de akkerbouw. Stuk voor stuk voorbeelden van kennis die in Wageningen is ontwikkeld en via ons onderwijs wordt doorgegeven.
‘Er is alle reden om trots te zijn op Wageningen. Tegelijkertijd merken we dat onderwijs en onderzoek in Nederland onder toenemende druk staan – ook bij WUR. Door politieke keuzes, onder meer bij de ministeries van OCW en LVVN, en door afnemende financiering van bijvoorbeeld internationaal onderzoek naar voedselsystemen en preventieve gezondheidszorg, verwachten we de komende jaren zo’n 10 procent van ons budget te verliezen.
‘Om deze krimp zo goed mogelijk op te vangen, zijn binnen brede teams voorstellen uitgewerkt. Op basis daarvan heeft het college van bestuur een plan opgesteld: een plan dat ons onderzoek en onderwijs zo goed mogelijk probeert te beschermen, maar waarin helaas pijnlijke keuzes onvermijdelijk zijn.
‘Hoe pijnlijk ook, wij zien een bloeiende toekomst voor WUR. Het nieuwe strategisch plan biedt daarbij een helder kompas. Het beschrijft de zes thema’s waarop WUR zich richt en verwoordt helder de ambities en commitments voor de komende jaren. Ook in enigszins afgeslankte vorm blijft WUR haar missie trouw: To explore the potential of nature to improve the quality of life.’
Sjoukje Heimovaara, bestuursvoorzitter van Wageningen University & Research
FOTO
ONDERWIJS
Nieuwe bachelor: Data Science
Wageningen University & Research begint komend studiejaar met de nieuwe bacheloropleiding Data Science for Global Challenges. De opleiding richt zich op het toepassen van datawetenschap en kunstmatige intelligentie bij mondiale vraagstukken zoals klimaatverandering, voedselzekerheid en gezondheid. Volgens opleidingsdirecteur Lukasz Grus leidt Wageningen daarmee ‘bruggenbouwers’ op die inhoud en methodiek kunnen verbinden in multidisciplinaire teams. In verschillende Wageningse masteropleidingen kunnen studenten vervolgens datawetenschap combineren met een ander vakgebied, bijvoorbeeld bio-informatica, of doorstromen naar een masteropleiding Data Science aan een andere universiteit.
Info: lukasz.grus@wur.nl
EIWITTRANSITIE
Amper groei plantaardig eten
Het aandeel plantaardige eiwitproducten in de Nederlandse supermarkten steeg tussen 2023 en 2024 met 6 procentpunt – van 32 naar 38 procent. Tegelijkertijd daalde de prijs: plantaardige eiwitproducten waren gemiddeld 27 procent goedkoper dan hun dierlijke tegenhangers. In 2023 was dat nog 17 procent. Ondanks deze ontwikkelingen zijn Nederlanders nauwelijks meer plantaardig gaan eten. De consumptie steeg met 1 procentpunt. Dat blijkt uit de jaarlijkse eiwitmonitor van Wageningen Social & Economic Research in opdracht van het ministerie van LVVN.
Uit proeven met twee vogelgriepvaccins blijkt dat alle legkippen die twee keer worden geënt 24 weken na vaccinatie nog beschermd zijn tegen de ziekte. Van kippen die geen booster kregen, stierf 10 procent.
Wageningen Bioveterinary Research (WBR) test in opdracht van het ministerie van LVVN twee experimentele vogelgriepvaccins in een uitvoerig programma. Vorig jaar bleek al dat leghennen 8 weken na vaccinatie volledig beschermd waren. Begin dit jaar werd de effectiviteit van vaccinatie 24 weken na inenting beoordeeld in een veldstudie, bij leghennen van 24 weken oud. Vanaf deze leeftijd piekt de eierproductie.
Een deel van deze kippen had na twaalf weken een boostervaccinatie gehad. Alle dieren werden vervolgens in contact ge-
ONDERWIJS
bracht met een zeer besmettelijke vorm van vogelgriep.
‘In de niet-gevaccineerde controlegroepen stierven alle dieren’, vertelt Kim Bouwman, verantwoordelijk voor het onderzoek. ‘In de groepen leghennen die één vaccinatie kregen, vonden we een sterftecijfer van 10 procent. De leghennen die een booster hadden gekregen, overleefden allemaal.’
Hoe besmettelijk gevaccineerde leghennen zijn, wordt nog onderzocht. De studie loopt nog tot het najaar van 2025.
Info: kim.bouwman@wur.nl
Opnieuw de beste en duurzaamste
Wageningen University & Research is wederom bekroond tot de beste universiteit van Nederland, de duurzaamste universiteit ter wereld én debeste landbouwuniversiteit ter wereld.
In de Keuzegids Universiteiten, een ranglijst van Nederlandse onderwijsinstellingen die grotendeels is gebaseerd op het oordeel van studenten, staat Wageningen voor het twintigste jaar op rij op een eerste plaats. Voor het eerst deelt WUR de koppositie met een andere instelling – de Open Universiteit. Vijftien van de twintig Wageningse bache-
loropleidingen werden bestempeld als topopleiding. De universiteit kreeg daarnaast een ruime
9,5 van UI Green Metric en mag zich daarmee voor het achtste jaar op rij de duurzaamste ter wereld noemen. Ook werd WUR in de QS World University Rankings voor het tiende jaar op rij uitgeroepen tot 's werelds beste universiteit op het gebied van bos- en landbouw.
Info: vincent.koperdraat@wur.nl
TOEKOMSTVISIE
Nieuw strategisch plan gepresenteerd
Met het nieuwe strategisch plan wil Wageningen University & Research dynamisch kunnen inspelen op een snel veranderende wereld. In die wereld valt veel te verbeteren, om binnen de planetaire grenzen te blijven, aldus het strategiedocument Shape Responsible Change.
‘Meer een kompas dan een routekaart.’
Zo beschrijft bestuursvoorzitter Sjoukje
Heimovaara het strategisch plan voor 2025–2028 dat ze op 7 maart tijdens de dies natalis van de universiteit presenteerde. ‘Elke ochtend als we wakker worden, kan er alweer iets belangrijks veranderd zijn. Daarom is het geen rotsvast maar een richtinggevend document met nieuwe thema’s waarmee we ons identificeren. Zo kunnen we flexibel sturen op veranderingen.’
De thema's waar Wageningen de komende jaren op focust zijn: duurzame voedsel-
systemen; biodiversiteit en veerkrachtige ecosystemen; wereldwijde gezondheid; klimaatbestendige toekomst; biobased en circulaire samenleving; en duurzaam water- en landgebruik. De thema’s passen binnen de missie die WUR al jaren heeft: ‘to explore the potential of nature to improve the quality of life’; oftewel om samen met partners te zoeken naar oplossingen voor wereldwijde uitdagingen en bij te dragen aan een toekomst waarin mens en natuur in harmonie leven.
Nieuw in het plan is het WUR-narratief.
CONTINUING EDUCATION
‘Ons verhaal’, aldus Heimovaara. Kortweg stelt het verhaal dat het gebruik van natuur, water en bodem blijft binnen wat de planeet aankan.Ook nieuw in het plan – en volgens Heimovaara cruciaal voor het kompas –zijn de waarden die zijn geïdentificeerd: duurzaamheid, verantwoordelijkheid, vertrouwen, moed, nieuwsgierigheid en samenwerken.
Het plan benoemt ook de veranderende rol van onderzoekers in de samenleving, die meer reflectie, bewustwording en interne discussie vraagt. Om polarisatie te doorbreken en verschillende perspectieven beter te begrijpen, blijft Wageningen investeren in het organiseren van dialogen.
Het document kreeg de titel ‘Shape Responsible Change’ mee. ‘Wij leiden de responsible changemakers van de toekomst op’, legt Heimovaara uit aan universiteitsblad Resource. ‘Die komen vaak terecht in banen waar ze aan het roer staan. Wij moeten hen opleiden met het bewustzijn dat dingen anders moeten. Er valt veel te veranderen. Als we dat niet doen, gaan we de planetaire grenzen over; verwoestend voor het klimaat.’
Anders dan voorheen richt het strategisch plan zich niet op groei van het aantal studenten. Heimovaara houdt rekening met een stabilisering of zelfs een daling: ‘We weten dat de Nederlandse demografie verandert en het aantal studenten dat een bèta-richting kiest, zakt ook. En er is concurrentie; steeds meer universiteiten in binnen- en buitenland begeven zich in ons domein.’
Info hilde.bos@wur.nl
150 opleidingen en cursussen voor professionele ontwikkeling
Continuing Education van Wageningen University & Research helpt professionals voorop te blijven lopen in hun vakgebied. Er is keuze uit meer dan 150 innovatieve programma’s, variërend van korte cursussen tot volledige online masters.
Jaarlijks nemen ruim 2.000 professionals wereldwijd deel aan deze opleidingen, waarmee zij een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van hun sector.
De programma’s zijn:
• direct toepasbaar in de dagelijkse praktijk
• ontwikkeld voor professionals – praktisch, doelgericht en wetenschappelijk onderbouwd
• naar voorkeur online, op de campus of in mengvorm te volgen.
Meer informatie: www.wur.nl/academy
BIODIVERSITEIT
Genetische diversiteit valt te redden
Uit een meta-analyse van de genetische diversiteit van populaties dieren, planten en schimmels wereldwijd blijkt dat deze bij tweederde van de populaties achteruit gaat – ook bij soorten die niet zeldzaam zijn. Maar ook wordt duidelijk dat maatregelen zoals habitatherstel en herintroductie van dieren kunnen helpen om de genetische diversiteit te behouden of zelfs te doen toenemen. De analyse is uitgevoerd door een internationaal team van wetenschappers, waaronder vier uit Wageningen, op basis van data uit 1985 tot 2019. De resultaten zijn in januari 2025 gepubliceerd in Nature.
Info: joukje.buiteveld@wur.nl
AQUATISCHE ECOLOGIE
Walrus Freya at goed
Walrussen komen doorgaans alleen voor in het Arctisch gebied, maar de jonge vrouwelijke walrus Freya doorkruiste in 2021 en 2022 zuidelijkere wateren, waaronder de Waddenzee. Onderzoeker Sophie Brasseur van Wageningen Marine Research analyseerde Freya's poep, waaruit blijkt dat de walrus zich voedde met scheermessen, invasieve schelpdieren die volop voorkomen in de Waddenzee. Volgens Brasseur is de kans groot dat meer walrussen zuidwaarts trekken; de walruspopulaties blijven toenemen. De relatief warme wateren lijken geen belemmering te vormen.
Info: sophie.brasseur@wur.nl
AGRARISCHE ECONOMIE
Meer omzet uit multifunctionele landbouw
De omzet van multifunctionele landbouwbedrijven nam tussen 2020 en 2023 met bijna twee derde toe, van 1 naar 1,6 miljard euro. Dat blijkt uit de Monitor omzetontwikkeling Multifunctionele Landbouw 2023, uitgevoerd door Wageningen Social & Economic Research en Wageningen Plant Research in opdracht van het ministerie van LVVN.
Steeds meer agrarische bedrijven in Nederland ontplooien naast dierhouderij of gewasteelt ook een of meerdere andere activiteiten als inkomstenbron. In 2023 gebeurde dit op 37 procent van de bedrijven, tegen 30 procent in 2020. Met 595 miljoen euro omzet is boerderijverkoop de belangrijkste nevenactiviteit, gevolgd door zorglandbouw (450 miljoen) en recreatie (362 miljoen). De rest heeft een bescheidener aandeel: agrarische kinderopvang levert 158 miljoen op,
MATERIALENANALYSE
agrarisch natuurbeheer is goed voor 116 miljoen en de omzet uit boerderij-educatie, waarbij schoolklassen de boerderij bezoeken, bedraagt 0,9 miljoen euro. De groei in omzet wordt toegeschreven aan onder meer de toevoeging van nieuwe activiteiten zoals directe verkoop van siergewassen, hogere tarieven door inflatie en een toegenomen vraag naar recreatie, lokale producten en professionele zorgdiensten. Info: harold.vandermeulen@wur.nl
Model voorspelt ophoping plastics
Onderzoekers van Wageningen Food & Biobased Research hebben de Plastics Accumulatie Indicator ontwikkeld. Onderzoeker Marieke Brouwer: ‘We kunnen daarmee van verschillende soorten plastics, fossiel en biobased, voorspellen hoe lang en in welke hoeveelheid zij nog terug te vinden zijn in de natuur.’ Productontwikkelaars kunnen het model gebruiken voor het analyseren van de levensduur van producten, ter-
wijl beleidsmakers het kunnen inzetten voor regelgeving rond kunststoffen. Het model kijkt naar de omzetting van plastic in CO2 en is getest met data van biodegradatie-experimenten in de grond en met een temperatuur rond 25 graden Celsius. De onderzoekers willen het model in de toekomst uitbreiden naar andere omstandigheden, zoals de afbraak in zout en zoet water.
Info: marieke.brouwer@wur.nl
EITWITTRANSITIE
Eendenkroos kan op het menu
De Europese autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft een aantal soorten waterlinzen, beter bekend als eendenkroos, in februari 2025 officieel goedgekeurd voor productie en menselijke consumptie als groente binnen de EU. De goedkeuring is het resultaat van bijna tien jaar Wagenings onderzoek.
Onderzoeker Ingrid van der Meer vroeg zelf goedkeuring aan bij de EFSA. ‘Daarvoor moesten we in een uitgebreid dossier aantonen dat de waterlinzen op een schone en duurzame manier kunnen worden geteeld en dat ze gezond en veilig zijn voor consumptie.’
De teelt werd opgezet in een kas, en uitgebreid geanalyseerd, op onder meer eiwit- en zetmeelgehalte, de hoeveelheid mineralen en de aanwezigheid van mogelijke ziekteverwekkers, allergenen, pesticiden en toxische stoffen. Vervolgens zijn met proefpersonen de vertering, gezondheidseffecten en
PLANTENVEREDELING
Aantrekkelijker maken voor bestuiving
Wageningse wetenschappers onderzoeken samen met Franse collega’s wat gewassen aantrekkelijk maakt voor bestuivende insecten. Betere bestuiving leidt tot hogere opbrengsten.
Tachtig procent van de gewassoorten die worden verbouwd is afhankelijk van bestuiving, wat neerkomt op een derde van de landbouwproductie.
‘Toch hebben plantenveredelaars de aantrekkelijkheid van bloemen vaak genegeerd’, vertelt Andries Temme, onderzoeker bij Wageningen Plant Research. ‘Insecten hebben daardoor een voorkeur voor wilde
bloemen.’ Die bloemen zijn er steeds minder; dat heeft ook een negatief effect op de biodiversiteit.
Proeven met veldboon en zonnebloemrassen in Frankrijk moeten aantonen wat het ene ras van een gewas aantrekkelijker maakt voor bestuivers dan het andere. Camera’s leggen vast hoeveel en welke insecten op verschillende rassen afkomen. Kunstmatige intelligentie analyseert vervolgens de beelden. De kennis die daaruit voortkomt kan veredelaars helpen aantrekkelijkere rassen te ontwikkelen.
Info: andries.temme@wur.nl
smaakbeleving in beeld gebracht. Zo proefde een smaakpanel verschillende gerechten, waaronder soep en stamppot. ‘Waterlinzen smaken een beetje nootachtig en hebben een bite, terwijl ze zo klein zijn.’
Waterlinzen kunnen volgens Van der Meer een belangrijke bijdrage leveren aan de eiwittransitie, waarbij gestreefd wordt naar een groter aandeel plantaardige eiwitten in het menu, ten opzichte van dierlijke eiwitten. ‘Ze bevatten veel vitaminen en mineralen en hebben een goed eiwitprofiel dat hoog scoort op alle essentiële aminozuren. Wat waterlinzen extra bijzonder maakt, is dat ze exponentieel groeien, wat zorgt voor een zeer hoge opbrengst per hectare. Ze groeien in een gesloten omgeving op een laagje water. Voor de teelt is dus geen landbouwgrond nodig, weinig voedingsstoffen en geen pesticiden.’
Van der Meer werkt ook aan projecten om bedrijven en consumenten te enthousiasmeren voor waterlinzen, en naar manieren om ze te verpakken en bewaren. ‘Je kunt ze bijvoorbeeld als versproduct op de markt brengen, of als diepvriesblokjes, of verwerken in producten als pesto, soep en ravioli. Nu is het vooral aan de voedingsindustrie om het op te pakken. Het zou prachtig zijn als waterlinzen over een jaar in de supermarkt liggen.’ Info: ingrid.vandermeer@wur.nl
Bomen nemen steeds meer CO2 op
Tropische bomen zijn er in de afgelopen honderd jaar steeds beter in geslaagd om kooldioxide op te vangen en om te zetten in glucose. Dat blijkt uit onderzoek van promovendus Sophie Zwartsenberg, die de chemische samenstelling van tropische rode cederbomen analyseerde. Aan de hand van de jaarringen keek ze honderd jaar terug in de tijd en zag dat in die periode de verhouding veranderde tussen de opname van kooldioxide (fotosynthese) en zuurstof (fotorespiratie), ten gunste van de fotosynthese. Dit is positief voor bomen, omdat de door fotosynthese geproduceerde suikers gebruikt kunnen worden voor onderhoud en groei. Het is ook positief voor de mens, want bomen met meer fotosynthese halen meer CO2 uit de lucht, wat klimaatverandering mogelijk kan afremmen. Het onderzoek werd begin 2025 gepubliceerd in New Phytologist.
Info: pieter.zuidema@wur.nl
BIOFYSICA
Teek metselt zich vast
Teken hechten zich stevig vast op de huid door met speeksel een cementachtig laagje te maken. Universitair docent Siddharth Deshpande van de leerstoelgroep Physical Chemistry and Soft Matter bracht in kaart hoe glycinerijke eiwitten in het speeksel voor deze ‘cementvorming’ zorgen: de eiwitten hopen zich op, klonteren samen tot bolletjes en harden uit tot een kegelvormige, vaste laag. Deshpande denkt dat deze kennis kan helpen bij het ontwikkelen van een anti-tekenvaccin.
Info: siddharth.deshpande@wur.nl
Miljarden nodig voor herstel Oekraïense landbouwgrond
De zeer vruchtbare Oekraïense bodem is zwaar beschadigd door de oorlog met Rusland. Het herstel zal minstens 20 miljard dollar kosten, berekenen onderzoekers van Wageningen University & Research.
De Oekraïense regio Charkov heeft een van de vruchtbaarste bodems ter wereld, waarop graan wordt verbouwd voor de lokale en voor de wereldwijde markt. Maar sinds de Russische invasie in 2022 is de graanproductie met meer dan de helft afgenomen. Ruim 160 duizend hectare grond in Charkov is door de oorlog aangetast. Door explosies zijn er bijvoorbeeld 420 duizend kraters ontstaan.
Wilfred Dolfsma, hoogleraar Bedrijfsvoering en organisatie maakte met Oekraïense en Nederlandse collega's een schatting van de schade in de regio door satellietbeelden te analyseren. Vervolgens berekenden ze de kosten van het herstel, onder meer voor het ontmijnen van landbouwgebieden – er liggen naar schatting meer dan twee miljoen landmijnen – en het vullen van kraters.
Met gegevens van de regio Charkov en aannames over de schade in andere regio’s komen ze op een totaalbedrag van 20 miljard
dollar. De resultaten van het onderzoek worden in september gepubliceerd in het Journal of Economic Issues
‘De oorlog beïnvloedt de bodem verder op diverse manieren’, vertelt Serhii Sydorenko, onderzoeker bij de leerstoelgroep Bodemfysica en landbeheer. ‘Er zijn mechanische gevolgen, zoals bodemverdichting door zwaar militair materieel, loopgraven en kraters. Ook zijn er chemische invloeden, zoals bodemvervuiling met metalen of raketbrandstof.’ Bommen hebben nog een ander effect. ‘Door explosies worden de bodemlagen bruut door elkaar gegooid, wat schade toebrengt aan het bodemleven. Dit maakt de bodem een stuk minder vruchtbaar.’
Na de oorlog kan het nog vele jaren duren, denken de onderzoekers, voordat Oekraïne zijn landbouwgronden heeft hersteld. Sommige gebieden blijven mogelijk nog jarenlang onbruikbaar, omdat ontmijning daar lastig is.
Info: wilfred.dolfsma@wur.nl.
ONDERWIJS
Wageningen reikt eerste EngD-bul uit
In februari 2025 werd de eerste Wageningse Engineering Doctorate (EngD) uitgereikt, de bul voor het voltooien van het tweejarige programma Design for Agrifood and Ecological Systems.
De eer viel te beurt aan Bram Kok, voor het ontwerp van een prototype vissensor waarmee stoffen in de bloedbaan van vissen kunnen worden gemeten. Een dergelijke inwendige biosensor zou bijvoorbeeld ingezet kunnen worden voor het vaststellen van de gezondheid van het dier.
Een Engineering Doctorate is een programma na de master, net als een promotietraject, dat is gericht op het ontwikkelen van een technisch ontwerp voor industrie en maatschappij. Andere technische universiteiten bieden al langer dit soort ontwerptrajecten aan, als aanvulling op gangbare promotietrajecten. Wageningen streeft naar een jaarlijkse instroom van tien tot twintig
METEOROLOGIE
EngD-kandidaten, die meestal worden gefinancierd door Wageningen en een opdrachtgever. Dat kan een onderzoeksinstituut, bedrijf of overheidsinstelling zijn. De volgende twee Engineering Doctorates worden in juni en juli 2025 uitgereikt. Een
Extreme vuurzee is te voorspellen
Natuurbranden groeien soms plotseling uit tot levensgevaarlijke vuurzeeën. Dit fenomeen, pyrocumulus genoemd, is bijna niet te voorspellen. Een nieuw model helpt om dit omslagpunt te zien aankomen. Dit Heatmaps-model is mede ontwikkeld door Wageningse natuurbrandspecialisten en meteorologen. Om een uitspraak te doen over de kans op pyrocumulus kan de brandweer ter plekke een weerballon oplaten om data te verzamelen over de atmosfeer. Het model gebruikt die gegevens om een risicoprofiel op te stellen voor die locatie. Bij een grote kans op een pyrocumulus kunnen veiligheidsdiensten hun strategie daarop aanpassen, bijvoorbeeld door omwonenden bij een brand uit voorzorg te evacueren. Info: cathelijne.stoof@wur.nl
van de kandidaten, Salma Rian, mag haar ontwerp voor een innovatief voedersysteem voor pluimvee vervolgens doorontwikkelen naar een start-up met een beurs van de Faculty of Impact van NWO. Info: engd@wur.nl
LANDBOUW
Meer land en water nodig dan verwacht
De wereldbevolking heeft meer land en water nodig dan verwacht voor de voedsel- en veevoerproductie, en dit gaat ten koste van de natuur. Dit concluderen Wageningse onderzoekers in samenwerking met internationale water- en landbouworganisaties na het analyseren van landbouwdata uit de periode 2000 tot en met 2020. De hoop was dat er flinke vooruitgang geboekt was met het verhogen van opbrengsten per hectare en het efficiënter gebruiken van water, maar het tegendeel bleek waar. Tenzij we op een radicaal andere manier met water omgaan, stevent de wereld volgens de onderzoekers af op het slechtst denkbare scenario waarin het waterverbruik en het landbouwareaal in 2050 verdubbelen ten opzichte van 2000.
Info: chris.seijger@wur.nl
FOTO
Wat gaat er in dieren om?
De manier waarop we in het westen omgaan met dieren verandert; mens en dier worden steeds meer als gelijkwaardig beschouwd.
Wat zegt de wetenschap over dierenwelzijn en het recht van dieren op zelfbeschikking? En wat betekent dat voor de dierhouderij?
TEKST MARIEKE ENTER ILLUSTRATIES RHONALD BLOMMESTIJN
Toen de Wageningen dierwetenschapper Karel de Greef studeerde, naar eigen zeggen ‘al een tijdje geleden’, stond nog als een paal boven water dat vissen niet konden lijden. Toch worden tegenwoordig de meervallen die voor een monitoringsproject van Wageningen Marine Research een klein zendertje in hun buikholte krijgen, eerst in een bak met de verdovende stof 2-fenoxyethanol gelegd voordat de onderzoekers het sneetje in de buikwand maken. Anno nu geldt voor vissen namelijk het voorzorgsprincipe: ga er maar vanuit dat ze pijn kunnen ervaren. Daar is genoeg wetenschappelijke consensus over, ook al staat nog niet onomstotelijk vast of pijnprikkels doordringen tot hun bewustzijn. ‘En ooit gaat dat voorzorgsprincipe ook gelden voor insecten’, voorspelt De Greef, verwijzend naar de veranderende maatschappelijke kijk op dieren. Het is een beetje een kip-en-eikwestie of de relatie tussen mens en dier verandert doordat we dankzij onderzoek meer over dieren weten, of dat die veranderende relatie juist de reden is om via onderzoek meer over ze te weten te willen komen. Maar er is onmiskenbaar sprake van een verschuiving. Zie bijvoorbeeld de relatief jonge initiatieven zoals de Partij voor de Dieren, het melkmerk
Kalverliefde met als unique sellingpoint de kalfjes die bij de koe blijven, of de datingservice om konijnen – groepsdieren van nature – aan een passend maatje te helpen. ‘De opstelling van de mens als heerser over de dieren maakt geleidelijk plaats voor een houding die gekenmerkt wordt door betrokkenheid bij dieren en acceptatie van hun eigenheid. We bewegen naar een nieuw verbond tussen mensen en dieren’, stelde de Raad voor Dieraangelegenheden al in 2019 in de eerste ‘Staat van het Dier’, een rapport naar aanleiding van een grote publieksenquête over hoe Nederlanders denken over dieren. Vier jaar later bleek dierenwelzijn mensen zelfs nog meer aan het hart te gaan. Zo gaven de ondervraagden hun betrokkenheid bij dieren een 8,4 als rapportcijfer, was ruim een kwart van de mensen van mening dat mens en dier gelijkwaardig zijn en bleek het aandeel mensen dat vindt dat de mens boven het dier staat, gedaald tot 36 procent.
DIERLIJKE TAAL EN CULTUUR
Vanuit de wetenschap is er volop aanleiding voor die paradigmaverschuiving, stelt dierethicus Bernice Bovenkerk, universitair hoofddocent bij de leerstoelgroep Filosofie. ‘Er is steeds meer, vooral gedrags- en taal-
kundig onderzoek dat laat zien dat er veel meer omgaat in veel dieren dan we altijd dachten.’ Dieren blijken bijvoorbeeld cultuur te hebben. ‘Van primaten was al langer bekend dat ze werktuigen gebruiken en kennis daarover aan elkaar doorgeven – wat een vorm van cultuur is. Maar nu blijkt dat zelfs te gelden voor hommels en honingbijen.’ Dat komt bijvoorbeeld naar voren in het werk van de Duitse gedragsecoloog Lars Chittka. Via klassieke conditionering – zeg maar de Pavlov-methode – trainde hij een aantal hommels om samen een puzzel op te lossen die een combinatie van handelingen vergde die een hommel alleen nooit voor elkaar kon krijgen. Hij voerde hetzelfde experiment uit met een getrainde en een ongetrainde hommel. Hoewel de laatste niet wist wat de bedoeling was, deed het dier toch al gauw wat nodig was om de puzzel op te lossen. Het toont dat hommels onderling kennis overdragen. Ook blijken dieren veel ingewikkelder taalsystemen te gebruiken dan altijd werd aangenomen. Bovenkerk: ‘De geluiden van dieren mochten nooit ‘taal’ genoemd worden, omdat taal als iets typisch menselijks werd beschouwd, waar minstens grammatica en syntaxis, zinsbouw, aan te pas moeten komen. De Amerikaanse bioloog
‘Dieren
hebben een perspectief op hun eigen leven’
Slobodchikov maakte daar korte metten mee. Na jarenlang de roepjes van een groep prairiehonden bestudeerd te hebben, toonde hij aan dat het voor de betekenis van een roep uitmaakte in welke volgorde hun piepjes elkaar opvolgen. En dat ís syntaxis.’
MEER BESCHEIDENHEID
Volgens Bovenkerk wijzen die recente bevindingen erop dat de mens meer bescheidenheid moet betrachten. ‘We denken vaak te weten wat goed is voor een dier, maar daar kunnen we eigenlijk niet van uitgaan. Dieren kunnen dat beter zelf beslissen. Bij een aantal dieren, vooral gedomesticeerde, zijn er al manieren gevonden om te achterhalen wat ze willen. Paarden kunnen bijvoorbeeld prima aangeven of ze wel of niet een deken op willen. En katten kunnen ook heel goed duidelijk maken wat ze wensen.’
Dan heb je het over ‘agency’, een belangrijk begrip in de dierethiek. Een goed Nederlands woord bestaat er volgens Bovenkerk niet voor; de termen handelingsvermogen of actorschap komen het dichtst in de buurt. ‘Voor dierethici is essentieel dat het een relationeel begrip is: een omgeving kan agency vergroten of juist beknotten. En in een zeer steriele omgeving, met amper keuzemogelijkheden, kan het voor een individu zelfs moeilijk zijn om überhaupt agency te ontwikkelen.’ Ze onderzocht het begrip de afgelopen vier jaar vanuit een met een Vidi-beurs gefinancierde onderzoeksproject Dit najaar brengt ze er een publieksboek over uit. In de praktijk wordt agency vaak afgemeten aan de mate waarin een dier zelfbeschikking, keuzevrijheid en controle heeft over zijn eigen leven. Die factoren dragen volgens Bovenkerk in belangrijke mate bij aan het welzijn van dieren. ‘Dierwetenschappers zijn het er inmiddels wel over eens dat dieren een perspectief hebben op hun eigen leven. Ze hebben individuele voorkeuren en maken eigen keu-
zes over hoe ze hun leven willen inrichten.’ In de praktijk van de melkveehouderij komt dat inzicht terug in de moderne vrijloopstallen, die koeien letterlijk minder in hokjes duwen dan een ligboxenstal. Ook een melkrobot geeft een melkkoe meer agency dan de traditionele melkput: niet de boer, maar zijzelf bepaalt wanneer ze gemolken wil worden. Agency wil niet zeggen dat een dier altijd maar precies moet kunnen doen wat het wil, benadrukt Bovenkerk. Al was het maar omdat uitoefening van de agency van het ene dier soms ten koste gaat van die van het andere dier. Dat speelt niet alleen op pakweg de Afrikaanse savannes, maar ook gewoon in Nederlandse achtertuinen: de agency van jagende huis- en zwerfkatten versus die van de vogels die ze in groten getale vangen. Moet ‘de natuur’ – voor zover daar sprake van is – dan maar z’n gang gaan, of is het de morele plicht van de mens om in te grijpen? En wie bepaalt, op basis waarvan, wiens agency het zwaarst weegt? ‘Je ziet het dilemma ook terug in de polarisatie rond de wolf. Niet iedereen accepteert dat wolven schapen en andere landbouwhuisdieren doden, ruim 2400 in 2024. Sommige mensen zouden liever zien dat de agency van wolven wordt beperkt, bijvoorbeeld door hun leefgebied af te bakenen. Dat de mens ook schapen doodt, met tienduizenden per maand, vinden ze dan weer geen probleem. Terwijl de huidige dierhouderij vanuit het oogpunt van agency toch behoorlijk problematisch is. Het zijn altijd de dieren die aan het kortste eind trekken. En dat zou eigenlijk niet zo moeten zijn. Samenleven met de mens mag niet disproportioneel ten kosten gaan van dieren.’
BELANGENAFWEGING
‘Normatief zou je misschien altijd willen streven naar het beste voor het dier’, reageert De Greef, onderzoeker veehouderij & maatschappij bij Wageningen Livestock
KAREL DE GREEF
Onderzoeker veehouderij & maatschappij, Wageningen Livestock Research
Research. ‘Maar het houden van dieren is altijd een afweging van het dierbelang ten opzichte van andere belangen. Dat geldt zowel voor de gezinshond die aangelijnd moet zijn, voor die rat of muis die je niet in je kelder wil hebben, als voor de zeug die in de varkenshouderij vaker niet dan wel de optie heeft om een modderbad te nemen.
Dat zijn stuk voor stuk forse beperkingen van hun agency. Maar er zijn meer belangen die een rol spelen dan die van het dier.’
En die belangenafweging is er áltijd, benadrukt hij, bij alle typen dieren: bij gezelschapsdieren, boerderijdieren, hobbydieren, circusdieren, laboratoriumdieren en zelfs bij wilde dieren. ‘In natuurlijke of semi-natuurlijke omstandigheden grijpt de mens bijvoorbeeld in op het aantal dieren in een gebied, of wordt de leefruimte beperkt omdat we niet willen dat ze onder een auto lopen.’ Dierenwelzijn moet je dan ook niet strikt vanuit het perspectief van dieren bekijken, vindt hij. ‘Dan word je een soort advocaat van het dier en verlies je uit het oog waarom de maatschappij de belangen, waaronder bijvoorbeeld ook economische, afweegt zoals we dat nu doen.’
Een belangrijke vraag bij die belangenafweging is wat de maatschappij verstaat
onder dierenwelzijn. ‘Vroeger stond het voor het voorkomen van negatieve impact: geen lijden, pijn, stress, verwondingen of andere negatieve dingen’, vertelt Fleur Hoorweg, onderzoeker diergezondheid en dierenwelzijn bij Wageningen Livestock Research. ‘Inmiddels ligt de lat hoger, zowel maatschappelijk als politiek: we willen er ook zeker van zijn dat dieren positieve ervaringen kunnen hebben. Maar wat zijn dat, wat houdt dat in? Daar zitten nogal wat wetenschappelijke vragen aan vast’, constateert ze.
WET DIEREN
Die vragen zijn op dit moment met name urgent in de veehouderij, nadat Nederland vorig jaar via de Wet dieren heeft vastgelegd dat de sector per 2040 ‘dierwaardig’ moet zijn. Het ministerie van Landbouw, Visserij, Voedsel en Natuur werkt aan concretisering van wat ‘dierwaardige veehouderij’ inhoudt. Dat gebeurt via sectorplannen voor de vier grootste sectoren: varkens, pluimvee, koeien en kalveren, die worden vastgelegd in een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB). Wageningen University & Research is een van de partijen die worden geconsulteerd over de aspecten die daarin aan bod moeten komen. Neem bijvoorbeeld een voor dieren-
welzijn belangrijk vraagstuk zoals de luchtkwaliteit, wat vooral het ammoniakgehalte in stallen betreft. ‘Dat is best een precaire rol voor WUR’, zegt De Greef daarover. ‘Persoonlijk vind ik dat wij als onderzoekers niet moeten normeren. Onze taak is om te onderzoeken en op basis daarvan te duiden hoe de dieren in elkaar zitten, hoe ze dingen beleven, hoe de houderij daaraan tegemoet kan komen, en of en hoe eventuele tekortkomingen te compenseren zijn. Wij kunnen de bandbreedtes aangeven: wanneer zien we signalen van positief welzijn, bij welke waardes constateren we ongerief en vanaf welk punt kan sprake zijn van welzijns- of gezondheidsschade? Maar uiteindelijk is het aan de politiek om de norm te bepalen.’
KENNISAGENDA
Dat soort normeringskwesties is natuurlijk bij voorkeur gestoeld op gedegen dierwetenschappelijk onderzoek. Wageningen heeft daar een lange traditie in. Wagenings onderzoek heeft bijvoorbeeld al decennia geleden het verband opgehelderd tussen houderijomstandigheden en stereotypieën als verenpikken, tongrollen en ijsberen, bij respectievelijk kippen, varkens en kalveren: tekenen van frustratie en ongerief. Met dergelijke Wageningse inzichten zijn in de loop der tijd voor meerdere diersoorten betere houderijsystemen ontwikkeld. Hoewel de research-output van het Wageningse dieronderzoek sterk is toegenomen – De Greef schat een verdubbeling in de afgelopen tien jaar – zijn er op sommige punten nog kennishiaten of aanvullende vragen. Hoorweg is projectleider van een opdracht van het ministerie van LVVN om die in kaart te brengen. De Greef werkt er ook aan mee; hij nam tientallen interviews af met belanghebbenden, zoals dierhouders, dierenwelzijnsorganisaties, retail, ketenpartijen en overheid. ‘Een grote en com-
plexe klus’, zegt hij erover: ‘naast de brede inventarisatie is vooral de ordening van die kennishiaten lastig en arbeidsintensief.’ Het eindresultaat is een kennisagenda die samen met het zogenoemde convenant dierwaardige veehouderij aan de Tweede Kamer wordt gestuurd. Vragen zijn er genoeg, zowel heel toegepaste als meer fundamentele. Bijvoorbeeld over positief dierenwelzijn, het onderzoeksterrein van Hoorweg. ‘Tot voor kort ging veel dieronderzoek over de graadmeters van negatief dierenwelzijn: hoe kunnen we stress of pijn meten en ongerief scoren?’, vertelt ze. ‘Maar dierenwelzijn behelst veel meer dan alleen de afwezigheid van pijn of stress. Is dierengeluk te meten, en hoe dan? Wat zijn graadmeters om te kunnen bepalen of dieren precies genoeg mentale uitdaging vinden in hun omgeving?’ Onderzoek daarnaar komt nu goed op gang (zie kader).
TECHNOLOGIE
De hoop is dat nieuwe technologie een belangrijke rol kan spelen om meer te doorgronden over positief dierenwelzijn. Sensortechnologie, bewegingsdetectoren en machine learning worden ook al enige tijd ingezet voor het vaststellen van welzijnsproblemen. Dat rijtje wordt nu aangevuld met kunstmatige intelligentie (AI). Bovenkerk kreeg dit voorjaar een nieuwe beurs toegekend, een Vici van 1,5 miljoen euro, voor een onderzoeksproject over moderne technologieën in de context van mens-dierrelaties. Daarmee wil ze onder meer tot ethische richtlijnen komen voor een rechtvaardige inzet van technologie. Ze noemt een voorbeeld waarbij in dat opzicht vraagtekens te plaatsen zijn: de Noorse en Chinese plannen voor zeer grootschalige aquacultuurfaciliteiten, met minstens een miljoen vissen per bassin, die volledig worden gerund door kunstmatige intelligentie – van de voedselvoorziening tot
‘Dierenwelzijn behelst meer dan de afwezigheid van pijn of stress’
regeling van de waterkwaliteit, tot en met het slachtproces. Bovenkerk: ‘Misschien gaat dat niet ten koste van de vissen; zijn ze zelfs beter af dan met een hardvochtige menselijke fish farmer. Maar stel dat AI een fout maakt, of gewoonweg parameters hanteert die uitgaan van een heel smalle definitie van welzijn? Dan zijn een miljoen vissen de dupe.’ De dierethicus kijkt met haar nieuwste onderzoeksproject ook naar voorbeelden en voorwaarden van de manier waarop technologie positief kan bijdragen aan de mens-dierrelatie. ‘Bijvoorbeeld doordat AI helpt om de communicatie of taal van dieren te doorgronden, zoals van walvissen. Of om individuele preferenties van dieren te herkennen. Ik ben ervan overtuigd dat moderne technologie mensen duidelijk zal maken dat er veel meer in dieren omgaat dan ze altijd dachten.’ W
www.wur.nl/dierwaardig
FLEUR HOORWEG
Onderzoeker diergezondheid en dierenwelzijn, Wageningen Livestock Research
WELZIJN VASTSTELLEN
Dierenwelzijn wordt van oudsher opgevat als het minimaliseren van negatieve ervaringen. Maar moderne wetenschappelijke inzichten laten zien dat deze opvatting te beperkt is, betogen onderzoekers in een recent visie-artikel in het wetenschappelijke tijdschrift Biology Letters. De auteurs, een mix van ethologen, evolutiebiologen, sociaalwetenschappers en filosofen, waaronder de Wageningse dierwetenschapper Laura Webb, definiëren ‘positief welzijn’ als ‘floreren door een leven met overwegend positieve ervaringen en het ontwikkelen van competenties en veerkracht’. Deze nieuwe definitie inspireert tot verder onderzoek naar mogelijkheden voor het vaststellen van zowel positieve emoties als welzijn op de lange termijn. WUR doet al veel onderzoek naar fysiologische, gedrags- en cognitieve indicatoren van positieve emoties en welzijn. Naast bekende indicatoren zoals hartslagvariabiliteit of de spiegel van gelukshormoon oxytocine in het bloed, gaat het onder meer om vocalisaties (roepen), lichaamshouding, gezichtsuitdrukking en de resultaten van de judgement bias test. De onderzoekers, gebundeld in het Positive Animal Welfare team, aangevoerd door Webb, bestuderen een scala aan diersoorten: voornamelijk zoogdieren, maar ook vogels en insecten.
FOTO JEROEN BOUMAN
Zonder planten toch
Het heeft iets wonderlijks, tomaten kweken zonder dat er planten aan te pas komen. Maar het kan, laat promovendus Lucas van der Zee zien.
TEKST ROELOF KLEIS FOTOGRAFIE FRANCESCO RUCCI
‘Ze smaakten naar tomaten, alleen waren ze wat droog en klein’
toch tomaten
In een klimaatkamer in de catacomben van gebouw Radix op de Wageningse campus kweekt Lucas van der Zee tomatenplanten. Tientallen plantjes in diverse stadia van ontwikkeling koesteren zich in het kunstmatige licht. Daar is niks vreemds aan. Het wonderlijke zit hem in het vervolg. Van der Zee gebruikt de losse bloemen om er – zonder plant – tomaten van te kweken. Louter door ze op suikerwater te zetten. Maar het wordt nog mooier: ook voor de ontwikkeling van die bloemen is geen plant meer nodig. Dat laat onderzoek van de Utrechtse promovendus Niels Peeters zien. Hij kweekt tomatenbloemen rechtstreeks uit cellen, afkomstig van de bloemstengels. Van der Zee en Peeters werken samen in het project Fruit of Knowledge, dat beoogt fruit te kweken uit delen van planten. Van der Zee probeert nu tomaten te kweken uit de bloemen van collega Peeters. Als dat lukt is het proof of principle geleverd: de kweek van tomaten zonder tussenkomst van de tomatenplant.
GROEIEN OP SUIKER
Tijdens zijn masterstudie Biosystems Engineering, over technologie voor de agrarische productie, volgde Van der Zee een vak bij hoogleraar Tuinbouw & Productfysiologie Leo Marcelis – nu zijn promotor. ‘Ik wist toen nog niet zoveel van planten. Ik leerde er onder meer dat je alle deelprocessen van het kweken afzonderlijk kunt controleren’, vertelt hij. ‘We zitten in een beweging waarbij
we met minder grondstoffen graag betere en gezondere voedingsmiddelen willen produceren. Ik vroeg mij af of het mogelijk zou zijn een vrucht te kweken louter op basis van genetische informatie.’
Het zette hem op het spoor van het produceren zonder plant. Van der Zee: ‘Kan je een vrucht laten groeien op suiker in plaats van licht?’
In de jaren tachtig van de vorige eeuw deed de Wageningse plantenfysioloog Antal Varga al soortgelijke proeven. Zijn conclusie was dat tomaten ook groeien en rijpen zonder de plant, mits ze maar genoeg voeding in de vorm van suikers kunnen opnemen. Om dat idee verder te onderzoeken wendde Van der Zee zich tijdens zijn masterstudie al tot Marcelis. Het leidde tot de eerste voorzichtige proefjes en uiteindelijk tot een promotietraject. Van der Zee wil hierin het principe van vruchten zonder plant uitbouwen tot een nieuw, duurzaam productiesysteem. ‘Ik zag wel allerlei haken en ogen’, kijkt hoogleraar Marcelis terug. ‘Maar Lucas was enthousiast, had er goed over nagedacht en had er een goed verhaal bij. Ik zag er ook potentie in. Hoe mooi zou het zijn als wij een stap konden zetten om deze ontwikkeling in gang te zetten.’
MINDER WATER
De voordelen van tomaten kweken zonder planten liggen voor de hand. Het systeem spaart ruimte, de kweek heeft weinig energie nodig, weinig kunstmest en bestrijdings-
middelen en maar een fractie van het water dat planten gebruiken. In plaats van op licht groeit de tomaat op suikerwater. De productie van die suiker vergt wel grondstoffen. Hoe duurzaam het onder de streep uitpakt, moet nog blijken, benadrukt Van der Zee. ‘Kweken zonder plant zal waarschijnlijk niet in alle situaties gunstig zijn. Maar vooral in gebieden die te droog, koud of donker zijn, kan die balans goed uitvallen.’
Maar dat het mogelijk is, staat dus nu vast. Van der Zee heeft de eerste tomaatjes van zijn zelf gekweekte bloemetjes al geoogst en geproefd. ‘Ze smaken naar tomaten’, is zijn oordeel. ‘Alleen waren ze wat droog en klein. Hoe dat komt, weet ik nog niet. Het maakt voor het resultaat bijvoorbeeld uit of er nog een stukje stengel aan de bloem zit of niet. Mét stengel worden ze ook groter. Ik wil erachter komen wat de drijvende krachten zijn achter in-vitro-vruchtgroei.’
Ook zijn Utrechtse collega Peeters heeft nog vragen. Zo wil hij weten waarom en hoe een willekeurige plantencel aangezet wordt tot bloeien. ‘We weten uit de literatuur dat cellen die je op een voedingsbodem zet zich resetten tot een soort stamcel, die tot van alles kan uitgroeien. Maar als ik een stukje van een bloemstengel gebruik, wordt-ie alsnog een bloem. Alsof-ie zich herinnert dat-ie daarmee bezig was. Hoe ze dat onthouden is nog een raadsel.’W
www.wur.nl/hpp
Kunnen we onszelf voeden?
Zolang de wereldhandel soepel verloopt, lijkt de voedselvoorziening in Nederland en Europa een vanzelfsprekendheid. Maar voor ons dagelijkse menu kunnen we niet zonder import van onder meer soja, energie, fosfaat en kalium.
TEKST KOEN JANSSEN ILLUSTRATIE PETRA SIEBELINK
Misoogsten door klimaatverandering en belemmeringen in de internationale handel leiden steeds meer tot vragen over de beschikbaarheid van grondstoffen en energie in Nederland en Europa. En in hoeverre kunnen we eigenlijk zelfstandig voldoende produceren om alle inwoners van gezond voedsel te voorzien? ‘Tien tot twintig jaar geleden speelde dit thema veel minder’, stelt Bart de Steenhuijsen Piters, die bij Wageningen Social & Economic Research onderzoek doet naar de transformatie van voedselsystemen. ‘Toen was er een algeheel geloof dat de liberalisering van de wereldhandel alle voedselproblemen wel zou oplossen.
Maar de prioriteiten van wetenschappers en beleidsmakers zijn flink opgeschoven, en veel sneller dan je zou verwachten. De weerbaarheid van het voedselsysteem is nu een doel op zich geworden.’
Die verschuiving heeft verschillende oorzaken, waaronder de coronapandemie, de Russische invasie van Oekraïne in 2022 en het handelsconflict met de Verenigde Staten. De Steenhuijsen Piters: ‘Beleidsmakers zien dat voedsel steeds meer strategisch wordt gebruikt en in conflicten zelfs als wapen wordt ingezet.’
Er wordt zelfs weer gesproken over het aanleggen van
voedselvoorraden, die in de loop van de tijd juist waren afgeschaald. ‘India is een van de laatste landen waar de overheid grote hoeveelheden granen en rijst in voorraad heeft. Westerse economen en beleidsmakers deden daar altijd een beetje neerbuigend over, maar tegenwoordig kijken ze daar met meer begrip naar.’
ANDER MENU
In een studie uit 2013 concludeerden Wageningse onderzoekers dat de Nederlandse landbouw de destijds 17 miljoen inwoners zou kunnen voeden. Zij zouden 2.000 kilocalorieën per dag kunnen consumeren, afkomstig van een variëteit aan plantaardige en dierlijke producten. Dat zou wel ingrijpende aanpassingen vergen in de productie van ons voedsel en in ons dieet. Tropische producten zoals koffie, bananen en avocado’s zouden logischerwijs helemaal uit het menu verdwijnen. Nederland produceert verder relatief weinig granen en veel aardappelen, dus we zouden ook minder brood eten en meer aardappelen. Varkensvlees zou deels vervangen worden door eieren en kip, omdat de productie van kippenvlees minder landbouwgrond kost dan het produceren van dezelfde voedingswaarde aan varkensvlees.
>
‘Om autonoom te opereren, moet de afhankelijkheid van energie-import omlaag'
Zelfvoorzieningsgraad in Nederland in procenten.
68 Procent van het EU-gebruik van fosfaat komt van buiten de Unie
In de Staat van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur – een jaarlijkse publicatie op basis van Wagenings onderzoek van het ministerie van LVVN met kerncijfers over de Nederlandse landbouw en voedselproductie – wordt de Nederlandse zelfvoorzieningsgraad van de belangrijkste landbouwproducten berekend. Dit percentage geeft aan welk deel van de binnenlandse consumptie in het land zelf wordt geproduceerd. Voor aardappelen ligt de zelfvoorzieningsgraad bijvoorbeeld op 223 procent, wat betekent dat Nederland ruim twee keer zoveel aardappelen produceert als nodig is voor binnenlands gebruik. Het grootste deel van de oogst gaat naar het buitenland. Voor suiker ligt het percentage nog hoger: 303 procent, drie keer meer dan nodig is. Nederland is ook meer dan zelfvoorzienend voor zuivel en varkens-, pluimvee- en schapenvlees. Van andere agrarische producten produceert Nederland juist te weinig om volledig in het binnenlands gebruik te voorzien. Zo is de zelfvoorzieningsgraad van tarwe (23 procent) en gerst (11 procent) laag. Deze granen worden grotendeels geïmporteerd, vooral uit Frankrijk en Duitsland. Ook voor rundvlees (63 procent) is Nederland niet zelfvoorzienend.
Maar dat is niet het hele verhaal. Want voor een deel van de voedselproductie is Nederland afhankelijk van de import van grondstoffen. ‘We hebben te maken met meerdere afhankelijkheden’, schetst Petra Berkhout, agrarisch econoom bij Wageningen Social & Economic Research. Zo importeert Nederland meer dan 4 miljoen ton soja per jaar uit onder meer Brazilië en de Verenigde Staten. Soja is een essentieel onderdeel van het dieet van vooral jonge landbouwdieren, vanwege het hoge eiwitgehalte en de optimale samenstelling van aminozuren. Het vervangen van soja door alternatieve gewassen zou ten koste gaan van de efficiëntie van de landbouwproductie.
EUROPESE VOEDSELAUTONOMIE
Met het oog op misoogsten vanwege klimaatverandering, tijdelijke tekorten van producten als gevolg van stremmingen in de handel en zorgen over de beschikbaarheid van voldoende energie, publiceerde Berkhout met Wageningse collega’s in 2024 een rapport over de factoren die van invloed zijn op de Europese voedsel-
autonomie; ‘op de mogelijkheid van de EU om voldoende voedsel te produceren of via handel te verkrijgen’. Zo is een deel van de Europese vleesproductie in de huidige situatie afhankelijk van de import van soja en andere eiwitrijke gewassen en oliehoudende zaden zoals koolzaad en zonnebloempitten. De Europese zelfvoorzieningsgraad van eiwitrijke gewassen bedraagt 82 procent, die van oliezaden ligt op 64 procent. Om zelfstandig alle landbouwhuisdieren te kunnen voeden zou Europa meer van dit soort gewassen moeten telen. Berkhout: ‘Oliehoudende zaden zoals lijnzaad kun je prima verbouwen in de EU, maar die verliezen het tot nu toe altijd van het goedkopere, eiwitrijke soja. Dan zou je de hele keten anders moeten inrichten.’
De Europese Unie is verder voor bijna twee derde van haar totale energiegebruik afhankelijk van import. Voor Nederland lag dit percentage in 2022 zelfs op 80 procent. Ook de agrarische sector kan niet zonder de invoer van fossiele brandstoffen, zowel voor direct gebruik, bijvoorbeeld diesel voor landbouwvoertuigen, als voor indirecte toepassingen zoals de productie van kunstmest. Dat geldt ook voor de rest van de voedselketen, tot aan de supermarkt toe. Dit maakt de sector kwetsbaar voor prijsschommelingen en geopolitieke ontwikkelingen.
Berkhout: ‘Als Europa autonoom wil opereren, zal deze afhankelijkheid omlaag moeten. Dan krijg je een discussie over de mix van zonne-, wind- en kernenergie.’
Verder richt de EU zich op de opslag van energie met bijvoorbeeld batterijen of waterstof, en op elektrificatie: voertuigen en systemen die draaien op elektriciteit in plaats van fossiele brandstoffen.
FOSFAAT
Europese boeren zijn voor een groot deel afhankelijk van de import van grondstoffen voor de productie van kunstmest. Hierbij gaat het vooral om kalium en fosfaat. In 2022 kwam 68 procent van het totale EU-gebruik van fosfaat van buiten de Unie, grotendeels uit Marokko en Rusland. Voor kalium, dat met name uit Rusland en Belarus wordt gehaald, lag dit percentage op 32 procent. Er zijn wel mogelijkheden om die grondstoffen te recyclen, aldus Berkhout. ‘We spoelen nu heel veel nutriënten weg in het riool. Daar is nog een wereld te winnen.’
Om de Europese onafhankelijkheid op het gebied van
voedsel te vergroten, zou het beleid ook moeten veranderen, vindt De Steenhuijsen Piters. ‘Het Europese landbouwbeleid is nog te uniform. Waar het al kan binnen Europees beleid, moeten nationale overheden meer rekening houden met regionale verschillen. Voor boeren in Friesland kun je specifieker beleid voeren dan voor boeren in de Achterhoek, die geholpen moeten worden met het beheren van de waterstand. En dan kunnen we ook meer gaan nadenken over wat je waar wil produceren. In het Westland kan bijvoorbeeld zeer intensieve landbouw mogelijk blijven, terwijl je in andere gebieden kiest voor meer natuurinclusieve vormen van landbouw. Uiteindelijk versterk je de weerbaarheid van het voedselsysteem juist door regionaliteit en diversiteit te stimuleren, want die leiden tot risicospreiding. Zo kan het effect van een schok beter worden opgevangen.’
DIERLIJKE EIWITTEN
‘Als je streeft naar voedselautonomie moet je afhankelijkheid van internationale handel in ieder geval niet groter worden’, aldus Berkhout. ‘De overheid kan allerlei dingen doen om het Europese voedselsysteem weerbaarder te maken. Bijvoorbeeld door belasting te heffen op dierlijke eiwitten, maar dat ligt politiek heel gevoelig. Ik denk dat de markt eerder gaat inspelen op veranderingen dan de overheid. Bedrijven in de hele keten, van veevoerbedrijven tot aardappelverwerkers en supermarkten, weten natuurlijk ook wat er speelt in de wereld. Die willen ervoor zorgen dat de aanvoer van hun grondstoffen de komende jaren gegarandeerd is, bijvoorbeeld door veredeling, of door hun productie te verleggen naar andere gebieden, dat soort stappen.’ En er is nog een andere, bredere strategie om de Europese voedselautonomie te versterken: het veranderen van consumptiepatronen. Minder consumeren in plaats van meer produceren in Europa. Petra Berkhout ziet dat wel zitten: ‘Minder energie gebruiken, minder kleren kopen, voedselverspilling tegengaan. Minder dierlijke en meer plantaardige eiwitten eten. Dan hoeven we ook niet zoveel veevoer te importeren.’ W
www.wur.nl/voedselautonomie
HERSTEL VAN EUROPESE BOSSEN
‘We
moeten nú iets
In de Kronenbergse bossen kom je tussen de donkere dennen her en der open plekken tegen met groepjes jonge loofbomen. Bosbeheerders en wetenschappers werken er aan ‘prestoration’ van het bos: het aanpassen voor de toekomst.
TEKST PAULINE VAN SCHAYCK FOTOGRAFIE ARJAN BROEKMANS
‘Dit is een kastanje, die kan goed tegen droogte’, wijst Maaike de Graaf, ecoloog bij Bosgroep Zuid Nederland, terwijl we door de Kronenbergse bossen in Horst aan de Maas lopen, niet ver van Venlo De kastanje is vorig jaar geplant in een groepje van jonge boompjes. Op de open plek tussen de hoge dennen vangen ze de vroege lentezon op.
Samen met boswetenschapper Sara Filipek van Wageningen Environmental Research laat De Graaf zien hoe zij het 400 hectare grote bos toekomstbestendig willen maken. Diversiteit maakt het bos minder kwetsbaar en daarmee beter bestand tegen een veranderend klimaat en tegen natuurlijke bedreigingen zoals stormen, ziekten en plagen.
doen’
Tien meter verderop staat een volgend groepje loofbomen, en even later stappen we een grotere open plek op die vol staat met dit soort groepjes. ‘Zo’n plek blijft niet vanzelf open; jonge dennen die hiertussen groeien, halen we soms weg, anders vult de plek zich al snel weer met naaldbomen’, zegt De Graaf. Vijf boompjes bij elkaar planten blijkt goed te werken; door concurrentie om licht schieten ze goed de hoogte in. De Graaf: ‘Uiteindelijk zullen de meeste bomen wel gekapt worden, want we hebben ook hout nodig. Maar niet allemaal tegelijk; sommige bomen kunnen hier over honderd jaar nog staan.’ Daarvoor moeten de boompjes wel eerst hun jonge jaren overleven. Ze wijst op een afgeknabbelde knop. ‘Deze
is aangevreten door een ree. Dat is een risico, maar we willen ook geen plastic kokers eromheen om ze te beschermen.’ De bamboestokjes die nu naast de 1,5 meter hoge stammetjes staan, breken vanzelf af. Na het eerste jaar zijn de cijfers hoopvol: 83 procent van de boompjes is nog in leven.
VERZURING VAN DE BODEM
De bossen in dit deel van Limburg zijn lange tijd monoculturen van dennen geweest, bedoeld voor de houtproductie. Op sommige plekken zijn de plantrijen nog te zien. De ondergrond is zuur en arm. ‘Dat maakt deze bossen kwetsbaar in een veranderend klimaat’, legt Filipek al wandelend door het mulle zand uit. ‘Stikstofneerslag
zorgt voor verdere verzuring van de bodem. Daardoor spoelen mineralen weg, wat een ingrijpend effect heeft op het bodemleven. De bodem is de basis van het ecosysteem.’ Het planten van loofbomen helpt om de grond te verrijken, doordat de afvallende bladeren voor rijker strooisel en humus zorgen. Filipek: ‘Dat is goed voor de bioiversiteit en ook voor de weerbaarheid van het bos.’ Een gezond bos draagt bovendien bij aan het vastleggen van CO2.
De maatregelen die ze hier nemen, gaan volgens Filipek verder dan het herstellen van een vroegere staat van het bos. ‘We noemen het ook wel ‘prestoration’: aanpassen voor de toekomst. De dennen hebben niet alleen last van die verzuring en verarming van de grond,
‘Elk bos is anders, toch staan ze allemaal voor dezelfde uitdagingen’
ze zijn ook gevoelig voor plagen en weersextremen, zoals droogte, branden en stormen. Dat wordt een steeds groter probleem.’ Het bos bij Venlo is een van de demogebieden binnen SUPERB, een internationaal onderzoeksproject dat mede door Wageningen wordt gecoördineerd. Het doel ervan is het herstellen van duizenden hectares bos in heel Europa, door praktijk en wetenschap met elkaar te verbinden. Het project kreeg 20 miljoen euro financiering uit het Horizon 2020-programma en bijdragen van tientallen partnerorganisaties.
DONZIGE EIK
De Graaf vouwt een kaart van het Limburgse demogebied open waarop 31 boomsoorten zijn ingetekend. Ze zijn zorgvuldig gekozen door Bosgroep Zuid Nederland, het is een mix van bomen met verschillende eigenschappen. Er staan ook relatief onbekende namen op, als boomhazelaar en donzige eik, die niet inheems zijn. ‘Sommige soorten komen uit het midden of zuiden van Europa’, legt De Graaf uit. ‘We verwachten dat die het goed zullen
doen als het warmer wordt. Andere bomen hebben weer andere voordelen, zo halen lindes mineralen omhoog uit diepere grondlagen. We planten veel verschillende boomsoorten aan om het bos zo goed mogelijk aan te passen voor de toekomst.’
‘We zijn ook één voor één met de boseigenaren gaan praten’, vertelt de Graaf. De Kronenbergse bossen zijn deels eigendom van de gemeente en deels in handen van meer dan honderd particuliere eigenaren. Postzegeltjes op de kaart, doordat bospercelen telkens van generatie op generatie zijn overgegaan en daardoor verdeeld werden over steeds meer mensen. ‘Gelukkig reageren velen positief op de veranderingen.’
In januari 2024 is ook 600 ton fijngemalen gesteente, zogeheten steenmeel, uitgestrooid in het gebied. Het poeder is een restproduct uit de Noorse mijnbouw en geeft mineralen af aan de bodem, die daar door de verzuring uit zijn weggespoeld. In andere bossen deed Bosgroep Zuid Nederland de laatste jaren al ervaring op met steenmeel. Daar blijkt het inderdaad de grond te verrijken. Toch wijst
Nederlands onderzoek ook uit dat steenmeel negatieve effecten kan hebben op sommige bodemdiertjes. Om dat verder te onderzoeken is het poeder op sommige plekken wel uitgestrooid en op andere niet. De Graaf laat een video op haar telefoon zien, waarin een helikopter grijze wolken over het bos uitstrooit. ‘Dat trok veel bekijks. Zelfs de NOS besteedde er aandacht aan’, vertelt ze. ‘Gelukkig is goed uit te leggen waarom we dit doen.’
VERWOESTEND EFFECT
De twaalf demogebieden van SUPERB liggen in verschillende Europese landen. Filipek: ‘Elk bos is anders, en toch staan ze allemaal voor dezelfde uitdagingen door klimaatverandering. Zo hebben schorskevers een verwoestend effect op sparren in een demogebied in midden-Duitsland en Tsjechië. In een demogebied in Zuid-Frankrijk grijpen bosbranden steeds vaker om zich heen. Op beide locaties zijn vroeger monoculturen van naaldbomen geplant voor de houtproductie. Het gebrek aan structuur maakt deze bossen kwetsbaar bij stormen. En extreme situaties als droogte en overstromingen volgen steeds sneller op elkaar. De problemen stapelen zich op. We moeten nú iets doen.’
Om de toekomst van de Europese bossen te schetsen onder verschillende beheerstrategieën en klimaatscenario’s, werkt Filipek
Bosherstel in de Kronenbergse bossen in Horst aan de Maas, niet ver van Venlo.
met haar collega’s al vijftien jaar aan een model dat de ontwikkeling van diverse Europese bossen door de tijd laat zien. Het European Forest Information SCENario Model (EFISCEN-Space) gebruikt voornamelijk gegevens uit nationale bosinventarisaties, zoals de grootte van de bomen, de groeisnelheid per boomsoort, wanneer welke bomen worden gekapt en hoeveel er worden geplant. Het model laat zie hoe bossen zich in de komende decennia zullen ontwikkelen, onder verschillende omstandigheden. Aan de andere kant van het bospad laten Filipek en De Graaf zien hoe model en praktijk aan elkaar gelinkt zijn. Op een open plek staan al wat langer loofbomen, zoals krentenboompje, eik en berk. Ze zijn een meter of vijf hoog. Hier is het bosherstel al eerder begonnen, na de kap van een aantal dennen. Verder ingrijpen is hier niet nodig. De Graaf: ‘Maar als er nog meer hoge dennen verdwijnen, bijvoorbeeld door droogte, dan verdwijnt ook het microklimaat dat door de grotere bomen in stand wordt gehouden. Dat principe is bekend, maar wat betekent dat in de toekomst voor een bos als dit?’
Filipek: ‘Een bos kan daar op zich nog wel van herstellen, maar je moet lang wachten totdat piepjonge bomen de rollen overnemen. Op deze plek zijn de jonge bomen al groter en dus sneller volgroeid. Met ons model laten we scenario’s zien met een gro-
te kans op succes en ook doemscenario’s, bijvoorbeeld als alle dennen binnen één jaar sterven door extreme droogte. Dat geeft inzicht in de vraag voor welke maatregelen je dan het best kan kiezen.’
EUROPESE SAMENWERKING
Voor een goed werkend model is het belangrijk data van verschillende Europese bossen te verzamelen. Dat heeft wel wat voeten in de aarde, geeft Filipek toe. ‘Sommige landen beschouwen hun datasets als vertrouwelijk en zijn bang voor bemoeienis van buitenaf. Juist daarom is nauwere samenwerking tussen de landen nodig. Een gezamenlijk onderzoeksproject als dit helpt hierbij.’ Die samenwerking in Europa heeft nog een ander voordeel, aldus Filipek. ‘Andere landen met dezelfde uitdagingen kunnen naar Nederland kijken vanwege de stakeholderprocessen. De kunst is om iedereen mee te krijgen met de plannen voor bosherstel.’
De Kronenbergse bossen zijn volgens haar wat dat betreft een succesverhaal. Ook op de percelen van particulieren zijn nieuwe boomsoorten geplant.
‘Het kappen van de bestaande bomen roept vaak weerstand op. Het hielp om persoonlijk in gesprek te gaan met boseigenaren. Daarnaast kregen omwonenden uitleg in de krant en werden ze uitgenodigd op bijeenkomsten. Uiteindelijk zien de meesten
het nut wel in van herstelmaatregelen.’ Filipek gaat de lessen hieruit in Europees verband delen.
Het herstel van de bossen, zoals bij Venlo, vraagt om langjarige monitoring, vinden Filipek en De Graaf. ‘Je zou dit bos tientallen jaren willen volgen om te zien hoe de nieuwe boompjes volwassen worden en hoe het bos daardoor verandert’, zegt Filipek. ‘Dat kan niet binnen SUPERB, want dit project loopt vier jaar, maar we hebben ook gegevens uit vergelijkbare bossen, waar al eerder loofbomen geplant zijn. Gegevens over de bomen, maar bijvoorbeeld ook over de mineralen, bodemdiertjes, microben en de fauna bovengronds. Dat geeft een idee hoe het dit bos hier zal vergaan.’
Wie hier in 2075 wandelt, ziet waarschijnlijk een gemengd bos, met voornamelijk eiken, berken en op sommige plaatsen hoge lindes en diep wortelende esdoorns en nog maar een enkele den. Daaronder groeien lagere bomen als lijsterbes, en er leven zwarte spechten en boomklevers. Bovendien kruipen er veel meer pissebedden, slakken en mieren door het strooisel. Een divers bos, waarin zoveel zaailingen staan dat een knabbelende ree geen risico meer vormt. W
www.wur.nl/superb
Aanplant van een mix van loofbomen moet het bos toekomstbestendig maken.
CRISPR-CAS-PIONIER JOHN VAN DER OOST:
‘Mijn wetenschappelijke loopbaan hing van toevalligheden aan elkaar’
Toen John van der Oost jaren geleden in Wageningen aankwam had niemand nog van CRISPR-Cas gehoord – ook hijzelf niet. De route naar de ontdekking van deze revolutionaire technologie werd bepaald door toeval en kansen pakken wanneer die zich aandienden. Dit jaar gaat hij met pensioen.
TEKST ALBERT SIKKEMA FOTOGRAFIE ERIC SCHOLTEN
De weg van microbioloog John van der Oost naar de ontdekking van de genetische knip- en plaktechniek CRISPR-Cas was lang en kronkelig. ‘Mijn wetenschappelijke loopbaan hangt van toevalligheden aan elkaar’, zegt hij. Dat begon al bij zijn studiekeuze: ‘Vlak voor mijn vwoeindexamen las ik in ons biologieboek een hoofdstuk dat de docent had overgeslagen. Dat ging over moleculaire biologie, over hoe organismen informatie opslaan in het DNA en die via RNA omzetten in eiwitten. Dat vond ik zo fascinerend dat ik besloot om biologie te gaan studeren. Ik was in die tijd lid van de PSP, de Pacifistisch Socialistische Partij, dus het lag voor de hand dat ik aan de progressieve Universiteit van Amsterdam ging studeren. Maar ik dacht dat de progressieve universiteit de Vrije Universiteit was, haha, dus heb ik me daar ingeschreven. Daar bleken sommige docenten hun college te beginnen met een stukje uit de Bijbel. Toch voelde het als een heel goede plek, dus ben ik er gebleven.’
Voor zijn specialisatie koos hij niet, zoals de meeste studievrienden, voor onderzoek naar dieren. ‘Ik was vegetariër geworden en wilde geen dieren doden voor onderzoek. Ik wilde vakken doen bij plantenfysiologie, maar die zaten vol. Zij zeiden: kijk eens bij microbiologie.’ Dat bleek interessant en
Van der Oost ging aan de slag met onderzoek naar de energieproductie door bacteriën. In 1984 kreeg hij een promotieplaats aan de VU, waarin hij bestudeerde hoe cyanobacteriën zonlicht omzetten in waterstof. ‘Dat was pionierswerk. Zo bleken we in Amsterdam niet over de geschikte cyanobacteriën te beschikken, dus ben ik met mijn vriendin Paulien naar Parijs gelift. Uit de cultuurcollectie van het Pasteur-instituut kreeg ik de gewenste cyanobacteriën, die in reageerbuisjes in mijn rugzak mee terug gingen.’ Van der Oost pakt zijn proefschrift uit de kast. Hij beschreef niet alleen onder welke condities de bacteriën waterstof gingen maken, maar ook een belangrijk gen dat daarvoor verantwoordelijk is. Hij slaat de betreffende pagina’s open, vol met de letters van het DNA, de GATC-codes. ‘Kijk, dit is het gen – niet minder dan 1500 baseparen. Tegenwoordig kan een gen in een paar dagen geanalyseerd worden, maar ik was er wel een jaar mee bezig. Toen ik eraan begon, zeiden mijn begeleiders: dat lukt je nooit.’
Nadat een beursaanvraag voor vervolgonderzoek in Brighton niet wordt gehonoreerd, komt hij via omzwervingen – een half jaar bij de universiteit van Helsinki en 2,5 jaar op een instituut in Heidelberg – weer terug bij de VU. Maar niet voor lang: de groepsleider bij Microbiologie die een vaste baan voor hem
wilde regelen, overlijdt in het lab aan een harstilstand. Zijn opvolger blijkt andere plannen te hebben, dus er gaat een streep door de baan. ‘Dat was even slikken, want ik was intussen met Paulien getrouwd en we hadden drie kinderen.’ Hij reageert op vacatures voor een microbioloog op verschillende locaties in Nederland en wordt in Wageningen aangenomen door hoogleraar Willem de Vos. Als Van der Oost dertig jaar geleden, dan 37 jaar oud, in Wageningen arriveert, heeft niemand nog van CRISPR-Cas gehoord, ook hijzelf niet. Hij wordt leider van de onderzoeksgroep Bacteriële Genetica. ‘De eerste tien jaar richtten we ons op de evolutie van archaea en bacteriën, relatief simpele microorganismen zonder celkern, tot eukaryoten; organismen met een celkern, van schimmels tot mensen. We onderzochten met name welke eiwitten uit archaea zijn terechtgekomen in eukaryoten. Daar kwamen mooie onderzoeksresultaten uit en in 2005 kreeg ik een prestigieuze Vici-beurs van NWO, waarmee ik het onderzoek verder kon uitbouwen.’ Kort daarna werd hij gepromoveerd tot persoonlijk hoogleraar. ‘Thijs Ettema, de huidige hoogleraar Microbiologie – officieel mijn baas dus – zat als student bij me in de collegezaal. Hij heeft de afgelopen jaren belangrijke puzzelstukjes gelegd in dit fundamentele onderzoek.’
‘Technologie en patenten zijn niet per definitie foute boel’
Wanneer kwam CRISPR-Cas in beeld?
‘In september 2005 promoveerde Thijs Ettema. Een van de leden van de promotiecommissie was bio-informaticus Eugene Koonin. Hij vertelde voor het eerst over Clusters of Regularly Interspaced Short Palindromic Repeats (CRISPR), repeterende stukjes DNA in het genoom van bacteriën. Wij hadden in 2001 ook zulke CRISPRstukjes gevonden, maar we hadden geen idee van hun functie. De Spanjaard Francisco Mojica had ontdekt dat de variabele DNAstukjes in CRISPR vaak identiek waren aan stukjes DNA van bacteriofagen, virussen die bacteriën als hun gastheer gebruiken. Hij bedacht dat CRISPR misschien wel onderdeel was van een afweersysteem van bacteriën tegen bacteriofagen. Koonin vertelde ook dat zijn groep clusters aan CRISPR gekoppelde genen had ontdekt, die waarschijnlijk codeerden voor eiwitten die betrokken zijn bij het afweersysteem, zogenoemde Cas-eiwitten. Samen met postdoc Stan Brouns, sinds vorig jaar hoogleraar in Delft, besloot ik een poging te wagen om het CRISPR-Cas systeem verder te ontrafelen. Toen heb ik mijn Vici-project helemaal omgegooid, van archaea naar CRISPR-Cas. Ik heb onderzoekfinancier NWO later een brief gestuurd: sorry, ik heb het grootste deel van mijn beurs gebruikt om iets heel anders te onderzoeken. Daar heb ik nooit een reactie op gehad, ik neem aan dat ze het een goede beslissing vonden.’
Wat was het resultaat?
Wanneer veranderde fundamenteel onderzoek aan bacteriën in een gereedschap om DNA aan te passen?
‘Er was in die tijd een onderzoeksteam van zuivelbedrijf Danisco dat probeerde te begrijpen hoe melkzuurbacteriën zich beschermen tegen bacteriofagen. Ze deden een experiment waarin ze een bacteriofaag toevoegden aan een reactor met melkzuurbacteriën. De bacteriecultuur klapte in elkaar, omdat de bacteriecellen werden gedood door de virussen. Maar na een dag begon de bacteriecultuur weer te groeien. Dat kwam omdat er een paar bacteriën resistent waren geworden tegen de bacteriofaag. Toen de onderzoekers het CRISPR-DNA van deze overlevende melkzuurbacteriën analyseerden, bleek dat er stukjes virusDNA waren ingebouwd. Die aanpassing zorgde ervoor dat de bacterie kon overleven in aanwezigheid van het virus. Toen ze het stukje virus-DNA uit de CRISPR verwijderden, werd de bacterie weer gevoelig voor het virus. Dit was het bewijs dat het CRISPRsysteem een adaptief afweersysteem is, dat zich kan aanpassen en heel specifiek virussen kan herkennen en uitschakelen. Maar de grote vraag was: hoe werkt dat allemaal?
Na het bezoek van Koonin hadden wij besloten om het CRISPR-Cas-systeem van de modelbacterie E-coli te bestuderen. In het CRISPR-DNA van deze bacterie vonden we helaas geen match met het DNA van bekende bacteriofagen. Daarom besloten we om zelf stukjes van een specifieke E.colibacteriofaag in het CRISPR-DNA van de bacterie in te bouwen. Daarmee hadden we de eerste design-CRISPR gemaakt, en die gingen we testen.’
‘In 2008 beschreven we de eerste inzichten over de werking van CRISPR-Cas in een publicatie in Science. Dat was echt een doorbraak, een van de meest spectaculaire publicaties in mijn loopbaan. Dit artikel wordt beschouwd als een mijlpaal in het CRISPR-veld, en is al ruim drieduizend keer geciteerd.’ >
‘Als we aan een voedingsbodem met onaangepaste E.coli-bacteriën de bacteriofaag toevoegden, ontstonden gaten in het bacteriedek, doordat de bacteriën op die
Hoogleraar microbiologie
John van der Oost wordt beschouwd als een van de grondleggers van de CRISPR-Cas-technologie.
Hij begeleidde meer dan 100 promovendi en postdocs, is auteur van ruim 350 wetenschappelijke artikelen, heeft een H-index van 100 en heeft meer dan 35 patenten op zijn naam. Hij zoekt veelvuldig contact met het grote publiek en is wetenschappelijk adviseur van de bedrijven NTrans Technologies, Scope Biosciences en Hudson River Biotechnology.
1984: MSc Moleculaire Biologie, VU
1989: Promotie VU
1995: Laboratorium voor Microbiologie, WUR
2005: Persoonlijk hoogleraar
Bacteriële Genetica, WUR
2008: Eerste CRISPR-Cas-publicatie in Science
2013: Lid European Molecular Biology Organization
2017: Lid Koninklijke Nederlandse
Akademie van Wetenschappen
2018: Winnaar NWO-Spinozapremie
2025: Winnaar M.W. Beijerinck
Virologie Prijs
JOHN VAN DER OOST (67)
plekken de virusinfectie niet overleefden. Voegden we de bacteriofaag bij onze aangepaste designer-E.coli, dan vonden we geen gaten. Dat was het eureka-moment: we konden heel gericht een bacterie beschermen tegen een bacteriofaag, we noemden het ‘een griepprik voor bacteriën’. In de jaren daarna is door verschillende onderzoeksgroepen stap voor stap het complete mechanisme van het CRISPR-Cas systeem opgelost.’
Wanneer werd het business?
‘Stan Brouns bedacht dat ons CRISPRsysteem wellicht veel breder toegepast kon worden, als een nieuw instrument voor genome editing; om het DNA van planten en mensen bewust en gericht aan te passen. Samen hebben we de potentie van CRISPR-Cas uitgelegd aan Paul van Helvert, de octrooideskundige van WUR, en met zijn drieën zijn we naar een patentbureau in Londen gegaan om de mogelijkheden te bespreken. In 2011 dienden we een octrooiaanvraag in, waarin we beschreven hoe we gericht wijzigingen konden aanbrengen in elk DNA, dus ook in dat van planten en mensen.’
Je stond aan de basis van onderzoek dat later goed was voor de Nobelprijs. ‘Emmanuelle Charpentier en Jennifer Doudna, die in 2020 de Nobelprijs voor Scheikunde kregen voor de ontwikkeling van de CRISPR-Cas9-techniek, beschreven hetzelfde mechanisme in 2012, een jaar later dan wij. Maar zij gebruikten een ander systeem, het Cas9-eiwit van een melkzuurbacterie. Dat systeem was heel compact en eenvoudig, terwijl ons systeem complex was, met een cascade van twaalf betrokken eiwitten, wat dus veel moeilijker te gebruiken was als instrument voor genome editing.’
‘Tegenwoordig kan een gen in een paar dagen geanalyseerd worden, ik was er een jaar mee bezig’
Waarom gingen jullie dan patenten aanvragen?
‘We wisten in 2011 uiteraard niet dat Cas9 zoveel beter zou gaan werken. En we werden vanuit de organisatie gestimuleerd om onze vindingen en ideeën te beschermen. Een octrooiaanvraag is speculeren, het is allemaal behoorlijk onvoorspelbaar of het een goede investering is. Maar een patent wordt ook gezien als een publicatie die mogelijk je cv en onderzoeksvoorstellen kan versterken. Het was dus een strategische keuze om spannende ideeën te beschermen via patenten. Ik heb de afgelopen vijftien jaar ruim dertig patenten ingediend.’
Wat hebben die opgeleverd?
‘De meeste patenten hebben alleen maar geld gekost, maar een paar hebben geld opgeleverd, met name het patent op Cas12. Het is een mooi verhaal hoe dat is gelopen. Op een congres in Parijs sprak ik een medewerker van eerdergenoemde Koonin, die zei: we hebben een nieuw CRISPR-systeem ontdekt, Cas12, daar moet je aan gaan werken. Na een paar maanden hadden we de eerste resultaten: Cas12 bleek inderdaad heel anders te werken dan Cas9. Ik besloot een projectvoorstel in te dienen om hier meer mensen aan te laten werken, maar dan
moest ik wel opschrijven wat ik al wist en wat ik allemaal van plan was. Toen hebben octrooideskundige Van Helvert en ik besloten om, hoewel we nog lang niet alle details van Cas12 hadden opgehelderd, toch alvast een octrooiaanvraag in te dienen. Een paar maanden later ontmoette ik moleculair bioloog Feng Zhang van het Broad Institute uit Boston op de jaarlijkse CRISPRmeeting. Het bleek dat hij dezelfde tip van Koonin had gekregen, en dus ook aan Cas12 werkte. We besloten om te gaan samenwerken. Het team van Zhang was al heel ver, en ook het Broad Institute had patent aangevraagd, maar wel zes weken na onze indiening. We hebben toen afgesproken onze patenten gezamenlijk te beheren.’
Waarvoor wordt Cas12 gebruikt?
‘Cas12 kan worden gebruikt om bepaalde humane ziekten te genezen. Een prachtig voorbeeld is het genezen van chronische bloedarmoede, veroorzaakt door een erfelijke mutatie in het hemoglobine in de rode bloedcellen. Cas12 kan die bloedcellen repareren door een stukje DNA aan te passen. Daarnaast wordt Cas12 gebruikt om planten resistent te maken tegen ziekten.’
Waar gaan de patentinkomsten naartoe?
‘Het geld gaat voor een deel naar de uitvinders, deels naar de leerstoelgroep Microbiologie en voor de rest naar de Agrotechnology & Food Sciences Group (AFSG) van WUR. Willem de Vos en ik hebben afgesproken dat dat laatste deel in een soort fonds gaat, het Innovation Platform Microbiology. Onderzoekers van AFSG kunnen uit dit fonds geld aanvragen voor het opzetten van vernieuwend microbiologisch onderzoek. Het is een revolving fund, hartstikke mooi.’
CRISPR-CAS IN EEN NOTENDOP
CRISPR-Cas is niet ontstaan in het lab, maar komt uit de natuur. Het is een afweersysteem van bacteriën tegen virussen.
Het afweersysteem bevat twee belangrijke elementen:
1
Gids-RNA herkent virus
Gids-RNA is een klein stukje genetisch materiaal dat patrouilleert in de bacteriecel. Het kan het DNA van een binnendringend virus herkennen en eraan binden.
Cas-eiwit
Gids-RNA
2
Cas-eiwit knipt
Het gids-RNA werkt samen met een Cas-eiwit. Het Cas-eiwit knipt het virus-DNA.
Heb je meer patenten die nu worden toegepast?
‘In 2015 deden we onderzoek naar bacteriën die cellulose van plantafval kunnen afbreken, zodat dat afval beter gerecycled kan worden. We zochten in een composthoop in de omgeving van Wageningen en vonden twee kandidaten. Toen we het genoom van deze bacteriën in kaart brachten, vonden we een alternatief Cas9-systeem. Ook daar hebben we een aantal patenten op aangevraagd. Enkele maanden later zag ik Christa Testerink, hoogleraar Plantenfysiologie, bij een wetenschapsprogramma op tv vertellen over haar werk aan zouttolerante rijstgewassen in Wageningen en bij het International Rice Research Institute (IRRI) in de Filippijnen. Toen dacht ik: waarom stellen we deze patenten niet gratis beschikbaar voor dat soort non-profitprojecten, zodat ze planten kunnen aanpassen aan een veranderend klimaat? Het universiteitsbestuur moest als patenthouder ook toe-
stemming geven. Gelukkig was Louise Fresco, destijds bestuursvoorzitter, ook enthousiast. We hebben dit plan gelanceerd bij de opening van het academisch jaar in 2021.’
Hebben jullie al resultaten?
‘Onlangs zijn Christa en ik met geld van donoren, via het University Fund Wageningen, een project gestart met het IRRI. Met dit systeem is het in Christa’s groep onlangs voor het eerst gelukt om DNA van rijstplanten te veranderen. Om de zouttolerantie van de rijstplant te verhogen, moeten we een aantal genen aanpassen. Deze kennis gaan we binnenkort delen met het IRRI.’
Toen het patent werd vrijgegeven in 2021, stond Extinction Rebellion te protesteren bij de Aula en hotel De Wereld. Jij wilde met hen praten, maar ze zeiden niets. Je werd erg boos.
‘Ja, wij als onderzoekers krijgen vaak het verwijt dat we onze kennis gebruiken
Wetenschappers kunnen het gids-RNA zo ontwerpen dat deze samen met het Cas-eiwit op elke gewenste plaats in het DNA van een bacterie, plant of mens kan binden en knippen.
Soms is één knip voldoende om een fout gen te inactiveren. Onderzoekers kunnen ook een reparatieset bijleveren om de oorspronkelijke fout recht te zetten of het DNA naar wens aan te passen.
om bedrijven te helpen. Nu gaven we een keer onze kennis gratis weg om de wereld beter te maken en dan staan ze met maskers te demonstreren. Dat frustreerde me enorm, want ik ben het heel vaak eens met Extinction Rebellion, en ik sta ook weleens op het punt om me vast te lijmen op de A12 voor een beter klimaat. Ik wilde dus met ze in gesprek over hoe onze technologie en onze kennis de wereld ook beter kunnen maken. Maar dat kon niet. Daarover was ik erg teleurgesteld.’
‘Technologie en patenten zijn niet per definitie foute boel, het hangt ervan af wat je ermee doet. Je kunt de technologie ook gebruiken om de voedselproductie op een duurzame manier te verhogen. Ik denk dat ik wat dat betreft niet veel veranderd ben sinds ik in Amsterdam PSP-posters liep te plakken.’ W
www.wur.nl/crispr-cas
De akker is rond
Van boven zie je duidelijk het patroon van de in ringen geplante gewassen. Met beide benen op de grond is het vooral de bewegende mechanische arm die in het oog springt. De cirkelakker is een experimentele landbouwvorm die de bodem ontziet.
TEKST HARM TEN NAPEL FOTO GUY ACKERMANS
Terwijl in 2022 protesterende boeren met trekkers over de Nederlandse snelwegen reden, verdiepte ontwerper Floris Schoonderbeek zich in landbouwoplossingen die zonder zulke zware machines kunnen. ‘Het gewicht van trekkers perst alle lucht uit de bodem. Ik was op zoek naar landbouwmethoden die de bodem verrijken en ook de biodiversiteit versterken’, legt hij uit. Het resultaat is de cirkelakker, die sinds een jaar te bewonderen is nabij de Wageningse campus.
Het is meteen duidelijk: dit is geen conventionele, rechthoekige akker. Verschillende gewassen worden naast elkaar in concentrische ringen verbouwd, in een vorm van strokenteelt. Vanuit het midden van de cirkel reikt een metalen arm over de akker heen, waaraan gereedschap en machines hangen. ‘De machines rijden dus niet op het veld maar bewegen over de akker heen,’ vertelt Schoonderbeek. Ook de boer zelf kan onder de arm hangen in een speciaal ontworpen stretcher. ‘Met je neus er zo bovenop kun je bijvoorbeeld heel precies wieden.’
De arm maakt rijstroken overbodig, zodat de volledige cirkel voor landbouw kan worden
benut. Schoonderbeek: ‘Hoewel je de hoeken niet gebruikt, verbouw je effectief evenveel als op een vierkante akker, terwijl je de hoeken vrijspeelt voor de natuur.’
Samen met de diversiteit aan gewassen biedt de cirkelakker zo extra veel ruimte aan insecten, vogels en wilde planten.
den zo in de cirkel’, vertelt Van Apeldoorn. De onderzoeker maakte tussen zijn proefakkers ruimte voor een cirkelakker met een doorsnee van dertig meter. ‘Ter inspiratie. Voor mij is de cirkelakker allereerst een manier om de verbeelding te voeden. Hij laat zien dat er andere vormen van landbouw mogelijk zijn.’
‘Dit laat zien dat er andere vormen van landbouw mogelijk zijn’
Schoonderbeek benaderde Dirk van Apeldoorn, agronoom bij het Centre for Crop Systems Analysis van de universiteit, om te helpen de akker te beplanten. ‘De gewassen die wij hier al in stroken telen, kon-
De potentie van het cirkelboeren ziet Van Apeldoorn in een interessante combinatie van mens en technologie. ‘Door zijn omvang is de cirkelakker vooral geschikt voor kleinschalige boeren en mensen die zelf willen poten en oogsten; geen grote bedrijven. Tegelijkertijd biedt de arm mogelijkheden voor automatisering, bijvoorbeeld in de vorm van monitoring of zelfs robotisering.’
Dat lijkt misschien tegenstrijdig met kleinschalig boeren, maar dat hoeft het volgens
Van Apeldoorn niet te zijn. ‘Het speelt de boer juist vrij om al zijn tijd te besteden aan de gewassen waarover hij steeds meer weet.’
Met behulp van sensoren zou de arm allerlei data over de gewassen kunnen verzamelen.
Paul van Zoggel, ecoloog bij Wageningen Plant Research, speelde met een aantal mogelijkheden op het proefveld. ‘Met alleen
In 2024 werd een prototype van een cirkelakker aangelegd in Wageningen. In 2025 volgen er meer.
een camera kun je elke dag de hele akker vastleggen. Beeldherkenningsalgoritmes kunnen vervolgens monitoren op insecten of zelfs ziektes’, zegt hij. Ook lidar, een technologie die onder meer door zelfrijdende auto’s wordt gebruikt om hun omgeving in kaart te brengen, kan toegepast worden om cirkelakkers minutieus te scannen. Robots zouden die informatie weer kunnen gebruiken om automatisch in te grijpen. ‘Het duurt alleen nog wel een jaar of tien voor we die mate van automatisering kunnen realiseren.’
Ook zonder robots zou een cirkelakker interessant kunnen zijn voor kleinschalige landbouwinitiatieven, denkt Van Zoggel. ‘De arm alleen al biedt voldoende voordelen.
Vanuit het ligbed kan iedereen twee uurtjes onkruid wieden. Dat is minder belastend
dan de hele tijd hurken.’ Ook helpt de arm met irrigeren. Zelfs simpele monitoring, bijvoorbeeld van de gewashoogte, behoort volgens Van Zoggel tot de mogelijkheden. ‘Die sensoren zijn niet duur in Nederland.’
ZORGBOERDERIJEN
Ook zorgboerderijen hebben interesse, vertelt ontwerper Schoonderbeek. ‘Met de arm zouden de mensen daar op een eenvoudige manier meer kunnen bijdragen aan de akker.’ Hij hoopt dit jaar een pakket beschikbaar te kunnen maken waarmee iedere geïnteresseerde boer een cirkel kan opzetten ‒ ook internationaal.
Schoonderbeek, Van Apeldoorn en Van Zoggel willen nog verder onderzoek doen.
Schoonderbeek: ‘In 2025 komen er nog drie
cirkelakkers bij. Daar gaan we met drones en sensoren werken om zoveel mogelijk data te verzamelen over de staat van de akkers. Ik wil allereerst bewijzen dat cirkelboeren werk bespaart.’
Van Zoggel heeft een voorstel ingediend om verder onderzoek te doen naar de monitoringsmogelijkheden met sensoren. ‘We hebben het dit jaar samen met Schoonderbeek eigenlijk een beetje als een start-up benaderd, door niet meteen heel veel onderzoek te doen, maar de cirkelakker eerst uit te proberen. Met een beetje geluk kunnen we de komende jaren meer data verzamelen om te zien of de arm zijn potenties waarmaakt.’ W
www.wur.nl/strokenteelt
Gezond kiezen begint in de supermarkt
Tachtig procent van ons eten kopen we in de supermarkt, waar ongezonde keuzes voor het grijpen liggen. ‘Supermarkten kunnen consumenten een subtiel duwtje in de goede richting geven.’
TEKST RENÉ DIDDE FOTO SHUTTERSTOCK
‘Een label heeft vooral effect op producenten’
We eten te vet, te zoet, te zout, en bovendien te veel. De verleidingen voor de consument zijn dan ook groot: bijna 80 procent van het aanbod in de supermarkt staat niet in de Schijf van Vijf en is dus feitelijk niet gezond; bijna 83 procent van de folderaanbiedingen – kortingen als ‘twee halen, een betalen’ –betreft ongezonde producten, aldus ‘De Gezonde Generatie’. Dit meerjarenprogramma van een twintigtal gezondheidsfondsen, waaronder het Diabetes Fonds, de Hartstichting en de Nierstichting, heeft als doel de omgeving van kinderen gezonder te maken. Dit voorjaar begon deze alliantie een campagne om supermarkten tot een gezonder aanbod te bewegen. Al langer wordt de consument geholpen om in de winkel gezondere keuzes te maken. Zo werd vorig jaar na drie jaar proefdraaien de in Frankrijk ontwikkelde Nutri-Score ingevoerd. Met de letters A tot en met E en vijf kleuren – van groen naar rood – moet in één oogopslag duidelijk zijn wat de meest gezonde keus is binnen een productgroep.
EFFECTIEVE INTERVENTIES
‘Labels als de Nutri-Score wekken hoge verwachtingen, maar we zien in veldstudies, experimenten en concrete analyses van de kassabonnen van daadwerkelijk aangeschafte producten slechts zeer kleine effecten’, vertelt de Wageningse onderzoeker Ellen van Kleef. Zij kijkt al jaren naar de verleidingen in de voedselomgeving, zoals in de supermarkt en de kantine. De universitair hoofddocent Marktkunde en consumentengedrag zoekt naar effectieve interventies om gezonder gedrag te bevorderen. De ‘bubbel van bewusten’ let wel op labels, maar bij consumenten met bijvoorbeeld een lagere sociaaleconomische positie werkt het niet, constateert
Van Kleef. ‘En bij jongeren zien we soms een averechts effect: ‘Ik neem rood want dat is lekker ongezond.’’
Van Kleef vindt labelling vooral ‘te gemakkelijk’. ‘Een kleurtje op de voorkant, een tekstje op de achterkant. En dat is het dan.’
Hebben we wellicht behoefte aan een radicale normverandering, zoals we ook zien bij roken? Er worden zelfs geen asbakken meer in auto’s aangebracht. ‘Die vergelijking snijdt te weinig hout’, vindt Van Kleef. ‘Roken willen we
voor 100 procent ontmoedigen. Dus dat kan met een rookverbod in de openbare ruimte en torenhoge prijzen voor een pakje sigaretten. Mensen verleiden tot een gezonde en duurzame voedselkeuze, moet in stapjes gebeuren.’ Dat blijkt bijvoorbeeld uit een proef die zij enkele jaren geleden deed in de kantine van een mbo-school in Ede. ‘Daar hebben we het assortiment elke paar maanden in stapjes gezonder gemaakt. We begonnen op zestig procent gezond, en verhoogden dat elke twee maanden via zeventig procent naar tachtig procent’, zegt Van Kleef. ‘We hebben de verkoop een jaar gemonitord en hebben tegelijkertijd de kantine aantrekkelijker gemaakt met meer keuzevrijheid in broodjes en een prettiger inrichting.’ Deze geleidelijke aanpak leidde tot meer gezonde keuzes onder leerlingen, al waren de effecten bescheiden. Van Kleef vindt het een groot nadeel dat er in de buurt van scholen nog altijd snackbars te vinden zijn. Want bij de jongeren is een wereld te winnen, stelt ze. Er wordt in het onderwijs al aandacht besteed aan het belang van gezonde voeding. En ook ouders doen hun best. ‘Maar het werkt te weinig’, zegt Van Kleef. ‘Op de middelbare school, met jongeren met eigen geld en meer vrijheid, ben je als ouder je grip kwijt. Er is een enorme druk vanuit de sociale omgeving van jongeren om snacks te nemen en zoete drankjes.’
En dan hebben we het nog niet over de invloed van YouTube, TikTok, films en evenementen. ‘Denk aan die bus Pringles op tafel, die is verwerkt in de verhaallijn van YouTuber Dylan Hagens, of het Red Bull-logo dat prominent in beeld is bij de Formule 1-autosport.’
FOODFLUENCERS
Op de Wageningse leerstoelgroep Strategische Communicatie bestudeert universitair hoofddocent Sophie Boerman het effect van de social media-influencers of de zogeheten greenfluencers en foodfluencers op een meer duurzaam en gezond gedrag van jongeren. Die brengen uren per dag door op sociale media als TikTok en Instagram.‘Elize Been, de eerste greenfluencer van Nederland, haalt nog geen miljoenenpubliek, maar haar bereik groeit wel’, zegt Boerman. ‘Zij laat haar volgers zien hoe je meer milieubewuste keuzes maakt, bijvoor-
beeld door tweedehandskleding te kopen of duurzame merken te promoten. Uit verschillende experimenten die we uitvoerden blijkt dat deze influencers jongeren kunnen bewegen tot duurzaam gedrag.’
Opmerkelijk was dat jongeren, anders dan de onderzoekers tevoren dachten, meer gevoelig bleken voor een boodschap waarin een verlies wordt benadrukt, dan voor een positieve boodschap. ‘Een boodschap als ‘De wereld gaat ten onder als je geen duurzame keuze maakt’ heeft meer invloed dan een boodschap met het frame ‘Jouw keuze helpt om een betere wereld te bereiken’, illustreert Boerman. ‘Een negatieve boodschap wekt schaamte op voor je eventuele niet-duurzame gedrag, en daarom zijn mensen meer geneigd om de duurzamere optie te kiezen.’ Maar hoe betrouwbaar zijn greenfluencers en foodfluencers in deze wereld waarin veel valse claims en ‘misinformatie’ rondgaan? Influencers worden ten slotte dik betaald voor het aanprijzen van producten? ‘Steeds meer influencers laten zich daarom certificeren – een Nederlands initiatief. Daarmee laten ze zien dat ze op de hoogte zijn van de meest recente regels in influencermarketing, zoals transparantie en voorkomen van greenwashing, en dat ze hier verantwoordelijk mee omgaan’,
zegt Boerman. Ze denkt dat ngo’s en supermarktketens gebruik kunnen maken van gecertificeerde influencers. ‘Het Voedingscentrum doet dit al om vleesconsumptie te verminderen. Influencers laten in hun video’s zien hoe je lekker vegetarisch kunt koken.’ Supermarkten zijn zelf ook belangrijk voor een omslag naar een gezonder of duurzamer voedingspatroon. Liefst tachtig procent van de aankopen van levens middelen doen we daar, inclusief groenten en fruit. Met de manier van aanbieden heeft de supermarkt veel invloed op wat we kopen. Producten op ooghoogte lopen beter dan die onder in het schap, verleidelijk snoep in de buurt van de kassa doet menigeen op het laatste moment naar een reep grijpen. Supermarktdesigners, marketingdeskundigen en niet in de laatste plaats de bedrijfsleiders kunnen er meer voor kiezen om juist het accent op ‘gezonde’ en ‘duurzame’ producten te leggen, zeggen de Wageningse onderzoekers.
VLEESVERVANGERS
Dat bleek onder meer uit een zes maanden durend onderzoek in 2023 bij zeventig filialen van supermarktketen Lidl. In het experiment werden vleesvervangers, zoals
Om consumenten te helpen in de winkel gezondere keuzes te maken werd in 2024 de Nutri-Score ingevoerd.
Ook bij online boodschappen doen liggen kansen om de consument tot een gezonde voedselkeuze te verleiden.
vegaburgers, pal naast de bekende vleesproducten in de vleesvitrines aangeboden. Daarnaast bleven de vleesvangers ook aanwezig op hun vertrouwde plek in de supermarkt. ‘In het begin kregen we, vooral via de sociale media, nogal wat negatieve reacties’, zegt Monique van der Meer, die als PhD-onderzoeker het experiment uitvoerde bij de leerstoelgroep Marktkunde en Consumentengedrag. Een aantal mensen vond het misleidend en de bemoeizucht werd niet op prijs gesteld, herinnert ze zich. ‘Dat speelde vooral in het begin van de proef. De nogal polariserende reacties op sociale media – ‘ik ga juist lekker veel hamburgers eten’ – namen na een tijdje af.’
Het experiment had effect. De consumptie van vleesvervangers nam iets toe, al daalde de verkoop van vlees slechts licht. ‘Veel mensen vonden het klaarblijkelijk interessant om eens zo’n soja- of bietenburger te proberen.’
Bij een andere grote supermarktketen werd gedurende drie maanden in zeven winkels een soortgelijke proef uitgevoerd, maar daar stonden de vleesvervangers niet meer op hun vertrouwde plek. In dit experiment daalde de verkoop van vleesvervangers significant. ‘De vaste groep van vegetariërs en flexitariërs kon zijn product zeker in het begin van de proef niet direct vinden.’
Dit experiment met twee varianten in twee verschillende ketens is een voorbeeld van het fenomeen ‘nudging’, mensen een subtiel duwtje in de goede richting geven. ‘Supermarkten kunnen daar veel meer mee gaan werken’, denkt Van der Meer. ‘In verspakketten kunnen ze bijvoorbeeld meer vegetarische varianten aanbieden,
inclusief aantrekkelijke recepten. Ook in kant-enklaarmaaltijden voor oven of magnetron zouden supermarkten naast vlees of vis meer op groente gebaseerde mogelijkheden kunnen aanbieden.’
ONLINE BOODSCHAPPEN DOEN
In plaats van na het werk vlugvlug naar de winkel te rennen, doen steeds meer mensen de boodschappen wekelijks online, en laten ze ook steeds meer thuisbezorgen. ‘Ook daar liggen grote kansen om de consument tot een gezonde voedselkeuze te verleiden’, zegt Laura Jansen. In juni promoveerde ze bij de leerstoelgroep Marktkunde en Consumentengedrag op onderzoek naar ‘gepersonaliseerde aanbevelingen’ voor gezonde productkeuzes tijdens het online boodschappen doen. Het is wel zaak deze aanbevelingen subtiel in het beeldscherm te laten landen, zo wees haar onderzoek uit, waarbij 1.200 mensen in een experimentele online supermarkt boodschappen deden. ‘Het bleek dat het presenteren van informatie op de landingspagina, de beginpagina bij een bezoek aan de online supermarkt, kan zorgen voor gezondere aankopen. Zoals informatie in de vorm van een boodschappenmandje gevuld met gezonde alternatieven van eerdere aankopen’, zegt Jansen. ‘Hoewel de vorm van het vooraf gevulde mandje niet als positief werd ervaren.’ Productaanbevelingen die zijn afgestemd op persoonlijke voorkeuren die de gebruiker van tevoren heeft aangegeven, hebben meer impact, blijkt uit ander onderzoek van Jansen, onder 900 mensen. ‘De gebruiker
‘Er is een enorme druk vanuit de sociale omgeving van jongeren om zoete drankjes te kiezen’
geeft dan eerst op een speciale pagina voorkeuren aan, zoals ‘ik wil graag minder zoet eten’ of ‘ik zoek hulp bij het vinden van minder zoute en vette producten’. Als er tijdens het boodschappen doen een tekstwolkje verschijnt met ‘dit is in deze productgroep een optie met minder suiker’ en we daar ook een korte uitleg bij plaatsten, dan vonden de deelnemers dit waardevol ’, aldus Jansen. ‘Een persoonlijke aanbeveling verhoogde de acceptatie ervan, en zorgde er ook voor dat de aanbeveling als minder opdringerig werd ervaren. Dit experiment vraagt vanzelfsprekend om een vervolgonderzoek in een werkelijk bestaande online supermarkt.’
EFFECT OP PRODUCENTEN
In Den Haag relativeert onderzoeker Koen Boone van Wageningen Social & Economic Research de beperkte werking van labels, zoals de Nutri-Score. ‘Een label helpt de consument, maar heeft vooral effect op producenten, zegt Boone. ‘Een goed onderbouwd label helpt producenten in de hele keten verbeteringen aan te brengen. Het helpt ook andere actoren, zoals financiële instellingen, om duurzaamheid makkelijker in hun beslissingen mee te nemen. Een beter duurzaamheidsprofiel van een bedrijf zorgt ook voor minder financiële risico’s en daardoor kunnen banken bijvoorbeeld een lagere rente aanbieden. Uiteindelijk komt er meer eenduidigheid voor de producenten’, zegt de coördinator Duurzame waardeketens. ‘Als alle producten gecertificeerd zijn, is dus honderd procent van de consumptie verduurzaamd.’ Boone werkt sinds 2023 aan een uniform Europees duurzaamheidslabel voor voedingsmiddelen (zie kader). De onderzoeker gelooft in de kracht van labels. ‘Niet in de laatste plaats omdat die voor bedrijven kunnen bijdragen aan een meer oprechte onderbouwing van de reputatie van hun merk, en daarmee de financiële en economische waarde.’
GEZOND IS DUURDER
Terug naar Wageningen, waar onderzoeker Van Kleef de invloed van de prijs aankaart. ‘Gezonde voeding is gemiddeld genomen duurder dan ongezond voedsel. De overheid zou daarin met verschillende btw-heffingen
een nivellering kunnen bereiken. Maar het probleem is dat de overheid de laatste jaren weinig aan normstelling en handhaving heeft gedaan. Men laat de keuze voor gezonde voeding heel erg aankomen op ‘de eigen verantwoordelijkheid van de consument’’, zegt ze. Niettemin denkt ze dat nieuwe onderzoekstrends, zoals Jansens studie naar gezondere alternatieven via algoritmes in online winkelmandjes, hoopvol zijn voor toepassing in de praktijk. ‘Maar de kortste klap is natuurlijk als het aanbod in de supermarkt gewoon over de hele linie gezonder wordt en je niet langer vooral ongezonde producten met korting of gratis krijgt.’ W
www.wur.eu/consumer-behaviour
EUROPEES DUURZAAMHEIDSLABEL
Met zeven partijen uit Frankrijk, Spanje en Duitsland werkt de Wageningse onderzoeker Duurzame waardeketens Koen Boone in het Eco Food Choice-project aan een uniform Europees duurzaamheidslabel voor voedingsmiddelen. De duurzaamheidsscore is gebaseerd op de bekende Levens Cyclus Analyse (LCA), die kijkt naar grondstofwinning tot aan afvalbeheer. Het systeem zal worden getest in fysieke en online supermarkten en kantines in de deelnemende landen. Tot nog toe werken bedrijven met verschillende meetsystemen en emissiegegevens. Als er straks één Europees systeem is, hebben niet alleen internationale ketens als Delhaize en Colruyt in België en Carrefour in Frankrijk een prikkel om de consument tot duurzame consumptie te bewegen, zegt Koen Boone. ‘Een multinational als Unilever, die overal in Europa, voedingsproducten levert aan minstens tweehonderd levensmiddelenbedrijven, hoeft dan per product maar één keer de bouwstenen voor de LCA-berekening aan te leveren. Dat is goedkoper en zorgt er sneller voor dat de multinational verbeteringen in zijn producten aanbrengt.’
MAASHEGGENHERSTELLER LARS VAN PEIJ:
‘Ik
wilde niet minder gaan doen, maar juist méér’
Hij heeft zijn hart verpand aan het heggenlandschap langs
de Maas, met z’n rijke dierenleven. Al 150 kilometer heg wist Lars van Peij in oude luister te herstellen en de teller loopt door, ook al is hij ongeneeslijk ziek.
TEKST PAULINE VAN SCHAYCK FOTO ARJAN BROEKMANS
‘Gevlochten heggen worden al minstens 4500 jaar gebruikt om het vee binnen en roofdieren buiten de wei te houden. Ze stonden langs alle grote rivieren, langs elke weg en elk perceel’, vertelt Lars van Peij tijdens een wandeling door het heggenlandschap langs de Maas, ten zuiden van Cuijk. We zien langs de weg rijen meidoorn, met af en toe sleedoorn, wegedoorn en rode kornoelje. ‘Ooit strekte dit landschap zich uit over honderden kilometers, in Nederland en andere Europese landen. Het was een soort natuurlijk prikkeldraad, maar dan héél oud. Volgens historische bronnen kwam zelfs het Romeinse leger er tweeduizend jaar geleden niet doorheen.’
Na de Tweede Wereldoorlog verplichtte de overheid boeren hun percelen te ruilen om zo grotere aaneengesloten stukken land
te krijgen. ‘Sinds die ruilverkaveling is er in Europa 200 duizend kilometer aan heggen en houtwallen verdwenen. Zeker in Nederland zijn we heel fanatiek geweest. Met het verdwijnen van de heggen werden vogels als veldleeuwerik, patrijs, ringmus en zomertortel zeldzaam, en verdwenen veel insecten. Zonde’, vindt Van Peij. ‘Gelukkig is het Maasheggengebied aan de Brabantse kant nog grotendeels bewaard gebleven.’
In 2018 kreeg het gebied de UNESCO Man & Biosphere-status, met als doel samenwerking te stimuleren tussen wetenschap, beleid, onderwijs, bedrijfsleven en inwoners, gericht op duurzame gebiedsontwikkeling.
LEVENSWERK
Tien jaar geleden begon Van Peij voor de Vereniging Nederlands Cultuurlandschap
(VNC) met het herstellen van de Maasheggen, vanwege de cultuurhistorische waarde van het heggenlandschap en om de biodiversiteit vooruit te helpen. Het project groeide uit tot zijn levenswerk. Van Peij heeft een erfelijke aanleg voor de ziekte van Huntington, een aandoening waarbij zenuwcellen in de hersenen worden aangetast en uiteindelijk afsterven, vooral in de hersendelen die bewegingen en verstandelijke vaardigheden aansturen. Langzaam begon de ziekte tot uiting te komen en enkele jaren geleden kreeg hij de diagnose. Een paar maanden geleden moest hij zijn betaalde werk opgeven. Maar hij ging door met het herstellen van Maasheggen via een eigen sponsoractie: Maasheggen Mooi.
‘Dit was een maisakker van twaalf hectare groot’, wijst hij. We zien grasland met
kruiden en dwars erdoorheen hagen van jonge, lage meidoornstruiken. ‘De hagen staan precies op de plekken waar ze in 1950 ook stonden.’ Iedere boer had destijds een eigen klein perceeltje voor zijn koeien, vaak op afstand van de boerderij, vertelt Van Peij. Om het vee goed te beschermen werden de heggen rondom een perceel gevlochten. ‘Verderop zijn de heggen al groter’, laat Van Peij zien. ‘Daar hebben we de takken al in elkaar gevlochten.’
NATUUR AANLEGGEN
Van Peij begon in 2004 aan de bachelor Bosen natuurbeheer en koos daarna voor de master Ruimtelijke planning. ‘Een makkelijke overstap. Ik had al kennis van ecologie, bodem en klimaat. Mijn studie was een ideale combinatie van deze theorie en de praktijk van het ontwerpen van een landschap.’ Op de gang van zijn studentenflat Asserpark ontmoette hij zijn latere vrouw Edith, die Voeding en Gezondheid studeerde. Na zijn afstuderen werkte Van Peij eerst voor agrarisch-ecologisch adviesbureau Areal. ‘Toen ging ik al met mijn baas door het Land van Cuijk om natuur aan te leggen met de boeren.’ In 2017 stapte hij over naar de Vereniging Nederlands Cultuurlandschap om zich volledig te richten op het herstellen van het heggenlandschap. ‘Daar kon ik meer betekenen voor de natuur en het landschap. De biodiversiteit in dit soort heggen is veel hoger dan in een bos.’
Toch waren veel boeren niet direct enthousiast over het herstel van de heggen op hun land, vertelt Van Peij. Sommige boeren vinden bijvoorbeeld dat ze vooral ruimte in beslag nemen. ‘Ik heb eindeloos koffie met ze gedronken. Heggen herstellen is vooral veel praten, voordat je ook maar iets in het veld kunt doen. Mensen zien allerlei bezwa-
ren, totdat je gewoon eens in gesprek gaat. Dan blijkt er veel meer mogelijk.’ Langzaam overtuigde Van Peij steeds meer boeren in het gebied. Inmiddels staat de teller op 40 boeren en 150 kilometer heg. Dat hij subsidies regelde voor aanleg en onderhoud hielp een handje mee.
ORGANISCHE VORMEN
In de tien jaar dat Van Peij zich bij VNC inzette voor het landschap, veranderde het beeld drastisch. Van Peij plantte kilometers nieuwe heggen en samen met de boeren hielp hij om bestaande heggen beter tot hun recht te laten komen. Hij loopt naar een wat hogere heg. ‘Kijk, deze sleedoorn groeit overal doorheen. Die verdringt de andere struiken, terwijl een gemengde heg beter is voor de biodiversiteit.’ Het onderhoud van de heggen verzorgt de VNC voor de boeren en andere landeigenaren. De meeste heggen worden af en toe gesnoeid en zijn bovenop netjes rond. ‘Organische vormen, ja. Op deze manier kost het meer tijd om te snoeien, maar het levert veel betere heggen op voor de vogels, insecten en kleine zoogdieren.’
Midden tussen de jonge struiken zien we ook bomen, zoals eiken, essen en wilgen. Die hebben de tand des tijds wél doorstaan. ‘Die boom is zeker driehonderd jaar oud’, wijst Van Peij in de verte. Knotwilgen, maar ook knoteiken en knotessen maakten van oudsher deel uit van de heggen. ‘Van essentakken werden schopstelen gemaakt, van wilgentenen kun je van alles vlechten en de eiken werden gebruikt voor de bouw.’
De heggen die nu net als vroeger bedoeld zijn om koeien in de wei te houden, worden gevlochten. ‘Heggenvlechten is een eeuwenoude manier om een uitgeschoten heg terug in vorm te krijgen zonder te veel te snoeien. Je splijt een stam tot net boven
de
de grond. Dan buig je die opzij en steek je de uiteinden van de takken weer terug in de struiken. Dat is altijd meer werk dan mensen denken, maar het is leuk om te doen. Ik deed dit ook een keer met studenten van de opleiding Bos- en natuurbeheer. Het is echt een groepsactiviteit. Je beslist samen hoe je de takken gaat vlechten.’
Het Maasheggengebied is net een museum waar Van Peij als curator doorheen loopt. Langs één weg zien we Engels, Frans, Iers, Duits en Belgisch vlechtwerk. Vooral de Belgische methode met perfect gekruiste takken valt op. Toch staan de Engelsen het meest bekend om hun verschillende regionale vlechttechnieken, vertelt Van Peij. Hij maakte reizen om inspiratie op te doen. ‘Ik ben in Engeland en Frankrijk geweest om meer over de kunst van het vlechten te leren. Ik ken de lokale experts.’
KRAMSVOGELS EN KOPERWIEKEN
De biodiversiteit schoot volgens Van Peij omhoog rond de geplante en de herstelde heggen. ‘Het hele jaar door hoor je de heggenmus, grasmus, spotvogel, braamsluiper en veel andere vogelsoorten. Ook roofvogels en watervogels voelen zich er thuis.’ Het is bijna geen moment stil tijdens de wande-
ling. Van Peij: ‘Tijdens de vogeltrek zitten hier tienduizenden kramsvogels en koperwieken in de meidoorn. Die komen vanuit Scandinavië, waar ze broeden. De heggen bieden beschutting en bessen om de winter door te komen. En verder barst het hier van de insecten en kleine zoogdieren.’
De heggen blijken niet de enige verandering in het gebied. Verspreid in het landschap liggen nieuw aangelegde poelen. ‘Die bieden plek aan kamsalamanders en trekken onder andere boomkikkers aan.’ Ook komen we een zogenoemde vogelakker tegen. Daarop groeien geen eetbare gewassen of gras, maar eiwitgewassen zoals klaver en luzerne, en daarnaast granen en kruiden. De aanleg van de akker gebeurde op initiatief van Van Peij, om insecten, akkervogels en roofvogels aan te trekken. ‘Vogelakkers komen de biodiversiteit van het hele gebied ten goede. Het stikte al snel van de patrijzen, ringmussen en veel andere soorten die het moeilijk hebben.’
Hij had nog jaren door kunnen gaan met het herstellen van de Maasheggen, maar het leven van Van Peij kreeg een andere wending. Vanaf het moment dat de ziekte van Huntington tot uiting begon te komen en hij de diagnose kreeg, wist hij dat alles in zijn
leven moeilijker zou worden en dat hij uiteindelijk zijn baan zou moeten opgeven. Voor Van Peij was dit reden om zijn levenswerk te versnellen. ‘Ik wilde niet minder gaan doen voor de Maasheggen, maar juist méér.’
MAASHEGGEN MOOI
Van Peij bedacht de actie Maasheggen Mooi en begon donaties op te halen om nog meer nieuwe heggen te kunnen aanleggen. Hij koppelde er een persoonlijke uitdaging aan door mee te lopen met de Kennedy-Mars Sittard, een wandeltocht van 80 kilometer. ‘Ik besloot toen ook op sociale media te delen dat ik ziek was en niet meer beter zou worden.’ Hij werd overspoeld met hartverwarmende reacties, en ook met donaties. ‘Na de mars bleven de donaties binnenstromen. De teller staat nu op ruim 18.000 euro.’ Afgelopen winter organiseerde
Van Peij twaalf plantdagen. Met 295 vrijwilligers plantte hij 2,7 kilometer aan nieuwe heggen. ‘Ik heb nog een grote wachtlijst van mensen die willen helpen.’ Het komende winterseizoen gaat hij verder. ‘Ik ga door zolang het lukt.’ W
www.maasheggenmooi.nl
In
winter van 2024 plantte Lars van Peij met 295 vrijwilligers 2,7 kilometer nieuwe heggen.
NIEUW
ONDERKOMEN GENENBANK
Genetische schatten onder één dak
Verspreid over de Wageningse campus bewaren genetici een schatkist aan genetisch materiaal van planten en dieren, waaruit veredelaars, fokkers en onderzoekers kunnen putten.
Omdat de collectie gaat verdubbelen en er soorten bij komen is het tijd voor een nieuw, eigen gebouw op de campus.
TEKST HARM TEN NAPEL
Het Centrum voor Genetische Bronnen
Nederland (CGN) beheert in opdracht van de rijksoverheid al veertig jaar de genetische diversiteit van geselecteerde planten, bomen, landbouwdieren en aquatische soorten uit Nederland en de rest van de wereld. In een lappendeken aan faciliteiten – hier een vriezer, daar een lab – conserveren genetici zaden, scheuten, sperma en ander genetisch materiaal. Die verzameling is geen museum. De genenbank deelt het genetisch materiaal met veredelaars en fokkers zodat zij betere rassen kunnen ontwikkelen, zoals granen die droogte weerstaan, groenten die resistent zijn tegen schimmels, runderen die tegen een stootje kunnen, en sterke bomen die ook veel hout produceren.
WILDE VOOROUDERS
‘In de jaren zeventig begonnen ontwikkelingslanden net als in het westen hun bonte verzameling lokale rassen te vervangen door nieuwe, populaire planten- en dierenrassen, vaak omdat die een grotere opbrengst hadden’, vertelt Theo van Hintum, hoofd van de gewassenafdeling van het CGN. ‘Daarmee
dreigde de wereld veel genetische diversiteit te verliezen, waarmee die nieuwe rassen juist waren ontwikkeld. Uit dat inzicht zijn toen de eerste genenbanken voortgekomen, die genetisch materiaal van al die lokale rassen en ook van wilde voorouders conserveren.’ Klimaatverandering, ziektes, plagen, en een afnemende biodiversiteit bedreigen de genendiversiteit op aarde nog steeds. Bioloog Seppe de Mits van de CGN-afdeling bomen
‘We hebben de beste slacollectie ter wereld’
en struiken noemt bijvoorbeeld de essentaksterfte. ‘Die heeft de essenpopulatie in Nederland flink aangetast. Daarbij kunnen soortvarianten verloren zijn gegaan met
genen die de boom bijvoorbeeld beter bestand maakten tegen droogte. De Mits en collega’s zijn daarom inmiddels bezig om essenzaad te verzamelen en in te vriezen.
DIRECT BESCHIKBAAR
De gewassencollectie van het CGN staat qua omvang op de 15e plaats in Europa, maar de impact ervan is volgens Van Hintum vele malen groter dan die bescheiden ranking doet vermoeden. ‘Dat komt doordat bijna alle zaden uit de genenbank direct beschikbaar zijn voor veredelaars’, vertelt hij. Lang niet alle genenbanken zijn zo toegankelijk. ‘In totaal hebben we meer dan 23.000 variëteiten van landbouwgewassen in onze collectie, waaronder 269 wilde soorten, en de beste slacollectie ter wereld met ongeveer 2500 variëteiten. De spinazie die in de supermarkt ligt,’ illustreert Van Hintum, ‘bevat genetisch materiaal dat het CGN in Centraal Azië heeft verzameld.’ Om meer genetische diversiteit beschikbaar te kunnen stellen en de omvang van de collectie beter in verhouding te brengen met de schaal van de Nederlandse verede-
lingsbedrijven, is flinke groei nodig. De genenbank heeft daarom met de rijksoverheid besloten haar collectie te verdubbelen, en de huidige collecties vanuit verschillende locaties op de campus samen te brengen in een nieuw gebouw.
Op een centrale locatie op de campus zullen de genetici beter onderling kunnen samenwerken. Het CGN zal ook meer ruimte gaan bieden aan kopieën van andere genenbanken. Deze back-ups voorkomen dat verzameld materiaal verloren gaat bij brand, natuurrampen of oorlog.
OESTERS EN ZEEWIEREN
Niet alleen de gewassenafdeling breidt uit. Twee jaar geleden is de afdeling landbouwhuisdieren begonnen met het conserveren van aquatische soorten, als aanvulling op het genetisch materiaal uit vee, zoals runderen, varkens, paarden en kippen. ‘Er is gekozen voor soorten die van nature voorkomen in Nederland en die commercieel benut worden in de aquacultuur’, vertelt Annemieke Rattink, hoofd van de dierlijke collecties. ‘We zijn uitgekomen bij mosselen, oes-
ters, zeewieren, en verschillende soorten vissen, waaronder de paling.’ De genetici monitoren de genetische diversiteit in de natuurlijke populaties van paling, oesters en mosselen. ‘Om die diversiteit veilig te stellen nemen we sperma af, dat we conserveren in de genenbank.’
De afdeling bomen en struiken breidt haar collectie uit met een ingevroren zadenverzameling. Voorheen was er alleen een levende genenbank: terreinen waarop zeldzame en bedreigde soorten groeien, zoals de fladderiep of de wilde appel. Dat is risicovol, bijvoorbeeld in verband met ziektes, zoals essentaksterfte. ‘Maar niet alle zaden die we willen bewaren, laten zich even gewillig invriezen’, legt bioloog De Mits uit. ‘Daarom experimenteren we met vloeibare stikstof. Onze diercollega’s, die daar meer ervaring mee hebben, kunnen ons daarbij helpen. Als we straks allemaal op dezelfde locatie werken, worden zulke samenwerkingen nog vanzelfsprekender.’ W www.wur.nl/cgn
FONDSEN GEZOCHT
Het ministerie van LVVN is opdrachtgever en belangrijkste financier van het werk van het CGN. Veredelings- en fokkerijbedrijven dragen ook financieel bij aan deze nationale genenbank. Om de ambities van de genenbank waar te maken, zoekt University Fund Wageningen samen met het CGN naar aanvullende filantropische giften, aldus Lies Boelrijk, directeur van het fonds. ‘Een nieuwe, grotere genenbank staat garant voor meer impact op het gebied van voedselzekerheid en behoud van biodiversiteit en bio-cultureel erfgoed’, benadrukt Sipke Joost Hiemstra, hoofd van het CGN. Het streven is om de nieuwe genenbank in 2027 te openen.
Voor vragen over doneren: lies.boelrijk@wur.nl
Voor inhoudelijke vragen: sipkejoost.hiemstra@wur.nl
Het Centrum voor Genetische Bronnen Nederland (CGN) conserveert zaden, scheuten, sperma en ander genetisch materiaal.
Reünie voor 25e- en 50e-jaars
Wie vijftig jaar geleden, in 1975, begon aan een studie in Wageningen, heeft dit jaar op zaterdag 1 november de gelegenheid oud-studiegenoten te ontmoeten en herinneringen op te halen tijdens de 50e-jaarsreünie. Ook studenten die in het millenniumjaar 2000 naar Wageningen kwamen, vieren op die dag hun jubileum. Beide groepen worden ontvangen op de campus voor een eigen programma. Alumni van wie de contactgegevens bekend zijn, ontvangen in juni meer informatie.
Tijdens een bijzonder evenement op 28 november op de Wageningse campus werd klassieke muziek afgewisseld met wetenschappelijke presentaties van Wageningse kopstukken. Het initiatief van het Gelderse Symfonieorkest Sonante en het Wageningen Global Sustainability Programme (voorheen INREF) kreeg een financiële bijdrage van het KLV-Fonds. Ook het Rooting Deeper Festival op 30 en 31 mei in Ede ontving financiering van het fonds. Het initiatief van het Agro-ecologie Netwerk werd mede voor en door alumni georganiseerd. Het thema van de dagen was ‘goed en eerlijk voedsel’, en bevatte excursies naar ecologische boerderijen en workshops over bijvoorbeeld fermentatie.
Info: www.universityfundwageningen.nl/ klvfonds
Afgestudeerden helpen studenten met loopbaantips
Alumni kunnen studenten helpen met het beantwoorden van vragen en het geven van tips, bijvoorbeeld over het vinden van een baan. Daarvoor ging eind 2024 het initiatief JobTalks van start, dat al tientallen alumni en studenten met elkaar in contact heeft gebracht.
JobTalks maakt gebruik van de online tool Unibuddy. Via deze tool kunnen studenten contact opnemen met een van de recent afgestudeerde alumni die beschikbaar zijn – op dit moment twintig. Binnen een paar maanden hebben er meer dan 75 gesprekken plaatsgevonden. ‘Recent afgestudeerden kunnen een inspiratiebron zijn voor de huidige studenten’, zegt Astrid van Noordenburg, manager Student Career Services. ‘Studenten hebben bijvoorbeeld vragen over de keuzes die alumni hebben gemaakt, over het vinden van een baan of over wat ze leuk vinden aan hun werk; het is een makkelijke manier om te netwerken. Onze internationale studenten vinden het ook prettig om contact te hebben met internationale alumni die in Nederland werken. Het is voor hen soms lastiger om een baan te vinden en dan is het fijn om tips te krijgen.’
Aarzoo Kohra uit India studeerde in 2021
af als plantwetenschapper en werkt nu bij Bejo Zaden. Zij beantwoordt vooral vragen via de Unibuddy-chat en via sociale media. ‘Het gaat bijvoorbeeld over mijn masterprogramma of over mogelijkheden om te solliciteren in de landbouwsector. Ik leg vaak uit dat ook open sollicitaties kunnen werken in Nederland. Verhuizen, salaris, werk-privébalans – het komt allemaal langs.’
JobTalks is een van de projecten van het alumniplatform ‘Bijdragen aan de missie van WUR’, dat in november 2024 werd gelanceerd door de afdeling Alumnirelaties. De diverse projecten op het platform draaien om de inzet van de kennis en ervaring van alumni bij de groei en bloei van de universiteit. Zo helpen zij bijvoorbeeld met het ontwikkelen van cursussen voor Wageningen Academy en met het evalueren van subsidieaanvragen van studenten die hun eigen bedrijf opstarten.
Info: www.wur.nl/alu-engagement
KENNIS DELEN
LOOPBAAN
Alumni vertellen hun verhaal
De CEO van een internationaal maritiem bedrijf, een projectleider bij een feministische ngo in Georgië, een Wagenings koppel met een tuinderij in Limburg; alumni komen op allerlei interessante plekken en posities terecht. In de online serie 'Verhalen van alumni' krijgen zij een podium om hun ervaringen te delen.
De verhalen worden opgetekend door Janna van Hoek, medewerker van de afdeling Alumnirelaties: ‘Alumni vertellen met veel enthousiasme over hun studietijd en de vriendschappen die daar zijn ontstaan. Het is fascinerend om te zien welke richting ze na hun afstuderen zijn ingeslagen.’ Lezers herkennen zichzelf vaak in de verhalen en vinden ze inspirerend, merkt Van Hoek. ‘Zo kreeg het verhaal van Anna Samwel, die
NETWERKEN
in Georgië opkomt voor vrouwenrechten, veel reacties op LinkedIn. Ik ben blij dat we alumni een platform kunnen bieden om hun ambities, werk of bedrijf in de schijnwerpers te zetten.’
Info: www.wur.nl/alumniverhalen en www.linkedin.com/groups/39958/
Samen in Suriname
Dertig Wageningse oud-studenten woonden op 2 mei in Paramaribo een alumnibijeenkomst bij. Ze luisterden er onder meer naar een presentatie van Lisa Best, die in Suriname haar promotieonderzoek doet naar bos-water-ecosystemen. De groep alumni omvatte verschillende generaties, zoals John Hendrison die in 1961 aan zijn opleiding Tropische Bosbouw begon en Crystal Lieuw A Joe die een paar maanden geleden is afgestudeerd als voedingstechnoloog. ‘In 2018 besloot een groep actieve alumni een Surinaamse community op te richten. Zij vinden het altijd leuk om geïnformeerd te worden en hun Wageningse gevoel weer een beetje op te halen met elkaar’, vertelt coördinator Denise Spiekerman van de afdeling Alumnirelaties. De bijeenkomst werd georganiseerd rond een bezoek van een delegatie van Wageningse University & Research aan de Anton de Kom Universiteit in Paramaribo. Er zijn plannen om de samenwerking met deze universiteit –waar meerdere Wageningse alumni werken – te versterken. Bijvoorbeeld op het gebied van onderzoek, studentenuitwisselingen en stages. Info: www.wur.nl/alumnievenementen
Wageningse alumni maken deel uit van een wereldwijd netwerk van ruim 68 duizend afgestudeerden en gepromoveerden. Contact houden kan via verschillende kanalen:
LinkedIn
In de LinkedIngroep Alumni @Wageningen University & Research worden interviews met oud-studenten, vacatures, nieuwsberichten en verhalen gedeeld. Bijvoorbeeld in de serie #WURwoningen het verhaal over Villa Arion, een gebouw met een roemruchte geschiedenis, waarin nu twee alumni wonen.
Website
Op wur.nl zijn uiteenlopende activiteiten te vinden voor alumni in binnen- en buitenland, van Suriname tot Wassenaar en van Londen tot Wageningen. www.wur.nl/alumni
Netwerken
De alumnigemeenschap omvat veertien zelfstandige studiekringen en netwerken. Zoals de Studiekring voor Ontwikkelingsvraagstukken (SKOV), die op 15 mei een seminar organiseerde over de idealen van studenten Tropische plantenteelt 50 jaar geleden. 38 Oud-studiegenoten presenteerden er een reünieboek. www.wur.nl/studiekringen
Nieuwsbrief
Op de hoogte blijven van Wageningse ontwikkelingen, activiteiten en verhalen kan via de alumninieuwsbrief: www.wur.nl/alumninieuwsbrief
Verhuisd of nieuwe baan? Geef adreswijzigingen of loopbaaninformatie door via www.wur.nl/gegevenswijzigen
Tadele Alemu MSc, Food Technology 2023, heeft de UAF-Award 2024 gewonnen. Het UAF, een stichting voor gevluchte studenten en wetenschappers, reikt deze jaarlijkse prijs uit aan vluchtelingen die uitblinken door hun studie- en werkprestaties en maatschappelijke betrokkenheid. Alemu ontvluchtte Ethiopië in 2017 en werkt nu in Wageningen als promovendus bij het Laboratory of Food Process Engineering. 18 december 2024
Prof. dr. ir. Tiny van Boekel, Levensmiddelentechnologie 1977, heeft een Lifetime Achievement Award ontvangen van de European Federation for Food Science and Technology (EFFoST) voor zijn onderzoek naar biochemische transformaties in voedsel. 21 november 2024
Prof. dr. ir. Edith Feskens, Voeding van de Mens 1987, hoogleraar Global Nutrition, is voor een periode van vier jaar benoemd tot Dean of Research van WUR. 1 april 2025
Edson Gandiwa PhD, WUR-gepromoveerd 2013, is benoemd tot directeur van de Zimbabwe Parks and Wildlife Management Authority (ZimParks). Gandiwa promoveerde in Wageningen op de bescherming van wilde dieren in Zimbabwe. 15 januari 2025
Pol Grootswagers PhD, Nutrition and Health 2016, universitair docent Voeding en Veroudering, heeft de NAV Impact Prijs gewonnen voor zijn Alpha-Tool, die de eiwitkwaliteit van maaltijden nauwkeurig kan berekenen. 5 november 2024
Amito Haarhuis MSc, Biologie 1991, is benoemd tot directeur van het Nederlands Openluchtmuseum in Arnhem. 1 maart 2025
Prof. dr. ir. Richard Immink, Plantenveredeling en Gewasbescherming 1997, is benoemd tot persoonlijk hoogleraar Plantenreproductie in een veranderend klimaat. 1 februari 2025
Prof. dr. ir. Adriaan Mels, Milieuhygiëne (waterzuivering) 1995, is benoemd tot leerstoelhouder Water Technology and Metropolitan Solutions bij de leerstoelgroep Milieutechnologie. Hij volgt daarmee prof. dr. Huub Rijnaarts op, die in 2024 met emeritaat ging. 1 april 2025
Gesine Harms MSc, Food Safety 2024, heeft uit handen van fondsoprichter Marina van Damme, de Marina van Damme Grant 2024 ontvangen. Deze beurs van 9.000 euro ondersteunt getalenteerde vrouwelijke WUR-alumni in hun loopbaan. Voedselwetenschapper Harms houdt zich bezig met smaakbehoud via sproeidroging. 11 december 2024
Prof. dr. ir. Arthur Mol, Milieuhygiëne 1985, hoogleraar Environmental Policy en voormalig rector magnificus van WUR, is per 1 mei benoemd tot lid van de Raad van Toezicht van de TU Delft. Hij heeft een eredoctoraat ontvangen van de Warsaw University of Life Sciences. 28 november 2024
Dr. Elke Scholten, WUR-gepromoveerd 2006, is benoemd tot persoonlijk hoogleraar binnen de leerstoelgroep Physics and Physical Chemistry of Foods. 8 januari 2025
Prof. dr. ir. Marcel Zwietering, Biotechnologie 1987, hoogleraar Levensmiddelenmicrobiologie, heeft de European Food Safety Award gewonnen van de International Association for Food Protection (IAFP). De prijs wordt uitgereikt aan professionals die zich op uitzonderlijke wijze hebben ingezet voor voedselveiligheid in Europa. 6 mei 2025
‘In de practicumzaal staan is bijna een feestje’
Docent van het Jaar
Dr. ir. Hannie van der Honing, Biologie 2005, is uitgeroepen tot Docent van het Jaar 2024. Van der Honing, docent Cell & Development Biology, is al twee keer eerder genomineerd voor deze eretitel. De jury prees haar inzet, passie voor onderwijs en persoonlijke benadering. Studenten roemden haar ‘uitzonderlijke sociale vaardigheden’. Van der Honing raakte tijdens haar studie in Wageningen geïnteresseerd in lesgeven. Ook haar fascinatie voor planten bloeide op, mede dankzij enthousiaste docenten. Nu brengt ze haar passie zelf over op anderen: ‘Als ik met mijn collega’s in de practicumzaal sta, is het bijna een feestje. Van studenten horen we ‘jullie enthousiasme is aanstekelijk’, en ‘ik wist niet dat planten zo leuk waren.’
FOTO ART
Biologiestudent pakt twee keer goud
Masterstudent Steffie van der Peet BSc, Biologie 2023, heeft twee gouden medailles veroverd op de Europese kampioenschappen baanwielrennen van 2025. In het Belgische Heusden-Zolder behaalde ze in februari de eerste plek bij de teamsprint en bij het individuele onderdeel keirin. De eindsprint moest uit haar tenen komen, vertelt ze de NOS na afloop. ‘In de laatste halve ronde voelde ik mezelf stilvallen. Dat is een vreselijk gevoel, waarin je het door je vingers voelt glippen. Maar mijn jump aan
het einde was gelukkig genoeg.’ De combinatie van topsport en studie is niet altijd makkelijk, zei de 24-jarige atlete in een interview met Resource: ‘Zeker met verplichte practica. Maar docenten kennen me ondertussen een beetje en denken graag met me mee.’ Van der Peet voltooide haar bachelor Biologie op halve snelheid; haar master gaat iets langzamer. ‘Ik vind dat niet erg, als er maar vordering in zit. Bovendien vind ik biologie gewoon superleuk en interessant.’
Alumni en (oud-)medewerkers van Wageningen University & Research die onlangs zijn overleden.
Dhr. ir. G.L. Ajtay, Landbouwplantenteelt 1976. 16 juli 2024.
Dhr. S. Aliniaeifard PhD, WURgepromoveerd 2014. 21 maart 2025.
Dhr. ir. P.L.T. Beuk, Biologie 1990. 2 maart 2025.
Dhr. ir. I.H. Blankers, Levensmiddelentechnologie 1988. 16 december 2024.
Dhr. ir. G.F. Bom, Levensmiddelentechnologie 1974. 28 januari 2025.
Dhr. ir. M.A. Brinkhorst, Milieuhygiëne (waterzuivering) 1981. 16 november 2024.
Dhr. ir. A. de Bruin, Zoötechniek 1973. 18 september 2024.
Dhr. dr. ir. G.W.W. Elbersen, Bodemkunde en bemestingsleer 1964. 14 november 2024.
Dhr. ir. J.J.L. den Engelse, Landhuishoudkunde 1974. 30 oktober 2024.
Dhr. ir. W.J.B. Faber, Tropische bosbouw 1967. 25 februari 2025.
Dhr. prof. dr. ir. R.A. Feddes, Tropische cultuurtechniek 1966. 13 januari 2025.
Dhr. ir. J.P. Gouverneur, Tuinbouw 1974. 10 maart 2025.
Dhr. dr. ir. B.G. Grijpstra, Agrarische sociologie van de niet-westerse gebieden 1970. 4 maart 2025.
Mw. ir. E. Groenendijk, Tropische plantenteelt 1970. 21 januari 2025.
Dhr. ir. A.J.C. Groot, Zoötechniek 1984. 3 augustus 2024.
Dhr. dr. ir. A.M. van Harten, Tropische plantenteelt 1966. 12 april 2025.
Dhr. ir. J.J. Helder, Zoötechniek 1975. 7 maart 2025.
Dhr. ir. A.B.A.M. van Hellemond, Levensmiddelentechnologie 1974. 28 maart 2025.
Mw. ir. J. Heyting, Tuinbouw 1959. 20 december 2024.
Dhr. ir. M.A. Hoogerwerf, Bosbouw 1966. 13 november 2024.
Dhr. ir. P. ten Hove, Bosbouw 1962. 9 november 2024.
Dhr. dr. ir. W. Huisman, Landbouwtechniek 1969. 14 januari 2025.
Dhr. dr. ir. W.G. Keltjens, Bodemkunde en bemestingsleer 1971. 7 november 2024.
Mw. H.M. van der Kooij PhD, Molecular Life Sciences 2013. 1 april 2025.
Dhr. ir. H.A. Kuiper, Levensmiddelentechnologie 1971. 6 oktober 2024.
Dhr. ir. M. Leenstra, Rurale ontwikkelingsstudies 2003. 8 januari 2025.
Dhr. ir. R.A. Leijder, Tropische plantenteelt 1961. 9 november 2024.
Mw. ir. A. van Loon-Vredenduin, Landschapsarchitectuur 1972. 29 december 2024.
Dhr. ir. J.M. Louwen, Planteziektenkunde 1986. 5 mei 2025.
Mw. S. Muslimatun PhD, WURgepromoveerd 2001. 21 april 2025.
Dhr. ir. J. van Netten, Plantenveredeling 1977. 25 augustus 2024.
Prof. dr. ir. J.E. Parlevliet, Tropische plantenteelt 1960. 2 december 2024.
Dhr. ir. A. Parzer, Landbouwtechniek 1966. 6 april 2025.
Prof. dr. ir. R.L.M. Pierik, Tuinbouw 1963. 6 maart 2025.
Dhr. ir. G.G. Potman, Bosbouw 1990. 9 november 2024.
Dhr. ir. L.B. Rijtema, Bosbouw 1970. 7 april 2025.
Dhr. ir. K. Schonewille, Zuivelbereiding 1969. 30 december 2024.
Mw. M. Seifi Kalhor PhD, WURgepromoveerd 2016. 21 maart 2025.
Dhr. ir. L.A.J. Slootmaker, Plantenveredeling 1967. 8 september 2024.
Dhr. R.M.J. de Vis PhD, WURgepromoveerd 2001. 11 december 2024.
Dhr. ir. K. Vuursteen, Tropische landhuishoudkunde 1968. 30 december 2024.
Dhr. dr. ir. P. Walstra, Zoötechniek 1967. 19 september 2024.
Dhr. ir. A.J.J. van Welderen baron Rengers, Landhuishoudkunde 1970. 2 oktober 2024.
Dhr. ir. P.J.M. van Wesemael, Landhuishoudkunde 1975. 29 juni 2024.
Dhr. ir. G.J. Zondervan, Tropische bosbouw 1974. 18 december 2024.
Dhr. ir. F.C. Zuidema, Bosbouw 1962. 22 oktober 2024.
Dhr. ir. J.J. Zuiderveen Borgesius, Bosbouw 1974. 7 februari 2025.
Voor het doorgeven van het overlijden van een studiegenoot of familielid kunt u mailen naar alumni@wur.nl, of een overlijdensbericht sturen naar: Wageningen University & Research, Afdeling Alumnirelaties, Droevendaalsesteeg 4, 6708 PB Wageningen
Nieuwe directeur Arboretum
Ir. Dennis Gudden, Landinrichtingswetenschappen 2003, wordt per 1 juli de nieuwe directeur van het Belmonte Arboretum in Wageningen. Hij volgt Dedde Smid op. Als directeur wil Gudden culturele en educatieve activiteiten uitbreiden en inzetten op onderzoek en onderwijs op het gebied van klimaatverandering en biodiversiteit. Gudden: ‘Persoonlijk is het extra bijzonder omdat ik hier afgelopen jaar getrouwd ben.’
Olympisch kampioen opent museum
Op 14 maart 2025 opende ir. Annemiek van Vleuten, Dierwetenschappen 2007, haar eigen wielermuseum. Het museum bevindt zich op een voor haar bijzondere plek: bij Mastbergen Fietsen in Renkum, waar ze in 2006 haar eerste racefiets kocht. Bezoekers kunnen er bijna alle prijzen bewonderen die ze tijdens haar loopbaan won. Het museum is gratis toegankelijk tijdens de openingstijden van de fietsenwinkel. Van Vleuten wordt beschouwd als een van de succesvolste wielrenners van Nederland. Op de Olympische Spelen in Tokio behaalde ze een gouden en een zilveren medaille.
Zafira
Tijdens zijn 536 fiets- en wandeltochten heeft dr. ir. Jan Siemonsma, Tropische plantenteelt 1974, heel Nederland ontdekt. In zijn nieuwste bundel reist hij opnieuw kriskras door het land: hij bezoekt Muiden, Makkum en Lytje Pole en fietst langs de Schelde en het IJsselmeer. Dit levert 68 korte verhalen op, waarin hij de bijzondere personen en objecten beschrijft die hij onderweg tegenkomt. Bookmundo, 18,95 euro
‘We deden ons best’
Onze tijd in de ruimte
Ir. Jan-Paul Rosenberg, Rurale sociologie 1992, is stadsdichter van Zeist en won in 2018 de Turing Nationale Gedichtenwedstrijd. In zijn nieuwste poëziebundel neemt hij de lezer mee door landschappen en dimensies, tot aan de randen van de Melkweg. ‘Deze episch-lyrische gedichten nopen tot kosmisch denken, maar ook tot reflectie op de mens en diens plaats in het universum.’
De Arbeiderspers, 19,99 euro
Amuletten en aardpotten
De studie Tropische plantenteelt was een opleiding voor mensen die de wereld wilden verbeteren. Waardoor lieten ze zich inspireren? En wat is er over gebleven van dat idealisme? 38 van hen – met de studie begonnen tussen 1965 en 1978 –beschreven hun ervaringen in een boek over vijftig jaar ontwikkelingswerk.
Bestelbaar via www.florae.nu, 32,50 euro; studenten 15,00 euro via een mail naar info@florae.nu
Zuid-Limburg verbonden
Ir. Herman van Steenwijk, Landinrichtingswetenschappen 1995, fotografeerde het Zuid-Limburgse landschap en zocht daarbij naar verbindingen in thema’s als natuur, de Romeinen, het katholicisme en het mijnverleden. Hij hoopt dat zijn fotoboek de lezers inspireert om het mooiste landschap van Nederland te behouden. Het boek is uitgevoerd in het Nederlands en Engels en bevat een inleiding van schrijfster Anya Niewierra. Eigen beheer, 39,90 euro (inclusief verzending), www.zuidlimburgverbonden.nl
Ir. Pieter Stoer, Tropische cultuurtechniek 1989, neemt kinderen van 9 jaar en ouder mee op een spannende zoektocht door het verleden van Fryslân. Het avontuur begint als twee schooljongens stuiten op een gouden amulet met mysterieuze runentekens. De geheimen van het amulet leiden hen naar Friese musea, Grutte Pier en de mummies in Wiuwert. Elikser, 22,50 euro
Het geheim van Oosterwierum
De vader van ir. Catharinus van der Werf, Landbouwplantenteelt 1990, zat tijdens de Tweede Wereldoorlog in het Friese verzet. Dit boek gaat niet alleen over hem, maar ook over de familie De Boer, die Joodse kinderen hielp onderduiken, over de arrestatie en ontsnapping van Jackie de Wilde, een half-Joodse slager uit Sneek, en over de mienskip in Oosterwierum, die tijdens de oorlog zo belangrijk was voor het dorpje.
Elikser, 28,50 euro
BOEKEN VAN ALUMNI
‘Het regenwoud is één grote wereld van kunst’
Toon Rijkers, beeldhouwer
Biologie 1986
‘Als kind was ik altijd buiten, op pad met mijn buurjongen.
Ik was ontzettend geïnteresseerd in planten en beestjes en koos voor een studie biologie. Het werd Wageningen, omdat de studies er vaak een link hebben met natuurbeheer.
Naast mijn studie volgde ik cursussen beeldhouwen in natuursteen en modelleren in klei en gips. Ik heb altijd graag met mijn handen gewerkt.
‘Voor mijn promotieonderzoek bij de leerstoelgroep
Bosecologie en -beheer woonde ik veertien maanden in een ongerept stukje regenwoud in Frans-Guyana. Ik onderzocht hoe bomen – van zaailing tot volwassen boom – zijn aangepast aan verschillende lichtomstandigheden. Ik leerde er goed te kijken en deed er inspiratie op; het regenwoud is één grote wereld van kunst. Het is fascinerend
hoeveel verschillende vormen je ziet in vruchten, boomstammen en insecten.
‘Na mijn promotie deed ik een grote subsidieaanvraag, maar het project viel af. Dat was aanvankelijk zuur, maar bleek een vermomde zegening. Het was het startpunt om de switch van wetenschap naar kunst te onderzoeken. Ik besloot om beeldhouwer te worden en volgde een deeltijdopleiding Steen-Beeld aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen.
‘Nu maak ik portretten van mens en dier in steen en brons. Daarnaast maak ik moderne gevelstenen voor particulieren en projectontwikkelaars. Een gevelsteen vertelt het verhaal over de bewoners, het pand of de locatie en geeft extra cachet aan de gebouwde omgeving.’
Trekvogels rusten bij waterzuiveringsinstallaties in Egypte
Trekkende vogels hebben meren en plassen nodig om onderweg uit te rusten en aan te sterken, maar die wetlands zijn in de afgelopen honderd jaar met ruim de helft afgenomen. Marc Naguib, Wagenings hoogleraar gedragsecologie, en Khaled Noby, promovendus en tevens directeur van een Egyptische natuurbeschermingsorganisatie, onderzochten of waterzuiveringsinstallaties een alternatief kunnen bieden. Noby telde zowel in de zomer als de winter de vogels bij 25 van dergelijke voorzieningen langs de Nijl, een uiterst belangrijke migratie-
route voor vogels. Tientallen soorten, zoals de slobeend en de boerenzwaluw profiteerden in groten getale van de waterzuivering. Vooral oudere installaties bleken in trek. Naguib: ‘Die hebben vaak overloopbassins of vijvers waar ongezuiverd water in spoelt. Hier groeien algen en kleine diertjes, een belangrijke voedselbron voor veel vogelsoorten.’ Moderne installaties zijn vaak afgesloten en zijn voor trekvogels veel minder aantrekkelijk. ‘Water is schaars in Egypte’, vertelt Noby. ‘Moderne zuiveringstechnieken in gesloten installaties helpen om zoveel
mogelijk water te recyclen voor drinkwater en gebruik in de landbouw. Dat levert een dilemma op, omdat het ten koste gaat van leefgebieden voor vogels.’ Volgens de beide onderzoekers kunnen waterzuivering en natuurbehoud ook samengaan. Ze adviseren om bij vernieuwing van de waterzuivering op plekken waar geen natuurlijk wetland voorhanden is, de open waterbassins te behouden. Bij voorkeur met vegetatie erlangs voor beschutting, zodat trekvogels er kunnen foerageren en uitrusten. Info: marc.naguib@wur.nl