Gentle Teaching: van idealisme naar een gefundeerde visie

Page 1

Gentle Teaching van idealisme naar een gefundeerde visie

Johan Engels Š 2012

Gentle Teaching: van idealisme naar een gefundeerde visie

www.volgenswilly.be

Johan Engels Š 2012


Inleiding Volgens mij is Gentle Teaching de enige juiste manier van werken in de hulpverlening bij kwetsbare mensen wiens hun lot in mijn handen wordt gelegd. Het is een attitude die mij als mens eigen is en daarom is ze ook volstrekt vanzelfsprekend. Het bewust hanteren van die attitude is een leerproces dat nooit af is. Elke dag brengt nieuwe opportuniteiten en evolutie brengt dynamiek, zowel privé als op professioneel vlak. De afgelopen 25 jaar stelde ik echter vast dat wat ik als zo vanzelfsprekend ervaar, in praktijk zeer moeilijk te verwezenlijken is binnen de professionele hulpverlening. Ik wil absoluut geen waardeoordeel vellen over het goede werk dat wordt geleverd, maar ik stel me voortdurend vragen op de manier waarop dit gebeurd. Ook bij mezelf. Voor mij is ‘vragen stellen’ deel van de opdracht en de missie die ik als professioneel hulpverlener toegeschreven krijg. Ik koos er zelf voor om ‘begeleider’ te zijn en dat maakt mij verantwoordelijk over mijn acties die ik onderneem om het beroep uit te oefenen. Als ik die er niet wil bijnemen, dan doe ik er beter aan om mijn carrière een andere wending te geven. John McGee had als eerste de moed om wat velen beschouwen als ‘de normaalste zaak van de wereld’, met name de oerdrift om sociale contacten te leggen en alles wat daarbij komt kijken, in een uitgewerkte visie te beschrijven. Vaak botsend op kritiek omdat het geheel weinig wetenschappelijke fundatie heeft en zich eerder in het pure ‘mens-zijn’ situeert. Maar als het allemaal zo alledaags, menselijk en vanzelfsprekend is, waarom loopt er tot op de dag van vandaag nog steeds zoveel verkeerd in de hulpverlening terwijl we het in principe vanuit onze eigen verlangens allemaal instinctief ingebouwd hebben? De visie van Gentle Teaching en iedereen die ervoor koos om deze, op het eerste zicht eenvoudige, principes bewust te hanteren, hebben mij geïnspireerd, gevormd en zelfs gemaakt tot wie ik vandaag ben in alle facetten van mijn leven. Dus ook als hulpverlener. Deze tekst is gebaseerd op het werk van John McGee, een aantal personen die door hem werden geïnspireerd en mijn persoonlijke invulling van het gedachtegoed. Ik wil hiermee enerzijds bijdragen aan het verspreiden van de ideeën en anderzijds de inspiratiebron van dit project ‘Volgens Willy‘ verduidelijken.

Johan Engels

Gentle Teaching: van idealisme naar een gefundeerde visie

www.volgenswilly.be

Johan Engels © 2012


1. Wat is Gentle Teaching? Dit is doorgaans de eerste vraag wanneer iemand met het gedachtegoed kennis maakt. Vooral binnen de professionele sector bestaat een variatie aan interpretaties, die elkaar soms tegenspreken. Zo is er bijvoorbeeld het beeld dat het een techniek zou zijn die vooral bestemd is voor mensen met ernstige gedragsproblemen of dat het een zachte omgangsvorm zonder veel structuur is. Heel vaak wordt het afgedaan als iets wat logisch is, iets wat hulpverleners allemaal doen, want we zijn immers allemaal brave ‘liefdadigheidswerkers’ die zich inzetten voor mensen met een eigenschap of een sociaal lot dat hen belet om honderd procent mee te draaien in het maatschappelijk systeem. We zijn sociale werkers dus doen we toch wat Gentle Teaching vertelt? Ergens zit er een grond van waarheid in die stellingen, maar ze zijn op zijn minst zeer onvolledig. Net omdat het ideeëngoed zo dicht bij het gewone lijkt te staat en zo vanzelfsprekend lijkt, wordt Gentle Teaching dikwijls gerelativeerd en niet ernstig genomen. In extremen wordt het afgedaan als een soort pseudo-wetenschap die ergens tussen filosoferen en praat tegen de vaak wordt gesitueerd. Boze tongen spreken zelfs over een soort new-age gedachtegoed met John McGee als goeroe. Het is daarom misschien eenvoudiger om de vraag eerst omgekeerd te beantwoorden.

1.1 Wat is Gentle Teaching niet? - een techniek of therapeutische methodiek - een aanpak die aanstuurt op verandering van (probleem)gedrag door het inbouwen van beloningen en/of straffen - een losbandige vorm van begeleiden onder het motto ‘we zien wel wat er gebeurt’ - een uitgedokterd systeem dat resultaten (bijvoorbeeld gedragsverandering) nastreeft die binnen een voorspelbare termijn worden bereikt - een techniek om de beleving, het gedrag en de ersoonlijkheid van mensen bij te sturen naar wat je als begeleider wenselijk acht

1.2 Wat is het dan wel? Kwetsbare mensen Gentle Teaching gaat ervan uit dat mensen die op de één of andere manier aangewezen zijn op hulp of de goodwill van anderen in wezen altijd kwetsbaar zijn. Hun lot ligt in de handen van anderen. Concreet dus in die van ouders, familie, begeleiders en andere ‘opvoeders’ (bijvoorbeeld leerkrachten). Gentle Teaching focust zich niet op de betrokken afhankelijke kinderen of volwassenen, maar op diegenen die er zorg voor dragen. Hun houding, inzet, aanmoediging en betrokkenheid. Het focust zich hierbij niet op de verwachtingen die een zorgdrager heeft Gentle Teaching: van idealisme naar een gefundeerde visie

www.volgenswilly.be

Johan Engels © 2012


ten aanzien van betrokken personen, maar op wat de zorgdrager kan doen om de persoon in staat te stellen zichzelf te ontdekken en te ontplooien. De praktijk toont aan dat de betrokken persoon hierdoor in de meeste gevallen ruimte krijgt om te ontwikkelen en uitdagingen durft aan te gaan omdat hij zich veilig en gerugsteund voelt. Hij kan een beroep doen op de hulp van zijn zorgdragers als dat nodig is. Hierdoor treedt vanzelf een proces van verandering in werking. In de meeste gevallen ook gedragsmatig. Maar dit laatste is geen vooraf bepaalde doelstelling! Om het in zijn pure vorm te zien, moet je vertrekken bij de geboorte van een kind: de ouders houden onvoorwaardelijk van hun kind en dragen er zorg voor. Ze voorzien het in zijn basisbehoeften en leiden het met heel veel liefde, aanmoediging en nestwarmte op weg naar de volwassenheid. Het kind ontdekt zichzelf, leert omgaan met successen en tegenslagen, leert samenwerken met anderen, enz. Het wordt een individu dat op zijn ouders kan terugvallen totdat het op zijn beurt, als de tijd komt, zijn eigen kinderen hetzelfde aanbiedt. Als we onszelf de vraag stellen: “Wat heb ik écht nodig om gelukkig te zijn?” komen we al snel tot een aantal eenvoudige conclusies. We hebben behoefte aan veiligheid en geborgenheid, liefde, graag gezien worden zodat we zelf graag kunnen zien. De invulling van die behoeften stelt ons in staat om ons te ontplooien, een gezin te stichten, een carrière uit te bouwen, enz. Iedereen wenst dat zijn kinderen toe. Dit klinkt inderdaad allemaal heel logisch. Tot op dit punt is Gentle Teaching effectief heel alledaags. Het is echter algemeen gekend dat er geen handleiding bij een pasgeboren kind komt en dat het ouderschap geen ingebouwd programma is dat bestaat uit eenvoudige formules. Er kunnen dingen mis gaan, zowel aan de kant van de ouders als die van het kind. Of heirkracht zoals geldnood, tegenslagen, ziekte, een ongeval, familiale, sociale en culturele omstandigheden. Het kan in sommige situaties heel moeilijk zijn om je kind als ouder onvoorwaardelijk graag te zien. Het uitgebouwde netwerk van hulpverlening voor pedagogische ondersteuning is daarvan het bewijs. Nog ingewikkelder wordt het wanneer het kind wordt geboren met een eigenschap die niet aan het verlangde of verhoopte ideaal van de ouders voldoet. Of die door de één of andere samenloop van omstandigheden verworven is. Een kind met een stoornis of een beperking. Een kind waarvan kan worden voorspeld dat zijn kansen, hoe uitgebreid of beperkt die in zijn sociaal milieu ook mogen zijn, nog extra zullen worden bemoeilijkt. Een kind dat voor altijd kwetsbaar zal blijven en hierdoor voor de rest van zijn leven beroep zal moeten doen op zorgdragers. Maar die basisbehoeftes blijven altijd aanwezig: veiligheid en geborgenheid, graag gezien worden zodat je zelf graag kan zien. Een oneerlijke start Deze basisverlangens zijn uiteraard zeer nauw verbonden met persoonlijke gevoelens en emoties. Op zich al dikwijls onbekend terrein voor personen in een kwetsbare situatie: het is voor een valide persoon in de beste levensomstandigheden al moeilijk om zijn gevoelens altijd te begrijpen en te verwoorden, laat staan om die van anderen in te schatten.

Gentle Teaching: van idealisme naar een gefundeerde visie

www.volgenswilly.be

Johan Engels © 2012


In veel gevallen is er bij kwetsbare mensen bovendien sprake van een hechtingsstoornis. Ergens niet verwonderlijk als je er hun realiteit naast legt: een leven dat begint in sociale of materiële armoede is op voorhand al bezwaard; een leven dat begint met hospitalisatie omdat er kenmerken van een beperking zijn, krijgt geen eerlijke start. Alle ontwikkelingspsychologen zijn het erover eens dat de eerste zes maanden van een mensenleven cruciaal zijn voor de hechting. Als de onvoorwaardelijke liefde van ouders al vanaf de eerste dag of zeer kort na de geboorte van hun kind wordt belast met extreme zorgen rond de gezondheid en de toekomst van dat kind, is er in veel gevallen geen plaats voor een natuurlijk hechtingsproces. Dat kan niemand kwalijk worden genomen. De hulpmiddelen en werkinstrumenten van Gentle Teaching Aangezien Gentle Teaching zich vooral focust op het emotionele welbehagen van kwetsbare personen, zijn we qua werkinstrumenten snel uitgepraat. Geluk kan je niet afmeten. ‘Zich goed voelen’ is een uitermate subjectief gegeven dat iedereen voor zichzelf invult. Voor kwetsbare mensen kan geluk totaal iets anders betekenen dan wat wij daar voor invullen. De basisbehoeften zijn echter universeel en die worden in eerste instantie nagestreefd. Wat hebben we ter beschikking om die gevoelens bij anderen op te wekken? Onze eigen handen, onze ogen (gelaat), onze stem en onze aanwezigheid. Dat lijkt niet veel en ze klinken niet bepaald als professionele tools. We moeten echter de bedenking maken dat diezelfde handen, ogen, stem en aanwezigheid de enige middelen zijn die we ten alle tijde met honderd procent zekerheid hebben om ons in staat stellen onze eigen kinderen te koesteren en groot te brengen, onze partners gelukkig te maken en onze sociale omgang te verzekeren. Dus zijn het wel degelijk zeer waardevolle instrumenten! Daarnaast wordt een beroep gedaan op ons instinct en de acties die we hierdoor in dagelijkse omstandigheden onbewust ondernemen. Rechten en plichten die we vanzelfsprekend als sociale wezens opnemen, maar ineens zeer bewust en doordacht moeten hanteren om ze gericht te proberen vertalen naar andere, kwetsbare mensen. Dat is de uitdaging die Gentle Teaching ons voorlegt: hoe kan je als zorgdrager ongeacht de situatie of problematiek dezelfde onvoorwaardelijke liefde, zorg, aanmoediging en kansen aanbieden zodat de betrokken persoon zichzelf kan ontplooien en een individu zijn? Nu klinkt het allemaal ineens niet zo alledaags en vanzelfsprekend meer, vooral omdat het heel veel geduld, inleving, motivatie en inzet van de zorgdrager als persoon eist.

Gentle Teaching: van idealisme naar een gefundeerde visie

www.volgenswilly.be

Johan Engels © 2012


1.3 De basisprincipes van Gentle Teaching John McGee’s visie werd gevormd door ‘een erfenis’ uit het verleden: een grote groep mensen met een beperking die in minder gunstige tijden is geboren en een leven vol intrieste ervaringen heeft opgedaan. Zijn oorspronkelijke ontwerp van Gentle Teaching is gefundeerd op het plaatsvervangend verdriet voor de ellende waarin hij mensen aantrof. Misschien zelfs plaatsvervangende schaamte en schuldgevoelens voor wat de maatschappij levende medemensen aandeed door hen in de marginaliteit te duwen. Hij werd geconfronteerd met omstandigheden waarbij hij instinctief wist dat ze ronduit onmenselijk waren. Hij keerde terug naar de basis, de intermenselijke basisbehoeften die aanwezig zijn bij alle mensen, ook bij hen die door hun hulpbehoevendheid bijzonder kwetsbaar zijn. Hij wist dat hij het verleden niet kon uitwissen, maar bedacht dat de toekomst nog open lag. In die zin zou je kunnen zeggen dat de oorspronkelijke basisprincipes van Gentle Teaching op het helen van emotionele wonden waren gericht. McGee had hiervoor geen technieken, maar wel een aantal basisattitudes die hij van professionele zorgdragers verwachtte. De eerste stelregel vraagt een zeer grote toewijding, zelfreflectie en eerlijkheid van een begeleider: ga bij jezelf in alle omstandigheden na wat je nodig hebt om je als mens geliefd, veilig en gekoesterd te voelen. Stel jezelf vervolgens de vraag: wat heb ik hiervoor van anderen wel en niet nodig? Leg dan je conclusies tegen de volgende opdrachten: - We moeten ons onvoorwaardelijk focussen op vriendelijkheid, koestering en een liefdevolle houding tegenover gemarginaliseerde kinderen en volwassenen die aan de rand van de samenleving zijn geduwd. - We moeten hen toegewijd helpen om zich veilig en geliefd te voelen, ondanks hun leven vol verdriet, angst en teleurstelling in anderen - We moeten hun kwetsbaarheden zoals extreme armoede, dakloosheid, verstandelijke beperking of psychiatrische ziekte proberen te verzachten door hen onvoorwaardelijk te benaderen en zich geliefd te laten voelen - We moeten een voorbeeld zijn in onze rol bij het uiten van gevoelens van vriendschap en samenhorigheid - We moeten gebroken harten door het tragische leven (als gevolg van hun omstandigheden, ziekte of beperking) proberen helen door nieuwe en positieve herinneringen in te bouwen Opnieuw lijken deze uitgangspunten eenvoudig en vanzelfsprekend. Misschien een beetje té eenvoudig. Maar het werk moest ergens beginnen. Wanneer je er als hulpverlener echt diep over nadenkt, is het binnen de context van het werk absoluut niet eenvoudig. Vooral omdat dit een strikt individueel gebonden afstemming inhoudt. Deze op het eerste gezicht eenvoudige principes zijn in feite in een notendop de omschrijving van wat een hulpverlener zou moeten zijn. Basisattitudes die het verschil maken tussen ‘het naturel zorg dragen voor’ (bijvoorbeeld als ouder voor je kind of als man voor je vrouw met de griep) en op een bewuste manier werken als professionele kracht. De kern van onze opdracht waardoor we onszelf professioneel mogen noemen. Iedereen kan stenen op elkaar zetten, maar alleen metselaars kunnen huizen bouwen, om Gentle Teaching: van idealisme naar een gefundeerde visie

www.volgenswilly.be

Johan Engels © 2012


het eens heel plastisch te vergelijken. En dat is nu de net de grote uitdaging en opdracht in Gentle Teaching. De basisprincipes zijn in de loop van de jaren geëvolueerd en meer uitgewerkt naar het professionele werk. Dit kon ook niet anders: bij de start vertrok McGee met een generatie mensen die in de jaren 70 leefden: oorlogswezen, mensen uit gesloten (psychiatrische) instellingen waarbinnen sommige, achteraf gezien, onmenselijke praktijken de gangbare norm waren. We zijn ondertussen bijna 40 jaar verder. Er zijn twee nieuwe generaties mensen met kwetsbaarheden bijgekomen. Mensen die opgroeiden in de bloei van de sociale sector, die gelukkig veel positieve wendingen heeft gekend. Vier decennia brachten nieuwe inzichten op basis van wetenschappelijk onderzoek, er kwamen andere visies, pedagogische modellen. De kruisbestuiving die dit met zich mee bracht leidde tot de uitbouw van professionalisme en specialisatie in de hulpverlenende sector. Ook in de visie en het denkkader van Gentle Teaching werden die nieuwe inzichten opgenomen en geïntegreerd. De basisprincipes zijn doorheen de tijd behouden, maar bijgestuurd. In de loop der jaren zijn er termen aan gekoppeldt. We onderscheiden drie peilers die afzonderlijk kunnen worden gekaderd, maar in de praktijk ontegensprekelijk met elkaar verweven zijn. - Companionship (kameraadschap) - Psychology of Interdependence (wederzijdse afhankelijkheid) - Quality of Life (levenskwaliteit)

Gentle Teaching: van idealisme naar een gefundeerde visie

www.volgenswilly.be

Johan Engels © 2012


2. Gentle Teaching anno 2013 Iedere visie en/of theorie houdt een aantal doelstellingen voor ogen. Dat is in Gentle Teaching niet anders. Het grote verschil met andere agogische modellen is dat de doelstellingen van Gentle Teaching gericht zijn naar het opbouwen van onvoorwaardelijke intermenselijke relaties en niet naar het veranderen van de persoon in kwestie door het bijsturen, conditioneren of neutraliseren van bijzonder (probleem)gedrag. Hoe bizar dit ook mag lijken, dat laatste volgt meestal vanzelf en dat is meteen mooi meegenomen, in de eerste plaats voor de persoon in kwestie. Gentle Teaching streeft naar een empathische, liefdevolle en vooral onvoorwaardelijke toenadering van mensen en bewijst dat dit hen: - in staat brengt zichzelf te ontplooien - zichzelf te aanvaarden - zich aanvaard te voelen - innerlijke rust en geluk te vinden. Een professionele hulpverlener die zich hiervoor bewust engageert, ervaart op zijn beurt een verrijking in zijn beroep, zijn privĂŠ en zijn leven. Het is met andere woorden een win-winsituatie.

Gentle Teaching: van idealisme naar een gefundeerde visie

www.volgenswilly.be

Johan Engels Š 2012


2.1 Companionship (vrij vertaald: kameraadschap) De basisgedachte Iedere persoon koestert het verlangen om zich veilig en geliefd te voelen. Iedere persoon heeft het verlangen om zijn liefde naar anderen te kunnen uiten en met hen in relatie te staan. Het zijn basisverlangens die horen bij het mens-zijn. We kunnen stellen dat het een soort oerdriften zijn. Dit geldt voor alle kinderen, volwassenen, ouderen, mensen met een beperking of een chronische ziekte, drugsverslaafden, gevangenen, enz. In relatie treden met anderen maakt je deel van iets, geeft je leven een betekenis, geeft je een identiteit, je bent iemand. Je naam betekent pas iets als hij door anderen geassocieerd wordt met jouw specifieke eigenschappen. Je bent niet grappig als niemand je grappen kent en ermee lacht, je bent niet hartelijk of liefdevol als niemand je de gelegenheid biedt om die gevoelens te uiten. Relaties zijn dan ook meteen de kern van waaruit de gehele Gentle Teaching-visie vertrekt, omdat ze verbondenheid creĂŤren en mensen deelachtig maken in elkaars bestaan. De redenen waarom mensen zich tot elkaar aangetrokken voelen, zijn divers. De beste relaties zijn die waarin je het gevoel hebt dat je volledig jezelf kan/mag zijn en op jouw beurt de andere dezelfde ruimte geeft. Dat maakt relaties speciaal en onvoorwaardelijk. We hebben geen nood (of misschien wel geen tijd) om dergelijke relaties met honderden mensen te hebben. Enkele spilfiguren zijn doorgaans genoeg: je partner, je kinderen, je beste vrienden. We maken hierin instinctief een selectie op basis van gedeelde interesses, gevoelens, enz. In vergelijking met de realiteit van kwetsbare mensen, is het best wel confronterend: - ze worden door het toeval samengebracht in voorzieningen met een groep mensen waar ze niet voor kiezen - ze krijgen een team van begeleiders rond zich waarbij om de haverklap andere gezichten verschijnen (begeleider nummer zoveel), wat ook hun keuze niet is - velen van hen hebben (al of niet bewuste) herinneringen aan een moeilijk verleden dat zich vertaalt in angst, opgekropte gevoelens en afhankelijkheid - velen van hebben eigenschappen (verstandelijke beperking, psychiatrische problematiek, emotionele problematiek, enz.) die hen niet in staat stellen om datzelfde verleden te begrijpen, nog minder om het te verwerken. - velen van hen slepen niet erkend of verwerkt verdriet en teleurstelling met zich mee - enzovoort Bijzonder gedrag De bovenstaande verlangens uiten zich bij iedere mens in gedrag. We stellen allemaal gedrag om ze ingewilligd te zien. De zoektocht naar contact bijvoorbeeld, wordt gekenmerkt door initiatief nemen: kijken, lachen, een praatje slaan, het ijs breken.

Gentle Teaching: van idealisme naar een gefundeerde visie

www.volgenswilly.be

Johan Engels Š 2012


Bijzonder gedrag (zoals agressie en zelfpijniging) valt het meest op. We zijn, mede door onze eigen achtergrond, snel geneigd om dit gedrag op zich als negatieve eigenschap van een persoon aan te pakken. Dat we hierdoor voorbijgaan aan de onderliggende redenen en meteen het individu associëren met dat gedrag, ontsnapt dikwijls aan de aandacht. Mensen krijgen heel snel de stempel van ‘een probleemgeval’ opgedrukt. Dan hebben we het nog niet over het feit dan mensen met een verstandelijke beperking sowieso al een stigma dragen. Minder opvallend (of laat ons zeggen ‘minder storend’) gedrag zoals het spontane isolement, de stilte, de geconditioneerde volgzaamheid, enz. kan tot een soortgelijke stempel leiden. Dit gedrag is echter gemakkelijker te tolereren omdat niemand er écht last van heeft. Behalve dan de persoon in kwestie, ook al uit hij dit niet expliciet. In een onvoorwaardelijke relatie geldt gedrag niet als basis waarop iemand wordt gecategoriseerd. Het is niet omdat iemand een mindere periode meemaakt en ander gedrag stelt, dat hij hierdoor een ander mens wordt die automatisch niet meer geliefd is. Bepaald gedrag kan echter dermate lang aanhouden, dat het deel van een persoonlijkheid lijkt en in sommige gevallen is dat ook zo. We moeten er echter van uit gaan dat mensen hun gedrag altijd kunnen veranderen als ze daar redenen en motivatie toe hebben. Die motivatie komt veelal uit hun omgeving, de mensen waarmee ze in contact komen, de manier waarop ze door diezelfde mensen worden benaderd, de band die ze hiermee opbouwen. Garanties zijn er nooit, maar iedere poging om mensen aan te moedigen is waardevol. Een begeleider van mensen met specifieke noden heeft de opdracht om die kansen aan te bieden. De zoektocht naar een individueel afgestemde verbondenheid waarin een onvoorwaardelijke relatie centraal staat, levert dergelijke kansen op. Als er dan al sprake kan zijn van einddoelstellingen ten aanzien van de cliënt, dan moeten deze de veiligheid, geborgenheid en het ‘zich geliefd voelen’ inhouden. Hierdoor ontstaat dat companionship: banden die worden gesmeed en vanwaar nieuwe uitdagingen kunnen worden aangegaan. Zolang kansen blijven komen, is evolutie mogelijk: de mogelijkheid tot zelfontplooiing, op welke manier dan ook, stopt pas wanneer een leven eindigt. Dat deze individuele banden in een cliënt-begeleiderrelatie niet bij iedere persoon even sterk worden is niet meer dan normaal: de natuurlijke selectie speelt ook hier parten. Wanneer een kwetsbaar persoon echter die ruimte ervaart, gebeuren er soms kleine mirakels. Ter illustratie: ik heb ooit een bewoonster die tien jaar niets had gezegd (we wisten niet eens dat ze kon praten) van het ene moment op het andere een praatwater zien worden door veel bewuster en op een totaal andere manier met haar contact te zoeken. Een dergelijke ervaring laat je niet koud. Aan de andere kant bestaat er ook zoiets als een ‘goed-genoeg’ relatie waarin je best doen, de andere te laten zijn wie hij/zij is en kunnen loslaten centraal staan. Als hulpverlener heb je een aantal verantwoordelijkheden die niet te verwaarlozen zijn. Voorbeelden hiervan zijn: het voorzien in levensnoodzakelijke behoeften zoals verzorging, voeding en medische opvolging. Contacten heb je dus sowieso, je kan er net zo goed het beste van maken.

Gentle Teaching: van idealisme naar een gefundeerde visie

www.volgenswilly.be

Johan Engels © 2012


Hoe begin je aan de opbouw van dat companionship? Alle creatieve ideeën zijn goed. Een raakvlak ontdek je altijd. Is het nu een liedje, een grap, een foto, een imitatie, een gedeelde interesse, gewoon nabij zijn, een blik, aanraking, sfeer creëren bij dagelijkse dingen zoals de verzorging, enz. Je komt als begeleider altijd op iets uit dat je toelaat om met de persoon in kwestie in contact te komen of wat de start kan zijn van een persoonlijke en individuele band. Het vraagt alleen inzet voor een aanbod en alertheid voor de signalen van de persoon in kwestie. Maar dat is net het professionalisme dat een hulpverlener aan boord moet kunnen leggen. Wat precies het raakvlak is, wordt door het onderling contact bepaald en is doorgaans zeer persoonsgebonden. Het is niet omdat bijvoorbeeld een grapje tussen twee mensen werkt, dat dit een soort toverformule voor iedereen wordt. Het zou van weinig individualiteit getuigen mocht hiervan worden uitgegaan.

Gentle Teaching: van idealisme naar een gefundeerde visie

www.volgenswilly.be

Johan Engels © 2012


2.2 Wederzijdse afhankelijkheid Uitvalsbasis In zijn boek ‘Being with Others: Toward A Psychology of Interdependence’ (© 1990) beschrijft John McGee de psychologie van wederzijdse afhankelijkheid. Hij toont aan dat de oerdrift om bij een groep te horen leidt tot onvoorwaardelijke banden (companionship). Mensen zijn sociale wezens en daardoor steeds op zoek naar contacten binnen een gemeenschap waarvan ze deel kunnen uitmaken. Ieder individueel lid zet zich bewust of onbewust in voor het bestaansrecht van die groep, zijn regels en voorwaarden om erbij te horen. Dat maakt het bestaan van die gemeenschap dus afhankelijk van zijn leden. En de leden zijn afhankelijk van de groep. Companionship tussen de leden onderling is hier een logisch gevolg van. Vandaar de benaming ‘wederzijdse afhankelijkheid’. John McGee baseerde zich hierbij vooral op zijn ervaringen in de sloppenwijken van Brazilië. Hij woonde en werkte na zijn opleiding namelijk een aantal jaren samen met die mensen in extreem armoedige omstandigheden. Niet meteen als ontwikkelingshelper met als doel de situatie te verbeteren, maar eerder om het aan de lijve te ondervinden. Hij was verbaasd en sterk onder de indruk van de samenhorigheid binnen de gemeenschap. Er werd niet geprotesteerd, geklaagd of gewanhoopt. Integendeel: het weinige dat voor handen was, werd gedeeld en ingezet voor elkaar. Al waren dat bij tijden enkel woorden van troost en genegenheid. Eenvoudig gezegd, hij voelde een soort gemeenschappelijk motto in de zin van ‘wij tegen de rest van de wereld’. Het is niet zo moeilijk om die psychologie ook te herkennen in onze westerse samenleving. Iedereen maakt op de één of andere manier deel uit van één of meerdere groepen. Of koestert op zijn minst dat verlangen. Mensen zoeken elkaar nu eenmaal op en hebben nood aan gedeelde raakvlakken. Dit zowel rond kwesties die een positief geladen gevoel opleveren (bv. sport- en andere clubs), als in een poging om negatief geladen omstandigheden te compenseren (bv. zelfhulpgroepen). Het bestaan en succes van virtuele internet-groepen en sociale media zet dit nog eens kracht bij. Zelfs in een ‘gedwongen deel-zijn’ van een gemeenschap ontstaat deze wederzijdse afhankelijkheid: gedetineerden zoeken elkaar ook op om een bastion te vormen tegen het systeem van een gevangenis. In een leefgroep met ‘probleemkinderen‘ die niet voor elkaar kozen, worden bij tijden ook manieren gezocht om de regels te omzeilen en op te komen voor elkaar. Het soort motto van ‘we zitten in hetzelfde schuitje en zolang dat het geval is, moeten we elkaar helpen’. Veel kwetsbare mensen komen door hun specifieke eigenschappen (verstandelijke of lichamelijk beperking, ziekte, psychische aandoening, enz.) niet (meer) tot dat groepsgevoel. Ze geraken meer en meer geïsoleerd met alle gevolgen van dien. Ze hebben met andere woorden hulp en steun nodig. McGee probeerde in zijn Psychology of Interdependence een beschrijving van dit fenomeen te formuleren en om te buigen naar een bewust te hanteren hulpmiddel ter ondersteuning bij de begeleiding van kwetsbare mensen. Dit deels als reactie op wat hij zag gebeuren in de sterk gedragssturende aanpak van de begeleiders in de voorziening Gentle Teaching: van idealisme naar een gefundeerde visie

www.volgenswilly.be

Johan Engels © 2012


waarvan hij directeur was. Hij wou een eind maken aan het geweld tussen begeleiders en cliënten dat ging van roepen en commanderen tot vastbinden, isoleren en slaan. Hij eiste van het personeel dat ze zich bewust gingen toeleggen op het creëren van een gemeenschapsgevoel in plaats van het in stand houden van de heersende agressieve sfeer waarin geweld en angst domineerden. Concreet binnen de beleving van personen met een verstandelijke beperking In de sector worden termen ‘zelfredzaamheid’ en ‘autonomie’ hoog in het vaandel gedragen. We streven ernaar de vaardigheden van cliënten zo optimaal mogelijk te benutten. We geven hen de kans en moedigen hen aan om zelfstandig acties te ondernemen en bijvoorbeeld taken uit te voeren. Op zich is daar niets fout mee, functionele vaardigheden zoals verzorging, aan- en uitkleden, helpen bij huishoudelijke taken, enz. dragen bij tot een gevoel van zelfwaarde en zelfvertrouwen. Ze zijn zeker de moeite waard om te blijven stimuleren. Binnen Gentle Teaching draait het echter niet enkel om het aanleren of stimuleren van die vaardigheden op zich. Er wordt daarnaast bewust nagedacht over de onderliggende betekenis. Een cliënt die zelfstandig (al of niet in opdracht) bijvoorbeeld de tafel dekt, neemt initiatief. Hij toont hiermee zijn vaardigheid en krijgt erkenning, al is het maar simpelweg de bevestiging dat hij dit goed doet. Tegelijkertijd bewijst hij de mensen in zijn omgeving (medebewoners en begeleiding) een dienst: hij doet iets voor zijn ‘gemeenschap’ en net dat is hetgeen wat moet worden benadrukt in het kader van companionship. Het zijn misschien kleine dingen, maar ze dragen ongetwijfeld bij tot het gevoel van zich erkend en geliefd te voelen. Vanuit die invalshoek krijgt de actie van de cliënt een veel diepere betekenis. Zijn inzet krijgt een andere waarde. De gedekte tafel krijgt betekenis, veel meer dan dat de bewoners een door de begeleiding gedekte tafel aantreffen. Zo zijn er honderden kleine momenten die je als begeleider kan aangrijpen om te bouwen aan de relatie en het gemeenschapsgevoel. Het vergt enkel alertheid en het aangrijpen van een op het eerste zicht onbelangrijke gelegenheid. Als een begeleider hierin het voorbeeld geeft, uiten bewoners dit (op termijn) ook ten aanzien van elkaar. Er is meer! Het wordt als begeleider pas écht een uitdaging om dit ten aanzien van jezelf, als deel van de groep, te verwezenlijken. Mensen met een instellingsverleden hebben doorgaans tientallen hulpverleners zien passeren: therapeuten, artsen, begeleiders, stagiairs, enz. Elk met hun eigen stijl, persoonlijkheid en vaardigheden. Veel cliënten zijn hierdoor aangeleerd om zich aan te passen. Niet omdat ze hiervoor kozen, maar omdat dit simpelweg hun realiteit is met (in veel gevallen) aangeleerde hulpeloosheid en geconditioneerde afhankelijkheid tot gevolg. De ‘begeleiding’ weet wel wat best is, zij zijn de baas. Men zou kunnen stellen dat dit voor een begeleider een gemakkelijke uitgangspositie is en in werkelijkheid, bij de aanvang van een nieuwe samenwerking, is dat ook zo. Zonder een oordeel te willen vellen, veel begeleiders blijven op dit peil steken bij het uitvoeren van hun Gentle Teaching: van idealisme naar een gefundeerde visie

www.volgenswilly.be

Johan Engels © 2012


job. Ook al blijft de relatie met de cliënt hierdoor geladen met een onuitgesproken ‘machtspositie’, een barrière tussen begeleider en cliënt. Soms is dit zelfs de grens van de mogelijkheden van een cliënt binnen zijn relatie tot de begeleider in kwestie. Meteen een voorbeeld van een goed-genoegrelatie. Ik geloof echter dat John McGee in zijn pleidooi van wederzijdse afhankelijkheid ook wou zeggen dat onze acties als begeleider een veel diepere betekenis kunnen krijgen als ze (op welke manier dan ook) erkenning krijgen van de cliënten. Wederzijdse afhankelijkheid krijgt, naar mijn opinie, pas écht betekenis als een begeleider zelf ook bij de groep hoort. Het companionship is pas écht puur tot in de kern als de cliënt voelt dat de begeleider hem nodig heeft. Uiteraard blijft het rollenpatroon een realiteit. Een begeleider blijft verantwoordelijkheden dragen die niet naar de bewoners kunnen worden verschoven. Medische opvolging is daar een voorbeeld van. Het zit echter in heel kleine dingen die vanuit een bewust professionele ingesteldheid kunnen worden uitgelokt. Ik wil hier wel aan toevoegen dat er al sprake moet zijn van een basisveiligheid en een verbondenheid om dit na te streven. Het is met andere woorden niet echt realistisch om hier aan te denken in de beginfase van de samenwerking met een cliënt. Misschien is dit niet altijd eerlijk en doe je als begeleider bij momenten maar alsof. Het resultaat is echter dat de cliënt wordt uitgedaagd om mee te denken in het groepsgebeuren en zich niet zomaar moet laten leiden door wat de begeleiding beslist. Dit sterkt verbondenheid, erkenning en het gevoel van mee te tellen: de begeleider heeft niet altijd gelijk. Het moedigt aan om op te komen voor zichzelf en een mening te uiten waar rekening mee wordt gehouden. Ik voel mij genoodzaakt om dit met een eenvoudig voorbeeld te illustreren. - Een bewoonster, laat ik haar Marieke noemen, leek geen interesse te hebben in het kiezen van kledij. Ze deed aan wat er uit de kast genomen werd door de begeleiding. Ze ging altijd zomaar akkoord met mijn keuze. Nochtans was Marieke erg mondig en zeer gesteld op haar voorkomen. Ze genoot van complimentjes van haar omgeving. Ik vond het dus mijn opdracht om ervoor te zorgen dat ze goed voor de dag kwam. - Op een bepaald moment besefte ik dat ik een waardevol gegeven voorbij liep: ze had zelf haar smaak die ze niet aangaf, omdat ik er geen gelegenheid toe gaf. Ik besloot om haar keuzemogelijkheid aan te reiken. Ik bedacht om haar een drietal broeken en truien uit de kast te presenteren zodat zij kon kiezen. (De kleerkast open trekken en haar laten kiezen leek mij op dat moment te moeilijk, ze had dit anders al lang zelf gedaan) - Het viel mij hierbij op dat ze een voorkeur had voor felle kleuren. Haar keuze was bij momenten potsierlijk, in die mate zelfs dat collega’s mij aanspraken dat ze erbij liep als een clown. Ik deelde die mening, maar hield vast aan het idee dat het haar keuze was. - Ik had twee opties: ofwel nam ik het als begeleider opnieuw over en bepaalde ik de tenue, ofwel zocht ik een manier om haar duidelijk te maken dat wat ze koos, tja, echt niet mooi was. Laat ons de discussie over smaak en mode eventjes achterwege laten. - Ik koos de laatste optie en besloot om zelf de meest onmogelijke kleurencombinatie van kledij aan te trekken. Gentle Teaching: van idealisme naar een gefundeerde visie

www.volgenswilly.be

Johan Engels © 2012


- Marieke lachte mij vierkant uit en gaf mij kledingadvies. Ineens waren de rollen omgedraaid en had ik, bij wijze van spreken, haar nodig om deftig voor de dag te komen. - Door te zien wat kleuren in combinatie met elkaar gaven bij mij, stuurde Marieke haar eigen keuze bij en leerde ze voor haarzelf kiezen. - Het eindresultaat was dat Marieke na ongeveer een jaar zelf haar kleren uit haar kast nam en (met af en toe een beetje bijsturing) knap voor de dag kwam. In de beleving van Marieke waren de barrières weg. Dit eenvoudige verhaal weerspiegelde zich in onze verdere samenwerking, in onze ‘compagnionship’. Door die simpele gelegenheid te creëren, ontstond er tussen ons een moeilijk te omschrijven kameraadschap waarin we actief elkaars mening vroegen wanneer het wat moeilijker liep. Het was (en is) een vinnige dame die bij tijden aardig wat ‘bijzonder gedrag’ stelde. Maar ze voelde zich veilig genoeg om in onze band die risico’s te nemen. Ze wist dat ze op mijn onvoorwaardelijkheid kon rekenen. Ter aanvulling: ik zou liegen mocht ik zeggen dat ze me nooit effectief zélf ‘gouden raad‘ heeft gegeven. Niet meteen wat kledij betreft, maar wel in omstandigheden waarbij ik in alle eerlijkheid en openheid kon zeggen dat ik het wat moeilijk had omwille van omstandigheden in mijn privésituatie. Niet omdat zij alle details wist of moest weten (er bestaat nog altijd de scheiding van werk en privé), maar in een verstandhouding die voor mij getuigde dat zij mij evenzeer aanvaardde als mens, niet als de ‘begeleider die het voor het zeggen had’. Voor mij voelde dit aan als een bewijs van wederzijdse afhankelijkheid: ik kon mijn werk uitvoeren zonder getaxeerd te worden op het feit dat ik mij minder goed in mijn vel voelde.

Gentle Teaching: van idealisme naar een gefundeerde visie

www.volgenswilly.be

Johan Engels © 2012


2.3 Levenskwaliteit Insteek Het eindigt niet met het ervaren van companionship. Het mag dan wel een wezenlijke voorwaarde zijn, er is meer in het leven. De sociale sector evolueert nog steeds en vernieuwende ideeĂŤn krijgen hun plaats binnen de visie van Gentle Teaching. Zo werden integratie en inclusie, normalisatie en personalisatie, empowerment en volwaardig burgerschap ook opgenomen in het gedachtegoed. Het uitbouwen van de relatie, het companionship, wordt binnen Gentle Teaching gezien als de uitvalsbasis naar verdere evolutie. Het vormt de fundamenten naar het realiseren van een algemene levenskwaliteit, wat de persoon in kwestie wil en hoe hij daar vorm aan geeft. In het kader van Gentle Teaching werd hiervoor een model ontwikkeld waarbij levenskwaliteit wordt vertaald in acht basisvoorwaarden. Er wordt evenwel vertrokken van het individu zelf, hoe die persoon de inkleuring ervan ziet en voor zichzelf min of meer als concrete levensdoelen beschouwt. Basiswaarden We vertrekken opnieuw van een aantal bijzonder voor de hand liggende principes die op het eerste gezicht heel gewoon lijken. Voor mensen die zich niet in een kwetsbare positie bevinden, is dat ook zo. Het vraagt gewoon een blik in de spiegel met de vraag: wat heb ik nodig om mijn leven als zinvol te beschouwen? De conclusies klinken zo vertrouwd: - liefdevolle relaties hebben - je lichaam als positief ervaren - je verbonden voelen - een positief zelfbeeld hebben - houvast ervaren, weten dat je kunt terugvallen op anderen als dat nodig is - je veilig voelen - innerlijke rust ervaren - zinvolle activiteiten hebben (in de zin van: wat ik doe, heeft een betekenis voor anderen) Alles wat we doen, staat in functie van positieve en prettige ervaringen ten aanzien van deze basisbehoeften. Het geheel van deze ervaringen bepaalt of we tevreden zijn over onze levenskwaliteit (lees: onszelf) of niet. Uiteraard is het ene belangrijker dan het andere en speelt de volgorde in de bovenstaande opsomming geen enkele rol. Dat is zeer individueel en iedereen maakt zelf uit waar zijn prioriteiten liggen. Die kunnen (tijdelijk, bv. door het verlies van een partner, werkloosheid, ziekte, enz.) veranderen in de loop van een mensenleven. De motivatie naar het realiseren van deze basiswaarden uit zich eveneens in ons dagelijks gedrag. We zijn zelden bewust bezig met die basiswaarden, maar uiten die eerder in verlangens en keuzes. Een aantal illustraties:

Gentle Teaching: van idealisme naar een gefundeerde visie

www.volgenswilly.be

Johan Engels Š 2012


Liefdevolle relaties hebben vrienden hebben, een sterke band ervaren, mensen om je heen die van je houden, van wie jij houdt, waarop je kunt rekenen in nood, die op jou een beroep doen als ze in nood zitten, bij wie je emoties kunt uiten, bij wie je op een veilige manier kwetsbaar kunt zijn, een partner met wie je liefde en seksuele gevoelens kunt delen Je lichaam als positief ervaren een goede gezondheid, conditie, geen honger hebben, mooie kleren dragen, je lichaam mooi vinden Je verbonden voelen een vriendenkring hebben, deelnemen aan culturele en maatschappelijke activiteiten, een stem hebben, je mening mogen uiten, niet uitgesloten worden Een positief zelfbeeld trots zijn op wat je doet, complimentjes krijgen, erkenning voor wie je bent als individu, privacy ervaren, eigen bezit hebben dat je zelf hebt gekozen Houvast ervaren weten wat je te wachten staat, steun van anderen voelen, een dagelijks ritme dat je zelf hebt uitgewerkt kunnen ervaren, intens kunnen werken naar een toekomstbeeld Je veilig voelen geen bedreiging ervaren, geen angsten voelen, weten dat er mensen zijn die je helpen en beschermen, geen zorgen hebben in je behoeftes om te overleven (bv. voeding) Innerlijke rust ervaren zelfvertrouwen hebben, in staat zijn om te rouwen met het nodige begrip van je omgeving, emoties kunnen uiten, geen last hebben van traumatische herinneringen Zinvolle activiteiten hebben werk, hobby’s, activiteiten waar je voldoening van hebt omdat ze door anderen erkend worden... Ik kan me niet voorstellen dat deze opsomming onherkenbaar of vernieuwend zou kunnen zijn. En toch lijkt het in de praktijk als hulpverlener niet zo evident om ze als insteek in het aanbod naar kwetsbare mensen als leidraad te hanteren. Binnen het gedachtegoed van Gentle Teaching staat deze lijst als prioriteit op de agenda als het over levenskwaliteit gaat. Concreet in het werkveld De meeste mensen vinden wel een weg naar de invulling van verlangens, zodat ze een zekere kwaliteit in hun leven ervaren. Voor kwetsbare mensen ligt dat niet zo eenvoudig. Sommigen zijn op voorhand al beknot door hun beperking, anderen hebben het nooit kunnen of mogen ervaren in hun omgeving. Wie het gewend is dat anderen keuzes voor hem of haar maken, kan een plotse mogelijkheid om te kiezen als bedreigend ervaren, een inbreuk op de routine en houvast. Gentle Teaching: van idealisme naar een gefundeerde visie

www.volgenswilly.be

Johan Engels Š 2012


Ook het omgekeerde kan zich voordoen: een onweerstaanbare drang om de verlangens ingewilligd te zien en hierbij grensoverschrijdend gedrag stellen. Opnieuw doet Gentle Teaching hier een beroep op de professionaliteit van een begeleider. Gedrag is altijd een uiting van een onderliggend verlangen. Of het nu positief geladen is, of eerder als ‘storend’ wordt ervaren, , er ligt altijd een verlangen aan de basis. De uitdaging om die te achterhalen kan soms heel snel worden ingevuld. Maar het kan ook jaren duren. Binnen Gentle Teaching primeert de zoektocht naar de reden boven het uiteindelijke resultaat. Zo kan bijvoorbeeld in een zoektocht naar zinvolle activiteiten al een antwoord worden gevonden in het aanbod van een gestructureerd activiteitenprogramma. Het mag daar echter niet eindigen: het aanbod mag geen sleur worden. Op basis van de signalen van de cliënt moet je durven in vraag stellen of het aanbod na verloop van tijd nog wel zo zinvol is voor de persoon in kwestie. Een bewoner die iedere keer opnieuw hervalt in bijzonder gedrag wanneer het tijd is om naar de dagbesteding te vertrekken, geeft een signaal dat er iets leeft. De strijd om hem aan te moedigen, op welke manier dan ook, is in vergelijking tot zijn motivatie compleet zinloos. Wat echter niet betekent dat de cliënt alles zomaar kan bepalen! Alles hangt af van de afgelegde weg, de onderliggende meerwaarde en de situatie van het moment. Wij zijn ook niet iedere dag even gemotiveerd om het werk aan te vatten, maar doen het toch omdat onze job gelijk staat aan een inkomen, wat dan weer garant staat voor de invulling van andere behoeften bij jezelf of je gezin. Innerlijke rust kan soms enkel bereikt worden met ondersteuning van medicatie. Een persoon kan hier (tijdelijk) nood aan hebben. Het gaat echter niet op van een uitgekiend medicatieschema voor een tijdelijk probleem (bv. depressie) jarenlang niet in vraag te stellen. Mensen kunnen door hun leeftijd biologisch veranderen, waardoor bepaalde medicatie overbodig wordt. Je moet dit durven in vraag stellen, iets wat vaak wordt vergeten door omstandigheden, zoals wisselende teams waarin de aanleiding voor het toedienen van medicatie niet echt meer bekend zijn. Uiteraard is in dit geval de expertise van artsen noodzakelijk. Zich verbonden voelen start doorgaans op kleine schaal, maar kan procesmatig uitbreiden naar de wijdere omgeving. De integratiegedachte (Timmers-Huigens) werd aanvankelijk in de praktijk vertaald als ‘naar buiten komen’, gebruikmaken van het aanbod dat in de maatschappij wordt voorzien. Ik herinner mij nog levendig de wandelingen met drie bewoners aan iedere hand in het kader van zogenaamde integratie. Door bewust na te gaan in welke mate een effectief en functioneel gebruik van die mogelijkheden voor iedere cliënt individueel kan bijdragen tot zijn levenskwaliteit, krijg je een veel beter zicht op wat ze te bieden hebben. Sommige mensen hebben geen nood aan het gebruik van het openbaar vervoer of een bezoek aan een bibliotheek. Anderen dan weer wel. Sommige mensen zoeken niet naar een verbondenheid met ‘de buitenwereld’, anderen beschouwen dit als een noodzaak om zich erkend te voelen. Sommige mensen durven het enkel met de veiligheid die ze ervaren door de aanwezigheid van begeleiding. Anderen zijn pas tevreden als ze het alleen aankunnen. Opnieuw daagt Gentle Teaching uit om dit samen met de persoon in kwestie in te vullen. Zo zijn er voor elke basiswaarde wel een aantal voorbeelden te bedenken. Er bestaat heel wat literatuur over deze waarden naar levenskwaliteit. Heel kort geschetst: wat deze aanvullingen inhoudelijk ook mogen inbrengen, het blijft vooral de opdracht om hier bewust mee om te gaan op maat van de persoon en niet te berusten in de situatie zoals ze zich voordoet, of vast te houden aan gekende, routineuze patronen. Gentle Teaching: van idealisme naar een gefundeerde visie

www.volgenswilly.be

Johan Engels © 2012


3. Gentle Teaching in de praktijk Een goed verstaander neemt uit vorige hoofdstukken ongetwijfeld al veel informatie en praktijkvoorbeelden mee. Er zijn echter een aantal topics die bijzonder in de kijker moeten worden gesteld.

3.1 Omgaan met bijzonder gedrag ‘Probleemgedrag’ In Gentle Teaching wordt niet gepraat over probleemgedrag omdat de term op zichzelf al een waardeoordeel inhoud. Het is té subjectief geladen om bijzonder gedrag per definitie als een probleem te beschouwen. Gedrag dat voor de ene als een probleem wordt gezien, kan voor een ander veel minder negatief geladen zijn. Zo kan bijvoorbeeld het uitroepen van frustraties voor de ene gezien worden als ontladen, terwijl de andere het als storend ervaart, om maar te zwijgen over andere factoren zoals de eigen gemoedsstemming van diegene die het gedrag observeert. De ene dag is de andere niet. Dat geldt ook voor de begeleiding. Gedrag is altijd een uiting van een behoefte of een verlangen. Mensen die zich niet verbonden voelen, het gevoel van companionship missen, leven in een sociaal en vooral emotioneel isolement, waarbij de wereld rondom zich bedreigend en onveilig aanvoelt. Er zijn geen banden met andere mensen waartoe ze zich kunnen richten in hun ontwikkeling. Ze hebben geen toegangswegen naar de invulling van hun verlangens. Ze worden genoodzaakt om dat hiaat met iets anders op te vullen, een andere manier te zoeken om toch mee te kunnen tellen. Dit vertaalt zich in gedrag of een vlucht in iets anders, bv. verslaving. Niet uitzonderlijk treden psychische aandoeningen op, zoals depressies en psychosen. Zoals eerder aangegeven: het meest opvallende gedrag is dat wat niet door de omgeving wordt geaccepteerd. Gedrag dat nog meer verwijdering en een dieper isolement veroorzaakt om uiteindelijk te resulteren in een vicieuze cirkel van bijzonder gedrag zoals agressie, automutilatie, contacten vermijden, stereotiepe en dwangmatige handelingen, schreeuwen, enz. Ook het minder ‘storende’ gedrag dat niet meteen een ‘probleem’ vormt, kan dezelfde spiraal opleveren. Helaas leven we in een maatschappij waarbij de uiterlijke vorm meer aandacht krijgt dan de inhoud die erachter schuilgaat. We zijn geneigd om snel een oordeel te vellen en een (soms zeer bindende) interpretatie of betekenis te geven aan wat we zien: - wanneer iemand tot vervelens toe de aandacht opeist, noemen we dit ‘claimen’ en zien we de behoefte om gezien en geliefd te worden niet meer - wanneer iemand zich agressief uit, gaan we er snel vanuit dat hij/zij anderen bewust schade wil berokkenen en gaan we hiermee voorbij aan de angst en onzekerheid die de aanleidingen zijn voor het gedrag - wanneer iemand zich opsluit op zijn kamer, gaan we ervan uit dat hij alleen wil zijn terwijl hij net het andere wil, maar niet in staat is om contacten te maken door angst of teleurstelling in mensen uit het verleden Gentle Teaching: van idealisme naar een gefundeerde visie

www.volgenswilly.be

Johan Engels © 2012


Zo zijn er tal van voorbeelden en situaties te bedenken waarbij we een oordeel vellen op basis van wat we zien en niet op basis van wat erachter schuilgaat. Dat oordeel bepaalt onze reactie en op die manier komen we (onbewust) mee terecht in de vicieuze cirkel waarin we steeds verder van elkaar verwijderd geraken. Gentle Teaching geeft hier een andere wending aan. In Gentle Teaching wordt gezocht naar de onderliggende oorzaak van gedrag door bewust die verwijdering te doorbreken en een leerproces op gang te zetten waarbij de betrokkene alle kansen krijgt om het gevoel van companionship te (her)ontdekken. Zijn er werkmiddelen? Het is belangrijk om eerst te vermelden dat iedere persoon anders is en dat er geen formule bestaat. We zijn allemaal uniek en de betekenis van bepaald gedrag bij de ene mens kan totaal anders zijn voor de andere. Als professioneel begeleider is het de taak om het tempo en ritme van de persoon in kwestie te leren kennen en/of aan te voelen. Inlevingsvermogen (empathie) en afstand/nabijheid zijn hierin kernbegrippen. Het juist doseren ervan een absoluut noodzakelijke vaardigheid. In die zin is het ook voor de begeleider een leerproces, wat meteen een raakvlak is binnen het uitbouwen van de relatie: begeleider en cliënt delen dezelfde onzekerheid! Uit creatief denken kan heel veel inspiratie worden geput. Ook inlevingsvermogen door bij jezelf na te gaan hoe je omging met bepaalde omstandigheden (je eigen ervaringen) zijn heel vaak inspirerend om raakvlakken en een verklaring voor het bijzonder gedrag te vinden. Maar als we het echt hebben over ‘werkinstrumenten’, dan gaat het over de meest evidente middelen die denkbaar zijn: - onze handen - onze ogen (gelaat) - onze stem - onze aanwezigheid Hoe eenvoudig die ook mogen lijken, het is uitermate belangrijk dat we ons bewust zijn van hoe we die (kunnen) gebruiken. Handen kunnen strelen, geven en ontvangen, letterlijk ondersteuning aanbieden. Handen kunnen evenzeer voor de cliënt symbool staan voor vastgrijpen, gebiedende gebaren, slaan, pijn, enz. Ogen (gelaatsuitdrukkingen) zijn de ambassadeurs van onze innerlijke gevoelens en gemoedstoestand. Ze kunnen vertederen, medeleven uitstralen, lachen, fronsen, grimassen maken, begrip uitstralen, enz. Maar evengoed boosheid of afwijzing inhouden, veroordeling, verbijstering en walging uitstralen. Onze stem kan troosten, zingen, sussen, praten, enz. Maar evenzeer symbool staan voor bevelen, roepen, beledigen, bestraffen, schreeuwen en vernederen.

Gentle Teaching: van idealisme naar een gefundeerde visie

www.volgenswilly.be

Johan Engels © 2012


Onze aanwezigheid kan warmte en koestering inhouden, veiligheid en contact aanbieden, eenzaamheid doorbreken en geruststelling garanderen. Maar evengoed imponeren, intimideren, bedreigen en angst inboezemen. De moeilijkheid hierbij is dat het niet eens gaat over eigen (goede) bedoelingen, maar over hoe de andere persoon dit ervaart. We kunnen met de beste bedoelingen iemand vastnemen wanneer die automutileert of een ander wil slaan, maar hiermee overmeesterend overkomen. De andere persoon kan de handeling op basis van eigen ervaringen inkleuren of is door de omstandigheden emotioneel niet in staat om de goede intenties te zien. De kans bestaat, is zelfs heel reëel, dat kwetsbare mensen (al of niet bewust) negatieve herinneringen hebben aan deze ‘attributen’. Zeker op momenten van stress, angst of onzekerheid. Gentle Teaching daagt uit om ze aan te wenden als middelen naar nieuwe, positieve herinneringen. Dat betekent dat we onze handen, stem, aanwezigheid en ogen nadrukkelijk op een warme en ondersteunende manier moeten gebruiken. Misschien gaat het in de beginfase niet gemakkelijk en wordt er afwijzend op het initiatief van de begeleider gereageerd. Het is belangrijk om dan als begeleider te beseffen dat dit geen afwijzing is naar jezelf als persoon (en meteen een excuus om op te geven), maar mogelijk steunt op een ontwikkelde angst voor anderen. Je kan niet verwachten dat iemand die jaren werd geslagen ineens de aanraking van zijn gezicht met een positief gevoel associeert. Het is met andere woorden meestal geen bewuste keuze van de persoon in kwestie om geen contact te willen maken. Ten aanzien van onze aanwezigheid moeten we ons niet alleen bewust zijn van onze ‘fysieke aanwezigheid’, maar vooral van onze ‘mentale aanwezigheid’. Een heel concreet voorbeeld ter verduidelijking: het is niet omdat er zich een moeilijke situatie heeft voorgedaan eerder op de dag, dat deze de rest van de dag alle situaties moet bepalen. Gentle Teaching streeft naar volstrekte openheid, zonder (voor)oordelen en met geen enkele andere verwachting dan het inwilligen van het verlangen om in het moment samen te kunnen zijn. Dat dit geen evidente opdracht voor een begeleider is, is een open deur intrappen. Het is aartsmoeilijk om in ‘een strijd’ te moeten capituleren. Meer nog: wanneer je zelf letterlijk pijn wordt gedaan, is het quasi onmogelijk om de knop om te draaien. We zijn geen robots en dat wordt ook niet van ons verwacht. Ook wijzelf, als begeleiders, hebben het recht onszelf te kunnen blijven binnen het companionship. Bovendien kunnen externe factoren die los staan van het companionship, het bewust hanteren van de beschikbare middelen extra bemoeilijken. Niemand blijft gespaard van tegenslagen, ook mensen met een verstandelijke beperking niet. Ook zij worden geconfronteerd met sterfgevallen in de familie, ook zij kunnen worden ziek (bv. dementie) waardoor de vertrouwde omgang plots moet worden bijgestuurd. De zoektocht naar raakvlakken kan hierbij in extreme omstandigheden in feite van vooraf aan beginnen. Gentle Teaching doet hierbij alweer een beroep op de professionaliteit van de begeleiding: zelfreflectie en -evaluatie zijn hierbij de kernbegrippen. Ook een open communicatie binnen een team van begeleiders is essentieel. Ook wij hebben nood aan dat companionship in de werksituatie.

Gentle Teaching: van idealisme naar een gefundeerde visie

www.volgenswilly.be

Johan Engels © 2012


Het uitbouwen van een veilig bondgenootschap tussen een begeleider en een cliënt is geen sinecure. Zeker wanneer bijzonder gedrag een extra hypotheek legt op deze relatie. Er bestaan helaas geen pasklare antwoorden. Er kunnen wel een aantal aandachtspunten worden meegegeven: - Een nieuwe cliënt of een nieuwe begeleider betekent het begin van een nieuwe relatie. Je kan geen dingen forceren en er moet tijd over gaan. Beide partijen moeten de gelegenheid hebben om zich aan te passen. - Een begeleider moet zich onvoorwaardelijk openstellen. In de praktijk betekent dit dat er grenzen zullen worden afgetoetst en dat er bij tijden een soort strijd ontstaat. Het is geen schande dat de begeleider hier als figuurlijke verliezer uitkomt. Beter dat dan over te gaan tot een machtsstrijd die, voor je het goed beseft, meer schade berokkent dan goed doet, zelfs op langere termijn. - Wanneer je merkt dat een poging tot toenadering telkens uitmondt in een dergelijke strijd, moet je beseffen dat je het verkeerd aanpakt. Je lichamelijke aanwezigheid kan bijvoorbeeld in eerste instantie bedreigend zijn, maar dat weerhoudt je niet om van op afstand te communiceren, bijvoorbeeld letterlijk achter een deur. - Iedere aanzet om tot die band te komen is de moeite waard, omdat het kansen creëert, ook al heb je het gevoel dat je niets hebt bereikt. Elke stap, hoe klein ook, draagt bij tot het opbouwen van een relatie met de cliënt. - Het ombuigen van gedrag is geen doelstelling, het uitbouwen van een band is dat wel en het is aan de begeleider om het parcours daar naartoe waardevol te maken. - Deel je ervaringen in je team, praat erover. Het is niet omdat een collega er wel in slaagt om snel tot een band te komen dat jij als begeleider niet goed functioneert (onthoud dat intermenselijke relaties altijd een soort selectie inhouden). - Grijp vooral positief geladen momenten aan om die band uit te werken: een companionship bouw je niet uit in crisismomenten, de verbondenheid moet er zijn om crisismomenten te kunnen ombuigen... (en daarmee bedoel ik niet het gedrag op zich weg te nemen!) Voor concrete voorbeelden uit de praktijk, verwijs ik graag naar de duiding bij de boekenreeks.

Gentle Teaching: van idealisme naar een gefundeerde visie

www.volgenswilly.be

Johan Engels © 2012


3.2 Liefde en genegenheid We hebben het hier uiteraard niet over het soort liefde die zich afspeelt tussen geliefden. Eerder over het soort liefde zoals die zich uit tussen goede vrienden, gekenmerkt door: respect, erkenning, dankbaarheid, gelijkwaardigheid, wederzijdse afhankelijkheid, kansen geven, fouten vergeven, de draad weer opnemen omdat de band belangrijker is dan wat er fout liep. Het soort gevoel van ‘vrienden voor het leven‘ waarbij op het moment een onvoorwaardelijke verbondenheid is. Liefde die niet over gaat, omdat de persoon in kwestie iets ‘verkeerds’ doet en op dat gedrag wordt getaxeerd. Relaties opbouwen met cliënten Een veel geuite kritiek op Gentle Teaching is dat een professionele werkhouding haaks staat op een actieve, emotioneel geladen en persoonlijke relatie met de cliënten. Het is immers je beroep en wanneer emoties meespelen, ben je niet (meer) in staat om verstandige beslissingen te nemen. Het is beter om die te nemen op basis van wat je leerde in je opleiding. Gentle Teaching beschouwt het juist als zeer professioneel om die relaties uit te bouwen wanneer een cliënt dat nodig heeft. Het is net onprofessioneel om aan deze behoefte niet tegemoet te komen onder het mom dat het niet past in de werkverhouding. Wat betreft het nemen van verstandige beslissingen: we zijn allemaal in staat om die te maken binnen andere emotionele banden, dus waarom zou dat in het werkveld een reden zijn om emotionaliteit te verbannen? Het is trouwens een illusie dat een zogezegd professionele houding zonder het aangaan van emotioneel geladen relaties met de cliënten kan bestaan. Elk contact met mensen roept gevoelens op en als daar geen ruimte aan kan of mag worden gegeven in het werk, zal dat zich vroeg of laat wreken. Zeker als er regelmatig sprake is van spannende momenten. Een burn-out bijvoorbeeld overkomt iemand niet zomaar. Kom je dan als begeleider niet veel te dicht bij de bewoners te staan? Maak je de persoon in kwestie dan niet afhankelijk van die relatie? Wat als een begeleider langdurig ziek wordt of van werk verandert? Bouw je dan niet opnieuw een trauma in? Het antwoord is: neen. Als een cliënt de ruimte krijgt om deze ervaringen op te doen met één persoon, dan kan hij dat ook met anderen. Uiteraard moeten die anderen dan wel de moeite doen om op een soortgelijke manier in relatie te willen treden met de persoon in kwestie. En daarvoor moet een team dezelfde visie delen. De professionaliteit gaat schuil in een juiste dosering van afstand en nabijheid, desnoods (en in veel gevallen zelfs) met de hulp van teamgenoten en leidinggevenden. We kunnen het eenvoudigweg vergelijken met herinneringen aan onze jeugdvrienden: als kind beloofden we elkaar om voor eeuwig en altijd vrienden te zijn. We gingen door een vuur voor elkaar, we zouden zelfs gaan trouwen. Maar op een dag stel je vast dat die vriendschap verwaterd is door andere keuzes op je levenswandel. Hou je daar de onmogelijkheid aan over om banden met andere mensen te smeden? Ik denk het niet. Gentle Teaching: van idealisme naar een gefundeerde visie

www.volgenswilly.be

Johan Engels © 2012


Het is echter zeer belangrijk om als begeleider attent te blijven voor de gevoelens van de cliënt. Contacten moeten (bv. bij het naar huis gaan) goed worden afgerond. Heel concreet laten weten wanneer je weggaat en wanneer je terugkomt, zodat je niet ineens uit het gezichtsveld verdwenen bent. Dat doe je bij vrienden ook. Zelfs een definitief afscheid (bv. door werkverandering) moet bespreekbaar zijn. Iedereen heeft het recht op afronding van een relatie, zodat hij die kan begrijpen en verwerken. De uitzondering van een sterfgeval uiteraard buiten beschouwing gelaten, en zelfs dan nog: rouwen begint bij het afscheid nemen, ook al is dit slechts de begrafenis bijwonen, een herinnering koesteren (bv. een foto) en erover praten. Voor jezelf betekent het dat je eventuele emoties die ontstaan zijn in het contact met de cliënt een plek moet geven voordat je naar huis gaat. Dit kan door even de tijd te nemen om er voor jezelf bij stil te staan of door er met collega’s over te praten.

Hoe bied je dergelijke liefde aan? Heel eenvoudig: erkenning, bevestiging, schouderklopjes, een knuffel, de persoon in kwestie het gevoel geven dat je hem nodig hebt, bijvoorbeeld door zijn mening te vragen of keuzes aan te bieden, raad vragen, enz. Met de ene bewoner gaat dit gemakkelijker dan met de andere. Maar hierin moet een begeleider een beroep doen op zijn overtuiging, professionele achtergrond en verantwoordelijkheid.

Gentle Teaching: van idealisme naar een gefundeerde visie

www.volgenswilly.be

Johan Engels © 2012


3.3 Gentle Teaching als houding en methodiek Het zal intussen wel duidelijk zijn dat Gentle Teaching meer een basisattitude is dan dat het voor een methodiek staat. Nochtans kunnen aanvullend op de basishouding effectief leersessies worden ingelast, waarbij bijna letterlijk het gevoel van companionship wordt aangeleerd. Maar deze zijn enkel zinvol als de basisprincipes in de alledaagse situaties volledig geïntegreerd zijn. Het heeft bijvoorbeeld geen zin om Gentle Teaching-sessies te organiseren als de dagelijkse werking is afgestemd op een gedragsmatige aanpak (bv. een straf/beloningssysteem). Je kan geen emotionele wonden helen of een band opbouwen door een uurtje per week ‘gentle‘ te zijn. Het is dus belangrijk om de principes op ieder moment van de dag heel bewust te hanteren. In een normale ouder-kindrelatie gebeurt dit spontaan. Wanneer we te maken hebben met mensen in een kwetsbare positie moeten we er ons van bewust zijn dat iedere interactie een moment is waarop de ander van ons leert. Of op zijn minst onze aanwezigheid als iets positief moet zien. Als mensen ieder moment als liefdevol ervaren en betrokken zijn, voelen zij dat companionship aan den lijve. Worden zij echter bijvoorbeeld letterlijk naar de zetel verwezen omdat je als begeleider praktisch werk moet doen (wat overheersend en afwijzend kan overkomen) leren ze het omgekeerde. Klinkt heel simpel, maar het is een uitdaging om dit continu in de praktijk te vertalen. Sommige mensen bevinden zich door hun ervaringen of door de ernst van hun beperking zodanig in een isolement dat zelfs het bewust hanteren van de principes onvoldoende toereikend is. Dan denk ik bijvoorbeeld aan mensen met een diep verstandelijke beperking, bedlegerige mensen, personen die op de één of andere manier in het dagelijks werk aan de aandacht dreigen te ontsnappen. Voor hen kan Gentle Teaching meer als methodiek worden aangewend. Letterlijk tijd maken en sessies inbouwen waarin heel bewust de focus wordt gelegd op die verbondenheid. Dit kan in snoezelmomenten of tijdens de verzorging, 1/1-begeleiding of een (alledaags) groepsmoment waarin de betrokken persoon centraal staat.

Gentle Teaching: van idealisme naar een gefundeerde visie

www.volgenswilly.be

Johan Engels © 2012


3.4 Gentle Teaching en netwerking Het uitbouwen van een sociaal netwerk is iets wat we automatisch doen. We zijn allemaal verbonden met het verenigingsleven of andere groepen van mensen die veelal los staan van onze natuurlijke habitat, met name ons eigen gezin of onze familie. We ervaren het als een verrijking in ons leven om naast ons gezin en de groep collega’s waartoe we behoren ook andere sociale contacten te hebben. Dit geldt evenzeer voor mensen met een verstandelijke beperking, maar zoals in de rest van het verhaal hebben de meesten ook hier nood aan ondersteuning. Het begint alvast met het bieden van gelegenheid. Op zich is dat niets nieuws: in de meeste pedagogische denkkaders is integratie en inclusie opgenomen in het geheel en in zowat alle voorzieningen wordt hieraan gewerkt. Gentle Teaching geeft er echter opnieuw een typerende draai aan, die start bij het individu, zijn verlangens, zijn mogelijkheden, zijn wensen. Ieder initiatief steunt op de basisprincipes van companionship, wederzijdse afhankelijkheid en levenskwaliteit. Om de één of andere reden roept de visie van Gentle Teaching altijd vragen op rond de meest alledaagse dingen. De visie lijkt op alle terreinen onder vuur te moeten liggen, waarschijnlijk omdat de basis zo gewoon lijkt. Dat is niet anders in termen van netwerking. Het begint al bij de leefgroepwerking en de realiteit van voorzieningen: staat Gentle Teaching niet haaks op het leven in relatief grote groepen, in veel gevallen op instellingsterrein en met wisselende groepsbegeleiding? In een ideale wereld zouden voorzieningen overbodig zijn en zouden personen met een verstandelijke beperking gewoon, mits ondersteuning van professionele zorgdragers, in het ouderlijk huis kunnen blijven wonen tot wanneer ze dat ontgroeid zijn en de stap naar een andere woonvorm kunnen zetten, al dan niet binnen een andere gezinssituatie. Deze situatie zou ook voor het werken met Gentle Teaching de meest ideale zijn. De realiteit is echter dat deze woonvorm voor veel mensen niet is weggelegd: - ouders kunnen niet (meer) in staat zijn hun zoon of dochter thuis te houden (hun eigen leeftijd, nood aan medische zorgen, enz.) - zoon of dochter geeft zelf te kennen dat hij/zij het ouderlijk huis ontgroeid is - de samenleving kan te complex en risicovol zijn voor een persoon met een (verstandelijke) beperking om zich daar te kunnen ontplooien, - en nog meestal de realiteit dat er domweg te weinig middelen zijn om mensen met een verstandelijke beperking in een kleine woonvorm en binnen de samenleving voldoende tot hun recht te laten komen. Het is een feit dat veel mensen in instellingen wonen en vaak in te grote groepen. Het is wat het is, we kunnen het bestaande aanbod niet zomaar met de grond gelijk maken en van nul herbeginnen. De beschikbare middelen in de hulpverlening omvatten nu eenmaal grootschalige voorzieningen waarvan we moeten gebruikmaken omdat er geen andere keuze is. Zolang we niet voorbij gaan aan het individu en streven naar companionship voor elk van de bewoners, maken we van de nood een deugd. Want aan het gemis van companionship kunnen we iets doen. Door niets te doen helpen we deze mensen helemaal niet.

Gentle Teaching: van idealisme naar een gefundeerde visie

www.volgenswilly.be

Johan Engels © 2012


Netwerking binnen een voorziening: de uitvalsbasis Beginnen bij het begin is meestal een goed idee. Binnen de Gentle Teaching-gedachte is dit het individu, Het is onrealistisch om aan netwerking te denken als de persoon in kwestie binnen zichzelf geen rust kent, omdat hij zich niet geborgen voelt. Niemand kan zich onvoorwaardelijk openstellen voor anderen als hij dat zelf niet ervaart. Het belang van companionship is in de vorige hoofdstukken al voldoende aan bod gekomen. In termen van netwerking is de eerste stap in een leefgroep de opbouw van relaties met de mensen waarop een individu moet kunnen terugvallen, met name de begeleiding. Een goede start hierbij is het aanwijzen van een soort ‘buddy’, een individueel aangestelde begeleider die bijzondere aandacht heeft voor de persoonlijke aangelegenheden van een bewoner. Hij of zij wordt hierbij in eerste instantie verantwoordelijk voor de materiële noden (zoals bv. kledij) en bijzondere gebeurtenissen (zoals bv. de verjaardag van de bewoner niet vergeten). Dit soort van aandachtsbegeleiders is in de meeste voorzieningen ingeburgerd. Minder ingeburgerd is het feit dat deze aandachtsbegeleider op basis van de keuze van de bewoner zelf op termijn moet kunnen worden aangesteld. Op zich is dit in het kader van personalisatie perfect logisch, maar de praktijk toont aan dat dit moeilijk kan liggen voor begeleiders omdat het ergens een soort waardeoordeel over hun eigen functioneren inhoudt. Nochtans zegt de bewoner in kwestie hiermee dat hij zich veilig genoeg voelt bij de betreffende begeleider om zijn verlangen te durven uiten. Zijn motivatie kan puur in nieuwsgierigheid liggen of in de vaststelling dat hij gewoon meer raakvlakken aanvoelt met een andere begeleider. Trouwens, het omgekeerde, waarbij begeleiders de bewoners ‘verdelen’, gebeurt door allerhande praktische omstandigheden al veel frequenter. Stellen we ons, in alle eerlijkheid, dan heel veel vragen bij hoe de bewoners in kwestie dit ervaart? Of hij zich misschien ook niet voorbij gelopen voelt? Heeft hij misschien ook niet het gevoel dat deze verandering een waardeoordeel inhoudt? Praktische omstandigheden en noodwendigheden (bv. door het vertrek of langdurige ziekte van een teamlid) kunnen echter niet worden uitgesloten. Het is daarom aangewezen dat meerdere, zo niet alle teamleden werken aan een companionship met alle bewoners en dat met hun aandachtsbewoners naar een ander niveau tillen. Op die manier verbreden we het gevoel van companionship en maken we de persoon minder afhankelijk van verandering of het vertrek van een individuele begeleider. Een ander belangrijk streefdoel in termen van companionship en netwerking, is het bewust werken naar onderlinge contacten, banden, ja zelfs vriendschappen tussen de bewoners onderling. Door hen met elkaar te betrekken, verbreedt de cirkel van dat kameraadschap. En op de keper beschouwd: het zijn zij die na de shift van een begeleider achterblijven met elkaar. In het hoofdstuk onderlinge afhankelijkheid kwam dit al aan bod.

Netwerking: de cirkel verder uitbreiden Wanneer en bewoner zich genesteld voelt in zijn directe omgeving, zijn leefgroep en alles wat hierbij komt kijken, kan het netwerk leefgroep-overstijgend worden uitgebreid.

Gentle Teaching: van idealisme naar een gefundeerde visie

www.volgenswilly.be

Johan Engels © 2012


De meeste voorzieningen hebben een uitgewerkte dagbesteding die enerzijds zinvolle activiteiten aanbiedt en anderzijds via een soort taakspanning streeft naar voldoening bij de bewoners. In sommige gevallen wordt dit deels opgelegd omdat de cliënt in kwestie zelf niet tot initiatief komt, maar dan wel geniet van de activiteit, zodra hij ze heeft aangevat. Iedere voorziening kiest er zelf voor hoe dit pakket van taakspanning en ontspanning wordt georganiseerd. Iedere voorziening legt hierbij zijn eigen klemtonen. Zo kan er, in het kader van uitbreiding van het netwerk en het leggen van nieuwe contacten, gekozen worden voor een scheiding van wonen en werken: - de deelnemende groep bestaat uit bewoners uit verschillende leefgroepen - de leefgroepbegeleiders zijn niet betrokken in het aanbod van dagbesteding, daar staat ander personeel voor in - dagbesteding gaat door buiten de leefgroep, in speciaal ingerichte lokalen of zelfs compleet weg van het terrein van de voorziening - het organiseren van begeleid werk in een totaal andere setting en met mensen die in principe los staan van de vertrouwde voorziening, samenwerkingsverbanden met andere organisaties. Ook voor activiteiten die naar ontspanning kunnen leiden, kan worden gekozen voor het samenbrengen van mensen uit verschillende groepen. Vakanties met andere mensen, of zelfs met externe organisaties, waarbij de cliënt in kwestie volledig wordt onttrokken van het instellingsgebeuren. Gezien vanuit alle evoluties in de sociale sector zijn dit geen nieuwe dingen. Bij Gentle Teaching staat het ritme van de cliënt en wat hij zelf als haalbaar aangeeft echter centraal. We gaan ervan uit dat het zinloos is om mensen in te schakelen in een systeem als hij daar niet voor kiest of (tijdelijk) niet aan toe is. Keuzevrijheid staat centraal: het voorziene aanbod mag dan wel aantrekkelijk, afwisselend en uitgebreid zijn, de keuze van de cliënt bepaalt zijn persoonlijke schema. En dat kan te allen tijde in vraag worden gesteld of veranderd. Uiteraard betekent dit niet dat bewoners om de haverklap en op basis van een momentopname (bv. geen zin om te gaan werken) alles overhoop kunnen gooien. Er moet structuur en voorspelbaarheid blijven (daar hebben wij allemaal nood aan). Alleen, de wetenschap en het vooruitzicht dat het kan en mag veranderen, scheppen zoveel meer perspectief en kunnen bijdragen tot de motivatie van de bewoner in kwestie. Veel hangt ook af van wat de bewoner al dan niet aankan: hij kan dan wel de wens hebben om buitenshuis te werken, maar dit in praktijk momenteel niet kunnen verwezenlijken, om welke reden dan ook. De professionaliteit van een team begeleiders moet de cliënt hierin steunen en helpen. Gentle Teaching sluit echter niets uit: een bewoner kan evolueren en in de loop der tijd alsnog doorstromen naar een andere vorm van dagbesteding. Die wetenschap draagt eveneens bij tot motivatie, een positief zelfbeeld en andere basiswaarden in het ervaren van levenskwaliteit. Het moet echter gezegd: in de praktijk is dit niet altijd zo gemakkelijk te verwezenlijken omdat de beschikbare middelen vaak ontoereikend zijn. Het is echter al heel wat als er ruimte kan zijn om het bestaande systeem in vraag te stellen en te blijven zoeken naar een betere afstemming naar de cliënt zelf. Gentle Teaching: van idealisme naar een gefundeerde visie

www.volgenswilly.be

Johan Engels © 2012


Netwerking, nog een stap verder. Veel van de cliënten woonden lang in het ouderlijk huis. Niet uitzonderlijk waren zij hierdoor mee betrokken in het buurtleven. Soms zelfs volledig op zelfstandige basis. Omstandigheden kunnen ertoe leiden dat dit plots verandert: ouders die de zorg niet meer aankunnen of veel extremer, ouders die sterven. De cliënt wordt heel abrupt weggerukt uit zijn vertrouwde omgeving en komt terecht onder de hoede van een voorziening. Dat dit gepaard gaat met een rouwproces is evident. De praktijk toont echter aan dat deze verwerking niet altijd een plaats krijgt binnen de werking, alle goede bedoelingen ten spijt. De nieuwe omgeving biedt weliswaar bescherming, maar de grens met overbescherming is heel dun. Gentle Teaching streeft naar het behoud van waardevolle bestaande netwerken en relaties omdat dit perfect aansluit bij de ideologie van de invulling van basisbehoeften. We beschouwen familiale en andere banden uit het verleden dan ook als zeer belangrijk. Bestaat er geen netwerk (meer), dan is het de uitdaging om een nieuw op te bouwen, samen met de bewoner in kwestie. Dit is uiteraard zeer individueel gebonden en moet opnieuw berusten op de basisprincipes van Gentle Teaching.

Samenwerken met ouders Ouders zijn de eerstelijns-zorgdragers die met hun normen en waarden, hun bagage, de weg naar autonomie van hun kind bepalen. In die zin kan je besluiten dat zij bepaalde wensen en verwachtingen hebben rond hun kinderen. We doen als ouders allemaal ons best om onze kinderen te leiden naar een ‘goed leven’. In praktijk weten we dat kinderen tijdens de ontwikkeling die verwachtingen en wensen naar hun hand zetten. Ze worden meer en meer een individu tot op het moment dat je als ouder moet loslaten. Je kind kiest zijn eigen weg. Misschien beantwoordt die niet volledig aan wat aanvankelijk als toekomst werd gehoopt, maar het idee dat je kind gelukkig en zichzelf is, doet je die verwachtingen snel vergeten. En als ouder blijf je paraat staan. In een situatie waarbij ouders worden geconfronteerd met het feit dat hun kind voor de rest van zijn leven hulpbehoevend en daarmee ook kwetsbaar zal blijven, komt ongetwijfeld een verwerkingsproces op gang. Verdriet, zorgen, woede, schaamte, schuldgevoelens, teleurstelling, enz. Hoe goed de bedoelingen van ouders dan ook zijn met wat volgt, het is de start van een leven dat niemand verwacht, verlangd en gewenst had voor de betrokken persoon. Maar het leven gaat verder. In de meeste gevallen komt op dit punt de hulpverlening op de proppen: allerhande adviezen van een waaier aan mensen die zich experts noemen. In het beste geval mensen die zich bewust zijn van de machteloosheid en kwetsbaarheid van diezelfde ouders die in wezen plots zelf aangewezen zijn op de hulp en goodwill van anderen en het beste willen voor hun kind. Vandaag worden ouders snel ondersteund en geholpen in die opdracht die ze ongevraagd voor de rest van hun leven zullen moeten opnemen. Maar ook zij blijven het recht op ‘hun leven’ behouden en ze hoeven er niet alleen voor te staan. Ons hulpverlenend netwerk is mede om die reden uitgebouwd. Niet omdat wij de zogezegde experts zijn, maar omdat Gentle Teaching: van idealisme naar een gefundeerde visie

www.volgenswilly.be

Johan Engels © 2012


het onze taak is binnen ons beroep om via hulp en ondersteuning ouders ook onvoorwaardelijk aan te moedigen. In veel gevallen kan dit betekenen dat hun kind nood heeft aan ondersteuning die zij thuis niet volledig kunnen bieden, om welke reden dan ook. Getuige daarvan zijn de voorzieningen of andere vormen van woonbegeleiding. Vandaag streven we naar het behoud van de betrokkenheid van ouders, ondersteuning bij hun verwerking, hen deelachtig maken in de successen van hun kind die zij mogelijk niet (meer) zien. We hebben als professionele begeleiders deels de opdracht om hen te proberen leiden tot het punt dat zij in staat zijn om hun ‘zorgenkind’ los te laten, als individu te zien en trots te zijn op hun kind. In de praktijk is dit geen evidente opdracht. Want ook naar ouders toe zijn we soms geneigd om ze op hun gedrag te gaan beoordelen. - (over)bezorgdheid wordt al snel als bemoeienissen gezien - de drang om betrokken te zijn in wat de voorziening allemaal doet met hun zoon of dochter, wordt al snel geïnterpreteerd als een gebrek aan vertrouwen in onze professionaliteit - we zijn snel geneigd om ‘het thuisfront’ apart van het ‘instellingsleven’ te zien, een soort scheiding van territorium in te bouwen Nochtans maken ouders een zeer groot deel uit van de realiteit van de bewoner in kwestie. Ze zijn onvervangbaar en binnen een houding van onvoorwaardelijkheid, moeten ze ten aanzien van de bewoners op zijn minst erkenning krijgen in hun positie als eerstelijns-zorgdragers. Wanneer we de basisprincipes van Gentle Teaching doortrekken naar hun perspectief, komen we al snel uit op de nood aan dialoog en juiste informatie uitwisselen. Dit betekent niet dat ouders van naaldje tot draadje op de hoogte moeten zijn van wat er zich afspeelt binnen de voorziening. We hebben vaak te maken met volwassenen en die hebben ook het recht op privacy. Omgekeerd telt even goed: begeleiders hoeven ook geen uitvoerig verslag te krijgen van wat er zich thuis voordoet. Niemand heeft er voordeel bij om de omstandigheden of de voorvallen uit de ene situatie in de andere te moeten afronden, bijsturen of als bepalende factor in het moment van samenzijn te zien. Het is niet omdat een bewoner het in de voorziening wat moeilijk heeft gehad, dat dit thuis moet worden uitgeklaard. Er zijn echter uitzonderingen waarbij een goede overdracht noodzakelijk is. Daarvoor zijn vertrouwenspersonen nodig en de praktijk toont aan dat het beter is dat deze niet gebonden zijn aan de leefgroep. Een begeleider kan maar zoveel aan dan zijn mogelijkheden en binnen het werken met een leefgroep van kwetsbare mensen is de opdracht al groot genoeg zonder de kwetsbaarheden van ouders er te moeten bijnemen. Dat smeekt om een goede samenwerking binnen een multidisciplinair team. Het geldt alvast als een zeer grote pro wanneer een dergelijk team in zijn geheel achter de Gentle Teaching- gedachte staat. In werkelijkheid is het zelfs een must. In heel uitzonderlijke situaties worden ouders buitengesloten in de actieve begeleiding van een kwetsbaar persoon. Maar dan praten we al over verregaande oorzaken die zich eerder in strafrechtelijke omstandigheden situeren. Daar zijn andere instanties voor, het is Gentle Teaching: van idealisme naar een gefundeerde visie

www.volgenswilly.be

Johan Engels © 2012


niet aan ons om dat te bepalen. Wat niet wegneemt dat wij meldingsplicht hebben bij zware vermoedens van bijvoorbeeld mishandeling of ander misbruik. Al het bovenstaande kan worden doorgetrokken naar andere familieleden zoals broers en zussen. Ook zij hebben doorgaans een onvervangbare positie in het leven van kwetsbare personen en moeten daarin evengoed worden erkend. Het is niet uitzonderlijk dat zij door het sterven van hun ouders het voogdijschap overnemen. In die zin moeten ook zij absoluut als partners binnen de hulpverlening worden gezien.

Gentle Teaching: van idealisme naar een gefundeerde visie

www.volgenswilly.be

Johan Engels Š 2012


3.5 Volwaardig burgerschapsmodel In een schets van Gentle Teaching anno 2013 zou het zeer onvolledig zijn om niet stil te staan bij de laatste evoluties binnen de hulpverlenende sector. Alles wijst erop dat er in de komende jaren veel zal veranderen in het landschap en dat veel voorzieningen hun werking zullen moeten bijsturen om te beantwoorden aan de nieuwe normen. In de regeringsnota ‘Perspectief 2020’ (downloadlink te vinden in de bronvermelding) wordt uitgebreid toegelicht hoe de organisatie van hulpverlening er in de toekomst zal uitzien. Op de website van het VAPH staat dit als volgt geformuleerd: Zoveel mogelijk gewoon in de samenleving en zo weinig mogelijk uitzonderlijk en afzonderlijk, dat is de baseline van de nota 'Perspectief 2020 - Nieuw ondersteuningsbeleid voor personen met een handicap' van Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Jo Vandeurzen. De minister kiest resoluut voor een ommezwaai die er al enkele jaren zat aan te komen, maar nooit echt doorbrak. Personen met een handicap zijn volwaardige burgers, van wie de persoonlijke autonomie, rechten en capaciteiten gerespecteerd moeten worden. Ze nemen zo autonoom mogelijk deel aan de samenleving. Die helpt hen, opdat zij dat zouden kunnen. Isolement van personen met een handicap is te vermijden. De benadering breekt met het oude beeld van personen met een handicap die in de eerste plaats hulp- en zorgbehoevend zijn. Met dat doel voor ogen moeten de sector en het Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) door een stevig veranderingstraject. Ook wenst minister Vandeurzen het sociaal ondernemerschap in de sector te bevorderen. De minister schuift 11 strategische projecten naar voren en wil tegen 2020 onder meer een zorggarantie voor die mensen in de doelgroep met de grootste ondersteuningsnood.

Volwaardig burgerschap Wat moeten we hier nu concreet onder verstaan? Van Gennep (2007) beschreef het model, dat steunt op een viertal inhouden: - kwaliteit van het bestaan - emancipatie - ondersteuning - empowerment Kwaliteit van het bestaan verwijst naar het creëren van mogelijkheden voor de persoon om zelf zijn/haar leven te sturen en in te vullen én dit binnen alle levensgebieden. We vertrekken hierbij zoveel mogelijk van wat de maatschappij ter beschikking stelt en beschouwen het ‘uitzonderlijke’ (bv. aangepaste activiteiten) als aanvulling. De kwaliteit van het bestaan bepaalt het welzijn en de levenstevredenheid van de cliënt. Emancipatie focust op het optimaliseren van de ontwikkeling van de cliënt en op het streven naar een gelijkwaardige positie van de cliënt binnen de maatschappij. In termen van het leven in een voorziening betekent dit dus onder andere effectieve inspraak van de bewoners. Gentle Teaching: van idealisme naar een gefundeerde visie

www.volgenswilly.be

Johan Engels © 2012


Ondersteuning is het aanbieden van middelen en strategieën die gericht zijn op het bevorderen van de ontwikkeling, het stimuleren van het welzijn en de belangen van de cliënt én het versterken van het functioneren van de cliënt. Empowerment zit vervat in de overige drie inhouden. Vrij vertaald als ‘het versterken van mensen’, wat kort gezegd hier op neer komt: - zich meer bewust kunnen worden van de eigen situatie - het opkomen voor zichzelf, het creëren van mondigheid, het hebben van medezeggenschap - het recht om te wonen, werken en ontspannen met anderen en hierbij zelf een keuze kunnen maken - het nastreven van gelijkwaardigheid - het zich bewegen binnen de ruime maatschappij - het bezitten van gelijke rechten - het recht op eigen bezit - enz. Het volwaardig burgerschapsmodel beschouwt mensen met beperkingen dus als volwaardige en evenwaardige burgers. Voor alle duidelijkheid: dit veronderstelt niet dat mensen met beperkingen geen nood hebben aan verscheidene soorten ondersteuning. Die ondersteuning moet echter individueel en flexibel zijn als antwoord op de reële noden van een cliënt. Daar hoort ongetwijfeld ook ondersteuning van het sociaal netwerk van de cliënt bij. Tot slot moet er ook ondersteuning zijn die gebaseerd is op het perspectief van de gebruikers. Lees: zij die gebruikmaken van de aangeboden hulpverlening, met name de cliënten zelf, hun familie en andere verwanten die een beroep doen op wat er ter beschikking is. Met andere woorden, dit is vraaggestuurd werken. Het model van volwaardig burgerschap beïnvloedt zowel het doel van de ondersteuning (streven naar volwaardige deelname binnen de maatschappij en naar het optimaliseren van de tevredenheid en het welzijn van de cliënt) als de toe te passen methodieken en de zienswijze van personen met beperkingen als gelijkwaardige/evenwaardige burgers.

Hoe werk je hier concreet aan? Op deze vraag moet ik voorlopig het antwoord schuldig blijven. Ik heb hier wel een beeld over omdat Gentle Teaching perfect aansluit bij het bovenstaande, maar ik ga mij niet wagen aan een eigen theoretische invulling ervan. Het staat echter vast dat er boeiende tijden te wachten staan voor onze bewoners en onszelf. In alle geval zullen we in al ons enthousiasme bewust moeten blijven van het feit dat het spanningsveld tussen zelfbeschikking en onze verantwoordelijkheid als begeleider duidelijk en haalbaar blijft. In eerste instantie voor onze cliënten.

Gentle Teaching: van idealisme naar een gefundeerde visie

www.volgenswilly.be

Johan Engels © 2012


4. Gentle Teaching: de oplossing voor alles? Na dit uitvoerige pleidooi voor Gentle Teaching, wil ik criticasters voor zijn door zelf een aantal knelpunten bij deze manier van werken aan te geven. Net als bij iedere visie zijn er ook een aantal keerzijden aan deze manier van werken. Neemt Gentle Teaching alle innerlijke problemen van een cliënt weg? Het antwoord is vanzelfsprekend ‘neen’. Mocht dit het geval zijn, dan was John McGee een ware Messias die mirakels uitvoerde en zou er geen enkele twijfel meer bestaan rond zijn visie. Gentle Teaching kan voor alle mensen, ongeacht hun specifieke eigenschappen, een waardevolle bijdrage leveren in de ontwikkeling van een goede levenskwaliteit. Gentle Teaching neemt echter de problemen niet weg: iemand die hallucineert kunnen we wel de zekerheid geven dat we er altijd voor hem zullen zijn, maar we kunnen de hallucinaties niet wegnemen. Daarvoor zijn andere middelen en expertise nodig. Hetzelfde geldt voor iemand met autisme. Ook die persoon heeft behoefte aan menselijk contact, maar vanuit zijn autisme zal hij altijd behoefte hebben aan bijvoorbeeld een duidelijke ondersteunende structuur. Dit gaat op voor alle kwetsbaarheden die rechtstreeks met de sociale situatie (bv. kansarmoede) of kenmerkende symptomen van een beperking te maken hebben. Downsydroom is niet te genezen, het is wat het is. Het is een eigenschap van de betreffende persoon. Maar er is geen enkele reden om dat als negatieve eigenschap van die persoon te zien. Ook hij heeft recht op een basis in het bestaan en dat is net wat een Gentle Teaching-benadering nastreeft.

Gentle Teaching is als werkvorm op zichzelf ontoereikend Bijzondere problemen vragen soms een bijzondere oplossing. Het is daarom belangrijk om bij mensen met bijzondere problemen individueel na te gaan wat naast de manier van omgaan met hen kan helpen om de basisprincipes nog meer in de verf te zetten. Werken volgens de principes van Gentle Teaching sluit de meeste andere benaderingen niet uit. Integendeel: een goede combinatie van verschillende methodieken levert doorgaans meer op. John McGee heeft nooit de intentie noch de pretentie gehad om zijn visie als de enige juiste werkvorm te verkondigen en uitsluitend aan zichzelf toe te schrijven. Iedere nieuwe evolutie in de hulpverlening inspireerde naar het scherper stellen van de basisprincipes, elke uitloper van het ideeëngoed beschouwde hij als een verrijking zolang er van de kwetsbare personen in kwestie werd uitgegaan. De visie werd aangevuld door andere mensen die, geïnspireerd door de basisprincipes, verder nadachten. Er zullen zeker nog meer aanvullingen komen.

Gentle Teaching: van idealisme naar een gefundeerde visie

www.volgenswilly.be

Johan Engels © 2012


Niet alle hulpverleners zijn in staat om in alle omstandigheden uit te gaan van deze principes Dit klopt helemaal. Een hulpverlener heeft ook zijn levensbagage en persoonlijkheid. Dat maakt hem niet per definitie onbekwaam. Gentle Teaching kan echter in verschillende gradaties worden toegepast en het hangt allemaal af van het doelpubliek. Het mag duidelijk zijn dat het werken met personen met een verstandelijke beperking niet voor iedereen weggelegd is. We zijn niet in staat om met iedereen een companionship op te bouwen. Sommige mensen vinden we nu eenmaal sympathieker dan anderen. Er zijn zelfs mensen waar we een afkeer voor voelen, ook al weten we dat ze daar zelf niets aan kunnen doen. Deze twijfels zijn zeer begrijpelijk als we nadenken over de vraag of we Gentle Teaching in onze dagelijkse praktijk als begeleider/hulpverlener kunnen integreren. Het gaat hem echter niet over een waardeoordeel van Gentle Teaching en zijn principes, noch over dat van het functioneren van een professioneel begeleider. Het gaat wel over de vraag in welke mate die begeleider eerlijk kan zijn ten opzichte van zichzelf. Een begeleider die niet volgens de principes kan werken binnen een setting van personen met een verstandelijke beperking, is daarom niet vanzelfsprekend incapabel om dezelfde principes toe te passen in een voorziening Bijzondere Jeugdzorg. Want ook daar is de behoefte aan companionship levendig aanwezig. Alles hangt af van motivatie, of je al of niet op de juiste plek tewerkgesteld bent en of je over de juiste vaardigheden voor het betreffende doelpubliek beschikt. Ter illustratie: ikzelf ondervond aan de lijve dat mijn manier van toepassen van Gentle Teaching binnen een setting van Bijzondere Jeugdzorg niet lukte. Maakt mij dat een slechte beroepskracht? Ik geloof het niet. Ook hier geldt de stelregel: de juiste man/vrouw op de juiste plaats.

Past deze visie wel bij iedereen? Kunnen we iedereen waar we mee te maken krijgen wel de liefde geven die ze nodig hebben? Kunnen we over onze eigen weerstand tegen een persoon heen stappen? Kunnen we wat we te zien krijgen aan bijzonder gedrag opzij zetten en onvoorwaardelijk de stap naar companionship zetten?Hiermee stuiten we meteen op de grondhouding binnen Gentle Teaching: de manier van werken is niet gericht op het veranderen van de andere, maar vereist doorgaans wel dat we zelf bereid zijn om te veranderen door onze weerstand ten aanzien van een persoon te overwinnen. Het onderzoeken en wegnemen van weerstand is een zeer belangrijke stap die dikwijls meer zegt over onszelf dan over de andere persoon. Niet iedereen heeft dit als natuurlijke reflex en voor sommigen is dit zelfs een inbreuk op hun eigen zelfbeeld. Toch is iedereen in staat om die stap te zetten. Het is alleen voor sommigen moeilijk om hem bewust en op vrijwillige basis te willen zetten, want het maakt iemand kwetsbaar. En die keuze moet iedereen voor zichzelf uitmaken. Wie in alle eerlijkheid de keuze maakt om het niet te doen (maar wel bij zichzelf de mogelijkheden heeft nagegaan), maakt eigenlijk zonder het zelf goed te beseffen ook een keuze die binnen de Gentle Teaching Gentle Teaching: van idealisme naar een gefundeerde visie

www.volgenswilly.be

Johan Engels Š 2012


gedachte kadert: door heel bewust na te denken over jezelf en tot een eerlijk besluit te komen, beantwoord je in feite aan de basisprincipes. Beter te kiezen om het niet te doen dan jezelf en anderen voor te houden dat je de cliënten onvoorwaardelijk benadert. Hebben we wel de juiste kennis en vaardigheden? Met de basisprincipes van Gentle Teaching alleen kom je er niet. Het ‘buikgevoel’ en afgaan op je instincten is één ding, het professioneel aanpakken een ander. Gentle Teaching berust evenzeer op een professionele achtergrond en kennis (bv. uit een opleiding). Om de principes goed toe te passen moet je in staat zijn om deze op sommige momenten af te wegen tegen gefundeerde en theoretische kaders. Een voorbeeld hiervan is kennis van de ontwikkelingspsychologie. Heel concreet: bijzonder gedrag kan te maken hebben met het verstandelijk ontwikkelingsniveau van een cliënt en het daarbij normale gedrag. Het is moeilijk om bijzonder gedrag die een volwassen persoon stelt te kaderen bij zijn ontwikkelingsniveau als je over te weinig kennis van zaken beschikt (bv. de gekende koppigheidsfase van een peuter kan zich nog steeds manifesteren bij een volwassene die op dat punt in zijn ontwikkeling is gestrand, simpelweg omdat hij niet verder ontwikkelde). Bijscholing of heropfrissing kan hierbij helpen, maar het is geen garantie dat je als persoon die kennis ook daadwerkelijk kan integreren in de praktijk.

RandvoorwaardenIn principe kan een begeleider vanuit zijn eigen keuze de principes toepassen binnen gelijk welke setting. De basis van Gentle Teaching berust op een attitude, een manier van omgaan met de cliënten. Maar wanneer een organisatie als geheel een totaal andere visie volgt, maakt het de zaak extra moeilijk. Je wordt dan misschien wel een ‘witte raaf’ genoemd en je krijgt dan wel de erkentelijkheid van de cliënten, het blijft vechten tegen de bierkaai als het erop aankomt. De beste omstandigheden om volgens de principes van Gentle Teaching te werken zijn die in een omgeving waar iedereen er hetzelfde over denkt, gaande van het beleid tot de mensen op de werkvloer. De praktijk toont aan dat dergelijke organisaties voorlopig uitzonderingen zijn. Maar er is evolutie en die wijst de goede richting uit.

Gentle Teaching: van idealisme naar een gefundeerde visie

www.volgenswilly.be

Johan Engels © 2012


Slotbedenking: Gentle Teaching vs. modellen die gedragsverandering nastreven John McGee formuleerde zijn basisprincipes op een moment dat het onderwijs, de psychiatrie en (wat op dat moment gekend stond als) de sociale sector sterk geloofde in en werkte volgens de principes van het Behaviourisme, waarin de focus ligt op de observatie van gedrag van mensen en dieren. Hoewel dit evenmin een exacte wetenschap is (alsof die er op vlak van menswetenschappen sowieso kan bestaan, mensen zijn uniek), stelt de focus op gedrag van mensen je in staat om evolutie in kaart te brengen, ook in de hulpverlening. De ideologie van John McGee (aanvankelijk was het in werkelijkheid niet veel meer dan dat) sprak dit tegen en werd bijgevolg afgedaan als ongefundeerde materie, temeer omdat het geen concreet wetenschappelijke basis had en dus niet paste in de tijdsgeest. In de loop van de afgelopen 40 jaar werden zelfs pogingen ondernomen om de visie te minimaliseren door ze naast andere pedagogische modellen te leggen. Men vergeleek de resultaten binnen een bepaalde termijn en kwam al snel tot de conclusie dat Gentle Teaching ontoereikend was als model voor hulpverlening: er waren geen of te weinig meetbare resultaten. Het duurde tot in de jaren 90 voordat McGees visie voet aan de grond kreeg. De tegenkantingen zijn zelfs tot op vandaag actueel. In sommige staten van Amerika staat Gentle Teaching letterlijk vermeld in wetteksten als zijnde een methodiek die niet mag worden toegepast in het kader van erkenning van een voorziening. Behaviourisme Aanhangers van het Behaviourisme concentreren zich op waarneembaar gedrag (respons) dat gekoppeld is aan reactie op de omgeving (stimuli). Heel concreet als toepassing op het onderwijs: gewenst gedrag van leerlingen wordt aangemoedigd en versterkt door zowel positieve (beloning) als negatieve (straf) stimulans. Behavioristen denken dat onderwijzen een kwestie is van leerlingen van de juiste prikkels te voorzien en hen zo te motiveren naar resultaten. Een uitgangspunt hierbij is dat de bekrachtiger (de stimulans) direct volgt op wat de leerling presteert. Met andere woorden: goede resultaten worden direct beloond (een glimlach, een schouderklopje), slechte resultaten bestraft (dreigen met straf, nablijven). Behaviourisme houdt zich niet bezig met wat er zich afspeelt in iemands hoofd (bv. leerprocessen), maar uitsluitend op de resultaten. Het is met andere woorden zeer productief gericht en laat geen ruimte voor hoe de leerling zich daarbij voelt.

Gentle Teaching: van idealisme naar een gefundeerde visie

www.volgenswilly.be

Johan Engels Š 2012


Vertaald naar de hulpverlenende sector Behaviourisme gaf aanleiding tot gedragstherapie in de hulpverlening. Aanhangers van gedragstherapeutische benaderingen kunnen gemakkelijker resultaten meten omdat de doelstelling doorgaans het uitschakelen van probleemgedrag is. Op de keper beschouwd een simpele formule: probleemgedrag > actie > resultaat. Het gedrag neemt af of verdwijnt. Het is gemakkelijker om dergelijke observaties als statistische gegevens in kaart te brengen. Als bijvoorbeeld kalmerende medicatie wordt toegediend, kan men perfect het resultaat meten: het gedrag verdwijnt na een bepaalde dosis. Het resultaat van een straf-beloningssysteem is zeer eenvoudig te turven: zoveel goede punten geeft een beloning, zoveel slechte punten geeft een straf (dit hoeft niet eens een daadwerkelijke actie te zijn, het ontnemen van de beloning is op zich ook al een straf). Het geeft op heel korte termijn resultaat wanneer het ‘probleemgeval’ wordt geïsoleerd (al dan niet in een hiervoor speciaal ingerichte kamer) en pas na de razernij wordt bevrijd. En dan kan je gemakkelijk noteren hoe veel keer dit nodig was. Blijkt het aantal isolatiemomenten na een periode te dalen, dan ‘zijn we goed bezig’. De resultaten van een dergelijke aanpak zijn bijna perfect wiskundig in een rapport te registreren en kunnen zelfs resultaten voorspellen voor toekomstige probleemsituaties met dezelfde cliënt. Erger nog: het is verleidelijk om dezelfde toepassing uit te voeren bij een andere cliënt met een soortgelijke problematiek. In de praktijk resulteerde deze visie in isolatiecellen of -kamers, dwangbuizen, ‘platspuiten’, elektroshocks, fixeren, de vrijheid ontnemen, enz. Het enige positieve dat uit het strikte bBehaviourisme naar boven kwam, was het feit dat men vaststelde dat positieve aanmoediging meer en sneller resultaten gaf dan negatieve. Je kunt je echter de vraag stellen waarom dat zo was. Het weerwoord vanuit Gentle Teaching Na het lezen van deze tekst, denk ik dat er geen twijfel mogelijk is dat Behaviourisme niet verder van Gentle Teaching verwijderd kan staan. Het zijn als het ware tegenpolen. Het wegnemen van probleemgedrag is binnen Gentle Teaching nooit een doelstelling op zich. Het zoeken naar de oorzaak en die samen met de persoon in kwestie proberen oplossen is dat wel. Maar dat proces kan jaren duren. In Gentle Teaching gaat het niet over de oplossing, maar wel over de manier waarop die wordt gezocht, de kleine successen onderweg, de band die hierdoor wordt gesmeed, de kansen die worden gegeven en de hoop dat de persoon in kwestie zelf op een zekere dag veiligheid en rust vindt om zijn gedrag op eigen tempo bij te sturen. Er zijn met andere woorden nooit garanties en soms is het gewoon wachten op de biologische klok van een persoon die door zijn leeftijd vanzelf bijvoorbeeld rustiger wordt. Het weerwoord vanuit Gentle Teaching in de vergelijking met gedragsmatig werken is eigenlijk heel eenvoudig: door mensen te benaderen vanuit hun gedrag wordt een sfeer van angst en conditionering gecreëerd. Gentle Teaching: van idealisme naar een gefundeerde visie

www.volgenswilly.be

Johan Engels © 2012


Verdwijnt het gedrag omdat die persoon dat zelf nodig acht of is het omdat hij bang is voor de gevolgen? Is het hem om die beloning te doen of omdat hij overtuigd is van het ‘juiste’ dat hem wordt opgelegd? Krijgen we als begeleiders dan geen draaiend rad voor de ogen in de illusie dat we daadwerkelijk iets veranderen? En er kan zelfs verder worden gegaan: ook begeleiders zelf functioneren in angst voor wat er kan komen. Want hoe goed de afspraken rond bijvoorbeeld isoleren ook mogen zijn, het blijft altijd een inschatting van de begeleider op het moment zelf en iemand fysisch overmeesteren is nooit een blijde gebeurtenis. Tenzij iemand hier op de één of andere manier een kick uit haalt, wat jammer genoeg ook nog altijd bestaat. De machtspositie is voor sommige mensen té verleidelijk. Waar staan we dan met die zogezegde resultaten? En is het probleem dan werkelijk opgelost? Kun je een karaktergestoord kind in werkelijkheid iets bijbrengen door het te conditioneren met een strafsysteem? En wat komt er dan van als het strafsysteem wegvalt doordat het op 18-jarige leeftijd de wijde wereld intrekt? Zoekt het een ander strafsysteem op? Is het een vogel voor de kat? Heeft de hulpverlening dan überhaupt iets opgeleverd en kunnen de begeleiders uit zijn jeugd elkaar schouderklopjes geven voor het goede werk dat zij hebben verricht? Gentle Teaching geeft hierop ook geen sluitende antwoorden, maar het kind in kwestie neemt wel een totaal andere rugzak aan ervaringen mee en de mogelijkheid dat het naar andere perspectieven dan de ingebouwde nood aan sancties opzoekt, is veel groter. Zo’n kind heeft met een Gentle Teaching-aanpak kansen gekregen, warmte gevoeld en positieve ervaringen rond zijn zelfbeeld opgedaan. Wat er uiteindelijk van komt, is niet te voorspellen, maar de begeleiders uit zijn jeugd kunnen elkaar terecht schouderklopjes geven voor het goede werk dat ze hebben verricht.

Gentle Teaching: van idealisme naar een gefundeerde visie

www.volgenswilly.be

Johan Engels © 2012


Eindnoot. Het kan aan mij liggen, maar na 25 jaar werken volgens de principes van Gentle Teaching klinken de nieuwe trends en toekomstperspectieven voor de hulpverlening, een aantal nuances buiten beschouwing genomen, zeer bekend in de oren. Misschien was Van Gennep meer dan John McGee in staat om het allemaal ‘wetenschappelijker’ te verwoorden waardoor het nu ernstiger wordt genomen. Misschien waren de voorbije evoluties in de hulpverlening wel nodig om uiteindelijk toch terug te keren naar de kern van de zaak: de menselijke basisbehoeftes. Misschien is het leed dat zovelen werd aangedaan dan toch niet voor niets geweest. Alle Gentle Teachers, waar ik mezelf bij reken, zijn er klaar voor!

Johan Engels © 2012

Gentle Teaching: van idealisme naar een gefundeerde visie

www.volgenswilly.be

Johan Engels © 2012


Bronnen:

Gentle Teaching: A Non-Aversive Approach to Helping Persons with Mental Retardation © 1987 - John McGee Being with Others: Toward A Psychology of Interdependence’ © 1990 -John McGee Feeling at home is where the heart must be © 2002 - John McGee hier gratis te downloaden Mending broken hearts © 2009 - John McGee hier gratis te downloaden De website van Gentle Teaching International (gentleteaching.sharevision.ca) Visietekst rond de werking van vzw DenDries, te vinden op www.dendries.be Brochuretekst van de Nederlandse Gentle Teaching vereniging (www.gentleteaching.nl) © 2012 - Pouwel van de Siepkamp Ervaringsordening: mogelijkheden voor mensen met een verstandelijke handicap © 2005 - Dorothea Timmers-Huigens Waardig leven met beperkingen: over veranderingen in de hulpverlening aan mensen met beperkingen in hun verstandelijke mogelijkheden © 2007 - Van Gennep hier gratis gedeeltelijk te downloaden Het Emancipatorisch Methodisch Kader (EMK) © 2010 - Karel De Corte Perspectief 2020: nieuw ondersteuningsbeleid voor personen met een handicap © 2010 - Kabinet van Vlaams minister van Welzijn en Volksgezondheid en Gezin, Jo Vandeurzen. hier te downloaden Website van het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) www.vaph.be

Gentle Teaching: van idealisme naar een gefundeerde visie

www.volgenswilly.be

Johan Engels © 2012


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.