
2 minute read
Onze reislust
AAN DE POLITICI IN DEN HAAG Guido Robbens
Onze reislust
Advertisement
In tegenstelling tot eten en slapen is op reis gaan geen primaire behoefte; dat merk je aan de dieren, die alleen maar reizen uit pure noodzaak. Onze reislust - krachtig aangewakkerd door de toeristenindustrie - komt tegemoet aan onze behoefte aan zintuiglijke ervaringen: we willen andere culturen opsnuiven, andere mensen en hun eetgewoonten leren kennen, we willen genotservaringen opdoen aan een zonnig strand. Dat is spannender dan wanneer je voorbestemd bent om dag in dag uit in je geboortedorp met je dorpsgenoten je dagelijkse potje te ganzenborden. We denken met het reizen onze geestelijke horizon te verbreden, maar we ontsnappen vaak niet aan clichéoordelen of vooroordelen; op basis van persoonlijke ervaringen generaliseren we: “Wat zijn die kelners daar onvriendelijk!” of: “Wat hebben die mensen daar in Verweggistan toch lelijke gezichten!”.
Op reis gaan was in vorige eeuwen geen sinecure en enkel voorbehouden aan ontdekkingsreizigers, avonturiers en individuele happy few. Zo kon een rijke diplomaat als Johann Wolfgang von Goethe zich zijn Italienische Reise (1786-1788) permitteren, die zijn creativiteit een nieuwe richting instuurde. Tot in het begin van de 20e eeuw ging de grote meerderheid van de Europese bevolking niet op reis, tenzij om te emigreren. Om aan de zintuiglijke behoeftes te voldoen, importeerde dierenhandelaar Hagenbeck eind 19e eeuw Eskimo’s en exotische Afrikaanse stammen die op markten voor kijklustigen kunstjes moesten doen. In Hagenbecks dierentuin werden exotische mensen en dieren door elkaar tentoongesteld.
In 1896 werd in het Praterpark in Wenen een zogenoemde etnografische tentoonstelling geopend rond het Ghanese Ashanti-volk, met ongeveer 60 stamleden. De dichter Peter Altenberg had pedofiele belangstelling voor de heel jonge Ashanti-meisjes die hij in krantenartikeltjes verafgoodde. In vorige eeuwen ontdekten Europese zeevaarders of ontdekkingsreizigers nieuwe gebieden. Maar sommige inlanders waren niet gediend van dat witte bezoek. Dat ervoer ook zeevaarder James Cook die op Hawaï door boze eilandbewoners werd vermoord.
De tentoongestelde Afrikaan beantwoordde ook niet altijd aan het beeld van ‘de edele wilde’, getuige een artikel in De Morgenpost van 1 mei 1897:
Menscheneters te Kopenhagen In de Deensche hoofdstad is tegenwoordig een troep kannibalen uit Afrika. Toen nu voor een paar dagen de secretaris van den circus, waarin de menscheneters te zien zijn, de gewone inspectie ging houden - ditmaal alleen- […] kwam hij niet terug en den volgenden morgen vond de opzichter van hem niet meer dan een hoop beenderen en wat bloed. Sommige beenderen waren uitgezogen […]. De kannibalen zijn gevangengenomen, wat ze zich geduldig lieten welgevallen.
Of de kannibalen een goede advocaat hebben gekregen, die hen kon vrijspreken op basis van argeloosheid, heb ik niet kunnen naspeuren.