
9 minute read
“Wie kwaliteit biedt, zal niet vergaan”
Constructiewerkhuizen Deman in Sint-Eloois-Winkel (32 medewerkers, 10 miljoen euro omzet) heeft dit jaar 70 jaar op de teller staan. Het bedrijf richtte zich aanvankelijk unilateraal op de fabricage van vlasmachines, maar met de neergang van het vlas werd voor een andere weg gekozen. Rolbruggen en portaalkranen zorgen al decennia voor de corebusiness. De referenties die CEO Kurt Deman, vertegenwoordiger van de derde generatie, kan voorleggen, liegen er niet om: in dit huis gaat een schat aan vakkennis schuil.

Bij zo’n rijke geschiedenis horen altijd mijlpalen. Welke zijn de belangrijkste hoofdstukken in jullie grote geschiedenisboek?
“Het is allemaal begonnen met grootvader Maurice, van wie het portret hier nog altijd in de inkomhal hangt. Hij begon in 1945, toen vlas nog helemaal ‘in’ was, dus fabriceerde hij vlasmachines. De eerste prototypes werden gebouwd samen met lokale timmerman Maurice Vandenbussche, zonder dat er zelfs sprake was van een juridisch bedrijf. Het succes was groot, maar naarmate goede en minder goede jaren elkaar in steeds sneller tempo afwisselden, deed zich de behoefte voor om het geweer van schouder te veranderen. Officieel werd het startschot gegeven in 1953, in de vorm van een juridische vennootschap die toen het licht zag. De corebusiness werd verlegd naar telescopische bouwkranen, maar ook dat bleef maar zijn tijd meegaan. In de jaren 60 is Deman begonnen met de fabricage van rolbruggen en portaalkranen. In de jaren 80 hebben we ook kortstondig betoncentrales op de markt gebracht, maar de concurrentie was daar vlijmscherp en wij waren te klein. Finaal kwam de focus helemaal te liggen op wat we sinds 1969 doen: rolbruggen bouwen en installeren, alsook portaalkranen. Onze tellingen leren ons dat we er inmiddels meer dan 4.200 op de markt hebben gebracht.”
Hoe en waar maken jullie het verschil?
“Om te beginnen ligt onze grote meerwaarde in onze lokale aanwezigheid en in het feit dat we een stevig team van ingenieurs in huis hebben. Die spreken letterlijk de taal van de klant. Tweede succesfactor: we zijn nooit te beroerd geweest om voor bepaalde zaken samen te werken met derde partijen, zoals met het Duitse SWF Krantechnik, dat componenten integraal aanlevert. Anderen trokken hun neus op voor partnerships, maar ik ben ervan overtuigd dat we nooit alles zelf moet willen uit- vinden. Ten derde: we zijn van alle markten thuis. Engineering, produceren, monteren en de daarbij horende dienstverlening: het gebeurt allemaal in eigen beheer. Omdat die 4 pijlers (engineering, productie, installatie en service) op één plaats samenvallen en perfect op elkaar afgestemd zijn, ontzorgen wij de klant maximaal.”
We gaan even terug naar de bankencrisis van 2008. Die heeft er kennelijk zwaar ingehakt bij jullie. Wat was het concrete probleem en wat heeft u eruit geleerd?
“Dat klopt: we hebben toen even zwarte sneeuw gezien. De les die we toen geleerd hebben is dat we bepaalde activiteiten beter consequent konden afstoten en doorschuiven naar derde toeleveranciers.
In de andere richting hebben we onszelf ook meer en meer geprofileerd als een partner met een integrale aanpak, en ook dat heeft zijn effect niet gemist. Zo zijn er partnerships ontstaan die de tijd overleefd hebben. In de loop der jaren heb ik waar het moest het bedrijf ook ‘leaner’ gemaakt. Een ondernemer moet doen wat hij moet doen in het belang van het bedrijf. Ooit telden we meer bedienden dan arbeiders. Dat was niet gezond. Ik trek die drang naar kostenbewust bezig zijn ook door naar de investeringspolitiek. Ik hoor mijn vader nog altijd zeggen: ‘je moet 40% van je winst herinvesteren’. Ik veroordeel dat niet, maar heb me ook op dat vlak aangepast aan wat de markt dicteert. We investeren in functie van de behoeftes. Een concreet voorbeeld: gezien de vraag naar ecologische toepassingen groter en groter wordt, zetten we ook ons geld in op CO2-neutraal beleid. Of nog: we breiden niet uit om uit te breiden, maar wel om de logistieke stromen efficiënter te laten verlopen.”
Waar bent u als ondernemer h et meest fier op?
(denkt lang na) “Ik denk dat het een zeer goede beslissing is geweest om een managementteam rond mij te verzamelen van 3 jonge dertigers. Wekelijks zitten we samen voor beraad. Dat gebeurt nu al 4 jaar in het volste wederzijdse vertrouwen. Ik voel me er goed bij en mijn managers zeggen dat ze hetzelfde voelen. De toegevoegde waarde van dat concept is bijzonder groot. Alles wat hr-beleid is, is bijvoorbeeld niet meer mijn winkel. Die ‘decentralisatie’ geeft me als CEO veel meer rust. Het stelt me ook in staat om me volop te concentreren op wat ik het best kan: productontwikkeling en de langetermijnstrategie. Verder ben ik ook wel best fier op het feit dat we nu aan de vooravond staan van een grote nieuwe sprong voorwaarts, waarbij we de bedrijfsoppervlakte aanzienlijk zullen uitbreiden om de logistieke doorstroming en de efficiëntie danig te verbeteren. Dat gebeurt in overleg met de hele buurt.”
In één van zijn recente columns over de context van het ondernemen stelt Bert Mons, gedelegeerd bestuurder van Voka West-Vlaanderen, dat de focus moet liggen op competitieve energie- en loonkosten, een stabiel en voorspelbaar fiscaal beleid en een rechtszeker vergunningskader. Wat denkt u dan? “Ik doe niet aan politiek. Wat de lonen betreft, is er een regel die stelt dat je als ondernemer moet gaan daar waar het het best uitkomt. Alleen gaat dat in ons geval niet helemaal op, want in ons vak moet je zo dicht mogelijk bij de klant zitten en bij voorkeur de taal van de klant spreken. Dat is meteen ook de reden waarom buitenlandse multinationals slechts een beperkt marktaandeel kunnen innemen en het dan nog moeilijk kunnen behouden. Hun transportkosten verzwaren de factuur danig. Wat de energiekosten betreft, wil ik toch het plaatje wat temperen. Ook onze elektriciteitsrekening is omhoog gegaan (van 26.000 naar 42.000 euro), maar overdreven veel is dat toch ook weer niet voor een bedrijf met ruim 10 miljoen euro omzet. Vanuit het verleden hebben we hier ook een stookolietank staan met een capaciteit van 50.000 liter. Daar verbruiken we op jaarbasis slechts een klein deel van. Finaal halen we ook veel voordelen uit de zonnepanelen die op het dak van de fabriek liggen.”
Blijft dan nog: we zijn wereldkampioen inzake belastingen.
“Het probleem is misschien minder de fiscaliteit an sich, maar eerder het feit dat je daar als bedrijf en als burger zo weinig voor in return krijgt. Ik was recent nog op bezoek bij een bedrijf in Zwitserland. De lonen liggen daar nog hoger dan bij ons. Maar de aanslagvoet bedraagt dan weer slechts 22%, de helft minder dan bij ons. En toch draait die maatschappij wonderwel. De wegen, om maar één voorbeeld te geven, liggen er prima en schoon bij. Helemaal anders dan bij ons. Daar stelt een mens zich vragen bij, toch?”
Van welk beleid ligt u het meest wakker? Het Europese, het federale of het Vlaamse?
“Onze sector is vooral onderhevig aan EU-richtlijnen die samen met de sector in een vorm worden gegoten. Eerlijk: die voorschriften zijn duidelijk en ook logisch. Maar hét grote probleem is dat de federale en de Vlaamse overheden ze amper controleren, met alle mogelijke concurrentiële scheeftrekkingen als gevolg op onze markt. Het antwoord dat je steevast krijgt van de overheid, in casu de FOD Economie, is dit: ‘we zijn onderbemand’. Schrijnend.”
Employer branding is een relatief nieuw gegeven in jullie aanpak. Wat levert dat concreet op aan voordelen?
“Employer branding heeft ons geen windeieren gelegd. Vraag het aan alle medewerkers hier aan boord en ze zullen u zeggen dat de werksfeer hier prima is. We doen er ook alles aan om dat zo te houden. Collegialiteit is hier geen loos begrip. Dat kan ook in kleine zaken zitten: van tijd tot tijd voor de interne én externe medewerkers eens een vrijdagbar organiseren bijvoorbeeld. Mijn vader was destijds niet zo gewonnen voor een dichte band met het personeel. ‘Dat zal op een dag in je gezicht ontploffen’, luidde de boodschap. Vandaag weet ik het zeker: de banden aanhalen en goed communiceren, zijn niet te onderschatten pluspunten.”
Bedrijven zorgen meer en meer voor eigen scholingen en opleidingen. Jullie zijn wat dat betreft geen uitzondering met het in huis opgerichte ‘Triskel Competence Center’. Staan we hier voor een trend omdat het onderwijs zijn taak niet naar behoren invult?
“Ik denk dat dat helemaal klopt. Het probleem is dat de schoolverlaters niet meteen inzetbaar zijn. Hoe anders is dat in andere landen, waar elke schoolopleiding gepaard gaat met uitgebreide bedrijfsstages. Duaal leren? Het klinkt bij ons mooi op papier,
Voor Kurt Deman is de continuïteit van het bedrijf een belangrijk streefdoel. “Het organiseren van een managementcomité kadert daar perfect in. Kijk, ik heb 2 dochters, maar ik acht familiale opvolging niet wenselijk. Dat is geen probleem, maar dat mag mij toch niet beletten om Deman voor te bereiden op de toekomst. In deze thematiek is mijn positie in het bedrijf minder belangrijk dan het belang van de continuïteit ervan. Daar kan toch geen twijfel over bestaan.” maar in de praktijk stelt het nog altijd niet veel voor. Daarom hebben wij het heft in handen genomen. Het unieke is dat we dat gedaan hebben samen met een vijftal opleidingscentra, maar ook na ruggenspraak met conculega’s. In zulke zaken mag je niet alleen voor eigen rekening rijden, maar moet je het grotere geheel en het hogere belang zien van een hele sector. Het was de enige juiste weg. Bij de uitbouw van dit opleidings- en democentrum wilden we de klant en prospect vertrouwd maken met de nieuwste technologie, wat voor ons even belangrijk was als het opleidingsgedeelte. Sowieso hebben we ook principieel gekozen voor het allerbeste materiaal en de nieuwste technologie.”

Een slotvraagje: wat doet u als het nog te bepalen tracé van Ventilus hier aan de voordeur voorbijkomt?
“Een retorische vraag, want het traject stopt net ten noorden van ons bedrijf. Maar stel: ons terrein paalt voor ongeveer 180 meter aan de E403, en dus zou een bovengrondse leiding meer dan waarschijnlijk onteigeningen met zich meebrengen. Ook zou het ruimtelijk plan aangepast moeten worden. De masten en kabels zouden onze uitbreidingsplannen grondig verstoren, dat is een feit. En dus zou ik aandringen op een ondergronds traject. Iets wat mij wel haalbaar lijkt, temeer de vele woonhuizen op hetzelfde traject.”
(Karel Cambien - Foto’s Stefaan Achtergael)

CBS Beton zet alle zeilen bij om klimaatimpact te verlagen
CBS Beton is een typevoorbeeld van een onderneming die meegroeit met de markt. Een kwarteeuw na de oprichting is de fabrikant van betonnen keerwanden uitgegroeid tot een sterke internationale speler die zowel serieproductie als complex maatwerk behartigt. “Er zit nog heel veel potentieel in betoninnovatie, alleen moet het regulerende kader dat ook toelaten”, zegt operationeel directeur Simon Houtekier, die nu al reikhalzend uitkijkt naar de ingebruikname van het moderne nieuwe kantoorgebouw tegen Pasen 2024.
Bij de oprichting van CBS Beton in 1998 legde het in Wielsbeke gevestigde bedrijf zich hoofdzakelijk toe op de productie van betonnen panelen en keerwanden voor de landbouw, vooral voor de opslag van maïs, gras en gewassen. “Eigenlijk doen we dat nu nog altijd, al zijn we intussen toe aan de derde of vierde generatie van dergelijke items”, verduidelijkt Simon Houtekier. “Door het seizoensgebonden karakter van orders voor de landbouw en door de hoge nood in de markt, zetten we ook al 15 jaar in op oplossingen voor infrastructuurprojecten. Onze producten zijn gegeerd voor het opvangen van hoogteverschillen, in de wegenbouw, perimeterbewaking en de aanleg van zwembaden, tuinen en vijvers.”
Eigen engineeringafdeling
De portfolio van de onderneming bestaat uit een gezonde mix van serie- en maatwerk. “Dergelijke bestellingen mogen best wel complex zijn, daarvoor beschikken we over een eigen engineeringafdeling”, gaat Simon verder. “Onze realisaties vinden hun weg naar Belgische klanten, maar ook in alle buurlanden hebben we meer dan één voet aan de grond. Meestal begint dat met een bestelling van een Belgische aannemer voor een buitenlands project. Eenmaal het volume groot genoeg is, installeren we er een eigen verkoopkantoor.
Ons commercieel team bestaat inmiddels uit 15 externe sales en 6 medewerkers op de binnendienst. In 2013 hebben we in Emmen, gelegen in Noord-Nederland op de grens met Duitsland, een tweede productie-unit opgestart. Dat was cruciaal om de transportkosten te laten zakken en om onze capaciteit uit te breiden. Sindsdien zijn we ook veel intenser bezig met levenscyclusanalyse en CO2-uitstoot.”
Dat laatste is uitgegroeid tot een prioriteit. “Standaardbeton bestaat hoofdzakelijk uit cement en staal. Beide ‘ingrediënten’ hebben een grote CO2-impact: 7% van de totale CO2-uitstoot in ons land is afkomstig van de cementindustrie. We verlagen dat door enerzijds CO2-loze bindmiddelen te gebruiken en anderzijds door te investeren in hernieuwbare energie. Zo hebben we 5 jaar geleden op de daken van ons betonbedrijf heel wat zonnepanelen gelegd, waarmee we 60% van onze eigen energievraag invullen. Ook voor CCS Steel is milieuvriendelijkheid essentieel. CCS Steel is de eigen staalafdeling die optimale wapeningsnetten produceert, zodat we de nood aan wapening kunnen reduceren en tegelijk minder afval produceren. Ook dat dak is volgestouwd met zonnepanelen. We kunnen zo 40% van de netto-behoefte aan energie afdekken voor deze dag en nacht draaiende productie-eenheid.”
Daarmee stopt het niet. “We maken zoveel mogelijk gebruik van transport via de binnenvaart. De Leie groeide uit tot een belangrijke logistieke ader, jaarlijks goed voor 50.000 ton aan materialen. Het gros daarvan komt van invoer van grondstoffen, al
Nieuwbouw als showroom
Op de site in Wielsbeke vind je tegenwoordig een ratjetoe van aannemers die allemaal bezig zijn met de bouw van het gloednieuwe CBS-kantoor annex ondergrondse parkeerplaats. “Dat doen we in eerste instantie voor onze mensen, zodat ze in een zeer aangename omgeving kunnen werken. Het gebouw wordt een combinatie van slimme technieken (zoals geothermie en betonkernactivering) met architectonisch beton en warme materialen. Zo willen we onze klanten tonen wat je allemaal met beton kan doen. Tegelijk willen we op die manier onze uitstraling vergroten, om iets vlotter allerlei profielen te kunnen aantrekken. In deze streek zonder werkloosheid is dat echt een immense uitdaging geworden”, zegt Simon Houtekier.
kunnen we deze waterweg ook regelmatig gebruiken voor levering van bestellingen. Doorgaans is dat voor projecten met een aanzienlijke schaalgrootte, want anders is de kosten-batenanalyse negatief. Je mag niet vergeten dat binnenvaart van kade naar kade gaat, en dat er dan sowieso nog wegtransport noodzakelijk is om het tot bij de klant te brengen. Automatisch gaat dat gepaard met een hogere prijs.”
(BVC - Foto Kurt)







