5 minute read

BELEIDSIMPLICATIES HEFBOMEN VOOR EEN KRACHTDADIG BELEID

drie gewesten • beleidsimplicaties

Elk van de gewesten heeft er belang bij dat de andere gewesten economisch sterk presteren. Zoals eerder aangehaald zijn de gewesten elkaars belangrijkste afzetmarkt. Dat impliceert dat er duidelijke spillovers zijn van de economische prestaties in één van de gewesten naar de andere gewesten. Daarnaast zijn er implicaties voor de interregionale solidariteit.

6. Beleidsimplicaties: hefbomen voor een krachtdadig beleid

De enige manier om de financiële stromen tussen de regio’s te verkleinen binnen het huidige kader zijn sterkere economische prestaties van de achterblijvende gewesten. Concreet betekent dat dat de Vlaamse economie er alle belang bij heeft dat de Waalse economie sterker zou presteren. Het spreekt voor zich dat ook Wallonië zelf daar belang bij heeft. Hetzelfde geldt voor Brussel, hoewel daar specifieke elementen meespelen. In het hele debat over onze staatsstructuur zou een

cruciale vraag dan ook moeten zijn: ‘welke staatsstructuur kan de economische prestaties van de regio’s het best ondersteunen?’.

Het antwoord op die vraag is ongetwijfeld niet zwart-wit, maar een aantal vaststellingen zijn wel mogelijk. Van de huidige staatsstructuur is tot nog toe niet gebleken dat die een economische inhaalbeweging van de achterblijvende gewesten ondersteunt. De groeiverschillen tussen Vlaanderen en Wallonië en Brussel zijn de jongste decennia wel kleiner geworden (zij het op een basis van algemeen lagere economische groei), maar van een echte ommekeer in de trend is nog altijd geen sprake. En het ziet er ook niet meteen naar uit dat die er op korte termijn zal komen. Integendeel, het welvaartsverschil blijft meer dan waarschijnlijk ook de komende jaren verder toenemen, wat allicht ook de politieke polarisatie verder zal aanvuren. Een aanpassing van het model dringt zich dan ook op.

De kleinere regionale groeiverschillen vallen min of meer samen met de periode waarin meer en meer bevoegdheden overgeheveld werden naar de gewesten. Een oorzakelijk verband valt daarin moeilijk aan te tonen. Het einde van de afbouwfase van de Waalse zware industrie en het terugschakelen van zowat de hele westerse wereld naar een lager groeipad waren daarbij allicht belangrijkere factoren. Niettemin moet het debat vooral gaan over meer bevoegdheden voor ofwel het federale ofwel het regionale niveau.

De uniforme loonvorming en uitkeringsstelsels op nationaal niveau vormen een belangrijke hindernis voor de gewesten om in te spelen op de specifieke omstandigheden op hun arbeidsmarkt. In die zin is het moeilijk hard te maken dat een herfederalisering van bevoegdheden een antwoord zou bieden voor de persistente economische verschillen tussen de gewesten.

“De enige manier om de financiële stromen tussen de regio’s te verkleinen zijn sterkere economische prestaties van de achterblijvende gewesten.”

drie gewesten • beleidsimplicaties

“In theorie moet het mogelijk zijn om een federaal beleidskader uit te werken dat voldoende flexibiliteit toelaat op regionaal niveau, maar dat blijkt vooralsnog moeilijk in de praktijk.”

Bovendien zou zo’n herfederalisering de beleidsvoering met uiteenlopende regionale voorkeuren alleen nog maar extra bemoeilijken. In theorie moet het mogelijk zijn om een federaal beleidskader uit te werken dat voldoende flexibiliteit toelaat op regionaal niveau, maar dat blijkt vooralsnog moeilijk in de praktijk. Onder meer het asymmetrische arbeidsmarktbeleid lijkt maar moeilijk van de grond te komen.

De beste manier om de regio’s hun beleid te laten afstemmen op hun specifieke omstandigheden en op hun politieke voorkeuren is om hen de hefbomen van dat beleid zo veel mogelijk zelf in handen te geven. Dat geldt bij uitstek voor het arbeidsmarktbeleid. Met meer decentrale loonvorming en regionale bevoegdheid over de toegang tot en modaliteiten van de verschillende uitkeringen wordt een beleid mogelijk dat meer beantwoordt aan de lokale situatie. Op die manier kan elk van de gewesten echt gaan inzetten op de eigen specifieke probleempunten. Daaraan moet dan ook onvermijdelijk een zekere financiële responsabilisering van de gewesten gekoppeld worden.

Dat betekent niet dat er geen ruimte is voor interregionale solidariteit, maar wel dat de regio’s de vruchten van hun eigen inspanningen kunnen plukken. Hoe dat concreet geregeld kan worden, is ongetwijfeld niet evident. Maar als één van de regio’s grotere inspanningen doet om meer mensen aan het werk te krijgen of om via extra preventie-inspanningen het aantal langdurig zieken terug te dringen, dan moet dat ook financiële implicaties hebben voor het regionale budget. Zoniet wordt een free-rider-probleem gecreëerd tussen de gewesten. Meer beleidshefbomen in regionale handen met bijhorende financiële responsabilisering is allicht de beste manier om tot een krachtdadig beleid te komen dat de economische prestaties in elk van de gewesten versterkt.

Bibliografie

Bassilière, D., F. Bossier, F. Caruso, D. Hoorelbeke en O. Lohest (2008), Vijfentwintig jaar regionale ontwikkelingen, FPB Planning paper, n° 104, April 2008

Buyst, E. (2009), Reversal of fortune in a small, open economy: regional GDP in Belgium, 1896-2000, Vives discussion paper 8 Cornille, D., D. Kumps, P. Stinglhamber en S. Van Parys (2021), ‘Interregional transfers via the federal government and social security’, NBB Economic Review, September 2021

Decoster, A. en W. Sas (2017), Interregionale financiële stromen in België van 2000 tot 2020

Dhyne, E. en C; Duprez (2016), ‘Drie gewesten, drie economieën?’, NBB Economisch Tijdschrift, December 2016

Duprez, C. en M. Nautet (2019), ‘Economic flows between regions in Belgium’, NBB Economic Review, December 2019

Mouton, A. (2021), ‘De transferstudies: van quasi-taboe naar het hart van het economisch debat’, in J. Hannes, Vlaanderen betaalt, 2021

Paquot, D. (2021), ‘Verloop van de intergewestelijke transfers tussen Vlaanderen en Wallonië’, in J. Hannes, Vlaanderen betaalt, 2021

Brussel, een speciaal geval

Doorheen deze paper vergelijken we de economische situatie in de drie gewesten. Tussen Vlaanderen en Wallonië kan die vergelijking. Brussel is evenwel een speciaal geval, onder meer door haar hoofdstedelijke rol. Dat blijkt al uit de samenstelling van de economie, waarbij de financiële en de publieke sector samen al voor bijna de helft van de economische activiteit zorgen. Zo berekenden onderzoekers van de VUB recent dat ongeveer een kwart van de economische activiteit in Brussel direct of indirect gelinkt is aan de aanwezigheid van Europese en internationale instellingen. In die zin is Brussel dus wel degelijk een andere economie dan de Vlaamse of de Waalse.

De Brusselse economie draait op belangrijke inkomende pendel uit Vlaanderen en Wallonië. Minder dan de helft van de werkenden in Brussel woont ook in Brussel. In die zin is ook de verwevenheid van de Brusselse economie met die van Vlaanderen en Wallonië veel groter dan die tussen deze laatsten. Dat resulteert in een hoog niveau van economische activiteit, waar evenwel niet de hele bevolking in deelt. Brussel wordt dan ook geconfronteerd met typisch hoofdstedelijke uitdagingen zoals een grotere divergentie binnen de werkende bevolking (tussen hoog- en kortgeschoolden) die resulteert in een grotere inkomensongelijkheid dan in de andere gewesten, een hogere werkloosheid, een hogere inactiviteit en hogere armoedecijfers.

De vergelijking tussen Vlaanderen en Wallonië aan de ene kant en Brussel aan de andere kant gaat dan ook niet echt op. Brussel kan uiteraard beter vergeleken worden met andere hoofdstedelijke regio’s. Maar de speciale situatie van Brussel maakt een aangepast beleid, zeker op het vlak van arbeidsmarkt, gericht op de eigen noden, nog belangrijker.

“De speciale situatie van Brussel maakt een aangepast beleid, zeker op het vlak van arbeidsmarkt, gericht op de eigen noden, nog belangrijker.”

This article is from: